Aan de orde is het mondeling vragenuur, overeenkomstig artikel 136 van het Reglement van orde.

Vragen van het lid Van den Doel aan de minister van Defensie, over de ontwikkelingen in het voormalige Joegoslavië.

De heer Van den Doel (VVD):

Mijnheer de voorzitter! In de nacht van zondag op maandag is het bestand dat de strijdende partijen in het voormalige Joegoslavië waren overeengekomen afgelopen. Een laatste poging van de VN-afgezant Akashi, het bestand te verlengen, heeft helaas geen resultaat gehad. De strijdende partijen, geen enkele uitgezonderd, lijken vastberaden om de strijd voort te zetten. Escalatie van het geweld, zo heeft de raketaanval hedenmiddag op Zagreb uitgewezen, is niet uit te sluiten. Ook de risico's voor de VN-militairen nemen toe. Tientallen VN-militairen worden als gijzelaar vastgehouden.

De VVD-fractie maakt zich ernstig zorgen over de ontwikkelingen zoals die zich de afgelopen 48 uur hebben voorgedaan. Wij denken daarbij in de eerste plaats aan onze militairen, die op verschillende plaatsen in Bosnië een zware en gevaarlijke taak vervullen. Ik heb dan ook de volgende vragen aan de minister.

1. Kunt u ons inzicht geven in de feitelijke situatie zoals zich die nu in het voormalige Joegoslavië voordoet en dan met name toegespitst op die situaties waar zich Nederlandse militairen bevinden?

2. Is er naar de mening van de minister sinds het aflopen van het bestand sprake van een toegenomen risico en, zo ja, acht u dit risico nog aanvaardbaar?

3. Zijn er sinds het aflopen van het bestand aanvullende maatregelen genomen ter verhoging van de veiligheid van onze militairen? Ik denk hierbij bijvoorbeeld aan het beperken van verplaatsingen of het afkondigen van een bepaalde alarmfase.

4. Op grond van welke overwegingen beslist de minister om bij de NAVO en de Verenigde Naties erop aan te dringen om de Nederlandse militairen terug te trekken?

5. Kunt u ons verzekeren dat er een adequaat evacuatieplan is dat zonder meer in werking kan treden zodra de noodzaak daartoe aanwezig is?

Minister Voorhoeve:

Mijnheer de voorzitter! Ik wil de vragen als volgt beantwoorden.

De situatie in het voormalige Joegoslavië heeft zich de laatste tijd zorgelijk ontwikkelt, zowel doordat het bestand niet is verlengd als door de vijandelijkheden die gisteren door Kroatië zijn geopend tegen een van de Kroatisch-Servische gebieden in Oost-Kroatië. In het algemeen is de situatie zorgelijker dan deze was. Tegelijkertijd kan ik zeggen dat de toestand van de Nederlandse militairen ongewijzigd is ten aanzien van het algemene risico dat natuurlijk in situaties als deze, die van een gecompliceerde burgeroorlog, bestaat. De zogenaamde alarmeringsfase die voor de VN-blauwhelmen in Bosnië geldt, is nog steeds de lage, groene fase. Desalniettemin heb ik ongeveer tien dagen geleden, toen ik vermoedde dat de situatie weleens riskanter zou kunnen worden, de Nederlandse commandant gevraagd, zo veilig mogelijke posities in te nemen met het oog op de wat onoverzichtelijk wordende situatie.

Ik kan u dus mededelen dat in de plaatsen waar Nederlandse militairen zich bevinden zich nog geen grotere risico's hebben gemanifesteerd. In Srebrenica was de situatie de afgelopen dagen ongewijzigd. Hetzelfde geldt voor Sapna-Duim en de locaties waar het transportbataljon zich bevindt. Wat betreft de Nederlandse waarnemers die zich meer in de nabijheid van Oost-Kroatië bevinden, de UNPA's in Zagreb, kan ik u meedelen dat het 26 personen betreft, waarvan de laatste informatie is dat daar geen bijzonderheden over zijn te melden. Voor zover ons bekend is, hebben zich daar geen bijzondere risico's voorgedaan.

