Tractatenblad van het Koninkrijk der Nederlanden
Datum publicatie | Organisatie | Jaargang en nummer | Rubriek | Datum totstandkoming |
---|---|---|---|---|
Ministerie van Buitenlandse Zaken | Tractatenblad 2009, 18 | Verdrag |
Zoals vergunningen, bouwplannen en lokale regelgeving.
Adressen en contactpersonen van overheidsorganisaties.
U bent hier:
Datum publicatie | Organisatie | Jaargang en nummer | Rubriek | Datum totstandkoming |
---|---|---|---|---|
Ministerie van Buitenlandse Zaken | Tractatenblad 2009, 18 | Verdrag |
Economische partnerschapsovereenkomst tussen de CARIFORUM-staten, enerzijds, en de Europese Gemeenschap en haar lidstaten, anderzijds;
(met Bijlagen en Protocollen)
Bridgetown, 15 oktober 2008
Antigua en Barbuda,
het Gemenebest van de Bahama's,
Barbados,
Belize,
het Gemenebest Dominica,
de Dominicaanse Republiek,
Grenada,
de Republiek Guyana,
de Republiek Haïti,
Jamaica,
Saint Christopher en Nevis,
Saint Lucia,
Saint Vincent en de Grenadines,
de Republiek Suriname,
de Republiek Trinidad en Tobago,
hierna de „Cariforum-staten” genoemd,
enerzijds, en
het Koninkrijk België,
de Republiek Bulgarije,
de Tsjechische Republiek,
het Koninkrijk Denemarken,
de Bondsrepubliek Duitsland,
de Republiek Estland,
Ierland,
de Helleense Republiek,
het Koninkrijk Spanje,
de Franse Republiek,
de Italiaanse Republiek,
de Republiek Cyprus,
de Republiek Letland,
de Republiek Litouwen,
het Groothertogdom Luxemburg,
de Republiek Hongarije,
Malta,
het Koninkrijk der Nederlanden,
de Republiek Oostenrijk,
de Republiek Polen,
de Portugese Republiek,
Roemenië,
de Republiek Slovenië,
de Slowaakse Republiek,
de Republiek Finland,
het Koninkrijk Zweden,
het Verenigd Koninkrijk van Groot-Brittannië en Noord-Ierland,
Partijen bij het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap en het Verdrag betreffende de Europese Unie, hierna de „lidstaten van de Europese Unie” genoemd,
en
de Europese Gemeenschap,
anderzijds,
Gelet op het Herziene Verdrag van Chaguaramas tot oprichting van de Caribische Gemeenschap, met inbegrip van de gemeenschappelijke markt en economie van de Caricom, het Verdrag van Basseterre tot oprichting van de Organisatie van Oost-Caribische staten en de Overeenkomst tot oprichting van een vrijhandelsgebied tussen de Caribische Gemeenschap en de Dominicaanse Republiek, enerzijds, en het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap, anderzijds;
Gelet op de Partnerschapsovereenkomst tussen de groep van Staten in Afrika, het Caribische gebied en de Stille Oceaan en de Europese Gemeenschap en haar lidstaten, ondertekend te Cotonou op 23 juni 2000 en herzien op 25 juni 2005, hierna de „Overeenkomst van Cotonou” genoemd;
Opnieuw uitdrukking gevende aan hun engagement voor eerbiediging van de rechten van de mens, de democratische beginselen en de rechtsstaat, die de essentiële elementen van de Overeenkomst van Cotonou vormen, en goed bestuur, dat het fundamentele element van de Overeenkomst van Cotonou is;
Rekening houdende met de noodzaak de economische, culturele en sociale ontwikkeling van de Cariforumstaten te bevorderen, teneinde een bijdrage te leveren tot vrede en veiligheid en een stabiel en democratisch politiek klimaat te stimuleren;
Gezien het belang dat zij hechten aan de op internationaal vlak overeengekomen ontwikkelingsdoelstellingen en aan de millenniumdoelstellingen voor ontwikkeling van de Verenigde Naties;
Zich bewust van de noodzaak de economische en sociale ontwikkeling van hun bevolking te bevorderen op een wijze die verenigbaar is met een duurzame ontwikkeling, door inachtneming van de fundamentele arbeidsrechten in overeenstemming met hun verbintenissen in het kader van de Internationale Arbeidsorganisatie en door bescherming van het milieu in overeenstemming met de Verklaring van Johannesburg van 2002;
Vastbesloten samen te werken om de doelstellingen van de Overeenkomst van Cotonou, waaronder de uitroeiing van armoede, duurzame ontwikkeling en de geleidelijke integratie van de staten in Afrika, het Caribische gebied en de Stille Oceaan (ACS-staten) in de wereldeconomie, te verwezenlijken;
Wensende de tenuitvoerlegging van de Ontwikkelingsvisie van de Caricom te vergemakkelijken;
Gelet op hun engagement voor de beginselen en regels voor de internationale handel, en met name die welke zijn opgenomen in de Overeenkomst tot oprichting van de Wereldhandelsorganisatie (WTO);
Rekening houdende met het verschil in de mate van economische en sociale ontwikkeling tussen de Cariforum-staten en de Europese Gemeenschap en haar lidstaten;
Zich bewust van het belang van de bestaande traditionele relaties, en met name de nauwe historische, politieke en economische banden met elkaar;
Overwegende dat zij deze banden willen versterken en duurzame relaties willen aangaan die zijn gebaseerd op partnerschap en wederzijdse rechten en plichten, ondersteund door een regelmatige dialoog die is gericht op verbetering van kennis van en begrip voor elkaar;
Wensende het kader voor de economische en handelsbetrekkingen met elkaar te versterken door de instelling van een economische partnerschapsovereenkomst die kan dienen als instrument voor de ontwikkeling van de Cariforum-staten;
Strevende naar verruiming van hun economische betrekkingen en, in het bijzonder, hun handels- en investeringsstromen, daarbij voortbouwend op de huidige mate van preferentiële markttoegang tot de Europese Gemeenschap voor de Cariforum-staten en deze verbeterend;
Vastbesloten het regionale integratieproces tussen de Cariforum-staten te steunen, en in het bijzonder de regionale economische integratie te stimuleren als een belangrijk instrument om hun integratie in de wereldeconomie te bevorderen en hen te helpen de uitdagingen van de mondialisering aan te gaan en de economische groei en sociale vooruitgang te bereiken die verenigbaar is met de duurzame ontwikkeling die zij nastreven;
Zich ervan bewust dat de opbouw van capaciteiten en de aanpak van leveringsmoeilijkheden in de Cariforum-staten noodzakelijk zijn om volledig profijt te hebben van de grotere handelsmogelijkheden en de voordelen van hervormingen van de handel te maximaliseren, en
Opnieuw uitdrukking gevend aan de essentiële rol die ontwikkelingshulp, waaronder hulp op handelsgebied, kan hebben voor de ondersteuning van de Cariforum-staten bij de uitvoering en benutting van deze overeenkomst;
Eraan herinnerend dat de Europese Unie (EU) zich ertoe heeft verbonden de ontwikkelingshulp, waaronder hulp voor handel, te vergroten en erop toe te zien dat een aanzienlijk deel van de verbintenissen van de Europese Gemeenschap en van de lidstaten van de EU voor de ACS-landen bestemd wordt;
Vastbesloten ervoor te zorgen dat de ontwikkelingssamenwerking van de Europese Gemeenschap voor regionale economische samenwerking en integratie, zoals voorzien in de Overeenkomst van Cotonou, op zodanige wijze ten uitvoer wordt gelegd dat de verwachte voordelen van deze overeenkomst zo groot mogelijk zijn;
Zich verbindend tot samenwerking, in overeenstemming met de Verklaring van Parijs over de doeltreffendheid van ontwikkelingshulp, de EU-consensus over ontwikkeling en het EU-Caribisch partnerschap voor groei, stabiliteit en ontwikkeling, ter bevordering van de steun van de EU-lidstaten en van andere donoren voor de inspanningen van de Cariforum-staten om de doelstellingen van deze overeenkomst te verwezenlijken;
Ervan overtuigd dat de economische partnerschapsovereenkomst een nieuw, gunstiger klimaat voor hun relaties op het gebied van handel en investeringen tot stand zal brengen en nieuwe, dynamische mogelijkheden voor groei en ontwikkeling zal bieden,
Zijn als volgt overeengekomen:
De doelstellingen van deze overeenkomst zijn:
a. bijdragen aan het terugdringen en uiteindelijk het uitroeien van armoede door de instelling van een handelspartnerschap dat in overeenstemming is met het doel van een duurzame ontwikkeling, de millenniumdoelstellingen voor ontwikkeling en de Overeenkomst van Cotonou;
b. bevordering van regionale integratie, economische samenwerking en een goed bestuur om op deze manier een doeltreffend, voorspelbaar en transparant regelgevend kader voor handel en investeringen tussen de partijen en binnen het Cariforum-gebied tot stand te brengen en ten uitvoer te leggen;
c. bevordering van de geleidelijke integratie van de Cariforumstaten in de wereldeconomie, in overeenstemming met hun politieke keuzes en ontwikkelingsprioriteiten;
d. verbetering van de capaciteit van de Cariforum-staten op het gebied van handelsbeleid en handelsvraagstukken;
e. hulp bij het creëren van de voorwaarden voor een toename van de investeringen en van initiatieven van de particuliere sector en verruiming van de leveringscapaciteit, het concurrentievermogen en de economische groei in het Cariforum-gebied;
f. versterking van de bestaande relaties tussen de partijen op basis van solidariteit en wederzijdse belangen. Om dit te bereiken, intensiveert de overeenkomst de economische en handelsbetrekkingen, geeft zij steun aan een nieuwe handelsdynamiek tussen de partijen door middel van de geleidelijke, asymmetrische liberalisering van de onderlinge handel en versterkt, verruimt en verdiept zij de samenwerking op alle gebieden die voor de handel en de investeringen van belang zijn, daarbij rekening houdend met het respectieve ontwikkelingspeil van de partijen en in overeenstemming met de WTO-verplichtingen.
1. Deze overeenkomst is gebaseerd op de grondbeginselen, de essentiële elementen en het fundamentele element van de Overeenkomst van Cotonou, neergelegd in, respectievelijk, artikel 2 en artikel 9 van die overeenkomst. Deze overeenkomst bouwt voort op de Overeenkomst van Cotonou en op eerdere ACS-EG-partnerschapsovereenkomsten op het gebied van regionale samenwerking en integratie en van economische en commerciële samenwerking.
2. De partijen komen overeen de Overeenkomst van Cotonou en deze overeenkomst zo uit te voeren dat zij elkaar aanvullen en wederzijds versterken.
1. De partijen bevestigen dat de doelstelling van een duurzame ontwikkeling op elk niveau van hun economisch partnerschap moet worden toegepast, ter uitvoering van de overkoepelende verplichtingen in de artikelen 1, 2 en 9 van de Overeenkomst van Cotonou, en met name van de algemene verplichting armoede terug te dringen en uiteindelijk uit te roeien op een wijze die in overeenstemming is met de doelstellingen van een duurzame ontwikkeling.
2. Voor de toepassing van deze economische partnerschapsovereenkomst vatten de partijen deze doelstelling op als een verplichting om:
a. bij de toepassing van deze overeenkomst ten volle rekening te houden met de belangen van hun respectieve bevolking en van toekomstige generaties op menselijk, cultureel, economisch, sociaal, gezondheids- en milieugebied;
b. bij de besluitvorming methoden toe te passen die aansluiten bij de grondbeginselen van eigen inbreng, deelneming en dialoog.
3. De partijen komen daarom overeen gezamenlijk te werken aan de verwezenlijking van een duurzame ontwikkeling waarbij de mens als voornaamste begunstigde centraal staat.
1. De partijen erkennen dat regionale integratie een integraal element van hun partnerschap is en een krachtig instrument voor het bereiken van de doelstellingen van deze overeenkomst.
2. De partijen erkennen en bekrachtigen het belang van regionale integratie tussen de Cariforum-staten als mechanisme om hen in staat te stellen grotere economische kansen te benutten, hun politieke stabiliteit te vergroten en hun effectieve integratie in de wereldeconomie te stimuleren.
3. De partijen erkennen de inspanningen van de Cariforumstaten om onderlinge regionale en subregionale integratie te stimuleren door middel van het Herziene Verdrag van Chaguaramas tot oprichting van de Caribische Gemeenschap, met inbegrip van de gemeenschappelijke markt en economie van de Caricom, het Verdrag van Basseterre tot oprichting van de Organisatie van Oost-Caribische staten en de Overeenkomst tot oprichting van een vrijhandelsgebied tussen de Caribische Gemeenschap en de Dominicaanse Republiek.
4. De partijen erkennen verder dat, onverminderd de in deze overeenkomst neergelegde verbintenissen, het tempo en de inhoud van de regionale integratie aangelegenheden zijn die uitsluitend worden bepaald door de Cariforum-staten in de uitoefening van hun soevereine rechten en in het licht van hun huidige en toekomstige politieke ambities.
5. De partijen zijn het erover eens dat hun partnerschap voortbouwt op en gericht is op verdieping van de regionale integratie, en zij verbinden zich ertoe dit partnerschap verder te ontwikkelen, waarbij zij rekening houden met de mate van ontwikkeling van de partijen en met hun behoeften, geografische realiteit en strategieën voor een duurzame ontwikkeling, alsmede met de prioriteiten die de Cariforum-staten voor zichzelf hebben vastgesteld en met de verplichtingen die voortvloeien uit de in lid 3 genoemde bestaande regionale integratieovereenkomsten.
6. De partijen verplichten zich tot samenwerking, teneinde de uitvoering van deze overeenkomst te bevorderen en de regionale integratie in het kader van Cariforum te ondersteunen.
De partijen verbinden zich ertoe de functionering van deze overeenkomst voortdurend te volgen door middel van hun respectieve participatieve processen en participerende instellingen en die welke in het kader van deze overeenkomst zijn ingevoerd, teneinde erop toe te zien dat de doelstellingen van de overeenkomst worden verwezenlijkt, de overeenkomst correct wordt uitgevoerd en dit partnerschap mannen, vrouwen, jongeren en kinderen zoveel mogelijk voordelen biedt. De partijen verbinden zich er voorts toe elkaar onverwijld te raadplegen wanneer zich problemen mochten voordoen.
De partijen streven naar samenwerking in alle internationale fora waar aangelegenheden worden besproken die betrekking hebben op dit partnerschap.
1. De partijen erkennen dat ontwikkelingssamenwerking een uiterst belangrijk element van hun partnerschap is en een essentiële factor voor de verwezenlijking van de in artikel 1 genoemde doelstellingen van deze overeenkomst. Deze samenwerking kan financiële en niet-financiële vormen aannemen.
2. De ontwikkelingssamenwerking ter bevordering van regionale economische samenwerking en integratie, zoals voorzien in de Overeenkomst van Cotonou, wordt zodanig ten uitvoer gelegd dat de verwachte voordelen van deze overeenkomst zo groot mogelijk zijn. In de afzonderlijke hoofdstukken van deze overeenkomst wordt in voorkomend geval uiteengezet op welke gebieden er sprake zal zijn van samenwerking en technische bijstand. De samenwerking vindt plaats op de in dit artikel bedoelde wijze, wordt permanent getoetst en wordt zo nodig herzien overeenkomstig artikel 246 van deze overeenkomst.
3. De financiering door de Europese Gemeenschap van de ontwikkelingssamenwerking tussen Cariforum en de Europese Gemeenschap ter ondersteuning van de uitvoering van deze overeenkomst vindt plaats in het kader van de voorschriften en de desbetreffende procedures die zijn neergelegd in de Overeenkomst van Cotonou, met name de programmeringsprocedures van het Europees Ontwikkelingsfonds (EOF), en in het kader van de desbetreffende instrumenten die uit de algemene begroting van de Europese Unie worden gefinancierd. In dit verband is steun bij de uitvoering van deze overeenkomst een van de prioriteiten.
4. Overeenkomstig hun respectieve rol en verantwoordelijkheden nemen de Europese Gemeenschap en de overeenkomstsluitende Cariforum-staten alle maatregelen die nodig zijn om de terbeschikkingstelling, de toewijzing en het gebruik van middelen te waarborgen die bestemd zijn voor de bevordering van de in deze overeenkomst bedoelde ontwikkelingssamenwerkingsactiviteiten.
5. De lidstaten van de Europese Unie verbinden zich gezamenlijk tot steun, door middel van hun respectieve ontwikkelingsbeleid en -instrumenten, aan ontwikkelingssamenwerkingsactiviteiten voor regionale economische samenwerking en integratie en voor de uitvoering van deze overeenkomst in Cariforum-staten en op regionaal niveau, in overeenstemming met de beginselen van complementariteit en de doeltreffendheid van de hulp.
6. De partijen werken samen om de deelneming te bevorderen van andere donoren die bereid zijn de in lid 5 bedoelde samenwerkingsactiviteiten en de inspanningen van de Cariforum-staten om de doelstellingen van deze overeenkomst te bereiken, te ondersteunen.
1. De in artikel 7 bedoelde ontwikkelingssamenwerking is voornamelijk gericht op de volgende gebieden, die verder worden uitgewerkt in de afzonderlijke hoofdstukken van deze overeenkomst:
i. het verlenen van technische hulp om in de Cariforum-staten een menselijke, juridische en institutionele capaciteit op te bouwen, zodat het voor hen gemakkelijker is de in deze overeenkomst neergelegde verbintenissen na te leven;
ii. het verlenen van hulp bij de institutionele en capaciteitsopbouw ten behoeve van belastinghervormingen, teneinde de belastingdiensten te versterken en de inning van belastingen te verbeteren, zodat er een verschuiving mogelijk is van tarieven en andere rechten en heffingen naar andere vormen van indirecte belastingen;
iii. steunmaatregelen om de ontwikkeling van de particuliere sector en van ondernemingen, en met name van kleine marktdeelnemers, te bevorderen, het internationale concurrentievermogen van Cariforum-bedrijven te vergroten en de Cariforum-economieën meer te diversifiëren;
iv. de diversificatie van de uitvoer van goederen en diensten door Cariforum, door nieuwe investeringen en de ontwikkeling van nieuwe sectoren;
v. verruiming van de technologische en onderzoekscapaciteiten van de Cariforum-staten, ter bevordering van de ontwikkeling en inachtneming van internationaal erkende sanitaire en fytosanitaire maatregelen en technische normen en internationaal erkende arbeids- en milieunormen;
vi. de ontwikkeling van innovatiesystemen binnen Cariforum, met inbegrip van de ontwikkeling van technologische capaciteit;
vii. steun bij de ontwikkeling van de voor de handel benodigde infrastructuur in de Cariforum-staten.
2. De prioriteiten van de ontwikkelingssamenwerking, die in lid 1 in grote lijnen zijn uiteengezet en in de afzonderlijke hoofdstukken van deze overeenkomst nader worden gespecificeerd, worden ten uitvoer gelegd volgens de in artikel 7 uiteengezette modaliteiten.
3. De partijen zijn het erover eens dat een regionaal, op de belangen van alle Cariforum-staten gericht ontwikkelingsfonds van voordeel is voor de terbeschikkingstelling en kanalisering van het EOF en eventuele andere donoren afkomstige ontwikkelingsmiddelen die verband houden met de economische partnerschapsovereenkomst. De Cariforum-staten streven ernaar binnen twee jaar na de datum van ondertekening van deze overeenkomst een dergelijk fonds op te richten.
De bepalingen in dit hoofdstuk zijn van toepassing op alle goederen van oorsprong uit de EG of uit een van de Cariforumstaten.2)
Voor de toepassing van dit hoofdstuk worden als „van oorsprong” beschouwd de goederen die aan de oorsprongsregels in protocol 1 voldoen. Binnen vijf jaar na de inwerkingtreding van deze overeenkomst evalueren de partijen de bepalingen van dat protocol in het licht van de ontwikkelingsbehoeften van de Cariforum-staten met het oog op een verdere vereenvoudiging van de begrippen en de methoden die voor de vaststelling van de oorsprong worden gebruikt. Bij deze evaluatie houden de partijen rekening met de ontwikkeling van technologieën en productieprocessen en met alle andere factoren die een wijziging van de bepalingen van protocol I nodig kunnen maken. Dergelijke wijzigingen worden vastgesteld bij besluit van de Gezamenlijke Raad Cariforum-EG.
Onder douanerechten worden verstaan alle rechten en heffingen, met inbegrip van alle aanvullende heffingen of belastingen, die worden opgelegd in verband met de invoer of de uitvoer van goederen, met uitzondering van:
a. interne belastingen of andere interne heffingen die in overeenstemming met artikel 27 worden opgelegd;
b. antidumpingmaatregelen, compenserende maatregelen en vrijwaringsmaatregelen die in overeenstemming met hoofdstuk 2 van deze titel worden toegepast;
c. vergoedingen en andere heffingen die in overeenstemming met artikel 13 worden opgelegd.
Goederen die onder deze overeenkomst vallen, worden ingedeeld overeenkomstig het geharmoniseerde systeem inzake de omschrijving en codering van goederen (GS), in overeenstemming met de indelingsregels die daarop van toepassing zijn. Alle vraagstukken betreffende de indeling van goederen die in het kader van de tenuitvoerlegging van deze overeenkomst rijzen, worden behandeld door het in artikel 36 genoemde Speciaal Comité voor douanesamenwerking en handelsbevordering.
De in artikel 11 bedoelde vergoedingen en andere heffingen blijven beperkt tot, bij benadering, de kosten van de verleende diensten en beogen geen indirecte bescherming van binnenlandse producten of een belasting op de invoer of de uitvoer voor fiscale doeleinden. Zij gaan de werkelijke waarde van de verleende dienst niet te boven. Voor consulaire diensten worden geen vergoedingen en heffingen verlangd.
1. Op producten van oorsprong uit de Cariforum-staten die in de EG worden ingevoerd, en vice versa, worden geen uitvoerrechten geheven.
2. In afwijking van lid 1 schaffen de in bijlage I genoemde overeenkomstsluitende Cariforum-staten de uitvoerrechten op de in die bijlage genoemde producten binnen drie jaar na ondertekening van deze overeenkomst af.
Producten van oorsprong uit de Cariforum-staten worden vrij van rechten in de EG ingevoerd; dit geldt niet voor de in bijlage II opgenomen producten onder de daar genoemde voorwaarden.
1. Producten van oorsprong uit de EG worden bij invoer in de Cariforum-staten niet onderworpen aan hogere douanerechten dan die welke zijn vermeld in bijlage III.
2. Producten van oorsprong uit de EG worden bij invoer in de Cariforum-staten vrijgesteld van alle douanerechten in de zin van artikel 11, met uitzondering van die welke zijn vermeld in bijlage III.
3. Tot tien jaar na de ondertekening van deze overeenkomst kunnen de Cariforum-staten douanerechten in de zin van artikel 11, met uitzondering van die welke zijn vermeld in bijlage III, blijven toepassen op de invoer van producten van oorsprong uit de EG, mits deze rechten al op de datum van ondertekening van deze overeenkomst op deze producten van toepassing waren en dezelfde rechten ook gelden voor soortgelijke producten die uit alle andere landen worden ingevoerd.
4. De overeenkomstsluitende Cariforum-staten behoeven in de eerste zeven jaar na de ondertekening van deze overeenkomst nog niet te beginnen met de gefaseerde afschaffing van de in lid 2 bedoelde douanerechten, met uitzondering van die welke worden vermeld in bijlage III. Dit proces gaat gepaard met steun bij de noodzakelijke belastinghervorming als bedoeld in artikel 22.
5. Met het oog op de transparantie worden dergelijke rechten binnen zes maanden na de datum van ondertekening van deze overeenkomst gemeld aan het Handels- en ontwikkelingscomité Cariforum-EG. Ook de afschaffing ervan wordt onverwijld aan het Handels- en ontwikkelingscomité Cariforum-EG gemeld.
6. In geval van ernstige problemen in verband met de invoer van een bepaald product, kan het Handels- en ontwikkelingscomité Cariforum-EG in gemeenschappelijk overleg het tijdschema voor de vermindering en afschaffing van douanerechten wijzigen. Een wijziging kan er niet toe leiden dat de in het schema voor het betrokken product genoemde tijdsduur waarvan wijziging is gevraagd, wordt verlengd tot na de maximale overgangsperiode voor vermindering of afschaffing van het recht voor dat product, zoals voorzien in bijlage III.
Indien het Handels- en ontwikkelingscomité Cariforum-EG binnen dertig dagen na een verzoek om wijziging van het tijdschema geen besluit heeft genomen, kunnen de Cariforumstaten het tijdschema voorlopig opschorten voor een periode van maximaal een jaar.
In het licht van de speciale ontwikkelingsbehoeften van Antigua en Barbuda, Belize, het Gemenebest Dominica, Grenada, de Republiek Guyana, de Republiek Haïti, Saint Christopher en Nevis, Saint Lucia en Saint Vincent en de Grenadines kunnen de partijen in het Handels- en ontwikkelingscomité Cariforum-EG besluiten tot wijziging van de hoogte van de in bijlage III neergelegde douanerechten, die bij invoer in de Cariforum-staten op een product van oorsprong uit de EG mogen worden toegepast. De partijen zien erop toe dat een dergelijke wijziging er niet toe leidt dat deze overeenkomst niet meer in overeenstemming is met de eisen van artikel XXIV van de GATT 1994. De partijen kunnen er in voorkomend geval tegelijkertijd ook toe besluiten om de in bijlage 3 neergelegde douanerechtverbintenissen met betrekking tot andere uit de EG ingevoerde goederen aan te passen.
De partijen erkennen dat het einddoel is dat op producten van oorsprong die in de EG of in de overeenkomstsluitende Cariforum-staten worden ingevoerd, slechts eenmaal douanerechten worden geheven. Zolang de noodzakelijke regelingen om dit doel te bereiken nog niet zijn vastgesteld, spannen de overeenkomstsluitende Cariforum-staten zich in om dit te verwezenlijken. De EG verleent de technische bijstand die voor het bereiken van dit doel nodig is.
1. Wat de onder dit hoofdstuk vallende aangelegenheden betreft, kent de EG de Cariforum-staten in voorkomend geval een gunstiger behandeling toe wanneer die toepasselijk wordt doordat de EG na de ondertekening van deze overeenkomst partij wordt bij een vrijhandelsovereenkomst met derde partijen.
2. Wat de onder dit hoofdstuk vallende aangelegenheden betreft, kennen de Cariforum-staten of elke overeenkomstsluitende Cariforum-staat de EG in voorkomend geval een gunstiger behandeling toe wanneer die toepasselijk wordt doordat de Cariforum-staten of een overeenkomstsluitende Cariforum-staat na de ondertekening van deze overeenkomst partij worden/wordt bij een vrijhandelsovereenkomst met een belangrijke handelsmacht.
3. De bepalingen van dit hoofdstuk worden niet zo uitgelegd dat de EG of een overeenkomstsluitende Cariforum-staat verplicht is tot een uitbreiding tot de andere partij van preferentiële behandelingen die van toepassing zijn als gevolg van het feit dat de EG of een overeenkomstsluitende Cariforumstaat op de datum van ondertekening van deze overeenkomst partij is bij een vrijhandelsovereenkomst met derde partijen.
4. Voor de toepassing van dit artikel wordt onder „belangrijke handelsmacht” verstaan elk ontwikkeld land of elk land of gebied dat in het jaar vóór de inwerkingtreding van de in lid 2 bedoelde vrijhandelsovereenkomst een aandeel van meer dan één (1) procent in de mondiale uitvoer van goederen had, of elke groep landen die individueel, collectief of via een vrijhandelsovereenkomst in het jaar vóór de inwerkingtreding van de in lid 2 bedoelde vrijhandelsovereenkomst een aandeel van meer dan anderhalf (1,5) procent in de mondiale uitvoer van goederen had3) .
5. Wanneer een overeenkomstsluitende Cariforum-staat partij wordt bij een vrijhandelsovereenkomst met een derde partij, als bedoeld in lid 2, en die vrijhandelsovereenkomst de derde partij een gunstiger behandeling toekent dan die welke de overeenkomstsluitende Cariforum-staat de EG uit hoofde van deze overeenkomst toekent, treden de partijen hierover in overleg. De partijen kunnen beslissen of de betrokken overeenkomstsluitende Cariforum-staat de EG de gunstiger behandeling uit de vrijhandelsovereenkomst mag ontzeggen. De Gezamenlijke Raad Cariforum-EG kan de nodige maatregelen treffen om de bepalingen van deze overeenkomst aan te passen.
1. De partijen zijn het erover eens dat administratieve samenwerking essentieel is voor de tenuitvoerlegging van en de controle op de preferentiële behandeling die op grond van deze titel wordt verleend, en zij benadrukken hun vastberadenheid om onregelmatigheden en fraude in douane- en aanverwante aangelegenheden te bestrijden.
2. Wanneer een partij of een overeenkomstsluitende Cariforum-staat op basis van objectieve informatie tot de conclusie is gekomen dat geen administratieve medewerking is verleend en/of dat zich onregelmatigheden of gevallen van fraude hebben voorgedaan, kan de betrokken partij of overeenkomstsluitende Cariforum-staat de preferentiële regeling ten aanzien van de betrokken producten overeenkomstig dit artikel tijdelijk schorsen.
3. Voor de toepassing van dit artikel wordt onder het niet verlenen van administratieve medewerking onder meer verstaan:
a. het herhaaldelijk niet nakomen van de verplichting om de oorsprong van het betrokken product of de betrokken producten te controleren;
b. het herhaaldelijk weigeren de controle achteraf van het bewijs van oorsprong uit te voeren en/of de resultaten daarvan mee te delen, of onnodige vertraging daarbij;
c. het herhaaldelijk weigeren van toestemming voor missies in het kader van de administratieve samenwerking ter controle van de echtheid van documenten of de juistheid van gegevens die van belang zijn voor het verlenen van een preferentiële behandeling, of onnodige vertraging daarbij.
Voor de toepassing van dit artikel kunnen onregelmatigheden of fraude onder meer worden vastgesteld wanneer de invoer van goederen snel stijgt, zonder dat daarvoor een bevredigende verklaring is, die invoer de gebruikelijke productie- en uitvoercapaciteit van de andere partij te boven gaat, en de stijging in verband kan worden gebracht met objectieve informatie betreffende onregelmatigheden of fraude.
4. Voor een tijdelijke schorsing moet aan de volgende voorwaarden zijn voldaan:
a. de partij of de overeenkomstsluitende Cariforum-staat die op grond van objectieve informatie tot de conclusie is gekomen dat geen administratieve medewerking is verleend en/of dat zich onregelmatigheden of gevallen van fraude hebben voorgedaan, stelt het Handels- en ontwikkelingscomité Cariforum-EG onverwijld in kennis van zijn conclusies en van de objectieve informatie, en pleegt in het kader van het Handels- en ontwikkelingscomité Cariforum-EG op basis van alle relevante informatie en objectief vastgestelde conclusies overleg, teneinde een voor beide partijen aanvaardbare oplossing te vinden;
b. wanneer de partijen als hierboven beschreven overleg hebben gepleegd in het kader van het Handels- en ontwikkelingscomité Cariforum-EG en het niet binnen drie maanden na de kennisgeving eens zijn geworden over een aanvaardbare oplossing, kan de betrokken partij of overeenkomstsluitende Cariforum-staat de preferentiële regeling voor het betrokken product of de betrokken producten tijdelijk schorsen. Het Handels- en ontwikkelingscomité Cariforum-EG wordt van een tijdelijke schorsing onverwijld in kennis gesteld;
c. tijdelijke schorsingen op grond van dit artikel blijven beperkt tot wat nodig is ter bescherming van de financiële belangen van de betrokken partij of overeenkomstsluitende Cariforum-staat. Zij zijn beperkt tot zes maanden, waarna verlenging mogelijk is. Tijdelijke schorsingen worden onmiddellijk na goedkeuring ervan gemeld aan het Handels- en ontwikkelingscomité Cariforum-EG. Binnen het Handels- en ontwikkelingscomité Cariforum-EG vindt hierover periodiek overleg plaats, met name om tot beëindiging ervan te komen zodra de omstandigheden die aanleiding gaven tot toepassing ervan, niet meer gelden.
5. Tegelijk met de kennisgeving aan het Handels- en ontwikkelingscomité Cariforum-EG overeenkomstig lid 4, onder a), publiceert de betrokken partij of overeenkomstsluitende Cariforum-staat in haar officiële publicatieblad een kennisgeving voor importeurs. In deze kennisgeving wordt voor het betrokken product aangegeven dat op grond van objectieve informatie is geconcludeerd dat geen administratieve medewerking is verleend en/of dat er sprake is van onregelmatigheden of fraude.
Ter bevordering van de inspanningen van de partijen om een aanvaardbare oplossing te vinden voor de in artikel 20, lid 2, bedoelde aangelegenheden, kan de partij of de overeenkomstsluitende Cariforum-staat waartegen een conclusie ter kennis van het Handels- en ontwikkelingscomité Cariforum-EG is gebracht, ook, in overeenstemming met artikel 205, leden 2 tot en met 5, een beroep doen op een bemiddelaar. Het advies van de bemiddelaar wordt binnen de in artikel 20, lid 4, onder b), bedoelde periode van drie maanden gemeld.
Indien de bevoegde autoriteiten bij het beheer van de preferentiële uitvoerregeling fouten hebben gemaakt, en met name indien zij protocol I onjuist hebben toegepast, en deze fouten gevolgen hebben voor de invoerrechten, kan de partij die met deze gevolgen wordt geconfronteerd, het Handels- en ontwikkelingscomité Cariforum-EG verzoeken na te gaan of passende maatregelen te kunnen worden genomen om de situatie te herstellen.
1. De partijen erkennen het belang van samenwerking om de belastingdiensten te versterken en de belastinginning te verbeteren.
2. Behoudens artikel 7 komen de partijen overeen op de volgende terreinen samen te werken, onder meer door ondersteuning te bevorderen:
a. technische bijstand op het gebied van belastinghervormingen, zodat er een verschuiving mogelijk is van tarieven en andere rechten en heffingen naar andere vormen van indirecte belastingen, en
b. institutionele en capaciteitsopbouw ten behoeve van de onder a) bedoelde maatregelen.
1. Behoudens het bepaalde in dit artikel staat geen enkele bepaling in deze overeenkomst de EG of de overeenkomstsluitende Cariforum-staten, individueel of collectief, in de weg om in overeenstemming met de desbetreffende WTO-overeenkomsten antidumpingmaatregelen of compenserende maatregelen vast te stellen. Voor de toepassing van dit artikel wordt de oorsprong vastgesteld in overeenstemming met de niet-preferentiële oorsprongsregels van de partijen of de overeenkomstsluitende Cariforum-staten.
2. Alvorens definitieve antidumpingrechten of compenserende rechten op te leggen voor uit Cariforum-staten ingevoerde producten, overweegt de EG de mogelijkheid van constructieve oplossingen als bedoeld in de desbetreffende WTO-overeenkomsten.
3. Wanneer namens twee of meer overeenkomstsluitende Cariforum-staten door een regionale of subregionale instantie een antidumpingmaatregel of een compenserende maatregel is opgelegd, is er een enkele instantie voor de rechterlijke toetsing, met inbegrip van een hogere voorziening.
4. Een overeenkomstsluitende Cariforum-staat past geen antidumpingmaatregel of compenserende maatregel toe op een product wanneer dit binnen de werkingssfeer van een regionale of subregionale maatregel ten aanzien van hetzelfde product valt.
Evenzo zien de Cariforum-staten erop toe dat een regionale of subregionale maatregel ten aanzien van een product niet van toepassing is op een overeenkomstsluitende Cariforum-staat die een dergelijke maatregel op hetzelfde product toepast.
5. De EG stelt de overeenkomstsluitende Cariforum-staten van uitvoer in kennis van de ontvangst van een terdege gedocumenteerde klacht voordat zij een onderzoek opent.
6. Dit artikel is van toepassing op alle onderzoeken die na de inwerkingtreding van deze overeenkomst worden geopend.
7. Dit artikel is niet onderworpen aan de bepalingen in deze overeenkomst over geschillenbeslechting.
1. Behoudens het bepaalde in dit artikel staat geen enkele bepaling in deze overeenkomst de overeenkomstsluitende Cariforum-staten en de EG in de weg om maatregelen te nemen overeenkomstig artikel XIX van de Algemene Overeenkomst inzake tarieven en handel 1994, de Overeenkomst inzake vrijwaringsmaatregelen en artikel 5 van de Overeenkomst inzake de landbouw, die een bijlage vormt bij de Overeenkomst van Marrakesh tot oprichting van de Wereldhandelsorganisatie. Voor de toepassing van dit artikel wordt de oorsprong vastgesteld in overeenstemming met de niet-preferentiële oorsprongsregels van de partijen of de overeenkomstsluitende Cariforum-staten.
2. Gezien de algemene ontwikkelingsdoelstellingen van deze overeenkomst en de kleine omvang van de economieën van de Cariforum-staten, sluit de EG, in afwijking van lid 1, de invoer uit een Cariforum-staat uit van maatregelen die zij neemt uit hoofde van artikel XIX van de GATT 1994, de WTO-Overeenkomst inzake vrijwaringsmaatregelen en artikel 5 van de Overeenkomst inzake de landbouw.
3. Lid 2 geldt voor een periode van vijf jaar, te beginnen op de datum van inwerkingtreding van de overeenkomst. Uiterlijk 120 dagen voor het eind van deze periode beoordeelt de Gezamenlijke Raad Cariforum-EG de werking van deze bepalingen in het licht van de ontwikkelingsbehoeften van de Cariforum-staten, teneinde te kunnen vaststellen of de toepassing ervan moet verlengd.
4. Lid 1 is niet onderworpen aan de bepalingen in deze overeenkomst over geschillenbeslechting.
1. Niettegenstaande artikel 24 kan een partij, na alternatieve oplossingen te hebben onderzocht, vrijwaringsmaatregelen van beperkte duur vaststellen die afwijken van artikel 15 of 16, naargelang van het geval, op de voorwaarden van en in overeenstemming met de procedures in dit artikel.
2. De in lid 1 bedoelde vrijwaringsmaatregelen kunnen worden getroffen wanneer een product dat van oorsprong is uit een van de partijen op het grondgebied van de andere partij wordt ingevoerd in dermate toegenomen hoeveelheden en onder zodanige omstandigheden dat:
a. zij op het grondgebied van de invoerende partij ernstige schade veroorzaken of dreigen te veroorzaken voor binnenlandse producenten van soortgelijke of rechtstreeks concurrerende producten, of
b. zij leiden tot of dreigen te leiden tot verstoring van een economische sector, met name wanneer hierdoor grote sociale problemen of moeilijkheden ontstaan die tot een ernstige verslechtering van de economische situatie van de invoerende partij kunnen leiden, of
c. zij verstoring van de markten voor soortgelijke of rechtstreeks concurrerende landbouwproducten4) of van de mechanismen tot regeling van die markten veroorzaken of dreigen te veroorzaken.
3. De in dit artikel bedoelde vrijwaringsmaatregelen mogen niet verder reiken dan wat nodig is om de in lid 2 bedoelde ernstige schade of verstoringen te verhelpen of te voorkomen. De vrijwaringsmaatregelen van de invoerende partij mogen alleen uit één of meer van de volgende maatregelen bestaan:
a. schorsing van de verdere verlaging van het invoerrecht op het betrokken product, zoals voorzien in deze overeenkomst,
b. verhoging van het douanerecht op het betrokken product tot een niveau dat het voor andere WTO-leden geldende recht niet overschrijdt, en
c. invoering van tariefcontingenten voor het betrokken product.
4. Onverminderd de leden 1 tot en met 3 kan de EG, wanneer een product van oorsprong uit één of meer overeenkomstsluitende Cariforum-staten wordt ingevoerd in dermate toegenomen hoeveelheden en onder zodanige omstandigheden dat hierdoor voor één of meer ultraperifere gebieden van de EG een van de in lid 2, onder a), b) of c), genoemde situaties ontstaat of dreigt te ontstaan, volgens de in de leden 6 tot en met 9 neergelegde procedures toezicht- of vrijwaringsmaatregelen nemen die beperkt zijn tot het gebied of de gebieden in kwestie.
5.
a. Onverminderd de leden 1 tot en met 3 kan een overeenkomstsluitende Cariforum-staat, wanneer een product van oorsprong uit de EG wordt ingevoerd in dermate toegenomen hoeveelheden en onder zodanige omstandigheden dat hierdoor voor die overeenkomstsluitende Cariforum-staat een van de in lid 2, onder a), b) of c), genoemde situaties ontstaat of dreigt te ontstaan, volgens de in de leden 6 tot en met 9 neergelegde procedures toezicht- of vrijwaringsmaatregelen nemen die beperkt zijn tot zijn grondgebied.
b. Een overeenkomstsluitende Cariforum-staat kan vrijwaringsmaatregelen nemen wanneer een product van oorsprong uit de EG op zijn grondgebied wordt ingevoerd in dermate toegenomen hoeveelheden en onder zodanige omstandigheden dat hierdoor voor een opkomende industrie die soortgelijke of rechtstreeks concurrerende producten vervaardigt, verstoringen ontstaan of dreigen te ontstaan. Deze bepaling geldt slechts voor een periode van tien jaar vanaf de datum van inwerkingtreding van deze overeenkomst. Maatregelen moeten worden genomen volgens de in de leden 6 tot en met 9 neergelegde procedure.
6.
a. De in dit artikel bedoelde vrijwaringsmaatregelen worden slechts zolang gehandhaafd als nodig is om ernstige schade of verstoringen als omschreven in de leden 2, 4 en 5 te vermijden of te verhelpen.
b. De in dit artikel bedoelde vrijwaringsmaatregelen worden niet langer dan twee jaar toegepast. Wanneer de omstandigheden die de instelling van vrijwaringsmaatregelen rechtvaardigden, blijven bestaan, kunnen deze maatregelen worden verlengd voor nog eens maximaal twee jaar. Wanneer de Cariforum-staten of een overeenkomstsluitende Cariforum-staat een vrijwaringsmaatregel toepast, of wanneer de EG een maatregel toepast die beperkt is tot één of meer van haar ultraperifere gebieden, kunnen deze maatregelen evenwel voor een periode van niet meer dan vier jaar worden toegepast en, wanneer de omstandigheden die de instelling van vrijwaringsmaatregelen rechtvaardigden, blijven bestaan, kan deze periode worden verlengd met nog eens vier jaar.
c. In dit artikel bedoelde vrijwaringsmaatregelen die langer dan één jaar van kracht blijven, bevatten duidelijke elementen die geleidelijk leiden tot beëindiging van die maatregelen, uiterlijk aan het einde van de vastgestelde periode.
d. Ten aanzien van de invoer van een product waartegen al eerder vrijwaringsmaatregelen zijn genomen, mogen gedurende een periode van ten minste één jaar na het verstrijken van deze maatregelen niet opnieuw vrijwaringsmaatregelen als bedoeld in dit artikel worden genomen.
7. Voor de tenuitvoerlegging van de leden 1 tot en met 6 gelden de volgende bepalingen:
a. wanneer een partij van oordeel is dat een van de in de leden 2, 4 en 5 bedoelde omstandigheden zich voordoet, verwijst zij de aangelegenheid onmiddellijk voor onderzoek naar het Handels- en ontwikkelingscomité Cariforum-EG;
b. het Handels- en ontwikkelingscomité Cariforum-EG kan elke aanbeveling doen die nodig is om in de gerezen omstandigheden uitkomst te bieden. Indien het Handels- en ontwikkelingscomité Cariforum-EG daartoe geen aanbeveling heeft gedaan, of indien er binnen 30 dagen nadat de aangelegenheid aan het Handels- en ontwikkelingscomité Cariforum-EG werd voorgelegd geen bevredigende oplossing is bereikt, kan de invoerende partij overeenkomstig dit artikel passende maatregelen vaststellen om de problemen op te lossen;
c. alvorens een in dit artikel bedoelde maatregel te nemen, of, in de gevallen waarin lid 8 van toepassing is, zo spoedig mogelijk, verstrekt de betrokken partij of overeenkomstsluitende Cariforum-staat het Handels- en ontwikkelingscomité Cariforum-EG alle informatie ter zake die nodig is voor een grondig onderzoek van de situatie, teneinde een oplossing te zoeken die voor alle betrokken partijen aanvaardbaar is;
d. bij de keuze van vrijwaringsmaatregelen krachtens dit artikel moet voorrang worden gegeven aan maatregelen die het functioneren van deze overeenkomst het minst verstoren;
e. alle krachtens dit artikel genomen maatregelen worden onmiddellijk ter kennis van het Handels- en ontwikkelingscomité Cariforum-EG gebracht en in dat comité op gezette tijden aan een onderzoek onderworpen, in het bijzonder met het doel een tijdschema vast te stellen voor de afschaffing ervan zodra de omstandigheden dat toelaten.
8. Wanneer wegens uitzonderlijke omstandigheden onmiddellijk actie moet worden ondernomen, kan de betrokken invoerende partij, of dit nu de EG is, de Cariforum-staten of een overeenkomstsluitende Cariforum-staat, voorlopig de in de leden 3, 4 en/of 5 bedoelde maatregelen nemen zonder de eisen van lid 7 in acht te nemen. Een dergelijke actie mag worden gehandhaafd voor een periode van maximaal 180 dagen, wanneer de maatregelen door de EG zijn genomen, of van maximaal 200 dagen, wanneer de maatregelen door de Cariforum-staten of een overeenkomstsluitende Cariforum-staat zijn genomen of wanneer de door de EG genomen maatregelen beperkt zijn tot het grondgebied van één of meer ultraperifere gebieden. De duur van een voorlopige maatregel wordt meegerekend als deel van de initiële periode en van eventuele verlengingen als bedoeld in de lid 6. Wanneer voorlopige maatregelen worden genomen, wordt rekening gehouden met de belangen van alle betrokken partijen. De betrokken invoerende partij stelt de andere betrokken partij in kennis en verwijst de aangelegenheid onmiddellijk voor onderzoek naar het Handels- en ontwikkelingscomité Cariforum-EG.
9. Indien een invoerende partij de invoer van een product onderwerpt aan een administratieve procedure die ten doel heeft snel informatie te verschaffen over de tendens van handelsstromen die aanleiding kunnen geven tot de in dit artikel bedoelde problemen, stelt zij het Handels- en ontwikkelingscomité Cariforum-EG daarvan onverwijld in kennis.
10. De WTO-bepalingen over geschillenbeslechting zijn niet van toepassing op krachtens dit artikel vaststelde vrijwaringsmaatregelen.
Vanaf de inwerkingtreding van deze overeenkomst worden op producten van oorsprong geen invoer- of uitvoerverboden of invoer- of uitvoerbeperkingen, afgezien van douanerechten en belastingen en de in artikel 13 bedoelde vergoedingen en andere heffingen, gehandhaafd, ongeacht of deze de vorm hebben van contingenten, in- of uitvoervergunningen of andere maatregelen.
Er worden geen nieuwe maatregelen van die aard ingevoerd. Dit artikel doet geen afbreuk aan de artikelen 23 en 24.
1. Ingevoerde producten van oorsprong worden direct noch indirect aan hogere interne belastingen of andere interne heffingen van die aard onderworpen dan die welke direct of indirect op soortgelijke binnenlandse producten van toepassing zijn. Bovendien passen de partijen en de overeenkomstsluitende Cariforum-staten ook anderszins geen interne belastingen of andere interne heffingen toe om soortgelijke binnenlandse producten te beschermen.
2. Ingevoerde producten van oorsprong worden, wat de wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen en vereisten met betrekking tot hun verkoop, aanbieding tot verkoop, aankoop, vervoer, distributie of gebruik op de interne markt betreft, niet minder gunstig behandeld dan soortgelijke binnenlandse producten. Het bepaalde in dit lid vormt geen beletsel voor de toepassing van differentiële binnenlandse vervoerstarieven die uitsluitend berusten op de economische exploitatie van het vervoersmiddel en niet op de oorsprong van het product.
