Aan de orde is de voortzetting van de behandeling van:

het wetsvoorstel Wijziging van de Elektriciteitswet 1998 en van de Gaswet in verband met nadere regels omtrent een onafhankelijk netbeheer (30212).

De beraadslaging wordt hervat.

Mevrouw Sylvester (PvdA):

Voorzitter. Ik bedank de minister namens de leden van de PvdA-fractie voor zijn beantwoording. Wij spreken nogmaals onze waardering uit voor de toonzetting van zijn beantwoording. Wij hebben deze namelijk wederom als ruim, open en prettig ervaren.

De PvdA-fractie is zich terdege bewust van de positieve aspecten van het wetsvoorstel, zoals de vette netbeheerder en de aanvullende bevoegdheden van de DTe. Tevens heeft de fractie van de PvdA toezeggingen gehoord op een aantal voor haar belangrijke punten. Zo heeft de regering toegezegd om provincies en gemeenten te steunen bij hun governanceproblematiek. Daartoe neemt zij het initiatief voor de opleiding van en kennisuitwisseling tussen vertegenwoordigers van de aandeelhouders. Tevens heeft de regering toegezegd, te zullen onderzoeken of de huidige structuurwet voldoende mogelijkheden biedt aan aandeelhouders om adequaat toezicht te kunnen uitoefenen op het beleid. Juist die combinatie vindt mijn fractie van belang.

De regering heeft verder aangegeven dat zij tot 2013 geen problemen voorziet bij de elektriciteitsproductie. Desondanks is zij bereid om na te gaan of het noodzakelijk is om maatregelen in gang te zetten die het mogelijk maken om na 2013 te bezien of de nationale elektriciteitsproductie een rol van betekenis kan spelen. Hierover zal zij de Kamer informeren. Ook van deze toezegging hebben wij goede nota genomen.

Er zijn ook punten waarop de PvdA-fractie geen duidelijkheid heeft gekregen. De leden van mijn fractie verwachten ook niet dat de regering deze duidelijkheid op de kortere of de iets langere termijn kan bieden. Zo is mijn fractie niet overtuigd van het feit dat splitsing op dit moment, en dus vooruitlopend op een eventuele richtlijn van de Europese Unie, noodzakelijk is. Zij heeft de regering gevraagd om dit onderdeel van de wet aan te houden.

Voorts is er wat ons betreft nog te veel onduidelijkheid over de financiële gevolgen van cross-borderleasecontracten. Er blijven immers risico's bestaan. De regering heeft dat geschreven in haar memorie van antwoord en ook de beantwoording vanmiddag was niet geruststellend genoeg.

De voor de energiebedrijven relevante markt is die van Noordwest Europa. De minister wees daar terecht op. Vallen activiteiten binnen deze markt ook binnen de definitie van buitenlandse avonturen, zoals de minister die hanteert? Ik besef dat de minister heeft gezegd dat hij het woord "avonturen" niet wil gebruiken. Dat is dus mijn woord, maar ik denk dat hij begrijpt wat ik bedoel. Naar ons oordeel vallen ze niet binnen die definitie. Willen de huidige bedrijven de kans krijgen op een eigenstandige toekomst, dan zullen ze toch over de grens moeten mogen kijken. Nederland is geen eiland binnen Europa en de markt is Europees.

Op dit moment importeert ons land al 15% tot 20% van zijn energiebehoefte. Dat doen wij niet, omdat het buitenland goedkoper is, maar omdat het Nederlandse productiepark niet aan de vraag kan voldoen. Dat is de reden waarom in Nederland ruimte is voor het bijbouwen van centrales. Gaan de bedrijven dat ook doen? In de vertrouwelijke brief die wij vanmiddag onder ogen kregen, staat namelijk dat zij bereid zijn om afspraken te maken. De minister zegt dat het normaal is dat zij dat doen, maar is dat ook zo? Als een geïntegreerd buitenlands concern aanmerkelijke financieringsvoordelen heeft, ligt het toch zeker voor de hand dat de bedrijven die al een aanbod hebben gedaan, dat zullen intrekken als de minister onvoldoende zicht biedt op een goede, concurrerende exploitatie?

Ik kom tot een optelsom en een afweging. Alles afwegende wil de fractie van de PvdA niet tegen maar ook niet voor dit wetsvoorstel stemmen. Het kabinet heeft een opening geboden aan het einde van de eerste termijn door aan te geven, na te willen denken over de wijze van invoering van deze wet. Ik moet zeggen dat die woorden, nadenken over invoering van deze wet, triggerden en ons tot het volgende hebben gebracht. Mede namens de fractie van het CDA dient de PvdA-fractie een motie in met ongeveer de volgende inhoud. Wij stellen de regering voor om het groepsverbod dat de splitsing in eigendom bevat, onder andere artikel 10, buiten werking te stellen. Dit groepsverbod kan alleen in werking treden op een bij Koninklijk Besluit te bepalen tijdstip als aan een aantal voorwaarden is voldaan. De CDA-fractie zal namens onze beide fracties de motie indienen en deze verder concreet toelichten.

De heer Schouw (D66):

Mevrouw de voorzitter. Ik dank de minister van Economische Zaken buitengewoon hartelijk voor de beantwoording van de vele vragen en de reactie op de vele opmerkingen die zijn gemaakt. Ik heb die beantwoording ervaren als buitengewoon degelijk, deskundig en volhardend. Ik had dat al voorzien in eerste termijn. Chapeau.

Wat heeft het debat opgeleverd? Naar mijn mening heeft het een aantal belangrijke plussen opgeleverd. Ten eerste is de privatisering van geïntegreerde netten in hoge mate onwenselijk. Dat standpunt wordt breed gedragen in deze Kamer. Ten tweede wil iedereen de risico's van de marktwerking bij de netten wegnemen. Ten derde heeft ongeveer iedereen in deze Kamer gezegd dat het belang van de consument voorop staat; lage prijzen, een goede prijs-kwaliteitverhouding en een garantie op leveringszekerheden. Ten vierde zegt iedereen in de Kamer dat de toegang tot de netten eenvoudig en goed moet zijn zodat mooie, innovatieve energieprojecten en decentrale opwekking van, vaak duurzame, energie makkelijk kan toestromen naar onze netten. Iedereen vindt het ook ontzettend belangrijk dat er een aangeklede netbeheerder komt. Ik gebruik de term "aangeklede netbeheerder" omdat ik "vette netbeheerder" minder goed vind klinken.

Het debat heeft ook een aantal onzekerheden opengelaten. Mede door de vele interrupties en interventies zijn die niet gedicht. Allereerst het punt van de cbl's. Daar kan verschillend over worden gedacht. Onze fracties zijn het met de minister eens dat het risico minimaal is, maar andere fracties schatten dat risico anders in. Een tweede onzekerheid betreft de aard en omvang van kruissubsidiëring. Waar is het rapport en waar zijn de feiten? Door onafhankelijken zijn belangrijke vermoedens naar voren gebracht, maar waar het precies om gaat, moeten wij leren. De aard en omvang van eventuele gebrekkige investeringen in netten vormen belangrijke onzekerheden. Ook is er onzekerheid over de wijze en effectiviteit van toezicht en de eventuele sturing vanuit Europa op een concentratie van energieproducenten. Als laatste is er onzekerheid over de vergaande splitsingsmaatregelen in een aantal andere Europese landen.

Er zijn dus plussen en minnen. Hoe moet daarmee worden omgegaan in relatie tot dit wetsvoorstel? Naar mijn mening heeft deze Kamer op initiatief van een aantal fracties in de loop van de dag een voortreffelijke vondst gedaan. Hoe wordt omgegaan met de plussen en minnen van dit verhaal? Ten eerste moet er een wettelijk kader komen met het aannemen van dit wetsvoorstel. Ten tweede moet de datum van inwerkingtreding afhankelijk worden gemaakt van een nadere beoordeling, die kan plaatsvinden als er meer feiten bekend zijn over onder andere de cbl's, de toegang tot de netten en de Europese markt. Door het maken van die tweeslag en door die vast te leggen in een breed gedragen motie – de CDA-woordvoerder zal daar straks nog iets over zeggen – dienen wij hier een goede zaak. Splitsing is immers geen doel maar een middel om iets te bereiken.