Uw eerste drie vragen hoop ik hiermee te hebben beantwoord. Ik kom toe aan uw vierde vraag, namelijk op grond van welke overwegingen ik de beslissing neem om bij de NAVO en de VN aan te dringen op het terugtrekken van Nederlandse militairen. Terugtrekking van militairen kan aan de orde komen als de troepenleverende landen dan wel de VN-veiligheidsraad besluiten tot evacuatie. Evacuatie is voorzien in de plannen voor het geval die nodig zou zijn. Daarmee wil ik niet zeggen dat er nu hevig over evacuatie wordt nagedacht, want evacuatieplannen zijn al lange tijd geleden gemaakt. Zij maken onderdeel uit van de militaire contingency-planning. Als het tot evacuatie komt, zal de NAVO daar een belangrijke rol in spelen en zullen ook additionele aantallen militairen, inclusief Amerikaanse, worden ingezet om die in goede banen te leiden.

De vijfde vraag was of er een adequaat evacuatieplan bestaat, dat in werking kan treden zodra dat noodzakelijk is. Het antwoord daarop is: ja. Ik zeg wel dat daarvoor natuurlijk politieke besluitvorming van de betrokken landen vereist is. Daar is Nederland overigens nauw bij betrokken. Ik wil er wel voor de duidelijkheid de nadruk op leggen dat gehoopt moet worden dat de vijandelijkheden in het voormalige Joegoslavië in de komende maanden niet verhevigd zullen worden, omdat dat op de eerste plaats buitengewoon veel slachtoffers onder de burgerbevolking zou veroorzaken. De aanwezigheid van blauwhelmen, van vredebewarende soldaten uit een internationale krijgsmacht heeft er de afgelopen periode voor gezorgd dat de aantallen slachtoffers in deze vreselijke oorlog fors omlaag zijn gedrukt in vergelijking met het grote aantal dat in 1992 en 1993 viel. De betrokken VN-militairen, in het bijzonder de Nederlanders, hebben een belangrijke humanitaire taak. Het is de inzet van de Nederlandse regering om die humanitaire taak, die veel mensenlevens helpt redden, voort te zetten zolang dat verantwoord is. Daarbij geldt in het bijzonder dat geen landen tot eenzijdige terugtrekking moeten overgaan, omdat dat de last voor andere landen zou vergroten.

Wat de bijzondere positie van Nederland in de oostelijke enclave van Srebrenica betreft, herhaal ik hetgeen ik in maart aan de secretaris-generaal van de Verenigde Naties heb gevraagd, namelijk om per 1 juli voor aflossing van de Nederlanders in Srebrenica te zorgen en dus een ander land bereid te vinden om onze taak, die wij daar anderhalf jaar hebben uitgeoefend, over te nemen. Tot nu toe heb ik geen reactie van de Verenigde Naties op dat verzoek gekregen, anders dan dat men het een gerechtvaardigd, maar moeilijk verzoek vond. Gerechtvaardigd, omdat men weet hoe zwaar de taak is die de Nederlandse militairen daar dragen; moeilijk, omdat men weet dat andere landen niet staan te springen om die taak over te nemen.

De heer Van den Doel (VVD):

Voorzitter! Ik dank de minister voor zijn antwoorden. Ik heb nochtans naar aanleiding van de antwoorden twee aanvullende vragen.

De minister zegt dat de overweging om er eventueel bij de NAVO of de VN op aan te dringen om militairen terug te trekken in een breder kader moet worden gezien en dat dit aan de orde is als de troepenleverende landen besluiten tot evacuatie. Mijn eerste vraag is of de minister zich kan voorstellen dat Nederland daartoe het initiatief zou nemen.

Vanmiddag is bekend geworden dat op korte termijn, naar ik meen deze week, de chefs van staven van de deelnemende landen in het voormalige Joegoslavië in aanvullend overleg bijeenkomen. Was dit een geplande bijeenkomst of vindt deze plaats naar aanleiding van de ontwikkelingen van de afgelopen 48 uur? Wat is het doel van het overleg?

Minister Voorhoeve:

Voorzitter! Het antwoord op de eerste vraag is: ja. Nederland kan als een van de belangrijke troepenleverende landen zeker het initiatief nemen tot overleg met bondgenoten en partners om maatregelen te nemen die tot evacuatie kunnen leiden, als dat nodig wordt geoordeeld. Dat is dus geen oordeel waartoe wij nu moeten komen. Laten wij hopen dat wij het belangrijke humanitaire werk kunnen voortzetten.

Het overleg van de chefs van staven vindt niet plaats naar aanleiding van de ontwikkeling van de laatste dagen. Er is regelmatig contact tussen de troepenleverende landen, ook op militair niveau, om te overleggen over de vraag hoe het optreden zo effectief mogelijk kan worden gemaakt en hoe risico's zoveel mogelijk kunnen worden beperkt.

