3 Herdenking

Aan de orde is de herdenking van het overleden oud-Kamerlid A.H.M. Dölle.

De voorzitter:

Ik verzoek de leden om te gaan staan.

Op 24 juli jongstleden overleed op 65-jarige leeftijd Alfons Dölle, oud-senator voor het CDA. Hij was lid van de Eerste Kamer van 8 juni 1999 tot 7 juni 2011. Met zijn overlijden verliest de Eerste Kamer een oud-senator die jarenlang als haar "staatsrechtelijk geweten" werd gezien. Velen van ons hebben hem als collega meegemaakt en wij voelen ons diep geraakt door zijn te vroege dood.

Alfonsus Hermanus Maria Dölle werd op 2 mei 1947 geboren in Ulft, in Gelderland, als oudste van vijf broers en een zus. Zijn vader was hoofd van een lagere school in het Friese Bakhuizen. Zijn moeder was onderwijzeres en bestuurder van verschillende dorpsverenigingen. Op 12-jarige leeftijd ging hij naar het internaat in Bolsward. Van hieruit ging hij sociologie en rechten studeren aan de Rijksuniversiteit Groningen. In 1976 werd hij aan deze universiteit wetenschappelijk medewerker en docent, in 1984 werd hij er hoofddocent.

In 1988 promoveerde Alfons Dölle in Groningen op een proefschrift over ongeschreven staatsrecht, een bijzonder erudiete studie over een ingewikkeld vraagstuk. In het voetspoor van de Oostenrijkse rechtsfilosoof Bydlinski ontwierp hij een theorie over een waardengeoriënteerde staatsrechtbeoefening, die ten grondslag lag aan zijn analyse van de verschillende methoden van grondwetsinterpretatie. Aan dezelfde universiteit was de heer Dölle bijna 30 jaar verbonden als universitair hoofddocent staatsrecht en werd hij benoemd tot bijzonder hoogleraar decentrale overheden, de zogeheten Oppenheimleerstoel. De heer Dölle was een begaafd auteur en heeft, alleen dan wel in samenwerking, boeken geschreven over constitutionele toetsing en de parlementaire enquête, evenals het gezaghebbende standaardwerk Handboek van het Nederlandse gemeenterecht.

Alfons Dölle was een klassieke academicus, die niet alleen als staatsrechtgeleerde, maar ook als afgestudeerd socioloog en als selfmade historicus zijn vak op een constant hoog niveau beoefende. Dat hij niet veel ophad met staatsrechtelijke en bestuurlijke vernieuwingen, correspondeerde met zijn zelfverklaarde maatschappelijke en politieke conservatisme. Om diezelfde reden wantrouwde hij technocratische bestuurders op departementaal, universitair en facultair niveau, die steeds meer in afrekenbare en kwantitatieve output gingen denken. De heer Dölle zal door zijn Groningse facultaire collega's, van wie er enkele in ons midden zijn, echter vooral herinnerd worden als een maatschappelijk betrokken, integer, beminnelijk en wijs mens met een ongeëvenaard gevoel voor humor.

De heer Dölle startte zijn politieke carrière als docent aan de kaderschool van het CDA Steenkampinstituut. Van 1978 tot 1994 zat hij in de gemeenteraad van Groningen voor het CDA, waarvan hij de laatste vier jaren fractievoorzitter was. In 1999 trad hij voor zijn partij in de Eerste Kamer aan als senator. In zijn maidenspeech over de samenvoeging van de gemeenten Bergen, Egmond en Schoorl sprak hij zijn bezorgdheid uit over schaalvergroting bij lokale politieke domeinen. De heer Dölle zag, geïnspireerd door zijn eigen ervaringen bij de gemeenteraad, de gemeente als leerschool voor burgerschap en als kraamkamer van de democratie. Ook later zou hij zich in het kader van gemeentelijke herindeling steeds sterk maken voor het bestaansrecht van kleine gemeenten.

