Aan de orde is het mondelinge vragenuur, overeenkomstig artikel 136 van het Reglement van orde.

Vragen van het lid B.M. de Vries aan de staatssecretaris van Financiën, over bigamie en fiscale aftrekposten.

Mevrouw B.M. de Vries (VVD):

Voorzitter! Ik spreek niet over de fiscale afwikkeling van afkoopsommen en over de ongewenste fiscale constructies met wachtgelden van ambtenaren. Ik stel vragen aan de staatssecretaris van Financiën over bigamie en fiscale aftrekposten.

Ik wil de staatssecretaris het volgende voorleggen. Iemand kan op grond van een ander recht, bijvoorbeeld het islamitisch recht, met meerdere personen gehuwd zijn. Kan hij vervolgens op grond van onze Nederlandse fiscale wetgeving een fiscale aftrekpost claimen als er sprake is van het betalen van gelden voor levensonderhoud als hij duurzaam gescheiden leeft van een van de betrokkenen? In fiscale termen heb ik het dan over artikel 45 Wet op de inkomstenbelasting, de aftrek in verband met persoonlijke verplichtingen. De VVD-fractie heeft reeds kamervragen hierover aan de staatssecretaris gesteld. Dat betrof een concreet geval, waarbij een Marokkaanse man twee vrouwen had, waarvan er één mee naar Nederland was gekomen en de ander nog in Marokko zat. Blijkens een uitspraak van de Hoge Raad zou de man, als hij duurzaam gescheiden zou leven van die vrouw in Marokko, een fiscale aftrekpost hebben, terwijl hij ook nog met een andere vrouw is getrouwd.

De VVD-fractie vindt deze ontwikkeling in de jurisprudentie ongewenst. Wat iemand in zijn vrije tijd doet, hoeveel partners hij heeft, enzovoort, dat is aan ieder zelf ter beoordeling, maar dat dient niet ten koste te gaan van de Nederlandse schatkist. Wat vindt de staatssecretaris hiervan? De Hoge Raad spreekt in dit arrest uit dat het familierecht zoals omschreven in het Burgerlijk Wetboek krapper is dan hetgeen volgens het fiscale recht onder familierecht moet worden verstaan. Met andere woorden: in het fiscale recht is familierecht kennelijk veel meer dan volgens ons burgerlijk recht gewoon is. Dit is een onwenselijke verschil in de uitleg van een civielrechtelijk begrip en de fiscale zienswijze daarop.

Wat gaat de staatssecretaris doen om de fiscale faciliëring van bigamie en polygamie tegen te gaan?

Onze fractie is ook zeer benieuwd naar de reactie van de heer Heerma van het CDA.

Staatssecretaris Vermeend:

Voorzitter! Mevrouw De Vries doelt op het arrest van de Hoge Raad van 28 juni 1995. Daarin meent zij een ontwikkeling te signaleren die de fractie van de VVD als onwenselijk voorkomt. Hierop kan ik heel kort antwoorden.

Als de door haar genoemde ontwikkeling kan worden gesignaleerd of aan dit arrest kan worden ontleend, dan deel ik de opvatting dat die ontwikkeling ongewenst is.

Wat is mijn opvatting daarover? Mijn opvatting is simpel en heel duidelijk. Ik acht het niet wenselijk dat op dat terrein een fiscale aftrekpost wordt verleend. Overigens wijs ik erop – hiervoor verwijs ik naar antwoorden op vragen van de Kamer – dat de belastinginspecteur in het concrete geval waar mevrouw De Vries naar verwijst, de aftrekpost heeft geweigerd. Bovendien deelde het gerechtshof het standpunt van de inspecteur. Vervolgens heeft de Hoge Raad de zaak in zijn arrest om redenen van een goede procesorde voor een finale beslissing over de feitelijke situatie doorverwezen naar het gerechtshof. Ik heb geantwoord dat ik het arrest van dat hof afwacht, maar ik heb hier al mijn mening kenbaar gemaakt over een eventuele ontwikkeling op dit terrein.

De heer Heerma (CDA):

Mijnheer de voorzitter! Met genoegen beantwoord ik de vraag van mevrouw De Vries naar mijn opvatting over het door haar aan de orde gestelde onderwerp. Ik ben er nadrukkelijk voorstander van dat het fiscale recht hier te lande in de geschetste situaties nadrukkelijk het heersende Nederlandse familierecht volgt.

Mevrouw B.M. de Vries (VVD):

Voorzitter! Ik ben blij met het antwoord van de heer Heerma en ik ben ook blij met het antwoord van staatssecretaris Vermeend. Betekent dit dat de staatssecretaris voor aanvullende wetgeving zal zorgen? De ervaring leert dat hij zeer snel voor wetgeving zorgt als een jurisprudentie een onwenselijke kant op gaat. Ik hoop dat hij dat ook in dit geval zal doen.

Staatssecretaris Vermeend:

Als de ontwikkeling die mevrouw De Vries suggereert, zich voordoet – ik heb al gezegd dat ik die ontwikkeling ongewenst acht – dan zal ik zeker niet aarzelen om met wetgeving te komen.

De vergadering wordt van 17.13 uur tot 18.00 uur geschorst.

Naar boven