Aan de orde is de heropening van de beraadslaging over de bij de behandeling van het wetsvoorstel inzake

- de gewijzigde motie-Marijnissen over het onmiddellijk beëindigen van de herkeuringen WAO (22187, nr. 30);

- de motie-Schimmel over een individueel trajectplan voor reïntegratie op de arbeidsmarkt (24221, nr. 12);

- de motie-Rosenmöller over herkeuring van WAO'ers vanaf 45 jaar (24221, nr. 15);

- de motie-Biesheuvel over herkeuring van WAO'ers vanaf 50 jaar (24221, nr. 16);

- de motie-Van Dijke over het verlies van pensioenopbouw (24221, nr. 17);

- de motie-Marijnissen over de sollicitatieplicht (24221, nr. 18);

- de motie-Marijnissen over de herschatting (24221, nr. 19);

- de motie-Marijnissen over het Schattingsbesluit (24221, nr. 20);

- de motie-Marijnissen over een aanpassing van het FIS (24221, nr. 21);

- de motie-Marijnissen over het uitgaan van een gemiddeld inkomen per functie (24221, nr. 22);

- de motie-Adelmund c.s. over een gelijke garantie op een vervolguitkering voor zelfstandigen (24221, nr. 23);

- de motie-Adelmund/Schimmel over de quotering in het kader van de WAGW (24221, nr. 24, herdruk).

(Zie vergadering van 22 juni 1995.)

De beraadslaging wordt heropend.

De heer Rosenmöller (GroenLinks):

Voorzitter! Ik had om de heropening gevraagd. Ik zou er derhalve graag zelf gebruik van maken.

Mijnheer de voorzitter! Afgelopen donderdagnacht hebben wij in de kleine uurtjes het debat over de bonus/malus afgerond. We hebben de stemming over de moties die betrekking hadden op het onderwerp "herkeuring in het kader van de WAO" verschoven naar vandaag. Ik heb dat toen gemotiveerd vanwege het feit dat er in ieder geval een tweetal moties lagen van de fractie van het CDA en de fractie van ondergetekende, die een sterke mate van gelijkenis vertoonden. Ik heb toen gezegd dat de motivatie is – ik kan me de reactie van mevrouw Adelmund op dat punt nog herinneren – dat ik wilde proberen de brug te slaan naar het CDA, opdat daarmee een stevig fundament gelegd zou kunnen worden voor die moties. Ik wil uiteraard in de heropening de Kamer in de gelegenheid stellen te discussiëren over de uitkomst van het onderling overleg dat ik heb gehad met het CDA.

Voorzitter! De uitkomst van dat overleg is, dat waarschijnlijk aanstaande donderdag allebei de moties in stemming komen en dat wij afgesproken hebben elkaars moties te zullen steunen. Dat betekent dat de motie "zorg dat de 45-jarigen en ouderen niet voor een herkeuring worden opgeroepen" in ieder geval de steun heeft van 39 stemmen in deze Kamer, zijnde de zetels van de CDA-fractie en de stemmen van de fractie van GroenLinks.

Nu ben ik nog eens in de annalen gedoken. Wij hebben in februari jongstleden ook over dit onderwerp gesproken. De reactie van mevrouw Adelmund op een interruptie was toen: "Ik heb daar wel 76 stemmen voor nodig". Wat wil nu het toeval? Dat er voor deze motie waar zij de bedenkster voor was, namelijk het pleiten voor het afschaffen van de herkeuring voor de 45-jarigen, nog precies 37 zetels nodig zijn. Dat zijn precies de 37 zetels van de PvdA-fractie. Iemand die niet vaak hier op bezoek is geweest of de mores van het parlement niet kent, zou zeggen: het CDA en GroenLinks samen 39 zetels, gevoegd bij de stemmen van de fractie van de bedenkster van het voorstel, zijnde de PvdA-fractie met 37 zetels, maakt 39 plus 37 is 76 zetels. Er is in ieder geval een meerderheid. Dat zou betekenen dat er echt een forse verbetering ten aanzien van het herkeuringsvraagstuk zoals we dat nu al twee jaar op ons bordje hebben, zou worden bewerkstelligd.

Voorzitter! Ik kom nu aan het tweede deel van de motivatie waarom ik graag een heropening wil. Ik ben natuurlijk razend benieuwd of mevrouw Adelmund de 39 zetels die de CDA-fractie en de fractie van GroenLinks haar aanbieden, ook zou willen gebruiken om met haar zetels tot 76 zetels te komen of dat het omgekeerd is en dat wij haar nu vragen de 37 zetels ter beschikking te stellen om uiteindelijk tot die minimale meerderheid te komen. Hierbij worden natuurlijk ook andere regeringspartijen en andere partijen in deze Kamer ruiterlijk uitgenodigd zich bij de mogelijke minimale meerderheid te scharen, opdat daarmee een nog breder draagvlak zou kunnen ontstaan om die oudere arbeidsongeschikte te vrijwaren van de herkeuring.

Duikend in de annalen, kwam ik ook een uitspraak van mevrouw Adelmund tegen. Die zei er niet in februari mee begonnen te zijn. Al bij de begrotingsbehandeling Sociale Zaken en Werkgelegenheid gaf zij voor het eerst het signaal af dat dit zou moeten gebeuren, verwoord in de motie.

Ik sprak ook al even over haar bijdrage in het debat dat wij in februari op dit punt hadden: de 76 stemmen. Ik kwam, het was een heuglijke mededeling, op mijn verjaardag op 11 mei jl. bij het NOS-journaal wederom mevrouw Adelmund tegen die toen zei, ik citeer: "Het enige punt waar wij op dit moment nog van mening verschillen is wat te doen ten aanzien van de herkeuringen. Ik vind dat de mensen die per 1 augustus 1993 45 jaar waren, gevrijwaard moeten worden van de angst die zij alsmaar hebben voor die herkeuringen." Maar tussen 11 mei en 27 juni kan nog heel veel gebeuren. Gelukkig kwam ik in de regionale kranten op 22 juni wederom een interview tegen met mevrouw Adelmund. Zij zei daarin: "De oudere WAO'ers, voor wie nu de WW-regeling geldt, zouden wat ons betreft geheel moeten worden gevrijwaard van herkeuring volgens de strenge regels." Ik kan het interview natuurlijk niet geheel citeren. Zij eindigt met: "Ik heb vertrouwen in de afloop van het debat. Ik ben bereid met iedereen zaken te doen, ook met de oppositie."

Dan is er natuurlijk maar één uitkomst denkbaar en dat is de uitkomst dat de motie, die op zich natuurlijk afwijkt en nadrukkelijk iets toevoegt in vergelijking met hetgeen het kabinet ons een paar weken geleden heeft gepresenteerd, op een meerderheid moet kunnen rekenen.

Ik ben derhalve razend benieuwd naar de reactie van de fractie van de Partij van de Arbeid. Ik geef haar nog een argument. Je kunt je ook voorstellen dat hier sprake is van machtspolitiek. Ook dat kan echter eigenlijk niet aan de orde zijn. De staatssecretaris heeft weliswaar gesproken, reagerend op de moties, van een stevige ontrading. Wij weten echter allemaal wat het verschil is tussen het stevig ontraden van een motie en een motie onacceptabel verklaren. Op het moment dat een motie stevig wordt ontraden, zit het kabinet er weliswaar mee in de maag, maar worden er geen echte politieke gevolgen aan verbonden. Dat zou met betrekking tot dit onderwerp ook heel wenselijk zijn. Op het moment dat de staatssecretaris zijn onaanvaardbaar zou uitspreken, zijn er mogelijk wel politieke gevolgen aan verbonden. Dan moet je kiezen tussen de 117.000 WAO'ers of die ene staatssecretaris. Dat dilemma heeft de staatssecretaris de Kamer niet voorgehouden.

Er is derhalve dus ruimte, ook voor de fractie van de Partij van de Arbeid. Ik heb in het debat al gezegd dat ik de eerste ondertekenaar van de motie ben. Ik herhaal dat. Ik vind het een uitermate belangrijk punt. Er is alle ruimte om de motie te steunen, ook omdat het een profileringspunt is voor progressieve mensen, die zich in de samenleving toch al een beetje ondergesneeuwd voelen als het gaat om het algemene profiel van dit kabinet. Het is voor de Partij van de Arbeid een profileringspunt bij uitstek. Ik hoop en verwacht dat de fractie van de PvdA de motie zal steunen. Ik ben uiteraard benieuwd naar de reactie van mevrouw Adelmund.

De heer Boogaard (AOV):

Ik bied de heer Rosenmöller in ieder geval 3 stemmen aan van het AOV. Misschien dat dit mevrouw Adelmund helpt om haar beslissing ten gunste van de motie te veranderen.

De heer Rosenmöller (GroenLinks):

Die stemmen worden uiteraard in dank aanvaard. Helaas bent u de afgelopen maand iets kleiner geworden in plaats van groter, zodat het met elkaar geen meerderheid oplevert. Desalniettemin zeer veel dank voor deze steun.

De heer Boogaard (AOV):

Zij wordt met evenveel hartelijkheid aangeboden.

Mevrouw Adelmund (PvdA):

Mijnheer de voorzitter! Hoewel wij zeer veel sympathie hebben voor de motie, zullen wij haar niet steunen. Daar hoort een zucht bij voor de mensen die er hard aan gewerkt hebben.

U weet dat hetgeen de motie voorstelt, ingaat in 1997. Dan zullen de mensen die op 1 augustus 1993 45 jaar waren, gekeurd worden. Wat ik van harte hoop, is dat met het pakket aan verbeteringen dat is voorgelegd en met het pakket aan verbeteringen dat hier in de Kamer door de Partij van de Arbeid erbij is veroverd, de keuringen voor oude en nieuwe gevallen zullen verbeteren. Het is op dit moment niet anders mogelijk dan het besluit dat de fractie vanmorgen heeft genomen, hier neer te leggen.