3. De partijen en de overeenkomstsluitende Cariforum-staten voeren geen interne kwantitatieve regelingen inzake menging, be- of verwerking of gebruik van producten in specifieke hoeveelheden of verhoudingen in die direct of indirect vereisen dat een specifieke hoeveelheid of een specifiek percentage van een onder de regeling vallend product uit het binnenland afkomstig moet zijn; evenmin handhaven zij dergelijke regelingen. Bovendien mag een partij of een overeenkomstsluitende Cariforum-staat niet op andere wijze interne kwantitatieve regelingen toepassen om de binnenlandse productie te beschermen.
4. Het bepaalde in dit artikel vormt geen beletsel voor de toekenning van subsidies aan uitsluitend nationale producenten, met inbegrip van betalingen aan nationale producenten uit de opbrengsten van interne belastingen of heffingen die overeenkomstig dit artikel worden geheven en van subsidies in de vorm van aankopen van binnenlandse producten door de overheid.
5. Het bepaalde in dit artikel is niet van toepassing op wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen, procedures of praktijken inzake overheidsopdrachten, die uitsluitend onder de bepalingen in titel IV, hoofdstuk 3, vallen.
6. Dit artikel doet geen afbreuk aan artikel 23.
1. De partijen en de overeenkomstsluitende Cariforum-staten voeren geen nieuwe programma's voor uitvoersubsidies in, noch verhogen zij bestaande uitvoersubsidies voor landbouwproducten die voor het grondgebied van de andere partij bestemd zijn5) .
2. Ten aanzien van in lid 3 gedefinieerde producten waarvoor de Cariforum-staten zich hebben verbonden de douanerechten af te schaffen, verplicht de EG zich ertoe alle bestaande subsidies op de uitvoer van de desbetreffende producten naar het grondgebied van de Cariforum-staten geleidelijk af te schaffen. De wijze waarop deze geleidelijke afschaffing plaatsvindt, wordt vastgesteld door het Handels- en ontwikkelingscomité Cariforum-EG.
3. Dit artikel is van toepassing op producten die vallen onder bijlage I bij de WTO-overeenkomst inzake de landbouw.
4. Dit artikel doet geen afbreuk aan de toepassing door de Cariforum-staten van artikel 9, lid 4, van de WTO-overeenkomst inzake de landbouw en artikel 27 van de WTO-overeenkomst inzake subsidies en compenserende maatregelen.
1. De partijen erkennen het belang van de douane en van handelsbevordering in het zich ontwikkelende mondiale handelsstelsel en voor de ontwikkeling van de intra-Cariforum-handel en de handel tussen de partijen.
2. De partijen komen overeen de samenwerking op dit gebied te bevorderen teneinde ervoor te zorgen dat de wetgeving en procedures ter zake, alsook de bestuurlijke capaciteit van de desbetreffende diensten, voldoen aan de doelstellingen van een effectieve controle en de stimulering van handelsbevordering en helpen bij de bevordering van de ontwikkeling en de regionale integratie van de Cariforum-staten.
3. De partijen erkennen dat bij de tenuitvoerlegging van dit hoofdstuk legitieme doelstellingen van openbaar beleid, met inbegrip van die met betrekking tot de veiligheid en de fraudebestrijding, op generlei wijze in het gedrang mogen komen.
1. Met het oog op de naleving van de bepalingen in deze titel en om doeltreffend in te spelen op de in artikel 29 genoemde doelstellingen, nemen de EG en de overeenkomstsluitende Cariforum-staten de volgende maatregelen:
a. uitwisseling van informatie over douanewetgeving en -procedures;
b. ontwikkeling van gemeenschappelijke initiatieven op onderling overeengekomen gebieden;
c. waar mogelijk vaststelling van gemeenschappelijke standpunten over douaneaangelegenheden bij internationale organisaties als de WTO en de Werelddouaneorganisatie (WDO);
d. bevordering van samenwerking tussen instanties met vergelijkbare functies.
2. De partijen verlenen elkaar administratieve bijstand op douanegebied overeenkomstig de bepalingen in protocol II.
1. De EG en de overeenkomstsluitende Cariforum-staten zijn het erover eens dat internationale instrumenten en normen op douane- en handelsgebied, met inbegrip van de materieelrechtelijke elementen van de herziene Overeenkomst van Kyoto inzake de vereenvoudiging en harmonisatie van douaneprocedures, het „Framework of Standards to Secure and Facilitate Global Trade” van de WDO, het gegevensmodel van de WDO en het GS-verdrag het uitgangspunt voor hun respectieve wet- en regelgeving en procedures op handels- en douanegebied moeten zijn.
2. De EG en de overeenkomstsluitende Cariforum-staten zijn het erover eens dat hun respectieve wet- en regelgeving en procedures op handels- en douanegebied moeten worden gebaseerd op:
a. de noodzaak de handel te beschermen en te bevorderen door handhaving en inachtneming van wettelijke vereisten en de noodzaak extra faciliteiten te verlenen aan handelaren die de voorschriften zeer goed naleven;
b. de noodzaak erop toe te zien dat de eisen voor de marktdeelnemers redelijk zijn, niet discrimineren, waarborgen tegen fraude bieden en niet leiden tot de toepassing van buitensporige straffen voor geringe inbreuken op douanevoorschriften of procedurele eisen;
c. de noodzaak een enkel administratief document of elektronisch equivalent daarvan toe te passen in respectievelijk de EG en Cariforum. De Cariforum-staten blijven inspanningen ter zake doen, teneinde hieraan in een vroeg stadium na de inwerkingtreding van deze overeenkomst te voldoen. Drie jaar na de inwerkingtreding van deze overeenkomst zal de situatie gezamenlijk worden onderzocht;
d. de noodzaak moderne douanetechnieken toe te passen, zoals een risicobeoordeling, vereenvoudigde procedures bij in- en uitvoer, controles na vrijgave van de goederen en objectieve procedures voor toegelaten handelaren. De procedures moeten transparant, doeltreffend en eenvoudig zijn, teneinde de kosten te verminderen en de betrouwbaarheid voor de marktdeelnemers te vergroten;
e. de noodzaak erop toe te zien dat de eisen en procedures die van toepassing zijn op de in- en uitvoer en op goederen in doorvoer niet discriminerend zijn, hoewel zendingen wel verschillend mogen worden behandeld op grond van objectieve criteria voor de risicobeoordeling;
f. de noodzaak te zorgen voor transparantie. Hiertoe komen de partijen en de overeenkomstsluitende Cariforum-staten overeen een systeem van bindende voorschriften over douaneaangelegenheden, en met name over de tariefclassificatie en de oorsprongsregels, in te voeren, in overeenstemming met de voorschriften die in hun respectieve wetgeving zijn neergelegd;
g. de noodzaak systemen, met inbegrip van die welke zijn gebaseerd op informatietechnologie, geleidelijk verder te ontwikkelen, teneinde de elektronische uitwisseling van gegevens tussen handelaren, douanediensten en hiermee verbonden instanties te vergemakkelijken;
h. de noodzaak doorvoer te vergemakkelijken;
i. transparante en niet-discriminerende voorschriften met betrekking tot het verlenen van vergunningen aan douane-expediteurs, en het niet-verplicht stellen van het beroep op onafhankelijke douane-expediteurs;
j. de noodzaak verplichte inspecties vóór verzending of vergelijkbare maatregelen te vermijden, zonder afbreuk te doen aan hun rechten en verplichtingen uit hoofde van de WTO-overeenkomst inzake inspecties vóór verzending. De partijen bespreken de kwestie binnen het Handels- en ontwikkelingscomité Cariforum-EG en kunnen vervolgens overeenkomen af te zien van de mogelijkheid gebruik te maken van verplichte inspecties vóór verzending of van vergelijkbare maatregelen.
3. Om de werkmethoden te verbeteren en ervoor te zorgen dat hun optreden niet-discriminerend, transparant, doeltreffend, integer en verantwoordelijk is, nemen de EG en de overeenkomstsluitende Cariforum-staten de volgende maatregelen:
a. verdere stappen op weg naar vermindering, vereenvoudiging en standaardisering van gegevens en documentatie;
b. waar mogelijk vereenvoudiging van eisen en formaliteiten, teneinde goederen snel vrij te geven en in te klaren;
c. zorgen voor doeltreffende, snelle, niet-discriminerende en gemakkelijk toegankelijke procedures die de uitoefening van het recht van beroep tegen administratieve maatregelen, uitspraken en besluiten van de douane betreffende de in-, uit- en doorvoer van goederen mogelijk maken. Eventuele heffingen moeten in overeenstemming zijn met de kosten van de beroepsprocedures;
d. erop toezien dat de strengste normen op het gebied van integriteit worden nageleefd, door toepassing van maatregelen overeenkomstig de beginselen van de desbetreffende internationale overeenkomsten en instrumenten.
De EG en de ondertekenende Cariforum-staten zijn het erover eens:
a. erop toe te zien dat alle wetgeving, procedures, tarieven en vergoedingen, alsmede waar mogelijk de toelichtingen ter zake, algemeen bekend worden gemaakt, voor zover mogelijk langs elektronische weg;
b. dat tijdig en regelmatig overleg met de marktdeelnemers over wetgevingsvoorstellen met betrekking tot douane- en handelsprocedures noodzakelijk is;
c. dat wanneer nieuwe of gewijzigde wetgeving of procedures worden ingevoerd, de marktdeelnemers hierover waar mogelijk vooraf in kennis moeten worden gesteld. De partijen en de overeenkomstsluitende Cariforum-staten geven algemene bekendheid aan administratieve berichten ter zake, met inbegrip van eisen in verband met douaneexpediteurs, procedures bij binnenkomst van de goederen, openingsuren en werkwijzen van douanekantoren in havens en bij grensposten, en adressen voor het inwinnen van informatie, teneinde het voor bedrijven gemakkelijker te maken de douaneverplichtingen na te leven en goederen tijdig te vervoeren;
d. samenwerking te stimuleren tussen de marktdeelnemers en de diensten die voor hen van belang zijn, en een eerlijke concurrentie tussen handelaren te bevorderen door niet-arbitraire en algemeen toegankelijke procedures, zoals intentieverklaringen, toe te passen, waarbij een passend gebruik wordt gemaakt van de door de WDO vastgestelde procedures;
e. dat deze samenwerking ook gericht moet zijn op bestrijding van illegale praktijken en op de bescherming van de staatsveiligheid en de veiligheid van de burgers, alsmede op de belastinginning;
f. erop toe te zien dat bij hun respectieve eisen en procedures op douanegebied en aanverwante gebieden goede praktijken worden gevolgd, waardoor de handel zo weinig mogelijk wordt beperkt.
1. In de handel tussen de partijen is op de voorschriften inzake de douanewaarde de Overeenkomst inzake de toepassing van artikel VII van de GATT (1994) van toepassing.
2. De partijen werken samen aan een gemeenschappelijke aanpak van kwesties met betrekking tot de douanewaarde.
1. De partijen bevorderen waar mogelijk regionale integratie op douanegebied en streven naar de ontwikkeling van regionale douanewetgeving, -procedures en -eisen, in overeenstemming met de internationale normen ter zake.
2. Het in artikel 36 bedoelde Speciaal Comité voor douanesamenwerking en handelsbevordering houdt permanent toezicht op de tenuitvoerlegging van dit artikel.
1. De partijen erkennen het belang van samenwerking op het gebied van maatregelen inzake douane en handelsbevordering, teneinde de doelstellingen van deze overeenkomst te verwezenlijken.
2. Behoudens artikel 7 komen de partijen overeen op de volgende terreinen samen te werken, onder meer door ondersteuning te bevorderen:
a. toepassing van moderne douanetechnieken, zoals risicobeoordeling, bindende uitspraken vooraf, vereenvoudigde procedures voor de binnenkomst en de vrijgave van goederen, controles na de vrijgave en methoden voor de controle van bedrijfsboekhoudingen;
b. invoering van procedures en praktijken die, voor zover dit haalbaar is, in overeenstemming zijn met internationale instrumenten en normen op het gebied van douane en handel, met inbegrip van WTO-voorschriften en instrumenten en normen van de WDO, zoals de herziene Overeenkomst van Kyoto inzake de vereenvoudiging en harmonisatie van douaneprocedures en het „Framework of Standards to Secure and Facilitate Global Trade” van de WDO;
c. automatisering van douane- en andere handelsprocedures.
1. De partijen komen overeen een Speciaal Comité voor douanesamenwerking en handelsbevordering op te richten dat bestaat uit vertegenwoordigers van de partijen. Dit comité komt bijeen op een datum en met een agenda die vooraf door de partijen in onderling overleg zijn vastgesteld. Het voorzitterschap van dit comité rouleert jaarlijks tussen de partijen. Het comité brengt verslag uit aan het Handels- en ontwikkelingscomité Cariforum-EG.
2. Het comité heeft onder meer de volgende taken:
a. het uitoefenen van toezicht op de tenuitvoerlegging en het beheer van de bepalingen van dit hoofdstuk;
b. het uitvoeren van de in protocol I vermelde taken en functies;
c. het bieden van een forum voor overleg tussen de partijen over de in protocol II neergelegde verplichtingen;
d. het verbeteren van de samenwerking en de dialoog tussen de partijen op het gebied van de tariefaangelegenheden, douanewetgeving en -procedures, wederzijdse administratieve bijstand in douanezaken, oorsprongsregels en administratieve samenwerking;
e. het bespreken van vraagstukken met betrekking tot technische bijstand.
1. De partijen zijn het erover eens dat de basisdoelstelling van deze overeenkomst de duurzame ontwikkeling en de uitroeiing van armoede in de Cariforum-staten is, alsmede de geleidelijke, harmonieuze integratie van deze economieën in de wereldeconomie. Op het gebied van landbouw en visserij draagt deze overeenkomst bij aan een toename van het concurrentievermogen van de productie en verwerking van en de handel in landbouw- en visserijproducten, zowel in de traditionele als in de niet-traditionele sector, tussen de partijen, in overeenstemming met het duurzame beheer van natuurlijke hulpbronnen.
2. De partijen erkennen het economische en sociale belang voor de Cariforum-staten van activiteiten die verband houden met de visserij en het gebruik van de levende rijkdommen van de zee, en de noodzaak die voordelen zoveel mogelijk te benutten voor factoren als voedselzekerheid, werkgelegenheid, verlichting van armoede, inkomsten aan deviezen en sociale stabiliteit van de visserijgemeenschappen.
3. De partijen erkennen dat de visserij en de mariene ecosystemen van de Cariforum-staten een rijke biologische diversiteit hebben, maar complex en fragiel zijn, en dat daarmee bij de exploitatie ervan rekening moet worden gehouden door een doeltreffende instandhouding en een doeltreffend beheer van de visbestanden en de daarmee verbonden ecosystemen, op basis van gedegen wetenschappelijk advies en op het voorzorgsbeginsel, zoals dat is gedefinieerd in de Gedragscode voor een verantwoorde visserij van de FAO.
4. De partijen erkennen dat het waarborgen van de voedselzekerheid en het bieden van meer middelen van bestaan van essentieel belang zijn voor de uitroeiing van armoede en het streven naar een duurzame ontwikkeling. Bijgevolg erkennen zij de noodzaak belangrijke verstoringen van de markten voor landbouw- en visserijproducten en voedingsmiddelen in de Cariforum-staten te voorkomen.
5. De partijen komen overeen ten volle rekening te houden met de diversiteit van de economische, sociale en milieukenmerken en -behoeften en met de ontwikkelingsstrategieën van de Cariforum-staten.
De partijen erkennen dat de integratie van de sectoren landbouw, voeding en visserij van de Cariforum-staten door de geleidelijke verwijdering van de resterende belemmeringen en het creëren van een passend regelgevend kader zal bijdragen tot de verdieping van het proces van regionale integratie en de verwezenlijking van de doelstellingen van dit hoofdstuk.
De Cariforum-staten verbinden zich ertoe beleid en institutionele hervormingen vast te stellen en uit te voeren om de verwezenlijking van de doelstellingen van dit hoofdstuk mogelijk te maken en te vergemakkelijken.
1. De partijen erkennen dat de verwijdering van belemmeringen van de handel tussen de partijen, zoals beoogd in deze overeenkomst, grote uitdagingen kan meebrengen voor de Cariforum-producenten in de sectoren landbouw, voeding en visserij en voor de consumenten, en zij komen overeen met elkaar over deze onderwerpen te beraadslagen.
2. Wanneer naleving van de bepalingen in deze overeenkomst aanleiding geeft tot problemen met de beschikbaarheid van of de toegang tot voedingsmiddelen en andere producten die van wezenlijk belang zijn voor de voedselzekerheid van een overeenkomstsluitende Cariforum-staat en wanneer deze situatie tot grote moeilijkheden voor die staat leidt of dreigt te leiden, kan deze in overeenstemming met artikel 25, lid 7, onder b) tot en met d), en de leden 8 en 9, passende maatregelen nemen.
1. De partijen komen overeen ervaringen, informatie en goede praktijken uit te wisselen en overleg te plegen over alle onderwerpen die verband houden met het nastreven van de doelstellingen van dit hoofdstuk en van belang zijn voor de handel tussen de partijen.
2. De partijen zijn het erover eens dat dialoog bijzonder nuttig is op de volgende gebieden:
a. de uitwisseling van informatie over de productie en de consumptie van en de handel in landbouwproducten en over de marktontwikkelingen voor landbouw- en visserijproducten;
b. de bevordering van investeringen in de sectoren landbouw, voeding en visserij in de Cariforum-staten, met inbegrip van kleinschalige activiteiten;
c. de uitwisseling van informatie over het beleid en de wet- en regelgeving op het gebied van landbouw, plattelandsontwikkeling en visserij;
d. een discussie over de veranderingen in het beleid en de institutionele veranderingen die nodig zijn om de omschakeling van de landbouw- en de visserijsector te onderbouwen, en over de opstelling en uitvoering van regionaal beleid op het gebied van landbouw, voedselvoorziening, plattelandsontwikkeling en visserij met het oog op de regionale integratie;
e. de uitwisseling van meningen over nieuwe technologieën en over beleid en maatregelen ter bevordering van kwaliteit.
1. De partijen verbinden zich ertoe vooraf overleg te plegen over ontwikkelingen van het handelsbeleid die van invloed kunnen zijn op de concurrentiepositie van traditionele landbouwproducten, zoals bananen, rum, rijst en suiker, op de EG-markt.
2. De EG streeft ernaar om binnen het multilaterale handelssysteem voor deze producten van oorsprong uit de Cariforumstaten zo lang dit haalbaar is een beduidende preferentiële toegang te handhaven en erop toe te zien dat elke onvermijdelijke vermindering van de preferentie over een zo lang mogelijke periode wordt gespreid.
1. De partijen erkennen het belang van de sectoren landbouw, voeding en visserij voor de economie van de Cariforum-staten, en van samenwerking ter bevordering van de omschakeling van deze sectoren, met het doel hun concurrentievermogen te verbeteren en hun capaciteit om toegang tot kwalitatief ontwikkelde markten te verkrijgen, te vergroten, en eventueel een bijdrage te leveren aan de duurzame ontwikkeling van de Cariforum-staten. Zij erkennen de noodzaak de aanpassing van de sectoren landbouw, voeding en visserij en de plattelandseconomie aan de geleidelijke veranderingen die deze overeenkomst teweeg zal brengen, te vergemakkelijken en daarbij aandacht te besteden aan kleinschalige activiteiten.
2. Behoudens artikel 7 komen de partijen overeen op de volgende terreinen samen te werken, onder meer door ondersteuning te bevorderen:
a. verbetering van het concurrentievermogen van de potentieel levensvatbare productie en verwerking van landbouw- en visserijproducten door innovatie, scholing, bevordering van netwerken en andere ondersteunende activiteiten, zowel voor de traditionele als voor de niet-traditionele exportsector;
b. ontwikkeling van de capaciteit voor op de uitvoer gerichte marketing, met inbegrip van marktonderzoek, zowel wat de handel tussen Cariforum-staten als wat de handel tussen de partijen betreft, alsmede vaststelling van mogelijkheden tot verbetering van de marketinginfrastructuur en het vervoer en van de financierings- en samenwerkingsmogelijkheden voor producenten en handelaren;
c. naleving en vaststelling van kwaliteitsnormen voor de productie en marketing van voedingsmiddelen, met inbegrip van normen inzake milieuvriendelijke en sociaal verantwoorde landbouwpraktijken en biologische en niet-genetisch gemodificeerde voedingsmiddelen;
d. bevordering van particuliere investeringen in en publiekprivate partnerschappen op het gebied van potentieel levensvatbare productie;
e. verbetering van het vermogen van de marktdeelnemers uit de Cariforum-staten om de nationale, regionale en internationale technische, gezondheids- en kwaliteitsnormen voor vis en visserijproducten in acht te nemen;
f. opbouw en versterking op regionaal niveau van de wetenschappelijke en technische capaciteiten van personen en instellingen met het oog op een duurzame handel in visserijproducten, met inbegrip van de aquicultuur;
g. de in artikel 41 bedoelde dialoog.
De partijen bevestigen dat zij vastbesloten zijn om de rechten en verplichtingen uit hoofde van de WTO-Overeenkomst inzake technische handelsbelemmeringen, hierna „TBT-Overeenkomst van de WTO” genoemd, in acht te nemen.
Dit hoofdstuk heeft ten doel:
a. het goederenverkeer tussen de partijen te vergemakkelijken en tegelijkertijd de capaciteit van de partijen tot bescherming van de gezondheid, de veiligheid, de consumenten en het milieu, te behouden en te versterken;
b. de capaciteit van de partijen te verbeteren om onnodige belemmeringen van de handel tussen de partijen als gevolg van door hen gehanteerde technische voorschriften, normen of conformiteitsbeoordelingsprocedures te signaleren, te voorkomen en uit de weg te ruimen;
c. de capaciteit van de partijen te versterken om de naleving van internationale normen en elkaars technische voorschriften en normen te waarborgen.
1. De bepalingen van dit hoofdstuk zijn van toepassing op in de TBT-Overeenkomst van de WTO omschreven technische voorschriften, normen en conformiteitsbeoordelingsprocedures, voor zover zij van invloed zijn op de handel tussen de partijen.
2. Voor de toepassing van dit hoofdstuk zijn de in de TBT-Overeenkomst van de WTO gebruikte definities van toepassing.
De partijen zijn het erover eens dat samenwerking tussen nationale en regionale autoriteiten die bevoegd zijn voor normalisatie, accreditatie en andere technische handelsbelemmeringen, belangrijk is voor de bevordering van de intraregionale handel en de handel tussen de partijen, alsmede voor het algehele proces van regionale integratie in het kader van Cariforum en zij verbinden zich ertoe om met het oog hierop samen te werken.
De partijen bevestigen dat zij vastbesloten zijn de in de TBT-Overeenkomst van de WTO neergelegde bepalingen inzake transparantie uit te voeren. Voorts streven zij ernaar elkaar in een vroeg stadium in kennis te stellen van voorstellen tot wijziging of invoering van technische voorschriften en normen die in het bijzonder van belang zijn voor de handel tussen de partijen.
1. De partijen komen overeen bij de voorlopige toepassing van deze overeenkomst contactpunten aan te wijzen ten behoeve van de uitwisseling van informatie in het kader van dit hoofdstuk. Zij komen overeen om hun uitwisseling van informatie zoveel mogelijk via regionale contactpunten te doen plaatsvinden.
2. De partijen komen overeen hun communicatie en uitwisseling van informatie over kwesties die binnen de werkingssfeer van dit hoofdstuk vallen, te verbeteren, met name waar het gaat om mogelijkheden om de naleving van elkaars technische voorschriften, normen en conformiteitsbeoordelingsprocedures te bevorderen en om onnodige belemmeringen voor het onderlinge goederenverkeer uit de weg te ruimen.
3. Wanneer er zich in verband met technische voorschriften, normen of conformiteitsbeoordelingsprocedures een bepaald probleem voordoet dat de handel tussen de partijen ongunstig kan beïnvloeden, stellen de partijen elkaar daarvan zo spoedig mogelijk in kennis en plegen zij daarover overleg om tot een wederzijds aanvaardbare oplossing te komen.
4. De partijen komen overeen elkaar schriftelijk in kennis te stellen van maatregelen die zijn of zullen worden getroffen om de invoer van goederen te beletten wegens een probleem in verband met de gezondheid, de veiligheid en het milieu; zij doen dit zodra dit redelijkerwijs mogelijk is nadat het besluit daartoe is genomen.
5. De partijen komen overeen producten aan te geven waarover zij informatie zullen uitwisselen, teneinde er gezamenlijk op toe te zien dat deze producten voldoen aan de vereiste technische voorschriften en normen om tot elkaars markt te kunnen worden toegelaten. Tot dergelijke informatie kunnen ook de vaststelling van de benodigde capaciteit en voorstellen om hierin te voorzien behoren.
De partijen komen overeen om samen te werken in internationale normalisatie-instellingen, onder meer door de deelname van vertegenwoordigers van de Cariforum-staten aan de vergaderingen en de werkzaamheden van deze instellingen te bevorderen.
1. De partijen erkennen het belang van samenwerking op het gebied van technische voorschriften, normen en conformiteitsbeoordeling om de doelstellingen van dit hoofdstuk te verwezenlijken.
2. Behoudens artikel 7 komen de partijen overeen op de volgende terreinen samen te werken, onder meer door ondersteuning te bevorderen:
a. vaststelling van passende regelingen voor de uitwisseling van expertise, met inbegrip van een passende scholing waardoor wordt voorzien in een adequate en duurzame technische competentie van de instanties voor normalisatie, metrologie, accreditatie, markttoezicht en conformiteitsbeoordeling, met name van die in de Cariforum-regio;
b. opbouw van expertisecentra binnen de Cariforum-staten voor de beoordeling van goederen die bestemd zijn voor de EG-markt;
c. ontwikkeling van de capaciteit van ondernemingen, met name die uit de Cariforum-staten, om aan de regelgeving en marktvereisten te voldoen;
d. ontwikkeling en vaststelling van geharmoniseerde technische voorschriften, normen en conformiteitsbeoordelingsprocedures die gebaseerd zijn op de desbetreffende internationale normen.
De partijen bevestigen vastbesloten te zijn de rechten en plichten uit hoofde van de WTO-Overeenkomst inzake sanitaire en fytosanitaire maatregelen, hierna „de SPS-Overeenkomst van de WTO” genoemd, in acht te nemen. De partijen bevestigen ook hun rechten en plichten uit hoofde van het Internationaal Verdrag voor de bescherming van planten (IPCC), de Codex Alimentarius en de Wereldorganisatie voor diergezondheid (OIE).
Dit hoofdstuk heeft ten doel:
a. de handel tussen de partijen te bevorderen en tegelijkertijd de capaciteit van de partijen tot bescherming van de gezondheid van planten en dieren en van de volksgezondheid, te handhaven en te versterken;
b. de capaciteit van de partijen te versterken om onbedoelde verstoringen of belemmeringen van de handel tussen de partijen als gevolg van maatregelen die voor de bescherming van de gezondheid van planten en dieren en van de volksgezondheid op het grondgebied van de partijen noodzakelijk zijn, vast te stellen, te voorkomen en tot een minimum te beperken;
c. de Cariforum-staten bij de vaststelling van geharmoniseerde intraregionale sanitaire en fytosanitaire, hierna „SPS” genoemd, maatregelen te ondersteunen, mede om de erkenning van de gelijkwaardigheid van deze maatregelen aan in de EG bestaande maatregelen te bevorderen;
d. de Cariforum-staten de helpende hand te bieden bij de naleving van SPS-maatregelen van de EG.
1. De bepalingen van dit hoofdstuk zijn van toepassing op SPS-maatregelen in de zin van de SPS-Overeenkomst van de WTO, voor zover zij van invloed zijn op de handel tussen de partijen.
2. Voor de toepassing van dit hoofdstuk gelden de definities van de SPS-Overeenkomst van de WTO.
1. De partijen komen overeen om bij de voorlopige toepassing van deze overeenkomst bevoegde autoriteiten aan te wijzen voor de tenuitvoerlegging van de in dit hoofdstuk bedoelde maatregelen. De partijen stellen elkaar tijdig in kennis van alle belangrijke wijzigingen in de structuur, aard en organisatie van hun bevoegde autoriteiten, alsmede van de bevoegdheidsverdeling binnen deze autoriteiten.
2. De partijen komen overeen de informatie betreffende de tenuitvoerlegging van de in dit hoofdstuk bedoelde maatregelen zoveel mogelijk uit te wisselen via een regionale instantie, die de bevoegde autoriteiten vertegenwoordigt.
1. De partijen zijn het erover eens dat de samenwerking tussen de nationale en regionale SPS-autoriteiten, met inbegrip van de bevoegde autoriteiten, belangrijk is met het oog op de bevordering van zowel de intraregionale handel als de handel tussen de partijen, alsook van het algehele proces van regionale integratie in het kader van het Cariforum.
2. In dit verband zijn de partijen het eens over het belang van de vaststelling van de geharmoniseerde SPS-maatregelen zowel in de EG als tussen de Cariforum-staten, en verbinden zij zich ertoe om met het oog daarop samen te werken. Voorts komen de partijen overeen overleg te plegen over bilaterale afspraken over de erkenning van de gelijkwaardigheid van specifieke SPS-maatregelen.
3. De partijen komen overeen om, zolang de SPS-maatregelen niet zijn geharmoniseerd of de gelijkwaardigheid niet is erkend, overleg te plegen over mogelijkheden om de handel te vergemakkelijken en onnodige administratieve eisen te beperken.
De partijen bevestigen vastberaden te zijn om de in bijlage B bij de SPS-Overeenkomst van de WTO neergelegde bepalingen inzake transparantie uit te voeren. Voorts streven zij ernaar om elkaar vroegtijdig in kennis te stellen van voorstellen tot wijziging of invoering van voor de handel tussen de partijen bijzonder relevante SPS-regelingen of maatregelen.
1. De partijen komen overeen om hun communicatie en de uitwisseling van informatie te verbeteren over kwesties die binnen de werkingssfeer van dit hoofdstuk vallen en van invloed kunnen zijn op de handel tussen de partijen.
2. Indien er zich een bijzonder SPS-probleem voordoet dat van invloed kan zijn op de handel tussen de partijen, stellen de bevoegde autoriteiten van de partijen elkaar daarvan zo spoedig mogelijk in kennis en voeren zij daarover overleg, teneinde tot een wederzijds aanvaardbare oplossing te komen.
1. De partijen erkennen het belang van samenwerking op het gebied van SPS-maatregelen, teneinde de doelstellingen van deze overeenkomst te bereiken.
2. Behoudens artikel 7 komen de partijen overeen op de volgende terreinen samen te werken, onder meer door ondersteuning te bevorderen:
a. versterking van de regionale integratie en verbetering van het toezicht op en de uitvoering en handhaving van SPS-maatregelen in overeenstemming met artikel 56, met inbegrip van scholings- en voorlichtingsacties voor met de regelgeving belast personeel. Met het oog op de verwezenlijking van deze doelstellingen kunnen publiekprivate partnerschappen worden ondersteund;
b. invoering van passende regelingen voor de uitwisseling van expertise op het gebied van de gezondheid van dieren en planten en van de volksgezondheid, en organisatie van scholings- en voorlichtingsacties voor met de regelgeving belast personeel;
c. verbetering van de capaciteit van ondernemingen, met name ondernemingen in de Cariforum-staten, om aan de regelgeving en marktvereisten te voldoen;
d. samenwerking in de in artikel 52 genoemde internationale organisaties, waaronder de bevordering van deelname van vertegenwoordigers van de Cariforum-staten aan bijeenkomsten van deze organisaties.
1. De partijen en de overeenkomstsluitende Cariforum-staten bevestigen hun verbintenissen in het kader van de WTO-overeenkomst en stellen, met het oog op bevordering van de regionale integratie en een duurzame ontwikkeling van de overeenkomstsluitende Cariforum-staten en hun geleidelijke, harmonieuze integratie in de wereldeconomie, de noodzakelijke regelingen vast voor de gestage, wederzijdse en asymmetrische liberalisering van investeringen en van de handel in diensten en voor samenwerking op het gebied van de e-handel.
2. Geen enkele bepaling in deze titel wordt zo uitgelegd dat de privatisering van overheidsondernemingen vereist is of dat enigerlei verplichting ten aanzien van overheidsopdrachten wordt opgelegd.
3. De bepalingen van deze titel zijn niet van toepassing op door de partijen of de overeenkomstsluitende Cariforum-staten verleende subsidies.
4. In overeenstemming met de bepalingen van deze titel behouden de partijen en de overeenkomstsluitende Cariforumstaten het recht nieuwe regelingen op te stellen en in te voeren om legitieme beleidsdoelstellingen te bereiken.
5. Deze titel is niet van toepassing op maatregelen betreffende natuurlijke personen die toegang zoeken tot de arbeidsmarkt van de EG of van de overeenkomstsluitende Cariforum-staten, of op maatregelen aangaande staatsburgerschap, verblijf of werk op permanente basis.
Geen enkele bepaling in deze titel belet de partijen of de overeenkomstsluitende Cariforum-staten maatregelen toe te passen om de binnenkomst of het tijdelijke verblijf van natuurlijke personen op hun grondgebied te regelen, met inbegrip van maatregelen die nodige zijn om de integriteit van hun grenzen te beschermen, of om het ordelijke verkeer van natuurlijke personen over hun grenzen te waarborgen, mits deze maatregelen niet zo worden toegepast dat de voordelen die een partij op grond van een specifieke verbintenis toekomen, daardoor worden uitgehold of teniet gedaan.
Voor de toepassing van deze titel wordt verstaan onder:
a. „maatregel”: elke maatregel van de partijen of de overeenkomstsluitende Cariforum-staten, in de vorm van een wet, verordening, voorschrift, procedure, besluit, administratieve handeling of in enige andere vorm;
b. „door de partijen of de overeenkomstsluitende Cariforumstaten vastgestelde of gehandhaafde maatregelen”: maatregelen die zijn genomen door:
i. centrale, regionale of lokale overheden en autoriteiten,
en
ii. niet-gouvernementele organisaties bij de uitoefening van door centrale, regionale of lokale overheden of autoriteiten gedelegeerde bevoegdheden;
c. „natuurlijke persoon uit de EG” of „natuurlijke persoon uit de overeenkomstsluitende Cariforum-staten”: een onderdaan van een van de lidstaten van de Europese Unie of van de overeenkomstsluitende Cariforum-staten overeenkomstig hun respectieve wetgeving;
d. „rechtspersoon”: elke juridische eenheid, naar toepasselijk recht opgericht of anderszins georganiseerd, met winst- of andere oogmerken, ongeacht of zij eigendom van particulieren of van de overheid is, met inbegrip van alle vennootschappen, trusts, maatschappen, joint ventures, eenmanszaken of verenigingen;
e. „rechtspersoon van een partij”: een rechtspersoon uit de EG of uit een overeenkomstsluitende Cariforum-staat die is opgericht in overeenstemming met respectievelijk de wetgeving van een lidstaat van de Europese Unie of van een overeenkomstsluitende Cariforum-staat en die zijn hoofdkantoor, centrale administratie of belangrijkste handelsactiviteit heeft op respectievelijk het grondgebied waarop het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap betrekking heeft of het grondgebied van een overeenkomstsluitende Cariforum-staat;
Indien de rechtspersoon alleen zijn hoofdkantoor of centrale administratie heeft op het grondgebied waarop het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap betrekking heeft of op het grondgebied van een overeenkomstsluitende Cariforum-staat, wordt hij niet als rechtspersoon van respectievelijk de EG of van een overeenkomstsluitende Cariforum-staat beschouwd, tenzij hij betrokken is bij omvangrijke zakelijke transacties6) op respectievelijk het grondgebied waarop het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap betrekking heeft of het grondgebied van een overeenkomstsluitende Cariforum-staat;
in afwijking van het voorgaande lid zijn de bepalingen van deze overeenkomst ook van toepassing op buiten de EG of de Cariforum-staten gevestigde scheepvaartmaatschappijen waarover onderdanen van respectievelijk een lidstaat van de Europese Unie of een overeenkomstsluitende Cariforumstaat zeggenschap hebben, indien de vaartuigen van deze maatschappijen overeenkomstig de respectieve wetgeving in die lidstaat van de Europese Unie of in een overeenkomstsluitende Cariforum-staat geregistreerd zijn en de vlag van een lidstaat van de Europese Unie of van een overeenkomstsluitende Cariforum-staat voeren;
f. een „overeenkomst inzake economische integratie”: een overeenkomst waarbij investeringen en de handel in diensten conform de WTO-voorschriften aanzienlijk worden geliberaliseerd.
Ter verwezenlijking van de doelstellingen van deze titel voeren de partijen uiterlijk vijf jaar na de inwerkingtreding van deze overeenkomst nadere onderhandelingen over investeringen en de handel in diensten met het oog op een versterking van de algemene verbintenissen uit hoofde van de titel.
Teneinde de verbintenissen van het Gemenebest van de Bahama's en de Republiek Haïti – die met de desbetreffende eisen uit hoofde van de Algemene Overeenkomst inzake de handel in diensten, hierna de „GATS” genoemd, in overeenstemming moeten zijn – in bijlage IV op te nemen, brengen de partijen en de overeenkomstsluitende Cariforum-staten uiterlijk zes maanden na de ondertekening van deze overeenkomst bij besluit van het Handels- en ontwikkelingscomité Cariforum-EG wijzigingen in deze bijlage aan. In afwachting van dat besluit is de door de EG ingevolge deze titel toegekende preferentiële behandeling niet van toepassing op het Gemenebest van de Bahama's en de Republiek Haïti.
1. De partijen erkennen dat economische integratie tussen de Cariforum-staten door de geleidelijke verwijdering van de resterende belemmeringen en de invoering van passende regelgeving voor investeringen en de handel in diensten, zal bijdragen tot de verdieping van het proces van hun regionale integratie en de verwezenlijking van de doelstellingen van deze overeenkomst.
2. De partijen erkennen voorts dat de in hoofdstuk 5 van deze titel opgenomen beginselen met betrekking tot de steun voor de geleidelijke liberalisering van investeringen en de handel in diensten tussen de partijen een nuttig kader vormen voor de verdere liberalisering van investeringen en de handel in diensten tussen de Cariforum-staten in de context van hun regionale integratie.
Voor de toepassing van dit hoofdstuk wordt verstaan onder:
a. „commerciële aanwezigheid”: elk type zakelijke of beroepsmatige vestiging door middel van:
i. de oprichting, overname of handhaving van een rechtspersoon7) , of
ii. de oprichting of handhaving van een filiaal of een vertegenwoordiging op het grondgebied van de EG of van de overeenkomstsluitende Cariforum-staten met het oogmerk een economische activiteit uit te oefenen;
b. „investeerder”: iedere natuurlijke of rechtspersoon die een economische activiteit uitoefent door de vestiging van een commerciële aanwezigheid;
c. „investeerder van een partij”: een in de EG of in een overeenkomstsluitende Cariforum-staat gevestigde natuurlijke of rechtspersoon die een economische activiteit uitoefent door de vestiging van een commerciële aanwezigheid;
d. „economische activiteit”: omvat geen activiteiten die worden uitgevoerd in het kader van de uitoefening van overheidsgezag, d.w.z. activiteiten die noch op commerciële grondslag, noch in concurrentie met één of meer marktdeelnemers worden uitgeoefend;
e. „dochteronderneming” van een rechtspersoon: een rechtspersoon waarover een andere rechtspersoon daadwerkelijk zeggenschap heeft8) ;
f. „filiaal” van een rechtspersoon: een handelszaak zonder rechtspersoonlijkheid die kennelijk een permanent karakter bezit, zoals een agentschap van een moedermaatschappij, een eigen management heeft en over de nodige materiële voorzieningen beschikt om zaken te doen met derden, zodanig dat laatstgenoemden, hoewel zij ervan op de hoogte zijn dat er indien nodig een rechtsverhouding is met de moedermaatschappij waarvan het hoofdkantoor zich in het buitenland bevindt, geen rechtstreeks contact behoeven te hebben met deze moedermaatschappij, maar hun transacties kunnen afhandelen met de handelszaak die het agentschap vormt.
Dit hoofdstuk is van toepassing op maatregelen van de partijen of de overeenkomstsluitende Cariforum-staten, die van invloed zijn op de commerciële aanwezigheid9) op het gebied van alle economische activiteiten met uitzondering van:
a. winning, vervaardiging en verwerking van nucleair materiaal;
b. productie van of handel in wapens, munitie en oorlogsmaterieel;
c. audiovisuele diensten;
d. nationale cabotage in het zeevervoer10) , en
e. binnenlandse en internationale luchtvervoerdiensten, ongeacht of het gaat om lijndiensten of niet, en diensten die rechtstreeks verband houden met de uitoefening van verkeersrechten, andere dan:
i. reparatie en onderhoud van luchtvaartuigen waarbij het luchtvaartuig buiten dienst wordt gesteld;
ii. verkoop en marketing van luchtvervoersdiensten;
iii. geautomatiseerde boekingssystemen (CRS);
iv. andere aanverwante diensten die de exploitatie van luchtvaartuigen vergemakkelijken, zoals grondafhandelingsdiensten, verhuur van luchtvaartuigen met bemanning en luchthavenbeheer.
1. Wat de markttoegang via commerciële aanwezigheid betreft, geven de EG en de overeenkomstsluitende Cariforum-staten elkaars commerciële aanwezigheden en investeerders geen ongunstiger behandeling dan die waarin is voorzien in de in bijlage IV opgenomen specifieke verplichtingen.
2. In sectoren waarvoor verbintenissen betreffende markttoegang worden aangegaan, worden de volgende maatregelen door de EG en de overeenkomstsluitende Cariforum-staten niet gehandhaafd of genomen, noch op basis van een regionale onderverdeling, noch voor hun gehele grondgebied, tenzij in bijlage IV anders is bepaald:
a. beperkingen van het aantal commerciële aanwezigheden in de vorm van numerieke quota, monopolies of exclusieve rechten, dan wel door middel van andere eisen aan de commerciële aanwezigheid, zoals een onderzoek naar de economische behoefte;
b. beperkingen van de totale waarde van transacties of activa, in de vorm van een numerieke quota dan wel de eis van een onderzoek naar de economische behoefte;
c. beperkingen van het totale aantal transacties of het totale volume van de output, in bepaalde numerieke eenheden uitgedrukt in de vorm van quota of de eis van een onderzoek naar de economische behoefte11) ;
d. beperkingen van de participatie van buitenlands kapitaal, uitgedrukt als een maximumpercentage voor buitenlands aandeelhouderschap of de totale waarde van individuele of totale buitenlandse investeringen;
e. maatregelen die specifieke soorten commerciële aanwezigheid (dochteronderneming, filiaal, vertegenwoordiging)12) of joint ventures voor de uitoefening van een economische activiteit door een investeerder van de andere partij vereisen dan wel deze juist beperkingen opleggen.
1. Wat de sectoren betreft waarvoor in bijlage IV verbintenissen inzake de markttoegang zijn opgenomen, en onder voorbehoud van de in die bijlage vermelde voorwaarden en kwalificaties, behandelen de EG en de overeenkomstsluitende Cariforum-staten elkaars commerciële aanwezigheden en investeerders niet ongunstiger dan hun eigen soortgelijke commerciële aanwezigheden en investeerders in verband met alle maatregelen die van invloed zijn op de commerciële aanwezigheid.
2. De EG en de overeenkomstsluitende Cariforum-staten kunnen aan de verplichting in lid 1 voldoen door commerciële aanwezigheden en investeerders van de andere partij hetzij formeel op gelijke wijze als de eigen soortgelijke commerciële aanwezigheden en investeerders te behandelen hetzij formeel een verschillende behandeling te geven.
3. Een formeel gelijke of een formeel verschillende behandeling wordt als ongunstiger beschouwd indien deze de mededingingsvoorwaarden wijzigt ten gunste van commerciële aanwezigheden en investeerders van de EG of de overeenkomstsluitende Cariforum-staten ten opzichte van soortgelijke commerciële aanwezigheden en investeerders van de andere partij.
4. Specifieke verbintenissen die op grond van dit artikel zijn aangegaan, worden niet zodanig uitgelegd dat de EG of de overeenkomstsluitende Cariforum-staten verplicht zijn compensatie te bieden voor concurrentienadelen die inherent zijn aan de buitenlandse aard van de desbetreffende commerciële aanwezigheden en investeerders.
De door de EG en de overeenkomstsluitende Cariforum-staten ingevolge dit hoofdstuk geliberaliseerde sectoren en de beperkingen, door middel van voorbehouden, van de markttoegang en de nationale behandeling voor commerciële aanwezigheden en investeerders van de andere partij in die sectoren zijn opgenomen in de lijsten van verbintenissen in bijlage IV.
1. Ten aanzien van alle maatregelen in dit hoofdstuk die van invloed zijn op de commerciële aanwezigheid:
a. geeft de EG commerciële aanwezigheden en investeerders van de overeenkomstsluitende Cariforum-staten een behandeling die niet ongunstiger is dan de meest gunstige behandeling die van toepassing is op soortgelijke commerciële aanwezigheden en investeerders uit derde landen waarmee zij na de ondertekening van deze overeenkomst een overeenkomst inzake economische integratie heeft gesloten;
b. geven de overeenkomstsluitende Cariforum-staten commerciële aanwezigheden en investeerders van de EG een behandeling die niet ongunstiger is dan de meest gunstige behandeling die van toepassing is op soortgelijke commerciële aanwezigheden en investeerders uit belangrijke handelsmachten waarmee zij na de ondertekening van deze overeenkomst een overeenkomst inzake economische integratie hebben gesloten.
2. Wanneer een partij of een overeenkomstsluitende Cariforum-staat een regionale economische integratieovereenkomst sluit, waarbij een interne markt wordt opgericht of waarbij van de partijen wordt vereist dat zij hun wetgeving in belangrijke mate onderling aanpassen teneinde niet-discriminerende belemmeringen voor de commerciële aanwezigheid en de handel in diensten uit de weg ruimen, valt de behandeling die de betrokken partij of overeenkomstsluitende Cariforum-staat aan commerciële aanwezigheden en investeerders uit derde landen geeft in sectoren waarop de interne markt of de belangrijke onderlinge aanpassing van wetgeving van toepassing is, niet onder de bepalingen van lid 113) .
3. De in lid 1 neergelegde verplichtingen zijn niet van toepassing op de behandeling die wordt gegeven:
a. in het kader van maatregelen met betrekking tot de erkenning van kwalificaties, vergunningen of prudentiële maatregelen in overeenstemming met artikel VII van de GATS of de bijlage betreffende financiële diensten daarbij,
b. in het kader van een internationale overeenkomst of regeling die geheel of hoofdzakelijk betrekking heeft op belastingheffing, of
c. in het kader van maatregelen waarop een in de in artikel II, lid 2, van de GATS bedoelde lijst opgenomen uitzondering op het meestbegunstigingsbeginsel van toepassing is.
4. Voor de toepassing van deze bepaling wordt onder „belangrijke handelsmacht” verstaan elk ontwikkeld land of elk land dat in het jaar vóór de inwerkingtreding van de in lid 1 bedoelde overeenkomst inzake economische integratie een aandeel van meer dan één (1) procent in de mondiale uitvoer van goederen had, of elke groep landen die individueel, collectief of via een overeenkomst inzake economische integratie handelend in het jaar vóór de inwerkingtreding van de in lid 1 bedoelde overeenkomst inzake economische integratie een aandeel van meer dan anderhalf (1,5) procent in de mondiale uitvoer van goederen had.14)
5. Wanneer een overeenkomstsluitende Cariforum-staat partij wordt bij een overeenkomst inzake economische integratie met een derde partij als bedoeld in lid 1, onder b), en die overeenkomst erin voorziet dat de derde partij een gunstiger behandeling krijgt dan die welke de overeenkomstsluitende Cariforum-staat de EG uit hoofde van deze overeenkomst geeft, treden de partijen hierover in overleg. De partijen kunnen beslissen of de betrokken overeenkomstsluitende Cariforum-staat de EG de gunstiger behandeling uit hoofde van de overeenkomst inzake economische integratie mag ontzeggen. De Gezamenlijke Raad Cariforum-EG kan de nodige maatregelen nemen om de bepalingen van deze overeenkomst aan te passen.
