Aan de orde is de stemming over een motie, ingediend tijdens het debat over het veteranenbeleid, te weten:

- de motie-Zijlstra c.s. over een vergoeding wegens extra langdurige dienstvervulling (21490, nr. 18).

(Zie vergadering van 20 juni 1995.)

De voorzitter:

Ik constateer, dat deze motie met algemene stemmen is aangenomen.

Mevrouw Van Ardenne-van der Hoeven (CDA):

Voorzitter! Is de staatssecretaris van plan deze motie uit te voeren en, zo ja, op welke termijn denkt hij dat dan te doen? Ik vraag dit, gelet op de discussie die over dit onderwerp is gevoerd.

Staatssecretaris Gmelich Meijling:

Voorzitter! In de discussies hierover hebben wij met elkaar vastgesteld dat de doelgroep uit ten minste 60.000 ex-dienstplichtigen zal bestaan. Een uitkeringsregeling, in welke vorm dan ook, zal een buitengewoon groot beslag leggen op de begroting van de Defensie. Hiermee zijn ongetwijfeld tientallen miljoenen guldens gemoeid. Op dit moment is daar binnen de begroting van Defensie geen ruimte voor. Ik zal derhalve opnieuw politiek overleg voeren met de betrokken bewindslieden. Het reeds gevoerde overleg zal dus worden hervat. Bovendien zullen wij, als een financiële regeling kan worden overeengekomen, met andere departementen moeten overleggen over de vormgeving ervan. Er kan namelijk een precedentwerking van uitgaan naar andere groepen.

Ik zeg toe, in de komende periode een en ander te laten onderzoeken. Dit zal zeer zorgvuldig moeten gebeuren, gelet op de precedentwerking en op het financiële beslag van deze regeling. Wij zullen ons hierover uiteindelijk in het kabinet beraden. Dan zal bezien worden in hoeverre wij uitvoering aan deze motie kunnen geven.

De voorzitter:

Ik stel voor, de stukken 21490, nrs. 15 t/m 17, voor kennisgeving aan te nemen.

Daartoe wordt besloten.

Naar boven