Mijn conclusie is dat het voorliggende wetsvoorstel gewoon kan worden aangenomen. De bedoelingen achter de wet worden zo heel goed geëffectueerd, zodat de wet materieel wordt uitgevoerd. Als het niet gaat zoals wij het willen, conform de bedoelingen achter het wetsvoorstel, kan een volgende regering of minister van Economische Zaken de splitsing op een goede wijze regelen. Zo wordt een win-winaanpak toegepast die duidelijkheid verschaft aan de sector en recht doet aan ieders inbreng en opvatting zoals vandaag en gisteren in deze Kamer verwoord.

De heer Doek (CDA):

Voorzitter. Allereerst dank ik de minister hartelijk voor de van hem bekende plezierige wijze waarop hij in eerste termijn heeft gereageerd. Ik heb nog wel een aantal kritiekpunten en vragen.

De minister is, als ik goed heb opgelet, niet ingegaan op de vragen van mijn fractie over de staatssteun. Hij werd zo vaak geïnterrumpeerd – ook ik heb daaraan meegedaan – dat ik dat hem niet direct euvel duidt, maar wellicht kan hij daarop nog antwoorden. In mijn bijdrage heb ik verder een reactie gevraagd op de brief van EnergieNed van 2 november 2006. Ik meen dat de minister daarop niet echt is ingegaan.

In dit debat heeft de minister nogmaals gesproken over achterstallig onderhoud van de regionale energienetten en ook over de eventuele achterstand in het onderhoud van de hoogspanningsnetten. Dit zou zijn geconstateerd door TenneT. Daar heb ik heden nog een schrijven over ontvangen van de regionale energiebeheerders. Kern van die brief is dat zij de woorden beschouwen als een beschuldiging aan hun adres. Dit is niet de tijd en plaats om in te gaan op dit verschil van mening tussen de regionale energiebeheerders en de minister. Hij zegt echter een goed contact met de sector op prijs te stellen. Daarom vraag ik hem met klem om serieus overleg te plegen met de regionale energiebeheerders en de Kamer in een later stadium per brief te informeren over de uitkomst daarvan. Het is vervelend als dit boven de markt blijft hangen als wij een goede start willen maken.

Ik constateer dat er in deze Kamer brede steun is voor de overdracht van het beheer van de hoogspanningsnetten aan TenneT. Tevens constateer ik dat er brede steun is voor het creëren van de vette netbeheerder en het in werking laten treden van de bepalingen die daartoe moeten leiden. Tevens constateerde ik met vreugde dat de minister aan het slot van zijn reactie in eerste termijn sprak van het nadenken over de mogelijkheden van een zorgvuldige inwerkingtreding. Daarop haak ik in.

In het tot nu toe gevoerde debat is gebleken dat er nog vele vragen zijn over een aantal uitgangspunten en gevolgen van de wet. De doeleinden van de splitsing, dat wil zeggen de beoogde transparantie, de goede toegang tot het net et cetera, worden ook door onze fractie onderschreven. Wel houden wij vragen met betrekking tot de opportuniteit, de proportionaliteit en met name de rol van de DTe. Ook hebben wij indringend aandacht gevraagd voor de cbl-problematiek.

In het hele proces van de afgelopen tweeënhalf jaar hebben de energiemaatschappijen getracht de minister en de Eerste en Tweede Kamer ervan te overtuigen dat deze wet niet nodig is. Zij kunnen zich niet vinden in een aantal veronderstelde omstandigheden waarvan deze wet uitgaat. Dit heeft ertoe geleid dat er een motie is opgesteld die ik u nu aanbied. Deze motie is van de hand van mevrouw Sylvester en van mij. Alle woordvoerders in het debat hebben de motie ondertekend, behalve de woordvoerder van de SP-fractie.

De voorzitter:

Door de leden Doek, Sylvester, Van der Lans, Ketting, Schouw, Hessing, Ten Hoeve en Van den Berg wordt de volgende motie voorgesteld:

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,Doek

constaterende dat alle artikelen van dit wetsvoorstel, behalve Artikel I, onderdeel A, in werking treden op een bij Koninklijk Besluit te bepalen tijdstip, dat voor de verschillende artikelen of onderdelen daarvan verschillend kan worden vastgesteld;

overwegende dat nog niet vaststaat dat de Europese Unie zal overgaan tot het vaststellen van een richtlijn, die gedwongen splitsing, zoals voorzien in dit wetsvoorstel, zal opdragen aan de lidstaten;

overwegende dat er nog twijfel bestaat omtrent de financiële gevolgen van de bestaande cross-border­leasecontracten;

overwegende dat buitenlandse activiteiten en/of allianties door de Nederlandse energiebedrijven niet het publiek en het onafhankelijk netbeheer in gevaar mogen brengen;

overwegende dat dit wetsvoorstel mede ten doel heeft, evenwichtige verhoudingen tot stand te brengen en gelijke toegang tot de netten, waarbij de DTe tot taak heeft, door haar toezicht deze tot stand te brengen;

roept de regering op om een besluit tot effectuering van een splitsing niet te nemen dan nadat duidelijk is dat de Europese Unie zal overgaan tot het vaststellen van een dergelijke richtlijn en ten aanzien van zware risico's met betrekking tot de cross-borderleasecontracten is voorzien, tenzij het publiek en onafhankelijk netbeheer in gevaar komen. Dit kan bijvoorbeeld geschieden wanneer sprake is van het verrichten van buitenlandse activiteiten en/of van het aangaan van grensoverschrijdende allianties, dan wel bij verstoring van evenwichtige marktverhoudingen en niet-transparante non-discri­minatoire financiële verhoudingen of bij het ontbreken van gelijke toegang tot de netten;

roept de regering op om ten minste één keer per jaar over het bovenstaande en de bevindingen van de DTe te rapporteren, welke rapportage voor de eerste keer op 1 november 2007 dient plaats te vinden;

roept de regering tevens op, voorafgaande aan een besluit tot inwerkingstelling van de bepalingen van de wet met betrekking tot een splitsingsbesluit in overleg te treden met beide Kamers der Staten-Generaal;

verzoekt de regering, voorafgaande aan de stemming over het onderhavige wetsvoorstel bij brief toe te zeggen, overeenkomstig het voorgaande dictum te zullen handelen,

en gaat over tot de orde van de dag.

Zij krijgt H (30312).

De heer Kox (SP):

Mag ik een vraag stellen aan de indiener en medeopsteller? Laat ik vooraf zeggen dat ik het een goed initiatief vind dat er gekeken wordt op welke wijze wij toch bij elkaar kunnen komen. Mijn fractie ondertekent deze motie niet en zal er waarschijnlijk ook niet voor stemmen, maar het initiatief vinden wij wel goed. Als ik de motie nu echter hoor voorlezen, dan denk ik: wat staat er nu eigenlijk in? Volgens mij vraagt de minister zich ook af wat er nu eigenlijk in staat. Er staat in dat iets niet mag gebeuren, tenzij duidelijk wordt dat, bijvoorbeeld als, mits en indien. Juristen kunnen hier een boterham aan verdienen, maar wat hier staat is niet duidelijk en een motie – zo leerde ik vroeger van burgemeester Brokx – moest een korte, heldere, vierregelige verklaring zijn. Dan wist je wat je wilde. Ik denk dat hier niet in staat wat wij willen, althans wat hier in staat, is voor meerdere interpretaties vatbaar, zeker in een zo verdeeld veld. Kan de indiener nog eens toelichten wanneer zo'n besluit tot effectuering kan komen? Wie maakt uit wat wanneer duidelijk is? Wie maakt uit wanneer de Europese Unie wat besloten heeft? Waar moet dat dan geaccordeerd worden? En wat zijn de bijzondere omstandigheden? Daar moet u zelf ook bij stilgestaan hebben bij het opstellen. Als er compromissen geformuleerd moeten worden, zijn zij algauw twee kantjes lang.