Paradoxaal genoeg heeft de dreiging van de motie – u weet hoe ik tegenover de inhoud van de motie sta – heel veel punten van verbetering gegeven in het pakket zoals het er ligt. De onbedoelde en onredelijke effecten worden in behoorlijke mate weggenomen, maar ik ben het met de heer Rosenmöller eens dat het hele pakket dat wij hebben afgesproken, liefst al gisteren van kracht had moeten worden. Wij hebben er dertien uur over gesproken en het is natuurlijk de vraag, wat dat heeft veranderd in de herkeuringen en de keuringen van vandaag. Daarin ben ik nog meer geïnteresseerd dan wat de mensen in 1997 te wachten staat. Ook vandaag zijn er mensen herkeurd en gekeurd; zou het daarbij uitmaken dat wij dertien uur hebben gedebatteerd? Baseert het TICA de toepassing van het Schattingsbesluit op de nieuwe criteria die wij hier hebben afgesproken? Wanneer is het bestuurlijk overleg met het TICA? Welke wijzigingen kan het TICA doorvoeren en met onmiddellijke ingang effectueren? En wat betekent dat voor de individuele mensen die nu gekeurd zijn? Daarop zou ik nu graag antwoorden willen horen.

Er is grote twijfel of de Eerste Kamer het wetsvoorstel Amber behandelt. Maar als zij dat nog doet, wanneer kunnen de mensen dan gebruik maken van het reïntegratiepakket? Dat gaat over vandaag en morgen en daarop wil ik graag een reactie van de staatssecretaris.

Voor mijn fractie blijft de noodrem "stop de herkeuringen" actueel, ook na dit pakket van maatregelen. Wij zullen ze voortdurend evalueren, omdat wij de verbeteringen gerealiseerd willen zien. Als dat onvoldoende blijkt te zijn, zetten wij de noodrem in werking.

De heer Rosenmöller (GroenLinks):

Wordt dat zo langzamerhand niet erg ongeloofwaardig? U roept dit al een jaar. Dit is een gelegenheid bij uitstek om wat u bepleit te realiseren, en dan zegt u heel koel dat uw fractie de motie niet zal steunen. U veronderstelt ook nog dat ik weet wat u zelf vindt, en dat weet ik inderdaad: u bent tegen het voorstel dat u een jaar geleden zelf heeft gepresenteerd.

Mevrouw Adelmund (PvdA):

Mijnheer Rosenmöller, het voorstel waarover u nu scherpslijperij bedrijft, kan pas vanaf 1997 gerealiseerd worden. Er is een pakket maatregelen gemaakt dat nu zou moeten ingaan, en daarop wil ik een reactie van de staatssecretaris. Ik wil voortdurend meten – en de begrotingsbehandeling zal het eerste meetpunt zijn en uiterlijk in het begin van 1996 valt het laatste – wat er is gebeurd naar aanleiding van de besluiten die de Kamer in dertien uur heeft genomen.

Ik ben niet van de partij "weg met ons". Wij hebben afgelopen vrijdag meer dan dertig maatregelen genomen ten aanzien van de ontslagbescherming, het keuringsproces, ook met terugwerkende kracht, wijziging van het Schattingsbesluit, de reïntegratie, inclusief het afschaffen van de bonus/malus. Ik wil een evaluatie van die maatregelen. Dan blijft het voor mij denkbaar dat wij die maatregelen ver voor 1997 nemen, zodat wij zo nodig nog de noodrem kunnen gebruiken. Op dit moment doe ik dat echter niet. Ik kan nu niet verder gaan.

De heer Rosenmöller (GroenLinks):

Waarom niet? Waarom kunt u niet verder? U krijgt een meerderheid op een presenteerblaadje aangeboden.

Mevrouw Adelmund (PvdA):

Er is geen meerderheid op een presenteerblaadje. Wij geloven in datgene wat wij nu hebben gedaan. De maatregel die u voorstelt, gaat in per 1997. Vóór die tijd wil ik bezien of de maatregelen die wij nu hebben afgesproken, werken, niet alleen voor mensen die herkeurd worden, maar ook voor mensen die gekeurd moeten worden.

De heer Rosenmöller (GroenLinks):

Er hebben duizenden mensen gedemonstreerd. Vandaag is er nog weer een brief gekomen van uw en mijn vakbeweging, met het verzoek om een motie als deze juist wel te steunen. Er worden aan de lopende band pleidooien gehouden. Ik neem een idee van u over en ik hoop daarvoor steun van u te krijgen. Een dag voordat wij hier debatteren, zegt u tegen de krant dat u nog steeds van mening bent dat oudere mensen niet moeten worden herkeurd en dat er eventueel zaken met de oppositie zullen moeten worden gedaan. Waar blijft u nu? Wat blijft er in de Kamer over van de uitspraken die u buiten de Kamer doet? Daar blijft geen spaan van heel.

Mevrouw Adelmund (PvdA):

Dat vind ik dus niet.

De heer Rosenmöller (GroenLinks):

Legt u dat dan eens uit.

Mevrouw Adelmund (PvdA):

Als u vraagt of ik in het afgelopen jaar veel heb geleerd, zeg ik daar zo "ja" op, in die zin dat meerderheden creëren in de politiek anders gaat dan in vakbonden, die allemaal een zelfde soort belang hebben. Het is gelukt om een substantieel pakket tot stand te brengen. Dat is overigens niet alleen gebeurd door te praten in de Kamer, dat ben ik met u eens, en het was voor een deel onnavolgbaar voor degenen die er niet direct bij betrokken waren, maar die wel druk hebben uitgeoefend. Hartelijk dank, oppositie! Maar ook de PvdA-fractie heeft zich daarvoor bijzonder hard ingezet. Dat pakket wil ik droog houden, maar het breekt als ik u volg. Dat is dus onmogelijk.

De heer Rosenmöller (GroenLinks):

U zwicht dus voor machtspolitiek. Kennelijk leert u in uw eerste jaar hier de verkeerde dingen. Door aan te geven dat het pakket door de aanvaarding van deze motie zou breken, zegt u immers met zoveel woorden dat de staatssecretaris het "onaanvaardbaar" heeft uitgesproken. Anders zou het pakket immers niet breken, maar zou er simpelweg iets aan worden toegevoegd. U en ik vinden eigenlijk dat er iets aan moet worden toegevoegd, maar u loopt daarvoor weg, omdat u de coalitie en misschien ook de staatssecretaris blijkbaar belangrijker vindt dan uw eigen voorstel om 117.000 WAO'ers – ik zou graag zien dat u ze eens tegenkwam op het Malieveld – te vrijwaren van herkeuring.

Mevrouw Adelmund (PvdA):

Waarom willen mensen op dit moment gevrijwaard worden van herkeuring? Dat is omdat ze totaal geen vertrouwen hebben in het proces. Daar hebben ze groot gelijk in. De Kamer heeft er nu kamerbreed geen vertrouwen meer in. Daarom zijn er meer dan dertig maatregelen voorgesteld. Die maatregelen moeten vandaag ingaan. Dat heb ik net als vraag aan de staatssecretaris gesteld. Als de maatregelen ingaan en als het over uw maatregel gaat – die maatregel draag ik in mijn hart, op het moment dat het fout blijft gaan – moet er ver vóór 1997 duidelijk worden of het wel of niet beter gaat. Als het nièt beter gaat, houden wij de noodrem in de trein. Daar gaan wij dan met de hele fractie aan hangen, wat andere partijen in de coalitie er ook van vinden.

De heer Rosenmöller (GroenLinks):

Dit is gewoon een heel grote wegschuifoperatie. Terwijl u nu de zekerheid kunt hebben dat er een meerderheid ontstaat, loopt u ervoor weg. U schuift het voor u uit, omdat het de rest van het pakket zou breken. Dat is zwichten voor machtspolitiek. Alle mensen die u nu een jaar lang het plan hebt voorgehouden, verkoopt u knollen voor citroenen. Dat is ongeloofwaardig. Als u dat in een jaar geleerd hebt, had u beter in de vakbeweging kunnen blijven.

Mevrouw Adelmund (PvdA):

Het oordeel laat ik aan u. Ik dank u hartelijk voor de druk die u mede gezet hebt. Ik dank trouwens alle mensen die hebben gepleit voor "stop de herkeuringen", want daardoor ligt het pakket er zoals het er nu ligt. Ik ben niet van de partij "weg met ons", maar van de partij die gevochten heeft voor verbeteringen en voor nog meer verbeteringen in de Kamer. Wij hebben die ook veroverd, los van datgene wat er al was afgesproken met de mensen die samen met ons in de coalitie zitten. Ik zeg u: ik doe geen afstand van die maatregel, ik doe geen afstand van "stop de herkeuringen". Als het zo blijft lopen als het nu loopt, zal het middel moeten worden gebruikt. Ik zeg wel dat ik geloof dat er wat bereikt is en dat er gemeten moet worden of dat zo is, en wel vóór 1997. U heeft nu samen met het CDA een maatregel voorgesteld. Hartelijk dank overigens aan het CDA, want na lezing van de Handelingen blijkt dat het CDA op zijn schreden is teruggekeerd. Dat belooft veel voor de toekomst. Als je vóór 1997 meet, blijft het nog mogelijk om de andere maatregelen toe te passen. Ik kom op dit moment niet verder. Ik kan u daarom niet verder tegemoetkomen. Het is een andere kwestie dan vliegveld Beek, de kerncentrale Borssele, de A73, de Wet veilige landen of de SER-advisering. Een staatssecretaris kan het onaanvaardbaar niet uitspreken, maar dat ligt er natuurlijk wèl!