Mevrouw Van Ardenne-van der Hoeven (CDA):

Voorzitter! De fractie van het CDA is net als de fractie van de VVD bezorgd over de veiligheid van onze troepen in het voormalige Joegoslavië, maar natuurlijk ook over de conflicten, de felle gevechten, die nu plotseling, zo lijkt het wel, weer zijn opgelaaid. Kroatische troepen hebben Servische enclaves aangevallen en het bestand is niet verlengd. Nu blijkt ook dat groepen Servische inwoners van Krajina en Kroatisch-Servische militairen op de vlucht zijn in de richting van Bosnië. Ik stel de minister de volgende vragen.

Tot welke nieuwe spanningen zal de uittocht van die inwoners en die militairen leiden in Bosnië? Hoe groot acht de minister de kans dat deze conflicten zich uitzaaien over de Balkan?

De minister sprak over voortzetting van de humanitaire hulp. Wij denken dat humanitaire hulp harder nodig is dan ooit. Welke extra maatregelen heeft de minister voorzien om die extra humanitaire hulp te kunnen bieden? Welke maatregelen worden in multilateraal verband voorzien?

Minister Voorhoeve:

Voorzitter! De eerste vraag, naar nieuwe spanningen die door de uittocht van Krajina-Serven worden opgeroepen, kan ik niet goed beantwoorden. Uiteraard zijn de gewelddadigheden van gisteren en vandaag geen bijdrage tot het beheersbaar houden van de situatie. De omvang van de uittocht van Krajina-Serven is nog niet duidelijk. Wel is het duidelijk dat uit het onmiddellijke oorlogsgebied Serven zijn vertrokken naar Bosnië, dat wil zeggen: de door Serven bezette delen van Bosnië.

De regering van Kroatië heeft heden aan de regeringen van Duitsland en Frankrijk gemeld dat het een beperkte actie betrof, die nog vandaag zou worden beëindigd. Laten wij hopen dat het daarbij blijft. Het doel van de actie schijnt het in handen krijgen van het wegverkeer over een oost-westas te zijn geweest. Wij weten niet hoe van Bosnisch-Servische of Servische zijde hierop weer wordt gereageerd. Dat maakt de situatie niet goed voorspelbaar. Onze indruk is dat de regering van Klein-Joegoslavië er thans niet of niet in omvangrijke mate op reageert. In hoeverre de leiders van Bosnisch-Servië hierop zullen reageren, is ons niet duidelijk.

Kunnen de conflicten zich verder uitzaaien over de Balkan? Het antwoord hierop is ja, met onderstreping van het woord kunnen. Dat is altijd onze vrees geweest. Daarom proberen wij de ingewikkelde oorlog in het voormalige Joegoslavië zoveel mogelijk tot bedaren te brengen en de gewelddadigheden zoveel mogelijk te beperken, ook al is het ons als buitenlandse mogendheid niet mogelijk, de burgeroorlog te beëindigen. De beëindiging is in handen van de politici die met elkaar moeten onderhandelen over een vredesregeling. Wij weten allemaal dat van Bosnisch-Servische kant geweigerd wordt met een vredesregeling in te stemmen.

Er zijn nu geen grote extra dreigingen van een verdere verspreiding van de Balkanoorlog, buiten de dreiging die in zijn algemeenheid de afgelopen jaren aanwezig is geweest. Het is natuurlijk wel zo dat, als de situatie uit de hand gaat lopen in de loop van dit jaar en er met name in Bosnië en eventueel ook in andere gebieden, zoals Macedonië of Vojvodina, gewelddadigheden gaan plaatsvinden, de zaak nog veel moeilijker beheersbaar zou worden.

Welke extra maatregelen heeft Nederland genomen voor extra humanitaire hulp? Het antwoord daarop is dat onze maatregelen dezelfde zijn als die van de afgelopen tijd. Er zijn de laatste weken geen bijzondere nieuwe maatregelen genomen om de humanitaire hulp te intensiveren. Met de middelen die wij hebben in het voormalige Joegoslavië, kunnen onze humanitaire taken goed worden uitgevoerd, en dat betreft de transporten van voedsel en medicijnen, het patrouilleren langs bestandslijnen, het waarnemen en het verschaffen van humanitaire hulp aan de bevolking in die gebieden die door Nederlanders worden beveiligd.