De heer Doek (CDA):

Het lijkt mij het beste om nog een toelichting te geven op de motie. Wellicht wordt dan een aantal zaken duidelijk voor de heer Kox. Misschien dat na mij ook nog andere woordvoerders wat aspecten zullen belichten. Het komt er eigenlijk op neer dat wij hier tegen de regering zeggen: het framework, het huis wat u ons voorzet, lijkt ons bepaald geen slecht huis, maar wij aarzelen op het ogenblik toch samen met veel mensen of het verstandig is om daar nu toe over te gaan. Er kunnen zich echter omstandigheden voordoen die een prudent handelende regering ertoe zouden kunnen dwingen, tegen het parlement te zeggen: dames en heren, wij hebben die en die omstandigheden en wij willen met u overleggen; wij zijn voornemens, het besluit te nemen om die en die artikelen in werking te doen treden. Belangrijk is dat met name als het gewoon verplicht wordt door de EU. Ik schat persoonlijk niet in dat zo'n richtlijn vandaag of morgen tot stand zal komen.

Wat wij in deze motie pogen tot uitdrukking te brengen, is wat velen hebben gezegd: wij herkennen ons als sector helemaal niet in het beeld dat u hier oproept voor wat betreft kruissubsidiëring, dat wij anderen de toegang tot het net moeilijk zouden maken en dat soort dingen. Wij zeggen nu: sector, wij laten de zaak even zoals die nu is, even afgezien van de overdracht van het beheer van het hoogspanningsnet en de vette netbeheerder. Om die bepalingen slaat het echter niet. Die kunnen zo door de minister geslagen worden. Daar zijn wij het, dacht ik, over eens. Wij hopen hiermee ook een disciplinering af te dwingen bij de sector. Als het werkelijk zo is dat datgene wat zij zeggen ook waar is, namelijk dat er geen afhankelijkheden zijn die leiden tot marktverstorend gedrag – dat kan bijvoorbeeld onderprijzing zijn, doordat men voordelen uit het net aanwendt om anderen via de prijspolitiek het leven zuur te maken – als zulke zaken zich significant voordoen, dan zou dat een reden kunnen zijn voor de minister van EZ om onderbouwd die en die bepaling van toepassing te verklaren. Als het echt onderbouwd is, dan denken wij dat de voorwaarden geschapen zijn waardoor DTe beter kan controleren. Dat kan ook beter op het moment dat iedereen verplicht een vette netbeheerder is en wij dus de juiste bepaling uit die en die wet van toepassing verklaren. Voor de maatschappijen staat er een stok achter deur, een ander zal dat een zwaard van Damocles noemen. Ik hou niet zo van zwaarden, dus ik noem het een stok achter de deur. Die stok zal waarschijnlijk niet gebruikt hoeven te worden als hetgeen aan de orde is waarvan men ons al tweeënhalf jaar probeert te overtuigen. Ik hoop van harte dat wij dit niet nodig hebben en dat wij om die reden niet tot splitsing hoeven over te gaan. Er zijn echter externe factoren denkbaar, zoals EU-richtlijnen, die splitsing dwingend kunnen voorschrijven.

De heer Kox (SP):

De minister maakte in zijn memorie van antwoord al duidelijk dat hij liever een wat lievere naam had gezien dan splitsingswet omdat hij die wat agressief vond klinken. Gaat de wet nu bij aanname van deze motie geen splitsingswet heten? Is het in dat geval niet zo dat, in alle vriendelijkheid die deze Kamer altijd kenmerkt, dit in essentie een destructieve motie is? Haalt deze motie niet de essentie van het wetsvoorstel weg en, zo ja, moeten wij dat dan niet eerlijk zeggen in plaats van dat wij het op het bord van de minister leggen? Halen wij hiermee niet de essentie uit de wet? Als wij dat doen, noemen wij dat met een technische term een destructieve motie. Wij vernietigen de essentie van het wetsvoorstel. Is het dan wel verstandig om zo'n gemankeerde wet aan te nemen of is het dan verstandiger om daarmee te wachten?

De heer Doek (CDA):

Het gaat wel degelijk ergens om. Ik werp dus ook verre van mij dat dit maar, om mijn eigen naam te gebruiken, een doekje voor het bloeden is.

De heer Kox (SP):

Nee, ik bedoelde juist geen doekje voor het bloeden. Ik bedoel dat deze motie wellicht zo vergaand is dat de essentie van het wetsvoorstel, namelijk splitsing – daarom heet deze wet ook de splitsingswet – verloren gaat.

De heer Doek (CDA):

Deze wet heet helemaal geen splitsingswet. Dat is hij in de wandelgangen gaan heten, maar het staat niet in de wet op zich.

Ik wil benadrukken dat de wet staat als een huis. De regering heeft de mogelijkheid om haar ideeën over de wijze waarop de markt in elkaar zou moeten zitten en de wijze waarop de sector georganiseerd moet zijn met eigenlijk de instemming van de gehele Kamer uit te dragen in de Europese Unie. Dat vind ik een belangrijke zaak. Wij zullen de minister van Economische Zaken niet op pad sturen voor iets waarover wij eigenlijk twijfelen.

Ik heb net al gezegd dat in de motie iets staat over het afhankelijke gedrag. Er is nog een andere zaak die erin aan de orde komt en die ook bij de regering een grote rol heeft gespeeld. Het zou kunnen dat er activiteiten plaatsvinden, transacties of voorgenomen transacties, in die wereld waarvan de regering vindt dat die een gevaar kunnen vormen voor de integriteit van onze netten als Nederlandse bedrijven daaraan meedoen. In dat geval zal de minister waarschijnlijk naar de Kamers komen. Er is weliswaar geen formele voorhangprocedure. Deze motie zal echter straks waarschijnlijk met een grote meerderheid worden aangenomen. Daardoor zal deze bijna dezelfde importantie hebben en misschien zelfs wel een zwaardere.

In het dictum van de motie staat dat de regering voorafgaande aan een besluit tot inwerkingstellingen van bepalingen van de wet met betrekking tot een splitsingsbesluit in overleg treedt met de beide Kamers der Staten-Generaal. Wij verzoeken de regering voorafgaand aan de stemming over het onderhavige wetsvoorstel bij brief toe te zeggen overeenkomstig het dictum van deze motie te zullen handelen. Ik neem aan dat de minister daar zo iets over kan meedelen.

De heer Kox (SP):

Voorzitter. Ook mijn dank aan de minister is groot. Hij heeft inderdaad een plezierige toon in dit debat aangeslagen. Hij overleeft het ook wel. Zijn politieke lotsverbondenheid met dit wetsvoorstel komt wel goed, al is het alleen maar omdat ik zo meteen net als andere fracties om stemming zal vragen. Dan stemmen wij hier een dag voor de verkiezingen over. De minister heeft die termijn wat dat betreft dus toch wel vol gemaakt. Ik kom zo meteen terug op de motie. Toen wij het daarover hadden, had ik even oud-minister Brinkhorst naast deze minister willen zien zitten en willen horen hoe die op deze motie had gereageerd. Wij krijgen zo meteen het antwoord van deze minister. Wil hij daarin betrekken wat hij denkt dat zijn voorganger zou hebben gedacht over deze constructieve motie van een deel van de Kamer?