Mevrouw Schimmel (D66):

Mijnheer de voorzitter! Ook de D66-fractie had om een korte heropening van het WAO-debat gevraagd. Vorige week zijn belangrijke verbeteringen aangebracht in de WAO zelf, het Schattingsbesluit, de medische voorschriften en de arbeidsdeskundige voorschriften. Er komen niet alleen verbeteringen in de wet, in het Schattingsbesluit en in de voorschriften, maar ook in de werkwijze van de keuringsartsen en arbeidsdeskundigen moeten verbeteringen worden aangebracht, opdat er een zorgvuldige, uitgebreide en rechtvaardige besluitvorming komt. Deze verbeteringen zijn van groot belang voor de mensen die nu herkeurd of gekeurd zijn en worden en ook voor de keuringsartsen en de arbeidsdeskundigen die de mate van arbeidsongeschiktheid moeten beoordelen. Ook bij ons geldt dat niet de herkeuringen op zich gestopt moeten worden, maar dat er een rechtvaardige en zorgvuldige bejegening van betrokkenen komt. Het is voor ons van belang dat de verbeteringen die vorige week zijn aangekondigd, op zo kort mogelijke termijn worden verwerkt. Er mag niet meer worden gewerkt volgens de oude voorschriften. De fractie van D66 wil met name van de staatssecretaris weten welke actie op welke termijn wordt ondernomen, opdat de nieuwe regels en de nieuwe werkwijze zo snel mogelijk in de praktijk worden toegepast.

De heer Rosenmöller (GroenLinks):

Wij hebben een debat gehad – ik doe dat niet over – naar aanleiding van de positie die D66 innam in de aanloop naar het debat. Daarin heeft D66 in de optiek van iedereen, behalve de fractie van D66, gepleit voor het afschaffen van de herkeuring van langdurig arbeidsongeschikten. Is dat niet meer teruggekomen in het debat, misschien ook vanwege de met het kabinet of de staatssecretaris doorgesproken consequenties daarvan? Deelt mevrouw Schimmel de laatste zin die mevrouw Adelmund uitsprak, namelijk dat als het voorstel zou worden aangenomen, het inderdaad op een onaanvaardbaar van de staatssecretaris zou stuiten en dat er dus inderdaad een heel harde politieke consequentie getrokken zou moeten worden als het werd aangenomen?

Mevrouw Schimmel (D66):

Als u het goed hebt gelezen, hebt u in het regeringsvoorstel gezien dat niet alleen bij herkeuringen van mensen die op 1 augustus 1993 45 jaar of ouder een inkomensvoorziening wordt getroffen voor degenen die door de herkeuring dreigen in de bijstandswet te komen, maar dat ook een voorziening wordt getroffen voor de mensen die op 1 januari 1987 35 jaar en ouder waren en dus op 1 augustus 1993 41 jaar en ouder waren en na herkeuring in de bijstand dreigen te geraken. Dat vinden wij een winstpunt in het regeringsvoorstel. Ik kan overigens in de motie van de heer Rosenmöller niet ontdekken waar hij voor die groep een aparte positie creëert. Zijn motie heeft alleen betrekking op herkeuringen van mensen boven 45 jaar.

De heer Rosenmöller (GroenLinks):

Ja, als aanvulling op het kabinetsvoorstel. Dat zal volstrekt helder zijn. Mevrouw Schimmel legt mij uit wat in het kabinetsvoorstel staat. Dat had ik gelezen en daar hebben wij met de staatssecretaris en onder elkaar over gedebatteerd. Deelt mevrouw Schimmel de visie van mevrouw Adelmund, dat de staatssecretaris het onaanvaardbaar heeft uitgesproken? Overigens, als zij de discussie zou willen verplaatsen naar een moment vlak voor 1 januari 1997, zou dan niet de staatssecretaris hetzelfde onaanvaardbaar uitspreken? Dan zijn we terug bij af en daarom is nu het moment om te kiezen.

Mevrouw Schimmel (D66):

Het is nu het moment om ervoor te kiezen, dat de keuringen zorgvuldiger en rechtvaardiger worden. De aanvullende maatregelen die de vorige week hier zijn besproken, leiden tot die rechtvaardiger keuringspraktijk zowel voor mensen die herkeurd worden als voor mensen die gekeurd worden. Daar gaat het op dit ogenblik over: probeer die keuringen zo goed mogelijk en zo uitgebreid mogelijk te laten zijn, opdat een zorgvuldig besluit wordt genomen over de arbeidsongeschiktheid.

De heer Rosenmöller (GroenLinks):

Voorzitter! Wij hebben gesproken over een breed pakket, maar ik zie bij D66 niet dat zij überhaupt een bepaalde groep wil ontzien. Gezien de aanloop van het debat vind ik dat nog eens extra treurig.

Mevrouw Schimmel (D66):

Dat lijkt me eerlijk gezegd een niet terechte conclusie als u de voorstellen van de regering beoordeelt en de maatregelen die daar de vorige week aan zijn toegevoegd.

De heer Biesheuvel (CDA):

Voorzitter! Het was inderdaad even stil in de Kamer, toen mevrouw Adelmund meldde dat zij de motie op stuk nr. 16 niet zou steunen. Ze hoorde zelfs zuchten, maar dat zuchten hoeft niet te slaan op degenen die inderdaad tot en met het weekeinde toe hun best hebben gedaan om die druk inderdaad nog te verhogen. Er is maar één groep die zal zuchten en dat zullen degenen zijn, die hoge verwachtingen hadden van hetgeen onder andere de PvdA-fractie tot nu toe naar voren heeft gebracht. Als namelijk gezegd wordt dat het "ons" – PvdA en D66 – gaat om de inhoud van de herkeuringen, was dat wat anders, maar dat was niet de verwachting die zij gewekt hadden. Die verwachting was dat er geen keuringen meer zouden plaatsvinden!

Mevrouw Adelmund (PvdA):

Mijnheer Biesheuvel, u vergist zich! Er ligt een pakket dat niet alleen gaat over keuren en herkeuren maar ook over reïntegratie, met heel concrete inkomensmaatregelen, en over inkomensvoorzieningen voor mensen die in de knel komen als zij worden goedgekeurd. Als u meent dat ik het probleem verklein tot keuren en herkeuren, zeg ik dat u het pakket niet goed hebt gelezen.

De heer Biesheuvel (CDA):

Mevrouw Adelmund, ik heb dat pakket natuurlijk ook goed tot mij laten doordringen en ik heb gezegd dat het een stap in de goede richting is maar niet ver genoeg gaat. Ik heb het over de verwachtingen die u zelf daarbij gewekt hebt, onder andere bij vakbondsbijeenkomsten. Wij hebben hier samen nog op het Plein gezeten toen we gelukkig ook u in ons midden hadden op een forum. Op een aantal andere fora hebben we u namelijk wel eens gemist. U hebt daar zelf ook naar voren gebracht, dat er wel eens een meerderheid in het parlement kon zijn voor het stoppen van herkeuringen voor een aantal oudere WAO'ers!

De heer Van Hoof (VVD):

Voorzitter! Kan de heer Biesheuvel zich nog herinneren wat hij toen zei over herkeuringen, hier op dat Plein?

De heer Biesheuvel (CDA):

Als het om oudere WAO'ers ging, was met ons op basis van het rapport van het College van toezicht sociale verzekeringen te praten over een herziening van ons standpunt over de groep oudere – 50-jarige – WAO'ers die voor 1993 een herkeuring hadden. Dat was de opzet van mijn opmerking.

De heer Van Hoof (VVD):

Dat zal de opzet van uw opmerking geweest zijn, maar u zult toch met mij eens zijn dat u toen ook hebt gezegd dat het CDA er in ieder geval op dat moment helemaal niets voor voelde om de herkeuringen te stoppen. En u hebt toen geen opening gegeven dat uw visie op enige moment zou veranderen.

De heer Biesheuvel (CDA):

Die opening heb ik wel gegeven. Zodra het rapport van het College van toezicht sociale verzekeringen aan de orde was, heb ik hier in de Kamer en ook publicitair de zaak van de herkeuringen aan de orde gesteld. Dus u kunt mij niet verwijten dat ik op een laat tijdstip verwachtingen gewekt heb, die ik niet heb waargemaakt. Dat kunt u mij nooit voorhouden.

De heer Van Hoof (VVD):

Zojuist konden wij vaststellen dat u op het Plein in ieder geval niet heeft aangekondigd dat u eventueel van mening zou veranderen. Maar het is wel waar dat u dezelfde middag dat het persbericht over het CTSV-rapport kwam, wijzigingen in uw standpunt hebt geformuleerd.

De heer Biesheuvel (CDA):

Dus wil ik maar even vaststellen dat de verwachtingen die het CDA gewekt heeft, ook door het CDA worden waargemaakt. Daar gaat het mij om.

Mevrouw Adelmund (PvdA):

Ik ben daar heel blij mee, want in februari heb ik u steeds een beetje achter de heer Van Hoof zien staan en ik heb u sinds februari een heel belangrijke beweging zien maken. Dit debat is niet afgelopen. Er komen nog evaluaties, wij moeten nog praten over de vraag of wij de 31 maatregelen die wij hebben neergelegd, ook werkelijk kunnen realiseren. Ik heb u net al gezegd dat ik er erg blij mee ben dat u zich nu op deze manier inzet. Het was wat laat, het pakket was afgerond en toen kwam in de publiciteit dat u mij een aanzoek ging doen. Maar al was het wat laat, ik ben er heel blij mee dat u daar nu bent. Want dat belooft wat voor het moment dat het niet lukt om die herkeuringen wat menselijker te laten verlopen.