In de Eerste Kamer hield de heer Dölle zich onder meer bezig met binnenlandse zaken en justitie. Ook was hij van 2007 tot 2011 voorzitter van de vaste commissie voor Onderwijs, Cultuur en Wetenschapsbeleid. In zijn tijd in de senaat werd Alfons Dölle, zoals gezegd, vaak gezien als het staatsrechtelijk geweten van de Kamer. Menig collega-senator, ook van buiten zijn eigen partij, kon bij hem terecht voor advies op dit vlak. Aan zijn opvattingen werd ook wel gerefereerd in debatten waaraan hij niet zelf deelnam. In de aanloop naar het parlementair onderzoek dat in deze Kamer plaatsvindt, werd bijvoorbeeld gerefereerd aan zijn opvatting dat de omvang van het parlementair enquêterecht wordt begrensd door de parlementaire bevoegdheden. Typerend voor zijn rol was een uitspraak van een fractiegenoot in een debat: "De gemeentelijke autonomie wordt met dit wetsvoorstel dus gehandhaafd. Als dat niet het geval zou zijn geweest, had ik hier van de heer Dölle nooit mogen staan."

De heer Dölle was CDA'er in hart en nieren en voelde een sterke verbondenheid tussen geloof en politieke overtuiging. Vanuit deze politieke overtuiging schreef hij in 2003 een artikel in Christen Democratische Verkenningen, waarin hij het CDA ertoe opriep om zich de ondertitel "sociaal-conservatief" toe te eigenen. Hij zag de term "conservatief" als een seculiere uitdrukking die de christendemocratische boodschap het best benadert: conservatief in de zin van een oriëntatie op oude, vaste waarden en gevestigde instellingen. Dölle betoogde hiertoe dat mensen sterk hechten aan beproefde en vaste waarden zoals plichtsgevoel, naastenliefde en burgerlijk fatsoen. Met zijn publicatie startte hij een gefundeerde inhoudelijke discussie over het profiel van zijn partij.

Naast zijn werk als Kamerlid en als universitair docent vervulde hij meerdere nevenfuncties. Hij was onder meer lid van het bestuur van de Provinciale Welzijnsraad in Groningen, voorzitter van de Commissie Rechtsbescherming Groningen en vicevoorzitter van het Pastoraal Beraad Jozef. Hoewel hij het merendeel van zijn leven in Groningen heeft gewoond, heeft hij zijn Friese wortels altijd in ere gehouden. Alfons Dölle was sedert september 2011 voorzitter van het Consultatief Orgaan Friese Taal.

Bij zijn vertrek uit de Kamer op 31 mei 2011 werd de heer Dölle benoemd tot Ridder in de Orde van Oranje-Nassau. Hij werd gekenmerkt als een innemende man die alles deed met toewijding en bescheidenheid. Zijn overtuigingen en overpeinzingen uitte hij ook in een tweewekelijkse column in de Leeuwarder Courant, die steevast op zijn verzoek onder de leden werd verspreid. In een van die columns stelde Dölle dat "respect tegenwoordig lijkt als iets wat je eist, maar het is iets wat je geeft". Moge ons diep respect voor zijn persoon en werk en zijn inzet voor onze samenleving en de parlementaire democratie tot steun zijn voor zijn familie en vrienden. Ik verzoek eenieder om een moment stilte in acht te nemen.

(De aanwezigen nemen enkele ogenblikken stilte in acht.)

De vergadering wordt enkele ogenblikken geschorst.

De voorzitter:

De ingekomen stukken staan op een lijst die in de zaal ter inzage ligt. Op die lijst heb ik voorstellen gedaan over de wijze van behandeling. Als aan het einde van de vergadering daartegen geen bezwaren zijn ingekomen, neem ik aan dat de Kamer zich met de voorstellen heeft verenigd.

(Deze lijst is, met de lijst van besluiten, opgenomen aan het eind van deze editie.)

Naar boven