Geen enkele bepaling in deze titel wordt geacht het recht van investeerders van de partijen te beperken om een beroep te doen op een gunstiger behandeling uit hoofde van een bestaande of toekomstige internationale overeenkomst inzake investeringen waarbij een lidstaat van de Europese Unie en een overeenkomstsluitende Cariforum-staat partij zijn.
De EG en de overeenkomstsluitende Cariforum-staten werken samen en nemen, voor hun eigen grondgebied, de nodige maatregelen, onder andere door middel van algemeen toepasselijke nationale wetgeving, om ervoor te zorgen dat:
a. het investeerders wordt verboden ongepaste geldelijke of andere voordelen aan te bieden, te beloven of te geven, rechtstreeks of via tussenpersonen, aan een ambtenaar of aan leden van zijn of haar familie of zakenpartners of een andere persoon die nauwe betrekkingen met de ambtenaar heeft, voor de betrokkenen zelf of voor een derde, opdat de ambtenaar of een derde handelt of niet handelt in verband met de uitoefening van ambtelijke plichten, dan wel om een gunst met betrekking tot een voorgestelde investering of vergunningen, contracten of andere rechten met betrekking tot een investering te verkrijgen, en zij hiervoor ter verantwoording worden geroepen;
b. investeerders handelen in overeenstemming met de fundamentele arbeidsnormen die zijn neergelegd in de Verklaring van de Internationale Arbeidsorganisatie (ILO) van 1998 inzake de fundamentele principes en rechten met betrekking tot werk, waarbij de EG en de overeenkomstsluitende Cariforum-staten partij zijn15) ;
c. investeerders hun investeringen niet zodanig beheren of exploiteren dat zij internationale arbeidsrechtelijke of milieuverplichtingen uit hoofde van overeenkomsten waarbij de EG en de overeenkomstsluitende Cariforum-staten partij zijn, ontwijken;
d. investeerders in voorkomend geval banden met de plaatselijke gemeenschap aangaan en handhaven, met name bij projecten die betrekking hebben op extensieve activiteiten ten aanzien van natuurlijke hulpbronnen, voor zover zij niet de voordelen voor de andere partij uit hoofde van een specifieke verplichting tenietdoen of daaraan afbreuk doen.
De EG en de overeenkomstsluitende Cariforum-staten zien erop toe dat buitenlandse directe investeringen niet worden aangemoedigd door afzwakking van de binnenlandse wetgeving en normen inzake milieu, arbeid, veiligheid en gezondheid op het werk of versoepeling van de fundamentele arbeidsnormen of de wetgeving inzake bescherming en bevordering van culturele diversiteit.
Met het oog op de geleidelijke liberalisering van investeringen evalueren de partijen de wetgeving inzake investeringen, het investeringsklimaat en de onderlinge investeringsstromen uiterlijk drie jaar na de inwerkingtreding van deze overeenkomst en vervolgens met regelmatige tussenpozen in overeenstemming met hun uit internationale investeringsovereenkomsten voortvloeiende verbintenissen.
1. Dit hoofdstuk is van toepassing op maatregelen van de partijen of de overeenkomstsluitende Cariforum-staten, die van invloed zijn op de grensoverschrijdende dienstverlening met uitzondering van:
a. audiovisuele diensten;
b. nationale cabotage in het zeevervoer16) ;
c. binnenlandse en internationale luchtvervoerdiensten, ongeacht of het gaat om lijndiensten of niet, en diensten die rechtstreeks verband houden met de uitoefening van verkeersrechten, andere dan:
i. reparatie en onderhoud van luchtvaartuigen waarbij het luchtvaartuig buiten dienst wordt gesteld;
ii. verkoop en marketing van luchtvervoersdiensten;
iii. geautomatiseerde boekingssystemen (CRS);
iv. andere aanverwante diensten die de exploitatie van luchtvaartuigen vergemakkelijken, zoals grondafhandelingsdiensten, verhuur van luchtvaartuigen met bemanning en luchthavenbeheer.
2. Voor de toepassing van dit hoofdstuk:
a. wordt „grensoverschrijdende dienstverlening” gedefinieerd als het verlenen van een dienst:
i. vanaf het grondgebied van een partij naar het grondgebied van de andere partij (vorm van dienstverlening 1);
ii. op het grondgebied van een partij ten behoeve van een dienstafnemer van de andere partij (vorm van dienstverlening 2);
b. omvatten „diensten” alle diensten in elke sector behalve bij de uitoefening van overheidsgezag verleende diensten;
c. betekent „een bij de uitoefening van overheidsgezag verleende dienst” elke dienst die noch op commerciële basis, noch in concurrentie met één of meer dienstverleners wordt verleend;
d. is een „dienstverlener” een natuurlijke of rechtspersoon die een dienst aanbiedt of verleent;
e. wordt onder „dienstverlener van een partij” verstaan een in de EG of in een overeenkomstsluitende Cariforum-staat gevestigde natuurlijke of rechtspersoon die een dienst aanbiedt of verleent;
f. omvat „verlening van een dienst” de productie, distributie, marketing, verkoop en levering van een dienst.
1. Wat de markttoegang via grensoverschrijdende dienstverlening betreft, geven de EG en de overeenkomstsluitende Cariforum-staat diensten en dienstverleners van de andere partij geen ongunstiger behandeling dan die waarin is voorzien in de in bijlage IV opgenomen specifieke verbintenissen.
2. In sectoren waarvoor verbintenissen betreffende markttoegang worden aangegaan, worden de volgende maatregelen door de EG en de overeenkomstsluitende Cariforum-staten niet gehandhaafd of genomen, noch op basis van een regionale onderverdeling, noch voor hun gehele grondgebied, tenzij in bijlage IV anders is bepaald:
a. beperkingen van het aantal dienstverleners in de vorm van numerieke quota, monopolies, exclusieve dienstverleners dan wel in de vorm van de eis van een onderzoek naar de economische behoefte;
b. beperkingen van de totale waarde van transacties of activa in verband met diensten in de vorm van numerieke quota dan wel de eis van een onderzoek naar de economische behoefte;
c. beperkingen van het totale aantal dienstentransacties of de totale hoeveelheid geleverde diensten, in bepaalde numerieke eenheden uitgedrukt in de vorm van quota of de eis van een onderzoek naar de economische behoefte.
1. Wat de sectoren betreft waarvoor in bijlage IV verbintenissen inzake de markttoegang zijn opgenomen, en onder voorbehoud van de in die bijlage vermelde voorwaarden en kwalificaties, behandelen de EG en de overeenkomstsluitende Cariforum-staten diensten en dienstverleners van de andere partij niet ongunstiger dan hun eigen soortgelijke diensten en dienstverleners in verband met alle maatregelen die van invloed zijn op de grensoverschrijdende dienstverlening.
2. De EG en de overeenkomstsluitende Cariforum-staten kunnen aan de verplichting in lid 1 voldoen door diensten en dienstverleners van de andere partij hetzij formeel op gelijke wijze als de eigen soortgelijke diensten en dienstverleners te behandelen hetzij formeel een verschillende behandeling te geven.
3. Een formeel gelijke of een formeel verschillende behandeling wordt als ongunstiger beschouwd indien deze de mededingingsvoorwaarden wijzigt ten gunste van diensten of dienstverleners van de EG of de overeenkomstsluitende Cariforum-staten ten opzichte van soortgelijke diensten of dienstverleners van de andere partij.
4. Specifieke verbintenissen die op grond van dit artikel zijn aangegaan, worden niet zodanig uitgelegd dat de EG of de overeenkomstsluitende Cariforum-staten verplicht zijn compensatie te bieden voor aan concurrentienadelen die inherent zijn aan de buitenlandse aard van de desbetreffende commerciële diensten en dienstverleners.
De door de EG en de overeenkomstsluitende Cariforum-staten ingevolge dit hoofdstuk geliberaliseerde sectoren en de beperkingen, door middel van voorbehouden, van de markttoegang en de nationale behandeling voor diensten en dienstverleners van de andere partij in die sectoren zijn opgenomen in de lijsten van verbintenissen in bijlage IV.
1. Ten aanzien van alle maatregelen in dit hoofdstuk die van invloed zijn op de grensoverschrijdende dienstverlening:
a. geeft de EG diensten en dienstverleners van de overeenkomstsluitende Cariforum-staten een behandeling die niet ongunstiger is dan de meest gunstige behandeling die van toepassing is op soortgelijke diensten en dienstverleners uit derde landen waarmee zij na de ondertekening van deze overeenkomst een overeenkomst inzake economische integratie heeft gesloten;
b. geven de overeenkomstsluitende Cariforum-staten diensten en dienstverleners van de EG een behandeling die niet ongunstiger is dan de meest gunstige behandeling die van toepassing is op soortgelijke diensten en dienstverleners uit belangrijke handelsmachten waarmee zij na de ondertekening van deze overeenkomst een overeenkomst inzake economische integratie hebben gesloten.
2. Wanneer een partij of een overeenkomstsluitende Cariforum-staat een regionale economische integratieovereenkomst sluit, waarbij een interne markt wordt opgericht of waarbij van de partijen wordt vereist dat zij hun wetgeving in belangrijke mate onderling aanpassen teneinde niet-discriminerende belemmeringen voor de handel in diensten uit de weg ruimen, valt de behandeling die de betrokken partij of overeenkomstsluitende Cariforum-staat aan diensten en dienstverleners uit derde landen toekent in sectoren waarop de interne markt of de belangrijke onderlinge aanpassing van wetgeving van toepassing is, niet onder de bepalingen van lid 117) .
3. De in lid 1 neergelegde verplichtingen zijn niet van toepassing op de behandeling die wordt gegeven:
a. in het kader van maatregelen met betrekking tot de erkenning van kwalificaties, vergunningen of prudentiële maatregelen in overeenstemming met artikel VII van de GATS of de bijlage betreffende financiële diensten daarbij,
b. in het kader van een internationale overeenkomst of regeling die geheel of hoofdzakelijk betrekking heeft op belastingheffing, of
c. in het kader van maatregelen waarop een in de in artikel II, lid 2, van de GATS bedoelde lijst opgenomen uitzondering op het meestbegunstigingsbeginsel van toepassing is.
4. Voor de toepassing van deze bepaling wordt onder „belangrijke handelsmacht” verstaan elk ontwikkeld land of elk land dat in het jaar vóór de inwerkingtreding van de in lid 1 bedoelde overeenkomst inzake economische integratie een aandeel van meer dan één (1) procent in de mondiale uitvoer van goederen had, of elke groep landen die individueel, collectief of via een overeenkomst inzake economische integratie handelend in het jaar vóór de inwerkingtreding van de in lid 1 bedoelde overeenkomst inzake economische integratie een aandeel van meer dan anderhalf (1,5) procent in de mondiale uitvoer van goederen had18) .
5. Wanneer een overeenkomstsluitende Cariforum-staat partij wordt bij een overeenkomst inzake economische integratie met een derde partij als bedoeld in lid 1, onder b), en die overeenkomst erin voorziet dat de derde partij een gunstiger behandeling krijgt dan die welke de overeenkomstsluitende Cariforum-staat de EG uit hoofde van deze overeenkomst geeft, treden de partijen hierover in overleg. De partijen kunnen besluiten of de betrokken overeenkomstsluitende Cariforumstaat de EG de gunstiger behandeling uit hoofde van de overeenkomst inzake economische integratie mag ontzeggen. De Gezamenlijke Raad Cariforum-EG kan de nodige maatregelen nemen om de bepalingen van deze overeenkomst aan te passen.
1. Dit hoofdstuk is van toepassing op maatregelen van de partijen of de overeenkomstsluitende Cariforum-staten inzake de toegang tot en het tijdelijke verblijf op hun grondgebied van stafpersoneel, afgestudeerde stagiairs, verkopers van zakelijke diensten, dienstverleners op contractbasis, beoefenaars van een vrij beroep en tijdelijke bezoekers voor zaken, in overeenstemming met artikel 60, lid 5.
2. Voor de toepassing van dit hoofdstuk wordt verstaan onder:
a. „stafpersoneel”: natuurlijke personen die werkzaam zijn bij een andere rechtspersoon uit de EG of de overeenkomstsluitende Cariforum-staten dan een organisatie zonder winstoogmerk en die verantwoordelijk zijn voor het opzetten van dan wel een goed toezicht op en een goede administratie en exploitatie van een commerciële aanwezigheid.
Tot het stafpersoneel behoren ook „zakelijke bezoekers” die verantwoordelijk zijn voor het opzetten van een commerciële aanwezigheid, en „binnen de onderneming overgeplaatste personen”.
– „Zakelijke bezoekers” zijn natuurlijke personen met een staffunctie die verantwoordelijk zijn voor het opzetten van een commerciële aanwezigheid. Zij verrichten geen directe transacties met het grote publiek en ontvangen geen beloning van een bron die is gevestigd in het gastland (EG of overeenkomstsluitende Cariforum-staat).
– „Binnen de onderneming overgeplaatste personen” zijn natuurlijke personen uit de EG of de overeenkomstsluitende Cariforum-staten die ten minste één jaar werknemer of partner zijn bij een rechtspersoon en die tijdelijk zijn overgeplaatst naar een commerciële aanwezigheid op het grondgebied van de andere partij. De betrokken natuurlijke persoon moet tot een van de volgende categorieën behoren:
1. Managers:
Leden van het hoger leidinggevend personeel van een rechtspersoon die in de eerste plaats verantwoordelijk zijn voor het management van de commerciële aanwezigheid, onder het algemene toezicht van de raad van bestuur of van de aandeelhouders of daarmee gelijkgestelde personen vallen en voornamelijk van hen orders krijgen, zoals:
i. personen die leiding geven aan een commerciële aanwezigheid of een afdeling of onderafdeling daarvan;
ii. personen die belast zijn met het toezicht op de werkzaamheden van andere toezichthoudende, gespecialiseerde of leidinggevende werknemers;
iii. personen die persoonlijk bevoegd zijn werknemers in dienst te nemen en te ontslaan, of indienstneming of ontslag van werknemers of andere maatregelen in het kader van het personeelsbeleid aan te bevelen;
2. Specialisten:
binnen een rechtspersoon werkzame personen die beschikken over uitzonderlijke kennis die van wezenlijk belang is voor de productie, de onderzoeksuitrusting, technische procedés of het management van de commerciële aanwezigheid. Bij de beoordeling van deze kennis wordt niet alleen rekening gehouden met specifieke kennis met betrekking tot de commerciële aanwezigheid, maar ook met de vraag of de betrokkene in hoge mate gekwalificeerd is voor werkzaamheden of voor een beroep waarvoor specifieke technische kennis of het behoren tot een erkende beroepsgroep vereist is;
b. „afgestudeerde stagiairs”: natuurlijke personen uit de EG of de overeenkomstsluitende Cariforum-staten die al ten minste een jaar in dienst zijn bij een daar gevestigde rechtspersoon, een universitaire graad hebben en tijdelijk zijn overgeplaatst naar een commerciële aanwezigheid of naar de moedermaatschappij van de rechtspersoon op het grondgebied van de andere partij, met het oog op de ontwikkeling van hun carrière of om een opleiding te krijgen in zakelijke technieken of methoden19) ;
c. „verkopers van zakelijke diensten”: natuurlijke personen uit de EG of de overeenkomstsluitende Cariforum-staten die als vertegenwoordiger van een daar gevestigde dienstverlener tijdelijk toegang wensen te krijgen tot het grondgebied van de andere partij om onderhandelingen te voeren over de verkoop van diensten of om overeenkomsten aan te gaan over de verkoop van diensten ten behoeve van die dienstverlener. Zij verkopen niet rechtstreeks aan het grote publiek en ontvangen geen beloning van een bron die is gevestigd in het gastland (EG of overeenkomstsluitende Cariforum-staat);
d. „dienstverleners op contractbasis”: natuurlijke personen uit de EG of uit de overeenkomstsluitende Cariforum-staten die in dienst zijn bij een daar gevestigde rechtspersoon die geen commerciële aanwezigheid op het grondgebied van de andere partij heeft en een bonafide contract (anders dan via een uitzendbureau als bedoeld in CPC 872) heeft gesloten voor de verlening van diensten aan een eindverbruiker op het grondgebied van laatstgenoemde partij, waarvoor de tijdelijke aanwezigheid van zijn werknemers aldaar vereist is om het dienstverleningscontract uit te voeren;
e. „beoefenaars van een vrij beroep”: natuurlijke personen uit de EG of de overeenkomstsluitende Cariforum-staten die daar als zelfstandige dienstverlener gevestigd zijn, geen commerciële aanwezigheid op het grondgebied van de andere partij hebben en een degelijk („bona fide”) contract (anders dan via een uitzendbureau als bedoeld in CPC 872) hebben gesloten voor de verlening van diensten aan een eindverbruiker op het grondgebied van laatstgenoemde partij, waarvoor de tijdelijke aanwezigheid van zijn werknemers aldaar vereist is om het dienstverleningscontract uit te voeren20) ;
f. „kwalificaties”: diploma's, certificaten en andere bewijsmiddelen (van een officiële kwalificatie), afgegeven door een in de wet- of regelgeving of in administratieve bepalingen aangewezen autoriteit, waarbij de succesvolle afsluiting van een beroepsopleiding wordt geattesteerd.
1. Voor elke overeenkomstig hoofdstuk 2 van deze titel geliberaliseerde sector staan de EG en de overeenkomstsluitende Cariforum-staten, behoudens de in bijlage IV opgenomen voorbehouden, investeerders van de andere partij toe in hun commerciële aanwezigheden natuurlijke personen van die andere partij in dienst te hebben, mits die werknemers behoren tot het stafpersoneel dan wel afgestudeerd stagiair zijn, zoals gedefinieerd in artikel 80. De toegang en het tijdelijke verblijf van stafpersoneel en afgestudeerde stagiairs geldt voor een periode van ten hoogste drie jaar voor binnen de onderneming overgeplaatste personen, negentig dagen binnen een periode van twaalf maanden voor zakelijke bezoekers en één jaar voor afgestudeerde stagiairs.
2. Voor elke overeenkomstig hoofdstuk 2 van deze titel geliberaliseerde sector worden, tenzij anderszins bepaald in bijlage IV, de maatregelen die de EG en de overeenkomstsluitende Cariforum-staten niet mogen handhaven of vaststellen voor hetzij een bepaalde regio hetzij hun gehele grondgebied beschreven als beperking van het totale aantal natuurlijke personen dat een investeerder als stafpersoneel of als afgestudeerde stagiair in een bepaalde sector in dienst mag hebben, in de vorm van een maximaal aantal of van een eis van een onderzoek naar de economische behoefte, en als discriminerende beperking.
Voor elke overeenkomstig hoofdstuk 2 of 3 van deze titel geliberaliseerde sector staan de EG en de overeenkomstsluitende Cariforum-staten, behoudens de in bijlage IV opgenomen voorbehouden, de toegang en het tijdelijke verblijf van verkopers van zakelijke diensten toe voor een periode van ten hoogste negentig dagen gedurende een periode van twaalf maanden.
1. De EG en de overeenkomstsluitende Cariforum-staten bevestigen hun respectieve verplichtingen in verband met de verbintenissen die zij in het kader van de GATS zijn aangegaan ten aanzien van de toegang en het tijdelijke verblijf van dienstverleners op contractbasis en beoefenaars van een vrij beroep.
2. Onverminderd lid 1 staat de EG, onder de hieronder en in bijlage IV genoemde voorwaarden, toe dat dienstverleners op contractbasis uit de overeenkomstsluitende Cariforum-staten door middel van de aanwezigheid van natuurlijke personen op het grondgebied van haar lidstaten diensten verlenen in de volgende subsectoren:
1. juridisch advies op het gebied van internationaal publiekrecht en buitenlands recht (d.w.z. niet-EU-recht);
2. accountants en boekhouders;
3. belastingconsulenten;
4. architecten;
5. stedenbouwkundigen en landschapsarchitecten;
6. ingenieurs;
7. ingenieurs: geïntegreerde diensten;
8. artsen en tandartsen;
9. dierenartsen;
10. verloskundigen;
11. verpleegkundigen, fysiotherapeuten en paramedisch personeel;
12. diensten in verband met computers;
13. onderzoeks- en ontwikkelingswerk;
14. reclame;
15. markt- en opinieonderzoek;
16. advies op het gebied van bedrijfsbeheer;
17. diensten in verband met advies op het gebied van bedrijfsbeheer;
18. technische testen en toetsen;
19. aanverwante wetenschappelijke en technische adviezen;
20. onderhoud en reparatie van werktuigen en transportmiddelen, met name in het kader van servicecontracten na verkoop of lease;
21. chef-koks;
22. mannequins;
23. vertalers en tolken;
24. inspectie van bouwterreinen;
25. hoger onderwijs (alleen particulier gefinancierde diensten);
26. milieudiensten;
27. reisbureaus en reisorganisatoren;
28. toeristengidsen;
29. amusement, behalve audiovisuele diensten.
Onverminderd lid 1 staan de overeenkomstsluitende Cariforumstaten onder de hieronder en in bijlage IV genoemde voorwaarden toe dat dienstverleners op contractbasis uit de EG door middel van de aanwezigheid van natuurlijke personen op het grondgebied van hun lidstaten diensten verlenen.
Op de verbintenissen van de EG en de overeenkomstsluitende Cariforum-staten zijn de volgende voorwaarden van toepassing:
a. de natuurlijke personen moeten voor het verlenen van een dienst tijdelijk zijn aangetrokken als werknemer van een rechtspersoon die een dienstencontract heeft gesloten voor een periode van ten hoogste twaalf maanden;
b. de natuurlijke personen die het grondgebied van de andere partij binnenkomen, moeten de desbetreffende diensten al ten minste gedurende het jaar onmiddellijk voorafgaande aan de datum van indiening van het verzoek om toegang tot dat grondgebied als werknemer van de rechtspersoon die de diensten verleent, aanbieden. Bovendien moeten zij op de datum van indiening van het verzoek om toegang tot het grondgebied van de andere partij ten minste drie jaar beroepservaring21) hebben in de economische sector waarop het contract betrekking heeft;
c. met uitzondering in het geval van mannequins, chef-koks en dienstverleners op het gebied van amusement, behalve van audiovisuele diensten, moeten natuurlijke personen die het grondgebied van de andere partij binnenkomen, in het bezit zijn van i) een universitaire graad of een kwalificatie waarmee hun kennis op een gelijkwaardig niveau wordt aangetoond22) en ii) kwalificaties voor de uitoefening van het beroep wanneer dit vereist is om een activiteit te kunnen uitoefenen overeenkomstig de wet- of regelgeving of de eisen van de EG of van de overeenkomstsluitende Cariforum-staat waar de dienst wordt verleend;
d. de natuurlijke persoon ontvangt gedurende zijn verblijf op het grondgebied van de andere partij geen andere beloning voor de dienstverlening dan die welke door de dienstverlener op contractbasis wordt betaald;
e. de toegang van natuurlijke personen tot en hun tijdelijke verblijf op het grondgebied van de betrokken partij geldt voor een cumulatieve periode van niet meer dan zes maanden of, voor Luxemburg, vijfentwintig weken, gedurende een periode van twaalf maanden of voor de looptijd van het contract, afhankelijk van wat korter is;
f. de in het kader van dit artikel verleende toegang betreft uitsluitend de dienst waarop het contract betrekking heeft, en geeft geen recht op het voeren van de beroepstitel van de partij op het grondgebied waarvan de dienst wordt verleend;
g. het aantal personen dat bij het dienstverleningscontract betrokken is, mag niet groter zijn dan noodzakelijk voor de uitvoering van het contract, zoals kan worden bepaald door de wet- en regelgeving en de eisen van de partij op het grondgebied waarvan de dienst wordt verleend;
h. andere in bijlage IV gespecificeerde discriminerende beperkingen, waaronder die met betrekking tot het aantal natuurlijke personen in de vorm van een onderzoek naar de economische behoefte.
3. Onverminderd lid 1 staat de EG, onder de hieronder en in bijlage IV genoemde voorwaarden, toe dat beoefenaars van een vrij beroep uit de overeenkomstsluitende Cariforum-staten op het grondgebied van haar lidstaten diensten verlenen in de volgende subsectoren:
1. juridisch advies op het gebied van internationaal publiekrecht en buitenlands recht (d.w.z. niet-EU-recht);
2. architecten;
3. stedenbouwkundigen en landschapsarchitecten;
4. ingenieurs;
5. ingenieurs: geïntegreerde diensten;
6. diensten in verband met computers;
7. onderzoeks- en ontwikkelingswerk;
8. markt- en opinieonderzoek;
9. advies op het gebied van bedrijfsbeheer;
10. diensten in verband met advies op het gebied van bedrijfsbeheer;
11. vertalers en tolken.
Onverminderd lid 1 staan de overeenkomstsluitende Cariforumstaten onder de hieronder en in bijlage IV genoemde voorwaarden toe dat beoefenaars van een vrij beroep uit de EG op het grondgebied van hun lidstaten diensten verlenen.
Op de verbintenissen van de EG en de overeenkomstsluitende Cariforum-staten zijn de volgende voorwaarden van toepassing:
a. de natuurlijke personen moeten voor het verlenen van een dienst tijdelijk zijn aangetrokken als op het grondgebied van de andere partij gevestigde zelfstandige en een dienstencontract hebben gesloten voor een periode van ten hoogste twaalf maanden;
b. natuurlijke personen die het grondgebied van de andere partij binnenkomen, moeten op de datum van indiening van het verzoek om toegang tot dat grondgebied ten minste zes jaar beroepservaring hebben in de economische sector waarop het contract betrekking heeft;
c. natuurlijke personen die het grondgebied van de andere partij binnenkomen, moeten in het bezit zijn van i) een universitaire graad of een kwalificatie waarmee hun kennis op een gelijkwaardig niveau wordt aangetoond23) en ii) kwalificaties voor de uitoefening van het beroep wanneer dit vereist is om een activiteit te kunnen uitoefenen overeenkomstig de wet- of regelgeving of de eisen van de EG of van de overeenkomstsluitende Cariforum-staat waar de dienst wordt verleend;
d. de toegang van natuurlijke personen tot en hun tijdelijke verblijf op het grondgebied van de betrokken partij geldt voor een cumulatieve periode van niet meer dan zes maanden of, voor Luxemburg, vijfentwintig weken, gedurende een periode van twaalf maanden of voor de looptijd van het contract, afhankelijk van wat korter is;
e. de in het kader van dit artikel verleende toegang heeft uitsluitend betrekking op de dienst waarop het contract betrekking heeft, en geeft geen recht op het voeren van de beroepstitel van de partij op het grondgebied waarvan de dienst wordt verleend;
f. andere in bijlage IV gespecificeerde discriminerende beperkingen, waaronder die met betrekking tot het aantal natuurlijke personen in de vorm van een onderzoek naar de economische behoefte.
1. De EG en de overeenkomstsluitende Cariforum-staten streven, in overeenstemming met hun respectieve wetgeving, naar vergemakkelijking van de toegang van tijdelijke bezoekers voor zaken uit de EG of uit de overeenkomstsluitende Cariforumstaten, naargelang van het geval, tot hun grondgebied en van hun verblijf aldaar wanneer dezen de volgende activiteiten wensen uit te oefenen:
a. onderzoek en ontwerp: technische, wetenschappelijke en statistische onderzoekers namens een op het grondgebied van de andere partij gevestigde onderneming;
b. marketingonderzoek: personeel dat onderzoek, waaronder marktonderzoek, doet en analyses maakt namens een op het grondgebied van de andere partij gevestigde onderneming;
c. opleidingsseminars: personeel van een onderneming in de EG of in de overeenkomstsluitende Cariforum-staten die het grondgebied van de andere partij binnenkomen om een opleiding te krijgen in technieken en arbeidspraktijken die worden gebruikt door ondernemingen of organisaties op het grondgebied van die partij, mits de ontvangen opleiding beperkt is tot waarneming, het vertrouwd worden en klassikaal onderricht;
d. beurzen en tentoonstellingen: personeel dat op een beurs reclame maakt voor zijn onderneming of voor de producten of diensten van die onderneming;
e. verkoop: vertegenwoordigers en agenten die bestellingen opnemen of onderhandelen over contracten voor een op het grondgebied van de andere partij gevestigde onderneming, maar die geen goederen afleveren;
f. inkoop: inkopers voor een onderneming dan wel bestuurders of toezichthoudend personeel die betrokken zijn bij een handelstransactie op het grondgebied van de andere partij;
g. personeel op het gebied van toerisme (vertegenwoordigers van hotels of van reisbureaus, gidsen of reisorganisaties) dat een toerismecongres bijwoont of daaraan deelneemt,
mits zij geen goederen of diensten aan het grote publiek verkopen of hun goederen en diensten niet zelf leveren, niet op eigen naam een beloning ontvangen van een bron binnen de EG of binnen de overeenkomstsluitende Cariforum-staat waar zij tijdelijk verblijven, en geen diensten leveren in het kader van een contract dat is gesloten tussen een rechtspersoon zonder commerciële aanwezigheid in de EG of de overeenkomstsluitende Cariforum-staat waar de tijdelijke bezoekers voor zaken verblijven en een consument in de EG of de overeenkomstsluitende Cariforum-staat.
2. Wanneer de toegang tot en het tijdelijke verblijf op het desbetreffende grondgebied wordt toegestaan, geldt dit voor ten hoogste 90 dagen gedurende een periode van twaalf maanden.
1. Geen enkele bepaling in deze titel belet de EG en de overeenkomstsluitende Cariforum-staten te eisen dat natuurlijke personen de kwalificaties en/of de beroepservaring hebben die op het grondgebied waar de dienst wordt verleend voor de betrokken sector van economische activiteit zijn voorgeschreven.
2. De partijen moedigen de desbetreffende beroepsorganisaties op hun respectieve grondgebied aan gezamenlijk aanbevelingen over wederzijdse erkenning te ontwikkelen en aan het Handels- en ontwikkelingscomité Cariforum-EG voor te leggen, teneinde ervoor te zorgen dat investeerders en dienstverleners volledig of gedeeltelijk voldoen aan de door de EG en de overeenkomstsluitende Cariforum-staten toegepaste criteria voor het verlenen van vergunningen aan en voor de werkzaamheden en de certificering van investeerders en dienstverleners, in het bijzonder voor beoefenaars van vrije beroepen.
3. Met name moedigen de partijen de desbetreffende beroepsorganisaties op hun respectieve grondgebied aan uiterlijk drie jaar na de inwerkingtreding van deze overeenkomst onderhandelingen aan te knopen om gezamenlijk dergelijke aanbevelingen over wederzijdse erkenning te ontwikkelen en aan het Handels- en ontwikkelingscomité Cariforum-EG voor te leggen voor onder meer de volgende onderwerpen: accountancy, architectuur, ingenieurswetenschappen en toerisme.
4. Wanneer het Handels- en ontwikkelingscomité Cariforum-EG een aanbeveling als bedoeld in het voorgaande lid ontvangt, beoordeelt het die aanbeveling binnen een redelijke termijn, teneinde vast te stellen of die in overeenstemming is met deze overeenkomst.
5. Wanneer overeenkomstig de procedure van lid 2 wordt vastgesteld dat een in dat lid bedoelde aanbeveling in overeenstemming met deze overeenkomst is en er een voldoende mate van analogie bestaat tussen de desbetreffende regelingen van de partijen en de overeenkomstsluitende Cariforum-staten, onderhandelen de partijen via hun bevoegde autoriteiten over een overeenkomst inzake de wederzijdse erkenning van eisen, kwalificaties, vergunningen en andere regelingen, teneinde deze aanbeveling ten uitvoer te leggen.
6. Dergelijke overeenkomsten dienen in overeenstemming te zijn met de desbetreffende bepalingen van de WTO-overeenkomst en in het bijzonder met artikel VII van de GATS.
7. Het Handels- en ontwikkelingscomité Cariforum-EG bespreekt de op het punt van de wederzijdse erkenning gemaakte vorderingen om de twee jaar.
Behoudens artikel 235, lid 3, reageren de partijen en de overeenkomstsluitende Cariforum-staten onverwijld op alle verzoeken van de andere partij om specifieke informatie over hun algemene maatregelen of internationale overeenkomsten die betrekking hebben of van invloed zijn op deze overeenkomst. De partijen richten ook één of meer infomatiepunten in om op verzoek specifieke informatie aan investeerders en dienstverleners van de andere partij te verstrekken over alle aangelegenheden van dien aard. Deze informatiepunten worden vermeld in bijlage V. Wetten en regelingen behoeven niet bij de informatiepunten te worden neergelegd.
1. Wanneer voor het verlenen van een dienst of voor een commerciële aanwezigheid waarvoor een specifieke verbintenis is aangegaan, een vergunning vereist is, delen de bevoegde autoriteiten van de partijen en de overeenkomstsluitende Cariforum-staten de aanvrager binnen een redelijke termijn na de indiening van de volgens de nationale wet- en regelgeving als volledig aangemerkte aanvraag mede welk gevolg zij hieraan hebben gegeven. Op verzoek van de aanvrager verschaffen, naargelang van het geval, de bevoegde autoriteiten van de partijen of van de overeenkomstsluitende Cariforum-staten onverwijld informatie over de status van de aanvraag.
2. De partijen en de overeenkomstsluitende Cariforum-staten houden gerechtelijke, scheidsrechtelijke of administratieve tribunalen of procedures in stand, of voeren deze in, die op verzoek van een betroffen investeerder of dienstverlener administratieve beslissingen met betrekking tot de commerciële aanwezigheid, de grensoverschrijdende dienstverlening of de tijdelijke aanwezigheid van natuurlijke personen voor zaken terstond onderzoeken en, indien gerechtvaardigd, passende maatregelen nemen.
Wanneer deze procedures niet onafhankelijk zijn van de instantie die bevoegd is om het betrokken administratieve besluit te nemen, zorgen de partijen en de overeenkomstsluitende Cariforum-staten ervoor dat de procedures de facto in een objectief en onpartijdig onderzoek voorzien.
1. Voor zover de handel in diensten in verband met computers in overeenstemming met de hoofdstukken 2, 3 en 4 van deze titel geliberaliseerd is, onderschrijven de EG en de overeenkomstsluitende Cariforum-staten de in de leden 2, 3 en 4 neergelegde afspraak.
2. CPC 84, de VN-code voor diensten in verband met computers, heeft betrekking op de basisfuncties voor alle diensten met betrekking tot computers: computerprogramma's, gedefinieerd als de instructies waardoor computers kunnen werken of met elkaar kunnen communiceren (met inbegrip van de ontwikkeling en implementatie ervan), gegevensverwerking en -opslag, en aanverwante diensten, zoals het geven van adviezen en opleidingen aan het personeel van de klanten.
Technologische ontwikkelingen hebben geleid tot een toename van het aanbod van deze diensten als een pakket verwante diensten die alle of een deel van deze basisfuncties kunnen omvatten. Zo bestaan diensten als web- of domeinhosting, datamining en gridcomputing allemaal uit een combinatie van basisfuncties van de diensten in verband met computers.
3. De diensten in verband met computers omvatten, ook indien zij via een netwerk zoals internet worden geleverd, alle diensten op het gebied van:
a. advies, strategie, analyse, planning, specificatie, ontwerp, ontwikkeling, installatie, implementatie, integratie, testen, debuggen, updaten, ondersteuning, technische hulp of beheer van of voor computers of computersystemen, of
b. computerprogramma's, gedefinieerd als de instructies (op zich) waardoor computers kunnen werken of communiceren, plus advies, strategie, analyse, planning, specificatie, ontwerp, ontwikkeling, installatie, implementatie, integratie, testen, debuggen, updaten, aanpassen, onderhoud, ondersteuning, technische hulp, beheer of gebruik van of voor computerprogramma's, of
c. diensten in verband met de verwerking, opslag en hosting van gegevens of diensten in verband met databanken, of
d. onderhoud en reparatie van kantoormachines, met inbegrip van computers, of
e. opleidingen voor het personeel van klanten in verband met computerprogramma's, computers of computersystemen die niet elders zijn ingedeeld.
4. Diensten in verband met computers maken vaak andere diensten (zoals bankieren), elektronisch of anderszins, mogelijk.
Er is echter een groot verschil tussen de ondersteunende dienst (bv. webhosting of applicatiehosting) en de inhouds- of hoofddienst die elektronisch wordt geleverd (bv. bankieren). In dergelijke gevallen valt de inhouds- of hoofddienst niet onder CPC 84.
1. Deze afdeling bevat de beginselen van het regelgevingskader voor alle koeriersdiensten die in overeenstemming met de hoofdstukken 2, 3 en 4 van deze titel zijn geliberaliseerd.
2. Voor de toepassing van deze afdeling en van de hoofdstukken 2, 3 en 4 van deze titel wordt verstaan onder:
a. „universele dienst”: het overal op het grondgebied van de EG en de overeenkomstsluitende Cariforum-staten permanent aanbieden van een postdienst met een bepaalde kwaliteit tegen prijzen die voor alle gebruikers betaalbaar zijn;
b. „individuele vergunning”: een vergunning die door een regelgevende instantie aan een individuele dienstverlener wordt gegeven en die nodig is om een bepaalde dienst te verlenen.
In overeenstemming met de bepalingen van titel IV, hoofdstuk 1, worden door de EG of de overeenkomstsluitende Cariforumstaten passende maatregelen gehandhaafd of ingevoerd om te voorkomen dat dienstverleners die, alleen of samen met anderen, de voorwaarden voor deelneming (wat prijs en aanbod betreft) in de desbetreffende markt voor koeriersdiensten door het gebruik van hun eigen marktpositie in belangrijke mate kunnen beïnvloeden, overgaan tot concurrentieverstorende praktijken of deze voortzetten.
De EG en elke overeenkomstsluitende Cariforum-staat hebben elk het recht de aard van de universeledienstverplichtingen vast te stellen die zij in stand wensen te houden. Deze verplichtingen worden niet per se concurrentieverstorend geacht, mits zij op een transparante, niet-discriminerende en uit concurrentieoogpunt neutrale wijze worden uitgevoerd en geen grotere last vertegenwoordigen dan nodig is voor de soort door de EG of de overeenkomstsluitende Cariforum-staten vastgestelde universele dienst.
1. Een individuele vergunning kan alleen worden verlangd voor diensten die binnen de werkingssfeer van de universele dienst vallen.
2. Wanneer een individuele vergunning vereist is, wordt het volgende algemeen bekendgemaakt:
a. alle vergunningscriteria en de periode die normaliter nodig is om een besluit over de vergunningsaanvraag te nemen, en
b. de voorwaarden voor individuele vergunningen.
3. De redenen voor het afwijzen van een individuele vergunning worden de aanvrager op diens verzoek meegedeeld en er wordt op het niveau van de EG en de overeenkomstsluitende Cariforum-staten een beroepsprocedure bij een onafhankelijke instantie vastgesteld. Deze procedure moet transparant, niet-discriminerend en evenredig zijn en op objectieve criteria berusten.
Regelgevende instanties moeten wettelijk gescheiden zijn van en mogen geen verantwoording verschuldigd zijn aan een verlener van koeriersdiensten. De besluiten die de regelgevende instanties nemen en de procedures die zij toepassen, zijn voor alle marktdeelnemers gelijk.
1. Voor de toepassing van deze titel wordt verstaan onder:
a. „telecommunicatiediensten”: alle diensten bestaande in de transmissie en ontvangst van elektromagnetische signalen, maar niet de economische activiteit bestaande in de levering van inhoud die voor het transport afhankelijk is van telecommunicatie;
b. een „regelgevende instantie” in de telecommunicatiesector: de instantie of instanties die belast is/zijn met de in dit hoofdstuk bedoelde regelgeving in verband met de telecommunicatie;
c. „essentiële telecommunicatiefaciliteiten”: faciliteiten in het kader van een openbaar telecommunicatienetwerk en een openbare telecommunicatiedienst die:
i. uitsluitend of voornamelijk ter beschikking worden gesteld door één of een beperkt aantal leveranciers, en
ii. bij het verlenen van een dienst niet op haalbare wijze economisch of technisch kunnen worden vervangen;
d. een „grote leverancier” in de telecommunicatiesector: een leverancier die de voorwaarden voor deelneming (wat prijs en aanbod betreft) in de desbetreffende markt voor telecommunicatiediensten door zijn controle over essentiële faciliteiten of door zijn marktpositie te gebruiken, in belangrijke mate kan beïnvloeden;
e. „interconnectie”: de koppeling met leveranciers die publieke telecommunicatienetwerken of -diensten aanbieden teneinde het gebruikers van een leverancier mogelijk te maken te communiceren met gebruikers van een andere leverancier en toegang te krijgen tot door een andere leverancier geleverde diensten;
f. „universele dienst”: het pakket van diensten van een bepaalde kwaliteit dat op het grondgebied van de EG en de overeenkomstsluitende Cariforum-staten tegen een betaalbare prijs beschikbaar moet worden gesteld voor alle gebruikers, ongeacht hun geografische locatie; de omvang en de implementatie van dit pakket worden door de EG en door de overeenkomstsluitende Cariforum-staten vastgesteld.
2. Deze afdeling bevat de beginselen van het regelgevingskader voor de volgende telecommunicatiediensten, met uitzondering van de omroep, die in overeenstemming met de hoofdstukken 2, 3 en 4 van deze titel zijn geliberaliseerd: spraaktelefonie, pakketgeschakelde en circuitgeschakelde datatransmissiediensten, telexdiensten, telegraafdiensten, facsimilediensten, particuliere huurlijnen en mobiele en persoonlijke communicatiediensten en -systemen.
1. Regelgevende instanties voor telecommunicatiediensten zijn juridisch en functioneel onafhankelijk van leveranciers van telecommunicatiediensten.
2. De regelgevende instantie heeft voldoende bevoegdheden om de sector te reguleren. De taken van de regelgevende instantie worden duidelijk en in een gemakkelijk toegankelijke vorm bekendgemaakt, in het bijzonder wanneer meer dan één instantie met die taken belast is.
3. De beslissingen die de regelgevende instanties nemen en de procedures die zij toepassen, zijn voor alle marktdeelnemers gelijk.
4. Een door de beslissing van de regelgevende instantie getroffen leverancier kan beroep tegen die beslissing aantekenen bij een beroepsinstantie die onafhankelijk van de betrokken partijen is. Wanneer de beroepsinstantie geen rechtbank is, motiveert zij haar besluit altijd schriftelijk en kunnen haar beslissingen door een onpartijdige en onafhankelijke gerechtelijke instantie worden herzien. Beslissingen van beroepsinstanties worden daadwerkelijk ten uitvoer gelegd.
1. Een vergunning voor het verlenen van diensten wordt zoveel mogelijk verleend op grond van niet meer dan een kennisgeving.
2. Er kan een vergunning vereist zijn voor de aanpak van kwesties betreffende de toekenning van nummers en frequenties. De vergunningsvoorwaarden worden algemeen bekendgemaakt.
3. Wanneer een vergunning vereist is:
a. worden alle vergunningscriteria en de periode die normaliter nodig is om een beslissing over de aanvraag van een vergunning te nemen, algemeen bekendgemaakt;
b. worden de redenen voor afwijzing van een vergunning de aanvrager op diens verzoek schriftelijk bekendgemaakt;
c. kan de aanvrager van een vergunning zich tot een beroepsinstantie wenden wanneer een vergunning ten onrechte wordt geweigerd;
d. zijn de door de EG of de overeenkomstsluitende Cariforumstaten verlangde tarieven voor het verlenen van een vergunning niet hoger dan de administratieve kosten die normaliter met het beheer van, het toezicht op en de handhaving van de vergunningen gemoeid zijn.
In overeenstemming met de bepalingen van titel IV, hoofdstuk 1, worden door de EG of de overeenkomstsluitende Cariforumstaten passende maatregelen gehandhaafd of ingevoerd om te voorkomen dat leveranciers, die, alleen of samen met anderen, een grote leverancier zijn, overgaan tot concurrentieverstorende praktijken of deze voortzetten. Deze concurrentiebeperkende praktijken zijn onder meer:
a. het toepassen van kruissubsidiëring op concurrentiebeperkende wijze;
b. het gebruiken van informatie van concurrenten op concurrentiebeperkende wijze;
c. het niet tijdig aan andere dienstverleners beschikbaar stellen van technische informatie over essentiële faciliteiten en van commercieel relevante informatie die deze dienstverleners voor het leveren van hun diensten nodig hebben.
1. Iedere leverancier die vergunning heeft om telecommunicatiediensten te verlenen, heeft het recht met andere leveranciers van algemene telecommunicatienetwerken en -diensten te onderhandelen over interconnectie. In beginsel worden afspraken over interconnectie gemaakt op basis van commerciële onderhandelingen tussen de betrokken ondernemingen.
2. De regelgevende instanties zien erop toe dat leveranciers die bij onderhandelingen over interconnectieregelingen informatie van een andere onderneming ontvangen, die informatie uitsluitend gebruiken voor het doel waarvoor die werd geleverd en dat zij de vertrouwelijkheid van de verstrekte of opgeslagen informatie te allen tijde respecteren.
3. Op elk punt in het netwerk waar dat technisch haalbaar is, moet worden gezorgd voor interconnectie met een grote leverancier. Deze interconnectie moet worden geleverd:
a. op niet-discriminerende voorwaarden (inclusief technische normen en specificaties) en tegen niet-discriminerende tarieven, en met een kwaliteit die niet lager is dan die welke wordt geboden voor de eigen soortgelijke diensten, voor soortgelijke diensten van niet-verbonden dienstverleners of voor dochterondernemingen of andere verbonden ondernemingen;
b. binnen een redelijke termijn, op voorwaarden (inclusief technische normen en specificaties) en tegen tarieven24) die transparant, economisch redelijk en voldoende gescheiden zijn, zodat de leverancier niet hoeft te betalen voor netwerkonderdelen of -faciliteiten die hij voor de levering van zijn diensten niet nodig heeft;
c. op verzoek, via extra aansluitpunten, in aanvulling op de aan de meeste gebruikers aangeboden netwerkaansluitpunten, tegen een vergoeding die gebaseerd is op de kosten voor het aanleggen van de noodzakelijke aanvullende faciliteiten.
4. De procedures voor interconnectie met een grote leverancier worden algemeen bekendgemaakt.
5. Grote leveranciers maken hun interconnectieovereenkomsten of hun referentie-interconnectieaanbiedingen algemeen bekend.
6. Een dienstverlener die interconnectie met een grote leverancier verlangt, kan te allen tijde dan wel na een algemeen bekendgemaakte redelijke termijn een beroep doen op een onafhankelijke binnenlandse instantie, zoals een in artikel 95 bedoelde regelgevende instantie, voor de oplossing van geschillen over passende voorwaarden en tarieven voor interconnectie.
Alle procedures voor de toewijzing en het gebruik van schaarse middelen, zoals frequenties, nummers en doorgangsrechten, worden tijdig toegepast op objectieve, transparante en niet-discriminerende wijze. De stand van zaken met betrekking tot de toegewezen frequentiebanden wordt algemeen bekendgemaakt, maar een gedetailleerde identificatie van de frequenties die voor specifiek gebruik door de overheid zijn toegewezen, is niet vereist.
1. De EG en elk van de overeenkomstsluitende Cariforumstaten hebben het recht de soort universeledienstverplichtingen vast te stellen die zij in stand wensen te houden.
