5 Stemmingen

Aan de orde zijn de stemmingen in verband met het Voorstel van wet van de leden Schouw en De Wit tot wijziging van het Wetboek van Strafrecht in verband met het laten vervallen van het verbod op godslastering (32203),

en over:

  • - de motie-Schrijver c.s. over onderzoek naar een mogelijke aanpassing van artikel 137 van het Wetboek van Strafrecht (32203, letter E).

(Zie vergadering van 26 november 2013.)

De voorzitter:

Ik heet de Minister van Financiën, die namens de regering bij de stemmingen aanwezig is, en de heren Schouw, De Wit en Van der Ham van harte welkom in de Eerste Kamer.

Wij zullen eerst stemmen over de motie-Schrijver c.s.

Ik geef gelegenheid tot het afleggen van stemverklaringen vooraf.

De heer De Lange (OSF):

Voorzitter. In Nederland begint de toekomst altijd 50 jaar later. Dat valt te betreuren, maar dat is helaas de realiteit. Bij de plenaire behandeling van het initiatiefwetsvoorstel 32203 om het verbod op smalende godslastering uit het Wetboek van Strafrecht te verwijderen, bekroop me een onaangenaam gevoel van déjà vu. Ik doel hiermee op de behandeling in de Eerste Kamer van het initiatiefwetsvoorstel dat het ritueel slachten wilde verbieden. De parallellen kunnen in beide gevallen overduidelijk zijn en stemmen mijn fractie verre van vrolijk.

Wat de motie-Schrijvers c.s. betreft, druk ik me uit in termen die de voorstanders zullen begrijpen. Ik merk het volgende hierover op. Naar ik hoop gaan we artikel 147 verwijderen vanwege de preferente positie die dit wetsartikel geeft aan mensen die een religie belijden boven mensen met een andere levensovertuiging. Dat is mooi. Echter, in de voorliggende motie wordt in feite voorgesteld de duivel van artikel 147 uit te drijven met de Beëlzebub van het mogelijk wijzigen van artikel 137. De motie impliceert namelijk dat de ongewenste en onterechte asymmetrie die artikel 147 kenmerkt, nu alsnog in artikel 137 terecht kan komen.

De voorzitter:

Meneer De Lange, dit is een stemverklaring.

De heer De Lange (OSF):

Het moge duidelijk zijn dat mijn fractie daar onmogelijk mee kan instemmen. Zij zal dus tegenstemmen.

De voorzitter:

Het woord is aan mevrouw Strik.

Mevrouw Strik (GroenLinks):

Voorzitter. Wij danken de indieners van dit wetsvoorstel voor de mogelijkheid die het ons biedt om voor het laten vervallen van het verbod op godslastering te stemmen. Ons gaat het erom dat mensen worden belasterd, niet dat een geloof wordt belasterd. Dat laatste hoort voor onze fractie bij de vrijheid van meningsuiting, net als het belasteren van een ander geloof of een levensovertuiging. Gezien de brede steun die dit voorstel in de Tweede Kamer had, was de bijzonder kritische houding van de coalitiefracties opmerkelijk. Het valt ook niet mee voor een onderdeel van een minderheidskabinet: mag je in zo'n geval bij je politieke voorkeur blijven of moet je je meest geliefde oppositiepartij steunen? En zo ja, welke is dan die meest geliefde?

De voorzitter:

Komt u aan uw stemverklaring toe, mevrouw Strik?

Mevrouw Strik (GroenLinks):

Ja. Het resultaat van deze strategische afweging is een motie die bijna destructief zou kunnen worden genoemd. Immers, als het aan de indieners van de motie ligt, gaat de regering onderzoeken hoe het nu af te schaffen verbod op godslastering kan worden heringevoerd door een toevoeging aan een ander artikel in het Wetboek van Strafrecht.

De voorzitter:

Bent u voor of tegen?

Mevrouw Strik (GroenLinks):

Mijn fractie constateert dat zij de enige echte voorstander is van een duurzame afschaffing van het strafrechtelijk verbod op godslastering. Daarom is zij voor het wetsvoorstel en tegen de motie-Schrijver c.s.

