Aan de orde zijn de stemmingen in verband met het wetsvoorstel Wijziging van de Algemene wet bestuursrecht en enige andere wetten in verband met de mogelijkheid om de bezwaarschriftenprocedure met wederzijds goedvinden buiten toepassing te laten (rechtstreeks beroep) (27563).

(Zie vergadering van 27 april 2004.)

De voorzitter:

De minister van Justitie is wegens verblijf in het buitenland verhinderd, de vergadering bij te wonen. Ik geef gelegenheid tot het afleggen van stemverklaringen vooraf.

Mevrouw Broekers-Knol (VVD):

Voorzitter. Mijn fractie begrijpt dat het wenselijk kan zijn dat, als belanghebbenden en bestuursorganen alle aspecten van een besluit van een overheidsorgaan grondig hebben doorgeëxerceerd en tot de conclusie komen dat bij de voorbereiding van het besluit alle argumenten uitputtend zijn gewisseld, rechtstreeks beroep op de bestuursrechter mogelijk is. Wij hebben het dan wel over min of meer gelijkwaardige partijen, bijvoorbeeld telecomproviders of kabelexploitanten versus de overheid. Het wetsvoorstel rechtstreeks beroep betreft de Algemene wet bestuursrecht. Iedere belanghebbende kan een beroep doen op de mogelijkheden die de wet biedt, niet alleen de grote, aan de overheid min of meer gelijkwaardige partijen, maar juist ook de individuele burger. Mijn fractie vindt dat voor de burger het wetsvoorstel geen vereenvoudiging en versnelling biedt en dat het wetsvoorstel er juist toe kan leiden dat het vertrouwen van de burger in de overheid eerder af- dan toeneemt. Met de brief van 28 april jl. neemt de minister met de ene hand terug wat hij als medewetgever met de andere hand geeft. De fractie van de VVD voelt niets voor wetgeving bij brief. Met vorm en inhoud van het wetsvoorstel, zoals dit thans vóór ons ligt, kan mijn fractie dan ook niet instemmen.

De heer Witteveen (PvdA):

Voorzitter. De minister heeft ons na afronding van de beraadslaging over dit wetsontwerp een brief gestuurd waarin hij aangeeft wat precies de bedoeling is. Mijn fractie vindt dit een verhelderende brief die duidelijk maakt dat de bezwaarschriftprocedure de hoofdregel blijft en dat in welomschreven uitzonderingsgevallen rechtstreeks beroep mogelijk is. De minister heeft daarbij enkele suggesties van mijn fractie overgenomen. De belanghebbende die vraagt om de bezwaarschriftenprocedure over te slaan, moet dat met redenen omkleden. Het bestuursorgaan spreekt daar vervolgens een oordeel over uit. Tegen de achtergrond van deze waarborg zullen wij voor het wetsvoorstel stemmen.

De heer Dölle (CDA):

Voorzitter. Ook wij hebben de brief van de minister gelezen. Wij waren bevreesd dat mensen die juridisch weinig zijn onderricht te snel de mogelijkheid van doelmatigheidstoetsing mislopen. Die vrees is voor een belangrijk deel weggenomen. De minister vraagt immers enkele maanden extra tijd voor de nodige voorlichting. Bovendien heeft hij toegezegd dat de commissie voor de beroep- en bezwaarschriften (of haar voorzitter of diens ambtenaren) een rol kan spelen bij de beoordeling van de geschiktheid. Ook heeft hij nog gewezen op de mogelijkheid voor de rechter om "riskante" verzoeken terug te sturen. Ten slotte zal er binnen een jaar een evaluatie plaatsvinden. Op grond van dit alles zal mijn fractie het wetsvoorstel steunen.

De voorzitter:

Ik constateer dat de aanwezige leden van de fractie van de VVD tegen dit wetsvoorstel hebben gestemd en die van de overige fracties ervoor, zodat het is aangenomen.

Naar boven