De voorzitter:
Ik verzoek de leden te gaan staan.
Op 9 februari jongstleden overleed op 92-jarige leeftijd Jan Zoon, oud-senator voor de Partij van de Arbeid. Hij was bijna 22 jaar lid van de Eerste Kamer, van 16 september 1969 tot 11 juni 1991.
Jan Herbert Zoon werd geboren in Rotterdam op 16 juli 1923. Zijn vader was hoofd van een lagere school. Van 1942 tot 1946 was de heer Zoon ambtenaar ter secretarie bij de gemeente Rotterdam. Daarna werd hij redacteur van het weekblad Economisch Statistische Berichten. Van 1946 tot 1954 studeerde hij in de avonduren economie aan de Nederlandse Economische Hogeschool in Rotterdam.
In 1959 kwam de heer Zoon bij het opstellen van een artikel over de economische situatie in Noord-Nederland in Friesland terecht en raakte hij gecharmeerd van het "Fries eigene". Een paar maanden later stapte hij over naar het Economisch-Technologisch Instituut voor Friesland, een zelfstandig provinciaal advieslichaam. Hier werd hij in 1964 adjunct-directeur en in 1980 directeur.
De heer Zoon was dusdanig onder de indruk van de provincie dat hij die tot onderwerp van zijn promotieonderzoek maakte. In 1969 promoveerde de heer Zoon op een proefschrift getiteld Friesland tussen hoop en vrees, waarin hij concludeerde dat het toenemen van de Friese economische welvaart een bedreiging zou vormen voor de Friese cultuur.
Datzelfde jaar werd de heer Zoon beëdigd als lid van de Eerste Kamer der Staten-Generaal. Zijn lidmaatschap was voor velen, niet in de laatste plaats voor hemzelf, een verrassing. Hij werd door Anne Vondeling aangespoord om de politiek in te gaan. Slechts veertien dagen na zijn promotie hield de heer Zoon in dit huis zijn maidenspeech, tijdens de Algemene Financiële Beschouwingen. Hij gaf aan dat hij ter voorbereiding op het debat gauw een paar handboeken openbare financiën had aangeschaft. Jaren later gaf hij toe in een interview dat hij het "tamelijk spannend" had gevonden om tegenover minister Witteveen van Financiën te staan, zijn oud-leermeester.
De heer Zoon zou uiteindelijk uitgroeien tot de onbetwiste financieel expert van zijn fractie. Hij was daarbij niet bang om standpunten in te nemen die tegen de partijen indruisten. Zo stemde hij tegen het legaliseren van casino's en betoogde hij dat men niet koste wat kost moest vasthouden aan het verlagen van het financieringstekort.
De heer Zoon was een overtuigd voorstander van belastingheffing naar draagkracht en van prudent overheidshandelen. In 1989 stelde hij in een debat dat hij "fysiek onwel" werd van de gedachte dat een aantal ministers op uitnodiging van een bedrijf naar een concert was geweest van Frank Sinatra, Liza Minelli en Sammy Davis jr. en dat de kosten voor dit concert bovendien fiscaal aftrekbaar waren.
In een interview uit 1990 sprak de heer Zoon over de verwevenheid van de plek van de Eerste Kamer in het wetgevingsproces en haar rol in de politiek. Zoon gaf aan dat de Eerste Kamer de belangrijke taak heeft om een wetsvoorstel te toetsen op duidelijkheid, uitvoerbaarheid en rechtvaardigheid. De Kamer is echter geen technocratische wetgevingsmachine, maar een politiek orgaan, zo vond hij.
Als oudste lid in Kamerjaren trad de heer Zoon enkele keren op als fungerend Kamervoorzitter. Ook was hij vier jaar lang plaatsvervangend voorzitter van de vaste commissie voor Financiën.
De heer Zoon stond bekend als een bescheiden mens. Toen hij na ruim 22 jaar Kamerlidmaatschap een afscheidsinterview gaf aan, niet geheel toevallig, de Leeuwarder Courant, zei hij dat hij maar een heel normaal mens was, die niets bijzonders te melden had. De heer Zoon werd ook gekenmerkt door zijn sterke principes. In debatten in de Kamer hekelde hij steevast het materialisme en consumentisme in de maatschappij en bepleitte hij een zo breed mogelijke spreiding van kennis, macht en welvaart.
Naast zijn werk voor de Eerste Kamer en het Economisch-Technologisch Instituut voor Friesland vervulde de heer Zoon diverse maatschappelijke functies. Zo was hij lid van het dagelijks bestuur van de Fryske Akademy, bestuurslid bij het wetenschappelijk centrum van Friesland, lid van de Centrale Commissie voor de Statistiek, commissaris bij Friese Pers Beheer en voorzitter van de verzetsstichting Je Maintiendrai Friesland.
De heer Zoon was ridder in de Orde van de Nederlandse Leeuw en commandeur in de Orde van Oranje-Nassau.
Moge ons respect voor zijn persoon en zijn verdiensten voor onze parlementaire democratie tot steun zijn voor zijn familie en vrienden.
Ik verzoek eenieder om een moment stilte in acht te nemen.