2. Deze verplichtingen worden op zich niet concurrentieverstorend geacht, mits zij op transparante, objectieve en niet-discriminerende wijze worden uitgevoerd. De uitvoering van dergelijke verplichtingen is ook neutraal met betrekking tot de mededinging en niet belastender dan nodig is voor de soort universele dienst die door de EG en de overeenkomstsluitende Cariforum-staten wordt vastgesteld.
3. Alle leveranciers komen in aanmerking om de universele dienst te verzorgen. De aanwijzing geschiedt door middel van een efficiënt, transparant en niet-discriminerend mechanisme. Zo nodig beoordelen de EG en de overeenkomstsluitende Cariforum-staten of de universele dienst een oneerlijke belasting is voor de organisatie(s) die hiervoor is (zijn) aangewezen. Wanneer dit op grond van een dergelijke berekening gerechtvaardigd is, bepalen de nationale regelgevende instanties, rekening houdend met het eventuele marktvoordeel dat een organisatie geniet die de universele dienst verleent, of er een mechanisme nodig is om de betrokken leverancier(s) te compenseren of de nettokosten van de universeledienstverplichtingen te delen.
4. De EG en de ondertekenende Cariforum-staten zien erop toe dat:
a. er voor de eindgebruikers gidsen van de abonnees beschikbaar zijn in een door de nationale regelgevende instantie goedgekeurde vorm, gedrukt of elektronisch of beide, en dat die gids regelmatig en ten minste eenmaal per jaar wordt bijgewerkt;
b. organisaties die de onder a) bedoelde diensten verlenen, het beginsel van niet-discriminatie toepassen op de behandeling van informatie die zij van andere organisaties hebben gekregen.
De EG en de overeenkomstsluitende Cariforum-staten waarborgen het vertrouwelijke karakter van het telecommunicatieverkeer dat via een openbaar telecommunicatienetwerk en via openbare telecommunicatiediensten plaatsvindt, alsmede van de gegevens over dat verkeer, zonder daardoor de handel in diensten te beperken.
1. Wanneer tussen leveranciers van telecommunicatienetwerken of -diensten een geschil ontstaat in verband met uit dit hoofdstuk voortvloeiende rechten en verplichtingen, geeft de betrokken nationale regelgevende instantie op verzoek van een van de partijen bij het geschil een bindende beslissing om het geschil op zo kort mogelijke termijn op te lossen.
2. Wanneer een dergelijk geschil het grensoverschrijdend verlenen van diensten betreft, coördineren de betrokken nationale regelgevende instanties hun inspanningen teneinde het geschil op te lossen.
1. Deze afdeling bevat de beginselen van het regelgevingskader voor alle financiële diensten die in overeenstemming met de hoofdstukken 2, 3 en 4 van deze titel zijn geliberaliseerd.
2. Voor de toepassing van dit hoofdstuk en van de hoofdstukken 2, 3 en 4 van deze titel wordt verstaan onder:
a. „financiële dienst”: elke dienst van financiële aard die door een verlener van financiële diensten uit de EG of de overeenkomstsluitende Cariforum-staten wordt aangeboden. Financiële diensten omvatten de volgende activiteiten:
A. Verzekeringen en aanverwante diensten:
1. directe verzekering (met inbegrip van medeverzekering):
i. levensverzekering;
ii. schadeverzekering;
2. herverzekering en retrocessie;
3. verzekeringsbemiddeling, zoals makelaars en agentschappen;
4. ondersteunende diensten voor verzekeringen, zoals adviseurs, actuarissen, risicobeoordeling en de regeling van schade-eisen.
B. Bankdiensten en andere financiële diensten (behalve verzekeringen):
1. aanvaarding van deposito’s en andere terugbetaalbare fondsen van het publiek;
2. alle soorten leningen, waaronder consumentenkrediet en hypotheken, factoring en financiering van commerciële transacties;
3. financiële leasing;
4. alle diensten in verband met het betalingsverkeer en de overmaking van geld, waaronder kredietkaarten, betaalkaarten, debetkaarten, reischeques en bankwissels;
5. garanties en verbintenissen;
6. transacties voor eigen rekening of voor rekening van cliënten, op de beurs of op de onderhandse markt of anderszins, ten aanzien van:
i. geldmarktinstrumenten (met inbegrip van cheques, effecten en depositocertificaten);
ii. deviezen;
iii. derivaten, met inbegrip van termijninstrumenten en opties;
iv. wisselkoers- en rentetariefinstrumenten, waaronder producten als swaps en rentetermijncontracten;
v. verhandelbare effecten;
vi. andere verhandelbare stukken en financiële activa, met inbegrip van ongemunt goud en zilver;
7. deelneming in de uitgifte van alle soorten effecten, met inbegrip van garantieverlening en plaatsing in de hoedanigheid van agent (publiek dan wel particulier) en verlening van diensten in verband met deze uitgiften;
8. financiële bemiddeling;
9. beheer van activa, zoals beheer van contanten of portefeuillebeheer, alle vormen van beheer van collectieve investeringen, beheer van pensioenfondsen, diensten aangaande bewaarneming, depositodiensten en fiduciaire diensten;
10. betalings- en compensatiediensten in verband met financiële activa, met inbegrip van effecten, derivaten en andere verhandelbare instrumenten;
11. verstrekking en doorgifte van financiële informatie en verwerking van financiële gegevens en daarop betrekking hebbende software;
12. advies- en bemiddelingsdiensten en andere ondersteunende financiële diensten voor alle onder 1 tot en met 11 vermelde activiteiten, met inbegrip van kredietonderzoek en -analyse, onderzoek en advies aangaande investeringen en beleggingen, advies over overnames, bedrijfsreorganisaties en strategieën;
b. „verlener van financiële diensten”: een natuurlijke persoon of een rechtspersoon uit de EG of de overeenkomstsluitende Cariforum-staten die financiële diensten verleent of aanbiedt, met uitzondering van openbare instanties;
c. „openbare instantie”:
1. een overheid, centrale bank of monetaire autoriteit van de EG of een overeenkomstsluitende Cariforumstaat of een instantie die het eigendom is van de EG of een overeenkomstsluitende Cariforum-staat of onder zeggenschap staat van de EG of een overeenkomstsluitende Cariforum-staat en die zich in hoofdzaak bezighoudt met de uitvoering van overheidstaken of activiteiten voor overheidsdoeleinden, met uitzondering van instanties die zich in hoofdzaak bezighouden met het verlenen van financiële diensten op commerciële basis, of
2. een particuliere instantie, wanneer deze taken vervult die normalerwijze door een centrale bank of monetaire autoriteit worden vervuld;
d. „nieuwe financiële dienst”: een dienst van financiële aard, met inbegrip van diensten in verband met bestaande of nieuwe producten of de wijze waarop een product wordt geleverd, die niet wordt verleend door verleners van financiële diensten op het grondgebied van de EG of de overeenkomstsluitende Cariforum-staten, doch die op het grondgebied van de andere partij wordt verleend.
1. De EG en de overeenkomstsluitende Cariforum-staten kunnen prudentiële maatregelen vaststellen of handhaven, zoals:
a. de bescherming van investeerders, spaarders, polishouders of personen aan wie een verlener van financiële diensten een fiduciair recht verschuldigd is;
b. het verzekeren van de integriteit en de stabiliteit van hun financieel systeem.
2. Geen enkele bepaling in deze overeenkomst wordt op zodanige wijze uitgelegd dat de EG of de overeenkomstsluitende Cariforum-staten verplicht zijn informatie te verstrekken over de zaken en de rekeningen van individuele cliënten, dan wel vertrouwelijke of geheime informatie bekend te maken die in het bezit is van overheidsinstanties.
1. De partijen en de overeenkomstsluitende Cariforum-staten streven ernaar alle belanghebbenden vooraf in kennis te stellen van elke algemene maatregel die de EG of de overeenkomstsluitende Cariforum-staten willen vaststellen, teneinde hen de mogelijkheid te bieden commentaar op de maatregel te leveren.
Dergelijke maatregelen worden bekendgemaakt:
a. door officiële publicatie, of
b. in enige andere vorm, schriftelijk of elektronisch.
2. De EG en de overeenkomstsluitende Cariforum-staten stellen belanghebbenden in kennis van hun voorschriften voor het indienen van aanvragen met betrekking tot het verlenen van financiële diensten.
De EG of de betrokken overeenkomstsluitende Cariforum-staat stelt de indiener van een aanvraag op diens verzoek in kennis van de status van zijn aanvraag. Indien de EG of de betrokken overeenkomstsluitende Cariforum-staat aanvullende informatie van de aanvrager nodig heeft, stelt zij of hij de aanvrager daarvan onverwijld in kennis.
De EG en de overeenkomstsluitende Cariforum-staten streven ernaar de tenuitvoerlegging en de toepassing van internationaal overeengekomen normen voor de regelgeving en het toezicht in de financiëledienstensector te bevorderen.
De EG en de overeenkomstsluitende Cariforum-staten staan verleners van financiële diensten van de andere partij toe nieuwe financiële diensten te verlenen die overeenstemmen met de diensten waarvoor zij hun eigen verleners van financiële diensten krachtens hun interne wetgeving onder soortgelijke omstandigheden toestemming verlenen. De EG en de overeenkomstsluitende Cariforum-staten kunnen de rechtsvorm vaststellen waaronder de dienst kan worden verleend en zij kunnen de betrokken dienstverlening aan een vergunningsplicht onderwerpen. Wanneer een vergunning vereist is, wordt hieromtrent binnen een redelijke termijn een besluit genomen en kan de vergunning uitsluitend om prudentiële redenen worden geweigerd.
1. De EG en de overeenkomstsluitende Cariforum-staten staan verleners van financiële diensten van de andere partij toe gegevens in elektronische of in andere vorm met het oog op gegevensverwerking van en naar hun grondgebied te verzenden, wanneer de verwerking van deze gegevens noodzakelijk is in het kader van de normale transacties van de betrokken verleners van financiële diensten.
2. De EG en de overeenkomstsluitende Cariforum-staten stellen passende waarborgen vast voor de bescherming van de persoonlijke levenssfeer en van de fundamentele rechten en vrijheden van natuurlijke personen, in het bijzonder met betrekking tot de overdracht van persoonlijke gegevens.
1. Geen enkele bepaling in deze titel wordt uitgelegd als beletsel voor de EG en de overeenkomstsluitende Cariforumstaten en hun organen om op hun grondgebied bij uitsluiting activiteiten te verrichten of diensten te verlenen die deel uitmaken van een wettelijke pensioenregeling of een wettelijk stelsel van sociale zekerheid, tenzij die activiteiten volgens de interne regelgeving van de EG of de betrokken overeenkomstsluitende Cariforum-staat door financiële dienstverleners in concurrentie met overheidsorganen of particuliere instellingen mogen worden uitgevoerd.
2. Geen enkele bepaling in deze overeenkomst is van toepassing op de activiteiten van een centrale bank of een monetaire autoriteit of van enige andere overheidsinstantie die bevoegd is voor het monetaire beleid of het wisselkoersbeleid.
3. Geen enkele bepaling in deze titel wordt uitgelegd als beletsel voor de EG en de overeenkomstsluitende Cariforumstaten en hun organen om op hun grondgebied bij uitsluiting activiteiten te verrichten of diensten te verlenen voor rekening van, gegarandeerd door of met financiële middelen van de EG of de overeenkomstsluitende Cariforum-staat of hun organen.
1. Deze afdeling bevat de beginselen met betrekking tot de liberalisering van diensten op het gebied van het internationale zeevervoer in overeenstemming met de hoofdstukken 2, 3 en 4 van deze titel.
2. Voor de toepassing van deze afdeling en van de hoofdstukken 2, 3 en 4 van deze titel:
a. omvat „internationaal zeevervoer” ook vervoer van deur tot deur en multimodaal vervoer, zijnde het vervoer van goederen met behulp van meer dan één wijze van vervoer, waaronder ook vervoer over zee, met een enkel vervoersdocument, en in verband daarmee ook het recht rechtsreeks met ondernemingen op het gebied van andere wijzen van vervoer contracten te sluiten;
b. wordt onder „behandeling van zeevracht” verstaan: activiteiten van stuwadoorsbedrijven en terminalexploitanten, maar zonder de activiteiten van dokwerkers, wanneer dezen niet door de stuwadoorsbedrijven of terminalexploitanten zijn tewerkgesteld. De hier bedoelde activiteiten omvatten de organisatie van en het toezicht op:
i. het laden en lossen van schepen;
ii. het sjorren en losmaken van vracht;
iii. het in ontvangst nemen en bewaken van vracht vóór verscheping of na lossing;
c. wordt onder „inklaring” verstaan: de afhandeling van douaneformaliteiten namens een derde met betrekking tot de in-, uit- of doorvoer van vracht, ongeacht of deze dienst de hoofdactiviteit van de dienstverlener is of een gebruikelijke aanvulling op de hoofdactiviteit;
d. wordt onder „diensten in verband met de opslag van containers” verstaan: de opslag van containers op het haventerrein of verder landinwaarts, om ze te laden of te lossen, te repareren en gereed te maken voor verscheping;
e. wordt onder „diensten van scheepsagenten” verstaan: activiteiten waarbij de zakelijke belangen van één of meer scheepvaartlijnen of scheepvaartmaatschappijen binnen een bepaald geografisch gebied door een agent worden behartigd voor de volgende doeleinden:
i. marketing en verkoop van zeevervoer en aanverwante diensten, van de prijsopgave tot de facturering, alsmede het afgeven van vrachtbrieven namens de maatschappijen, het contracteren en weer verkopen van de nodige aanverwante diensten, het opstellen van documenten en het verschaffen van bedrijfsinformatie;
ii. namens de ondernemingen, het verblijf van een schip in een haven organiseren of, indien nodig, vracht overnemen;
f. wordt onder „expediteursdiensten” verstaan: de activiteit waarbij namens een verzender de verscheping wordt georganiseerd en gevolgd, door vervoersdiensten en aanverwante diensten te contracteren, documenten op te stellen en bedrijfsinformatie te verschaffen.
3. Gezien het huidige niveau van de liberalisering tussen de partijen op het gebied van het internationale zeevervoer:
a. passen de EG en de overeenkomstsluitende Cariforumstaten het beginsel van onbeperkte toegang tot de internationale markten voor zeevervoer op commerciële en niet-discriminatoire grondslag daadwerkelijk toe;
b. geven de EG en de overeenkomstsluitende Cariforum-staten schepen die de vlag van de andere partij of van een overeenkomstsluitende Cariforum-staat voeren, of die geëxploiteerd worden door dienstverleners van de andere partij, geen ongunstiger behandeling dan die welke zij aan hun eigen schepen geven ten aanzien van onder meer de toegang tot havens, het gebruik van de haveninfrastructuur en van aanvullende maritieme havendiensten, de daarmee verband houdende vergoedingen en heffingen, de douanefaciliteiten en de toewijzing van ligplaatsen en laad- en losfaciliteiten.
4. Bij de toepassing van deze beginselen zullen de EG en de overeenkomstsluitende Cariforum-staten:
a. in toekomstige bilaterale overeenkomsten met derde landen geen vrachtverdelingsregelingen met betrekking tot zeevervoerdiensten, met inbegrip van het vervoer van droge en vloeibare bulkladingen en het lijnverkeer, opnemen en binnen een redelijke termijn dergelijke vrachtverdelingsregelingen beëindigen wanneer deze nog in vroegere bilaterale overeenkomsten voorkomen;
b. bij de inwerkingtreding van deze overeenkomst alle unilaterale maatregelen en administratieve, technische en andere belemmeringen die een beperkende of discriminerende invloed op het vrij verrichten van diensten op het gebied van het internationale zeevervoer kunnen hebben, opheffen en afzien van de invoering ervan.
5. De EG en de overeenkomstsluitende Cariforum-staten staan verleners van diensten op het gebied van het internationale zeevervoer van de andere partij toe een commerciële aanwezigheid op hun grondgebied te hebben, onder voorwaarden ten aanzien van de vestiging en exploitatie die niet ongunstiger zijn dan die welke zij aan haar eigen dienstverleners of aan dienstverleners uit derde landen toekennen, indien deze laatsten betere voorwaarden genieten.
6. De EG en de overeenkomstsluitende Cariforum-staten geven de verleners van diensten op het gebied van het internationale zeevervoer van de andere partij op redelijke en niet-discriminerende voorwaarden toegang tot de volgende havendiensten:
loodsen, sleepboothulp, bevoorrading met levensmiddelen, brandstof en water, ophalen en verwerken van afval, kapiteinsdiensten, navigatiehulp, diensten vanaf de wal die essentieel zijn voor het functioneren van een schip, waaronder communicatie, water- en elektriciteitsvoorziening, faciliteiten voor noodreparaties, verankering, aan- en afmeren.
Deze afdeling bevat de beginselen van het regelgevingskader voor alle toeristische diensten die in overeenstemming met de hoofdstukken 2, 3 en 4 van deze titel zijn geliberaliseerd.
In overeenstemming met de bepalingen van titel IV, hoofdstuk 1, worden door de EG of de overeenkomstsluitende Cariforumstaten passende maatregelen gehandhaafd of ingevoerd om te beletten dat dienstverleners, met name in de context van distributienetwerken van toeristische producten26) , de voorwaarden voor deelneming in de desbetreffende markt voor toeristische diensten in belangrijke mate kunnen beïnvloeden door over te gaan tot concurrentieverstorende praktijken of deze voort te zetten, onder meer door misbruik te maken van hun dominante marktpositie, door de vaststelling van oneerlijke prijzen, exclusiviteitsclausules, weigering overeenkomsten te sluiten, gebonden verkoop, kwantitatieve beperkingen of verticale integratie.
De EG en de overeenkomstsluitende Cariforum-staten streven ernaar de overdracht van technologie op commerciële grondslag naar commerciële aanwezigheden in de overeenkomstsluitende Cariforum-staten te bevorderen.
De EG en de overeenkomstsluitende Cariforum-staten streven ernaar de deelname van kleine en middelgrote ondernemingen aan toeristische dienstverlening te bevorderen.
In overeenstemming met artikel 85 werken de partijen samen op het gebied van de wederzijdse erkenning van eisen, kwalificaties, vergunningen en andere regelingen.
De partijen stimuleren de deelname van dienstverleners uit de Cariforum-staten aan internationale, regionale, subregionale, bilaterale en particuliere financieringsprogramma's ter ondersteuning van een duurzame ontwikkeling van het toerisme.
De partijen en de overeenkomstsluitende Cariforum-staten stimuleren de naleving, op redelijke en objectieve wijze en zonder dat dit onnodige handelsbelemmeringen opwerpt, van milieu- en kwaliteitsnormen op toeristisch gebied, en streven ernaar de participatie van de overeenkomstsluitende Cariforumstaten in internationale organisaties die milieu- en kwaliteitsnormen voor het toerisme vaststellen, te bevorderen.
1. In verband met de asymmetrie tussen de ontwikkelingsniveaus van de partijen werken de partijen samen bij de bevordering van het toerisme in de overeenkomstsluitende Cariforum-staten.
2. Behoudens artikel 7 komen de partijen overeen op de volgende terreinen samen te werken, onder meer door ondersteuning te bevorderen:
a. verbetering van de systemen van nationale rekeningen, teneinde de invoering van satellietrekeningen voor toerisme op regionaal en plaatselijk niveau te vergemakkelijken;
b. opbouwen van capaciteit voor milieubeheer in toeristische gebieden op regionaal en plaatselijk niveau;
c. ontwikkeling van marketingstrategieën voor toeristische diensten via internet voor kleine en middelgrote ondernemingen;
d. mechanismen om te zorgen voor een effectieve participatie van de overeenkomstsluitende Cariforum-staten in organen die internationale normen voor duurzaam toerisme ontwikkelen, programma's om de gelijkwaardigheid tussen nationale en regionale normen voor duurzaam toerisme enerzijds en internationale normen ter zake anderzijds te bereiken en te garanderen, en programma's die erop gericht zijn het niveau van naleving van de normen voor duurzaam toerisme door regionale verleners van toeristische diensten te verhogen;
e. uitwisselingsprogramma's en opleidingen op toeristisch gebied, waaronder taalopleidingen, voor verleners van toeristische diensten.
1. De partijen komen overeen ervaringen, informatie en goede praktijken uit te wisselen en elkaar te raadplegen over in deze afdeling genoemde onderwerpen die van belang zijn voor de handel tussen de partijen. Het Handels- en ontwikkelingscomité Cariforum-EG ontwikkelt de wijze waarop deze regelmatige dialoog over in deze afdeling genoemde onderwerpen vorm kan worden gegeven.
2. De partijen nodigen particuliere en andere belanghebbenden uit voor deze dialoog, indien dit ter zake dienende is en de partijen het erover eens zijn.
3. De partijen zijn het erover eens dat een regelmatige dialoog nuttig is voor het verstrekken van reisadviezen.
1. De partijen erkennen dat elektronische handel de handelsmogelijkheden in vele sectoren verruimt en komen overeen de ontwikkeling van hun onderlinge elektronische handel te bevorderen, met name door samenwerking op het gebied van de vraagstukken die in het kader van de bepalingen in deze titel door de elektronische handel worden opgeworpen.
2. De partijen zijn het erover eens dat de ontwikkeling van de elektronische handel volledig in overeenstemming moet zijn met de hoogste internationale normen inzake gegevensbescherming, teneinde ervoor te zorgen dat de gebruikers vertrouwen in de elektronische handel hebben.
3. De partijen komen overeen leveringen via elektronische middelen te beschouwen als leveringen van diensten in de zin van hoofdstuk 3 van deze titel, waarover geen douanerechten verschuldigd zijn.
1. De partijen onderhouden een dialoog over regelgevingskwesties in verband met de elektronische handel, onder meer over de volgende onderwerpen:
a. erkenning van aan het grote publiek afgegeven certificaten voor elektronische handtekeningen en bevordering van grensoverschrijdende certificeringsdiensten;
b. aansprakelijkheid van dienstverleners die als tussenpersoon optreden bij de doorgifte of de opslag van informatie;
c. behandeling van ongevraagde elektronische commerciële communicatie;
d. consumentenbescherming op het gebied van de elektronische handel;
e. andere kwesties die van belang zijn voor de ontwikkeling van de elektronische handel.
2. Deze samenwerking kan de vorm aannemen van de uitwisseling van informatie over de wetgeving van de partijen en de overeenkomstsluitende Cariforum-staten met betrekking tot deze kwesties en de tenuitvoerlegging van die wetgeving.
1. De partijen erkennen het belang van technische samenwerking en bijstand in aanvulling op de liberalisering van diensten en investeringen, ter ondersteuning van de inspanningen van de overeenkomstsluitende Cariforum-staten om hun dienstverleningscapaciteit te versterken, ter bevordering van de uitvoering van de verbintenissen die zij in het kader van deze titel zijn aangegaan en om de doelstellingen van deze overeenkomst te bereiken.
2. Behoudens artikel 7 komen de partijen overeen samen te werken, onder meer door ondersteuning te verlenen voor technische bijstand, opleiding en opbouw van capaciteit op, onder meer, de volgende terreinen:
a. verbetering van het vermogen van dienstverleners uit de overeenkomstsluitende Cariforum-staten om informatie te verzamelen over en zich te houden aan de regelgeving en de normen van de EG op communautair, nationaal en subnationaal niveau;
b. verbetering van de uitvoercapaciteit van dienstverleners uit de overeenkomstsluitende Cariforum-staten, met speciale aandacht voor de marketing van toeristische en culturele diensten, de behoeften van kleine en middelgrote ondernemingen, franchising en het voeren van onderhandelingen over overeenkomsten over wederzijdse erkenning;
c. bevordering van de interactie en de dialoog tussen dienstverleners uit de EG en de overeenkomstsluitende Cariforum-staten;
d. behandeling van kwaliteits- en normkwesties voor de sectoren waarvoor de overeenkomstsluitende Cariforumstaten in het kader van deze overeenkomst verbintenissen zijn aangegaan ten aanzien van hun binnenlandse en regionale markt en van de handel tussen de partijen, teneinde hun deelname aan de ontwikkeling en vaststelling van normen voor duurzaam toerisme te verzekeren;
e. ontwikkeling en tenuitvoerlegging van regelgeving voor specifieke dienstensectoren op regionaal Cariforum-niveau en in de overeenkomstsluitende Cariforum-staten voor sectoren waarvoor zij in het kader van deze overeenkomst verbintenissen zijn aangegaan;
f. instelling van mechanismen voor de bevordering van investeringen en joint ventures tussen dienstverleners uit de EG en de overeenkomstsluitende Cariforum-staten, en uitbreiding van de capaciteiten van instanties voor investeringsbevordering in de overeenkomstsluitende Cariforumstaten.
Onder voorbehoud van artikel 124 verbinden de overeenkomstsluitende Cariforum-staten en de EG zich ertoe alle betalingen in vrij converteerbare valuta voor lopende transacties tussen ingezetenen van de EG en van de Cariforum-staten toe te staan en geen beperkingen dienaangaande vast te stellen.
1. Wat de verrichtingen op de kapitaalrekening van de betalingsbalans betreft, verbinden de overeenkomstsluitende Cariforum-staten en de EG zich ertoe geen beperkingen vast te stellen voor het vrije kapitaalverkeer in verband met overeenkomstig de wetgeving van het gastland verrichte directe investeringen en overeenkomstig de bepalingen van titel II verrichte investeringen, alsook in verband met de liquidatie en repatriëring van dat kapitaal en van alle opbrengsten daarvan.
2. De partijen plegen overleg teneinde hun onderlinge kapitaalverkeer te vergemakkelijken met het oog op de verwezenlijking van de doelstellingen van deze overeenkomst.
1. Wanneer betalingen en kapitaalbewegingen tussen de partijen in uitzonderlijke omstandigheden ernstige moeilijkheden veroorzaken of dreigen te veroorzaken voor het monetair beleid of het wisselkoersbeleid van één of meer Cariforum-staten of één of meer lidstaten van de Europese Unie, kunnen de EG of de betrokken overeenkomstsluitende Cariforum-staat of -staten voor ten hoogste zes maanden strikt noodzakelijke vrijwaringsmaatregelen ten aanzien van kapitaalverkeer nemen.
2. De Gezamenlijke Raad Cariforum-EG wordt onverwijld van de vaststelling van vrijwaringsmaatregelen en zo spoedig mogelijk van een tijdschema voor de intrekking ervan in kennis gesteld.
Voor de toepassing van dit hoofdstuk wordt verstaan onder:
1. „mededingingsautoriteit”: voor de EG de Europese Commissie, en voor de Cariforum-staten één of meer van de volgende mededingingsautoriteiten: de mededingingscommissie van de Caricom en de Comisión Nacional de Defensa de la Competencia van de Dominicaanse Republiek;
2. „handhavingsprocedure”: een door de bevoegde mededingingsautoriteit van een partij ingestelde procedure tegen één of meer ondernemingen met het oog op de vaststelling en ondervanging van concurrentieverstorend gedrag;
3. „mededingingsrecht”:
a. voor de EG de artikelen 81, 82 en 86 van het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap en de uitvoeringsbepalingen of wijzigingen daarvan;
b. voor de Cariforum-staten hoofdstuk 8 van het Herziene Verdrag van Chaguaramas van 5 juli 2001, nationaal mededingingsrecht dat voldoet aan het Herziene Verdrag van Chaguaramas en het nationale mededingingsrecht van de Bahama's en de Dominicaanse Republiek. Vanaf de inwerkingtreding van deze overeenkomst wordt de vaststelling van wetgeving op dit gebied via het Handels- en ontwikkelingscomité Cariforum-EG onder de aandacht van de EG gebracht.
De partijen erkennen het belang van een vrije en onvervalste mededinging voor hun handelsbetrekkingen. Zij erkennen dat concurrentiebeperkende praktijken de goede werking van de markten kunnen verstoren en in het algemeen de voordelen van de liberalisering van het handelsverkeer ondergraven. Zij komen derhalve overeen dat de volgende concurrentiebeperkende praktijken onverenigbaar zijn met de goede werking van deze overeenkomst, voor zover zij de handel tussen de partijen nadelig kunnen beïnvloeden:
a. overeenkomsten en onderling afgestemde feitelijke gedragingen van ondernemingen, die tot doel of tot gevolg hebben dat de concurrentie op het gehele grondgebied van de EG of van de Cariforum-staten of op een aanzienlijk deel ervan wordt verhinderd of aanzienlijk wordt beperkt;
b. misbruik door één of meer ondernemingen van marktmacht op het gehele grondgebied van de EG of van de Cariforum-staten of op een aanzienlijk deel ervan.
1. De partijen en de overeenkomstsluitende Cariforum-staten zorgen ervoor dat zij binnen 5 jaar na de inwerkingtreding van deze overeenkomst over wetgeving ter bestrijding van onder hun rechtsbevoegdheid vallend concurrentiebeperkend gedrag beschikken en de in artikel 125, lid 1, bedoelde instanties hebben opgericht.
2. Bij de inwerkingtreding van de wetgeving en de oprichting van de in lid 1 bedoelde instanties geven de partijen uitvoering aan artikel 128. De partijen komen voorts overeen de werking van dit hoofdstuk te beoordelen na een op de tenuitvoerlegging van artikel 128 volgende periode van zes jaar waarin wederzijds vertrouwen tussen hun mededingingsautoriteiten moet worden opgebouwd.
1. Elke mededingingsautoriteit kan de andere mededingingsautoriteiten in kennis stellen van haar bereidheid tot samenwerking bij de rechtshandhaving. Deze samenwerking belet de partijen en de overeenkomstsluitende Cariforum-staten niet om autonoom besluiten te nemen.
2. Om de daadwerkelijke toepassing van hun respectieve mededingingswetgeving te bevorderen, kunnen de mededingingsautoriteiten informatie uitwisselen, voor zover deze niet vertrouwelijk is. Alle uitwisseling van informatie is onderworpen aan de in elke partij en in de overeenkomstsluitende Cariforumstaten toepasselijke vertrouwelijkheidsnormen.
3. Elke mededingingsautoriteit kan de andere mededingingsautoriteiten in kennis stellen van informatie waarover zij beschikt en waaruit blijkt dat op het grondgebied van de andere partij binnen de werkingssfeer van dit hoofdstuk vallende concurrentiebeperkende praktijken plaatsvinden. De mededingingsautoriteit van elke partij beslist in overeenstemming met haar goede praktijken over de vorm waarin informatie wordt uitgewisseld. Elke mededingingsautoriteit kan ook in de volgende gevallen de andere mededingingsautoriteiten in kennis stellen van door haar uitgevoerde rechtshandhavingsprocedures:
i. de onderzochte activiteit vindt volledig of voor een aanzienlijk deel plaats binnen de rechtsbevoegdheid van een van de andere mededingingsautoriteiten;
ii. de maatregel die waarschijnlijk zal worden vastgesteld, leidt tot een verbod van gedragingen op het grondgebied van de andere partij of de overeenkomstsluitende Cariforumstaten;
iii. bij de onderzochte activiteit gaat het om gedragingen waarvan wordt vermoed dat zij door de andere partij of door een van de overeenkomstsluitende Cariforum-staten worden vereist, aangemoedigd of goedgekeurd.
1. Geen enkele bepaling van deze overeenkomst belet een partij of een overeenkomstsluitende Cariforum-staat om in overeenstemming met hun respectieve wetgeving publieke of private monopolies aan te wijzen of te handhaven.
2. Met betrekking tot overheidsondernemingen en ondernemingen met speciale of exclusieve rechten zien de partijen en de overeenkomstsluitende Cariforum-staten erop toe dat na de datum van inwerkingtreding van deze overeenkomst geen maatregelen worden vastgesteld of gehandhaafd die de handel in goederen of diensten tussen de partijen in die mate verstoren dat zij in strijd zijn met de belangen van de partijen, en dat de bedoelde ondernemingen zijn onderworpen aan de mededingingsregels, voor zover de toepassing van die regels de jure of de facto geen belemmering vormt voor de uitvoering van de hun opgedragen taken.
3. In afwijking van lid 2 komen de partijen overeen dat overheidsondernemingen die in de overeenkomstsluitende Cariforum-staten overeenkomstig de respectieve regelgeving onderworpen zijn aan specifieke sectorale voorschriften, niet gebonden zijn door of vallen onder de bepalingen van dit artikel.
4. De partijen en de overeenkomstsluitende Cariforum-staten passen, zonder afbreuk te doen aan hun verplichtingen uit hoofde van de WTO-Overeenkomst, alle commerciële staatsmonopolies geleidelijk aan, zodat er uiterlijk aan het eind van het vijfde jaar na de inwerkingtreding van deze overeenkomst, wat de voorwaarden voor de aan- en verkoop van goederen en diensten betreft, geen discriminatie meer bestaat tussen goederen en diensten van oorsprong uit de EG en die van oorsprong uit de Cariforum-staten of tussen onderdanen van de lidstaten van de Europese Unie en die van de Cariforum-staten, tenzij een dergelijke discriminatie inherent is aan het bestaan van het desbetreffende monopolie.
5. Het Handels- en ontwikkelingscomité Cariforum-EG wordt in kennis gesteld van de vaststelling van sectorale voorschriften in de zin van lid 3 en van de maatregelen die worden genomen ter uitvoering van lid 4.
1. De partijen zijn het eens over het belang van technische bijstand en capaciteitsopbouw om de tenuitvoerlegging van de verbintenissen uit hoofde van dit hoofdstuk te bevorderen en de doelstellingen van dit hoofdstuk te verwezenlijken en in het bijzonder om te waarborgen dat het mededingingsbeleid en de handhaving van de voorschriften doelmatig en degelijk zijn, met name tijdens de in artikel 127 genoemde periode voor het opbouwen van wederzijds vertrouwen.
2. Behoudens artikel 7 komen de partijen overeen op de volgende terreinen samen te werken, onder meer door ondersteuning te bevorderen:
a. het efficiënt functioneren van de mededingingsautoriteiten van de Cariforum-staten;
b. bijstand bij het opstellen van richtsnoeren, van handleidingen en, zo nodig, van wetgeving;
c. terbeschikkingstelling van onafhankelijke deskundigen;
d. het aanbieden van opleidingen voor bij de uitvoering en handhaving van het mededingingsbeleid betrokken stafpersoneel.
1. De partijen zijn het erover eens dat stimulering van innovatie en creativiteit het concurrentievermogen doet toenemen en een cruciaal element is voor hun economisch partnerschap en voor het bereiken van een duurzame ontwikkeling, het bevorderen van de onderlinge handel en het zorgen voor een geleidelijke integratie van de Cariforum-staten in de wereldeconomie.
2. Zij erkennen dat bescherming en handhaving van intellectuele eigendom een belangrijke rol speelt bij de stimulering van creativiteit, innovatie en het concurrentievermogen, en zijn vastbesloten te zorgen voor een toenemend beschermingsniveau dat past bij hun ontwikkelingsniveau.
Dit hoofdstuk heeft ten doel:
a. bevordering van innovatie, met inbegrip van milieu-innovatie, door ondernemingen op het grondgebied van de partijen;
b. stimulering van het concurrentievermogen van ondernemingen, en met name middelgrote, kleine en micro-ondernemingen, op het grondgebied van de partijen;
c. vereenvoudiging van de productie en commercialisering van innovatieve en creatieve producten tussen de partijen;
d. bereiken van een adequaat en doeltreffend beschermings- en handhavingsniveau voor intellectuele-eigendomsrechten;
e. bijdragen aan de bevordering van technologische innovatie en aan de overdracht en verspreiding van technologie en knowhow;
f. stimulering, ontwikkeling en bevordering van coöperatieve onderzoeks- en ontwikkelingsactiviteiten op het gebied van wetenschap en technologie tussen de partijen, alsmede de ontwikkeling van duurzame banden tussen de wetenschappelijke gemeenschappen van de partijen;
g. stimulering, ontwikkeling en bevordering van coöperatieve productie- en ontwikkelingsactiviteiten op het gebied van de creatieve industrieën tussen de partijen, alsmede de ontwikkeling van duurzame banden tussen de creatieve gemeenschappen van de partijen;
h. bevordering en versterking van regionale coöperatieve activiteiten waarbij ook de ultraperifere gebieden van de Europese Gemeenschap betrokken zijn, teneinde deze gebieden en de Cariforum-staten de mogelijkheid te bieden van elkaars nabijheid te profiteren door de ontwikkeling van een innovatief en concurrerend regionaal gebied.
De partijen erkennen dat regionale beleidsmaatregelen noodzakelijk zijn om de doelstellingen van deze afdeling volledig te bereiken. De Cariforum-staten stemmen ermee in meer actie op regionaal niveau te ondernemen teneinde ondernemingen een regelgevend en beleidskader te bieden dat bevorderlijk is voor de stimulering van het concurrentievermogen door innovatie en creativiteit.
1. De deelname van de partijen en de overeenkomstsluitende Cariforum-staten aan bestaande en toekomstige kaderprogramma's, specifieke programma's en andere activiteiten van de andere partij zal worden vereenvoudigd en bevorderd, voor zover de interne regels van de desbetreffende partij inzake de toegang tot de betrokken programma's en activiteiten dit toestaan.
2. Het Handels- en ontwikkelingscomité Cariforum-EG kan aanbevelingen doen om de deelname van instellingen en ondernemingen uit de Cariforum-staten aan de in lid 1 bedoelde programma's te bevorderen en het zal zich periodiek een beeld vormen van deze deelname.
1. De partijen erkennen dat de bevordering van creativiteit en innovatie van wezenlijk belang is voor de ontwikkeling van ondernemerschap en van het concurrentievermogen en om de algemene doelstellingen van deze overeenkomst te bereiken.
2. Behoudens de artikelen 7 en 134 van deze overeenkomst komen de partijen overeen op de volgende terreinen samen te werken, onder meer door ondersteuning te bevorderen:
a. bevordering van innovatie, diversificatie, modernisering, ontwikkeling en product- en proceskwaliteit in het bedrijfsleven;
b. bevordering van creativiteit en design, in het bijzonder in middelgrote, kleine en micro-ondernemingen, en uitwisselingen tussen netwerken van designcentra in de EG en in de Cariforum-staten;
c. bevordering van dialoog en uitwisseling van ervaringen en informatie tussen netwerken van marktdeelnemers;
d. technische bijstand, conferenties, seminars, uitwisselingsbezoeken, onderzoek naar industriële en technische kansen, deelname aan discussiebijeenkomsten en algemene en sectorale handelsbeurzen;
e. bevordering van contacten en industriële samenwerking tussen marktdeelnemers, stimulering van gezamenlijke investeringen en netwerken door middel van bestaande en toekomstige programma's;
f. bevordering van partnerschappen voor onderzoeks- en ontwikkelingsactiviteiten in de Cariforum-staten teneinde hun innovatiesystemen te verbeteren;
g. intensivering van de activiteiten ter bevordering van netwerken, innovatie en de overdracht van technologie tussen partners uit de Cariforum-staten en de Europese Gemeenschap.
1. De partijen bevorderen de deelname van hun instanties op het gebied van onderzoek en technologische ontwikkeling aan de samenwerkingsactiviteiten, zulks in overeenstemming met hun interne voorschriften. De samenwerkingsactiviteiten kunnen de volgende vorm aannemen:
a. gemeenschappelijke initiatieven om belangstelling te wekken voor de capaciteitsopbouwprogramma's van de Europese Gemeenschap op het gebied van wetenschap en technologie, waaronder de internationale dimensie van het zevende kaderprogramma voor onderzoek en technologische ontwikkeling (KP7) en, in voorkomend geval, mogelijke opvolgerprogramma's;
b. gezamenlijke onderzoeksnetwerken op gebieden van gemeenschappelijk belang;
c. uitwisselingen van onderzoekers en deskundigen teneinde de opstelling van projecten en de deelname aan KP7 en de andere onderzoeksprogramma's van de Europese Gemeenschap te bevorderen;
d. bijeenkomsten van wetenschappers teneinde de informatieuitwisseling en interactie te bevorderen en gebieden voor gezamenlijk onderzoek vast te stellen;
e. bevordering van geavanceerde studies op wetenschappelijk en technologisch gebied, die bijdragen aan een duurzame ontwikkeling van beide partijen op de lange termijn;
f. totstandbrenging van koppelingen tussen de openbare en de particuliere sector;
g. evaluatie van gezamenlijk werk en verspreiding van resultaten;
h. beleidsdialoog en uitwisseling van wetenschappelijke en technologische informatie en ervaringen op regionaal niveau;
i. uitwisseling van informatie op regionaal niveau over regionale wetenschaps- en technologieprogramma's;
j. deelname aan kennis- en innovatiegemeenschappen van het Europese Instituut voor innovatie en technologie.
2. Er wordt speciale aandacht besteed aan de ontwikkeling van het menselijke potentieel, als duurzame basis voor wetenschappelijke en technologische topprestaties, en aan de totstandbrenging van duurzame banden tussen de wetenschappelijke en technologische gemeenschappen van de partijen, zowel op nationaal als op regionaal niveau.
3. In voorkomend geval worden onderzoekscentra, hogeronderwijsinstellingen en andere belanghebbenden, waaronder middelgrote, kleine en micro-ondernemingen, die op het grondgebied van de partijen gevestigd zijn, bij deze samenwerking betrokken.
4. In hun streven naar wetenschappelijke topprestaties die voor beide partijen van voordeel zijn, bevorderen de partijen de deelname van hun entiteiten aan elkaars wetenschappelijke en technologische programma's, overeenkomstig hun respectieve bepalingen inzake de deelname van rechtspersonen uit derde landen.
1. De partijen erkennen dat de informatie- en communicatietechnologie (ICT) in een moderne maatschappij een belangrijke sector is, die van levensbelang is voor de stimulering van creativiteit, innovatie en het concurrentievermogen en voor een soepele overgang naar de informatiemaatschappij.
2. Behoudens de artikelen 7 en 134 komen de partijen overeen op de volgende terreinen samen te werken, onder meer door ondersteuning te bevorderen:
a. de dialoog over de verschillende beleidsaspecten van de bevordering van en het toezicht op de informatiemaatschappij;
b. uitwisseling van informatie over regelgeving;
c. uitwisseling van informatie over normen en interoperabiliteit;
d. bevordering van samenwerking bij onderzoek en ontwikkeling op het gebied van ICT en bij op ICT gebaseerde onderzoeksinfrastructuren;
e. ontwikkeling van niet-commerciële inhoud en van proeftoepassingen op gebieden van grote maatschappelijke betekenis;
f. de opbouw van ICT-capaciteit, met in het bijzonder de bevordering van netwerken en de uitwisseling en opleiding van specialisten, vooral op het gebied van de regelgeving.
1. Met het oog op de verwezenlijking van een duurzame ontwikkeling en om ertoe bij te dragen dat de positieve milieueffecten van deze overeenkomst zo groot mogelijk zijn en negatieve effecten worden vermeden, erkennen de partijen het belang van het stimuleren van innovatievormen die het milieu in alle sectoren van hun economie ten goede komen. Energie-efficiëntie en hernieuwbare energiebronnen zijn ook dergelijke vormen van milieu-innovatie.
2. Behoudens de artikelen 7 en 134 komen de partijen overeen op de volgende terreinen samen te werken, onder meer door ondersteuning te bevorderen:
a. projecten met betrekking tot milieuvriendelijke producten, technologieën, productieprocessen, diensten, management- en bedrijfsmethoden, met inbegrip van die welke betrekking hebben op geschikte toepassingen van waterbesparing en het mechanisme voor een schone ontwikkeling;
b. projecten met betrekking tot energie-efficiëntie en hernieuwbare energie;
c. bevordering van netwerken en clusters op het gebied van milieu-innovatie, ook door middel van publiek-private partnerschappen;
d. uitwisseling van informatie, knowhow en deskundigen;
e. voorlichtings- en opleidingsactiviteiten;
f. voorbereiding van studies en verlenen van technische bijstand;
g. samenwerking bij onderzoek en ontwikkeling;
h. proef- en demonstratieprojecten.
1. De EG en de overeenkomstsluitende Cariforum-staten dragen zorg voor een adequate en effectieve tenuitvoerlegging van de internationale verdragen inzake intellectuele eigendom waarbij zij partij zijn, en van de Overeenkomst inzake de handelsaspecten van de intellectuele eigendom, die is opgenomen in bijlage IC bij de Overeenkomst tot oprichting van de Wereldhandelsorganisatie, hierna de TRIPs-overeenkomst genoemd.
2. De EG en de overeenkomstsluitende Cariforum-staten komen overeen dat de beginselen in artikel 8 van de TRIPsovereenkomst van toepassing zijn op deze afdeling. Voorts zijn de partijen het erover eens dat voor een adequate en doeltreffende handhaving van intellectuele-eigendomsrechten rekening moet worden gehouden met de ontwikkelingsbehoeften van de Cariforum-staten en gezorgd moet worden voor een evenwicht tussen de rechten en verplichtingen van de houders van de rechten en die van de gebruikers, terwijl de EG en de overeenkomstsluitende Cariforum-staten de mogelijkheid moeten hebben de volksgezondheid en de voeding te beschermen. Geen bepaling van deze overeenkomst mag worden uitgelegd als beletsel voor de partijen en de overeenkomstsluitende Cariforumstaten om de toegang tot geneesmiddelen te bevorderen.
3. Voor de toepassing van deze overeenkomst omvatten intellectuele-eigendomsrechten ook auteursrechten (met inbegrip van auteursrechten op computerprogramma's en naburige rechten), gebruiksmodellen, octrooien, met inbegrip van die voor biotechnologische uitvindingen, bescherming van plantenrassen, ontwerpen, ontwerpen voor schakelpatronen (topografieën) van geïntegreerde schakelingen, geografische aanduidingen, handelsmerken voor goederen of diensten, bescherming van databanken, bescherming tegen oneerlijke concurrentie als bedoeld in artikel 10 bis van het Verdrag van Parijs tot bescherming van de industriële eigendom, en bescherming van niet-openbaar gemaakte informatie over knowhow.
4. In aanvulling op en onverminderd hun bestaande en toekomstige internationale verplichtingen geven de EG en de overeenkomstsluitende Cariforum-staten uiterlijk op 1 januari 2014 uitvoering aan de bepalingen in deze afdeling en dragen zij zorg voor een adequate en doeltreffende implementatie ervan, tenzij het Handels- en ontwikkelingscomité Cariforum-EG met inachtneming van de ontwikkelingsprioriteiten en het ontwikkelingsniveau van de overeenkomstsluitende Cariforum-staten anderszins besluit. Het staat de EG en de overeenkomstsluitende Cariforum-staten vrij de passende methode voor de tenuitvoerlegging van de bepalingen van deze afdeling binnen hun eigen rechtsstelsel en -praktijk te bepalen.
5. De EG en de overeenkomstsluitende Cariforum-staten kunnen in hun wetgeving een uitgebreidere beschermingsregeling opnemen dan in deze afdeling wordt vereist, maar zijn dit niet verplicht, mits die bescherming niet in strijd is met de bepalingen van deze afdeling.
In afwijking van artikel 139, leden 1 en 4, zijn de minst ontwikkelde landen die partij bij deze overeenkomst zijn, slechts verplicht de volgende bepalingen als volgt toe te passen:
a. de verplichtingen uit hoofde van de TRIPs-overeenkomst binnen dezelfde termijnen als krachtens de besluiten ter zake van de Raad voor TRIPs of van andere toepasselijke besluiten van de Algemene Raad van de WTO met betrekking tot de tenuitvoerlegging van de TRIPs-overeenkomst van hen wordt verlangd;
b. de verplichtingen uit hoofde van de onderafdelingen 2 en 3 van deze afdeling uiterlijk op 1 januari 2021, tenzij het Handels- en ontwikkelingscomité Cariforum-EG, rekening houdend met de onder a) bedoelde besluiten, een andersluidend besluit neemt.
1. De EG en de overeenkomstsluitende Cariforum-staten verbinden zich ertoe binnen hun respectieve regio te blijven streven naar verdieping van de integratie op het gebied van intellectuele-eigendomsrechten. Dit proces omvat een verdergaande harmonisatie van de wet- en regelgeving op het gebied van intellectuele eigendom, vooruitgang op het gebied van het regionale beheer en de regionale handhaving van nationale intellectuele-eigendomsrechten, alsmede, in voorkomend geval, de invoering en het beheer van regionale intellectuele-eigendomsrechten.