Er zijn veel vragen over, niet omdat de minister ze niet heeft willen beantwoorden, maar omdat ze nu volgens mij gewoon nog niet te beantwoorden zijn. Die vragen luiden onder andere: wat is de noodzaak van deze wet en wat zijn de andere mogelijkheden? De minister heeft duidelijk gemaakt dat hij heeft geïnvesteerd in de verbetering van de verhouding tussen overheid en overheid, om het zo maar eens te zeggen. Per slot van rekening hebben wij het nog steeds over onze energiebedrijven, de energiebedrijven van de provincies en van de gemeenten. Niet opgehelderd is of er een oplossing had kunnen komen die deze wet overbodig maakt. Ik lees in de brieven die vandaag voor het eerst hun vertrouwelijke karakter hebben verloren een aanbod van de energiebedrijven. Tegelijkertijd hoor ik van de minister dat hij al tweeëneenhalf jaar bezig is en dat het nog steeds niet zo duidelijk is. Ik weet net als hij dat de energiebedrijven niet het soepelst een beweging maken. Ik kan alleen niet beoordelen of er niet meer in het overleg tussen het Rijk en de grote energiebedrijven zit dan hieruit komt. Als dat wel zo is, zijn wij een stap verder. Nu ligt er nog steeds een wetsvoorstel dat volgens mij op termijn – niet eens de lange termijn – de positie van Nederland in de energiesector op de tocht zet en onze zeggenschap daarover doet verhuizen naar hoofdsteden waarin ik net iets minder vertrouwen heb dan in mijn eigen hoofdstad. Eerder, maar ook tijdens dit debat, is al vastgesteld dat er geen druk is. Mevrouw Sylvester heeft hier ook over gesproken. Wij hoeven niet te privatiseren en wij hoeven nu ook niet te beslissen omdat er een privatiseringsverbod af zou lopen. Dit is duidelijk geworden. Wij hoeven niet te beslissen, maar hebben nog de tijd. Waarom zouden wij die niet nemen in plaats van nu een wet aan te nemen waarvan nog niet bekend is waartoe die leidt? Waarom zouden wij het overleg niet prefereren? Kiezen voor een wettelijke oplossing moet je volgens mij pas doen als er anders vervelende dingen gebeuren en er geen andere oplossing mogelijk is. Mij is tijdens dit debat niet duidelijk geworden dat dit het geval is. Misschien kan de minister in zijn tweede termijn nog eens proberen om mij te overtuigen dat dit nu echt moet en nu echt aan de orde is en wij dus niet kunnen wachten.

Ik heb zo goed als het kon, geluisterd naar de bijdragen van de collega's en vooral naar de bijdrage van collega Ketting, die direct aan het begin van zijn verhaal, helder als hij altijd is, de relatie tussen dit wetsvoorstel en zijn eventuele wens tot privatisering van delen van de energiebedrijven legde. Toen ik naar hem luisterde, dacht ik: hier staat een eerlijk man, die zegt waar deze wet voor is bedoeld. Die was daar ook ooit voor bedoeld, maar gaandeweg zijn wij onszelf gaan vertellen dat die wet een heel ander doel had. Aanvankelijk – ik weet nog in welke periode – was het idee dat dit allemaal de markt op moest, maar als ik dit hoor, denk ik aan de vos en de passie en het preken. Dan let ik op en vraag ik mij af hoe het kan dat de woordvoerder van de VVD-fractie mij zo nadrukkelijk ervan probeert te overtuigen dat juist via deze wet de Staat het algemeen belang, de overheid en dus de burgers kan beschermen tegen het bedrijfsleven. Dit kan allemaal maar gebeuren. Als ik dit soort dingen hoor, voel ik dat ik op moet letten.

De heer Ketting (VVD):

Ik kan het niet over mijn hart verkrijgen om de heer Kox naar huis te laten gaan met een onrustig gevoel. Dit is gewoon simpel rechttoe, rechtaan publiek-privaat denkwerk. De intelligentie van de heer Kox kennende, kan ik mij niet voorstellen dat hij zich niet kan voorstellen dat ook de VVD tot conclusies komt die de SP ongetwijfeld voor een deel zal onderschrijven. Dat maakt het alleen maar mooier. Dan moet hij de motie ondertekenen.

De heer Kox (SP):

Ik kan mij dat voorstellen. Soms is dit ook mogelijk. Ik heb met liberalen op alle mogelijke manieren zaken gedaan, maar bij dit wetsvoorstel denk ik dat het goed is dat wij politieke partijen hebben. Hier zien wij twee visies op de manier waarop men zou moeten omgaan met de energiesector, namelijk de uwe, de liberale, en de mijne, de sociale. De rest van deze Kamer zit daar zo'n beetje tussen in. Ik heb goed naar u geluisterd, maar hoe overtuigender u sprak, des te zekerder wist ik dat ik niet voor dit wetsvoorstel zou moeten stemmen.

Mijn idee was, is en blijft dat een ander traject op dit moment de voorkeur verdient. Dit wetsvoorstel is niet nodig op dit moment. Wij hebben de tijd. Ik stel voor dat de regering verder gaat met overleg met de energiesector en ons de kans geeft om daarin mee te kijken. Wij moeten nu toch beslissen, niet op grond van de kleur van de ogen van de minister maar op grond van zijn mededelingen, die wij natuurlijk vertrouwen. Het blijft toch moeilijk wanneer twee partijen verschillende interpretaties geven van de gesprekken die plaatsvinden. Wanneer wij dat overleg zouden organiseren en daarover meer duidelijkheid zouden krijgen, zou de conclusie kunnen zijn dat wij het ene moeten doen of dat wij een andere oplossing kunnen kiezen. Daarvoor is nu niet het moment.

Het moge duidelijk zijn dat de keuze van mijn partij is dat wij een nutsbedrijf en onze eigen energievoorziening moeten hebben. Ik weet wel dat dat tegenwoordig heel ouderwets klinkt, maar er waren tijden dat dat de meest progressieve oplossing was van grote problemen in de energievoorziening. Soms wordt als je lang genoeg wacht iets conservatiefs toch weer progressief. Vandaar dat ik vind dat wij op dit moment niet een zo verregaande beslissing moeten nemen, waarna terugkeer op het pad steeds moeilijker zal worden. In deze tijd is energie veel meer geworden dan iets waarop men een apparaat kan laten draaien of waarop men aardappels kan koken. Energie heeft te maken met macht en met wereldpolitiek. Dat moeten wij echt niet uit handen geven. Dat is althans mijn opvatting. Daarom zou mijn alternatief zijn dat wij niet stemmen over dit wetsvoorstel. De meerderheid van deze Kamer heeft gezegd dat men het wel wil afhandelen. Ik luister naar de democratische wens van deze Kamer. Wij kunnen hierover echter nog een week denken.

Ik zal de motie nog enkele malen doorlezen, maar ik lees er toch in dat daarin staat: ja, wij stemmen in met de lijn van dit wetsvoorstel, maar nu nog niet, om deze wet te gebruiken als stok achter de deur. Het lijkt mij vreemd om een wet aan te nemen als stok achter de deur. Ik beloof dat ik nogmaals de motie zal bezien, wanneer de heer Ketting erover wil nadenken of het wel wijs is om straks, één dag voor de verkiezingen, deze verregaande stap te zetten met deze energiebedrijven. Dan komen wij er misschien over een week wel uit. Ik zie de reactie van de minister met grote belangstelling tegemoet.

De heer Ketting (VVD):

Voorzitter. Ik heb de heer Kox niet willen interrumperen, maar ik wil hem in die zin geruststellen dat het denken bij de VVD-fractie nooit stilstaat.

Allereerst geeft mijn fractie uitdrukking aan haar respect en waardering voor de wijze waarop deze minister dit deel van het wetgevend proces heeft geleid en het debat vandaag heeft gevoerd.

Daarnaast spreek ik mijn bewondering uit voor de prestatie die zijn ambtelijke staf met dit wetsvoorstel heeft geleverd. Chapeau voor deze noeste werkers en werksters, die het, zoals ik heb waargenomen, om het even was of zij in de dagploeg, in de nachtploeg of in beide verkeerden.

