Aan de orde is de stemming over het wetsvoorstel Wijziging van de Bestrijdingsmiddelenwet 1962 (landbouwkundig onmisbare gewasbeschermingsmiddelen) (27076).

(Zie vergadering van 16 januari 2001.)

De voorzitter:

Ik geef gelegenheid tot het afleggen van stemverklaringen vooraf.

De heer Rabbinge (PvdA):

Mijnheer de voorzitter! De fractie van de PvdA stemt niet in met dit wetsvoorstel en wel om vier redenen.

1. Er gaat een verkeerd signaal van uit. Het "nee, tenzij"-beleid dat met het Meerjarenplan gewasbescherming 1991 was ingezet, lijkt weer plaats te maken voor een "ja, mits"-beleid.

2. Het begrip landbouwkundige onmisbaarheid, op zichzelf al een moeilijk begrip dat elders niet wordt gehanteerd, is door de toelichting en het debat alleen maar onduidelijker geworden.

3. Met dit wetsvoorstel is het vrijwel onmogelijk geworden om met ontheffingen de calamiteiten te voorkomen waarmee producenten eventueel zouden kunnen worden geconfronteerd.

4. De bewust gekozen rol van voorloper in Europa van de Nederlandse land- en tuinbouw die de sector nastreeft op het gebied van de gewasbescherming wordt door dit overheidsbeleid niet ondersteund.

De heer Van Bruchem (RPF/GPV):

Mijnheer de voorzitter! In het debat van vorige week hebben onze fracties een aantal bezwaren naar voren gebracht. Het eerste was dat is gekozen voor een verruiming van de toelating en niet voor een ontheffings- of uitzonderingsregeling. Dat bezwaar hebben wij nog steeds.

In de tweede plaats hebben wij grote twijfels geuit over de operationaliteit van het begrip landbouwtechnische doelmatigheid. Ook dat bezwaar is niet verdwenen.

Het derde bezwaar was dat er allerlei beperkingen werden gesteld aan de toelating van de middelen op landelijk niveau, maar niet aan de toepassing op bedrijfsniveau. Op dat punt is de staatssecretaris ons voor een belangrijk deel tegemoet gekomen. Onze fracties hebben vorige week naast deze bezwaren echter aangegeven dat wij oog hebben voor de moeilijke positie van een aantal agrariërs, wanneer deze middelen zouden wegvallen.

Mede gelet op het tijdelijke karakter van de regeling en gelet op het gegeven dat er een aanzienlijk scherper gewasbeschermingsbeleid in aantocht is, willen onze fracties, alles afwegende, dit voorstel toch het voordeel van de twijfel gunnen. Wij zullen er dus niet tegen stemmen.

De voorzitter:

Ik constateer dat de aanwezige leden van de fracties van de PvdA, GroenLinks, D66, de SP en de OSF tegen dit wetsvoorstel hebben gestemd en die van de overige fracties ervoor, zodat het wetsvoorstel is aangenomen.

Naar boven