2. De EG en de overeenkomstsluitende Cariforum-staten verbinden zich ertoe te streven naar een geharmoniseerd niveau van bescherming van intellectuele-eigendomsrechten in hun respectieve regio.
1. De EG en de overeenkomstsluitende Cariforum-staten komen overeen ideeën en informatie over hun praktijken en hun beleid met betrekking tot de overdracht van technologie uit te wisselen, zowel binnen hun respectieve regio als met derde landen. Dit betreft in het bijzonder maatregelen ter bevordering van informatiestromen, zakelijke partnerschappen, licenties en uitbesteding. Er wordt speciale aandacht besteed aan de voorwaarden die nodig zijn om passende condities voor de overdracht van technologieën in de gastlanden te creëren, waarin ook plaats is voor onderwerpen als de ontwikkeling van menselijk kapitaal en een rechtskader.
2. De EG en de overeenkomstsluitende Cariforum-staten nemen in voorkomend geval maatregelen om licentiepraktijken of -voorwaarden ten aanzien van intellectuele-eigendomsrechten te beletten of om er toezicht op uit te oefenen, indien deze de internationale overdracht van technologie kunnen schaden en indien het gaat om misbruik van intellectuele-eigendomsrechten door de rechthebbenden of misbruik van duidelijke informatieasymmetrieën bij de onderhandelingen over licenties.
3. De EG vereenvoudigt en bevordert het gebruik van stimuleringsmiddelen voor instellingen en ondernemingen op hun grondgebied om technologie aan instellingen en ondernemingen in de Cariforum-staten over te dragen, teneinde deze staten de mogelijkheid te bieden een levensvatbare technologische basis op te bouwen. De EG streeft ernaar alle haar bekende maatregelen voor discussie en analyse ter kennis van het Handels- en ontwikkelingscomité Cariforum-EG te brengen.
A. Internationale overeenkomsten
1. De EG en de ondertekenende Cariforum-staten nemen de volgende verdragen in acht:
a. Verdrag van de Wereldorganisatie voor de intellectuele eigendom (WIPO) inzake auteursrecht (Genève 1996);
b. WIPO-Verdrag inzake uitvoerende kunstenaars en fonogrammen (Genève 1996).
2. De overeenkomstsluitende Cariforum-staten streven naar toetreding tot het Internationaal Verdrag inzake de bescherming van uitvoerende kunstenaars, producenten van fonogrammen en omroeporganisaties (Rome 1961).
B. Samenwerking bij het collectieve rechtenbeheer
De EG en de overeenkomstsluitende Cariforum-staten bevorderen het sluiten van regelingen tussen hun auteursrechtorganisaties teneinde er wederzijds voor te zorgen dat de toegang tot en de afgifte van vergunningen voor het regionale gebruik van inhoud op het gehele grondgebied van de EG en de overeenkomstsluitende Cariforum-staten wordt vergemakkelijkt, zodat de rechthebbenden passend worden beloond voor het gebruik van die inhoud.
A. Registratieprocedure
De EG en de overeenkomstsluitende Cariforum-staten zorgen voor een systeem voor de registratie van handelsmerken waarbij elk definitief besluit van de desbetreffende handelsmerkinstantie schriftelijk wordt gegeven en met redenen is omkleed. De indiener van de aanvraag wordt in de gelegenheid gesteld een weigering een handelsmerk te registreren aan te vechten en tegen een definitieve afwijzing in beroep te gaan bij de rechter. De EG en de overeenkomstsluitende Cariforum-staten voeren ook de mogelijkheid in om na de publicatie van de aanvragen bezwaar aan te tekenen tegen de registratie van handelsmerken. De EG en de overeenkomstsluitende Cariforum-staten openen openbare elektronische databanken voor aanvragen en voor de registratie van handelsmerken.
B. Algemeen bekende handelsmerken
De EG en de overeenkomstsluitende Cariforum-staten herinneren aan de verplichting in het kader van de TRIPs-overeenkomst om het begrip algemeen bekende merken op dienstenmerken toe te passen. Voor de vaststelling of een handelsmerk algemeen bekend is, streven de EG en de overeenkomstsluitende Cariforum-staten naar toepassing van de gezamenlijke aanbeveling van de vergadering van de Unie van Parijs tot bescherming van de industriële eigendom en de algemene vergadering van de WIPO tijdens de 34e reeks bijeenkomsten van de vergaderingen van de WIPO-lidstaten van 20-29 september 1999.
C. Internetgebruik
De EG en de overeenkomstsluitende Cariforum-staten zijn het erover eens dat voor houders van een handelsmerk die hun handelsmerk op internet willen gebruiken en deel willen nemen aan de ontwikkeling van de elektronische handel, een duidelijk rechtskader nodig is, dat onder meer bepalingen bevat over de kwestie of het gebruik van een teken op internet heeft bijgedragen tot de verwerving van of de inbreuk op een merk of over de kwestie of er bij een dergelijk gebruik sprake is van oneerlijke mededinging, en waarin rechtsmiddelen zijn vastgelegd. In dit verband streven de EG en de overeenkomstsluitende Cariforum-staten naar toepassing van de gezamenlijke aanbeveling betreffende de bescherming van merken en andere industriële eigendomsrechten in tekens op internet, die door de WIPO werd vastgesteld tijdens de 36e reeks bijeenkomsten van de vergaderingen van de WIPO-lidstaten van 24 september tot en met 3 oktober 2001.
D. Merklicenties
De EG en de overeenkomstsluitende Cariforum-staten streven naar toepassing van de gezamenlijke aanbeveling over merklicenties van de vergadering van de Unie van Parijs tot bescherming van de industriële eigendom en de algemene vergadering van de WIPO tijdens de 35e reeks bijeenkomsten van de vergaderingen van de WIPO-lidstaten van 25 september tot en met 3 oktober 2000.
E. Internationale overeenkomsten
De EG en de overeenkomstsluitende Cariforum-staten streven naar toetreding tot het Protocol bij de Schikking van Madrid betreffende de internationale inschrijving van merken (1989) en het herziene Verdrag inzake het merkenrecht (2006).
F. Uitzonderingen op de rechten verbonden aan een handelsmerk
De EG en de overeenkomstsluitende Cariforum-staten zorgen voor een eerlijk gebruik van beschrijvende termen, waaronder geografische aanduidingen, als beperkte uitzondering op de rechten verbonden aan een handelsmerk. Bij die beperkte uitzondering wordt rekening gehouden met de legitieme belangen van de houder van het handelsmerk en van derden.
A. Bescherming in het land van oorsprong
1. Geen enkele bepaling in deze overeenkomst verplicht de EG en de overeenkomstsluitende Cariforum-staten op hun grondgebied geografische aanduidingen te beschermen die in hun land van oorsprong niet worden beschermd.
2. De overeenkomstsluitende Cariforum-staten stellen uiterlijk op 1 januari 2014 een systeem voor de bescherming van geografische aanduidingen op hun respectieve grondgebied vast.
De partijen werken in het kader van het Handels- en ontwikkelingscomité Cariforum-EG en in overeenstemming met de bepalingen van artikel 164, lid 2, onder c), samen bij de ontwikkeling van geografische aanduidingen op het grondgebied van de Cariforum-staten. Hiertoe leggen de Cariforum-staten uiterlijk zes maanden na de inwerkingtreding van de overeenkomst een lijst van potentiële geografische aanduidingen van oorsprong uit de Cariforum-staten ter overweging en bespreking aan het Handels- en ontwikkelingscomité Cariforum-EG voor.
3. De partijen bespreken in het kader van het Handels- en ontwikkelingscomité Cariforum-EG de tenuitvoerlegging van dit artikel in de praktijk, en zij wisselen informatie uit over de ontwikkelingen op wetgevings- en beleidsgebied met betrekking tot geografische aanduidingen.
B. Duur van de bescherming
1. De bescherming van geografische aanduidingen wordt in de EG en de overeenkomstsluitende Cariforum-staten in overeenstemming met het rechtssysteem van respectievelijk de EG of de betrokken overeenkomstsluitende Cariforum-staat verleend en geldt voor onbepaalde tijd27) .
2. Deze bescherming waarborgt dat het gebruik van geografische aanduidingen voor overeenkomstig lid 1 beschermde goederen, in de EG en de overeenkomstsluitende Cariforumstaten uitsluitend voorbehouden is aan goederen van oorsprong uit het betrokken geografische gebied, die in overeenstemming met de desbetreffende productspecificaties zijn vervaardigd.
3. Wat de bescherming van geografische aanduidingen betreft, verbieden en beletten de EG en de overeenkomstsluitende Cariforum-staten ambtshalve of op verzoek van de belanghebbende:
a. ongeacht de productklasse waarvoor de geografische aanduiding wordt gebruikt, het gebruik op hun grondgebied van middelen in de benaming of voorstelling van goederen waarmee wordt aangeduid of gesuggereerd dat de goederen in kwestie hun oorsprong hebben in een ander geografisch gebied dan de werkelijke plaats van oorsprong op een wijze die het publiek misleidt ten aanzien van de geografische oorsprong van de goederen, of elk ander gebruik dat een daad van oneerlijke mededinging vormt in de zin van artikel 10 bis van het Verdrag van Parijs;
b. elk gebruik van de beschermde namen voor goederen in dezelfde productklasse als die met de geografische aanduiding, die niet van oorsprong zijn uit het aangegeven geografische gebied, zelfs indien:
i. de werkelijke oorsprong van de goederen is aangegeven,
ii. de betrokken geografische aanduiding in een andere taal is vertaald,
iii. de benaming vergezeld gaat van uitdrukkingen als „soort”, „type”, „stijl”, „imitatie”, „methode” of soortgelijke uitdrukkingen.
4. Het is mogelijk de registratie van een geografische aanduiding te schrappen. De desbetreffende procedure biedt elke natuurlijke of rechtspersoon met een legitiem belang de mogelijkheid hieraan deel te nemen.
C. Algemene bewoordingen, planten- en dierenrassen
1. De EG en de overeenkomstsluitende Cariforum-staten behoeven de in sectie B bedoelde bescherming van geografische aanduidingen niet toe te passen op goederen waarvoor de desbetreffende aanduiding identiek is aan de term die in het normale taalgebruik op hun respectieve grondgebied de gangbare naam voor dergelijke goederen is.
2. Geen enkele bepaling in deze afdeling verplicht de EG en de overeenkomstsluitende Cariforum-staten ertoe de in sectie B bedoelde bescherming van geografische aanduidingen toe te passen voor voortbrengselen van de wijnstok, planten of dieren waarvan de desbetreffende aanduiding identiek is met de gangbare naam van een druivensoort of een planten- of dierenras die/dat op de datum van inwerkingtreding van deze overeenkomst op het grondgebied van de EG of de betrokken overeenkomstsluitende partij voorkomt.
3. Geografische aanduidingen die homoniem zijn, worden door de EG en de overeenkomstsluitende Cariforum-staten beschermd mits er in de praktijk voldoende onderscheid is tussen de geografische aanduiding die het eerst werd beschermd en het homoniem dat vervolgens bescherming kreeg; het is immers noodzakelijk de betrokken producenten op een onpartijdige manier te behandelen en de consumenten niet te misleiden. Een homoniem dat ertoe leidt dat de consument ten onrechte gelooft dat producten van een ander grondgebied komen, wordt niet door de EG of de betrokken overeenkomstsluitende Cariforumstaat beschermd.
4. Als een geografische aanduiding van de EG of een overeenkomstsluitende Cariforum-staat homoniem is aan een geografische aanduiding voor een derde land, is artikel 23, lid 3, van de TRIPs-overeenkomst van overeenkomstige toepassing.
D. Verband tussen geografische aanduidingen en handelsmerken
1. Een geografische aanduiding wordt niet in de EG of in de overeenkomstsluitende Cariforum-staten geregistreerd wanneer de registratie, gezien de faam en bekendheid van een merk en de tijd die het al in gebruik is, de consument kan misleiden ten aanzien van de werkelijke identiteit van het product.
2. Vanaf de datum van inwerkingtreding van deze overeenkomst wordt de registratie van een handelsmerk dat identiek is aan, lijkt op of een geografische aanduiding bevat die respectievelijk in de EG of in de overeenkomstsluitende Cariforum-staten ingevolge sectie B is beschermd en dat betrekking heeft op dezelfde productklasse, in respectievelijk de EG of de overeenkomstsluitende Cariforum-staten geweigerd.
Bovendien wordt de registratie van een handelsmerk onder dergelijke omstandigheden in respectievelijk de EG of de overeenkomstsluitende Cariforum-staten geweigerd indien de aanvraag tot registratie van het handelsmerk was ingediend na de datum waarop de aanvraag tot bescherming van de geografische aanduiding op het betrokken grondgebied werd ingediend, en de geografische aanduiding vervolgens werd beschermd.
3. In strijd met het voorgaande lid geregistreerde handelsmerken worden ongeldig verklaard.
4. De EG en de overeenkomstsluitende Cariforum-staten zien erop toe dat, behoudens de leden 1 tot en met 3, een handelsmerk waarvan het gebruik overeenkomt met een van de in sectie B, lid 3, bedoelde situaties en dat, vóór de datum van toepassing van de WTO-verplichtingen in de EG of in een overeenkomstsluitende Cariforum-staat, dan wel vóór de datum vanaf welke de geografische aanduiding op de respectieve grondgebieden werd beschermd, te goeder trouw op het grondgebied van de EG of van een overeenkomstsluitende Cariforum-staat werd aangevraagd, werd geregistreerd of, indien de toepasselijke wetgeving in die mogelijkheid voorziet, door gebruik werd verworven, ondanks de registratie van de geografische aanduiding verder kan worden gebruikt, mits er geen redenen voor de ongeldigheid of de herroeping van het handelsmerk als gespecificeerd in de wetgeving van de EG of de betrokken overeenkomstsluitende Cariforum-staat bestaat. In dat geval wordt de geografische aanduiding toegelaten naast het desbetreffende handelsmerk.
E. Toekomstige beschermingsovereenkomst
De EG en de overeenkomstsluitende Cariforum-staten openen uiterlijk op 1 januari 2014 onderhandelingen over een overeenkomst ter bescherming van geografische aanduidingen op hun respectieve grondgebied, onverminderd eventuele individuele verzoeken om bescherming die direct zijn ingediend.
F. Internetgebruik
De EG en de overeenkomstsluitende Cariforum-staten zijn het erover eens dat houders van een geografische aanduiding die deze op internet willen gebruiken om deel te nemen aan de ontwikkeling van de elektronische handel, behoefte hebben aan een duidelijk rechtskader dat niet alleen bepalingen bevat over de vraag of het gebruik van een teken op internet heeft bijgedragen aan de wederrechtelijke inbezitneming van, zinspeling op, verwerving te kwader trouw van of inbreuk op een geografische aanduiding of over de vraag of er bij een dergelijk gebruik sprake is van oneerlijke mededinging, maar waarin ook rechtsmiddelen worden vastgesteld, met inbegrip van de eventuele overdracht of intrekking van een domeinnaam. In dit verband streven de EG en de overeenkomstsluitende Cariforum-staten naar toepassing van de gezamenlijke aanbeveling betreffende de bescherming van merken, en andere industriële eigendomsrechten in tekens, op internet, die door de WIPO werd vastgesteld tijdens de 36e reeks bijeenkomsten van de vergaderingen van de WIPO-lidstaten van 24 september tot en met 3 oktober 2001.
A. Internationale overeenkomsten
De EG en de overeenkomstsluitende Cariforum-staten streven naar toetreding tot de Overeenkomst van ’s-Gravenhage betreffende het internationaal depot van tekeningen of modellen van nijverheid (1999).
B. Vereisten voor bescherming
1. De EG en de overeenkomstsluitende Cariforum-staten voorzien in de bescherming van onafhankelijk vervaardigde tekeningen en modellen van nijverheid die nieuw of oorspronkelijk zijn en een eigen karakter hebben.
2. Een tekening of model wordt als nieuw beschouwd, indien geen identieke tekening of geen identiek model voor het publiek beschikbaar is gesteld.
3. Een tekening of model wordt geacht een eigen karakter te hebben, indien de algemene indruk die het bij de geïnformeerde gebruiker wekt, verschilt van de algemene indruk die bij die gebruiker wordt gewekt door tekeningen of modellen die voor het publiek beschikbaar zijn gesteld.
4. In deze bescherming wordt voorzien door registratie, waardoor rechthebbenden ervan exclusieve rechten overeenkomstig het bepaalde in dit artikel krijgen. Niet-geregistreerde tekeningen en modellen geven dezelfde exclusieve rechten, maar alleen indien het aangevochten gebruik voortvloeit uit het namaken van de beschermde tekening of het beschermde model.
Niet-geregistreerde tekeningen en modellen en tekeningen en modellen op het gebied van textiel kunnen worden beschermd door een recht inzake tekeningen en modellen of door een auteursrecht.
C. Uitzonderingen
1. De EG en de overeenkomstsluitende Cariforum-staten kunnen voorzien in beperkte uitzonderingen op de bescherming van tekeningen en modellen van nijverheid, mits deze uitzonderingen niet op onredelijke wijze strijdig zijn met de normale exploitatie van beschermde tekeningen en modellen van nijverheid en niet op onredelijke wijze de legitieme belangen van de eigenaar van de beschermde tekening of het beschermde model schaden, rekening houdend met de legitieme belangen van derden.
2. De bescherming van tekeningen en modellen strekt zich niet uit tot tekeningen en modellen waarvoor hoofdzakelijk technische of functionele overwegingen bepalend zijn.
3. Een tekening of model dat strijdig is met de openbare orde of de goede zeden, is niet vatbaar voor bescherming door een recht inzake tekeningen en modellen.
D. Verleende rechten
1. De eigenaar van een beschermde tekening of een beschermd model van nijverheid heeft het recht derden die daartoe niet zijn toestemming hebben te beletten artikelen te vervaardigen, aan te bieden, te verkopen, in te voeren, op te slaan of te gebruiken, die de beschermde tekening of het beschermde model vertonen of incorporeren, wanneer dit om commerciële redenen gebeurt of wanneer zonder noodzaak afbreuk wordt gedaan aan de normale exploitatie van de tekening of het model, dan wel wanneer dit niet in overeenstemming is met eerlijke handelspraktijken.
2. Wat niet-geregistreerde tekeningen en modellen betreft, wordt het aangevochten gebruik niet geacht voort te vloeien uit het namaken van de beschermde tekening of het beschermde model indien dit gebruik voortvloeit uit onafhankelijk scheppend werk van een ontwerper van wie redelijkerwijs mag worden aangenomen dat hij de door de rechthebbende openbaar gemaakte tekening of het door hem openbaar gemaakte model niet kende.
E. Duur van de bescherming
1. De aanvankelijke duur van de in de EG en de overeenkomstsluitende Cariforum-staten geboden bescherming na registratie bedraagt ten minste vijf jaar. Op verzoek van de rechthebbende wordt de registratie voor één of meer perioden van telkens vijf jaar verlengd, doch niet tot langer dan 25 jaar vanaf de depotdatum, mits het vernieuwingsrecht betaald is.
2. De duur van de in de EG en de overeenkomstsluitende Cariforum-staten geboden bescherming voor niet-geregistreerde tekeningen en modellen bedraagt ten minste drie jaar vanaf de datum waarop de tekening of het model op het desbetreffende grondgebied voor het publiek beschikbaar werd gesteld.
F. Verband met het auteursrecht
Een tekening of model dat overeenkomstig dit artikel op het grondgebied van een van de partijen of van een overeenkomstsluitende Cariforum-staat is ingeschreven, kan vanaf de datum waarop de tekening of het model is gecreëerd of in vorm is vastgelegd tevens beschermd worden krachtens het auteursrecht van die partij of die overeenkomstsluitende Cariforum-staat.
A. Internationale overeenkomsten
1. De EG neemt de volgende verdragen in acht:
a. het Verdrag inzake samenwerking bij octrooien (Washington 1970, laatstelijk gewijzigd in 1984);
b. het Verdrag inzake octrooirecht (Genève 2000);
c. het Verdrag van Boedapest inzake de internationale erkenning van het depot van micro-organismen ten dienste van de octrooiverlening (1977, gewijzigd in 1980).
2. De overeenkomstsluitende Cariforum-staten treden toe tot:
a. het Verdrag inzake samenwerking bij octrooien (Washington 1970, laatstelijk gewijzigd in 1984);
b. het Verdrag van Boedapest inzake de internationale erkenning van het depot van micro-organismen ten dienste van de octrooiverlening (1977, gewijzigd in 1980).
3. De overeenkomstsluitende Cariforum-staten streven naar toetreding tot het Verdrag inzake octrooirecht (Genève 2000).
B. Octrooien en volksgezondheid
De EG en de overeenkomstsluitende Cariforum-staten erkennen het belang van de Verklaring van de Doha over de TRIPsovereenkomst en volksgezondheid, die op 14 november 2001 door de ministersconferentie van de WTO werd aangenomen, en van het besluit van de Algemene Raad van de WTO van 30 augustus 2003 over punt 6 van de Verklaring van de Doha over de TRIPs-overeenkomst en volksgezondheid, en komen overeen de nodige stappen te ondernemen om het protocol tot wijziging van de TRIPs-overeenkomst, dat op 6 december 2005 in Genève werd vastgesteld, te aanvaarden.
A. Vereisten voor bescherming
1. De EG en de overeenkomstsluitende Cariforum-staten kunnen bescherming verlenen voor producten of werkwijzen op alle gebieden van de technologie, mits zij nieuw zijn, niet onmiddellijk voor de hand liggen en industrieel kunnen worden toegepast.
2. De EG en de overeenkomstsluitende Cariforum-staten kunnen van bescherming uitsluiten alle producten en werkwijzen waarvan het beletten van de commerciële toepassing op hun grondgebied noodzakelijk is ter bescherming van de openbare orde of de goede zeden of van het leven of de gezondheid van mensen, dieren of planten, dan wel ter vermijding van ernstige schade voor het milieu, mits deze uitsluiting niet slechts plaatsvindt omdat de exploitatie door hun wetgeving is verboden.
3. De EG en de ondertekenende Cariforum-staten sluiten voorts uit van bescherming:
a. diagnostische, therapeutische en chirurgische methoden voor de behandeling van mensen of dieren;
b. behoudens artikel 150, andere planten en dieren dan micro-organismen en andere werkwijzen van wezenlijk biologische aard voor de voortbrenging van planten of dieren dan niet-biologische en microbiologische werkwijzen.
4. Dit artikel laat bestaande wetgeving van de EG of de overeenkomstsluitende Cariforum-staten onverlet.
B. Duur van de bescherming
De duur van de geboden bescherming bedraagt ten minste vijf jaar, maar niet meer dan tien jaar, te rekenen vanaf de depotdatum, of, wanneer een beroep op voorrang wordt gedaan, vanaf de voorrangsdatum.
C. Verband met octrooien
1. Alle andere voorwaarden en flexibele regelingen die in afdeling 5 van de TRIPs-overeenkomst voor octrooien zijn voorzien, zijn van overeenkomstige toepassing voor gebruiksmodellen, in het bijzonder die welke vereist kunnen zijn in verband met de volksgezondheid.
2. Een octrooiaanvraag kan in een aanvraag voor bescherming van een gebruiksmodel worden omgezet, mits het verzoek daartoe gedaan is voor het octrooi is verleend.
1. De EG en de overeenkomstsluitende Cariforum-staten hebben het recht te voorzien in uitzonderingen op exclusieve kwekersrechten, teneinde landbouwers de mogelijkheid te bieden beschermd, op eigen bedrijf gewonnen zaai- en pootgoed of teeltmateriaal te bewaren, te gebruiken of te ruilen.
2. De EG en de overeenkomstsluitende Cariforum-staten voorzien in de bescherming van plantenrassen in overeenstemming met de TRIPs-overeenkomst. Hiertoe overwegen zij toetreding tot het Internationaal Verdrag tot bescherming van kweekprodukten (UPOV-Verdrag 1991).
1. Onder voorbehoud van hun interne wetgeving eerbiedigen en beschermen de EG en de overeenkomstsluitende Cariforumstaten de kennis, innovaties en gebruiken van autochtone en plaatselijke gemeenschappen, die de uitdrukking zijn van hun traditionele levenswijze en die van belang zijn voor het behouden en duurzaam benutten van biologische diversiteit, houden zij deze in stand, bevorderen zij de toepassing ervan op grotere schaal met de medewerking en goedkeuring van de bezitters van deze kennis, innovaties en gebruiken en moedigen zij de eerlijke verdeling van de voordelen van het gebruik van deze kennis, innovaties en gebruiken aan.
2. De EG en de overeenkomstsluitende Cariforum-staten erkennen het belang van passende maatregelen, onder voorbehoud van de nationale wetgeving, om de traditionele kennis te beschermen, en zij komen overeen te blijven werken aan de ontwikkeling van specifieke internationaal erkende modellen voor de wettelijke bescherming van traditionele kennis.
3. De EG en de overeenkomstsluitende Cariforum-staten komen overeen dat de octrooibepalingen in deze onderafdeling en het Verdrag inzake biologische diversiteit op een elkaar ondersteunende wijze ten uitvoer worden gelegd.
4. De EG en de overeenkomstsluitende Cariforum-staten mogen in het kader van de administratieve eisen voor een octrooiaanvraag voor een uitvinding waarbij als noodzakelijk onderdeel van de uitvinding biologisch materiaal wordt gebruikt, eisen dat de aanvrager de bronnen van het door hem gebruikte biologische materiaal vermeldt en in de beschrijving van de uitvinding opneemt.
5. De EG en de overeenkomstsluitende Cariforum-staten komen overeen regelmatig ideeën en informatie uit te wisselen over de volgende multilaterale discussies ter zake:
a. in het kader van de WIPO, over onderwerpen die worden behandeld door het Intergouvernementeel Comité voor intellectuele eigendom, genetische hulpbronnen, traditionele kennis en folklore;
b. in het kader van de WTO, over onderwerpen inzake het verband tussen de TRIPs-overeenkomst en het Verdrag inzake biologische diversiteit, de bescherming van traditionele kennis en folklore.
6. De EG en de overeenkomstsluitende Cariforum-staten komen overeen om, wanneer de in lid 5 bedoelde multilaterale discussies ter zake zijn afgesloten, dit artikel op verzoek van de EG of de overeenkomstsluitende Cariforum-staten in het kader van het Handels- en ontwikkelingscomité Cariforum-EG te heroverwegen in het licht van de resultaten van die multilaterale discussies.
1. Zonder afbreuk te doen aan hun rechten en verplichtingen uit hoofde van de TRIPs-overeenkomst, en in het bijzonder van deel III daarvan, stellen de EG en de overeenkomstsluitende Cariforum-staten de maatregelen, procedures en rechtsmiddelen vast die nodig zijn om de handhaving van de in deze richtlijn bedoelde intellectuele-eigendomsrechten te waarborgen. Deze maatregelen, procedures en rechtsmiddelen dienen eerlijk en billijk te zijn, mogen niet onnodig ingewikkeld of duur zijn en mogen geen onredelijke termijnen of nodeloze vertragingen inhouden.
2. De maatregelen, procedures en rechtsmiddelen, die ook doeltreffend, evenredig en afschrikkend moeten zijn, worden zodanig toegepast dat het scheppen van belemmeringen voor rechtmatig handelsverkeer wordt vermeden en dat wordt voorzien in waarborgen tegen misbruik van deze procedures.
De EG en de overeenkomstsluitende Cariforum-staten erkennen dat de volgende personen en instanties gerechtigd zijn om toepassing van de in deze afdeling en in deel III van de TRIPs-overeenkomst bedoelde maatregelen, procedures en rechtsmiddelen te verzoeken:
a. houders van intellectuele-eigendomsrechten, in overeenstemming met de bepalingen van het toepasselijke recht;
b. alle andere personen die gemachtigd zijn deze rechten te gebruiken, in het bijzonder licentiehouders, voor zover toegestaan door en in overeenstemming met de bepalingen van het toepasselijke recht;
c. instanties voor het collectieve beheer van intellectuele-eigendomsrechten die officieel erkend zijn als gerechtigd tot het vertegenwoordigen van houders van intellectuele-eigendomsrechten, voor zover toegestaan door en in overeenstemming met de bepalingen van het toepasselijke recht;
d. organisaties voor de verdediging van beroepsbelangen, die officieel erkend zijn als gerechtigd tot het vertegenwoordigen van houders van intellectuele-eigendomsrechten, voor zover toegestaan door en in overeenstemming met de bepalingen van het toepasselijke recht.
De EG en de overeenkomstsluitende Cariforum-staten treffen de nodige maatregelen teneinde de bevoegde rechterlijke instanties in staat te stellen om, in geval van inbreuk op een intellectuele-eigendomsrecht op commerciële schaal, op verzoek in voorkomend geval overlegging te kunnen gelasten van bancaire, financiële of handelsdocumenten die zich in de macht van de tegenpartij bevinden, mits de bescherming van vertrouwelijke informatie wordt gewaarborgd.
De EG en de overeenkomstsluitende Cariforum-staten zien erop toe dat de bevoegde rechterlijke instanties al vóór de inleiding van de bodemprocedure op verzoek van een entiteit die redelijkerwijs beschikbaar bewijsmateriaal heeft overgelegd ter onderbouwing van haar argumenten dat er inbreuk op haar intellectuele-eigendomsrecht is gemaakt of zal worden gemaakt, onmiddellijk afdoende voorlopige maatregelen kunnen gelasten om het relevante bewijsmateriaal in verband met de vermeende inbreuk te beschermen, mits de bescherming van vertrouwelijke informatie wordt gewaarborgd. Tot deze maatregelen kunnen behoren de gedetailleerde beschrijving, met of zonder monsterneming, dan wel de fysieke inbeslagneming van de litigieuze goederen en, in voorkomend geval, de bij de productie en/of distributie daarvan gebruikte materialen en werktuigen en de desbetreffende documenten.
1. De EG en de overeenkomstsluitende Cariforum-staten zien erop toe dat de bevoegde rechterlijke instanties, tijdens een gerechtelijke procedure wegens inbreuk op een intellectuele-eigendomsrecht, op gerechtvaardigd en redelijk verzoek van de eiser kunnen gelasten dat informatie over de herkomst en de distributiekanalen van de goederen of diensten die inbreuk maken op een intellectuele-eigendomsrecht, wordt verstrekt door de inbreukmaker en/of door een andere persoon die:
a. de inbreukmakende goederen op commerciële schaal in zijn bezit blijkt te hebben;
b. de inbreukmakende diensten op commerciële schaal blijkt te gebruiken;
c. op commerciële schaal diensten blijkt te verlenen die bij inbreukmakende handelingen worden gebruikt, of
d. door een onder a), b) of c) bedoelde persoon is aangewezen als zijnde betrokken bij de productie, de vervaardiging of de distributie van deze goederen of bij het verlenen van deze diensten.
2. De in lid 1 bedoelde informatie omvat naargelang passend:
a. de naam en het adres van de producenten, fabrikanten, distributeurs, leveranciers en andere eerdere bezitters van de goederen of diensten, alsmede van de beoogde groot- en detailhandelaren;
b. inlichtingen over de geproduceerde, vervaardigde, geleverde, ontvangen of bestelde hoeveelheden, alsmede over de voor de desbetreffende goederen of diensten verkregen prijs.
3. De leden 1 en 2 gelden onverminderd andere regelgeving waarbij:
a. de rechthebbende ruimere rechten op informatie worden toegekend;
b. het gebruik van de krachtens dit artikel medegedeelde informatie in burgerlijke of strafzaken wordt geregeld;
c. de aansprakelijkheid wegens misbruik van het recht op informatie wordt geregeld;
d. de mogelijkheid wordt geboden te weigeren gegevens te verstrekken die de in lid 1 bedoelde persoon zouden dwingen deelname door hemzelf of door naaste verwanten aan een inbreuk op een intellectuele-eigendomsrecht toe te geven, of
e. de bescherming van de vertrouwelijkheid van informatiebronnen of de verwerking van persoonsgegevens wordt geregeld.
1. De EG en de overeenkomstsluitende Cariforum-staten zien erop toe dat de rechterlijke instanties, op verzoek van de eiser, een voorlopig bevel kunnen uitvaardigen dat bedoeld is om een dreigende inbreuk op een intellectuele-eigendomsrecht te voorkomen of om, indien wenselijk en indien het nationale recht hierin voorziet, op straffe van een dwangsom tijdelijk voortzetting van de vermeende inbreuk op dat intellectuele-eigendomsrecht te verbieden, dan wel om aan deze voortzetting de voorwaarde te verbinden dat zekerheid wordt gesteld voor schadeloosstelling van de rechthebbende wanneer een inbreuk wordt vastgesteld. Onder dezelfde voorwaarden kan een voorlopig bevel worden uitgevaardigd tegen een tussenpersoon wiens diensten door een derde worden gebruikt om inbreuk te maken op een intellectuele-eigendomsrecht.
2. Een voorlopig bevel kan ook worden uitgevaardigd om de inbeslagneming of afgifte te kunnen gelasten van goederen waarvan wordt vermoed dat zij inbreuk maken op een intellectuele-eigendomsrecht, teneinde te voorkomen dat zij in het handelsverkeer worden gebracht of zich daarin bevinden.
3. De EG en de overeenkomstsluitende Cariforum-staten zien erop toe dat, in het geval van een inbreuk op commerciële schaal, de rechterlijke instanties, wanneer de eiser omstandigheden aantoont die de schadevergoeding in gevaar dreigen te brengen, conservatoir beslag kunnen laten leggen op de roerende en onroerende goederen van de vermeende inbreukmaker, met inbegrip van het blokkeren van zijn bankrekeningen en andere tegoeden. Met het oog daarop kunnen de bevoegde instanties overlegging van bancaire, financiële of commerciële documenten of passende inzage van de desbetreffende informatie gelasten.
1. De EG en de overeenkomstsluitende Cariforum-staten zien erop toe dat de bevoegde rechterlijke instanties op verzoek van de eiser, onverminderd de aan de rechthebbende wegens de inbreuk verschuldigde schadevergoeding en zonder schadeloosstelling van welke aard ook, de terugroeping of de definitieve verwijdering uit het handelsverkeer dan wel de vernietiging kunnen gelasten met betrekking tot de goederen waarvan zij hebben vastgesteld dat zij een inbreuk op een intellectuele-eigendomsrecht vormen.
2. De EG en de overeenkomstsluitende Cariforum-staten zien erop toe dat deze maatregelen op kosten van de inbreukmaker worden uitgevoerd, tenzij bijzondere redenen dit beletten.
De EG en de overeenkomstsluitende Cariforum-staten zien erop toe dat, wanneer bij rechterlijke uitspraak een inbreuk op een intellectuele-eigendomsrecht is vastgesteld, de bevoegde rechterlijke instanties een bevel tot staking van de inbreuk tegen de inbreukmaker kunnen uitvaardigen. Wanneer het nationale recht erin voorziet, wordt bij niet-naleving van een bevel, indien passend, een dwangsom tot naleving van het verbod opgelegd.
De EG en de overeenkomstsluitende Cariforum-staten zien er tevens op toe dat de rechthebbenden om een rechterlijk bevel kunnen verzoeken tegen tussenpersonen wier diensten door derden worden gebruikt om inbreuk op een intellectuele-eigendomsrecht te maken.
De EG en de overeenkomstsluitende Cariforum-staten kunnen bepalen dat de bevoegde rechterlijke instanties, in passende gevallen en op verzoek van degene aan wie de in deel III van de TRIPs-overeenkomst en in dit hoofdstuk vastgelegde maatregelen kunnen worden opgelegd, kunnen gelasten dat aan de benadeelde partij een geldelijke schadeloosstelling wordt betaald in plaats van toepassing van de maatregelen uit deel III van de TRIPs-overeenkomst en dit hoofdstuk, indien de betrokkene zonder opzet en zonder nalatigheid heeft gehandeld, indien uitvoering van de maatregelen hem onevenredige schade zou berokkenen en indien geldelijke schadeloosstelling van de benadeelde partij redelijkerwijs bevredigend lijkt.
1. De EG en de overeenkomstsluitende Cariforum-staten zien erop toe dat de rechterlijke instanties die de schadevergoeding vaststellen:
a. rekening houden met alle passende aspecten, zoals de negatieve economische gevolgen, waaronder winstderving, die de benadeelde partij heeft ondervonden, de onrechtmatige winst die de inbreukmaker heeft genoten en, in passende gevallen, andere elementen dan economische factoren, of
b. als alternatief voor het bepaalde onder a), in passende gevallen de schadevergoeding kunnen vaststellen als een vast bedrag, op basis van elementen zoals ten minste het bedrag aan royalty's of vergoedingen dat verschuldigd was geweest indien de inbreukmaker toestemming had gevraagd om het desbetreffende intellectuele-eigendomsrecht te gebruiken.
2. De EG en de overeenkomstsluitende Cariforum-staten kunnen bepalen dat de rechterlijke instanties invordering van winsten of betaling van een, eventueel vooraf vastgestelde, schadevergoeding kunnen gelasten wanneer de inbreukmaker niet wist of niet redelijkerwijs had moeten weten dat hij een inbreuk pleegde.
De EG en de overeenkomstsluitende Cariforum-staten zien erop toe dat hun interne recht regels voor het verhaal van de kosten bevat die in het algemeen voorschrijven dat de verliezende partij de kosten draagt tenzij de billijkheid vereist dat de kosten op een andere manier worden verhaald.
De EG en de overeenkomstsluitende Cariforum-staten zien erop toe dat de rechterlijke instanties in het kader van gerechtelijke procedures wegens inbreuk op een intellectuele-eigendomsrecht op verzoek van de eiser kunnen gelasten dat op kosten van de inbreukmaker passende maatregelen tot verspreiding van informatie over de uitspraak worden getroffen, met inbegrip van volledige of gedeeltelijke bekendmaking en publicatie van de uitspraak. De EG en de overeenkomstsluitende Cariforum-staten kunnen voorzien in andere bijkomende vormen van bekendmaking die passend zijn in de omstandigheden van het geval, zoals opvallende publiciteit.
1. Tenzij in deze afdeling anderszins wordt bepaald, stellen de EG en de overeenkomstsluitende Cariforum-staten procedures28) vast om een houder van een recht, die geldige gronden heeft om te vermoeden dat goederen waarmee een inbreuk op een intellectuele-eigendomsrecht wordt gemaakt29) worden ingevoerd, uitgevoerd, wederuitgevoerd, in of uit het douanegebied worden gebracht, onder een schorsingsregeling worden gebracht of in een douanevrije zone of een vrij entrepot worden geplaatst,
in staat te stellen bij de bevoegde administratieve of rechterlijke autoriteiten een schriftelijk verzoek in te dienen tot opschorting van het in het vrije verkeer brengen van deze goederen dan wel het tegenhouden ervan door de douaneautoriteiten.
2. De bepalingen van de artikelen 52 tot en met 60 van de TRIPs-overeenkomst zijn van toepassing. Alle rechten die in het kader van die bepalingen voor de importeur zijn vastgesteld, zijn ook van toepassing op de exporteur of de bezitter van de goederen.
1. De samenwerking is gericht op steun bij de tenuitvoerlegging van de verbintenissen en verplichtingen uit hoofde van deze afdeling. De partijen komen overeen dat samenwerking vooral belangrijk is tijdens de in de artikelen 139 en 140 bedoelde overgangsperiode.
2. Behoudens artikel 7 komen de partijen overeen op de volgende terreinen samen te werken, onder meer door ondersteuning te bevorderen:
a. versterking van regionale initiatieven, organisaties en bureaus op het gebied van intellectuele-eigendomsrechten, met inbegrip van de opleiding van personeel en de ontwikkeling van openbare databanken, met het oog op verbetering van de regionale regelgevende capaciteit, de regionale wet- en regelgeving en de tenuitvoerlegging daarvan met betrekking tot de in het kader van deze afdeling aangegane verbintenissen, met inbegrip van de rechtshandhaving. Dit behelst in het bijzonder steun aan landen die geen partij zijn, maar die wensen deel te nemen aan regionale initiatieven en het regionale beheer van auteursrechten en naburige rechten;
b. steun bij de opstelling van nationale wet- en regelgeving voor de bescherming en handhaving van intellectuele-eigendomsrechten, bij de oprichting en uitbreiding van nationale bureaus en andere instanties op het gebied van intellectuele-eigendomsrechten, met inbegrip van de opleiding van personeel op het gebied van de rechtshandhaving, en bij de invoering van instrumenten voor samenwerking tussen dergelijke instanties van de partijen en de overeenkomstsluitende Cariforum-staten, mede teneinde de toetreding tot en de naleving van de in deze afdeling genoemde verdragen en overeenkomsten door de overeenkomstsluitende Cariforum-staten te bevorderen;
c. vaststelling van producten die kunnen profiteren van de bescherming van geografische aanduidingen en andere acties die erop gericht zijn deze producten door middel van geografische aanduidingen te beschermen. Daarbij besteden de EG en de overeenkomstsluitende Cariforum-staten in het bijzonder aandacht aan de bevordering en bescherming van plaatselijke traditionele kennis en biodiversiteit door de vaststelling van geografische aanduidingen;
d. de opstelling door handels- of beroepsverenigingen of -organisaties van gedragscodes die bedoeld zijn om bij te dragen tot de handhaving van intellectuele-eigendomsrechten, in overleg met de bevoegde autoriteiten van de partijen en de overeenkomstsluitende Cariforum-staten.
De partijen erkennen het belang van transparante, concurrentiegerichte aanbestedingen voor de economische ontwikkeling, met inachtneming van de speciale situatie van de economieën van de Cariforum-staten.
Voor de toepassing van dit hoofdstuk:
1. wordt onder „overheidsopdrachten” verstaan: verwerving op enigerlei wijze van goederen, diensten of een combinatie daarvan, met inbegrip van werken, door de in bijlage VI genoemde aanbestedende instanties, voor overheidsdoeleinden en niet voor commerciële wederverkoop of voor gebruik bij de vervaardiging van goederen of de verlening van diensten die bestemd zijn voor commerciële verkoop, tenzij anders bepaald. Het begrip omvat verwerving door middel van aankoop, lease, huur of huurkoop, met of zonder koopoptie;
2. wordt onder „aanbestedende diensten” verstaan: de in bijlage VI genoemde diensten van de overeenkomstsluitende Cariforum-staten en de EG, die in overeenstemming met de bepalingen van dit hoofdstuk een aanbesteding uitschrijven;
3. wordt onder „leveranciers” verstaan: iedere natuurlijke persoon, rechtspersoon, overheidsinstantie of groep van deze personen of instanties uit een overeenkomstsluitende Cariforum-staat of de EG die goederen of diensten kan verstrekken of werken kan uitvoeren. Onder dit begrip vallen zowel leveranciers van goederen als dienstverleners en aannemers;
4. wordt onder „erkende leverancier” verstaan: een leverancier die door een aanbestedende dienst is erkend als leverancier die aan de voorwaarden voor deelneming voldoet;
5. wordt onder „in aanmerking komende leverancier” verstaan: een leverancier die aan overheidsopdrachten van een partij of een overeenkomstsluitende Cariforum-staat mag deelnemen, in overeenstemming met het nationale recht en onverminderd de bepalingen in dit hoofdstuk;
6. wordt onder „lijst voor veelvuldig gebruik” verstaan: een lijst van leveranciers die volgens een aanbestedende dienst voldoen aan de voorwaarden om op die lijst te worden opgenomen en van wie de aanbestedende dienst meer dan eens gebruik denkt te maken;
7. wordt onder „rechtspersoon” verstaan: elke juridische entiteit, naar toepasselijk recht opgericht of anderszins georganiseerd, al dan niet met winstoogmerk en in eigendom van particulieren of van de overheid, met inbegrip van vennootschappen, trusts, maatschappen, joint ventures, eenmanszaken of verenigingen;
8. wordt onder „rechtspersoon van een partij” verstaan: een rechtspersoon die naar het recht van de EG of de overeenkomstsluitende Cariforum-staten opgericht of anderszins georganiseerd is. Wanneer die rechtspersoon alleen zijn hoofdkantoor of centrale administratie op het grondgebied van een van de overeenkomstsluitende Cariforum-staten of van de EG heeft, hoeft hij niet te worden beschouwd als rechtspersoon van een partij, tenzij hij omvangrijke zakelijke transacties op een van deze grondgebieden verricht;
9. wordt onder „natuurlijke persoon” verstaan: een onderdaan van een lidstaat van de Europese Unie of van een overeenkomstsluitende Cariforum-staat, volgens hun respectieve wetgeving;
10. omvatten diensten ook bouwwerkzaamheden, tenzij anderszins gespecificeerd;
11. wordt onder „schriftelijk” verstaan: elk vorm van informatie bestaande uit woorden, cijfers of andere symbolen, met inbegrip van elektronische middelen, die kan worden gelezen, gereproduceerd en opgeslagen;
12. wordt onder „bericht van aanbesteding” verstaan: een bekendmaking van een aanbestedende dienst waarbij belangstellende leveranciers worden uitgenodigd een verzoek om deelname in te dienen, in te schrijven of beide;
13. wordt onder „openbare” aanbestedingsprocedures verstaan: procedures waarbij alle belangstellende leveranciers kunnen inschrijven;
14. wordt onder aanbestedingsprocedures „met voorafgaande selectie” verstaan: procedures waarbij, in overeenstemming met de desbetreffende bepalingen in dit hoofdstuk, alleen door de aanbestedende dienst uitgenodigde gekwalificeerde leveranciers mogen inschrijven;
15. wordt onder „onderhandse” aanbestedingsprocedures verstaan: procedures waarbij de aanbestedende diensten de leveranciers van hun keuze mogen raadplegen en met één of meer van hen mogen onderhandelen over de aanbestedingsvoorwaarden;
16. wordt onder „technische specificaties” verstaan: een specificatie waarin de kenmerken van de aan te schaffen producten of diensten worden omschreven, zoals kwaliteit, prestaties, veiligheid en afmetingen, symbolen, terminologie, verpakking, merktekens en etikettering, dan wel de procedés of methoden voor de productie ervan en de door de in dit hoofdstuk bedoelde aanbestedende diensten voorgeschreven vereisten inzake de procedures voor conformiteitsbeoordeling;
17. wordt onder „bijzondere voorwaarden” in overheidsopdrachten verstaan: alle voorwaarden of verbintenissen die plaatselijke ontwikkelingen aanmoedigen of de betalingsbalans verbeteren, zoals het gebruik van binnenlandse producten, het in licentie geven van technologie, investeringen, compenserende handel en dergelijke.
1. De bepalingen in dit hoofdstuk zijn alleen van toepassing op de in bijlage 6 genoemde aanbestedende diensten voor opdrachten boven de in die bijlage genoemde drempels.
2. De partijen en de overeenkomstsluitende Cariforum-staten zien erop toe dat de in dit hoofdstuk bedoelde aanbestedende diensten hun opdrachten op transparante wijze en overeenkomstig de bepalingen in dit hoofdstuk en de bijlagen ter zake aanbesteden, waarbij zij elke in aanmerking komende leverancier uit de overeenkomstsluitende Cariforum-staten of de EG op dezelfde wijze en overeenkomstig het beginsel van een open en daadwerkelijke mededinging behandelen.
1. Behoudens artikel 180, lid 4, publiceert elke partij of overeenkomstsluitende Cariforum-staat onverwijld in de daarvoor bestemde publicaties genoemd in bijlage VII, met inbegrip van officieel aangewezen elektronische media, alle wetten, voorschriften, rechterlijke uitspraken, algemene administratieve beschikkingen en procedures in verband met overheidsopdrachten waarop het bepaalde in dit hoofdstuk van toepassing is, alsmede de afzonderlijke overheidsopdrachten. Elke partij of overeenkomstsluitende Cariforum-staat publiceert op dezelfde wijze onverwijld alle wijzigingen van dergelijke maatregelen en stelt de andere partijen binnen een redelijke termijn van die wijzigingen in kennis.