Mijn fractie hecht aan dit wetsvoorstel, niet zozeer aan splitsing maar aan de werkingssfeer ervan. Splitsing is immers een middel en niet een doel. De belangrijkste elementen voor mijn fractie – ik noem ze niet limitatief – zijn de volgende. Ten eerste moeten risico's voor de netwerken in het geval van buitenlandse activiteiten of allianties worden voorkomen of afgeschermd. Voorts moet sprake zijn, of daartoe moet zo snel mogelijk worden gekomen, van evenwichtige marktverhoudingen. Ik wijs erop dat het woord "markt" in de tekst van de motie is weggevallen. Dat is kennelijk in de haast gebeurd, maar daardoor is de motie misschien niet helemaal duidelijk. Wellicht heeft de heer Kox het nu wel begrepen en kan hij deze motie omhelzen. Ik verneem dat graag. In de derde plaats moeten bij alle bedrijven zo snel mogelijk onafhankelijke en vette netbeheerders ontstaan. Ook moet sprake zijn van een gelijke, dus non-discriminatoire toegang tot de netten, onder billijke voorwaarden. Voorts moet de positie van Tennet en het transportnet worden verzekerd. Mijn fractie neemt aan dat de overdracht van ten minste het 110 kV-net nu ook onverwijld gaat plaatsvinden. Ook moet sprake zijn van financiële transparantie die de zekerheid verschaft dat geen kruissubsidies of concurrentieverstorende financiële stromen plaatsvinden. Ten slotte hechten wij aan een goed toegeruste DTte, die hierop adequaat toezicht uitoefent. Met andere woorden, de doelstellingen van deze wet worden verwezenlijkt in hun volle reikwijdte.

Als blijkt dat deze doelstellingen kunnen worden bereikt zonder splitsing, is dit voor mijn fractie tevredenstellend. Het gaat om het doel en niet om het middel. Het resultaat telt. Mocht uit de jaarlijkse rapportage van de minister en de DTe blijken – mijn fractie hecht zeer aan de bevindingen van de toezichthouder vanuit zijn onafhankelijke en deskundige positie – dat aan één of meerdere doelstellingen van de wet niet wordt voldaan, dan ligt een andere situatie voor. In dat geval verwacht mijn fractie dat de minister terstond zal handelen en aan beide Kamers een voorstel zal presenteren om de splitsingsartikelen alsnog in werking te stellen. Gezien de grote belangen die op het spel staan voor de betrokken partijen, klanten, andere energiebedrijven en financiers, dient dan onverwijld te worden gehandeld. Kan de minister bevestigen dat hij met zijn vinger dicht bij de trekker blijft om zeker te stellen dat deze wet haar uitwerking en doorwerking zal krijgen ten gunste van een doelmatige en concurrerende elektriciteitsvoorziening?

Een motie is altijd een beknopt document en dat is maar goed ook. Mijn fractie hecht eraan eveneens beknopt weer te geven wat haar opvatting is in het geval de minister deze motie overneemt. Het wetsvoorstel 30212 omtrent een onafhankelijk netbeheer wordt aangenomen. De in deze wet beoogde en omschreven doelstellingen blijven onverlet. Als deze doelstellingen kunnen worden bereikt zonder splitsing, is mijn fractie tevreden met het bereikte resultaat. Wel moeten de minister en de DTe de Kamers afzonderlijk rapporteren over de vorderingen en ontwikkelingen. Als zou blijken dat de doelstellingen niet worden bereikt, moet de minister de Kamers terstond voorstellen de splitsingsartikelen alsnog in werking te stellen.

Het is vanuit deze opvatting dat mijn fractie de motie mee heeft ondertekend en haar uiteindelijke oordeel over dit wetsvoorstel zal vellen. Dit zal zij doen, nadat zij de reactie van de minister heeft beluisterd, zoals dat in een ordentelijk debat gebruikelijk is.

De heer Van der Lans (GroenLinks):

Voorzitter. Dit is een gedenkwaardige dag; ik heb aan twee debatten mogen deelnemen en het debat waarvan ik verwachtte dat het afgerond zou worden, werd opgeschort, terwijl het debat waarvan ik dacht dat het misschien wel opgeschort zou worden, nu wordt afgerond. Dit is op zichzelf al bijzonder en het geeft misschien ook aan dat er vandaag in deze Kamer een bijzondere prestatie is geleverd. Uiteraard moet ik ook de minister danken voor zijn antwoorden. Ik zal niet zeggen dat hij heel openhartig was, dat hij anders dan anders reageerde, want deze manier van discussiëren is eigenlijk normaal. Het zou misschien een voorbeeld kunnen zijn voor andere ministers, die niet altijd op hetzelfde niveau komen...

Ik stond vandaag voor een zeker dilemma, zoals ik in eerste termijn heb geprobeerd, duidelijk te maken. Ik heb geprobeerd, de voordelen en de nadelen van deze wet tegenover elkaar te zetten. De voordelen zijn duidelijk: onafhankelijk netbeheer, toetreding van nieuwe energiebedrijven en de mogelijkheid om het net te gebruiken voor decentrale opwekking van energie. En een voordeel dat ook cruciaal blijkt te zijn voor de afloop van dit debat, is de verzekering tegen wat ik zelf "buitenlandse avonturen" heb genoemd; de minister sprak van buitenlandse activiteiten van geïntegreerde energiebedrijven. Daar staat voor mij een sterk nadeel op het Europese vlak tegenover. Het bleef voor mij onduidelijk waarom er van het Nederlandse besluit niet één verhaal gemaakt zou kunnen worden voor de hele markt van Noordwest-Europa, voor het toezicht, de regels, het level playing field et cetera.

Nu heeft de minister gezegd dat het geen Nederlands besluit is, maar anticiperen op marktwerking. Deze uitleg vond ik toch niet voldoende, ik had nog steeds het gevoel dat er sprake was van een zekere ongelijksoortigheid in de markt en dat het erom ging, het toezicht nog beter Europees te regelen. Dit was ook een van de conclusies die ik uit het debat getrokken had, namelijk dat er naast het perspectief op marktordening een perspectief op splitsing op Europees niveau zou moeten zijn. Dit is precies wat er is neergelegd in de motie. Het is eigenlijk een geconditioneerd ja, het geeft de bedrijven tijd, evenals de minister en de sector. Dit is cruciaal en dit is interessant, want wij hebben tijdens de behandeling van dit wetsvoorstel niet alleen de brief van 16 oktober gekregen, maar ook de brief van de energiesector van 13 november, van de grote bazen van de vier geïntegreerde bedrijven. Ik citeer hier toch maar even uit, want ik vind deze brief gewoon te interessant om deze kans te laten schieten: "Wij zijn ons als energiebedrijven bewust dat de verstoorde vertrouwensrelatie tussen de energiebedrijven en de overheid in belangrijke mate mede is veroorzaakt door de gekozen opstelling van onze bedrijven gedurende de afgelopen jaren. De ook door de overheid gewenste noodzaak, onze bedrijven gereed te maken voor marktwerking, heeft onze maatschappelijke en publieke oriëntatie naar de achtergrond gedrongen. Wij zijn ons dat bewust en beseffen dat, gegeven de grote energieproblemen die onze samenleving bedreigen, dit een uiterst onwenselijke situatie is die zo snel mogelijk dient te verbeteren. Gezamenlijk optrekken van overheid en betrokken bedrijven is een eerste prioriteit. Wij zullen een uiterste inspanning daartoe plegen."