De heer Biesheuvel (CDA):

Mevrouw Adelmund, het feit dat u mij positief blijft benaderen, waardeer ik. Maar waarom maakt u die beweging die u bij ons ziet nu zelf niet? Waarom maakt u in vredesnaam die vlucht naar voren? Ik ervaar uw opstelling hier als een vlucht naar voren als het in die periode niet gaat zoals u wilt dat het gaat. Dan blijf ik erbij dat de verwachtingen die gewekt zijn, veel verder gingen dan wat u nu waarmaakt. Met uw vlucht naar voren roept u weer een nieuw evaluatiemoment op, schept u weer opnieuw verwachtingen, waarbij dan het vertrouwen, of de verwachting op dat moment wel waargemaakt wordt, een deuk krijgt. Dat kunt u toch niet ontkennen?

Dus ik doe ook een beroep op u, maar waarschijnlijk is het op dit moment hopeloos, om dan ook nu die beweging te maken. Waarom kan dat niet? Want dat hebt u mij nog niet duidelijk kunnen maken. Mag ik u nu eens een rechtstreekse vraag stellen? Het is mij niet ontgaan dat in het debat dat wij afgelopen donderdag hadden, de motie door de staatssecretaris is ontraden. Maar wanneer is het machtswoord precies gesproken? Is er sinds afgelopen donderdag en tot nu toe een machtswoord gesproken dat inhoudt dat er ongelukken gebeuren als de PvdA-fractie die motie zal steunen? Is dat machtswoord gesproken? Dat machtswoord is op die manier afgelopen donderdag niet op tafel geweest. De motie is ontraden door de staatssecretaris. Ik kan niet ontkennen dat "ontraden" een parlementaire kwalificatie is die behoorlijk zwaar is. Maar op zichzelf is dat nog geen machtswoord. Wanneer is het machtswoord gesproken, mevrouw Adelmund?

Mevrouw Adelmund (PvdA):

Ik weet minder van staatsrecht dan u, maar volgens mij kan een staatssecretaris niet verder gaan. Maar daar moet hij zelf zo maar even op ingaan, of anders komt de minister er wel aan te pas.

Iets anders is de beweging die u nu zelf maakt. U vroeg mij of ik die beweging niet kan meemaken. Ik zeg u dat dat type maatregelen voor ons voor de noodrem staat. Die noodrem is uitermate effectief geweest in de onderhandelingen. Daardoor is er een pakket van 31 maatregelen gekomen dat 0,75 mld. kost, waarop in de Kamer nog aanvullingen heeft aangebracht.

De maatregel waarover u spreekt, is de maatregel die op zijn vroegst in 1997 aan de orde is. Waarom? Omdat wij namelijk ook hebben besloten dat die keuringen dermate zorgvuldig moeten worden verricht, dat de individuele keuring en de kwaliteit ervan voorgaan op het Cohortenbesluit. Dus kan het ook nog later worden. U staat hier dus een partijtje te scherpslijpen op een punt dat op zijn vroegst in 1997 speelt. Ik had zo graag gewild dat u in dit debat en in de komende debatten ook op de punten keuren, reïntegratie en inkomensvoorziening met mij meegaat. Want er komen binnenkort nog wetsvoorstellen, ook over de maatregelen voor de groep tussen de 50 en de 65 jaar, de vervolguitkering voor andere groepen in de WAO. Dan hoop ik van harte dat u ook thuis bent. Want ik wil hier de evaluatie, ik wil hier zwart op wit zien dat het wel loopt.

De heer Biesheuvel (CDA):

Mijnheer de voorzitter! Ik sta hier niet te scherpslijpen, ik constateer dat verwachtingen niet worden waargemaakt. Dan zeg ik met name tegen de coalitiepartijen, voordat ze verwachtingen wekken, eerst eens te bedenken wat haalbaar is binnen de coalitie. Dat is mijn dringend advies, nadat ik op uiterst teleurstellende manier heb moeten constateren, dat de motie van de heer Rosenmöller dan blijkbaar niet gesteund wordt. Ik neem aan dat dit ook geldt voor mijn motie, die iets minder ver ging doch materieel, omdat het keuringstempo waarschijnlijk wat vertraagd wordt, dicht bij de motie van de heer Rosenmöller komt. Ik vind dat uitermate teleurstellend, omdat zowel de fractie van de PvdA als de fractie van D66 op zijn minst de suggestie heeft gewekt dat de stap van het kabinet niet ver genoeg zou zijn.

De heer Van Middelkoop (GPV):

Klopt hetgeen de heer Rosenmöller in zijn termijn zei, namelijk dat zijn motie gesteund zal worden door de fractie van het CDA?

De heer Biesheuvel (CDA):

Dat is correct. Wij zullen de motie van de heer Rosenmöller steunen. Het keuringstempo wordt waarschijnlijk vertraagd, doordat er – terecht overigens – meer teamoverleg moet komen. Daardoor komt mijn motie zeer dicht bij de motie van de heer Rosenmöller. Daartussen zit materieel heel weinig verschil.

Bovendien hadden wij gedacht dat met onze steun voor de motie-Rosenmöller, de fractie van de PvdA misschien nog eens zou willen nadenken en alsnog zou inzien dat ook haar steun nodig was. Helaas is dat niet mogelijk gebleken. Door de mededeling van mevrouw Adelmund is die hoop in ieder geval de grond ingeboord.

Mevrouw Adelmund (PvdA):

Hartelijk dank, in ieder toekomstig debat over de WAO kan ik dus op u rekenen, mijnheer Biesheuvel.

De heer Biesheuvel (CDA):

Dat vind ik nu zo gemakkelijk, hè. Ik heb u nu tot zover en vanaf daar gaan wij verder! Maar ù komt niet zover als wij. Waar blijft u nu, mevrouw Adelmund? U kunt mij wel steeds vragen: wanneer kom je nu eens over de brug, maar waar blijft ù nu? Op dit moment had ù er kunnen staan, maar u staat er niet!

Mevrouw Adelmund (PvdA):

Ik sta er wel! Hier sta ik!

De heer Biesheuvel (CDA):

Hier sta ik en ik kan niet verder! Dat is uw opmerking.

Mevrouw Adelmund (PvdA):

Er zijn 31 maatregelen afgesproken. Het is u ontgaan dat er door de fractie van de PvdA substantiële verbeteringen zijn aangebracht in het pakket. Afgelopen donderdagnacht hebben wij tijdens het debat amendementen ingediend, waardoor werkgevers die iemand in dienst nemen die langdurig ziek geweest is, het ziektewetrisico niet zelf hoeven te nemen. Daardoor wordt het gemakkelijker die stap te zetten. Bovendien houden mensen vanaf 45 jaar een herleving van hun WAO-recht op het moment dat zij gaan werken. Zij kunnen terugvallen op de oude uitkering. Aanstaande donderdagavond is een aantal andere verbeteringen aan de orde, zoals de inkomenspositie van zelfstandigen, de registratie in de WAGW en dergelijke. Dat zijn substantiële verbeteringen.

De heer Biesheuvel (CDA):

Ik kan mij voorstellen dat u uw winst wilt uittellen, maar die winst is niet groot genoeg en dat weet u heel goed!

Mevrouw Adelmund (PvdA):

Als u bedoelt dat als ik het voor het zeggen had, het er heel anders uit zou zien, ben ik het helemaal met u eens. De staatssecretaris heeft echter niet onderhandeld in de zin van: "Mevrouw Adelmund vertelt u het eens, ik schrijf het op."

De heer Biesheuvel (CDA):

Dan zullen wij graag van de staatssecretaris precies horen, wanneer en op welke wijze hij dat machtswoord gesproken heeft. Het wordt politiek heel interessant om dat vast te stellen.

De heer Van Middelkoop (GPV):

Ik wil graag een vraag stellen over de consistentie van de fractie van het CDA over een wat langere periode. Het was natuurlijk niet alleen – maar wel vooral – de fractie van het CDA die destijds met het volle politieke gewicht ging staan achter een nieuwe bejegening van de WAO'ers, onder meer herkeuring. Donderdag heeft de heer Biesheuvel een motie ingediend, waarbij hij voor een bepaalde categorie – dat heeft overigens mijn sympathie – geen herkeuring wil, namelijk voor mensen van 50 jaar en ouder. Nu is er een weekend overheen gegaan en inmiddels is hij weer een stap verder gegaan door de motie van de heer Rosenmöller te steunen. Kan de heer Biesheuvel de consistentie daarvan uitleggen? Is dat puur om oppositieredenen of mag er een zekere interne logica in de ontwikkeling van standpunten worden gevraagd?

De heer Biesheuvel (CDA):

Er is zeker sprake van interne logica. Overigens heeft u waarschijnlijk donderdag het debat tussen de heer Rosenmöller en mij gemist, mijnheer Van Middelkoop. Toen zijn wij daarop uitvoerig ingegaan. Ik wil daarover in het kort wel iets zeggen. Mede op basis van de uitkomsten van het rapport van het College van toezicht sociale verzekeringen hebben wij gezegd, dat de mensen die vóór 1 augustus 1993 nog geen 50 jaar waren maar daarna 50 zijn geworden en dus op het moment dat zij herkeurd worden ouder dan 50 zijn, niet herkeurd moesten worden. Dat standpunt hebben wij al geruime tijd geleden ingenomen. Tijdens het debat hier werd echter duidelijk dat het teamoverleg tussen de arbeidsdeskundigen en verzekeringsgeneeskundigen wel eens tot gevolg kan hebben dat het keuringstempo niet zo hoog kan zijn als het nu is. Mijn motie komt er ongeveer op neer, dat de huidige 47-jarigen niet herkeurd zouden worden. Door een verlaging van het keuringstempo zou dat echter materieel wel eens dicht bij 46- c.q. 45-jarigen kunnen komen te liggen. Dus in onze visie zal het keuringstempo naar beneden gaan. Dat leidt ertoe dat de motie die ik namens mijn fractie heb ingediend èn de motie die precies verwoordt wat mevrouw Adelmund in de publiciteit heeft gezegd, zeer dicht bij elkaar liggen. Ik heb donderdag al verklaard dat er materieel weinig verschil is tussen die moties en dat er geen reden is om de motie van de heer Rosenmöller niet te steunen.