De voorzitter:

Wie wenst nog meer een échte stemverklaring af te geven? Ik constateer dat niemand dat wil, dus ik stel voor om over de motie te stemmen.

In stemming komt de motie-Schrijver c.s. (32203, letter E).

De voorzitter:

Ik constateer dat de aanwezige leden van de fracties van de VVD, de PvdA, het CDA, de ChristenUnie, de SGP, de SP en D66 voor deze motie hebben gestemd en de aanwezige leden van de fracties van 50PLUS, de OSF, de PvdD, GroenLinks en de PVV ertegen, zodat zij is aangenomen.

Ik constateer dat er een hoofdelijke stemming over het wetsvoorstel is gevraagd.

Ik geef gelegenheid tot het afleggen van een stemverklaring vooraf.

De heer Kuiper (ChristenUnie):

Voorzitter. Mijn fractie heeft om een hoofdelijke stemming gevraagd omdat het laten vervallen van het verbod op godslastering niet slechts het schrappen van enkele artikelen is, maar een gevoelig punt raakt in onze samenleving. Het is niet normaal in het maatschappelijke verkeer om elkaar tot op het diepst te krenken. Mijn fractie vermag niet in te zien welke bijdrage dit schrappen levert aan onderling respect, de erkenning van elkaars waardigheid en een klimaat waarin wij elkaar proberen vast te houden in plaats van te beschimpen.

Het debat van vorige week heeft wat mijn fractie betreft laten zien dat de redenen onder dit voorstel, met alle respect voor de indieners, ontoereikend zijn voor deze stap. De vrijheid van meningsuiting wordt niet beperkt. Dat blijkt ook al uit het feit dat er geen vervolging plaatsvindt.

De voorzitter:

Wat is uw stemverklaring? Ik ben zonet streng geweest tegen mevrouw Strik. Stemverklaringen moeten geen derde termijn worden.

De heer Kuiper (ChristenUnie):

Goed, voorzitter. In dat geval zal ik ervoor zorgen dat mijn stemverklaring wordt gepubliceerd; dan kan zij nog eens worden nagelezen. Mijn fractie betreurt dit wetsvoorstel. Zij zal uiteraard in volle overtuiging tegenstemmen. Mocht in de toekomst via een toevoeging aan artikel 137 op een of andere manier worden uitgedrukt wat materieel met artikel 147 wordt bedoeld, dan steunen wij dat uiteraard van harte.

De voorzitter:

Dat heeft u al gedaan; u hebt immers al vóór de motie gestemd.

Ik deel overigens nog aan de Kamer mede dat zojuist is ingekomen een bericht van verhindering van het lid Duivesteijn, wegens ziekte.

Dit bericht wordt voor kennisgeving aangenomen.

In stemming komt het wetsvoorstel.

Vóór stemmen de leden: Ter Horst, Huijbregts-Schiedon, Koffeman, Kok, Koning, Koole, Kox, De Lange, Linthorst, Nagel, Postema, Quik-Schuijt, Reuten, Reynaers, Ruers, Scholten, Schouwenaar, Schrijver, Sent, Slagter-Roukema, Sörensen, Van Strien, Strik, Sylvester, Thissen, Vliegenthart, Vlietstra, Vos, De Vries, Witteveen, Backer, Barth, Van Beek, Beuving, De Boer, Van Boxtel, Bröcker, Broekers-Knol, Van Dijk, Elzinga, Engels, Faber-van de Klashorst, Frijters-Klijnen, Ganzevoort, Gerkens, Thom de Graaf, Marcel de Graaff, De Grave en Hermans.

Tegen stemmen de leden: Kneppers-Heijnert, Kuiper, Van der Linden, Lokin-Sassen, Martens, Schaap, Swagerman, Terpstra, De Vries-Leggedoor, Beckers, Van Bijsterveld, Brinkman, Bruijn, Dupuis, Essers, Ester, Flierman, Franken, Fred de Graaf, Hoekstra en Holdijk.

De voorzitter:

Ik constateer dat dit wetsvoorstel met 49 tegen 21 stemmen is aangenomen.

Naar boven