Ik moet zeggen dat ik zelden grote bedrijven zozeer in het stof heb zien kruipen of het boetekleed heb zien aantrekken. Ik verbaas mij dan ook een beetje over de uitspraak van de minister dat de bedrijven niet zoveel te bieden hadden. Nu is dit misschien materieel niet zoveel, maar het is in ieder geval een intentie en ik zou het onverstandig vinden om deze kans te laten liggen. Ik roep de minister dan ook op om nadat de motie en het wetsvoorstel zijn aangenomen, deze kans op een nationaal akkoord aan te grijpen en er in de komende maanden aan te gaan werken, zeker in het belang van de transitie, de verduurzaming van de economie. De heer Ketting vroeg zich af waarover het overleg dan zou moeten gaan; wel, de bedrijven hebben gisteren hun hele agenda bekendgemaakt en wij hebben zelf ook ingrediënten geleverd. Ik denk dat het feest compleet zal zijn als wij niet alleen de motie en deze wet aannemen, maar ook nog een nationaal akkoord kunnen bereiken. Dan zal het echt de goede kant op gaan.

De slotsom is dat er een grote consensus is: de publieke netten dienen veiliggesteld te worden. Dat is eigenlijk wat ons allen bindt. Ik ben ervan overtuigd dat wij nu aan een structuur werken waarin dat daadwerkelijk gebeurt, zij het dat het tempo van invoering enigszins geconditioneerd is in de richting van Europa Je zou kunnen zeggen dat het uitstel is zonder afstel. Ik hoop dat de minister die zelf een opening bood door te spreken over zorgvuldige inwerkingtreding, de motie kan omarmen omdat die volgens mij precies de richting van zorgvuldige inwerkingtreding invult.

De heer Van den Berg (SGP):

Mevrouw de voorzitter. Ik wil de minister dankzeggen voor de deskundige wijze waarop hij in het debat namens het kabinet zijn bijdrage heeft geleverd.

Het was voor ons ook een afweging van de voors en de tegens. Wij hebben de motie medeondertekend, omdat dat voor ons een stap is. Dus een ja onder voorwaarden, waarmee wij een aantal dingen zeker hebben kunnen stellen. Het gaat om het veiligstellen van de publieke netten, om de overdrachten aan TenneT. Ik wil ook even aanhaken bij wat de heer Van der Lans zei. Tijdens zo'n indringend debat komen er kennelijk allerlei dingen los en er lag, zoals hij het noemde, het boetekleed van de bedrijven. In mijn kringen zegt men dan schuldbelijdenis, maar daar spreek ik liever niet over. Ik denk dat het een doorbraak is en dat zij het zich goed realiseren. Dat is een plus in de diepgaande discussie van deze Kamer met de minister, waarin ook de bedrijven geparticipeerd hebben, soms heel daadwerkelijk door iets aan te leveren en soms door goed mee te luisteren. Ik denk dat het een mooie gelegenheid is om ermee verder te gaan. Dat is winst voor iedereen, voor de gebruikers, voor de consumenten en voor de samenleving.

Ik heb ook nog wat vragen gesteld. Ik heb er begrip voor dat die niet helemaal zijn uitgediscussieerd. Ik had nog gevraagd hoe je kunt voorkomen dat de secundaire markt, die ook belangrijk is, wordt weggepoetst. Is er een mogelijkheid om de kleinere bedrijven ook te beschermen? Dat is niet uit de verf gekomen, maar wellicht kan de minister er nog op ingaan.

Ik heb ook nog een suggestie gedaan en gevraagd of bij de uitvoering kan worden gewerkt met heldere codes, tariefstructuren en technische voorwaarden. Ook daarop is de minister niet ingegaan. Maar goed, wellicht kan dit nog aan de orde komen.

Tot slot denk ik dat wij een goede dag hebben met elkaar, in de zin van een dag die voor de gehele samenleving van grote waarde kan zijn.

Minister Wijn:

Voorzitter. In de beantwoording heb ik aan uw Kamer geschreven dat de terminologie "splitsingswet" mij nooit heeft aangesproken. Ik heb aangegeven dat wij wat mij betreft weer spreken over de oorspronkelijke titel van het wetsvoorstel, de Wet onafhankelijk netbeheer. Ik ben het volledig eens met alle sprekers die hebben gezegd dat het niet zozeer om het middel gaat, maar om het doel. Het doet mij dan ook deugd dat wij na de intensieve discussies met een meerderheid van de Kamer overeenstemming hebben bereikt over de doelstellingen van deze wet. Het betreft sowieso het creëren van een vette netbeheerder, het beheer van de netten van 110 kV en de gezamenlijke vaststelling dat de privatisering van het geïntegreerde energiebedrijf van de baan is. Het is goed om dat vast te stellen, want dat biedt heel veel duidelijkheid.

De motie sluit precies aan bij het doel van deze wetgeving. Het ging niet zozeer om de instrumentering, maar om het doel. In de overwegingen zien wij duidelijk dat het gaat om de vraag hoe wij ervoor zorgen dat het publiek en onafhankelijk netbeheer niet in gevaar komt. Het gaat om een monopolie en om een primaire levensbehoefte, het is kapitaalintensief en er is geen alternatief voor burgers en bedrijven. Ik ben met u van mening dat deze motie kan bijdragen aan een zorgvuldige invoering, waarmee ik mijn eerste termijn heb beëindigd. Uw Kamer zegt in meerderheid: differentieer bij het slaan van de koninklijke besluiten wat de invoering van deze wet betreft. Heel precies gezegd betreft dat artikel 1, de onderdelen B, C, G en L, en dezelfde onderdelen van artikel 2. Ik zal u dat nog schriftelijk bevestigen, zoals de motie ook vraagt.

Ik kan deze motie omarmen, omdat wij van mening zijn dat het prima is als het zonder gedwongen splitsing kan. Er hoeft geen reden voor gedwongen splitsing te zijn, als dat publieke en onafhankelijke netbeheer niet in gevaar komt. Ik ben het met senator Doek eens dat een Europese richtlijn nog ver weg is. Maar ik lees de motie ook als een oproep aan de sector: zorg ervoor dat buitenlandse activiteiten en/of grensoverschrijdende allianties het publiek en onafhankelijk netbeheer niet in gevaar brengen. Hoe normeer je dat dan? Dat hangt af van de omvang van zo'n buitenlandse alliantie of zo'n buitenlandse activiteit. Hoe hangt dat bijvoorbeeld samen met eventuele kruissubsidie, waardoor geldstromen misschien ondoorzichtig of niet afzonderlijk gewogen aan zo'n activiteit worden gealloceerd? Ik kan mij voorstellen dat naarmate een Nederlands bedrijf groter is – wie weet komt het ooit van een fusie tussen NUON en Essent – je een zwaardere homebase hebt, waardoor je die buitenlandse activiteiten anders weegt.

De motie zegt ook: sector, zorg ervoor dat je transparant bent, dat er geen discriminatie is en dat er evenwichtige marktverhoudingen zijn. Dan is het middel niet doorslaggevend, maar gaat het om het doel. Dat was het doel van deze wet.

De motie zegt verder: zorg dat er gelijke toegang is tot de netten. Ik interpreteer dat maar even huiselijk. Ik hoop dat geen tuinder ons dan meer benadert: ik maak hier zelf duurzame energie en ik kom die netten niet op. Dat is precies de zorg van LTO Nederland en van het Productschap Tuinbouw. Eigenlijk staat hier dat elke klager een potentieel gevaar is. Dat wordt duidelijk tegen de sector gezegd. Als de sector zich zodanig opstelt, hoeft er helemaal geen reden te zijn om tot gedwongen splitsing te komen. Het plezierige van deze motie is dat zij Kamerbreed is ondertekend, op de SP na. Een van de sprekers zei dat daardoor het doel dat wij willen bereiken, misschien nog wel veel indringender wordt overgebracht dan met de wet alleen. Ik zal graag aan de oproep voldoen om ten minste één keer per jaar hierover te rapporteren en daarbij de bevindingen van de DTe te betrekken. Ik zal dat met alle vormen van genoegen doen. De VVD heeft mij gevraagd om, zodra ik zie dat dat gevaar zich voordoet, onverwijld met de Kamer in overleg te treden en het KB te slaan. Ik zal dat volgaarne doen en ik zal een en ander ook schriftelijk bevestigen. Bij de bevestiging dat het kabinet de motie overneemt, zal ik aangeven dat ik ervan uitga dat het volgende kabinet deze toezegging gestand doet. Ik denk dat wij daarvan ook wel kunnen uitgaan, want ik kan mij niet voorstellen dat geen enkele partij van de ondertekenaars niet in een volgend kabinet zou zitten. Mijnheer Kox, het spijt mij.