De heer Van Middelkoop (GPV):

De vraag naar de consistentie over een wat langere periode wordt misschien later nog eens beantwoord, voorzitter. Waarom heeft de oppositie niet één lijn getrokken? Waarom zijn de moties niet in elkaar geschoven?

De heer Biesheuvel (CDA):

Dat is een mogelijkheid. Maar ik dacht: de fractie van de PvdA kan niet eens een motie steunen die verwoordt wat zij zelf altijd heeft geroepen. Een iets minder vergaande motie zou de PvdA-fractie wellicht toch nog kunnen overtuigen. Maar zelfs die hoop is ons ontnomen.

De heer Hendriks:

Voorzitter! Ik wil de heer Biesheuvel een korte vraag stellen, want het is zeer onduidelijk op het ogenblik. De twee moties van de heren Rosenmöller en Biesheuvel hebben mijn bijzondere belangstelling. Is het niet mogelijk dat zij met elkaar aan tafel gaan zitten om één motie naar voren te brengen? Dit is een unicum. De meningen liggen zo dicht bij elkaar en toch worden ons twee moties voorgelegd. Voor welke motie moeten wij nu zijn?

De heer Biesheuvel (CDA):

Het mooiste zou zijn als u voor beide moties was. Maar zelfs al zouden wij de moties in elkaar schuiven, dan kan dat blijkbaar nog niet op een meerderheid in de Kamer rekenen. En daar was het ons in eerste instantie om begonnen. Ik stel met zeer veel teleurstelling vast dat gewekte verwachtingen niet waargemaakt kunnen worden.

De heer Hendriks:

Voorzitter! Ik denk dat de inventiviteit van de heer Biesheuvel wel zo groot is, dat hij het minstens moet proberen.

De heer Biesheuvel (CDA):

Ik dank u voor uw vertrouwen in mijn inventiviteit. Dat laat echter onverlet de verklaringen die ik zojuist van zowel de PvdA als D66 heb gehoord.

De heer Van Hoof (VVD):

Mijnheer de voorzitter! Een van de belangrijkste mededelingen van de heer Rosenmöller was dat de fracties van het CDA en GroenLinks voor elkaars moties zouden stemmen. Ik zou kunnen zeggen: ik neem kennis van die mededeling en daar laat ik het bij. Echter, die mededeling heeft mij enorm verbaasd in de richting van met name de heer Biesheuvel. De heer Van Middelkoop gaf dat ook al aan. Ik denk dan aan de ontwikkeling van het standpunt van het CDA in de loop der tijd. Dan is dit een verrassing van de eerste orde. Van enige consistentie in het standpunt van het CDA is kennelijk niet zo verschrikkelijk veel sprake.

Laten wij teruggaan naar het debat over de WAO van een paar jaar geleden en laten wij kijken wat toen door de CDA-fractie is uitgesproken. Zij stelde: geen arbeidsmarktelementen meenemen in de keuring. En ik verwijs naar het punt van de oudere gevallen. Was het niet het CDA dat op het punt van de oudere gevallen helemaal geen beweging wenste te maken? Hebben wij daarna hier in de verschillende ordedebatten gezien dat er vanuit het CDA ook op dat moment geen beweging gemaakt werd? Pas toen het CTSV-rapport kwam, heeft de heer Biesheuvel gezegd dat hij toch wel erg schrok van de getallen die in dat rapport tevoorschijn waren gekomen en dat hij nu vond dat er iets moest gebeuren. Hij is niet eens nagegaan waarom die getallen anders waren. Want had hij dat rapport goed gelezen, dan zou hij hebben gezien dat de uitkomst niet wordt veroorzaakt door de wijzigingen in de keuringen, maar dat de andere uitkomst ten opzichte van de verwachtingen is veroorzaakt door het feit dat de verwachtingen, zoals zij geformuleerd waren, op een verkeerde basis waren gebaseerd. Dat is wat men in het CTSV-rapport kan lezen. Om die reden was de uitkomst anders dan de heer Biesheuvel had gedacht. Dat had heel weinig te maken met het aanscherpen van de criteria.

Overigens, toen die criteria hier aan de orde waren, heeft de heer Biesheuvel, de CDA-fractie, zich daar volledig achter gesteld. De vraag is dan wat er precies aan de hand is. In het artikel van Trouw van vanochtend staat een heel intrigerende zin: elk van de collega's in de Kamer, dat geldt ook voor ons, heeft vanuit zijn eigen opvatting, positie en achtergrond zijn mening over de herkeuringen en wat ermee te doen. En met "ons" worden de heer Rosenmöller en de heer Biesheuvel dan bedoeld. Met andere woorden, kennelijk waren de twee scribenten het niet op alle punten met elkaar eens, maar konden zij zich vanuit hun oppositionele rol vinden in het steun geven aan elkaars moties. Ik moet zeggen dat deze intrigerende zin mij niet de indruk geeft dat een gedegen standpunt is ingenomen. Integendeel.

De heer Biesheuvel (CDA):

Fantastisch. U bouwt uw verdediging op vanuit de consistentie van de CDA-fractie en noemt twee scribenten die het misschien op onderdelen niet eens zouden zijn. En dan de coalitie! Eén blijk van gelijk denken! Mijnheer Van Hoof, over consistentie gesproken, hoe was ook alweer het standpunt van de VVD-fractie inzake de verlengde WW-uitkering?

De heer Van Hoof (VVD):

Ik begrijp dat de heer Biesheuvel moeilijk kan uitleggen wat die ene zin in het artikel betekent.

De heer Biesheuvel (CDA):

Helemaal niet! U legt er een lading in van twee scribenten die verhullend hun standpunt weergeven. Dat is absoluut niet het geval. Een feit is dat wij, inderdaad vanuit verschillende invalshoeken, tot een gezamenlijk standpunt zijn gekomen. Dat heb ik donderdag al verwoord. Er is consistentie aan te geven, zowel vanuit het rapport van het College van toezicht sociale verzekeringen, als vanuit mijn bijdrage aan het debat van afgelopen donderdag, als vanuit mijn bijdrage aan het artikel dat vanochtend in Trouw stond. Uw bijdrage is puur bedoeld om uw eigen inconsistentie binnen de coalitie te verhullen. Dat stel ik maar even vast.

De heer Van Hoof (VVD):

Een jijbak. Misschien kan de heer Biesheuvel nog twee teksten uit het artikel aan mij uitleggen die alles te maken hebben met zijn standpunt van dit moment. Ik citeer: Vandaar dat wij beiden een motie ingediend hebben om oudere arbeidsongeschikten niet meer op te roepen voor de herkeuring.

Een paar alinea's verder staat het volgende: Keuren kan natuurlijk altijd, maar dan wel volgens de oorspronkelijke criteria, zoals dat nu ook het geval is voor de mensen die van het begin af aan buiten deze herkeuring zijn gebleven, de 50-plussers.

Voorzitter! Wat is het nou? Keuren kan altijd of wij keuren niet? Het probleem is, mijnheer Biesheuvel, dat u zo aan het draaien bent geslagen, dat u eigenlijk niet meer weet wat u gezegd hebt. Dat is de constatering die u moet doen over de bijdrage van de CDA-fractie.

De heer Biesheuvel gaf mevrouw Adelmund een tip: bedenk wat haalbaar is in de coalitie...

De heer Biesheuvel (CDA):

...voordat je verwachtingen wekt.

De heer Van Hoof (VVD):

Ik moest daarbij even terugdenken aan datgene wat een paar jaar geleden in het WAO-debat aan de orde was.

De VVD-fractie is van mening dat het pakket dat er ligt, zeer geloofwaardig is. Het is een substantieel pakket. Het zal wel degelijk effect hebben op datgene waar het ons allemaal om gaat: niet alleen de herkeuring, maar het hele proces van keuring en alles wat daarmee te maken heeft. Daar was de kritiek van het CTSV op gericht. Zij was niet gericht op het aanpassen van de leeftijd, maar op de wijze waarop de keuring in de praktijk werd uitgevoerd. Als de heer Biesheuvel daar zijn conclusies aan had verbonden, was hij consistent geweest met zijn houding in het verleden.

De VVD-fractie wil dat wel zijn. Wij denken dat het pakket geloofwaardig is en zullen het blijven steunen.

De heer Rosenmöller (GroenLinks):

Voorzitter! Mag ik de heer Van Hoof een vraag stellen?

De voorzitter:

Ja, ofschoon het een debat was met de heer Biesheuvel. Wij hoeven elkaars debatten niet over te doen.

De heer Rosenmöller (GroenLinks):

Mijn vraag is in lijn met de vragen die ik andere collega's heb gesteld. Zou de heer Van Hoof namens de VVD-fractie in politieke zin kunnen leven als zo'n motie zou worden aangenomen?

De heer Van Hoof (VVD):

De VVD-fractie zal deze motie niet steunen. Wij hebben een- en andermaal gezegd dat wij het een slechte zaak vinden. De problemen waar wij het over hebben, hebben niet te maken met de vraag of een bepaalde categorie van mensen wel of niet moet worden herkeurd. Het probleem wordt daarmee verkleind; er wordt voorbijgegaan aan datgene wat er daadwerkelijk aan de hand is. Wij zouden het een zeer slechte zaak vinden als om politieke redenen gevlucht zou worden in een dergelijke motie.

De heer Marijnissen (SP):

Wij hebben zojuist van mevrouw Adelmund mogen vernemen dat zij het akkoord binnen de coalitie en met het kabinet welhaast voor de hellepoort heeft weggesleept. Nu is de heer Van Hoof volgens mij die hellepoort. Ik vraag hem derhalve wat zijn inzet in het debat met de coalitiepartners is geweest. Wat heeft hij ingeleverd?

