Aan de orde is de behandeling van:

het wetsvoorstel Wijziging van de Wet op het hoger onderwijs en wetenschappelijk onderzoek in verband met de positiebepaling van de Open Universiteit binnen het hoger onderwijs en wijziging van de bestuursorganisatie (25161).

De beraadslaging wordt geopend.

Mevrouw Grol-Overling (CDA):

Voorzitter! Er waren twee redenen om dit wetsvoorstel bij ons in te dienen. Kort samengevat was het de bedoeling om, in tegenstelling tot de andere universiteiten, hier een eenhoofdige leiding te creëren. De tweede reden was de nieuwe innovatiefunctie voor de Open Universiteit, in zoverre nieuw omdat deze bij deze universiteit apart wordt genoemd. De andere universiteiten moeten echter evenzeer aan innovatie doen.

De eerste reden is onderuitgehaald door de amendering door de Tweede Kamer, waardoor de leiding uit ten hoogste drie leden van het college van bestuur kan bestaan. De minister merkt in het voorlopig verslag op dat het er natuurlijk ook één kan zijn. Dat is waar, maar ten hoogste drie is toch iets anders. Daarmee is de eerste reden aan dit wetsvoorstel ontvallen.

De tweede reden betreft de innovatiefunctie. Ook die is enigszins discutabel. Alle andere universiteiten hebben immers eveneens een innovatieve functie. Men kan twisten over de vraag, of de Open Universiteit daar méér aan zou moeten doen. Ik wil niet ontkennen dat er buitengewoon mooi materiaal is gemaakt door de Open Universiteit. Dat kan inderdaad goed als voorbeeld dienen voor andere onderwijsinstituten.

Voorzitter! Ik heb een rondgang gemaakt langs een aantal universiteiten. Ik heb niet alle universiteiten kunnen bezoeken, wij zijn tenslotte maar amateurs, nietwaar? Alle universiteiten zijn het erover eens dat de Open Universiteit goed materiaal heeft gemaakt voor de eigen cursisten, veelal overigens met hulp van de andere universiteiten. Dat is dus iets anders dan in deze wet staat. De Open Universiteit gaat niet de andere universiteiten helpen, maar de andere universiteiten hebben, zeker de eerste tien à twaalf jaar, de Open Universiteit zeer geholpen bij de opzet van het materiaal voor de Open Universiteit. Wij moeten overigens ook vaststellen dat het materiaal beperkte vakgebieden bestrijkt. Het concept van de Open Universiteit, het afstandsonderwijs, is niet overal toepasbaar. Veel materiaal is overigens ook vertaald door de Open Universiteit in het Nederlands. Dat zou voor universitaire studenten niet nodig moeten zijn. Die horen zoveel talen te kennen dat uitgegaan mag worden van de originele teksten in Frans, Duits of Engels.

Innovatie is, naar het idee van de CDA-fractie, geen prerogatief van de Open Universiteit alleen. Is de werkelijke reden van de accentverschuiving naar innovatie niet de terugloop van de studentenaantallen? De minister heeft zelf iets dergelijks gesuggereerd bij de behandeling in de Tweede Kamer. Daarom wordt steeds meer de nadruk gelegd op het zoeken naar en het vinden van een aanvullende, zinvolle taak. Met name het ministerie van OCW heeft de innovatie al jaren gepousseerd als taak voor de Open Universiteit. Daar is niet alles van terechtgekomen. De Open Universiteit bestaat nu twaalf jaar. De innovatieve taak heeft tot nu toe een bescheiden resultaat opgeleverd. Men wilde er eigenlijk niet zo erg aan. Ik moet toegeven dat in het laatste jaarverslag nogal wat samenwerkingsverbanden worden opgenoemd. Er is dus wel enige samenwerking tot stand gekomen. Maar zou het niet beter zijn om één of twee technische universiteiten als partner te zoeken? Die hebben immers van huis uit verstand van technologie. Het schijnt dat de innovatieve activiteiten van de Open Universiteit zo goed zijn, omdat zij zo technologisch zijn. Dan denk ik: daarvoor moet je terecht bij de technische universiteiten. Ik ken een technische universiteit die zich "de fietsenmakers" noemt. En als je het wiel wilt uitvinden, moet je dus bij voorkeur daar wezen.

Voorzitter! Ik denk dat een evaluatie nodig is. Ik stel de minister voor, de toezegging te doen dat er na drie of vijf jaar geëvalueerd wordt. Dan zou een aantal zaken moeten worden bekeken. Ik noem de ontwikkeling van de studentenaantallen en de rol van de Open Universiteit in de onderwijsvernieuwing in HBO en WO. Het lijkt mij heel nuttig om op het punt van de onderwijsvernieuwing een vergelijking te maken met de overige universiteiten. Maar bovenal is visie nodig. De Onderwijsraad stelde dat die visie zeer ontbrak ten aanzien van de Open Universiteit. Er had meer mogen worden verwacht. Niettemin willen wij dit wetsvoorstel het voordeel van de twijfel geven, voorzitter.

Minister Ritzen:

Mijnheer de voorzitter! Ik ben mevrouw Grol-Overling zeer erkentelijk voor datgene wat zij naar voren heeft gebracht en voor de gelegenheid die zij mij biedt om het belang van de Open Universiteit en het belang van een verdere stap in de ontwikkeling van de Open Universiteit nog eens duidelijk aan te geven.