De heer Kox (SP):

Ik begrijp dat de minister inziet dat er na de 22ste november geen regering te vormen is zonder de SP. Ik apprecieer de motie. De minister leest haar alsof hij haar zelf heeft opgesteld. Ik heb eerder gevraagd hoe de oude Brinkhorst hierover gedacht zou hebben. Zou hij ook hebben gezegd: natuurlijk is het geen splitsingswet? Waarom staat dat woord dan op alle stukken die ik heb ontvangen?

Is het in haar aard geen bijzondere motie, omdat zij van de wet een soort voorwaardelijke wet maakt? Alles mag, alles kan. Dat is toch iets heel anders dan aanvankelijk werd voorgesteld?

De minister zegt dat het helemaal goed gaat komen. Zou het dan niet chiquer zijn om met de energiebedrijven te gaan praten, opdat wij kunnen zeggen dat wij het allemaal eens zijn geworden?

Minister Wijn:

Oud-minister Brinkhorst zou zeggen: de duvel is oud. Vervolgens zou hij waarschijnlijk zeggen: als voor de wet alle handen de lucht ingaan, behalve die van de SP, dan is de wet aangenomen. Ik denk dat oud-minister Brinkhorst daar heel tevreden mee zou zijn geweest. Toen ik het van hem overnam, zei hij: ga jij maar proberen te bereiken dat dat in de Eerste Kamer gebeurt.

Vanaf dag 1 heeft de wet de aanduiding "onafhankelijk netbeheer" gehad. In de volksmond is de wet gaan heten naar zijn middel en niet naar zijn doel. Het gaat echter om het doel. Daar waar wij bescherming willen voor marktwerking en liberalisering, namelijk bij het net waar sprake is van een monopolie, moeten wij ervoor zorgen dat wij dat voor elkaar krijgen. Daar waar wij geliberaliseerd zijn, moeten wij ervoor zorgen dat die liberalisering dusdanig is, dat de energierekening zo laag mogelijk blijft en dat toetreders die bijvoorbeeld groene stroom willen aanbieden, daarvoor een eerlijke kans krijgen. Die twee vliegen slaan wij volledig in één klap. Door de motie is nog eens heel duidelijk aangegeven hoe de Kamer de ontwikkeling ziet. Als het zonder kan, is het prima, maar op deze manier is het heel duidelijk.

De heer Kox (SP):

Ik apprecieer deze uitleg, maar is de wet niet van karakter veranderd? Wij hadden een stellige wet, maar wij hebben een wet waarmee een heleboel niet gaat gebeuren, tenzij er iets anders gebeurt. Dan hebben wij toch een andere wet?

Minister Wijn:

Zo zie ik het helemaal niet. De teams netbeheer gaan over. Wij zorgen ervoor dat er een vette netbeheerder komt en wij zorgen ervoor dat de doelstelling van het wetsvoorstel volledig overeind blijft. Op het moment dat er dingen gebeuren waardoor het publieke en onafhankelijke netbeheer in gevaar kan komen, zorgen wij er met beide Kamers der Staten-Generaal voor dat de wet op een verstandige wijze wordt ingevoerd. Dat is een feitelijke invoering om de doelen op die wijze te bereiken. Ik vind dat prima.

De heer Ketting (VVD):

Ik wil de heer Kox behulpzaam zijn: door de motie alsnog mede te ondertekenen, kan hij zijn kansen op deelname aan het kabinet vergroten. Zoals hij zich nu opstelt, komt hij namelijk nooit door de ballotage. Voor zijn perceptie van wat er tot nu toe door de woordvoerders is gezegd, merk ik op dat het erom gaat dat doel en middelen nu eens goed uit elkaar zijn gehaald. Het wetsvoorstel is in essentie besproken en geaccordeerd. Het is nu aan de Kamer en primair aan de minister om met de middelen zoals die zullen worden aangereikt in de wet, behalve het cluster van de splitsingsartikelen, de doelen te bereiken. Als voor het bereiken van de doelen nog een extra middel nodig is, dan kan daarin voorzien worden. Voor alle partijen staat nu echter voorop dat de doelen gehaald dienen te worden. Daar staat de minister voor en dat heeft de heer Kox net kunnen beluisteren.

De heer Kox (SP):

Ik vind het allemaal geweldig: dit is politiek in de betere vorm. Je hebt iets, je maakt er iets totaal anders van en dan zeg je: dit is precies wat wij bedoelden. In alle stukken en alle debatten ging het steeds om de splitsingswet. Ik heb stukken van mevrouw Sylvester waarop in kapitalen "splitsingswet" staat. De sector heeft erop gereageerd en het personeel heeft daarover gesproken. Ik begrijp nu echter dat het nooit de bedoeling is geweest: de bedoeling was om juist niet te splitsen en al die dingen te doen en daar bent u het nu allemaal over eens. Ik kan u zeggen dat het ook mijn bedoeling was om niet te splitsen. Als in het wetsvoorstel wordt gesteld dat er niet gesplitst zal worden in Nederland, dan ga ik er nog een nachtje over slapen. Dan heb ik het blijkbaar verkeerd gelezen, ondanks alle stukken van mevrouw Sylvester, en heb ik het net als zestien miljoen Nederlanders en de media verkeerd begrepen. Als dat de eindconclusie is, dan heb ik een goede nacht want dan heb ik bereikt wat ik wilde, namelijk dat er geen splitsingswet komt.

De heer Ketting (VVD):

Tot mijn tevredenheid, maar niet tot mijn verbazing merk ik dat de heer Kox een vlotte leerling is. Hij begint de essentie van de discussie van deze dag binnen handbereik te krijgen. Ik begrijp dat hij er nog een nachtje over wil slapen. Daarom vraag ik de andere ondertekenaars om de heer Kox nog een klein weekje te gunnen zodat hij, wanneer hij eindelijk tot rijping is gekomen en deze toch wat weerbarstige materie kan hanteren, de motie alsnog mede kan ondertekenen.

De heer Kox (SP):

Ik doe alles wat de heer Ketting vraagt op het punt van nadenken en slapen, als hij vannacht in zijn bedje gaat overdenken wie er nu echt gedraaid is op dit dossier en wie er echt een mening had, maar nu precies het tegenovergestelde zegt met een lach alsof hij de gelukkigste man van de wereld is. Als de heer Ketting toezegt dat hij daar vannacht over zal nadenken, dan kunnen wij elkaar morgen vertellen wie het meeste gedraaid is.

Minister Wijn:

Voorzitter. De SP was in de Tweede Kamer al tegen dit wetsvoorstel en is er in de Eerste Kamer, zo begrijp ik nu, nog steeds tegen. Je kunt niet tegen een wetsvoorstel zijn en tegelijkertijd zeggen dat met dat wetsvoorstel eigenlijk wordt behelsd wat jij wilt, want dan kun je voor het wetsvoorstel zijn. Het feit dat de SP-fractie noch de motie steunt, noch voor het wetsvoorstel stemt – dat is tot nu toe althans de aankondiging – is er eens te meer bewijs voor dat dit een voorstel voor een krachtige wet is. Als de heer Kox meent dat het wetsvoorstel ontkracht is, kan hij ervoor stemmen. Eerlijk gezegd, had ik mij echter nog eens achter de oren gekrabd als de heer Kox steun had betuigd aan het wetsvoorstel.

