Regeling van werkzaamheden

De voorzitter:

Ik stel voor, aanstaande donderdag, 25 april, te stemmen over het wetsvoorstel Wijziging van de Wegenverkeerswet 1994 en van een aantal andere wetten (24496). Ik bepaal nog nader of stemming na de lunchpauze of aan het eind van de vergadering zal plaatsvinden.

Daartoe wordt besloten.

De voorzitter:

Op verzoek van de fractie van de VVD benoem ik in de Tijdelijke commissie onderzoek Stichting WBL het lid Remkes tot lid in de plaats van het lid Hofstra.

Het woord is aan de heer Duivesteijn.

De heer Duivesteijn (PvdA):

Voorzitter! De fractie van de PvdA wil graag aanstaande donderdag stemmen over de verschillende moties die bij het nota-overleg over de individuele huursubsidie zijn ingediend. Wij sluiten niet uit dat verschillende moties vervangen worden door één nieuwe motie. Mijn vraag is of de Kamer ons daartoe in de gelegenheid wil stellen.

De voorzitter:

Leidt dit verzoek tot een full-dress-debat?

De heer Duivesteijn (PvdA):

Wat ons betreft, zijn vijf minuten voldoende.

De voorzitter:

Laten wij de proef op de som nemen en conform het voorstel van de heer Duivesteijn besluiten.

Daartoe wordt besloten.

De voorzitter:

Het woord is aan mevrouw Van Nieuwenhoven.

Mevrouw Van Nieuwenhoven (PvdA):

Mevrouw Sipkes heeft schriftelijke vragen gesteld over de kwestie Bouterse/Suriname en de eventuele betrokkenheid van de toenmalige minister van Defensie bij de gebeurtenissen in 1981. Ik ben van mening dat deze vragen snel beantwoord moeten worden en vraag dan ook of dit deze week nog mogelijk is.

Voorzitter! Tevens verzoek ik of u kunt regelen dat de Kamer wordt geïnformeerd over de vraag of de commissie voor de Inlichtingen- en veiligheidsdiensten van de Tweede Kamer op de hoogte was van de betrokkenheid van de minister van Defensie. Mocht het antwoord niet via die commissie kunnen worden gegeven, dan kan wellicht de huidige minister van Buitenlandse Zaken ons informeren over de vraag of hij indertijd die commissie heeft ingelicht.

Mevrouw Sipkes (GroenLinks):

Voorzitter! Ik dank collega Van Nieuwenhoven hartelijk voor deze steun in de vorm van een verzoek om een snelle beantwoording. Ik verwacht de antwoorden van de regering vandaag, uiterlijk morgen te ontvangen. Ik sluit niet uit dat ik zal verzoeken deze antwoorden toch nog op de plenaire agenda te plaatsen.

De heer Weisglas (VVD):

Voorzitter! Ik heb vijf minuten geleden een serie aanvullende vragen over hetzelfde onderwerp aan de ministers van Defensie en van Buitenlandse Zaken gesteld. Uiteraard kon collega Van Nieuwenhoven dat niet weten, maar ik ken haar zo goed dat ik durf te zeggen dat haar verzoek met terugwerkende kracht ook mijn aanvullende vragen betreft.

De heer De Hoop Scheffer (CDA):

Voorzitter! Mijn fractie steunt het verzoek van collega Van Nieuwenhoven.

De voorzitter:

Ik stel voor, het stenogram van dit deel van de vergadering door te geleiden naar de ministers van Defensie en van Buitenlandse Zaken. Het zal tevens aan de voorzitter van de commissie voor de Inlichtingen- en veiligheidsdiensten worden gezonden, zodat deze kennis kan nemen van het verzoek van mevrouw Van Nieuwenhoven, inclusief de haast ervan.

Daartoe wordt besloten.

De voorzitter:

Het woord is aan de heer Van Zijl.

De heer Van Zijl (PvdA):

Voorzitter! U weet dat ik terughoudend ben als het gaat om de agenda, maar vanavond staat de behandeling van het Fonds voor sociale ontwikkeling geagendeerd. Het is de bedoeling van de woordvoerders over de Raad van Europa zich vanavond in Europa bevinden. Er is grote druk op mij uitgeoefend en een zware last op mijn schouders gelegd om u te vragen, te willen overwegen dit onderwerp vanavond van de agenda te halen.

De voorzitter:

Ik heb daar grote problemen mee vanwege het simpele feit dat dit soort overwegingen niet kan gelden. Als ik de komende weken kijk naar het verblijf in het buitenland dan kennen wij de hoofdregel. Wij moeten daar echt aan vasthouden. Ik vind ook dat een lid van het Presidium dat beleid moet steunen. Ik wijs u erop dat er een moment komt dat wij niet bijeen kunnen komen omdat wij andere verplichtingen hebben. Dat zou niet goed zijn.

De heer Van Zijl (PvdA):

Maar het betreft in dit geval de woordvoerders bij dit onderwerp. Dat maakt het zo ingewikkeld.