2. De partijen en de overeenkomstsluitende Cariforum-staten zien erop toe dat hun aanbestedende diensten de mogelijkheden tot inschrijving op aanbestedingen van overheidsopdrachten effectief bekendmaken en verstrekken in aanmerking komende leveranciers alle informatie die zij nodig hebben om aan deze aanbestedingen deel te nemen. Elke partij creëert en onderhoudt een passende onlinefaciliteit om een effectieve bekendmaking van overheidsopdrachten te bevorderen.
a. De aan leveranciers ter beschikking gestelde aanbestedingsstukken dienen alle informatie te bevatten die zij nodig hebben om geldige inschrijvingen te kunnen doen.
b. Wanneer een dienst de volledige aanbestedingsstukken en ondersteunende documentatie niet kosteloos langs elektronische weg rechtstreeks toegankelijk maakt, verstrekt zij de aanbestedingsstukken onverwijld op verzoek van de in aanmerking komende leveranciers van de partijen.
3. Voor elke overheidsopdracht waarop het bepaalde in dit hoofdstuk van toepassing is, publiceren de aanbestedende diensten, behoudens andersluidende bepalingen, vooraf een bericht van aanbesteding. Elk bericht is toegankelijk gedurende het gehele tijdvak dat voor de aanbesteding van de desbetreffende opdracht is vastgesteld.
4. Ieder bericht van aanbesteding bevat ten minste de volgende gegevens:
a. de naam, het adres, het faxnummer en het e-mailadres (indien beschikbaar) van de aanbestedende dienst en het adres waar alle documenten met betrekking tot de opdracht kunnen worden verkregen, indien dat een ander adres is;
b. de gekozen aanbestedingsprocedure en de vorm van de opdracht;
c. een omschrijving van de aanbestede opdracht alsmede de wezenlijke eisen waaraan in het kader van de opdracht moet worden voldaan;
d. alle voorwaarden waaraan leveranciers moeten voldoen om aan de aanbesteding te mogen deelnemen;
e. de termijnen voor de indiening van de inschrijvingen en in voorkomend geval alle termijnen voor de indiening van verzoeken om deelneming aan de aanbesteding;
f. alle criteria die worden toegepast voor de gunning van de opdracht;
g. indien mogelijk de betalingsvoorwaarden en andere voorwaarden.
5. De aanbestedende diensten worden aangemoedigd hun aanbestedingsplannen zo vroeg mogelijk in elk begrotingsjaar aan te kondigen. De aankondiging dient het onderwerp van de aanbesteding en de geplande datum van publicatie van het bericht van aanbesteding te bevatten.
6. Aanbestedende diensten op het gebied van de nutsbedrijven kunnen de aankondiging over hun aanbestedingsplannen als bericht van aanbesteding gebruiken, mits de aankondiging zoveel als mogelijk van de in lid 4 bedoelde informatie bevat alsmede een verklaring dat leveranciers hun belangstelling voor de opdracht bij de dienst bekend moeten maken.
1. Zonder afbreuk te doen aan de gebruikte methode voor de gunning van een specifieke overheidsopdracht, zien de aanbestedende diensten erop toe dat die methode in het bericht van aanbesteding of de aanbestedingsdocumenten wordt gespecificeerd.
2. De partijen en de overeenkomstsluitende Cariforum-staten zien erop toe dat hun wet- en regelgeving duidelijk voorschrijft onder welke voorwaarden aanbestedende diensten gebruik kunnen maken van onderhandse aanbestedingsprocedures. De aanbestedende diensten gebruiken die methoden niet om de deelneming aan de aanbesteding op niet-transparante wijze te beperken.
3. In het geval van een elektronische aanbesteding:
a. ziet de aanbestedende dienst erop toe dat hiervoor algemeen beschikbare en interoperabele informatietechnologieproducten en software worden gebruikt, met inbegrip van die voor de authenticatie en encryptie van informatie;
b. hanteert de aanbestedende dienst mechanismen die de integriteit van verzoeken om deelneming en inschrijvingen waarborgen en ongeoorloofde toegang voorkomen.
1. Bij aanbestedingsprocedures met voorafgaande selectie:
a. publiceren de aanbestedende diensten een bericht van aanbesteding;
b. nodigen zij in het bericht van aanbesteding de in aanmerking komende leveranciers uit een verzoek om deelneming in te dienen;
c. selecteren zij de leveranciers die aan de aanbestedingsprocedure met voorafgaande selectie mogen deelnemen op eerlijke wijze;
d. vermelden zij de termijn voor de indiening van een verzoek om deelneming.
2. De aanbestedende diensten erkennen als gekwalificeerde leverancier alle leveranciers die aan de voorwaarden voor deelneming aan een specifieke aanbestedingsprocedure voldoen, tenzij de aanbestedende dienst in het bericht of, wanneer deze openbaar toegankelijk zijn, in de aanbestedingsdocumenten vermeldt dat het aantal leveranciers dat tot de aanbesteding wordt toegelaten beperkt is, onder opgave van de objectieve criteria voor een dergelijke beperking.
3. Wanneer de aanbestedingsdocumenten niet vanaf de datum van publicatie van het in lid 1 bedoelde bericht van aanbesteding openbaar toegankelijk zijn, zien de aanbestedende diensten erop toe dat die documenten voor alle geselecteerde gekwalificeerde leveranciers op hetzelfde tijdstip beschikbaar zijn.
1. Bij een onderhandse aanbesteding kan een aanbestedende dienst besluiten artikel 168, artikel 169, leden 1 en 3, artikel 170, artikel 173, lid 1, en de artikelen 174, 175, 176 en 178 niet toe te passen.
2. Aanbestedende diensten kunnen hun overheidsopdrachten in de volgende gevallen gunnen door middel van een onderhandse aanbestedingsprocedure:
a. wanneer er naar aanleiding van een openbare aanbestedingsprocedure of een aanbestedingsprocedure met voorafgaande selectie geen geschikte inschrijvingen zijn ingediend, mits de eisen van de oorspronkelijke aanbesteding niet aanzienlijk zijn gewijzigd;
b. wanneer de opdracht om technische of artistieke redenen of om redenen van bescherming van exclusieve rechten slechts door een bepaalde leverancier kan worden uitgevoerd en er geen redelijk alternatief of substituut bestaat;
c. wanneer wegens dwingende spoed, als gevolg van gebeurtenissen die door de aanbestedende dienst niet zijn voorzien, de producten of diensten niet tijdig konden worden verkregen door middel van een openbare aanbestedingsprocedure of een aanbestedingsprocedure met voorafgaande selectie;
d. voor aanvullende leveringen van goederen of diensten door de oorspronkelijke leverancier, wanneer een verandering van leverancier de aanbestedende dienst ertoe zou verplichten uitrusting of diensten aan te besteden die niet voldoen aan de eis van verwisselbaarheid met bestaande uitrusting of diensten die in het kader van de aanvankelijke opdracht waren aanbesteed en wanneer dat onderscheid zou leiden tot aanzienlijk ongemak of een aanzienlijke toename van de kosten voor de aanbestedende dienst;
e. wanneer een aanbestedende dienst prototypes of een nieuw product of een nieuwe dienst aanschaft die op haar verzoek tijdens de uitvoering van een specifieke opdracht inzake onderzoek, proefneming, studie of oorspronkelijke ontwikkeling ten behoeve van die opdracht zijn ontwikkeld;
f. wanneer aanvullende diensten die niet in de aanvankelijke opdracht waren opgenomen, maar binnen de doelstellingen van de oorspronkelijke aanbestedingsstukken vallen, als gevolg van onvoorziene omstandigheden noodzakelijk zijn geworden om de daarin beschreven diensten te voltooien. De totale waarde van de met het oog op de aanvullende diensten geplaatste opdrachten mag evenwel niet meer bedragen dan 50% van het bedrag van de oorspronkelijke opdracht;
g. voor nieuwe diensten die bestaan in de herhaling van soortgelijke diensten die overeenstemmen met een basisproject waarvoor een aanvankelijke opdracht was geplaatst na een openbare aanbestedingsprocedure of een procedure met voorafgaande selectie, en waarvoor de aanbestedende dienst in het bericht van aanbesteding had aangegeven dat gebruik zou kunnen worden gemaakt van een onderhandse procedure voor de plaatsing van opdrachten voor dergelijke nieuwe diensten;
h. voor producten die op een goederenmarkt worden aangekocht;
i. in het geval van opdrachten die worden gegund aan de winnaar van een ontwerpwedstrijd; indien er meerdere winnaars zijn, dienen alle prijswinnaars te worden uitgenodigd om deel te nemen aan de onderhandelingen als gespecificeerd in het bericht van aanbesteding of de aanbestedingsstukken;
j. voor aankopen onder uitzonderlijk voordelige voorwaarden die alleen op zeer korte termijn ontstaan in het geval van ongebruikelijke verkopen, zoals bij liquidatie, curatele of faillissement, maar niet bij normale aankopen bij normale leveranciers.
Voor de toepassing van dit hoofdstuk passen de EG en de overeenkomstsluitende Cariforum-staten op goederen of diensten die, naar gelang van het geval, door de EG en de overeenkomstsluitende Cariforum-staten worden ingevoerd of geleverd, geen andere oorsprongsregels toe dan die welke terzelfder tijd in het normale handelsverkeer van toepassing zijn op de invoer of op leveringen van dezelfde goederen of diensten uit dezelfde overeenkomstsluitende Cariforum-staat of uit de EG.
1. In overeenstemming met de doelstellingen van dit hoofdstuk zien de aanbestedende diensten erop toe dat de technische specificaties die gelden voor of waarvan het de bedoeling is dat ze gelden voor aanbestedingen waarop de bepalingen van dit hoofdstuk van toepassing zijn, worden uiteengezet in het bericht van aanbesteding of in de aanbestedingsstukken.
2. Een aanbestedende dienst vraagt of aanvaardt geen advies dat kan worden gebruikt bij de voorbereiding of de goedkeuring van een technische specificatie voor een specifieke aanbesteding van een persoon die een commercieel belang bij de aanbesteding kan hebben, wanneer dat advies tot gevolg kan hebben dat concurrentie wordt uitgesloten.
3. Bij het voorschrijven van de technische specificaties van de goederen of diensten die het voorwerp van de aanbesteding zijn:
a. specificeert de aanbestedende dienst de technische specificaties in voorkomend geval aan de hand van prestaties of functionele eisen en niet aan de hand van een design of van descriptieve normen;
b. baseert de aanbestedende dienst de technische specificaties op internationale normen, wanneer deze bestaan, en anders op nationale technische voorschriften, erkende nationale normen of bouwvoorschriften.
4. Wanneer in de technische specificaties wordt uitgegaan van het design of van descriptieve kenmerken, voegt de aanbestedende dienst in voorkomend geval woorden als „of gelijkwaardig” aan de technische specificaties toe, en neemt hij inschrijvingen die aantoonbaar aan het vereiste design of aan de vereiste descriptieve kenmerken voldoen en die voor het beoogde doel geschikt zijn, in aanmerking.
5. Een aanbestedende dienst schrijft geen technische specificaties voor waarin vereisten inzake of verwijzingen naar bepaalde handelsmerken of handelsnamen, octrooien, auteursrechten, designs of typen, of naar een bepaalde oorsprong, producent of leverancier zijn opgenomen, tenzij er geen andere voldoende nauwkeurige of begrijpelijke manier is om de voorwaarden van de opdracht te beschrijven, en op voorwaarde dat woorden zoals „of gelijkwaardig” in de aanbestedingsstukken zijn opgenomen.
1. Voor aanbestedingen waarop het bepaalde in dit hoofdstuk van toepassing is, zien aanbestedende diensten erop toe dat alle voorwaarden en criteria voor deelneming aan een openbare aanbestedingsprocedure vooraf worden bekendgemaakt in het bericht van aanbesteding of in de aanbestedingsstukken. Er worden alleen voorwaarden en criteria opgenomen die van wezenlijk belang zijn om te waarborgen dat de potentiële leverancier de opdracht in kwestie kan uitvoeren.
2. De overeenkomstsluitende Cariforum-staten en de EG stellen de deelneming van een leverancier aan een aanbesteding niet afhankelijk van de voorwaarde dat aan de betrokken leverancier al eerder één of meer opdrachten zijn gegund door een instantie van de betrokken partij of staat of dat de leverancier al eerder werkzaamheden heeft verricht op het grondgebied van die partij. Dit lid is niet van toepassing op aanbestedingen van enquêtes naar en studies van maatschappelijke effecten.
3. De aanbestedende dienst baseert zijn oordeel over het financiële, commerciële en technische vermogen van een leverancier op de voorwaarden die hij vooraf in het bericht van aanbesteding of de aanbestedingsstukken heeft gespecificeerd.
4. Geen enkele bepaling in dit artikel belet de uitsluiting van een leverancier op gronden als faillissement, valse aangiften of een veroordeling voor een ernstig misdrijf.
5. Aanbestedende diensten mogen een lijst voor veelvuldig gebruik aanhouden op voorwaarde dat een bericht om belangstellende leveranciers uit te nodigen opneming in de lijst aan te vragen:
a. jaarlijks wordt gepubliceerd, en
b. voortdurend in een van de in bijlage VII genoemde passende media beschikbaar is, wanneer het bericht elektronisch wordt gepubliceerd.
6. De aanbestedende diensten zien erop toe dat leveranciers steeds kwalificatie kunnen aanvragen, door publicatie van een bericht om leveranciers uit te nodigen opneming in de lijst aan te vragen; dit bericht bevat de volgende informatie:
a. een beschrijving van de goederen en diensten, of de categorieën goederen en diensten, waarvoor de lijst kan worden gebruikt;
b. de voorwaarden voor deelneming waaraan leveranciers moeten voldoen en de methoden die de aanbestedende dienst zal gebruiken om te controleren of een leverancier aan de voorwaarden voldoet;
c. de naam en het adres van de aanbestedende dienst en andere informatie die nodig is om contact met de dienst op te nemen en alle relevante documentatie in verband met de lijst te verkrijgen;
d. de geldigheidsduur van de lijst en de wijze waarop deze wordt vernieuwd of beëindigd, of wanneer er geen geldigheidsduur is voorzien, een aanwijzing over de wijze waarop de beëindiging van het gebruik van de lijst wordt medegedeeld.
De aanbestedende diensten nemen alle gekwalificeerde leveranciers binnen een redelijk korte termijn in de lijst op.
7. Wanneer een niet-erkende leverancier binnen de termijn een verzoek om deelneming indient, samen met alle vereiste documenten dienaangaande, onderzoekt een aanbestedende dienst, ongeacht of deze een lijst voor veelvuldig gebruik hanteert, het verzoek om deelneming van de leverancier en accepteert hij dit, tenzij de dienst, wegens de complexiteit van de aanbesteding, niet in staat is het onderzoek van het verzoek af te ronden. Aanbestedende diensten zien er ook op toe dat een leverancier die om opneming in de lijst heeft verzocht, tijdig in kennis wordt gesteld van het besluit dienaangaande.
8. Aanbestedende diensten op het gebied van nutsbedrijven kunnen een bericht waarbij leveranciers worden uitgenodigd om opneming in een lijst voor veelvuldig gebruik aan te vragen als bericht van aanbesteding gebruiken en kunnen verzoeken om deelneming van nog niet gekwalificeerde leveranciers van de aanbesteding uitsluiten om reden dat de aanbestedende dienst onvoldoende tijd heeft om de aanvraag te onderzoeken.
1. De overeenkomstsluitende Cariforum-staten en de EG kunnen erin voorzien dat hun aanbestedende diensten onderhandelingen aanknopen:
a. in het kader van aanbestedingen waarbij zij in het bericht van aanbesteding die intentie te kennen hebben gegeven, of
b. wanneer bij de beoordeling blijkt dat geen van de inschrijvingen duidelijk het voordeligst is volgens de in het bericht van aanbesteding of in de aanbestedingsstukken vermelde specifieke beoordelingscriteria.
2. Een aanbestedende dienst:
a. ziet erop toe dat iedere uitsluiting van leveranciers tijdens onderhandelingen plaatsvindt in overeenstemming met de in het bericht van aanbesteding of in de aanbestedingsstukken neergelegde beoordelingscriteria, en
b. stelt, wanneer de onderhandelingen zijn afgesloten, voor de resterende leveranciers een voor iedereen gelijke termijn vast om een nieuwe of herziene inschrijving in te dienen.
1. Bij de ontvangst en de opening van alle inschrijvingen die in openbare procedures en procedures met voorafgaande selectie zijn ingediend als reactie op een uitnodiging tot inschrijving door de aanbestedende diensten, worden procedures en voorwaarden in acht genomen die de eerlijkheid en de transparantie van de procedure waarborgen.
2. Tenzij een aanbestedende dienst besluit dat het niet in het openbaar belang is de opdracht te plaatsen, plaatst het de opdracht bij de leverancier van wie op basis van de ingediende informatie is vastgesteld dat hij volledig in staat is de opdracht op zich te nemen en van wie de inschrijving hetzij de laagste inschrijving was, hetzij de inschrijving waarvan op grond van de in het bericht van aanbesteding of in de aanbestedingsstukken neergelegde specifieke beoordelingscriteria is vastgesteld dat die het voordeligst is. Plaatsing geschiedt in overeenstemming met de criteria en essentiële eisen die zijn gespecificeerd in het bericht van aanbesteding of in de aanbestedingsstukken.
1. De partijen en de overeenkomstsluitende Cariforum-staten zien erop toe dat hun aanbestedende diensten de resultaten van procedures inzake overheidsopdrachten effectief verspreiden.
2. Aanbestedende diensten stellen de leveranciers onverwijld in kennis van besluiten aangaande de plaatsing van een opdracht; op verzoek doen zij dat schriftelijk. Zij stellen een uitgesloten leverancier op diens verzoek in kennis van de redenen voor de afwijzing van zijn inschrijving en van de relatieve voordelen van de inschrijving van de succesvolle leverancier.
3. Aanbestedende diensten kunnen besluiten bepaalde gegevens betreffende de plaatsing van de opdracht niet vrij te geven, indien vrijgave de toepassing van wettelijke bepalingen zou belemmeren of anderszins strijdig zou zijn met het algemeen belang, de legitieme commerciële belangen van leveranciers zou schaden dan wel de eerlijke mededinging tussen leveranciers in het gedrang zou brengen.
4. Behoudens artikel 180, lid 4, publiceert een aanbestedende dienst uiterlijk tweeënzeventig (72) dagen na de plaatsing van elke opdracht waarop het bepaalde in dit hoofdstuk van toepassing is, een bericht in het passende bedrukte of elektronische medium als opgenomen in de lijst in bijlage VII.
Wanneer alleen gebruik wordt gemaakt van een elektronisch medium, dient de informatie gedurende een redelijke termijn gemakkelijk toegankelijk te blijven. Het bericht moet ten minste de volgende gegevens bevatten:
a. een beschrijving van de aangeschafte goederen of diensten;
b. de naam en het adres van de aanbestedende dienst;
c. de naam en het adres van de leverancier bij wie de opdracht is geplaatst;
d. het bedrag van de geselecteerde inschrijving of de hoogste en de laagste offerte die bij de plaatsing van de opdracht in overweging zijn genomen;
e. de datum van de plaatsing van de opdracht;
f. de gebruikte aanbestedingsmethode, en in geval van een onderhandse aanbestedingsprocedure, een beschrijving van de omstandigheden die deze procedure rechtvaardigden.
1. Bij de vaststelling van termijnen die gelden voor aanbestedingen waarop het bepaalde in dit hoofdstuk van toepassing is, houden de aanbestedende diensten, in overeenstemming met hun eigen redelijke behoeften, rekening met factoren als de complexiteit van de beoogde aanbesteding en de normale duur voor het indienen van een inschrijving.
2. De partijen en de overeenkomstsluitende Cariforum-staten zien erop toe dat hun aanbestedende diensten bij het vaststellen van de termijn waarbinnen inschrijvingen of verzoeken om deelneming of kwalificatie worden ingewacht, naar behoren rekening houden met de tijd die nodig is voor de publicatie. Dergelijke termijnen en eventuele verlengingen ervan moeten voor alle belangstellende of deelnemende partijen gelijk zijn.
3. Aanbestedende diensten vermelden de termijnen die voor een specifieke aanbesteding van toepassing zijn, duidelijk in het bericht van aanbesteding en/of in de aanbestedingsstukken.
1. De partijen en de overeenkomstsluitende Cariforum-staten voorzien in transparante, snelle, onpartijdige en doeltreffende procedures om leveranciers de gelegenheid te bieden om in het kader van aanbestedingen waarin zij een legitiem commercieel belang hebben of hebben gehad, in beroep te gaan tegen binnenlandse maatregelen ter uitvoering van dit hoofdstuk.
Daartoe wordt door elke partij of overeenkomstsluitende Cariforum-staat ten minste één onpartijdige en van de aanbestedende diensten onafhankelijke administratieve of rechterlijke instantie opgericht, vastgesteld of aangewezen om een beroep door een leverancier in het kader van een aanbesteding waarop dit hoofdstuk van toepassing is, te ontvangen en te beoordelen.
2. Iedere leverancier krijgt voldoende tijd om een beroep voor te bereiden en in te dienen, te rekenen vanaf het tijdstip waarop de grond voor het beroep voor de leverancier bekend wordt of redelijkerwijs bekend had kunnen worden. Dit lid belet de partijen of de overeenkomstsluitende Cariforum-staten niet te eisen dat klagers hun klacht binnen een redelijke termijn indienen, mits de duur van die termijn vooraf is bekendgemaakt.
3. De aanbestedende diensten zien erop toe dat zij verzoeken om een heroverweging kunnen beantwoorden door een redelijk dossier aan te houden van elke aanbesteding waarop dit hoofdstuk van toepassing is.
4. Beroepsprocedures voorzien in doeltreffende en snelle voorlopige maatregelen om inbreuken op binnenlandse maatregelen ter uitvoering van dit hoofdstuk te corrigeren.
1. De overeenkomstsluitende Cariforum-staten krijgen twee jaar de tijd, te rekenen vanaf de inwerkingtreding van deze overeenkomst, om hun maatregelen in overeenstemming te brengen met de specifieke procedurele verplichtingen uit hoofde van dit hoofdstuk.
2. Wanneer uit een beoordeling door het Handels- en ontwikkelingscomité Cariforum-EG aan het eind van de uitvoeringsperiode blijkt dat één of meer van de overeenkomstsluitende Cariforum-staten nog één jaar nodig heeft om hun maatregelen met de verplichtingen uit hoofde van dit hoofdstuk in overeenstemming te brengen, kan het Handels- en ontwikkelingscomité Cariforum-EG de in lid 1 bedoelde uitvoeringsperiode voor de betrokken afzonderlijke overeenkomstsluitende Cariforum-staten met één jaar verlengen.
3. In afwijking van de leden 1 en 2 bedraagt de uitvoeringsperiode voor Antigua en Barbuda, Belize, het Gemenebest Dominica, Grenada, de Republiek Haïti, Saint Christopher en Nevis, Saint Lucia en Saint Vincent en de Grenadines vijf (5) jaar.
4. De eisen in artikel 168, lid 1 en de laatste zin van lid 2, artikel 170, lid 1, onder a), en artikel 177, lid 4, treden voor de overeenkomstsluitende Cariforum-staten pas in werking wanneer de vereiste capaciteit om die bepalingen ten uitvoer te leggen, is ontwikkeld, doch niet later dan 5 jaar na de inwerkingtreding van deze overeenkomst.
Het Handels- en ontwikkelingscomité Cariforum-EG beoordeelt de tenuitvoerlegging van dit hoofdstuk, inclusief eventuele wijzigingen in de werkingssfeer, om de drie jaar, en het doet daartoe zo nodig passende aanbevelingen aan de Gezamenlijke Raad Cariforum-EG. Bij de uitvoering van deze taak kan het Handels- en ontwikkelingscomité Cariforum-EG, zonder dat dit afbreuk doet aan artikel 182, passende aanbevelingen met betrekking tot de verdere samenwerking van de partijen op het gebied van aanbestedingen en de tenuitvoerlegging van dit hoofdstuk doen.
1. De partijen erkennen het belang van samenwerking om de tenuitvoerlegging van de verbintenissen te bevorderen en de doelstellingen van dit hoofdstuk te bereiken.
2. Behoudens artikel 7 komen de partijen overeen op de volgende terreinen samen te werken, onder meer door ondersteuning te bevorderen en geschikte contactpunten op te richten:
a. uitwisseling van ervaringen en van informatie over goede praktijken en de wet- en regelgeving;
b. vaststelling en onderhoud van passende systemen en mechanismen om de naleving van de uit dit hoofdstuk voortvloeiende verplichtingen te bevorderen;
c. inrichting van een onlinefaciliteit op regionaal niveau voor de doeltreffende verspreiding van informatie over aanbestedingsmogelijkheden, teneinde de bewustwording van alle ondernemingen met betrekking tot aanbestedingsprocedures te bevorderen.
1. De partijen herbevestigen dat de beginselen van een duurzaam beheer van natuurlijke hulpbronnen en het milieu moeten worden toegepast en op ieder niveau van hun partnerschap moeten worden geïntegreerd, als onderdeel van hun primerende streven naar duurzame ontwikkeling, zoals neergelegd in de artikelen 1 en 2 van de Overeenkomst van Cotonou.
2. De partijen herinneren eraan dat artikel 32 van de Overeenkomst van Cotonou het milieu en de natuurlijke hulpbronnen behandelt als thematisch en algemeen vraagstuk en dat de in artikel 2 van de Overeenkomst van Cotonou genoemde grondbeginselen van inbreng, deelname, dialoog en differentiëring daarom buitengewoon belangrijk zijn.
3. De partijen en de overeenkomstsluitende Cariforum-staten zijn vastbesloten het milieu te behouden, te beschermen en te verbeteren, onder meer door multilaterale en regionale milieuovereenkomsten waarbij zij partij zijn.
4. De partijen herbevestigen hun verbintenis de ontwikkeling van de internationale handel op zodanige wijze te bevorderen dat wordt gezorgd voor een duurzaam en deugdelijk beheer van het milieu in overeenstemming met hun toezeggingen ter zake, waaronder de internationale verdragen waarbij zij partij zijn en met inachtneming van hun respectieve ontwikkelingsniveau.
5. De partijen en de overeenkomstsluitende Cariforum-staten zijn vastbesloten te streven naar bevordering van de handel in goederen en diensten die de partijen gunstig voor het milieu achten. Bij deze producten kan het gaan om milieutechnologieën, hernieuwbare en energie-efficiënte goederen en diensten en om goederen met een milieukeur.
1. In het bewustzijn dat de partijen en de overeenkomstsluitende Cariforum-staten het recht hebben regels vast te stellen om hun eigen binnenlandse beschermingsniveau voor milieu en volksgezondheid en hun eigen prioriteiten voor een duurzame ontwikkeling te verwezenlijken, en hun milieuwetgeving en -beleid dienovereenkomstig goed te keuren en te wijzigen, streven de partijen en de overeenkomstsluitende Cariforumstaten er elk voor zich naar dat hun milieu- en volksgezondheidswetgeving en -beleid voorziet in een hoog beschermingsniveau voor milieu en volksgezondheid en dit stimuleert, en streven zij ook naar een voortdurende verbetering van die wetgeving en dat beleid.
2. De partijen zijn het erover eens dat bij het opstellen en uitvoeren van maatregelen ter bescherming van het milieu en de volksgezondheid die van invloed zijn op de handel tussen de partijen, rekening wordt gehouden met de speciale behoeften en eisen van de Cariforum-staten.
3. Op voorwaarde dat de maatregelen niet worden toegepast op een manier die een willekeurige en onverdedigbare discriminatie tussen de partijen of een verborgen beperking van hun onderlinge handel zou betekenen, wordt geen enkele bepaling in deze overeenkomst zo uitgelegd dat de partijen en de overeenkomstsluitende Cariforum-staten geen maatregelen mogen goedkeuren of handhaven die in verband met het behoud van natuurlijke hulpbronnen of de bescherming van het milieu nodig zijn ter bescherming van het leven of de gezondheid van mensen, dieren of planten.
In het licht van de milieu-uitdagingen waarvoor zij zich in hun respectieve regio geplaatst zien en ter bevordering van de ontwikkeling van de internationale handel op een wijze waarbij het duurzame en deugdelijke beheer van het milieu gewaarborgd is, erkennen de partijen het belang van de vaststelling van doeltreffende strategieën en maatregelen op regionaal niveau. De partijen zijn het erover eens dat wanneer de nationale of regionale wetgeving geen relevante milieunormen bevat, zij ernaar streven de desbetreffende internationale normen, richtsnoeren en aanbevelingen goed te keuren en ten uitvoer te leggen wanneer dat praktisch en passend is.
De partijen erkennen dat het belangrijk is om bij de opstelling en tenuitvoerlegging van maatregelen ter bescherming van het milieu en de volksgezondheid die van invloed zijn op de handel tussen de partijen, rekening te houden met wetenschappelijke en technische informatie, het voorzorgbeginsel en internationale normen, richtsnoeren en aanbevelingen ter zake.
De partijen en de overeenkomstsluitende Cariforum-staten verbinden zich ertoe alle maatregelen ter bescherming van het milieu en de volksgezondheid die van invloed zijn op de handel tussen de partijen op transparante wijze op te stellen, in te voeren en ten uitvoer te leggen, deze maatregelen tijdig aan te kondigen, met het publiek en met elkaar te overleggen en niet-overheidsactoren, waaronder de particuliere sector, op passende wijze tijdig te informeren en te consulteren. De partijen zijn het erover eens dat wanneer aan de bepalingen over transparantie van titel I, hoofdstukken 6 en 7, is voldaan, ook is voldaan aan het bepaalde in dit artikel.
1. Behoudens artikel 184, lid 1, komen de partijen overeen de handel of de buitenlandse directe investeringen niet ter vergroting of handhaving van een concurrentievoordeel te stimuleren door:
a. het door de binnenlandse milieu- en volksgezondheidswetgeving geboden beschermingsniveau te verlagen;
b. afwijkingen van die wetgeving toe te staan of die wetgeving niet toe te passen.
2. De partijen en de overeenkomstsluitende Cariforum-staten verbinden zich ertoe geen regionale of nationale handels- of investeringsgerelateerde wetgeving of andere administratieve maatregelen in verband daarmee op zodanige wijze goed te keuren of toe te passen dat dit ten koste gaat van maatregelen ten gunste, ter bescherming of voor het behoud van het milieu of van natuurlijke hulpbronnen of ter bescherming van de volksgezondheid.
1. De partijen erkennen het belang van controle op en beoordeling van de gevolgen van de tenuitvoerlegging van deze overeenkomst op de duurzame ontwikkeling via hun bestaande participatieprocessen en participatieve instellingen en die welke in het kader van deze overeenkomst in het leven zijn geroepen.
2. De partijen raadplegen elkaar en het Raadgevend Comité Cariforum-EG over milieukwesties waarop de artikelen 183 tot en met 188 van toepassing zijn. De leden van het Raadgevend Comité Cariforum-EG kunnen de partijen mondeling of schriftelijk aanbevelingen doen inzake de verspreiding en uitwisseling van goede praktijken over kwesties die onder dit hoofdstuk vallen.
3. Ten aanzien van alle kwesties waarop de artikelen 183 tot en met 188 van toepassing zijn, kunnen de partijen overeenkomen bij de desbetreffende internationale organisaties advies te vragen over goede praktijken, het gebruik van doeltreffende beleidsinstrumenten om handelsgerelateerde uitdagingen op milieugebied het hoofd te bieden en de inventarisatie van belemmeringen voor een doeltreffende tenuitvoerlegging van milieunormen in het kader van de multilaterale milieuovereenkomsten ter zake.
4. Een partij kan om overleg met de andere partij vragen over kwesties betreffende de interpretatie en de toepassing van de artikelen 183 tot en met 188. Dit overleg mag niet langer dan drie maanden duren. In het kader van deze procedure kan een partij de desbetreffende internationale instanties om onafhankelijk advies vragen. In dat geval wordt de duur van het overleg verlengd met nog eens drie maanden.
5. Indien de kwestie niet bevredigend wordt opgelost door overleg tussen de partijen overeenkomstig lid 3, kan elk van de partijen verzoeken een comité van deskundigen bijeen te roepen om de kwestie te onderzoeken.
6. Het comité van deskundigen bestaat uit drie leden met specifieke kennis over de onderwerpen waarop dit hoofdstuk betrekking heeft. De voorzitter is geen onderdaan van een van de partijen. Het comité van deskundigen legt de partijen binnen drie maanden nadat het werd samengesteld een verslag voor. Het verslag wordt ter beschikking gesteld van het Raadgevend Comité Cariforum-EG.
1. De partijen erkennen het belang van samenwerking over milieukwesties teneinde de doelstellingen van deze overeenkomst te verwezenlijken.
2. Behoudens artikel 7 komen de partijen overeen op de volgende terreinen samen te werken, onder meer door ondersteuning te bevorderen:
a. technische bijstand aan producenten om te voldoen aan de relevante productnormen en andere normen die op de EG-markt van toepassing zijn;
b. bevordering en ondersteuning van particuliere en openbare vrijwillige en marktgerichte regelingen, met inbegrip van relevante regelingen over etikettering en accreditatie;
c. technische bijstand en opbouw van capaciteit, met name voor de overheidssector, in verband met de tenuitvoerlegging en naleving van multilaterale milieuovereenkomsten, met inbegrip van die met betrekking tot handelsgerelateerde aspecten;
d. bevordering van de handel tussen de partijen in natuurlijke hulpbronnen, waaronder hout en producten van hout uit legale en duurzame bronnen;
e. bijstand aan producenten bij de ontwikkeling en/of verbetering van de productie van goederen en diensten die volgens de partijen goed voor het milieu zijn;
f. bevordering en ondersteuning van de publieke bewustmaking en van onderwijsprogramma's over milieugoederen en -diensten, teneinde de handel in die producten tussen de partijen te stimuleren.
1. De partijen herbevestigen hun gehechtheid aan de internationaal erkende fundamentele arbeidsnormen, zoals omschreven in de respectieve ILO-Verdragen, en met name aan de vrijheid van vakvereniging en het recht op collectieve onderhandelingen, de afschaffing van dwangarbeid, de uitbanning van de ergste vormen van kinderarbeid en non-discriminatie op het gebied van arbeid. Verder herbevestigen de partijen hun verplichtingen als lid van de ILO en hun verbintenissen in het kader van de Verklaring van de Internationale Arbeidsorganisatie over de fundamentele rechten en beginselen op het werk en de follow-up daarvan (1998).
2. De partijen herbevestigen dat zij veel waarden hechten aan de ministeriële verklaring van 2006 van de Economische en Sociale Raad van de VN over volledige werkgelegenheid en fatsoenlijk werk, door de ontwikkeling van de internationale handel te bevorderen op een wijze die de volledige en productieve werkgelegenheid en fatsoenlijk werk voor iedereen – mannen vrouwen en jongeren – ten goede komt.
3. De partijen erkennen de positieve rol die de fundamentele arbeidsnormen en fatsoenlijk werk kunnen hebben op de economische efficiëntie, innovatie en productiviteit, en zij benadrukken de waarde van een grotere politieke coherentie tussen het handelsbeleid enerzijds en de werkgelegenheid en het sociale beleid anderzijds.
4. De partijen zijn het overeen eens dat arbeidsnormen niet mogen worden gebruikt voor protectionistische handelsdoeleinden.
5. De partijen erkennen de voordelen van handel in eerlijke en ethische handelsproducten en het belang van de bevordering van de onderlinge handel in die producten.
In het bewustzijn dat de partijen en de overeenkomstsluitende Cariforum-staten het recht hebben regels te bepalen om hun eigen sociale regelgeving en arbeidsnormen vast te stellen in overeenstemming met hun eigen sociale-ontwikkelingsprioriteiten, en hun wetgeving en beleid ter zake dienovereenkomstig goed te keuren en te wijzigen, zien de partijen en de overeenkomstsluitende Cariforum-staten er elk voor zich op toe dat haar/zijn wetgeving en beleid op sociaal en arbeidsgebied voorzien in sociale en arbeidsnormen van een hoog niveau in overeenstemming met de in artikel 191 beschreven internationaal erkende rechten en deze stimuleren, en streven zij ook naar een voortdurende verbetering van die wetgeving en dat beleid.
Behoudens artikel 192 komen de partijen overeen de handel of de buitenlandse directe investeringen niet ter vergroting of handhaving van een concurrentievoordeel te stimuleren door:
a. het door de binnenlandse sociale en arbeidswetgeving geboden beschermingsniveau te verlagen;
b. afwijkingen van die wetgeving en normen toe te staan of die wetgeving en normen niet toe te passen.
In het licht van de sociale uitdagingen waarmee hun respectieve regio te maken heeft en ter bevordering van de duurzame ontwikkeling van de internationale handel, erkennen de partijen het belang van de vaststelling van beleid en maatregelen op het gebied van de sociale cohesie teneinde op regionaal niveau fatsoenlijk werk te bevorderen.
1. In overeenstemming met artikel 191 erkennen de partijen het belang van controle op en beoordeling van de werking van de overeenkomst op fatsoenlijk werk en op andere gebieden van duurzame ontwikkeling via hun bestaande participatieprocessen en participatieve instellingen en die welke in het kader van deze overeenkomst in het leven zijn geroepen.
2. De partijen raadplegen elkaar en het Raadgevend Comité Cariforum-EG over sociale kwesties waarop de artikelen 191 tot en met 194 van toepassing zijn. De leden van het Raadgevend Comité Cariforum-EG kunnen de partijen mondeling of schriftelijk aanbevelingen doen over de verspreiding en uitwisseling van goede praktijken over kwesties die onder dit hoofdstuk vallen.
3. Ten aanzien van alle kwesties waarop de artikelen 191 tot en met 194 van toepassing zijn, kunnen de partijen overeenkomen bij de ILO advies te vragen over goede praktijken, het gebruik van doeltreffende beleidsinstrumenten om handelsgerelateerde sociale uitdagingen, zoals aanpassingen van de arbeidsmarkt, het hoofd te bieden en de inventarisatie van belemmeringen voor een doeltreffende tenuitvoerlegging van fundamentele arbeidsnormen.
4. Een partij kan vragen om overleg met de andere partij over kwesties betreffende de interpretatie en de toepassing van de artikelen 191 tot en met 194. Dit overleg mag niet langer dan drie maanden duren. In het kader van deze procedure kan een partij de ILO om onafhankelijk advies vragen. In dat geval wordt de duur van het overleg verlengd met nog eens drie maanden.
5. Indien de kwestie door overleg tussen de partijen overeenkomstig lid 3 niet bevredigend wordt opgelost, kan elk van de partijen verzoeken een comité van deskundigen bijeen te roepen om de kwestie te onderzoeken.
6. Het comité van deskundigen bestaat uit drie leden met specifieke kennis over de onderwerpen waarop dit hoofdstuk betrekking heeft. De voorzitter is geen onderdaan van een van de partijen. Het comité van deskundigen legt de partijen binnen drie maanden nadat het werd samengesteld een verslag voor. Het verslag wordt ter beschikking gesteld van het Raadgevend Comité Cariforum-EG.
1. De partijen erkennen het belang van samenwerking in sociale en arbeidsaangelegenheden teneinde de doelstellingen van deze overeenkomst te verwezenlijken.
2. Behoudens artikel 7 komen de partijen overeen op de volgende terreinen samen te werken, onder meer door ondersteuning te bevorderen:
a. uitwisseling van informatie over de respectieve sociale en arbeidswetgeving en het beleid, de regelgeving en andere maatregelen ter zake;
b. de opstelling van nationale sociale en arbeidswetgeving en de versterking van bestaande wetgeving, alsmede van mechanismen voor de sociale dialoog, met inbegrip van maatregelen ter bevordering van het door de ILO vastgestelde programma voor fatsoenlijk werk;
c. onderwijs- en bewustmakingsprogramma's, met inbegrip van opleiding en beleid voor de aanpassing van de arbeidsmarkt, alsmede bewustmaking over gezondheids- en veiligheidsverantwoordelijkheden, rechten van werknemers en verantwoordelijkheden van werkgevers;
d. daadwerkelijke naleving van de nationale wetgeving en arbeidsregelgeving, met inbegrip van initiatieven op het gebied van opleiding en de opbouw van capaciteit voor arbeidsinspecteurs, en bevordering van maatschappelijk verantwoord ondernemen door voorlichting van het publiek en verslaglegging.
1. De partijen en de overeenkomstsluitende Cariforum-staten erkennen:
a. hun gemeenschappelijke belang bij de bescherming van de fundamentele rechten en vrijheden van natuurlijke personen, met name van hun recht op een persoonlijke levenssfeer, in verband met de verwerking van persoonsgegevens,
b. het belang van de handhaving van doeltreffende regelingen voor de gegevensbescherming als middel om de belangen van consumenten te beschermen, om het vertrouwen van investeerders te stimuleren en om grensoverschrijdende stromen van persoonsgegevens te vereenvoudigen,
c. dat persoonsgegevens op transparante en eerlijke wijze moeten worden verzameld en verwerkt, waarbij naar behoren rekening wordt gehouden met de betrokkene,
en komen overeen passende wet- en regelgeving vast te stellen en de voor de tenuitvoerlegging daarvan benodigde bestuurlijke capaciteit ter beschikking te stellen, met inbegrip van onafhankelijke toezichthoudende instanties, opdat overeenkomstig de bestaande hoge internationale normen een passend niveau van bescherming van natuurlijke personen bij de verwerking van persoonsgegevens wordt gewaarborgd30) .
2. De overeenkomstsluitende Cariforum-staten streven ernaar het bepaalde in lid 1 zo spoedig mogelijk, maar uiterlijk zeven jaar na de inwerkingtreding van deze overeenkomst ten uitvoer te leggen.
Voor de toepassing van dit hoofdstuk wordt verstaan onder:
a. „persoonsgegevens”: iedere informatie betreffende een geïdentificeerde of identificeerbare natuurlijke persoon (de betrokkene);
b. „verwerking van persoonsgegevens”: elke bewerking of elk geheel van bewerkingen met betrekking tot persoonsgegevens, zoals het verzamelen, vastleggen, ordenen, bewaren, wijzigen, opvragen, raadplegen, gebruiken, vrijgeven, combineren, afschermen, wissen of vernietigen van gegevens, alsmede de doorgifte van persoonsgegevens naar andere landen;
c. „voor de verwerking verantwoordelijke”: de natuurlijke of rechtspersoon, autoriteit of andere instantie die het doel van en de middelen voor de verwerking van persoonsgegevens vaststelt.
De partijen zijn het erover eens dat de vast te stellen wet- en regelgeving en de ter beschikking te stellen bestuurlijke capaciteit ten minste op de volgende inhoudelijke beginselen en handhavingsmechanismen moeten berusten:
a. Inhoudelijke beginselen
i. het beginsel van beperking van het doel – gegevens mogen slechts voor een specifiek doel worden verwerkt en vervolgens worden gebruikt of verder worden doorgegeven voor zover dit niet onverenigbaar is met het doel van de oorspronkelijke doorgifte.
De enige uitzonderingen op deze regel zijn die waarin de wetgeving voorziet en die in een democratische samenleving noodzakelijk zijn voor zwaarwegende openbare belangen;
ii. het beginsel inzake gegevenskwaliteit en evenredigheid – gegevens moeten nauwkeurig zijn en zo nodig worden bijgewerkt. De gegevens moeten geschikt en relevant zijn en mogen niet buitensporig zijn in verhouding tot de doelen waarvoor zij worden doorgegeven of verder worden verwerkt;
iii. het transparantiebeginsel – personen moeten informatie krijgen over het doel van de verwerking en over de identiteit van de voor de verwerking verantwoordelijke in het derde land, alsmede alle andere informatie die nodig is om eerlijkheid te garanderen. De enige uitzonderingen op deze regel zijn die waarin de wetgeving voorziet en die in een democratische samenleving noodzakelijk zijn voor zwaarwegende openbare belangen;
iv. het beveiligingsbeginsel – de voor de verwerking verantwoordelijke moet technische en organisatorische beveiligingsmaatregelen treffen die in overeenstemming zijn met de risico's van de verwerking.
Iedereen die onder het gezag van de voor de verwerking verantwoordelijke staat, met inbegrip van een verwerker, mag de gegevens alleen volgens de instructies van de voor de verwerking verantwoordelijke verwerken;
v. het recht van toegang, rectificatie en verzet – de betrokkenen moeten recht hebben op een kopie van alle op hen betrekking hebbende gegevens die worden verwerkt, alsook recht op rectificatie wanneer deze gegevens onjuist blijken. In bepaalde omstandigheden kunnen zij zich ook tegen verwerking van hun gegevens verzetten. De enige uitzonderingen op deze regel zijn die waarin de wetgeving voorziet en die in een democratische samenleving noodzakelijk zijn voor zwaarwegende openbare belangen;
vi. beperking van verdere doorgifte – in beginsel mag verdere doorgifte van persoonsgegevens door de ontvanger van de oorspronkelijke doorgifte slechts worden toegestaan wanneer voor de tweede ontvanger (d.w.z. de ontvanger van de verdere doorgifte) ook regels gelden die een passend beschermingsniveau garanderen;
vii. gevoelige gegevens – speciale categorieën gegevens, zoals die met informatie over ras of etnische afkomst, politieke opvattingen, godsdienstige of levensbeschouwelijke overtuiging, lidmaatschap van een vakvereniging, of die betreffende de gezondheid of het seksuele leven, en gegevens inzake overtredingen, strafrechtelijke veroordelingen of beveiligingsmaatregelen, mogen uitsluitend worden verwerkt wanneer het nationale recht in extra beschermingsmaatregelen voorziet.
b. Handhavingsmechanismen
Er moet worden voorzien in passende mechanismen, waardoor kan worden gewaarborgd dat de volgende doelstellingen worden verwezenlijkt:
i. een goede naleving van de voorschriften: zo moeten de voor de verwerking verantwoordelijken zich zeer goed bewust zijn van hun plichten en moeten de betrokkenen op de hoogte zijn van hun rechten en de middelen die hun ter beschikking staan om deze te doen gelden; er moeten doeltreffende, afschrikkende sancties bestaan, en systemen voor rechtstreekse controle door de autoriteiten, auditors of onafhankelijke functionarissen voor de gegevensbescherming;
ii. bijstand aan de betrokkenen bij de uitoefening van hun rechten – ieder moet zijn rechten snel, doeltreffend en zonder prohibitieve kosten kunnen afdwingen, onder meer door middel van passende institutionele mechanismen die een onafhankelijk onderzoek van klachten mogelijk maken;
iii. een passende schadeloosstelling voor de benadeelde partij bij niet-naleving van voorschriften; hiertoe behoort de mogelijkheid tot betaling van schadevergoedingen en het opleggen van sancties overeenkomstig het geldende nationale recht.
1. De EG en de overeenkomstsluitende Cariforum-staten stellen elkaar via het Handels- en ontwikkelingscomité Cariforum-EG op de hoogte van hun internationale verbintenissen jegens of afspraken met derde landen en van hun andere verplichtingen die voor de tenuitvoerlegging van dit hoofdstuk van belang kunnen zijn, en met name van afspraken die voorzien in de verwerking van persoonsgegevens, zoals het verzamelen en het bewaren ervan, de toegang ertoe en de doorgifte ervan aan derden.
2. Op verzoek van de EG of van de overeenkomstsluitende Cariforum-staten voeren de EG en de overeenkomstsluitende Cariforum-staten in dit verband overleg om eventuele problemen uit de weg te ruimen.
1. De partijen erkennen het belang van samenwerking voor de bevordering van de ontwikkeling van passende wettelijke, gerechtelijke en institutionele kaderregelingen en van een passend beschermingsniveau voor persoonsgegevens dat in overeenstemming is met de doelstellingen en beginselen van dit hoofdstuk.