De heer Van Hoof (VVD):

De heer Marijnissen is aanwezig geweest bij het debat over de kabinetsvoorstellen en over het wetsvoorstel Amber. Daarbij heeft hij kunnen horen wat de inzet van de VVD-fractie is geweest. Ik heb toen ook in een interruptiedebat met de heer Van der Vlies aangegeven wat onze inzet was, zoals geformuleerd in een persbericht van rond 15 mei. Dat persbericht kan de heer Marijnissen nog steeds nalezen. Hij kan de Handelingen ernaast leggen. En dan kan hij precies zien wat onze inzet was, wat onze inzet in het debat van vorige week is geweest en wat vandaag de dag onze inzet nog is. Daar zit nauwelijks of geen licht tussen.

De heer Marijnissen (SP):

Ik vind het erg prettig dat u mij verwijst naar allerlei zaken op papier, maar ik stelde u een vraag. Ik zou het leuk vinden als u daarop nu antwoord gaf.

De heer Van Hoof (VVD):

Dat had u kunnen lezen. Als u die stukken naast elkaar legt, dan ziet u dat het één en dezelfde lijn is.

De heer Marijnissen (SP):

Mijnheer de voorzitter! Volgens mij gaat het bij deze heropening over twee zaken. Allereerst gaat het om de herkeuringen en in de tweede plaats om de positie van de PvdA-fractie.

Het bezwaar tegen de herkeuringen, breed gedragen buiten de Kamer en helaas door een minderheid in de Kamer, is tweeërlei. Ten eerste wordt het door zeer velen als een fundamentele onrechtvaardigheid gezien, dat mensen op nieuwe voorwaarden worden herkeurd. Ten tweede: indien deze mensen zijn goedgekeurd voor arbeid, blijkt die arbeid er simpelweg niet te zijn. Het gevolg is dan dat die mensen worden geconfronteerd met een lagere uitkering. Daar zit de kern van de onrechtvaardigheid. Ik wil van de gelegenheid gebruik maken om nogmaals fel te protesteren tegen de suggestie als zou het kabinet samen met de coalitiepartijen gezorgd hebben voor een "zachte landing", zoals zij het noemen. Dat eufemisme staat voor een uitkering van ƒ 1515 per maand, bruto wel te verstaan. Zowel in eerste als in tweede termijn van het WAO-debat heb ik betoogd dat naar ons idee fundamentele kritiek op de nieuwe WAO noodzakelijk is. Het fundamentele van die kritiek zit in het gewijzigde arbeidsongeschiktheidscriterium dat naar ons idee fundamenteel onjuist is, simpelweg omdat het begrip "billijkheid" is verdwenen.

Zoals gezegd, gaat het niet alleen om de herkeuringen. Het gaat ook om de enorme discrepantie tussen wat de PvdA-fractie en ook de D66-fractie in de aanloop naar het finale debat van afgelopen donderdag in de media hebben gezegd en wat zij vervolgens in de Kamer hebben waargemaakt respectievelijk niet waargemaakt.

Mevrouw Adelmund (PvdA):

Zijn er ook dagen dat u zichzelf afvraagt wat u heeft waargemaakt?

De heer Marijnissen (SP):

Jazeker, mevrouw Adelmund. Dat is in ieder geval consistentie. Ik vind het schitterend dat u vandaag de woordvoerder van de CDA-fractie prijst vanwege het feit dat hij klaarblijkelijk van mening is veranderd en nu zegt dat mensen boven de 45 jaar niet mogen worden herkeurd. Ik vind het fantastisch dat u hem prijst; daar prijs ik u voor. Maar ik vind het niet bepaald consistent. Het is bepaald niet consistent als u hier zegt dat het een goede zaak is dat het CDA nu zo ver is gegaan, zodat u te zijner tijd weer een beroep op het CDA kunt doen. Dat kunt u absoluut niet waarmaken. Wij zien dat de hele oppositie in deze Kamer met lege handen staat. Immers, de coalitie had de zaak vooraf al volledig dichtgetimmerd. Het blijft staan dat de PvdA-fractie en ook de D66-fractie vooraf allerlei zaken over de herkeuringen naar voren hebben gebracht, maar dat wij aanstaande donderdag bij de stemmingen waarschijnlijk simpelweg kunnen vaststellen dat die herkeuringen gewoon doorgaan. Dat is dan met dank aan al die WAO'ers die de laatste jaren gedemonstreerd hebben en zich in actiecomités hebben ingezet en met dank aan de vakbeweging, die het afgelopen weekend nog een brandbrief stuurde aan de Kamer om er toch vooral voor te zorgen dat iets aan die herkeuringen zou worden gedaan.

De SP-fractie heeft gepleit voor een volledige stopzetting van alle herkeuringen. Dat is de meest vergaande motie die is ingediend. Ik heb nog niet mogen vernemen hoe de Kamer hierover denkt te oordelen, maar dat zal ongetwijfeld aanstaande donderdag wel duidelijk worden. De inzet van de SP-fractie was en is een volledige stopzetting van de herkeuringen, niet vanaf 45 jaar maar vanaf nu voor iedereen. Het zou heel mooi zijn als de PvdA-fractie daar nog eens over na wilde denken. Maar of dat het echt zal halen, is zeer twijfelachtig. Second best is wat respectievelijk het CDA en GroenLinks hebben voorgesteld. Vanzelfsprekend zullen wij onze eigen motie van harte ondersteunen, omdat wij vinden dat het arbeidsongeschiktheidscriterium absoluut foutief is. Maar, als onze motie wordt verworpen, zullen wij ook die second-best-oplossing steunen.

De heer Rosenmöller (GroenLinks):

Ter voorkoming van misverstanden herhaal ik dat dit ook voor onze fractie de second-best-oplossing is. Wij zullen dus uw motie ook steunen. Die kennis had u, denk ik, al.

De heer Marijnissen (SP):

Zoals u wist dat ik uw motie wel zou steunen, wist ik dat u onze motie zou steunen. Ik hoor echter ook graag hoe de andere fracties daarover denken.

De heer Van Dijke (RPF):

Voorzitter! Wat jammer nu dat het hele debat over de WAO zich toespitst op de vraag of er herkeurd moet worden of niet. Er zijn naar mijn waarneming nog zoveel andere zaken die positief bejegend kunnen worden. Ik wil daar dan ook de aandacht voor vragen.

Het heeft mij een beetje verbaasd dat noch de motie van CDA-zijde noch de motie van de zijde van GroenLinks ten aanzien van de herkeuringen niet de toevoeging heeft: conform de nieuwe regeling die van kracht is geworden. Het was natuurlijk beter geweest, wanneer dat erbij had gestaan. Dan hadden de keuringen als zodanig doorgang kunnen vinden volgens het oude regime en waren die volgens het nieuwe regime vanaf een bepaalde leeftijdsgrens niet meer van toepassing. Maar goed, na het debat van vandaag zullen wij ons in de fractie nog beraden over de moties.

Voorzitter! Ik wil mijn motie op stuk nr. 17 intrekken. De staatssecretaris heeft mij een toezegging gedaan voor het eerste gedeelte van die motie. Dat is in elk geval winst; daarvoor dank ik de staatssecretaris. Wat het tweede gedeelte van de motie betreft, is het zo dat wij daar eventueel op kunnen terugkomen als de staatssecretaris aan de Kamer rapporteert. Volgens de staatssecretaris is het een zaak van particulier initiatief en dergelijke en zou de overheid daar geen rol in vervullen. Wij kunnen hier te gelegener tijd nog over spreken. Ik waag het op voorhand in elk geval zodanig te betwijfelen dat niet op voorhand uitgesloten moet worden dat de overheid daar, in welke vorm dan ook, een zekere rol in kan vervullen. Bij dezen is de motie op stuk nr. 17 echter ingetrokken.

De voorzitter:

Aangezien de motie-Van Dijke (24221, nr. 17) is ingetrokken, maakt zij geen onderwerp van beraadslaging meer uit.

Voorzitter: Van Erp

Staatssecretaris Linschoten:

Voorzitter! Ik wil even kort reageren op de mededeling van de heren Biesheuvel en Rosenmöller dat zij elkaars moties zullen steunen. Op zichzelf brengt dit natuurlijk geen enkele verandering aan in het oordeel van de regering. Ik heb overigens niet alleen aangegeven de aanvaarding van beide moties te ontraden, maar meen daar ook een groot aantal argumenten voor te hebben geformuleerd in het debat.

Bij wijze van inleiding wil ik dan nog een opmerking maken. Ik zou het jammer vinden, als door het verbale geweld rond het wel of niet herkeuren, zoals wij dat zojuist hebben gehoord, de indruk zou postvatten alsof het debat alleen maar daarover is gegaan. Wat er werkelijk aan de hand is, is dat er een zeer breed pakket maatregelen ligt op het punt van het Schattingsbesluit zelf en het uitvoeren van de schattingen door de verzekeringsge neeskundige en arbeidsdeskundige. Er liggen maatregelen met betrekking tot reïntegratie. Er ligt een voorstel om in de inkomenssfeer verbeteringen aan te brengen. Het is dus waarachtig een pakket maatregelen dat veel verder gaat, ook voor de belanghebbenden, dan alleen maar het geven van een antwoord op de vraag of er wel of niet herkeurd moet worden. Daar wil ik in deze heropening nogmaals de aandacht voor vragen, want dat is waar het het kabinet om gaat.

Aan het adres van de heer Biesheuvel merk ik in dit verband op, dat ik het wat goedkoop vind om dan te zeggen dat het een stapje in de goede richting is, maar dat het nog niet ver genoeg gaat. Het huidige pakket maatregelen maakt een heleboel goed van wat het vorige kabinet onder zijn verantwoordelijkheid heeft laten zitten op het punt van de inkomensvoorziening, op het punt van de reïntegratiemaatregelen en op het punt van de kwaliteit van het Schattingsbesluit. Ik vind dat de heer Biesheuvel hier iets te gemakkelijk voor wegloopt. Ik begrijp wel dat hij zijn oppositierol wil vervullen en dat hij iedereen wil uitdagen, maar voor mij is dit dossier een beetje te belangrijk om daar alleen maar dit politieke nummertje bij te maken.