De voorzitter:

Desalniettemin merk ik op dat de fracties groot zijn, vooral die van de woordvoerders. Ik ben bereid het punt van de agenda af te voeren. Ik voeg daaraan toe dat dit soort dingen niet behoort plaats te vinden. Het wekt een verkeerd image. Al degenen die naar het buitenland gaan, weten dat als zij hier moeten spreken zij hier ook aanwezig moeten zijn. Zij moeten dan òf voor het buitenland een vervanger zoeken òf voor het debat hier. Zo simpel is het.

De heer Leers (CDA):

Voorzitter! Uw plotselinge bereidheid om het onderwerp van de agenda te halen, verrast mij enigszins. Ik heb u namelijk vorige week al verzocht het onderwerp van de agenda af te voeren. U hebt toen enkele argumenten genoemd, die u vandaag herhaalt. Een aantal woordvoerders is hier gebleven. Daarom zouden wij de behandeling moeten laten doorgaan.

De voorzitter:

Ik stel voor, dienovereenkomstig te besluiten. De behandeling gaat door. Er zijn bezwaren tegen het afvoeren. Om die reden kunnen wij de agenda niet wijzigen.

Daartoe wordt besloten.

De voorzitter:

Het woord is aan mevrouw Dankers.

Mevrouw Dankers (CDA):

Voorzitter! Vorige week heb ik namens mijn fractie uitstel gevraagd van de behandeling van het initiatiefwetsvoorstel-Van Boxtel vanwege publikaties in de pers. Er was kennelijk een deal gesloten tussen de coalitiepartners inzake de maatregelen voor de WAO, waarvan dit wetsvoorstel een integraal onderdeel zou uitmaken. Wij hebben dit weekend twee brieven van het kabinet gekregen. De ene betrof de aankomende PEMBA, de andere de Wet medische keuringen. Het gaat ons om die laatste brief. Daarin staan heel interessante dingen. De correlatie met de sociale zekerheid wordt overigens nadrukkelijk onderschreven. Dat feit heeft ook weer aanleiding gegeven tot heel veel brieven van belanghebbenden.

Wij blijven van mening dat wij meer tijd nodig hebben om zorgvuldig voorbereid aan het debat te kunnen beginnen, gelet op de veranderde omstandigheden. Als wij ons de woorden herinneren bijvoorbeeld van de heer Van Boxtel en de heer Wallage, dan verwachten wij dat een meerderheid in de Kamer wel met de behandeling wil beginnen. De initiatiefnemer heeft vorige week nadrukkelijk gevraagd om behandeling deze week. Ik verneem op mijn beurt graag van de heer Van Boxtel waarom hij zo'n haast heeft. Waarom kan de behandeling niet nog een week uitgesteld worden zodat een betere afweging gemaakt kan worden rond de brief van het kabinet? Ik neem aan dat ook hij hecht aan zorgvuldige wetgeving. De fractie van D66 heeft dat herhaaldelijk aangegeven. Wij vragen ons af of wij onze taak betreffende de kwaliteit van de wetgeving soms helemaal moeten doorschuiven naar de Eerste Kamer.

De heer Van Boxtel (D66):

Voorzitter! Ik heb alle respect en waardering voor de invalshoek van mevrouw Dankers. Ik wijs even op de geschiedenis van het wetsvoorstel. Het is ingediend in 1994. Wij hebben twee uitgebreide, schriftelijke voorronden gehad. Dat is al niet echt gebruikelijk in dit huis. Het wetsvoorstel is naar onze mening niet alleen van belang in het kader van de nieuwe voorstellen rond de WAO. Het heeft ook te maken met de Ziektewet en de rechtspositie van de personen die gekeurd moeten worden. De Kamer heeft technisch alle momenten gehad om tot behandeling over te gaan. Het voorstel staat inmiddels acht weken geagendeerd. Er is sprake van een nieuwe invalshoek. Ik geef dat onmiddellijk toe. Het inzicht van het kabinet is gewijzigd op grond van de voorstellen over de WAO. Wij hebben brieven ontvangen, zowel over de PEMBA als over de medische keuringen. Naar mijn mening kan een zeer zorgvuldige behandeling van dit wetsvoorstel gewoon plaatsvinden. Dat sluit niet uit dat als straks de nadere PEMBA-voorstellen komen, eventuele punten ook aan de orde kunnen komen. Die punten kunnen vanmiddag en morgen gewoon bij de behandeling betrokken worden. Ik wil niet moeilijk doen of mevrouw Dankers frustreren, maar ik ben van mening dat de Kamer gewoon haar eigen verantwoordelijkheid kan nemen en de behandeling kan starten.

De heer Van Hoof (VVD):

Voorzitter! Naar aanleiding van de woorden van de heer Van Boxtel wil ik in ieder geval benadrukken dat de relatie met de PEMBA er wel degelijk is. Vanuit die optiek kan ik mij wel enigszins de woorden van mevrouw Dankers voorstellen. Dat neemt niet weg dat de heer Van Boxtel gelijk heeft als hij zegt dat al een uitgebreide voorbereiding op het voorstel-Van Boxtel heeft plaatsgevonden. Ik kan niet vooruitlopen op wat er gaat gebeuren, maar ik sluit niet uit dat de behandeling, ook in relatie met die PEMBA, er vandaag wel eens toe zou kunnen leiden dat wij na de eerste termijn van de Kamer meer tijd nodig hebben voor de verdere stappen. Daar kan ik nu echter nog geen uitspraken over doen.