2. Behoudens artikel 7 komen de partijen overeen op de volgende terreinen samen te werken, onder meer door ondersteuning te sterken:
a. uitwisseling van informatie en expertise;
b. bijstand bij het opstellen van wetgeving, richtsnoeren en handleidingen;
c. aanbieden van scholing voor stafpersoneel;
d. bijstand bij de vaststelling en werking van institutionele kaderregelingen ter zake;
e. bijstand bij de uitwerking en tenuitvoerlegging van voor marktdeelnemers en consumenten bedoelde initiatieven om de naleving van de wet- en regelgeving ter zake te waarborgen, teneinde het vertrouwen van de investeerders en de burgers te bevorderen.
Het doel van dit deel is geschillen tussen de partijen te vermijden en te beslechten teneinde tot een onderling overeengekomen oplossing te komen.
1. Dit deel heeft betrekking op alle geschillen over de interpretatie en toepassing van deze overeenkomst.
2. In afwijking van lid 1 is de procedure van artikel 98 van de Overeenkomst van Cotonou van toepassing bij geschillen over de samenwerking inzake ontwikkelingsfinanciering, als bedoeld in de Overeenkomst van Cotonou.
1. De partijen streven ernaar elk in artikel 203 bedoeld geschil op te lossen door te goeder trouw overleg te voeren teneinde samen tot een oplossing te komen.
2. Een partij verzoekt de andere partij schriftelijk om overleg, met kopie aan het Handels- en ontwikkelingscomité Cariforum-EG, waarbij aangegeven wordt om welke maatregel het gaat en met welke bepalingen van de overeenkomst de maatregel niet in overeenstemming zou zijn.
3. Het overleg vindt plaats binnen een termijn van veertig (40) dagen na de datum van indiening van het verzoek. Zestig (60) dagen na de datum van indiening van het verzoek wordt het overleg geacht te zijn afgerond, tenzij beide partijen overeenkomen het overleg voort te zetten. Alle tijdens het overleg verstrekte informatie wordt vertrouwelijk behandeld.
4. Overleg over urgente kwesties, zoals over bederfelijke waren of seizoensgebonden goederen, vindt plaats binnen vijftien (15) dagen na de datum van indiening van het verzoek en wordt dertig (30) dagen na de datum van indiening van het verzoek geacht te zijn afgerond.
5. Indien het overleg niet binnen de in lid 3 respectievelijk lid 4 genoemde termijnen plaatsvindt, of indien het overleg is afgesloten zonder dat een onderling overeengekomen oplossing kon worden bereikt, kan de klagende partij verzoeken om de instelling van een arbitragepanel overeenkomstig artikel 206.
6. Een partij mag een geschil over de interpretatie en toepassing van de deel II, titel IV, hoofdstukken 4 en 5, alleen in het kader van dit deel aan de orde stellen indien voordien een beroep is gedaan op de procedure van artikel 189, leden, 3, 4 en 5, respectievelijk artikel 195, leden 3, 4 en 5, maar het geschil niet binnen negen (9) maanden na het begin van het overleg bevredigend is opgelost. Overleg uit hoofde van die bepalingen komt in de plaats van het overleg dat in het kader van dit artikel vereist is.
1. Indien overleg niet tot een onderling overeengekomen oplossing leidt, kunnen de partijen overeenkomen een beroep te doen op een bemiddelaar. Tenzij de partijen anders overeenkomen, heeft het mandaat van de bemiddelaar betrekking op de in het verzoek om overleg genoemde aangelegenheid.
2. Tenzij de partijen binnen vijftien (15) dagen na de datum van de overeenstemming over het verzoek om bemiddeling overeenstemming bereiken over een bemiddelaar, wijst de voorzitter van het Handels- en ontwikkelingscomité Cariforum-EG of diens vertegenwoordiger door loting uit de groep personen op de in artikel 221 bedoelde lijst een bemiddelaar aan die geen onderdaan van een van de partijen is. De loting vindt binnen vijfentwintig (25) dagen na de datum van de overeenstemming over het verzoek om bemiddeling plaats in aanwezigheid van een vertegenwoordiger van elk van de partijen. De bemiddelaar roept de partijen uiterlijk dertig (30) dagen na zijn aanwijzing bijeen. Hij krijgt de stukken van elk van de partijen uiterlijk vijftien (15) dagen voor de bijeenkomst en hij geeft uiterlijk vijfenveertig (45) dagen na zijn aanwijzing een advies.
3. Het advies van de bemiddelaar kan een aanbeveling omvatten over de wijze waarop het geschil in overeenstemming met de bepalingen van de overeenkomst kan worden opgelost. Het advies van de bemiddelaar is niet bindend.
4. De partijen kunnen overeenkomen de in lid 2 genoemde termijnen te wijzigen. De bemiddelaar kan op verzoek van een van de partijen of op eigen initiatief ook besluiten deze termijnen te wijzigen wegens de buitengewone moeilijkheden die de betrokken partij ondervindt of wegens de complexiteit van de zaak.
5. De bemiddelingsprocedure, en in het bijzonder alle tijdens de procedure verstrekte informatie en door de partijen ingenomen standpunten, blijven vertrouwelijk.
1. Wanneer de partijen er niet in zijn geslaagd het geschil op te lossen door middel van het in artikel 204 bedoelde overleg of de in artikel 205 bedoelde bemiddeling, kan de klagende partij verzoeken om de instelling van een arbitragepanel.
2. Het verzoek om instelling van een arbitragepanel moet schriftelijk worden gedaan bij de partij waartegen wordt geklaagd en bij het Handels- en ontwikkelingscomité Cariforum-EG. De klagende partij vermeldt in zijn verzoek de specifieke maatregelen die in het geding zijn en legt uit waarom die maatregelen een inbreuk op de bepalingen van de overeenkomst zijn.
1. Een arbitragepanel bestaat uit drie scheidsrechters.
2. Binnen tien (10) dagen na de datum van indiening van het verzoek tot instelling van een arbitragepanel bij het Handels- en ontwikkelingscomité Cariforum-EG overleggen de partijen over de samenstelling van het arbitragepanel.
3. Indien de partijen het binnen de in lid 2 genoemde termijn niet eens worden over de samenstelling van het arbitragepanel, kan elk van de partijen de voorzitter van het Handels- en ontwikkelingscomité Cariforum-EG of diens vertegenwoordiger verzoeken alle drie leden door loting aan te wijzen uit de in artikel 221 bedoelde lijst, namelijk één lid uit de personen die door de klagende partij werden voorgesteld, één lid uit de lijst van de partij waartegen de klacht gericht is en één lid uit de personen die door de partijen waren geselecteerd om als voorzitter te fungeren. Wanneer de partijen het over één of meer leden van het arbitragepanel eens zijn, worden de overige leden volgens dezelfde procedure geselecteerd.
4. In het geval van een geschil over de interpretatie en toepassing van titel IV, hoofdstukken 4 en 5, omvat het panel ten minste twee leden met specifieke expertise op het gebied van het betrokken hoofdstuk; deze worden getrokken uit een lijst van vijftien (15) personen, die overeenkomstig artikel 221 door het Handels- en ontwikkelingscomité Cariforum-EG is vastgesteld.
5. De voorzitter van het Handels- en ontwikkelingscomité Cariforum-EG of diens vertegenwoordiger wijst in aanwezigheid van een vertegenwoordiger van elk van de partijen binnen vijf (5) dagen nadat een van de partijen het in lid 3 bedoelde verzoek daartoe heeft gedaan, de scheidsrechters aan.
6. De datum van instelling van het arbitragepanel is de datum waarop de drie scheidsrechters worden aangewezen.
Het arbitragepanel legt in het algemeen uiterlijk honderdtwintig (120) dagen na de datum van instelling van het arbitragepanel een tussentijds verslag met een beschrijving van het geschil en zijn bevindingen en conclusies aan de partijen voor. Een partij kan het arbitragepanel binnen vijftien (15) dagen na de indiening van het tussentijdse verslag schriftelijk commentaar over precieze aspecten van het tussentijdse verslag doen toekomen.
1. Het arbitragepanel legt zijn uitspraak binnen honderdvijftig (150) dagen na de instelling van het arbitragepanel voor aan de partijen en aan het Handels- en ontwikkelingscomité Cariforum-EG. Wanneer het van oordeel is dat deze termijn niet kan worden gehaald, stelt de voorzitter van het arbitragepanel de partijen en het Handels- en ontwikkelingscomité Cariforum-EG hiervan schriftelijk in kennis, met opgave van de redenen voor de vertraging en de datum waarop het panel denkt zijn werk te kunnen voltooien. In geen geval mag de uitspraak later dan honderd honderdtachtig (180) dagen na de instelling van het arbitragepanel worden bekendgemaakt.
2. In dringende gevallen, zoals wanneer de zaak betrekking heeft op bederfelijke waren en seizoensgebonden goederen, stelt het arbitragepanel alles in het werk om de uitspraak binnen vijfenzeventig (75) dagen na de datum waarop het is ingesteld, bekend te maken. De maximumtermijn is in geen geval langer dan negentig (90) dagen na de instelling van het panel. Het arbitragepanel kan binnen tien (10) dagen na zijn instelling een voorlopige uitspraak doen over de vraag of het een zaak dringend acht.
3. Elk van de partijen kan het arbitragepanel verzoeken een aanbeveling te doen over de vraag hoe de partij waartegen de klacht gericht is, weer aan de overeenkomst kan voldoen. In het geval van een geschil over de interpretatie en toepassing van titel IV, hoofdstukken 4 en 5, neemt het arbitragepanel in zijn uitspraak een aanbeveling op over de wijze waarop naleving van de desbetreffende bepalingen in die hoofdstukken wordt gewaarborgd.
Elk van de partijen neemt alle noodzakelijke maatregelen om de uitspraak van het arbitragepanel na te leven en beide partijen streven ernaar overeenstemming te bereiken over de termijn waarbinnen zij de uitspraak zullen naleven.
1. Uiterlijk dertig (30) dagen na de kennisgeving van de uitspraak van het arbitragepanel aan de partijen stelt de partij waartegen de klacht gericht is de klagende partij en het Handels- en ontwikkelingscomité Cariforum-EG in kennis van de tijd die nodig zal zijn voor naleving, hierna „redelijke termijn” genoemd.
2. Indien de partijen het niet eens worden over de redelijke termijn voor naleving van de uitspraak van het arbitragepanel, kan de klagende partij het arbitragepanel binnen twintig (20) dagen na de kennisgeving krachtens lid 1 schriftelijk verzoeken om de lengte van de redelijke termijn vast te stellen. Dit verzoek wordt tegelijkertijd meegedeeld aan de andere partij en aan het Handels- en ontwikkelingscomité Cariforum-EG. Het arbitragepanel legt zijn uitspraak binnen dertig (30) dagen na de indiening van het verzoek voor aan de partijen en aan het Handels- en ontwikkelingscomité Cariforum-EG.
3. Het arbitragepanel houdt bij de vaststelling van de redelijke termijn rekening met de tijd die het de partij waartegen de klacht gericht is normaliter kost om wettelijke of bestuursrechtelijke maatregelen goed te keuren die vergelijkbaar zijn met die welke door die partij noodzakelijk worden geacht om naleving te waarborgen. Het arbitragepanel houdt ook rekening met aantoonbare capaciteitsbeperkingen die van invloed kunnen zijn op de goedkeuring van de noodzakelijke maatregelen door de partij waartegen de klacht gericht is.
4. Indien het oorspronkelijke arbitragepanel, of één of meer van de leden ervan, niet opnieuw bijeen kan komen, is de procedure van artikel 207 van toepassing. De termijn voor de kennisgeving van de uitspraak bedraagt vijfenveertig (45) dagen na de datum van indiening van het in lid 2 bedoelde verzoek.
5. Wanneer de partijen het erover eens zijn, kan de redelijke termijn worden verlengd.
1. De partij waartegen de klacht gericht is, stelt de andere partij en het Handels- en ontwikkelingscomité Cariforum-EG vóór afloop van de redelijke termijn in kennis van alle maatregelen die zij heeft getroffen om de uitspraak van het arbitragepanel na te leven.
2. In het geval er tussen de partijen onenigheid bestaat over de verenigbaarheid van een maatregel waarvan overeenkomstig lid 1 kennis is gegeven, met een van de bepalingen van deze overeenkomst, kan de klagende partij het arbitragepanel schriftelijk verzoeken uitspraak over de zaak te doen. In dat verzoek wordt aangegeven om welke specifieke maatregel het gaat en wordt uitgelegd waarom die maatregel niet in overeenstemming is met de bepalingen van deze overeenkomst. Het arbitragepanel deelt zijn uitspraak binnen negentig (90) dagen na de datum van indiening van het verzoek mede. In dringende gevallen, zoals wanneer de zaak betrekking heeft op bederfelijke waren en seizoensgebonden goederen, deelt het arbitragepanel zijn uitspraak binnen vijfenveertig (45) dagen na de datum van indiening van het verzoek mee.
3. Indien het oorspronkelijke arbitragepanel, of één of meer van de leden ervan, niet opnieuw bijeen kan komen, is de procedure van artikel 207 van toepassing. De termijn voor de kennisgeving van de uitspraak bedraagt honderdvijf (105) dagen na de datum van indiening van het in lid 2 bedoelde verzoek.
1. Indien de betrokken partij niet voor afloop van de redelijke termijn kennis geeft van de maatregelen die zijn getroffen om de uitspraak van het arbitragepanel na te leven, of indien het arbitragepanel oordeelt dat de maatregel waarvan overeenkomstig artikel 212, lid 1, kennis is gegeven, niet in overeenstemming is met de verplichtingen van de partij uit hoofde van deze overeenkomst, doet de partij waartegen de klacht gericht is de klagende partij, op haar verzoek, een compensatieaanbod. Geen enkele bepaling in deze overeenkomst vereist dat de partij waartegen de klacht gericht is, financiële compensatie aanbiedt.
2. Indien niet binnen dertig (30) dagen na het eind van de redelijke periode of van de uitspraak van het arbitragepanel uit hoofde van artikel 212 dat een maatregel die is getroffen om de uitspraak van het arbitragepanel na te leven, niet in overeenstemming is met de bepalingen van deze overeenkomst, is de klagende partij gerechtigd om, na de andere partij hiervan in kennis te hebben gesteld, passende maatregelen vast te stellen.
Wanneer de klagende partij dergelijke maatregelen vaststelt, streeft zij ernaar maatregelen te kiezen die het minst van invloed zijn op de verwezenlijking van de doelstellingen van deze overeenkomst en houdt zij rekening met de gevolgen ervan voor de economie van de partij waartegen de klacht gericht is en voor elk van de Cariforum-staten. Wanneer de EG het recht heeft verkregen dergelijke maatregelen te treffen, kiest zij bovendien maatregelen die er specifiek op zijn gericht de Cariforum-staat of Cariforum-staten waarvan is vastgesteld dat zijn/hun maatregelen een inbreuk op deze overeenkomst vormen, tot naleving te brengen. De andere Cariforum-staten bevorderen de vaststelling van maatregelen die ertoe moeten leiden dat de uitspraak van het arbitragepanel wordt nageleefd door de Cariforum-staat of Cariforum-staten waarvan is vastgesteld dat hij/zij een inbreuk op deze overeenkomst maakte(n). In geval van geschillen met betrekking tot titel IV, hoofdstukken 4 en 5, is schorsing van handelsconcessies uit hoofde van deze overeenkomst geen passende maatregel. De klagende partij kan de passende maatregelen tien (10) dagen na de datum van de kennisgeving nemen.
3. De EG handelt met de nodige terughoudendheid bij het vragen van compensatie of bij de vaststelling van passende maatregelen uit hoofde van de leden 1 of 2.
4. De compensatie en de passende maatregelen zijn van tijdelijke aard en worden slechts toegepast totdat de maatregel waarvan was vastgesteld dat deze in strijd met de bepalingen van deze overeenkomst was, is ingetrokken of gewijzigd en met die bepalingen in overeenstemming is gebracht, of tot de partijen overeenkomen het geschil te beslechten.
1. De partij waartegen de klacht gericht is, stelt de andere partij en het Handels- en ontwikkelingscomité Cariforum-EG in kennis van alle maatregelen die zij heeft getroffen om de uitspraak van het arbitragepanel na te leven en van haar verzoek tot beëindiging van de toepassing van passende maatregelen door de klagende partij.
2. Indien de partijen niet binnen dertig (30) dagen na de datum van indiening van de kennisgeving tot overeenstemming komen over de verenigbaarheid van de maatregel waarvan kennis is gegeven, met de bepalingen van deze overeenkomst, kan de klagende partij het arbitragepanel schriftelijk verzoeken uitspraak over de zaak te doen. Dit verzoek wordt aan de andere partij en aan het Handels- en ontwikkelingscomité Cariforum-EG meegedeeld. Van de uitspraak van het arbitragepanel wordt binnen vijfenveertig (45) dagen na de datum van indiening van het verzoek kennisgegeven aan de partijen en aan het Handels- en ontwikkelingscomité Cariforum-EG. Indien het arbitragepanel oordeelt dat een maatregel die is getroffen om zijn uitspraak na te leven, niet met deze overeenkomst in overeenstemming is, onderzoekt het of de klagende partij de passende maatregelen mag blijven toepassen. Indien het arbitragepanel oordeelt dat een maatregel die is getroffen om de uitspraak na te leven, in overeenstemming met de bepalingen van deze overeenkomst is, worden de passende maatregelen beëindigd.
3. Indien het oorspronkelijke arbitragepanel, of één of meer van de leden ervan, niet opnieuw bijeen kan komen, is de procedure van artikel 207 van toepassing. De termijn voor de kennisgeving van de uitspraak bedraagt zestig (60) dagen na de datum van indiening van het in lid 2 bedoelde verzoek.
De partijen kunnen te allen tijde samen een oplossing voor een onder dit deel vallend geschil overeenkomen. Zij stellen het Handels- en ontwikkelingscomité Cariforum-EG van die oplossing in kennis. Na goedkeuring van de onderling overeengekomen oplossing, is de procedure beëindigd.
1. Op de procedures voor de beslechting van geschillen in het kader van hoofdstuk 2 van dit deel is het reglement van orde van toepassing dat binnen drie (3) maanden na de voorlopige toepassing van deze overeenkomst door de Gezamenlijke Raad Cariforum-EG wordt vastgesteld.
2. Alle vergaderingen van het arbitragepanel zijn overeenkomstig het reglement van orde openbaar, tenzij het arbitragepanel uit eigen initiatief of op verzoek van de partijen anderszins besluit.
Het arbitragepanel kan op verzoek van een partij of op eigen initiatief bij alle bronnen, met inbegrip van de bij het geschil betrokken partijen, de inlichtingen inwinnen die het voor zijn werkzaamheden nuttig acht. Het arbitragepanel heeft tevens het recht deskundigen om advies ter zake te vragen indien het dit nuttig acht. Belanghebbenden hebben het recht als amicus curiae overeenkomstig het reglement van orde bij het arbitragepanel opmerkingen in te dienen. Alle op deze manier verkregen informatie moet aan beide partijen worden medegedeeld en voor commentaar aan hen worden voorgelegd.
1. De schriftelijke stukken en de pleidooien van de partijen worden in een van de officiële talen van de partijen gesteld.
2. De partijen streven ernaar om voor elke specifieke procedure in het kader van dit deel een gemeenschappelijke werktaal overeen te komen. Indien de partijen niet tot overeenstemming kunnen komen over een gemeenschappelijke werktaal, draagt elk van de partijen de zorg en de kosten voor de vertaling van zijn schriftelijke stukken en voor vertolking tijdens hoorzittingen in de taal die wordt gekozen door de partij waartegen de klacht gericht is, tenzij die taal een officiële taal van die partij is31) .
Arbitragepanels leggen de bepalingen van deze overeenkomst uit volgens de gebruikelijke regels voor de interpretatie van internationaal publiekrecht, met inbegrip van die in het Verdrag van Wenen inzake het verdragenrecht. Uitspraken van een arbitragepanel kunnen de rechten en verplichtingen uit hoofde van deze overeenkomst niet verruimen of beperken.
1. Het arbitragepanel stelt alles in het werk om elk besluit bij consensus te nemen. Wanneer het evenwel niet mogelijk is bij consensus tot een besluit te komen, wordt een besluit over de aangelegenheid bij meerderheid van stemmen genomen. In geen geval worden echter afwijkende meningen van scheidsrechters gepubliceerd.
2. De uitspraak vermeldt de geconstateerde feiten, de toepasselijkheid van de relevante bepalingen van deze overeenkomst en de motivering van alle bevindingen en conclusies. Het Handels- en ontwikkelingscomité Cariforum-EG maakt de uitspraak van het arbitragepanel openbaar tenzij het besluit dit niet te doen.
1. Het Handels- en ontwikkelingscomité Cariforum-EG stelt uiterlijk drie maanden na de voorlopige toepassing van deze overeenkomst een lijst van vijftien (15) personen op, die bereid en geschikt zijn om als scheidsrechter te fungeren. Elk van de partijen kiest vijf personen die als scheidsrechter kunnen optreden. De twee partijen komen ook vijf personen overeen die geen onderdaan van een van de partijen zijn en die als voorzitter van het arbitragepanel fungeren. Het Handels- en ontwikkelingscomité Cariforum-EG ziet erop toe dat de lijst te allen tijde uit dit aantal personen blijft bestaan.
2. De scheidsrechters beschikken over gespecialiseerde kennis of ervaring op het gebied van het recht en de internationale handel. Zij zijn onafhankelijk, treden op persoonlijke titel op, nemen geen instructies aan van enige organisatie of regering, zijn niet verbonden aan de regering van een van de partijen en houden zich aan de aan het reglement van orde gehechte gedragscode.
3. Het Handels- en ontwikkelingscomité Cariforum-EG kan een aanvullende lijst van vijftien (15) personen met sectorale expertise op een van de specifieke onder deze overeenkomst vallende onderwerpen vaststellen. Wanneer gebruik wordt gemaakt van de selectieprocedure van artikel 207 kan de voorzitter van het Handels- en ontwikkelingscomité Cariforum-EG gebruikmaken van die lijst wanneer de partijen ermee instemmen. Het Handels- en ontwikkelingscomité Cariforum-EG stelt een aanvullende lijst vast van vijftien (15) personen met expertise op de onder titel IV, hoofdstukken 4 en 5, vallende specifieke onderwerpen.
1. Arbitragepanels die krachtens deze overeenkomst zijn opgericht, doen geen uitspraak in geschillen die verband houden met de rechten en verplichtingen van elk van de partijen of van de overeenkomstsluitende Cariforum-staten krachtens de Overeenkomst tot oprichting van de Wereldhandelsorganisatie (WTO).
2. Het beroep op de bepalingen in deze overeenkomst over de beslechting van geschillen doet geen afbreuk aan enige maatregel in het kader van de WTO, met inbegrip van die over de geschillenbeslechting. Wanneer echter een partij of een overeenkomstsluitende Cariforum-staat in verband met een specifieke maatregel een procedure voor de beslechting van een geschil heeft ingeleid, hetzij krachtens artikel 206, lid 1, van dit deel, hetzij krachtens de WTO-overeenkomst, kan deze in verband met dezelfde maatregel geen procedure voor geschillenbeslechting in het andere forum inleiden totdat de eerste procedure is afgesloten. Voor de toepassing van dit lid worden procedures voor geschillenbeslechting krachtens de WTO-overeenkomst geacht te zijn ingeleid door het verzoek van een partij of een overeenkomstsluitende Cariforum-staat om instelling van een panel overeenkomstig artikel 6 van het WTO-memorandum van overeenstemming inzake de regels en procedures betreffende de beslechting van geschillen.
3. Geen enkele bepaling van deze overeenkomst belet een partij of een overeenkomstsluitende Cariforum-staat een schorsing van verplichtingen die is toegestaan door het orgaan voor geschillenbeslechting van de WTO, ten uitvoer te leggen. Geen enkele bepaling van de WTO-overeenkomst belet de partijen voordelen in het kader van deze overeenkomst te schorsen.
1. Alle in dit deel vastgestelde termijnen, met inbegrip van die waarbinnen arbitragepanels kennis moeten geven van hun uitspraken, worden gerekend in kalenderdagen vanaf de dag die volgt op de dag waarop het desbetreffende feit plaatsvindt.
2. Alle in dit deel vermelde termijnen kunnen in onderling overleg tussen de partijen worden verlengd.
1. Onder voorbehoud dat de hieronder bedoelde maatregelen niet zodanig worden toegepast dat zij een middel tot willekeurige of ongerechtvaardigde discriminatie tussen de partijen vormen wanneer soortgelijke omstandigheden heersen, of tot een verkapte beperking van de handel in goederen of diensten of de vestiging, wordt geen bepaling in deze overeenkomst uitgelegd als een beletsel voor het vaststellen of toepassen door de EG, de Cariforum-staten of een overeenkomstsluitende Cariforum-staat van maatregelen:
a. die noodzakelijk zijn voor de bescherming van de openbare veiligheid en de openbare zeden32) of de handhaving van de openbare orde;
b. die noodzakelijk zijn voor de bescherming van het leven of de gezondheid van mens, dier of plant;
c. die noodzakelijk zijn voor de handhaving van wetten of voorschriften die niet strijdig zijn met de bepalingen van deze overeenkomst, met inbegrip van die welke betrekking hebben op:
i. het voorkomen van misleidende of frauduleuze praktijken of op middelen om de gevolgen van de niet-nakoming van overeenkomsten te compenseren;
ii. de bescherming van de persoonlijke levenssfeer in verband met de verwerking en verspreiding van persoonsgegevens en de bescherming van de vertrouwelijke aard van persoonlijke dossiers en rekeningen;
iii. de veiligheid;
iv. de handhaving van douanevoorschriften;
v. de bescherming van intellectuele-eigendomsrechten;
d. die verband houden met de invoer of de uitvoer van goud of zilver;
e. die noodzakelijk zijn voor de bescherming van nationaal artistiek, historisch of archeologisch erfgoed;
f. die betrekking hebben op de instandhouding van niet-vernieuwbare natuurlijke hulpbronnen, indien die maatregelen worden geëffectueerd in combinatie met beperkingen van de binnenlandse productie of het binnenlandse verbruik van goederen, het binnenlandse aanbod of verbruik van diensten, of met beperkingen voor binnenlandse investeerders;
g. die betrekking hebben op voortbrengselen van gevangenisarbeid;
h. die strijdig zijn met de artikelen 68 en 77, mits het verschil in behandeling is bedoeld om directe belastingen op doeltreffende of billijke wijze te kunnen opleggen of innen ten aanzien van economische activiteiten, investeerders of dienstverleners uit de EG of uit een overeenkomstsluitende Cariforum-staat33) .
2. De bepalingen van titel II en van bijlage IV zijn niet van toepassing op het socialezekerheidsstelsel van de EG of van de overeenkomstsluitende Cariforum-staten of op activiteiten op het grondgebied van de partijen die, al dan niet incidenteel, verband houden met de uitoefening van het overheidsgezag.
1. Geen enkele bepaling in deze overeenkomst wordt zodanig uitgelegd dat zij:
a. de EG of een overeenkomstsluitende Cariforum-staat verplicht gegevens te verstrekken waarvan openbaarmaking naar haar/zijn oordeel tegen haar/zijn wezenlijke veiligheidsbelangen indruist;
b. de EG of een overeenkomstsluitende Cariforum-staat belet maatregelen te nemen die zij/hij ter bescherming van haar/zijn wezenlijke veiligheidsbelangen nodig acht en die
i. betrekking hebben op splijt- of fusiestoffen of op grondstoffen waaruit deze kunnen worden vervaardigd;
ii. betrekking hebben op economische activiteiten die direct of indirect de bevoorrading van een militaire inrichting als doel hebben;
iii. verband houden met de productie van of de handel in wapens, munitie en oorlogstuig;
iv. betrekking hebben op overheidsopdrachten die onontbeerlijk zijn voor de nationale veiligheid of voor de nationale defensie, of
v. in tijden van oorlog of ernstige internationale spanningen worden genomen, of
c. de EG of een overeenkomstsluitende Cariforum-staat belet maatregelen te nemen tot uitvoering van de verplichtingen die zij/hij op zich heeft genomen met het oog op de handhaving van de internationale vrede en veiligheid.
2. Het Handels- en ontwikkelingscomité Cariforum-EG wordt zo volledig mogelijk ingelicht over maatregelen die krachtens lid 1, onder b) en c), worden genomen en over de beëindiging daarvan.
1. Geen enkele bepaling in deze overeenkomst of in een in het kader van deze overeenkomst getroffen regeling wordt uitgelegd als beletsel voor de EG of een overeenkomstsluitende Cariforumstaat om bij de toepassing van de desbetreffende bepalingen van hun belastingwetgeving een onderscheid te maken tussen belastingbetalers die niet in dezelfde situatie verkeren, in het bijzonder met betrekking tot hun verblijfplaats of met betrekking tot de plaats waar hun kapitaal is geïnvesteerd.
2. Geen enkele bepaling in deze overeenkomst of in een in het kader van deze overeenkomst getroffen regeling wordt uitgelegd als beletsel voor het treffen of doen naleven van maatregelen ter voorkoming van belastingontwijking of -ontduiking overeenkomstig de fiscale bepalingen van overeenkomsten inzake voorkoming van dubbele belastingheffing of andere belastingregelingen of de binnenlandse belastingwetgeving.
3. Geen enkele bepaling in deze overeenkomst heeft gevolgen voor de rechten en verplichtingen van de EG of een overeenkomstsluitende Cariforum-staat uit hoofde van enig belastingverdrag. In geval van strijdigheid tussen de bepalingen van deze overeenkomst en die van een dergelijk verdrag hebben de bepalingen van dat verdrag voorrang, voor zover er sprake is van strijdigheid.
1. Hierbij wordt een Gezamenlijke Raad Cariforum-EG ingesteld, die toezicht houdt op de tenuitvoerlegging van deze overeenkomst. De Gezamenlijke Raad Cariforum-EG komt op ministerieel niveau bijeen met regelmatige tussenpozen van niet meer dan twee jaar, en wanneer de omstandigheden zulks vereisen in buitengewone vergadering, indien de partijen daartoe gezamenlijk besluiten.
2. Zonder afbreuk te doen aan de taken van de Raad van ministers, als neergelegd in artikel 15 van de Overeenkomst van Cotonou, is de Gezamenlijke Raad Cariforum-EG in het algemeen verantwoordelijk voor de werking en tenuitvoerlegging van deze overeenkomst en ziet hij toe op de verwezenlijking van de doelstellingen ervan. Hij behandelt ook alle belangrijke vraagstukken die zich in het kader van deze overeenkomst voordoen en alle andere bilaterale, multilaterale of internationale vraagstukken van gemeenschappelijk belang die van invloed zijn op de handel tussen de partijen.
3. De Gezamenlijke Raad Cariforum-EG behandelt ook voorstellen en aanbevelingen van de partijen met het oog op herziening van deze overeenkomst.
1. De Gezamenlijke Raad Cariforum-EG bestaat uit leden van de Raad van de Europese Unie en leden van de Europese Commissie, enerzijds, en vertegenwoordigers van de regeringen van de overeenkomstsluitende Cariforum-staten, anderzijds.
2. De Cariforum-staten geven een van hun vertegenwoordigers een mandaat om namens hen op te treden in alle aangelegenheden waarop deze overeenkomst van toepassing is en waarvoor zij zijn overeengekomen gezamenlijk op te treden.
3. De Gezamenlijke Raad Cariforum-EG stelt zijn reglement van orde vast.
4. De Gezamenlijke Raad Cariforum-EG wordt beurtelings voorgezeten door een vertegenwoordiger van de EG en door een vertegenwoordiger van Cariforum, zulks overeenkomstig het bepaalde in het reglement van orde. De Gezamenlijke Raad Cariforum-EG verstrekt periodieke verslagen over de werking van deze overeenkomst aan de Raad van Ministers die is opgericht overeenkomstig artikel 15 van de Overeenkomst van Cotonou.
5. De leden van de Gezamenlijke Raad Cariforum-EG mogen regelingen treffen om zich te doen vertegenwoordigen, overeenkomstig de daartoe in zijn reglement van orde vastgestelde voorwaarden.
1. Voor de verwezenlijking van de doelstellingen van deze overeenkomst heeft de Gezamenlijke Raad Cariforum-EG beslissingsbevoegdheid ten aanzien van alle in de overeenkomst genoemde aangelegenheden.
2. De besluiten zijn bindend voor de partijen en de overeenkomstsluitende Cariforum-staten, die voor de uitvoering ervan alle nodige maatregelen zal treffen overeenkomstig de interne regelgeving van elk van de partijen en van elke overeenkomstsluitende Cariforum-staat.
3. Het Gezamenlijke Raad Cariforum-EG mag ook passende aanbevelingen doen.
4. Voor aangelegenheden waarvoor de overeenkomstsluitende Cariforum-staten overeenkomen gezamenlijk op te treden, stelt de Gezamenlijke Raad Cariforum-EG besluiten en aanbevelingen in onderling overleg tussen de partijen vast. Voor aangelegenheden waarvoor de overeenkomstsluitende Cariforum-staten niet zijn overeenkomen gezamenlijk op te treden, is voor de goedkeuring van elk besluit de instemming van de betrokken overeenkomstsluitende Cariforum-staat of -staten vereist.
1. De Gezamenlijke Raad Cariforum-EG wordt bij de vervulling van zijn taken bijgestaan door het Handels- en ontwikkelingscomité Cariforum-EG, dat bestaat uit vertegenwoordigers van de partijen, gewoonlijk hogere ambtenaren. De Cariforum-staten geven een van hun vertegenwoordigers een mandaat om namens hen op te treden in alle aangelegenheden waarop deze overeenkomst van toepassing is en waarvoor zij zijn overeengekomen gezamenlijk op te treden. Elke partij en elke overeenkomstsluitende Cariforum-staat mag elke aangelegenheid met betrekking tot de toepassing van de overeenkomst of het verwezenlijken van de doelstellingen onder de aandacht van het comité brengen.
2. De Gezamenlijke Raad Cariforum-EG stelt het reglement van orde van het Handels- en ontwikkelingscomité Cariforum-EG vast. Het Handels- en ontwikkelingscomité Cariforum-EG wordt beurtelings voor één jaar voorgezeten door een vertegenwoordiger van elk van de partijen. Het comité brengt jaarlijks verslag uit aan de Gezamenlijke Raad Cariforum-EG.
3. Het Handels- en ontwikkelingscomité Cariforum-EG wordt in het bijzonder belast met de volgende taken:
a. op handelsgebied:
i. toezicht houden op en verantwoordelijk zijn voor de tenuitvoerlegging en correcte toepassing van de bepalingen van de overeenkomst en bespreken van en aanbevelingen doen ten aanzien van de prioriteiten voor de samenwerking ter zake;
ii. toezicht houden op de verdere uitwerking van de bepalingen van deze overeenkomst en beoordelen van de resultaten van de toepassing;
iii. maatregelen treffen om geschillen over de interpretatie of de toepassing van de overeenkomst in overeenstemming met het bepaalde in deel III te vermijden, en eventueel toch ontstane geschillen oplossen;
iv. de Gezamenlijke Raad Cariforum-EG bijstaan bij de vervulling van zijn taken;
v. toezicht houden op de ontwikkeling van regionale integratie en van economische en handelsbetrekkingen tussen de partijen;
vi. toezicht houden op de gevolgen van de tenuitvoerlegging van deze overeenkomst voor de duurzame ontwikkeling van de partijen en deze gevolgen evalueren;
vii. bespreken en uitvoeren van maatregelen ter bevordering van de handel, van investeringen en van zakelijke mogelijkheden tussen de partijen;
viii. bespreken van alle aangelegenheden die onder deze overeenkomst vallen en van elke kwestie die gevolgen kan hebben voor de verwezenlijking van de doelstellingen ervan;
b. op ontwikkelingsgebied:
i. de Gezamenlijke Raad Cariforum-EG bijstaan bij de vervulling van zijn taken met betrekking tot aangelegenheden in verband met ontwikkelingssamenwerking die onder deze overeenkomst vallen;
ii. toezicht houden op de tenuitvoerlegging van de samenwerkingsbepalingen in deze overeenkomst en coördineren van maatregelen ter zake met andere financiers;
iii. aanbevelingen doen over handelsgerelateerde samenwerking tussen de partijen;
iv. periodiek evalueren van de in deze overeenkomst neergelegde samenwerkingsprioriteiten en in voorkomend geval aanbevelingen doen over het opnemen van nieuwe prioriteiten;
v. evalueren en bespreken van samenwerkingsaangelegenheden die vallen onder de regionale integratie en de tenuitvoerlegging van deze overeenkomst.
4. In het kader van de uitvoering van zijn taken kan het Handels- en ontwikkelingscomité Cariforum-EG:
a. speciale commissies of organen instellen ter behandeling van aangelegenheden die onder zijn bevoegdheid vallen, en de samenstelling, de taken en het reglement van orde van deze speciale commissies of organen vaststellen;
b. op elk door de partijen overeengekomen tijdstip bijeenkomen;
c. alle onder deze overeenkomst vallende onderwerpen behandelen en passende maatregelen nemen ter uitvoering van zijn taken;
d. besluiten nemen of aanbevelingen doen in de gevallen waarin deze overeenkomst hierin voorziet of wanneer de Gezamenlijke Raad Cariforum-EG hem deze uitvoeringsbevoegdheid heeft verleend. In die gevallen neemt het comité besluiten en doet het aanbevelingen overeenkomstig het bepaalde in artikel 229, lid 4.
5. Het Handels- en ontwikkelingscomité Cariforum-EG komt als algemene regel eenmaal per jaar bijeen voor een algehele evaluatie van de tenuitvoerlegging van deze overeenkomst, het ene jaar in de EG en het volgende jaar in een overeenkomstsluitende Cariforum-staat; de datum en de agenda worden tevoren door de partijen in onderling overleg vastgesteld. Het comité houdt speciale werkvergaderingen om zijn taken uit hoofde van lid 3, onder a) en b), uit te voeren.
1. Hierbij wordt een Parlementair Comité Cariforum-EG opgericht. Dit dient als forum waar leden van het Europees Parlement en van de wetgevende macht van de Cariforum-staten elkaar kunnen ontmoeten en met elkaar van gedachten kunnen wisselen. Het comité komt met een door hemzelf te bepalen tussenpozen bijeen. Het werkt samen met de in artikel 17 van de Overeenkomst van Cotonou bedoelde Paritaire Parlementaire Vergadering.
2. Het Parlementair Comité Cariforum-EG bestaat uit leden van het Europees Parlement, enerzijds, en leden van de wetgevende macht van de Cariforum-staten, anderzijds. Vertegenwoordigers van de partijen kunnen de vergaderingen van het Parlementair Comité Cariforum-EG bijwonen.
3. Het Parlementair Comité Cariforum-EG stelt zijn reglement van orde vast en stelt de Gezamenlijke Raad Cariforum-EG hiervan in kennis.
4. Het Parlementair Comité Cariforum-EG wordt beurtelings voorgezeten door een vertegenwoordiger van het Europees Parlement en een vertegenwoordiger van de wetgevende macht van een Cariforum-staten, overeenkomstig het bepaalde in het reglement van orde.
5. Het Parlementair Comité Cariforum-EG kan de Gezamenlijke Raad Cariforum-EG om voor de tenuitvoerlegging van de overeenkomst relevante inlichtingen verzoeken, en de Gezamenlijke Raad Cariforum-EG verstrekt het comité de gevraagde inlichtingen.
6. Het Parlementair Comité Cariforum-EG wordt op de hoogte gebracht van de besluiten en aanbevelingen van de Gezamenlijke Raad Cariforum-EG.
7. Het Parlementair Comité Cariforum-EG kan aanbevelingen doen aan de Gezamenlijke Raad Cariforum-EG en het Handels- en ontwikkelingscomité Cariforum-EG.
1. Hierbij wordt een Raadgevend Comité Cariforum-EG opgericht, dat tot taak heeft de Gezamenlijke Raad Cariforum-EG bij te staan om de dialoog en de samenwerking tussen vertegenwoordigers van organisaties van het maatschappelijk middenveld, met inbegrip van de academische gemeenschap en de sociale en economische partners, te bevorderen. De dialoog en de samenwerking betreffen alle economische, sociale en milieuaspecten van de betrekkingen tussen de EG en de Cariforumstaten die in de context van de tenuitvoerlegging van deze overeenkomst aan de orde komen.
2. De Gezamenlijke Raad Cariforum-EG beslist over het lidmaatschap van het Raadgevend Comité Cariforum-EG, teneinde een zo breed mogelijke vertegenwoordiging van alle belanghebbenden te waarborgen.
3. Het Raadgevend Comité Cariforum-EG oefent zijn activiteiten uit wanneer het door de Gezamenlijke Raad Cariforum-EG wordt geraadpleegd, dan wel op eigen initiatief; het doet aanbevelingen aan de Gezamenlijke Raad Cariforum-EG. Vertegenwoordigers van de partijen kunnen de vergaderingen van het Raadgevend Comité Cariforum-EG bijwonen.
4. Het Raadgevend Comité Cariforum-EG stelt zijn reglement van orde in overeenstemming met de Gezamenlijke Raad Cariforum-EG vast.
5. Het Raadgevend Comité Cariforum-EG kan aanbevelingen doen aan de Gezamenlijke Raad Cariforum-EG en het Handels- en ontwikkelingscomité Cariforum-EG.
1. De overeenkomstsluitende partijen bij deze overeenkomst zijn Antigua en Barbuda, het Gemenebest van de Bahama's, Barbados, Belize, het Gemenebest Dominica, de Dominicaanse Republiek, Grenada, de Republiek Guyana, de Republiek Haïti, Jamaica, Saint Christopher en Nevis, Saint Lucia, Saint Vincent en de Grenadines, de Republiek Suriname en de Republiek Trinidad en Tobago, in deze overeenkomst de Cariforum-staten genoemd, enerzijds, en de Europese Gemeenschap of haar lidstaten of de Europese Gemeenschap en haar lidstaten, in het kader van hun respectieve bevoegdheidsgebieden, zoals ontleend aan het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap, in deze overeenkomst de „EG” genoemd, anderzijds.
2. Voor de toepassing van deze overeenkomst komen de Cariforum-staten overeen gezamenlijk op te treden.
3. Voor de toepassing van deze overeenkomst heeft de term „partij” naargelang van het geval betrekking op de gezamenlijk optredende Cariforum-staten of op de EG. De term „partijen” heeft betrekking op de gezamenlijk optredende Cariforum-staten en de EG.
4. Wanneer een individueel optreden voorzien of vereist is voor de uitoefening van rechten of de naleving van verplichtingen in het kader van deze overeenkomst, wordt de term „overeenkomstsluitende Cariforum-staten” gebruikt.
5. Naargelang van het geval treffen de partijen of de overeenkomstsluitende Cariforum-staten alle algemene en bijzondere maatregelen die vereist zijn om aan hun verplichtingen krachtens deze overeenkomst te voldoen, en zien zij erop toe dat deze in overeenstemming zijn met de doelstellingen die in deze overeenkomst zijn neergelegd.
1. Om de communicatie te vergemakkelijken en een doeltreffende tenuitvoerlegging van de overeenkomst te waarborgen, wijzen de EG, de gezamenlijke Cariforum-staten en elke overeenkomstsluitende Cariforum-staat afzonderlijk bij de voorlopige toepassing van deze overeenkomst een coördinator aan. De aanwijzing van coördinatoren doet geen afbreuk aan de specifieke aanwijzing van bevoegde autoriteiten in het kader van specifieke bepalingen van deze overeenkomst.
2. Op verzoek van een van de partijen geeft de coördinator van de andere partij of van een overeenkomstsluitende Cariforumstaat aan welk bureau of welke ambtenaar verantwoordelijk is voor enige aangelegenheid die betrekking heeft op de tenuitvoerlegging van deze overeenkomst en verleent hij de nodige hulp om de communicatie met de verzoekende partij te vergemakkelijken.
3. Op verzoek van een van de partijen en voor zover de wettelijke mogelijkheid daartoe bestaat, verstrekken elke partij en de overeenkomstsluitende Cariforum-staten via hun coördinatoren informatie en beantwoorden zij onverwijld elke vraag over een bestaande of voorgestelde maatregel die gevolgen kan hebben voor de handel tussen de partijen. De partijen komen overeen om hun uitwisselingen van informatie zoveel mogelijk via de Cariforum-coördinator te doen plaatsvinden.
1. Elke partij en elke overeenkomstsluitende Cariforum-staat ziet erop toe dat alle wetten, regelingen, procedures en administratieve beschikkingen van algemene aard alsmede alle internationale verbintenissen over enige handelsaangelegenheid die onder deze overeenkomst valt, onverwijld gepubliceerd en openbaar gemaakt wordt en onder de aandacht van de andere partij wordt gebracht.
2. Onverminderd specifieke transparantiebepalingen in deze overeenkomst wordt de in dit artikel bedoelde informatie geacht te zijn verstrekt wanneer de informatie beschikbaar is gemaakt door middel van een passende kennisgeving aan de WTO of wanneer de informatie beschikbaar is gemaakt op een officiële, voor iedereen kosteloos toegankelijke website van de betrokken partij of overeenkomstsluitende Cariforum-staat.
3. Geen enkele bepaling in deze overeenkomst verplicht een partij of de overeenkomstsluitende Cariforum-staten tot verstrekking van vertrouwelijke informatie wanneer bekendmaking ervan de rechtshandhaving belemmert, anderszins in strijd is met het openbaar belang of schadelijk is voor de handelsbelangen van bepaalde, openbare of particuliere, ondernemingen, behalve voor zover bekendmaking nodig mocht zijn in het kader van een procedure voor geschillenbeslechting als bedoeld in deel III van deze overeenkomst. Wanneer een krachtens artikel 207 opgericht panel bekendmaking nodig acht, ziet het erop toe dat de vertrouwelijkheid volledig in acht wordt genomen.
De partijen en de overeenkomstsluitende Cariforum-staten komen overeen de dialoog en de transparantie te stimuleren en goede praktijken op het gebied van fiscaal beleid en de belastingdiensten uit te wisselen.
De EG en de overeenkomstsluitende Cariforum-staten zijn vastbesloten illegale activiteiten, fraude, corruptie, het witwassen van geld en financiering van terrorisme te voorkomen en te bestrijden, en treffen de nodige wettelijke en bestuursrechtelijke maatregelen om te voldoen aan de internationale normen, met inbegrip van het Verdrag van de Verenigde Naties tegen corruptie, het Verdrag van de Verenigde Naties ter bestrijding van de grensoverschrijdende georganiseerde criminaliteit en de protocollen daarbij en het Verdrag van de Verenigde Naties ter bestrijding van de financiering van terrorisme. De EG en de overeenkomstsluitende Cariforum-staten komen overeen op deze gebieden informatie uit te wisselen en samen te werken.
1. Geen enkele bepaling in deze overeenkomst verplicht een partij ertoe een gunstiger behandeling die binnen elk van de partijen als onderdeel van haar respectieve regionale integratieproces wordt toegepast, naar de andere partij bij deze overeenkomst uit te breiden.
2. Wanneer een overeenkomstsluitende Cariforum-staat de EG in het kader van deze overeenkomst een gunstiger behandeling of een voordeel toekent, geldt deze gunstiger behandeling of dit voordeel ook voor elke andere overeenkomstsluitende Cariforum-staat.