De heer Biesheuvel (CDA):

U gebruikt twee kwalificaties: goedkoop en te gemakkelijk. Is het standpunt dat mevrouw Adelmund tot nu toe in de publiciteit heeft gebracht, nu goedkoop of te gemakkelijk?

Staatssecretaris Linschoten:

Ik heb het helemaal niet over het standpunt van mevrouw Adelmund gehad.

De heer Biesheuvel (CDA):

U verwijt mij mijn standpunt over het meerdere, zoals verwoord in de motie die ik zelf namens de CDA-fractie ingediend heb, en de steun die wij gegeven hebben aan de motie van GroenLinks. Met name in de laatste motie wordt verwoord wat mevrouw Adelmund tot nu toe in de publiciteit heeft gebracht. Mijn concrete vraag aan u is of dat standpunt te gemakkelijk of te goedkoop is.

Staatssecretaris Linschoten:

Ik vind inderdaad dat de CDA-fractie heel snel opeenvolgend verschillende standpunten inneemt. Dat heeft mij verbaasd.

De heer Biesheuvel (CDA):

Ik heb het nu niet over mijn standpunt. U kwalificeert het standpunt dat wij hebben ingenomen. Als dit evenwel hetzelfde standpunt is als dat wat de PvdA-fractie tot nog toe steeds heeft verkondigd, is dat dan ook te gemakkelijk of te goedkoop? Ik vind dit een goedkope redenering van uw kant.

Staatssecretaris Linschoten:

Zojuist had de heer Biesheuvel het over: "...een stapje in de goede richting, maar niet ver genoeg". Die opmerking, uit de mond van iemand die politieke verantwoordelijkheid draagt voor het feit dat wij een heleboel zaken moeten repareren die in de vorige periode aan de kant zijn blijven liggen, heb ik goedkoop genoemd. Daar heb ik op gedoeld.

De heer Biesheuvel (CDA):

Dan vraag ik het op een andere manier. Wat is het verschil tussen het standpunt van de CDA-fractie, zoals dat zojuist is verwoord, en het standpunt dat wij tot voor kort hadden verwacht van de fractie van de PvdA?

Staatssecretaris Linschoten:

De fractie van de heer Biesheuvel heeft de verantwoordelijkheid genomen voor een beleid rondom schattingen, zonder een aantal andere wezenlijke zaken ook tot een oplossing te brengen, bijvoorbeeld op het punt van reïntegratiemaatregelen, bijvoorbeeld op het punt van de kwaliteit van het Schattingsbesluit zelf. Daarover hebben wij vaker met elkaar gedebatteerd. Ik houd de heer Biesheuvel voor dat momenteel sprake is van een zeer breed pakket aan maatregelen. Het huidige kabinet steekt daar behoorlijk zijn nek voor uit. Ook in financiële termen wordt een behoorlijke verantwoordelijkheid genomen voor het oplossen van een groot aantal problemen dat zich in de praktijk voordoet, ook op aandringen van de fractie van het CDA. Om dat dan af te doen met de opmerking dat het wel een stapje in de goede richting is, maar dat het net niet goed genoeg is, alleen maar vanwege oppositionele redenen, dat noem ik goedkoop.

De heer Biesheuvel (CDA):

De staatssecretaris ontloopt mijn vraag. Ik vraag hem opnieuw om het verschil in kwalificatie aan te geven tussen het standpunt van de fractie van de PvdA tot nu toe en het standpunt van de fractie van het CDA. Als de staatssecretaris dat wil ontlopen, dan is dat zijn zaak, maar dan mag hij niet de kwalificaties gebruiken die hij zojuist in de mond heeft genomen.

Staatssecretaris Linschoten:

Ik gebruik de kwalificaties die ik wil gebruiken. Ik heb de heer Biesheuvel gewezen op zijn eigen rol in het debat, niet alleen naar aanleiding van wat hij nu zegt, maar ook gelet op hetgeen hij in het verleden namens zijn fractie over hetzelfde dossier heeft gezegd. Ik mag daar een opmerking over maken, als hij aan het adres van het kabinet zegt dat dit pakket maatregelen een stapje in de goede richting is, maar dat het niet ver genoeg is. Ik houd de heer Biesheuvel voor dat dit pakket veel verder gaat dan waar zijn fractie destijds verantwoordelijkheid voor heeft genomen.

Mevrouw Adelmund (PvdA):

Dat wilde ik ook zeggen! De heer Linschoten heeft minder lang kunnen wennen aan onze standpunten dan de heer Biesheuvel.

De heer Rosenmöller (GroenLinks):

Voorzitter! Ik wil over een ander onderwerp een vraag aan de staatssecretaris stellen. De staatssecretaris heeft nog gerefereerd aan zijn woorden in het debat van afgelopen donderdag. Hij zei dat hij de aanneming van de moties inderdaad heeft ontraden. Is het waar dat het voor de staatssecretaris in politieke zin onacceptabel is als deze motie op een meerderheid in de Kamer zou kunnen rekenen?

Staatssecretaris Linschoten:

Voorzitter! Ik ben nog niet toegekomen aan het nadenken over een antwoord op die vraag! Naar aanleiding van de discussies die wij met de Kamer hebben gehad, mag het kabinet ervan uitgaan dat in ieder geval de coalitiepartijen, maar ik hoop nog veel meer fracties, zodanig zijn overtuigd van het nut van dit pakket maatregelen, dat zij moties van de oppositie niet steunen. Met andere woorden, ik ben er nog niet aan toe gekomen om over die vraag na te denken. Ik was ook niet van plan om dat in deze fase te doen.

De heer Rosenmöller (GroenLinks):

Mevrouw Adelmund heeft hier gezegd dat het natuurlijk onacceptabel was. Is dat dan onjuist? Verder reageerde mevrouw Adelmund naar aanleiding van door mij gestelde mondelinge vragen aan de minister-president ooit met de opmerking dat zij met ongebonden handen stond. Is het niet zo dat zij in dit debat met gebonden handen heeft gestaan, vanwege het onacceptabel zijn van het aannemen van een motie met deze strekking?

Staatssecretaris Linschoten:

Die vraag moet de heer Rosenmöller aan mevrouw Adelmund stellen. Ik stel vast dat, als zij die vraag zou kunnen beantwoorden, zij verder heeft nagedacht dan ik.

De heer Rosenmöller (GroenLinks):

Ik kan jullie ook samen in het vak zetten, maar mevrouw Adelmund zit nu eenmaal in de Kamer. Ik heb haar als kamerlid die vraag gesteld. De staatssecretaris zit in het vak. Mevrouw Adelmund heeft weinig te maken met de term "onacceptabel". Dat wil zeggen dat het voor haar fractie niet onacceptabel was, want anders had zij dat voorstel een jaar geleden niet gedaan en dat met een repeterende breuk herhaald. Is het aannemen van zo'n motie voor het kabinet in politieke zin onaanvaardbaar? Wellicht voor de staatssecretaris, misschien voor de minister-president, de heer Kok, maar hoe zit dat nu? Of zegt de staatssecretaris dat die vraag nog niet aan de orde is geweest?

Staatssecretaris Linschoten:

Precies! Die vraag is inderdaad niet aan de orde geweest. Ik heb goed genoteerd wat de coalitiepartijen in dit debat hebben gezegd. Het kabinet en ik mogen zoveel vertrouwen hebben in het feit dat in ieder geval de coalitiepartijen van mening zijn dat wij met een effectief pakket maatregelen te maken hebben, dat wij er niet van uitgaan dat oppositiemoties zullen worden gesteund. Met andere woorden, wat mij betreft is die vraag niet aan de orde geweest. Wat mij betreft hoeft die ook niet aan de orde te komen. Ik zou het verder buitengewoon onplezierig vinden als ik met de coalitiefracties op een dergelijke manier zou moeten communiceren. Het gaat bij ons om argumenten. Die hebben geleid tot een behoorlijk pakket maatregelen. Wij zijn een flink stuk verder gekomen met de reïntegratie, met het Schattingsbesluit en met de inkomensbescherming. Dat zal ook de heer Rosenmöller moeten erkennen.

De heer Rosenmöller (GroenLinks):

Voorzitter! Er is een breed debat gevoerd. Mijn conclusie is echter dat òf mevrouw Adelmund de boel in de maling neemt òf de staatssecretaris. Eén van de twee loopt om de hete brij heen. Zou een motie van deze strekking, bijvoorbeeld in 1996, bij tegenvallende resultaten ook in politieke zin onaanvaardbaar zijn?

Staatssecretaris Linschoten:

Voorzitter! Dit is natuurlijk een volstrekt onmogelijke vraag. Hoe kan ik zeggen dat een motie onaanvaardbaar is, zonder dat ik die motie en de omstandigheden ken? Als bij evaluatie blijkt dat het pakket maatregelen dat wij hier vol vertrouwen met elkaar hebben samengesteld, niet of onvoldoende werkt, dan zouden wij wel gek zijn om het verstand op nul en de blik op oneindig te zetten. Dan moeten wij weer om de tafel gaan zitten om te kijken of het effectiever of beter kan. Ik loop evenwel niet vooruit op welke motie dan ook, zonder de omstandigheden in 1996 of in 1997 te kennen.

Wij bespreken nu een concreet pakket maatregelen, waarvoor het kabinet behoorlijk de nek uitsteekt. Ik vraag daarvoor steun in de Kamer en in de samenleving. Ik hoop dat een aantal problemen, die wij geïnventariseerd hebben tijdens de begrotingsbehandeling in december in deze Kamer, met dit pakket opgelost kan worden. Ik denk dan aan de inkomensbescherming, de reïntegratie en het voorkomen van onredelijke beoordelingen bij herkeuringen.