Mevrouw De Koning (D66):

Voorzitter! Ook de fractie van D66 wil – wij hebben zoëven de beelden gezien van het journaal – ernstige zorg uitspreken voor het welzijn van de militairen daar.

Ik wil de minister vragen in hoeverre er contact is of zal zijn met de Contactgroep, al maken wij daar geen deel van uit. In de Contactgroep zal men op het moment ongetwijfeld ook wel wat bedenken.

In hoeverre lopen wij mogelijk extra risico, doordat wij voor een deel de opslag van zwaar materieel onder ons beheer hebben?

De minister zegt dat die humanitaire zorg en taak heel goed kunnen, daar waar het betreft voedsel, enz. Ik heb juist begrepen uit krantepublikaties, met name ook waar het betreft informatie van de zijde van de heer Stuiver, dat er weinig van terechtkomt, omdat wij op allerlei manieren gedwarsboomd worden. Heeft de minister die gegevens ook gekregen?

Ik heb begrepen dat voor een eventuele evacuatie meer dan 50.000 soldaten nodig zouden zijn, zodat dit waarschijnlijk een majeure operatie is.

Minister Voorhoeve:

Wij hebben contact met leden van de Contactgroep, in het bijzonder met de Verenigde Staten en Duitsland. Beide landen informeren ons regelmatig en overleggen ook met ons over de dingen die daar worden besproken.

Wat betreft de vraag naar extra risico's voor Nederlandse militairen in verband met de opslag van zwaar materieel, merk ik het volgende op. Het is niet zo dat wij daardoor extra risico's lopen. Er staat enig geschut van oorlogvoerende partijen onder ons beheer, maar die situatie is onveranderd ten opzichte van de situatie in Bosnië gedurende de afgelopen anderhalf jaar. Daar zijn nu niet plotseling extra risico's ontstaan.

Wordt de Nederlandse humanitaire hulpverlening gedwarsboomd? Het is zo dat de toevoer van voedsel, medicamenten en brandstof naar de enclave Srebrenica regelmatig wordt gedwarsboomd door de Servische milities die de aanvoerlijnen beheersen. De voedselsituatie van de Nederlandse militairen is op het ogenblik behoorlijk. De brandstofsituatie is onveranderd slecht. Er zijn de laatste 73 dagen geen brandstofkonvooien binnengekomen, hetgeen betekent dat de patrouilles te voet worden uitgevoerd.

De voorraden medische middelen voor de Nederlandse militairen zijn op peil. Na een wat moeilijke periode is het ons nu ook mogelijk om behoorlijk wat medische hulp aan de bevolking te geven. Op de verbandplaats van de Nederlanders in Srebrenica wordt regelmatig ook de plaatselijke bevolking geholpen, in aanvulling op de hulp van een klein ziekenhuis dat door "Artsen zonder grenzen" wordt beheerd.

De aanvoer van de benodigde medische hulpgoederen wordt soms gehinderd door Bosnisch-Servische zijde, omdat die met lede ogen ziet dat aan de bevolking humanitaire hulp wordt verleend. Wij proberen die humanitaire hulp toch zoveel mogelijk, zo nodig uit eigen voorraden, te verlenen.

Het voor een evacuatie benodigde aantal militairen hangt af van de omstandigheden waaronder een evacuatie moet plaatsvinden. Het spreekt vanzelf dat een evacuatie waarbij de oorlogvoerende partijen zelf de VN laten vertrekken, een relatief gemakkelijke evacuatie is in vergelijking met een evacuatie waarin de oorlogvoerende partijen op de vertrekkende VN-militairen gaan vuren. Dat laatste is natuurlijk de minst wenselijke en meest riskante vorm van evacuatie. In dat geval zijn grote aantallen troepen nodig.

De heer Valk (PvdA):

Voorzitter! Hoewel al weken sprake is van een intensivering van de strijd in Bosnië, is het toch wel triest te zien hoe de 1ste mei gemarkeerd is door het aflopen van wat nog over was van het bestand. Wij moeten dan ook zeker rekening houden met een dreigende escalatie van de strijd.