De heer Van Dijke (RPF):

Mijnheer de voorzitter! In aansluiting op de woorden van mevrouw Dankers wil ik opmerken dat een en ander zou kunnen leiden tot een versnipperde behandeling. Ik wil derhalve het voorstel van mevrouw Dankers steunen. Wij moeten proberen om met elkaar hier een zorgvuldige besluitvorming te bewerkstelligen. Als wij nu met de behandeling beginnen terwijl wij het straks misschien niet kunnen afmaken, dan is dat geen zorgvuldige procedure. Bovendien beschikken de oppositiepartijen niet over alle gegevens. Maar goed, de verhalen daarover zijn al gewisseld. Kortom, ik steun het verzoek van mevrouw Dankers.

Mevrouw Nijpels-Hezemans (groep-Nijpels):

Voorzitter! Ook ik wil het verzoek van mevrouw Dankers ondersteunen, zeker nadat ik de woorden van de heer Van Hoof gehoord heb. Hij sluit immers niet uit dat de tweede termijn verschoven wordt. Ik denk dat het zorgvuldiger is om het in één keer te behandelen, en dan liever op een later moment.

Mevrouw Oedayraj Singh Varma (GroenLinks):

Voorzitter! Ik wil het verzoek van mevrouw Dankers ook ondersteunen. Ik vind het belangrijker om een versnipperde behandeling te voorkomen en wil de behandeling derhalve uitstellen.

Mevrouw Swildens-Rozendaal (PvdA):

Voorzitter! Ik denk dat het goed is om vandaag wel met de behandeling te beginnen en de eerste termijn van de Kamer in ieder geval te laten plaatsvinden. Ik sluit mij aan bij de woorden van de heer Van Hoof. Het is niet uitgesloten dat wij ons na de eerste termijn van de Kamer opnieuw beraden over het vervolg.

Mevrouw Schimmel (D66):

Voorzitter! Met het oog op de lange voorgeschiedenis lijkt het mij belangrijk om met de behandeling van het wetsvoorstel te beginnen. Het lijkt mij zaak om pas na de eerste termijn te bezien hoe wij verder gaan.

Mevrouw Dankers (CDA):

Voorzitter! Ik dank de heer Van Boxtel voor zijn opmerking dat hij er niet op uit is mij te frustreren. Dat vind ik al winst!

Wat betreft het nu uitstellen van de behandeling teneinde straks in één keer het wetsvoorstel goed voorbereid te kunnen behandelen dan wel als het ware extra ruimte te pakken voor de eerste termijn, handhaaf ik het verhaal dat ik afgelopen donderdag tijdens de regeling van werkzaamheden heb gehouden. Wij hebben het juist aan de orde gesteld, omdat er kennelijk een deal is gesloten tussen de coalitiepartijen. Als dat dan de sfeer oproept van "wij hebben als kabinet samen met de coalitiepartijen even wat besloten, dus wij jassen het erdoor", dan kunnen wij ons voorstellen dat de meerderheid van de Kamer dadelijk zal besluiten om door te gaan. Of dat dan het predikaat van zorgvuldige voorbereiding zal hebben, vind ik nog de grote vraag. De heer Van Boxtel heeft gelijk als hij stelt dat de schriftelijke behandeling uitgebreid is geweest. Wij hebben het nu even niet over de diepgang, dat doen wij in het debat wel. Maar wij hebben afgelopen zaterdag pas een brief van het kabinet gekregen, waaruit blijkt dat het kabinetsstandpunt geheel veranderd is. Dat is natuurlijk een wezenlijk onderdeel.

Misschien ligt de fout bij de commissie zelf. Wij hadden misschien in de procedurevergadering moeten besluiten dat het wetsvoorstel niet gereed zou zijn voor behandeling als wij niet eerst het standpunt van het kabinet zouden hebben.

Alles overwegende, word ik dus niet overtuigd door de argumenten van de leden Van Hoof, Swildens en Schimmel om nu toch maar met de behandeling van het voorstel te beginnen. Laat het dan maar aan het oordeel van de Kamer over of wij dadelijk wel of niet moeten aanvangen met die behandeling!

De voorzitter:

Ik stel voor, deze discussie thans af te ronden. Gezien de gevoelens van de meerderheid in de Kamer, lijkt het mij het verstandigst om straks met de eerste termijn te beginnen. Wij zullen wel zien op welke manier het debat zal worden voortgezet.

Daartoe wordt besloten.

De voorzitter:

Wij beginnen met het vragenuur. Ten overvloede deel ik de Kamer mee, dat de heer Duivesteijn morgen vragen zal stellen aan de staatssecretaris van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer. Dat was nu niet mogelijk, omdat de staatssecretaris nog niet in het land is.

Naar boven