Er resteert nog een aantal vragen. De heer Doek heeft gevraagd naar het aspect van de staatssteun. In het algemeen is het zo dat het geen staatssteun vergt om van overheidswege een fiscaal neutrale herstructurering van bestaande bedrijven te bewerkstelligen. Die stelling houd ik graag overeind en daarom zou ik er niet mee naar de Europese Commissie gaan. Mocht elders in de Europese Unie iemand er anders over denken, dan zien wij dat te zijner tijd.

Dan werd nog de vraag gesteld wat ik vind van de brief van EnergieNed van 2 november. Ik doelde zelf meer op de netten van 110 kV en hoger en minder op de lagere. Ik kom nog terug op hoe ik de dialoog met de sector voor mij zie.

Mevrouw Sylvester vroeg of de bedrijven nog centrales gaan bijbouwen. Ik ga daar wel vanuit. Er zijn concrete investeringsplannen, die zijn gebaseerd op de rendementen die deze investeringen op zichzelf met zich kunnen brengen. Ik ga ervan uit dat deze niet in gevaar komen. Partijen hebben ook al haalbaarheidsstudies gedaan, er zijn milieueffectrapportages gedaan en er is grond aangekocht. Ik heb het idee dat men dat ook daadwerkelijk zal doen. Ik doe mijn toezegging om dat in de gaten te houden gaarne gestand.

Ik geef toe dat de marktdefinitie er een beetje van afhangt. Wanneer in de motie sprake is van buitenlandse activiteiten en grensoverschrijdende allianties, gekoppeld aan het publiek en onafhankelijk netbeheer, dan neem ik aan dat de Kamer doelt op het Nederlandse netbeheer. Bij deze motie is dan het Nederlandse net het aanknopingspunt. Als je praat over marktordeningsvragen wat betreft de basislast, dan denk ik dat je meer kijkt naar de Noordwest-Europese markt. Bij een fusie van twee Nederlandse bedrijven denk ik dat de NMa daar van de mededingingskant naar kijkt, waarbij de oriëntatie meer is op aanmerkelijke marktmacht in relatie tot de relevante consumenten. Ik kan mij voorstellen dat er dan iets meer naar de Nederlandse markt wordt gekeken, al kan ik dat niet op voorhand zeggen, want dat hangt ook af van de ontwikkeling in de tijd van de interconnectiecapaciteit. Wij hebben zojuist met de energie-intensieve sector afspraken gemaakt, waardoor ik verwacht dat er meer wordt geïnvesteerd in die interconnectiecapaciteit, en dan krijg je steeds meer een Noordwest-Europese markt.

De heer Van den Berg vroeg hoe het zit met de bescherming van de secundaire markten. Kleinere afnemers worden sowieso extra beschermd. Dat komt terug in het volgende wetsvoorstel, dat net door de Tweede Kamer is aangenomen. Wij willen inderdaad een level playing field tussen grote en kleine bedrijven, zodat er geen misbruik door grote bedrijven zal zijn.

De heer Van den Berg vroeg ook naar gascodes. Ik heb al iets gezegd over de rechtszaak van GTS met betrekking tot de gasrotonde, en daar wil ik het bij laten. De DTe bekijkt die codes en afspraken, zorgt voor de normering en ziet daarop toe via de kwaliteitsregeling. Het toezicht kan in zoverre efficiënter en scherper worden door dit wetsvoorstel dat er meer wordt gekeken naar kostengeoriënteerde tarieven.

Ik denk dat in deze discussie een behoorlijk grote politieke consensus is ontstaan, doordat wij de tijd hebben kunnen nemen om uitgebreid van gedachten te wisselen. Dat is een heel duidelijk signaal hoe de politiek nagenoeg gezamenlijk tegen het net aankijkt. Dat doet mij deugd, omdat energie een primaire levensbehoefte is, zodat enige mate van depolitisering helemaal niet verkeerd hoeft te zijn. Integendeel. De heer Van der Lans en anderen preludeerden erop dat ik het aanbod zou oppakken van de energiebedrijven om gezamenlijk verder op te trekken. Het doet mij deugd dat gezamenlijk optrekken een prioriteit is voor de sector. Daarom is het ook goed dat met de aanname van dit wetsvoorstel duidelijkheid en rust ontstaat. De sector weet dan immers waar het aan toe is. Dat betekent dat er weer goed naar langetermijnplannen kan worden gekeken. Dat op zichzelf is al goed voor de investeringen. Ik ga dus graag na volgende week met de sector om tafel zitten om over investeringen te spreken. Op basis van het aanvaarden van de wet over het onafhankelijk netbeheer zal ik praten over duurzame energie, reductie van CO2-uitstoot en energiebesparing. Het is waar dat in het proces de zeeën af en toe hoog waren. Ik heb de gesprekken met de energiebedrijven echter als constructief ervaren. Ik ga ervan uit op dezelfde wijze verder te kunnen praten. Dat geldt ook voor de commissarissen en de aandeelhouders. De aandeelhouders zullen wij waar mogelijk helpen. Zij hebben immers gezegd hun publieke taak goed waar te willen maken.

Ik sluit mij aan bij de opmerking van de heer Ketting over de kwaliteit van de ambtenaren van Economische Zaken. Het was een zeer plezierig wederzien van de zomer. Op basis van de kwaliteit van de ambtenaren van EZ en de attitude die de energiesector wil betrachten, kunnen wij in het gesprek heel mooie dingen bereiken, met name op het gebied van duurzame energie.

De heer Ketting (VVD):

Ik heb de minister in zijn betoog en ook in zijn samenvatting daarvan niet de term financiële transparantie horen gebruiken. Hij rept van een vette netbeheerder. Daarmee is toch onverbrekelijk een dusdanige transparantie van financiële stromen verbonden, zeker te stellen door het toezicht van de DTe, dat helderheid, zuiverheid en goede marktverhoudingen ontstaan?

Minister Wijn:

Vanzelfsprekend. Daarover verschillen wij niet van mening. Buitenlandse activiteiten en/of grensoverschrijdende allianties mogen een publiek en onafhankelijk netbeheer niet in gevaar brengen. Wat betreft de normering van wanneer gevaar ontstaat, moet naar de omvang van de buitenlandse activiteiten en de omvang van het energiebedrijf in Nederland gekeken worden. Ook moet evident zijn dat geen geldstromen gealloceerd worden aan activiteiten die met een omweg het net in gevaar kunnen brengen. Daarbij ligt een zware bewijslast bij de energiebedrijven. Zo heb ik ook de motie ervaren.

De heer Kox (SP):

Ik ben blij dat de minister blij is met deze wet. Het bewijst voor mij dat CDA'ers overal blij mee te maken zijn. Dat belooft iets als wij de minister straks treffen in zijn nieuwe functie als fractievoorzitter. Ik heb dat althans in de krant gelezen. In de krant heb ik ook gelezen dat het kabinet afgelopen vrijdag overwogen heeft om de wet in te trekken. Nu, drie dagen later, is het anders gelopen. Stond er onzin in de krant? Is het gehele kabinet gelukkig met deze gang van zaken?

Minister Wijn:

Van intrekken van de wet is nooit sprake geweest. Bij het tempo van behandeling is het kabinet afhankelijk van de procedures die de Eerste Kamer daarbij stelt. De Kamer heeft die procedure vastgesteld. Het gaat overigens niet om de kwalificatie "blij". Het gaat om de inhoud, namelijk onafhankelijk netbeheer, het veilig stellen van het net als monopolie bij een primaire levensbehoefte en een goede marktwerking langs de normering van de motie. De motie geeft heel duidelijk aan wat de Kamer verwacht van de energiesector en de energiemarkt. Dat komt volledig overeen met de doelstellingen van de wet op het onafhankelijke netbeheer die het kabinet, en ook mijn voorganger, altijd naar voren heeft gebracht.

De beraadslaging wordt gesloten.

De voorzitter:

De fractie van de SP heeft om heeft stemming verzocht. De stemming over zowel het wetsvoorstel als de motie zal volgende week dinsdag plaatsvinden.

Sluiting 21.36 uur

Naar boven