Op dit moment is het op zichzelf aantrekkelijk om te discussiëren over zaken zoals terugtrekking, evacuatie en heroverweging van de aanwezigheid van de VN. Toch wil ik onderstrepen dat Unprofor ook in deze situatie nog steeds belangrijk werk doet. Denk aan de bescherming van de zogenoemde veilige gebieden en de verzorging van humanitaire transporten. En er gaat zeker ook een bepaalde preventie van uit, waarmee wordt voorkomen dat conflicten overslaan naar aangrenzende landen. Wat ons betreft zou een eventuele terugtrekking ook nooit een unilaterale beslissing moeten zijn, maar een beslissing die wordt genomen in overleg met andere landen die in dat gebied vertegenwoordigd zijn.

Wat ons zeer aan het hart gaat, is de veiligheid van de Nederlandse militairen in de betrokken gebieden.

De voorzitter:

Wilt u uw vraag stellen?

De heer Valk (PvdA):

Jazeker, voorzitter. Wij zijn wat dat betreft gerustgesteld door de opmerkingen die de minister daarover heeft gemaakt. Maar wij kunnen ons wel voorstellen dat in de nabije toekomst de veiligheidssituatie voor de Nederlandse militairen zou kunnen verslechteren.

Daarom is mijn vraag: in hoeverre is naar het oordeel van de minister Unprofor voldoende voorbereid op een mogelijke verslechtering van de veiligheidssituatie in Bosnië?

Minister Voorhoeve:

Uw vraag vind ik wat moeilijk te beantwoorden, omdat mijn gevoelen de afgelopen maanden was dat er een zeker pessimisme over de toekomstige situatie postvatte bij een aantal belangrijke leden van de Verenigde Naties, en het soms ook aan een geïnspireerde regie leek te ontbreken om ons juist gereed te maken voor de situatie die wij nu aantreffen en die de troepenleverende landen en de belangrijkste lidstaten van de Veiligheidsraad toch al enige maanden hebben kunnen zien aankomen.

Voorbereid op een evacuatie is de NAVO; die heeft daarvoor plannen gemaakt. Nogmaals, dat zijn plannen indien zich het slechtst mogelijke geval voordoet.

Dan kom ik bij de vraag of men voorbereid is op de huidige situatie, in die zin dat men de juiste instrumenten heeft om de oorlog zo ver mogelijk omlaag te drukken. Ik vind dat de internationale gemeenschap misschien een aantal kansen heeft laten liggen. Nederland heeft daar zeker op aangedrongen. Overigens, geloof ik dat het goed is, onszelf niet een al te groot pessimisme aan te praten. Als wij met name de situatie in Bosnië bekijken en nagaan wat in het belang van de daar oorlogvoerende partijen is, weet ik niet of het aldaar op korte termijn tot grote offensieven zal komen. Hoewel het bestand niet is verlengd, is het niet waarschijnlijk dat er op korte termijn een aanzienlijke opleving van de gevechten zal plaatsvinden, geredeneerd vanuit de logica van de positie van de oorlogvoerende partijen. De Bosnische regering voert al enige tijd een strategie waarbij zij een groot aantal relatief kleinschalige operaties tegelijkertijd onderneemt, waardoor zij hoopt de Servische zware wapens over een groot aantal plaatsen te verspreiden en zodanig gebruik te maken van de strategische reserves dat er zich op langere termijn voor haar mogelijkheden van een doorbraak zullen voordoen. De Servische milities hebben in sterke mate hun oorlogsdoelen inmiddels bereikt. De etnische zuiveringen hebben bewerkstelligd dat in ongeveer 90% van de gebieden die door de Serven zijn bezet en in ongeveer 80% van de gebieden waar Kroaten woonden de Bosnische moslims zijn verdwenen. Het Servische belang is dus de situatie vast te houden zoals zij die met oorlogsgeweld en etnische zuiveringen hebben bereikt. Daarbij hebben zij aanzienlijk minder infanterie dan de Bosnische regering maar een veel grotere artillerie en vernietigingskracht.

Als wij in de nabije toekomst een aantal offensieven zouden zien, ofwel in de Krajina tegen Serven die in Oost-Kroatië wonen, ofwel tegen door Serven bezette gebieden in Bosnië-Herzegovina, waar de Bosnische Serviërs niet adequaat militair op zouden kunnen reageren, dan ben ik bang dat zij vervolgens wel eens hun toevlucht zouden kunnen nemen tot retaliatie tegen de burgerbevolking elders. Dan zouden er opnieuw grote aantallen slachtoffers vallen.

Dit alles onderstreept opnieuw hoe belangrijk het is dat de internationale gemeenschap daar zo effectief mogelijk aanwezig blijft.