Hoe is het op de agenda gekomen? Het heeft niets te maken met het wetsvoorstel MUB. Het heeft te maken met een crisis binnen de Open Universiteit. Dat staat wat omfloerst in de memorie van toelichting. Wij zijn gewend om dat heel diplomatiek te verwoorden, ook om geen onnodige reacties op te roepen. Maar de Open Universiteit verkeert in twee opzichten in een crisis. In de eerste plaats zijn er de zeer sterk dalende studentenaantallen. In de tweede plaats voldoet de samenstelling van de studentenaantallen niet aan het gestelde criterium. De Open Universiteit zou er moeten zijn voor de tweedekansers, voor degenen die niet een eerste kans hebben gehad en die vervolgens een tweede kans krijgen via de Open Universiteit. Echter, de groep studenten aan de Open Universiteit bestaat overwegend uit mensen die al een HBO- of WO-opleiding hebben genoten. Met het vervullen van een taak op dat punt is niets mis, maar hier ging het niet primair om.

De oorspronkelijke doelstelling was de innovatietaak. Die gold al, echter nooit zo expliciet als nu. Die oorspronkelijke doelstelling werd echter nog steeds niet gehaald. Er was overigens prachtig materiaal, hoewel niet overal. Echter, ook dat prachtige materiaal dat elders gebruikt zou kunnen worden, wordt niet gebruikt.

Het college van bestuur wist met dit gegeven geen raad. Dat was eigenlijk het hoofdpunt in de crisis. Er was dus echt een bestuurscrisis. Dat heeft ertoe geleid dat twee dingen gezamenlijk werden behandeld. In de eerste plaats was dat het punt van de bestuurscrisis. Een oplossing hebben wij gevonden in de vorm van de inspanningen van iemand die veel gedaan heeft. De heer Datema heeft als enige hard gewerkt aan een oplossing. Hij heeft samen met ons gewerkt aan het herdefiniëren van de doelstelling. Dat is in feite gebeurd op basis van het oude contract, dus op basis van de doelstellingen van 1974.

Op deze manier zijn de werkzaamheden in gang gezet. Die zijn voortreffelijk gaan lopen en wel in die zin dat de Open Universiteit zich goed kon vinden in de inspanningen waarmee men zich richtte op de tweedekansers. Verder is geëxpliciteerd wat op het gebied van innovatie zou kunnen worden gedaan.

Hoe zit het met de denkbeelden over het college van bestuur? In de Tweede Kamer hebben wij gezegd: laten wij absoluut niet ideologisch worden en zeggen dat er één persoon moet zijn of dat er drie personen moeten zijn. Nu werkt het systeem met één persoon goed. Ik neem aan, dat wij in de komende tijd op de huidige manier doorgaan. Er mag echter absoluut geen sprake zijn, op welke manier dan ook, van een ideologie. Het gaat om iets wat de raad van toezicht naar eigen goeddunken tot stand brengt.

Dan wil ik iets zeggen over de innovatietaakstelling. Natuurlijk gaat het om een innovatietaakstelling waarbij niet een monopoliepositie kan worden opgebouwd. Je merkt dat universiteiten en hogescholen zelf voor het vervullen van deze taak verantwoordelijk zijn, maar het werk hiervoor heel goed zouden kunnen uitbesteden. Het is namelijk heel goed mogelijk, dat een belangrijk deel van de innovatie op hogescholen en universiteiten op zijn minst als vraag wordt gedefinieerd. Echter, dan geldt nog steeds de vraag of er sprake moet zijn van zelfproductie of van uitbesteding.

De kwaliteit van de gemiddelde syllabus is niet geweldig hoog bij HBO en WO. Dat durf ik althans, wellicht met wat overmoed, te stellen. Nu wordt niet vanzelfsprekend de afweging gemaakt: is het materiaal dat wij zelf maken altijd wel beter dan het materiaal dat elders te kopen valt? Zo'n vraag doet zich bij bedrijfsbeslissingen vaak voor. Dus: is wat wij zelf maken altijd wel het beste? Kunnen wij wat wij nodig hebben ook inkopen?

Dat inkopen heeft natuurlijk een extra impuls gekregen met het programma Kwaliteit en studeerbaarheid. Daarmee was 0,5 mld. extra beschikbaar en dat heeft geleid tot het in stelling brengen van de Open Universiteit. De innovatietaakstelling krijgt nu dus vorm, samen met een consortium.

Er zijn twee specifieke vragen waarop ik echt toezeggingen kan doen aan het adres van mevrouw Grol-Overling. In de eerste plaats betreft die toezegging het zoeken van andere partners. Bij de beslissing daarover wil ik niet domineren. Ik vind dat de Open Universiteit zelf haar partners moet kiezen. Tegelijkertijd wil ik graag toezeggen met de Open Universiteit contact te zullen opnemen om nog eens onder de aandacht te brengen dat ook gedacht kan worden aan partners als de technische universiteiten en instellingen in het technisch hoger beroepsonderwijs.

Mijn tweede toezegging betreft de evaluatie. Nadrukkelijk wil ik op dit punt zeggen dat evaluatie erbij hoort. Ik wil de termijn niet langer maken dan nodig is. Drie jaar vind ik een zeer voor de hand liggende termijn voor de evaluatie.

De beraadslaging wordt gesloten.

Het wetsvoorstel wordt zonder stemming aangenomen.

De vergadering wordt enkele ogenblikken geschorst.

Naar boven