De heer Rosenmöller (GroenLinks):

Voorzitter! De staatssecretaris heeft wel heel veel woorden nodig om dit bescheiden pakket te verkopen en de motie weg te praten. Het is onacceptabel dat er nog niet over is nagedacht en dat wordt gezegd: dat zullen wij dan wel zien. Ik vind dat wij dat de mensen die het aangaat, niet kunnen aandoen.

Staatssecretaris Linschoten:

Voorzitter! Wij denken toch alleen maar na over relevante vragen? Ik begrijp het politieke spelletje wel dat nu wordt gespeeld. Dat komt immers vaker voor, maar ik heb te maken met de realiteit en met een pakket maatregelen dat niet alleen in zijn effectiviteit, maar ook in zijn financiële consequenties inderdaad vele malen verder gaat dan een stapje in de goede richting. Ik heb er veel vertrouwen in en ik heb gelukkig kunnen vaststellen dat dit ook geldt voor de coalitiepartijen in deze Kamer. Zolang dat zo is, komt de door de heer Rosenmöller gestelde vraag natuurlijk niet in mijn hoofd op.

Mevrouw Adelmund (PvdA):

Voorzitter! Het is haast niet denkbaar dat de situatie blijft zoals zij nu is. Er wordt 0,75 mld. "tegenaan gezet" en er worden 31 maatregelen genomen. Stel echter dat dit wel het geval is, is dan voor de staatssecretaris het stoppen met de herkeuringen een instrument dat hij wil overwegen?

Staatssecretaris Linschoten:

Voorzitter! Ik ga ervan uit dat het pakket maatregelen zeer effectief is. Als tegendeel blijkt – wat ik niet hoop – zal ik samen met mevrouw Adelmund en met andere woordvoerders in de Kamer de balans opmaken. Dan zullen wij bezien wat ons op dat moment te doen staat. Daar zal de Kamer mij overigens niet toe hoeven aan te sporen. Ik heb echter vertrouwen in het pakket maatregelen. Ik ga ervan uit dat wij met elkaar een groot aantal van de problemen die wij in de praktijk tegenkomen en die iedereen kent, tot een oplossing kunnen brengen.

De heer Biesheuvel (CDA):

Moeten wij nu constateren dat de PvdA-fractie, zonder dat de staatssecretaris het machtswoord heeft gesproken, besloten heeft de moties van de heer Rosenmöller en van de CDA-fractie niet te steunen?

Staatssecretaris Linschoten:

Dat is een bizarre veronderstelling. De communicatie verloopt niet via het wel of niet uitspreken van machtswoorden. Ik houd u hetzelfde voor als ik al tijdens het debat heb gedaan. Om tot dit pakket te komen, hebben wij argumenten gewisseld.

De heer Biesheuvel (CDA):

Ik vind het grappig dat de staatssecretaris meteen reageert. Mevrouw Adelmund heeft op zijn minst de indruk gewekt dat het machtswoord is gesproken. Mijn concrete vraag aan de PvdA-fractie is of zij, zonder dat het machtswoord gesproken is en ondanks alle verwachtingen die zij gewekt heeft, uiteindelijk besloten heeft de moties van de heer Rosenmöller en van de CDA-fractie niet te steunen.

Mevrouw Adelmund (PvdA):

Mijnheer Biesheuvel, wij raken onderhand bedreven in hetgeen waarin u ook zeer bedreven bent, namelijk gewoon zelf nadenken. Wij hebben de mogelijkheden die ons door de staatssecretaris en de minister werden geboden op een rij gezet. Het is niet mogelijk dit standpunt in te nemen zonder politieke schade aan de coalitie of de PvdA-fractie. Dat kan u spijten en dat spijt mij ook, want ik had het graag als vernis over het gehele pakket gehad. U spreekt echter over maatregelen die vanaf 1998 gelden.

Staatssecretaris Linschoten:

Voorzitter! Ik kom nu toe aan de naar mijn stellige overtuiging meest relevante vragen die zojuist bij de heropening zijn gesteld. Mevrouw Adelmund sprak in termen van "de maatregelen zouden eigenlijk vandaag al moeten ingaan". Ook mevrouw Schimmel sprak over het "op zo kort mogelijke termijn invoeren van de maatregelen".

Voorzitter! Ik ben dat met de beide woordvoersters eens. Wij moeten echter wel een onderscheid maken tussen een aantal verschillende elementen in dat pakket. Aan de ene kant hebben we de aanpassingen van het Schattingsbesluit zelf, het schrappen van artikel 4, het ten minste duiden van de drie functies, maar ook het maximeren van de verdiencapaciteit op het eigen maat-maninkomen.

Hier moet een algemene maatregel van bestuur voor worden aangepast. Dat kost enige tijd. Dat neemt niet weg dat de maatregel zelf, zoals we deze bediscussieerd hebben, terugwerkende kracht kent. Dat zou leiden tot de conclusie dat er, in afwachting van de algemene maatregel van bestuur, beslissingen moeten worden genomen die dan vervolgens binnen een paar maanden weer moeten worden teruggedraaid. Dat is natuurlijk op een zeer inefficiënte manier de regelgeving uitvoeren. Ik heb dan ook het TICA verzocht om alvast toe te passen wat we op dit punt met elkaar beogen. Ik heb er alle vertrouwen in dat daar vanuit de uitvoeringsorganisatie voortvarend medewerking aan zal worden verleend. Het spreekt vanzelf dat ik ook het College van toezicht op de hoogte zal brengen van dit standpunt.

Wat die aanpassingen in het pakket betreft die tot onze competentie behoren en niet tot die van de uitvoeringsorganisatie, en waar geen nadere regelgeving voor nodig is – zoals het teamoverleg, het overleg tussen de VG en de AD met betrekking tot de overschrijding van belastbaarheid – zal invoering eveneens zo snel mogelijk dienen plaats te vinden. Ook zaken als het gebruiken van de FIS-informatie voor de reïntegratie en overleg met de curatieve sector als de cliënt dat noodzakelijk vindt, zullen zo snel mogelijk moeten worden ingevoerd. Ook het gegeven dat het FIS niet alles bepalend is, maar dat het uiteindelijk neerkomt op de professionele beoordeling van de VG en de AD die hierop aanspreekbaar zijn, dient zo snel mogelijk verwerkt te worden. Wat mij betreft gebeurt dat vandaag of na de stemmingen, in de vorm van een brief aan het TICA.

Voor een aantal zaken zijn wijzigingen nodig in de bestaande procedures of dienen bepaalde bestanden te worden aangepast. Ik heb het dan over de VG-standaarden waarover we het in het debat hebben gehad. Ik heb het dan ook over de aanpassingen van het FIS. Ik doel op de discussie over de representativiteit en de regionale component hierin. Het overleg hierover dient zo snel mogelijk te worden gestart, wat mij betreft volgende week. We moeten ook zo snel mogelijk tot conclusies komen. In ieder geval dient er zekerheid te zijn voor degenen die vanaf dit moment geconfronteerd worden met het afronden van het proces van keuring, dus die een beschikking krijgen, nog voordat de aanpassing van de uitkering daadwerkelijk wordt geëffectueerd. Er dient de zekerheid te zijn dat er rekening wordt gehouden met de nieuwe voorwaarden, zoals we die met elkaar hebben afgesproken.

Voorzitter! Dit leidt wat mij betreft concreet tot de volgende actiepunten.

Vandaag of na de stemmingen de brief sturen naar het TICA, waarin wordt verzocht om met onmiddellijke ingang de toepassing van het Schattingsbesluit te baseren op de nieuwe criteria, zoals die in mijn brief zijn opgenomen.

Op de meest korte termijn bestuurlijk overleg voeren met het TICA over de zaken die we in het debat aan de orde hebben gesteld.

Het verzoek doen aan het TICA om de wijzigingen waarvoor geen bestuurlijk overleg noodzakelijk is, met onmiddellijke ingang te effectueren en in de gevallen waarin het voorgaande niet mogelijk is of geen oplossing biedt, in het individuele geval met elkaar de volgende afspraken te maken. Het is mijn bedoeling dat belanghebbenden voor wie de werkelijke beoordeling van de arbeidsongeschiktheid na vandaag of na de afronding van de stemmingen van dit debat wordt afgehandeld, beoordeeld worden overeenkomstig de beleidsvoornemens zoals die in mijn brief van 2 juni zijn aangekondigd en waarmee, naar ik hoop, de Kamer na de stemmingen ook geheel zal hebben ingestemd. Dat zal met name voor de belanghebbenden die op dit moment in de keuringsprocedure zitten, een maximale inspanning van de uitvoeringsorganisaties vergen. De bedrijfsvereniging zal in die gevallen waarin de uitkomst van de herbeoordeling na vandaag door een officiële beslissing aan de belanghebbende wordt meegedeeld, voor de daadwerkelijke effectuering van de beslissing moeten beoordelen of de wijziging van onder andere het FIS tot een andere beslissing zou hebben geleid. Indien dat het geval is, zal de bedrijfsvereniging een nieuwe beslissing moeten nemen. Het gevolg van het voorgaande zal zijn, zoals ook de bedoeling is van de beide woordvoersters, dat de wijzigingen – zoals die in mijn brief zijn neergelegd en die naar ik mag aannemen door de Kamer zullen worden ondersteund – vanaf vandaag of na de stemmingen in de praktijk hun werking zullen hebben.

Voorzitter! Ik meen dat ik hiermee in ieder geval antwoord heb gegeven op de bij deze heropening aan mij gestelde vragen.

De beraadslaging wordt gesloten.

De voorzitter:

Over de moties zal donderdag aanstaande worden gestemd.

Naar boven