Mevrouw Sipkes (GroenLinks):

Ik ben het met de minister eens dat de internationale gemeenschap moet proberen daar zo effectief mogelijk aanwezig te zijn. Tegelijkertijd is het de vraag of dat nog kan en hoe. Een paar dagen geleden hebben wij voor het laatst overleg gevoerd over het voormalige Joegoslavië. Toen is ook vrees uitgesproken ten aanzien van wat er kan gebeuren als het bestand afloopt. Er is iets heel cynisch bij een bestand. Aan de ene kant is het nodig mensen rust te geven, aan de andere kant bied je echter de strijdende partijen de gelegenheid zich te hergroeperen en in dit geval nadrukkelijk te herbewapenen. Kroatië beschikt nu over 12 Mig-vliegtuigen en heeft voor 1 mld. dollar zware wapens kunnen importeren tijdens het bestand. Dan is de vraag gerechtvaardigd, hoe effectief de internationale gemeenschap kan zijn.

De minister zei dat er een aantal kansen is blijven liggen. Ik heb ook begrepen dat wij van de Contactgroep weinig nieuws kunnen verwachten. Is er nog iets te verwachten van de Veiligheidsraad? Is het huidige mandaat inderdaad voldoende?

Voorzitter! Ik ben het met de minister eens dat de aanwezigheid daar ook van Nederlandse militairen nodig is en blijft. Veel slachtoffers hebben zij kunnen voorkomen. In het algemeen overleg van afgelopen donderdag zei de minister, dat Nederland niet als eerste vertrekken zal, maar ook niet als laatste. Nederland zal op een verantwoorde manier daar aanwezig zijn. Ik vind dat de minister op een zeer evenwichtige manier geantwoord heeft. Blijft dat "niet als eerste, maar ook niet als laatste" inderdaad het uitgangspunt van het Nederlandse beleid?

Minister Voorhoeve:

Voorzitter! Met mijn opmerking dat de internationale gemeenschap kansen heeft laten liggen, heb ik indirect verwezen naar het gebrek aan overeenstemming in de Contactgroep: meningsverschillen tussen Rusland en westelijke leden en soms ook meningsverschillen tussen de westelijke leden onderling. Daarbij is geen effectieve strategie ontwikkeld van druk op die partijen die de grootste verantwoordelijkheid dragen voor het voortduren van de gewelddadigheden en het niet accepteren van een vredesregeling.

Mevrouw Sipkes vraagt of het mandaat voldoende is en of de Veiligheidsraad daarin zijn werk heeft gedaan. Het mandaat van de blauwhelmen is ruim genoeg om op te treden. Het is wel gebaseerd op hoofdstuk VI van het VN-handvest, peace-keeping operations en niet op hoofdstuk VII, dwangacties. In die zin moet de VN-vredesmacht daar als vredebewarende partij tussen de partijen in zich concentreren op de humanitaire taken. Het mandaat reikt er niet toe om over te gaan tot het afdwingen van vrede en het zeer actief met wapengeweld beschermen van de bevolking in bijvoorbeeld de enclaves. Hoewel de Veiligheidsraad veilige gebieden heeft uitgeroepen, heeft hij daar nooit de consequenties aan verbonden dat de veiligheid in die gebieden dan ook zou moeten worden afgedwongen. Daar was gewoon te weinig politieke overeenstemming over in de wereld.

De heer Van Middelkoop (GPV):

Voorzitter! Het komt mij voor dat de verschrikkelijke oorlog in het voormalige Joegoslavië een nieuwe en ook zeer zorgelijke fase is ingegaan. Ik heb twee vragen aan de minister.

Ik las een paar dagen geleden in de kranten dat Rusland zijn 1150 man zou terugtrekken als het bestand niet werd verlengd en de gevechten werden hervat. Welnu, dat is thans het geval. Kan de minister iets meer zeggen over de positie van Rusland?

Ik lees ook dat de ministers van buitenlandse zaken van de vijf landen van de Contactgroep voornemens zijn om deze week bijeen te komen. Is de minister daar iets meer van bekend? Weet hij ook iets over de agenda? Zou daarop ook een besluit tot evacuatie kunnen staan?

Voorzitter! Ik heb ten slotte nog een vraag aan de heer Van den Doel. Hij heeft dit deel van het vragenuur vandaag aangevraagd in reactie op de actualiteit van de afgelopen twee dagen. Het is mij niet ontgaan dat zijn vragen zich in hoge mate concentreren op het eventueel terugtrekken van de Nederlandse militairen. Mag ik hem vragen wat op dit moment de positie is van de VVD? Vindt de VVD eigenlijk dat de Nederlandse militairen thans moeten worden teruggetrokken?

Minister Voorhoeve:

Mijnheer de voorzitter! Mij hebben geen berichten bereikt dat Rusland inderdaad voornemens is zijn blauwhelmen terug te trekken, wat niet uitsluit dat het in de toekomst daartoe zou kunnen besluiten.

Er vindt inderdaad een bijeenkomst van de Contactgroep plaats. Daarin worden alle lopende vraagstukken besproken waarover wij het ook hier hebben, inclusief de mogelijkheden om alsnog druk uit te oefenen op Belgrado dan wel Pale en Zagreb. Een besluit tot evacuatie is overigens niet aan de Contactgroep, maar komt volkenrechtelijk op de eerste plaats toe aan de Veiligheidsraad die Unprofor in het leven heeft geroepen. In de praktijk zal zo'n besluit moeten worden uitgevoerd door de NAVO.

Voorzitter! Er is mij eerder gevraagd of Nederland nog steeds niet als eerste, maar ook niet als laatste zal vertrekken uit het voormalige Joegoslavië. Inderdaad, dat is het geval. Het is een internationale actie waarvan Nederland een onderdeel voor zijn rekening neemt. In de hypothetische situatie dat een aantal belangrijke troepenleverende landen hun biezen zouden pakken, komt natuurlijk ook de Nederlandse deelneming op losse schroeven te staan, omdat de onderdelen met elkaar samenhangen. Je moet je op elkaar kunnen verlaten voor beveiliging van elkaars troepen. De Nederlandse aanwezigheid daar hangt samen met de aanwezigheid van andere landen, in het bijzonder NAVO-landen. De veiligheid van onze positie wordt mede bepaald door de aanwezigheid van in het bijzonder Britse en Franse troepen.

De heer Van den Doel (VVD):

Voorzitter! In antwoord op de vraag van de heer Van Middelkoop: de minister heeft onze zorgen weggenomen. Dat neemt niet weg dat de situatie zich de komende dagen in negatieve zin kan ontwikkelen. Zoals wij het op dit moment inschatten, ook naar aanleiding van het antwoord van de minister, zien wij geen reden om nu aan te dringen op terugtrekking van de Nederlandse troepen.

Voor alle duidelijkheid voeg ik hieraan toe, dat de VVD-fractie er nog steeds van uitgaat dat de minister zich de komende weken blijft inspannen om te realiseren dat onze troepen per 1 juli, als de anderhalf jaar erop zit, door die van andere landen worden afgelost.

De heer Verhagen (CDA):

Voorzitter! Collega De Hoop Scheffer heeft vanmiddag bij de regeling gevraagd om spoed te betrachten bij het verstrekken van de gevraagde informatie over de positie van Dutchbat en het Nederlands-Belgische transportbataljon. Ik denk dat wij die reactie van het kabinet moeten afwachten om het debat in den brede te voeren over de consequenties die de huidige ontwikkelingen hebben. Desalniettemin is het terecht dat wij vanavond toch stilstaan bij een aantal zorgelijke ontwikkelingen. Daarvoor sluit ik aan bij een aantal antwoorden van de minister.

Allereerst constateert hij terecht dat de evacuatie in de eerste plaats een zaak is van de Veiligheidsraad en niet zozeer van de Contactgroep. Desalniettemin is het duidelijk dat besluiten die de Contactgroep op dit moment of in de nabije toekomst neemt, van groot belang kunnen zijn voor de positie van de Nederlandse VN-militairen in het voormalige Joegoslavië.

In antwoord op de vragen van collega Van den Doel heeft de minister duidelijk gemaakt dat de politieke besluiten door de betrokken landen behoren te worden genomen en dat Nederland daarbij nauw betrokken zal zijn. Wij hebben net als de minister betreurd dat Nederland als grote troepenleverancier niet nauw betrokken is bij de besprekingen van de internationale Contactgroep. Gelet op de bijzonder heikele situatie, vraag ik hem om toch te bevorderen dat Nederland wordt uitgenodigd voor besprekingen in de internationale Contactgroep dan wel dat besluiten niet worden genomen zonder overleg met Nederland.

Minister Voorhoeve:

Mijnheer de voorzitter! Het antwoord op de vraag van de heer Verhagen valt natuurlijk in de eerste plaats binnen de verantwoordelijkheid van de minister van Buitenlandse Zaken. Aangezien hij niet aanwezig is, zal ik proberen in zijn geest en daarmee mede in de mijne te antwoorden. Er is geen perspectief dat Nederland lid wordt van de Contactgroep. Ik moet u zeggen dat wij daar ook niet actief naar moeten streven. Ik heb daar een aantal redenen voor. Het lidmaatschap van de Contactgroep betekent ook dat men mede verantwoordelijkheid draagt voor het falen van de Contactgroep tot nu toe. Laten wij ons concentreren op de dingen die Nederlandse militairen in Joegoslavië mede namens ons hier goed doen: het uitoefenen van hun humanitaire taak. Wij proberen door nauwe contacten met twee belangrijke leden van de Contactgroep en soms met drie of vier leden van de Contactgroep toch precies te volgen wat daar gaande is en hun inbreng in de Contactgroep te beïnvloeden. Ik heb niets te klagen over de aandacht die men aan Nederlandse standpun ten besteedt. Ik heb wel te klagen over de effectiviteit van de Contactgroep, maar nu verval ik in herhaling.

De Nederlandse militaire bijdrage aan Unprofor is relatief groot, wat niet ongemerkt voorbijgaat aan de Verenigde Naties. Ik merk dat de Nederlandse visie op de ontwikkelingen in Joegoslavië en op vraagstukken met betrekking tot de effectiviteit van het optreden van Unprofor, daar beslist niet terzijde wordt gelegd. Dat is overigens iets anders dan dat men het opvolgt, omdat, zoals ik al zei, het mij de afgelopen maanden opviel dat er niet altijd van een centrale regie sprake was.

Mijnheer de voorzitter! Er is hier bij herhaling gesproken over de risico's voor het Nederlandse personeel. Het is misschien goed nog eens te benadrukken, met name tegenover de familieleden van het Nederlandse personeel, dat de risico's in Joegoslavië vandaag niet groter zijn dan in de afgelopen maanden. Door de ontwikkelingen van de laatste dagen is het algemene beeld natuurlijk verslechterd, maar wat de Nederlandse militairen op de posities die zij innemen betreft, heeft er geen verslechtering plaatsgevonden. Daarmee geef ik geen garantie af dat er nooit risico's zijn, want er heerst daar een burgeroorlog, en de taak die daar moet worden uitgevoerd, gaat gepaard met bepaalde risico's. Ik kan natuurlijk geen toekomstvoorspellingen doen, maar ik kan wel zeggen dat de inzet van het ministerie van Defensie, van de commandanten en van alle militairen is, de risico's voor het personeel zo gering mogelijk te maken, in het kader van de uitvoering van hun taken. Dat heeft, zo zeg ik de heer Van den Doel toe, niet alleen regelmatig onze aandacht, maar het heeft op 24-uursbasis onze aandacht, omdat wij van uur tot uur de ontwikkelingen in het voormalige Joegoslavië volgen, en steeds in contact staan met de Nederlandse militairen.

De heer Janmaat (CD):

Voorzitter! Het is niet noodzakelijk, opnieuw de situatie in het gebied van de burgeroorlog te schilderen. De vraag aan de minister is, of bij een eventuele verdere escalatie dan wel uitwaaiering van de conflicten, de cohesie tussen de NAVO-bondgenoten zo groot is als het gaat om de daar aanwezige militairen, dat zij bij een terugtocht elkaar zullen dekken. Of sluit de minister niet uit dat voor die operatie inzet van nieuwe Nederlandse militairen noodzakelijk is?

Minister Voorhoeve:

Voorzitter! De cohesie op dit terrein van de NAVO-bondgenoten is zeer groot. Zij beseffen allemaal dat het een kwestie van samen uit, samen thuis is, en dat een evacuatie alleen goed en met zo gering mogelijke risico's kan verlopen als er zeer goed gecoördineerd, onder leiding van de NAVO, wordt opgetreden. Overigens merk ik daarbij op dat het bij de VN-blauwhelmen in Bosnië niet alleen gaat om deelname van landen van de NAVO, maar inmiddels voor de helft van de totale troepengrootte ook om andere landen, waaronder een aantal belangrijke gematigd islamitische landen, die ook een groot deel van de medeverantwoordelijkheid op zich hebben willen nemen. Ook met hen zal nauw moeten worden overlegd over de toekomst van Unprofor.

Naar boven