3. In afwijking van lid 2:
i. wordt elke gunstiger behandeling en elk voordeel onmiddellijk na ondertekening van deze overeenkomst toegepast op alle in bijlage III gespecificeerde producten waarvoor een nulrecht geldt;
ii. wordt elke gunstiger behandeling en elk voordeel ten aanzien van alle andere in bijlage III gespecificeerde producten en de bepalingen in bijlage IV één jaar na de datum van ondertekening van deze overeenkomst toegepast tussen de groep Cariforum-staten die de „meer ontwikkelde landen” van de Caribische Gemeenschap omvat (het Gemenebest van de Bahama's, Barbados, de Republiek Guyana, Jamaica, de Republiek Suriname en de Republiek Trinidad en Tobago) en de Dominicaanse Republiek;
iii. wordt elke gunstiger behandeling en elk voordeel ten aanzien van alle andere in bijlage III gespecificeerde producten en de bepalingen van bijlage IV twee jaar na de datum van ondertekening van deze overeenkomst toegepast tussen de groep Cariforum-staten die de „minder ontwikkelde landen” van de Caribische Gemeenschap omvat (Antigua en Barbuda, Belize, het Gemenebest Dominica, Grenada, Saint Christopher en Nevis, Saint Lucia en Saint Vincent en de Grenadines) en de Dominicaanse Republiek. De Republiek Haïti hoeft gunstiger behandelingen en voordelen de eerste vijf jaar na de ondertekening van deze overeenkomst niet tot de Dominicaanse Republiek uit te breiden.
1. Gezien de geografische nabijheid van de ultraperifere gebieden van de Europese Gemeenschap en de Cariforum-staten en ter versterking van de economische en sociale banden tussen deze gebieden en de Cariforum-staten, streven de partijen ernaar tussen de ultraperifere gebieden en de Cariforum-staten met name de samenwerking op alle door deze overeenkomst bestreken gebieden te bevorderen en daarnaast de handel in goederen en diensten te vergemakkelijken, investeringen aan te moedigen en vervoers- en communicatiebanden te stimuleren.
2. De in lid 1 genoemde doelen worden waar mogelijk ook nagestreefd door de gezamenlijke deelname van de Cariforumstaten en de ultraperifere gebieden in specifieke en kaderprogramma's van de Europese Gemeenschap op door deze overeenkomst bestreken gebieden te stimuleren.
3. De EG streeft naar coördinatie tussen de verschillende financiële instrumenten van het cohesie- en ontwikkelingsbeleid van de Europese Gemeenschap, teneinde de samenwerking tussen de Cariforum-staten en de ultraperifere gebieden van de Europese Gemeenschap op door deze overeenkomst bestreken gebieden te stimuleren.
4. Geen enkele bepaling in deze overeenkomst belet de EG bestaande maatregelen die zijn gericht op verbetering van de structurele economische en sociale situatie van de ultraperifere gebieden ingevolge artikel 299, lid 2, van het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap toe te passen.
1. In geval van ernstige problemen of dreigende ernstige problemen op het gebied van de betalingsbalans en de buitenlandse financiële positie mag een overeenkomstsluitende Cariforum-staat of de EG beperkende maatregelen op de handel in goederen en diensten en ten aanzien van de vestiging instellen of handhaven.
2. De overeenkomstsluitende Cariforum-staten en de EG streven ernaar de toepassing van de in lid 1 bedoelde beperkende maatregelen te vermijden.
3. Beperkende maatregelen die krachtens dit artikel worden ingesteld of gehandhaafd, dienen niet-discriminerend en van beperkte duur te zijn en mogen niet verder reiken dan hetgeen noodzakelijk is om de moeilijkheden betreffende de betalingsbalans en de buitenlandse financiële positie op te lossen. Zij dienen in overeenstemming te zijn met de voorwaarden van de WTO-overeenkomst en de Statuten van het Internationaal Monetair Fonds.
4. Wanneer een overeenkomstsluitende Cariforum-staat of de EG beperkende maatregelen instelt of handhaaft of wijzigingen van dergelijke maatregelen vaststelt, stelt zij de andere partij daarvan onmiddellijk in kennis en legt zij zo spoedig mogelijk een tijdschema voor de opheffing van de maatregelen voor.
5. Er wordt onmiddellijk overleg gepleegd in het Handels- en ontwikkelingscomité Cariforum-EG. Bij dit overleg worden de betalingsbalanspositie van de betrokken overeenkomstsluitende Cariforum-staten of de EG en de krachtens dit artikel vastgestelde of gehandhaafde beperkingen onderzocht, waarbij onder meer de volgende factoren in aanmerking worden genomen:
a. de aard en omvang van de problemen op het gebied van de betalingsbalans en de buitenlandse financiële positie;
b. de buitenlandse economische positie en de handelssituatie;
c. andere corrigerende maatregelen die genomen kunnen worden.
Het overleg heeft betrekking op de verenigbaarheid van de beperkende maatregelen met de leden 3 en 4. Alle bevindingen van statistische en andere aard met betrekking tot deviezen, monetaire reserves en de betalingsbalans die van het Internationaal Monetair Fonds afkomstig zijn, worden aanvaard, en de conclusies worden gebaseerd op het oordeel van het Fonds over de betalingsbalans en de externe financiële positie van de betrokken overeenkomstsluitende Cariforum-staat of de EG.
1. Met uitzondering van de bepalingen inzake ontwikkelingssamenwerking in deel 3, titel II, van de Overeenkomst van Cotonou, hebben in geval van strijdigheid tussen de bepalingen van deze overeenkomst en die van deel 3, titel II, van de Overeenkomst van Cotonou, de bepalingen van deze overeenkomst voorrang.
2. Geen enkele bepaling in deze overeenkomst wordt uitgelegd als beletsel voor de goedkeuring door de EG of een overeenkomstsluitende Cariforum-staat van maatregelen, met inbegrip van maatregelen op handelsgebied in het kader van deze overeenkomst, die hij passend acht, zoals voorzien in de artikelen 11 ter, 96 en 97 van de Overeenkomst van Cotonou en overeenkomstig de in die artikelen neergelegde procedures.
De partijen komen overeen dat geen enkele bepaling in deze overeenkomst hen of de overeenkomstsluitende Cariforumstaten verplicht te handelen op een wijze die in strijd is met hun WTO-verplichtingen.
1. Deze overeenkomst treedt in werking op de eerste dag van de maand volgende op die waarin de partijen elkaar in kennis hebben gesteld van de voltooiing van de daartoe vereiste procedures.
2. Deze kennisgeving wordt gericht aan de secretaris-generaal van de Raad van de Europese Unie, die depositaris van deze overeenkomst is.
3. In afwachting van de inwerkingtreding van de overeenkomst komen de Europese Gemeenschap en de overeenkomstsluitende Cariforum-staten overeen de overeenkomst, volledig of gedeeltelijk, voorlopig toe te passen. Dit kan gebeuren door voorlopige toepassing overeenkomstig de wetgeving van een ondertekenaar of door ratificatie van de overeenkomst. Van de voorlopige toepassing wordt kennis gegeven aan de depositaris. De overeenkomst wordt tien (10) dagen na de datum van ontvangst van de kennisgeving van de voorlopige toepassing van de Europese Gemeenschap of van alle overeenkomstsluitende Cariforum-staten, afhankelijk van welke de laatste is, voorlopig toegepast. De voorlopige toepassing geschiedt zo spoedig mogelijk, maar uiterlijk op 31 oktober 2008.
4. In afwijking van lid 3 nemen de Europese Gemeenschap en de overeenkomstsluitende Cariforum-staten de nodige stappen om de overeenkomst, voor zover haalbaar, al voor de voorlopige toepassing toe te passen.
1. Deze overeenkomst geldt voor onbepaalde tijd.
2. Elk van beide partijen of elke overeenkomstsluitende Cariforum-staat kan deze overeenkomst door schriftelijke kennisgeving aan de anderen opzeggen.
3. De opzegging wordt zes maanden na de kennisgeving van kracht.
Deze overeenkomst is van toepassing op, enerzijds, elk grondgebied waarop het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap van toepassing is, onder de in dat verdrag neergelegde voorwaarden, en, anderzijds, het grondgebied van elk van de overeenkomstsluitende Cariforum-staten. Verwijzingen naar „grondgebied” in deze overeenkomst wordt in deze zin begrepen.
1. De partijen komen overeen om, in het licht van de ervaring die bij de tenuitvoerlegging van deze overeenkomst wordt opgedaan, te overwegen deze overeenkomst uit te breiden teneinde de werkingssfeer overeenkomstig hun respectieve wetgeving te verruimen en aan te vullen, door de overeenkomst te wijzigen of door overeenkomsten te sluiten inzake specifieke sectoren of activiteiten. De partijen kunnen ook overwegen deze overeenkomst te herzien, teneinde de landen en gebieden overzee die met de Europese Gemeenschap geassocieerd zijn, onder de werkingssfeer van deze overeenkomst te brengen.
2. Wat de tenuitvoerlegging van deze overeenkomst betreft, kan elke partij voorstellen doen tot aanpassing van de samenwerking op handelsgebied, rekening houdend met de ervaring die bij de tenuitvoerlegging is opgedaan.
3. De partijen zijn het erover eens dat deze overeenkomst wellicht moet worden herzien bij het verstrijken van de Overeenkomst van Cotonou.
1. De Gezamenlijke Raad Cariforum-EG wordt in kennis gesteld van ieder verzoek van een derde staat om toe te treden tot de Europese Unie (EU). Tijdens de onderhandelingen tussen de EU en de staat die het verzoek heeft ingediend, verstrekt de EG de Cariforum-staten alle relevante informatie, en deze stellen van hun kant de EG in kennis van hun problemen, zodat zij daar ten volle rekening mee kan houden. De EG stelt de Cariforum-staten in kennis van elke toetreding tot de EU.
2. Elke nieuwe lidstaat van de EU wordt vanaf de datum van zijn toetreding partij bij de overeenkomst door middel van een daartoe strekkende clausule in de akte van toetreding. Indien de akte van toetreding tot de EU niet voorziet in een automatische toetreding van de EU-lidstaat tot deze overeenkomst, treedt de betrokken EU-lidstaat toe door nederlegging van een akte van toetreding bij het secretariaat-generaal van de Raad van de Europese Unie, dat hiervan een voor eensluidend gewaarmerkt afschrift doet toekomen aan de Cariforum-staten.
3. De partijen onderzoeken de gevolgen van de toetreding van nieuwe EU-lidstaten tot deze overeenkomst. De Gezamenlijke Raad Cariforum-EG kan de nodige overgangs- of wijzigingsmaatregelen vaststellen.
1. Elke Caribische staat kan tot deze overeenkomst toetreden onder de voorwaarden die zijn overeengekomen tussen dat land en de EG en de overeenkomstsluitende Cariforum-staten en na goedkeuring overeenkomstig de toepasselijke wettelijke procedures van de EG, de overeenkomstsluitende Cariforum-staten en het toetredende land.
2. De akte van toetreding wordt bij de depositaris gedeponeerd.
Deze overeenkomst is opgesteld in tweevoud, in de volgende talen: Bulgaars, Tsjechisch, Deens, Nederlands, Engels, Ests, Fins, Frans, Duits, Grieks, Hongaars, Italiaans, Lets, Litouws, Maltees, Pools, Portugees, Roemeens, Slowaaks, Sloveens, Spaans en Zweeds, zijnde alle teksten gelijkelijk authentiek.
GEDAAN te Bridgetown, Barbados, de vijftiende oktober tweeduizend acht.
Voor de toepassing van dit protocol wordt verstaan onder:
a. „vervaardiging”: elke soort be- of verwerking, met inbegrip van assemblage of speciale behandelingen;
b. „materiaal”: alle ingrediënten, grondstoffen, componenten of delen die bij de vervaardiging van het product worden gebruikt;
c. „product”: het product dat wordt vervaardigd, ook indien dit bestemd is om later bij de vervaardiging van een ander product te worden gebruikt;
d. „goederen”: zowel materialen als producten;
e. „douanewaarde”: de waarde zoals bepaald overeenkomstig de Overeenkomst inzake de toepassing van artikel VII van de Algemene Overeenkomst betreffende tarieven en handel van 1994 (Overeenkomst inzake de douanewaarde van de WTO);
f. „prijs af fabriek”: de prijs van het product af fabriek, betaald aan de fabrikant in wiens onderneming de laatste be- of verwerking is verricht, voor zover in die prijs de waarde is begrepen van alle gebruikte materialen, verminderd met alle binnenlandse belastingen die worden of kunnen worden terugbetaald wanneer het verkregen product wordt uitgevoerd;
g. „waarde van de materialen”: de douanewaarde ten tijde van de invoer van de gebruikte materialen die niet van oorsprong zijn, of, indien deze niet bekend is en niet kan worden vastgesteld, de eerste controleerbare prijs die voor de materialen in het betrokken gebied is betaald;
h. „waarde van de materialen van oorsprong”: de waarde van deze materialen volgens de definitie in punt g), die van dienovereenkomstige toepassing is;
i. „toegevoegde waarde”: de prijs af fabriek verminderd met de douanewaarde van de in de EG, de Cariforum-staten of de landen en gebieden overzee (LGO's) ingevoerde materialen uit derde landen;
j. „hoofdstukken” en „posten”: de hoofdstukken en posten (viercijfercodes) van de nomenclatuur die het geharmoniseerde systeem inzake de omschrijving en codering van goederen vormt, in dit protocol „het geharmoniseerde systeem” of „GS” genoemd;
k. „ingedeeld”: de indeling van een product of materiaal onder een bepaalde post;
l. „zending”: producten die gelijktijdig van één exporteur naar één geadresseerde worden verzonden of die vergezeld gaan van een enkel vervoersdocument voor de verzending van de exporteur naar de geadresseerde, of bij gebreke daarvan, een enkele factuur;
m. „gebieden”: met inbegrip van de territoriale wateren;
n. „LGO's”: de landen en gebieden overzee zoals gedefinieerd in bijlage IX;
o. „andere ACS-staten”: de landen in bijlage XI.
1. Voor de toepassing van de economische partnerschapovereenkomst Cariforum-EG, hierna „de overeenkomst” genoemd, worden de volgende producten beschouwd als van oorsprong uit de EG:
a. volledig in de EG verkregen producten in de zin van artikel 6 van dit protocol;
b. in de EG verkregen producten, waarin materialen zijn verwerkt die daar niet volledig zijn verkregen, mits deze materialen in de EG een be- of verwerking hebben ondergaan die toereikend is in de zin van artikel 7.
2. Voor de toepassing van de overeenkomst worden de volgende producten beschouwd als van oorsprong uit de Cariforum-staten:
a. volledig in de Cariforum-staten verkregen producten in de zin van artikel 6 van dit protocol;
b. in de Cariforum-staten verkregen producten, waarin materialen zijn verwerkt die daar niet volledig zijn verkregen, mits deze materialen in de betrokken Cariforum-staat een be- of verwerking hebben ondergaan die toereikend is in de zin van artikel 7.
3. Voor de toepassing van lid 2 worden de gebieden van de Cariforum-staten als één gebied beschouwd.
Producten van oorsprong die gemaakt zijn van materialen die volledig zijn verkregen in twee of meer Cariforum-staten of die daar een toereikende be- of verwerking hebben ondergaan, worden geacht van oorsprong te zijn uit de Cariforum-staat waar de laatste be- of verwerking heeft plaatsgevonden, mits deze be- of verwerking ingrijpender was dan de in artikel 8 van dit protocol genoemde be- of verwerkingen.
4. Voor de in bijlage X genoemde producten en de producten van tariefpost 1006 zijn de bepalingen van lid 3 pas na 1 oktober 2015 respectievelijk na 1 januari 2010 van toepassing.
1. Voor de toepassing van artikel 2, lid 1, worden materialen van oorsprong uit de Cariforum-staten, de LGO's of de andere ACS-staten beschouwd als van oorsprong uit de EG wanneer zij zijn verwerkt in een aldaar verkregen product. Zij behoeven zelf geen toereikende be- of verwerking te hebben ondergaan, mits de be- of verwerking ingrijpender is dan de in artikel 8 genoemde be- of verwerkingen.
2. Voor de toepassing van artikel 2, lid 1, worden be- en verwerkingen die in de Cariforum-staten, de LGO's of in de andere ACS-staten zijn verricht, geacht in de EG te zijn verricht wanneer de materialen in de EG een verdere be- of verwerking ondergaan die ingrijpender is dan de in artikel 8 genoemde be- of verwerkingen.
3. De cumulatie waarin de leden 1 en 2 voorzien, kan met betrekking tot de LGO's en de andere ACS-staten slechts worden toegepast indien:
a. de landen die betrokken zijn bij het verwerven van de oorsprongsstatus en het land van bestemming een overeenkomst inzake administratieve samenwerking hebben gesloten die de correcte toepassing van dit artikel garandeert;
b. materialen en producten de oorsprongsstatus hebben verkregen door de toepassing van oorsprongsregels die gelijk zijn aan die van dit protocol;
c. de EG de Cariforum-staten via de Commissie van de Europese Gemeenschappen bijzonderheden verstrekt over overeenkomsten inzake administratieve samenwerking met de andere in dit artikel bedoelde landen of gebieden. De Commissie en de Cariforum-staten maken, respectievelijk in de C-reeks van het Publicatieblad van de Europese Unie en volgens hun eigen procedures, bekend vanaf welke datum de in dit artikel bedoelde cumulatie met de in dit artikel bedoelde landen of gebieden die aan de nodige eisen hebben voldaan, mag worden toegepast.
1. Voor de toepassing van artikel 2, lid 2, worden materialen van oorsprong uit de EG, de LGO's of de andere ACS-staten beschouwd als van oorsprong uit de Cariforum-staten wanneer zij zijn gebruikt bij de vervaardiging van een aldaar verkregen product. Zij behoeven geen toereikende be- of verwerking te hebben ondergaan, mits de be- of verwerking ingrijpender is dan de in artikel 8 genoemde be- of verwerkingen.
2. Voor de toepassing van artikel 2, lid 2, worden be- en verwerkingen die in de EG, de LGO's of in de andere ACS-staten zijn verricht, geacht in de Cariforum-staten te zijn verricht wanneer de materialen in de Cariforum-staten een verdere be- of verwerking ondergaan die ingrijpender is dan de in artikel 8 genoemde be- of verwerkingen.
3. De cumulatie waarin de leden 1 en 2 voorzien, kan met betrekking tot de LGO's en de andere ACS-staten slechts worden toegepast indien:
a. de landen die betrokken zijn bij het verwerven van de oorsprong en het land van bestemming een overeenkomst inzake administratieve samenwerking hebben gesloten die de correcte toepassing van dit artikel garandeert;
b. materialen en producten de oorsprong hebben verkregen door de toepassing van oorsprongsregels die gelijk zijn aan die van dit protocol;
c. de Cariforum-staten de EG via de Commissie van de Europese Gemeenschappen bijzonderheden verstrekken over overeenkomsten inzake administratieve samenwerking met de andere in dit artikel bedoelde landen of gebieden. De Commissie en de Cariforum-staten maken, respectievelijk in de C-reeks van het Publicatieblad van de Europese Unie en volgens hun eigen procedures, bekend vanaf welke datum de in dit artikel bedoelde cumulatie met de in dit artikel bedoelde landen of gebieden die aan de nodige eisen hebben voldaan, mag worden toegepast.
4. Onverminderd de leden 1 tot en met 3 is dit artikel voor de in bijlage X genoemde producten en de producten van tariefpost 1006 pas na 1 oktober 2015 respectievelijk na 1 januari 2010 van toepassing, mits de voor de vervaardiging van die producten gebruikte materialen van oorsprong zijn uit of de be- of verwerking is verricht in andere ACS-staten.
5. Dit artikel is niet van toepassing op producten van bijlage XII die van oorsprong zijn uit Zuid-Afrika. Op de in bijlage XIII genoemde producten van oorsprong uit Zuid-Afrika is de in dit artikel bedoelde cumulatie na 31 december 2009 van toepassing.
1. Op verzoek van de Cariforum-staten worden materialen van oorsprong uit een in bijlage VIII genoemd naburig ontwikkelingsland als materialen van oorsprong uit een Cariforum-staat beschouwd wanneer zij in een aldaar verkregen product zijn verwerkt.
2. De verzoeken worden overeenkomstig artikel 42 ingediend bij het speciaal comité voor douanesamenwerking en handelsbevordering.
3. Deze materialen behoeven geen toereikende be- of verwerking te hebben ondergaan, mits:
a. de be- of verwerking in de Cariforum-staat ingrijpender is dan de in artikel 8 vermelde be- en verwerkingen;
b. de Cariforum-staten, de EG en de betrokken naburige ontwikkelingslanden een overeenkomst hebben gesloten die voorziet in adequate administratieve samenwerkingsprocedures om de correcte toepassing van dit lid te garanderen.
4. De partijen stellen het speciaal comité voor douanesamenwerking en handelsbevordering in kennis van de producten waarop dit artikel niet van toepassing is.
5. Om te bepalen of producten van oorsprong zijn uit een naburig ontwikkelingsland, zoals gedefinieerd in bijlage VIII, is dit protocol van toepassing.
1. Als volledig op het gebied van de Cariforum-staten of op het gebied van de EG verkregen worden beschouwd:
a. aldaar uit de bodem of zeebodem gewonnen minerale producten;
b. aldaar geoogste producten van het plantenrijk;
c. aldaar geboren en opgefokte levende dieren;
d. producten afkomstig van aldaar gehouden levende dieren;
e.
i. producten van de aldaar bedreven jacht en visserij;
ii. producten van de aldaar bedreven aquicultuur, maricultuur daaronder begrepen, wanneer de vis er is geboren en opgefokt;
f. producten van de zeevisserij en andere producten van de zee die door hun schepen buiten de territoriale wateren van de EG of een Cariforum-staat uit zee werden gewonnen;
g. producten die, uitsluitend uit de onder f) bedoelde producten, aan boord van hun fabrieksschepen vervaardigd;
h. aldaar verzamelde gebruikte artikelen die slechts voor de terugwinning van grondstoffen kunnen dienen, met inbegrip van gebruikte banden die uitsluitend geschikt zijn om van een nieuw loopvak te worden voorzien of slechts als afval kunnen worden gebruikt;
i. afval en schroot afkomstig van aldaar verrichte industriële bewerkingen;
j. producten, gewonnen uit de zeebodem of -ondergrond buiten de territoriale wateren, mits zij alleen het recht hebben op ontginning van deze bodem of ondergrond;
k. goederen die aldaar uitsluitend uit de onder a) tot en met j) bedoelde producten zijn vervaardigd.
2. De termen „hun schepen” en „hun fabrieksschepen” in lid 1, onder f) en g), zijn slechts van toepassing op schepen en fabrieksschepen:
a. die in een lidstaat van de Europese Unie of in een Cariforum-staat zijn geregistreerd;
b. die de vlag van een lidstaat van de Europese Unie of van een Cariforum-staat voeren;
c. die aan een van de volgende voorwaarden voldoen:
i. zij behoren voor ten minste 50% toe aan onderdanen van een lidstaat van de Europese Unie of van een Cariforum-staat, of
ii. zij behoren toe aan een onderneming:
– die haar hoofdkantoor en haar belangrijkste handelsactiviteit in een lidstaat van de Europese Unie of in een Cariforum-staat heeft, en
– die voor ten minste 50% toebehoort aan een lidstaat van de Europese Unie of een Cariforumstaat, aan overheidsorganen van die lidstaat of Cariforum-staat of aan onderdanen van die lidstaat of Cariforum-staat.
3. Onverminderd lid 2 erkent de EG, op verzoek van een Cariforum-staat, dat door die Cariforum-staat gecharterde of geleasede vaartuigen als „zijn schepen” worden beschouwd om in zijn exclusieve economische zone visserijactiviteiten te beoefenen, mits het speciaal comité voor douanesamenwerking en handelsbevordering van oordeel is dat het charter- of leasecontract, dat in eerste instantie aan exploitanten uit de EG is aangeboden, een geschikte wijze is om de visserijcapaciteit van de betrokken Cariforum-staat te ontwikkelen en met name dat die Cariforum-staat nautische en commerciële verantwoordelijkheid draagt voor het gecharterde of geleasede vaartuig.
1. Voor de toepassing van artikel 2 worden niet volledig verkregen producten geacht een toereikende bewerking of verwerking te hebben ondergaan wanneer aan de voorwaarden van de lijst in bijlage II is voldaan.
2. De in lid 1 bedoelde voorwaarden geven voor alle onder de overeenkomst vallende producten aan welke be- of verwerkingen bij de vervaardiging gebruikte, niet van oorsprong zijnde materialen moeten hebben ondergaan, en gelden slechts voor die materialen. Dit betekent dat indien een product dat de oorsprong heeft verkregen doordat het aan de in de lijst genoemde voorwaarden heeft voldaan, als materiaal bij de vervaardiging van een ander product wordt gebruikt, de voorwaarden die van toepassing zijn op het product waarin het is verwerkt daarvoor niet gelden; er wordt dan geen rekening gehouden met de niet van oorsprong zijnde materialen die bij de vervaardiging ervan kunnen zijn gebruikt.
3. In afwijking van lid 1 kunnen niet van oorsprong zijnde materialen die volgens de voorwaarden in bijlage II niet bij de vervaardiging van een bepaald product mogen worden gebruikt, toch worden gebruikt, mits:
a. de totale waarde ervan niet meer bedraagt dan 15% van de prijs af fabriek van het product;
b. de in de lijst vermelde maximumwaarden voor niet van oorsprong zijnde materialen door de toepassing van dit lid niet worden overschreden.
4. De leden 1 tot en met 3 zijn van toepassing behoudens het bepaalde in artikel 8.
1. Onverminderd lid 2 worden de volgende be- of verwerkingen als ontoereikend beschouwd om de oorsprongsstatus te verlenen, ongeacht of aan de voorwaarden van artikel 7 is voldaan:
a. behandelingen om de producten tijdens vervoer en opslag in goede staat te bewaren;
b. het splitsen en samenvoegen van colli;
c. het wassen of schoonmaken; het stofvrij maken of het verwijderen van roest, olie, verf of dergelijke;
d. het strijken of persen van textiel;
e. het schilderen of polijsten;
f. het ontvliezen of doppen, het geheel of gedeeltelijk bleken, het polijsten en glaceren van granen of rijstdoppen;
g. het kleuren van suiker of het vormen van suikerklonten; het geheel of gedeeltelijk vermalen van kristalsuiker34) ;
h. het pellen, ontpitten of schillen van noten, vruchten of groenten;
i. het aanscherpen of het eenvoudig vermalen of versnijden;
j. het zeven, sorteren, classificeren, assorteren (daaronder begrepen het samenstellen van stellen of assortimenten van artikelen);
k. het eenvoudig verpakken in flessen, flacons, blikken, zakken, kratten of dozen, het bevestigen op kaarten of platen en alle andere eenvoudige handelingen in verband met de verpakking;
l. het aanbrengen of opdrukken van merken, etiketten, beeldmerken of andere soortgelijke onderscheidingstekens op de producten zelf of op de verpakking;
m. het mengen van producten, ook van verschillende soorten; mengen van suiker met andere stoffen35) ;
n. het eenvoudig samenvoegen van delen van artikelen tot een volledig artikel dan wel het uit elkaar nemen van artikelen;
o. twee of meer van de onder a) tot en met n) vermelde behandelingen tezamen;
p. het slachten van dieren.
2. Alle be- en verwerkingen die een product in de EG of in de Cariforum-staten heeft ondergaan, worden tezamen genomen om te bepalen of deze als ontoereikend in de zin van lid 1 moeten worden beschouwd.
1. De voor de toepassing van dit protocol in aanmerking te nemen eenheid is het product dat bij het vaststellen van de indeling in de nomenclatuur van het geharmoniseerde systeem als de basiseenheid wordt beschouwd.
Hieruit volgt dat:
a. wanneer een product, bestaande uit een groep of verzameling van artikelen, onder één enkele post van het geharmoniseerde systeem wordt ingedeeld, het geheel de in aanmerking te nemen eenheid vormt;
b. wanneer een zending uit een aantal identieke producten bestaat die onder dezelfde post van het geharmoniseerde systeem zijn ingedeeld, elk product voor de toepassing van dit protocol afzonderlijk moet worden genomen.
2. Wanneer volgens algemene regel 5 voor de interpretatie van het geharmoniseerde systeem de verpakking meetelt voor het vaststellen van de indeling, telt deze ook mee voor het vaststellen van de oorsprong.
Toebehoren, vervangingsonderdelen en gereedschappen die samen met materieel, machines, apparaten of voertuigen worden geleverd en die deel uitmaken van de normale uitrusting daarvan en in de prijs ervan zijn begrepen of niet afzonderlijk in rekening worden gebracht, worden geacht één geheel te vormen met het materieel of de machines, apparaten of voertuigen in kwestie.
Stellen en assortimenten in de zin van algemene regel 3 voor de interpretatie van het geharmoniseerde systeem, worden als van oorsprong beschouwd indien alle samenstellende delen van oorsprong zijn. Een stel of assortiment bestaande uit producten van oorsprong en producten die niet van oorsprong zijn, wordt als van oorsprong beschouwd indien de waarde van de producten die niet van oorsprong zijn niet meer dan 15% van de prijs af fabriek van het stel of assortiment bedraagt.
Om de oorsprong van een product te bepalen, behoeft niet te worden nagegaan wat de oorsprong is van de bij de vervaardiging van dat product gebruikte
a. energie en brandstof,
b. fabrieksuitrusting,
c. machines en werktuigen,
d. goederen die in de uiteindelijke samenstelling van het product niet voorkomen en ook niet bedoeld waren om daarin voor te komen.
1. Aan de in titel II genoemde voorwaarden met betrekking tot het verkrijgen van de oorsprongsstatus moet in de Cariforumstaten of in de EG zonder onderbreking zijn voldaan, behoudens het bepaalde in de artikelen 3, 4 en 5.
2. Wanneer uit de Cariforum-staten of de EG naar een ander land uitgevoerde producten van oorsprong terugkeren, worden zij, behoudens het bepaalde in de artikelen 3, 4 en 5, geacht geen product van oorsprong meer te zijn, tenzij ten genoegen van de douaneautoriteiten kan worden aangetoond:
a. dat de teruggestuurde goederen dezelfde zijn als de eerder uitgevoerde goederen, en
b. dat de goederen, terwijl zij in dat andere land waren of toen zij werden uitgevoerd, geen andere be- of verwerkingen hebben ondergaan dan die welke nodig waren om ze in goede staat te bewaren.
1. De preferentiële behandeling waarin de overeenkomst voorziet, is uitsluitend van toepassing op producten die aan de voorwaarden van dit protocol voldoen en die rechtstreeks, zonder enig ander gebied binnen te komen, tussen het gebied van de Cariforum-staten en de EG zijn vervoerd. Producten die een enkele zending vormen, kunnen evenwel via een ander gebied worden vervoerd, eventueel met overslag of tijdelijke opslag op dat gebied, mits ze in het land van doorvoer of opslag onder toezicht van de douane blijven en aldaar geen andere behandelingen ondergaan dan lossen en opnieuw laden of behandelingen om ze in goede staat te bewaren.
Het is evenwel toegestaan producten van oorsprong per pijpleiding door een ander gebied dan dat van een Cariforumstaat, van de EG of van een LGO te vervoeren.
2. Het bewijs dat aan de voorwaarden van lid 1 is voldaan, wordt geleverd door overlegging van de volgende stukken aan de douaneautoriteiten van het land van invoer:
a. een enkel vervoersdocument voor het vervoer van het land van uitvoer door het land van doorvoer, of
b. een door de douaneautoriteiten van het land van doorvoer afgegeven certificaat, waarin:
i. de producten nauwkeurig zijn omschreven;
ii. de data zijn vermeld waarop de producten gelost en opnieuw geladen zijn, in voorkomend geval onder vermelding van de scheepsnamen of van de andere gebruikte vervoermiddelen,
en
iii. wordt verklaard onder welke omstandigheden de producten in het land van doorvoer verbleven, of
c. bij gebreke van bovengenoemde stukken, enig ander bewijsstuk.
1. Op producten van oorsprong die vanuit een Cariforum-staat of vanuit de EG zijn verzonden naar een tentoonstelling in een ander land of gebied dan dat bedoeld in de artikelen 3, 4 en 5, en die na de tentoonstelling zijn verkocht voor invoer in de EG of een Cariforum-staat, is bij die invoer de overeenkomst van toepassing, mits ten genoegen van de douaneautoriteiten wordt aangetoond dat:
a. een exporteur deze producten vanuit een Cariforum-staat of de EG naar het land van de tentoonstelling heeft verzonden en deze daar heeft tentoongesteld;
b. die exporteur de producten heeft verkocht of op andere wijze heeft afgestaan aan een persoon in een Cariforumstaat of in de EG;
c. de producten tijdens of onmiddellijk na de tentoonstelling in dezelfde staat zijn verzonden als waarin zij naar de tentoonstelling zijn gegaan,
en
d. de producten vanaf het moment dat zij naar de tentoonstelling werden verzonden, niet voor andere doeleinden zijn gebruikt dan om op die tentoonstelling te worden vertoond.
2. Overeenkomstig titel IV wordt een bewijs van oorsprong afgegeven of opgesteld, dat op de gebruikelijke wijze bij de douaneautoriteiten van het land van invoer wordt ingediend. Op dit bewijs moeten de naam en het adres van de tentoonstelling zijn vermeld. Zo nodig kunnen aanvullende bewijsstukken worden gevraagd ten aanzien van de omstandigheden waaronder de producten werden tentoongesteld.
3. Lid 1 is van toepassing op alle tentoonstellingen, beurzen of soortgelijke openbare evenementen met een commercieel, industrieel, agrarisch of ambachtelijk karakter die niet voor particuliere doeleinden in winkels of bedrijfsruimten met het oog op de verkoop van buitenlandse producten worden gehouden, en gedurende welke de producten onder douanetoezicht blijven.
1. Producten van oorsprong uit een Cariforum-staat komen bij invoer in de EG en producten van oorsprong uit de EG komen bij invoer in een Cariforum-staat voor de voordelen van de overeenkomst in aanmerking op vertoon van:
a. een certificaat inzake goederenverkeer EUR.1, waarvan het model in bijlage III is opgenomen, of
b. in de in artikel 21, lid 1, bedoelde gevallen, een verklaring van de exporteur op een factuur, pakbon of ander handelsdocument, waarin de producten voldoende duidelijk zijn omschreven om ze te kunnen identificeren, hierna „factuurverklaring” genoemd; de tekst van deze factuurverklaring is opgenomen in bijlage IV.
2. In afwijking van lid 1 komen producten van oorsprong in de zin van dit protocol in de in artikel 26 bedoelde gevallen voor de voordelen van de overeenkomst in aanmerking zonder dat een van de hierboven genoemde documenten behoeft te worden overgelegd.
3. Voor de toepassing van deze titel streven de exporteurs ernaar een taal te gebruiken die zowel door de Cariforum-staten als de EG wordt gebruikt.
1. Een certificaat inzake goederenverkeer EUR.1 wordt door de douaneautoriteiten van het land van uitvoer afgegeven op schriftelijke aanvraag van de exporteur of, onder diens verantwoordelijkheid, van zijn gemachtigde.
2. Te dien einde vult de exporteur of diens gemachtigde zowel het certificaat inzake goederenverkeer EUR.1 als het aanvraagformulier in; modellen van beide formulieren zijn in bijlage III opgenomen. Deze formulieren worden overeenkomstig de bepalingen van dit protocol ingevuld. Indien zij met de hand worden ingevuld, moet dit met inkt en in hoofdletters gebeuren. De producten moeten worden omschreven in het daartoe bestemde vak en er mogen geen regels worden opengelaten. Indien dit vak niet volledig wordt ingevuld, wordt onder de laatste regel een horizontale lijn getrokken en wordt het niet-ingevulde gedeelte doorgekruist.
3. Exporteurs die om de afgifte van een certificaat inzake goederenverkeer EUR.1 verzoeken, moeten op verzoek van de douaneautoriteiten van het land van uitvoer waar dit certificaat wordt afgegeven, steeds de nodige documenten kunnen overleggen waaruit blijkt dat de betrokken producten van oorsprong zijn en dat aan alle andere voorwaarden van dit protocol is voldaan.
4. Een certificaat inzake goederenverkeer EUR.1 wordt door de douaneautoriteiten van een lidstaat van de Europese Unie of van een Cariforum-staat afgegeven indien de betrokken producten kunnen worden beschouwd als producten van oorsprong uit de EG, uit een Cariforum-staat of uit een van de andere in de artikelen 3, 4 en 5 genoemde landen en gebieden, en aan de andere voorwaarden van dit protocol is voldaan.
5. De met de afgifte van het certificaat belaste douaneautoriteiten nemen de nodige maatregelen om te controleren of de producten van oorsprong zijn en of aan de andere voorwaarden van dit protocol is voldaan. Met het oog hierop zijn zij gerechtigd bewijsstukken op te vragen, de administratie van de exporteur in te zien en alle andere controles te verrichten die zij dienstig achten. Zij zien er ook op toe dat de in lid 2 bedoelde formulieren correct zijn ingevuld. Zij gaan met name na of het voor de omschrijving van de producten bestemde vak zodanig is ingevuld dat frauduleuze toevoegingen niet mogelijk zijn.
6. De datum van afgifte van het certificaat inzake goederenverkeer EUR.1 wordt vermeld in vak 11 van het certificaat.
7. Een certificaat inzake goederenverkeer EUR.1 wordt door de douaneautoriteiten afgegeven en ter beschikking van de exporteur gesteld zodra de goederen werkelijk worden uitgevoerd of wanneer het zeker is dat zij zullen worden uitgevoerd.
1. In afwijking van artikel 17, lid 7, kan een certificaat inzake goederenverkeer EUR.1 bij wijze van uitzondering worden afgegeven na de uitvoer van de producten waarop het betrekking heeft, indien
a. dit door een vergissing, onopzettelijk verzuim of bijzondere omstandigheden niet bij de uitvoer is gebeurd, of
b. ten genoegen van de douaneautoriteiten wordt aangetoond dat het certificaat inzake goederenverkeer EUR.1 wel is afgegeven, maar bij invoer om technische redenen niet is aanvaard.
2. Voor de toepassing van lid 1 moet de exporteur in zijn aanvraag plaats en datum van uitvoer vermelden voor de producten waarop het certificaat inzake goederenverkeer EUR.1 betrekking heeft, onder opgave van de redenen van zijn aanvraag.
3. De douaneautoriteiten kunnen eerst tot afgifte achteraf van een certificaat inzake goederenverkeer EUR.1 overgaan na te hebben vastgesteld dat de gegevens in de aanvraag van de exporteur overeenstemmen met die in het desbetreffende dossier.
4. Op een achteraf afgegeven certificaat inzake goederenverkeer EUR.1 wordt in de Engelse taal de volgende vermelding aangebracht: „ISSUED RETROSPECTIVELY”.
5. De in lid 4 bedoelde vermelding wordt aangebracht in het vak „Opmerkingen” van het certificaat inzake goederenverkeer EUR.1.
1. In geval van diefstal, verlies of vernietiging van een certificaat inzake goederenverkeer EUR.1 kan de exporteur de douaneautoriteiten die het certificaat hebben afgegeven, verzoeken een duplicaat op te maken aan de hand van de uitvoerdocumenten die in hun bezit zijn.
2. Op het aldus afgegeven duplicaat wordt in de Engelse taal de volgende vermelding aangebracht:
„DUPLICATE”.
3. De in lid 2 bedoelde vermelding wordt aangebracht in het vak „Opmerkingen” van het duplicaat van het certificaat inzake goederenverkeer EUR.1.
4. Het duplicaat draagt dezelfde datum van afgifte als het oorspronkelijke certificaat inzake goederenverkeer EUR.1 en is vanaf die datum geldig.
Voor producten van oorsprong die in een Cariforum-staat of in de EG onder toezicht van een douanekantoor zijn geplaatst, kan het oorspronkelijke bewijs van oorsprong door één of meer certificaten inzake goederenverkeer EUR.1 worden vervangen bij verzending van deze producten of een gedeelte daarvan naar een andere plaats binnen de Cariforum-staten of de EG. Dergelijke certificaten worden afgegeven door het douanekantoor dat toezicht houdt op de producten.
1. De in artikel 16, lid 1, onder b), genoemde factuurverklaring kan worden opgesteld:
a. door een toegelaten exporteur in de zin van artikel 22, of
b. door elke exporteur, voor zendingen bestaande uit één of meer colli met producten van oorsprong, waarvan de totale waarde niet meer dan 6 000 EUR bedraagt.
2. Een factuurverklaring kan worden opgesteld indien de betrokken producten als van oorsprong uit de Cariforum-staten of de EG kunnen worden beschouwd en aan de andere voorwaarden van dit protocol is voldaan.
3. De exporteur die de factuurverklaring opstelt, moet op verzoek van de douaneautoriteiten van het land van uitvoer steeds de nodige documenten kunnen overleggen waaruit blijkt dat de betrokken producten van oorsprong zijn en dat aan de andere voorwaarden van dit protocol is voldaan.
4. De factuurverklaring, waarvan de tekst in bijlage IV bij dit protocol is opgenomen, wordt door de exporteur op de factuur, de pakbon of een ander handelsdocument getypt, gestempeld of gedrukt in een van de in die bijlage opgenomen taalversies, overeenkomstig de bepalingen van het nationale recht van het land van uitvoer. Indien de factuurverklaring met de hand wordt geschreven, moet dit met inkt en in hoofdletters geschieden.
5. De factuurverklaring wordt door de exporteur met de hand ondertekend. Een toegelaten exporteur in de zin van artikel 22 behoeft deze verklaring echter niet te ondertekenen, mits hij de douaneautoriteiten van het land van uitvoer een schriftelijke verklaring doet toekomen waarin hij de volle verantwoordelijkheid op zich neemt voor alle factuurverklaringen waaruit zijn identiteit blijkt alsof hij deze met de hand had ondertekend.
6. Een factuurverklaring kan door de exporteur worden opgesteld bij of na de uitvoer van de producten waarop zij betrekking heeft, maar moet uiterlijk twee jaar na de invoer van de producten waarop zij betrekking heeft in het land van invoer worden aangeboden.
1. De douaneautoriteiten van het land van uitvoer kunnen een exporteur die veelvuldig producten verzendt waarop de bepalingen inzake handelssamenwerking van de overeenkomst van toepassing zijn, vergunning verlenen factuurverklaringen op te stellen, ongeacht de waarde van de betrokken producten. Een exporteur die een dergelijke vergunning aanvraagt, moet ten genoegen van de douaneautoriteiten alle waarborgen bieden die nodig zijn voor de controle op de oorsprong van de producten en de naleving van de overige voorwaarden van dit protocol.
2. De douaneautoriteiten kunnen het verlenen van de status van toegelaten exporteur afhankelijk stellen van alle voorwaarden die zij dienstig achten.
3. De douaneautoriteiten kennen de toegelaten exporteur een vergunningsnummer toe, dat op de factuurverklaringen moet worden vermeld.
4. De douaneautoriteiten houden toezicht op het gebruik van de vergunning door de toegelaten exporteur.
5. De douaneautoriteiten kunnen de vergunning te allen tijde intrekken. Zij zijn verplicht dit te doen wanneer de toegelaten exporteur niet langer de in lid 1 bedoelde garanties biedt, niet meer aan de in lid 2 bedoelde voorwaarden voldoet of de vergunning niet op de juiste wijze gebruikt.
1. Een bewijs van oorsprong is tien maanden geldig vanaf de datum van afgifte in het land van uitvoer en moet binnen deze periode worden ingediend bij de douaneautoriteiten van het land van invoer.
2. Bewijzen van oorsprong die na het verstrijken van de in lid 1 genoemde termijn bij de douaneautoriteiten van het land van invoer worden ingediend, kunnen voor de toepassing van de preferentiële behandeling worden aanvaard wanneer de verlate indiening het gevolg is van buitengewone omstandigheden.
3. In andere gevallen van verlate indiening kunnen de douaneautoriteiten van het land van invoer de bewijzen van oorsprong aanvaarden indien de producten vóór het verstrijken van genoemde termijn bij hen zijn aangebracht.
Bewijzen van oorsprong worden bij de douaneautoriteiten van het land van invoer ingediend overeenkomstig de aldaar geldende procedures. Deze douaneautoriteiten kunnen eisen dat het bewijs van oorsprong wordt vertaald en dat de aangifte ten invoer vergezeld gaat van een verklaring van de importeur dat de producten aan de voorwaarden voor de toepassing van de overeenkomst voldoen.
Wanneer, op verzoek van de importeur en op de door de douaneautoriteiten van het land van invoer vastgestelde voorwaarden, gedemonteerde of niet-gemonteerde producten in de zin van algemene regel 2 a) voor de interpretatie van het geharmoniseerde systeem, vallende onder de afdelingen XVI of XVII of de posten 7308 of 9406 van het geharmoniseerde systeem, in deelzendingen worden ingevoerd, wordt een enkel bewijs van oorsprong bij de douaneautoriteiten ingediend bij de invoer van de eerste deelzending.
1. Producten die in kleine colli door particulieren aan particulieren worden verzonden of die deel uitmaken van de persoonlijke bagage van reizigers, worden als producten van oorsprong toegelaten zonder dat een bewijs van oorsprong behoeft te worden overgelegd, mits deze producten niet als handelsgoederen worden ingevoerd en bij hun aangifte verklaard is dat zij aan de voorwaarden van dit protocol voldoen en er over de juistheid van deze verklaring geen twijfel bestaat. Voor postzendingen kan deze verklaring op het douaneaangifteformulier CN22/CN23 of op een daaraan gehecht blad worden gesteld.
2. Invoer van incidentele aard van producten die uitsluitend bestemd zijn voor persoonlijk gebruik door de ontvanger of de reiziger of de leden van hun gezin worden niet als invoer van handelsgoederen aangemerkt indien noch de aard, noch de hoeveelheid van de producten op commerciële doeleinden wijst.
3. Voorts mag de totale waarde van deze producten niet meer bedragen dan 500 EUR voor kleine colli of 1 200 EUR voor producten die deel uitmaken van de persoonlijke bagage van reizigers.
1. Wanneer artikel 2, lid 3, artikel 3, lid 1, en artikel 4, lid 1, worden toegepast, wordt het bewijs dat de materialen in de zin van dit protocol van oorsprong zijn uit een Cariforum-staat, de EG, een andere ACS-staat of een LGO geleverd door een certificaat inzake goederenverkeer EUR.1 of door de leveranciersverklaring waarvan het model in bijlage V A bij dit protocol is opgenomen, afgegeven door de exporteur in de staat of in de EG waaruit de materialen afkomstig zijn.
2. Wanneer artikel 2, lid 3, artikel 3, lid 2, en artikel 4, lid 2, worden toegepast, wordt het bewijs van de be- of verwerking in een Cariforum-staat, de EG, een andere ACS-staat of een LGO geleverd door de leveranciersverklaring waarvan het model in de bijlagen V A en V B bij dit protocol is opgenomen, afgegeven door de exporteur in de staat of in de EG waaruit de materialen afkomstig zijn.
3. Voor elke zending van materialen moet door de leverancier een afzonderlijke leveranciersverklaring worden opgesteld, hetzij op de handelsfactuur betreffende die zending of op een bijlage bij die factuur, hetzij op een pakbon of op een ander handelsdocument inzake die zending waarin de betrokken materialen voldoende nauwkeurig zijn omschreven om ze te kunnen identificeren.
4. De leveranciersverklaring kan op een voorgedrukt formulier worden gesteld.
5. De leveranciersverklaring wordt door de leverancier met de hand ondertekend. Wanneer de factuur en de leveranciersverklaring met de computer worden opgemaakt, behoeft de leveranciersverklaring niet met de hand te worden ondertekend indien ten genoegen van de douaneautoriteiten in het land waar de leveranciersverklaring wordt opgesteld, is verklaard wie binnen de onderneming van de leverancier verantwoordelijk is. Deze douaneautoriteiten kunnen de toepassingsvoorwaarden van dit lid vaststellen.
6. De leveranciersverklaring wordt ingediend bij de douaneautoriteiten in het land van uitvoer waar het verzoek om afgifte van het certificaat inzake goederenverkeer EUR.1 is gedaan.
7. De leverancier die een verklaring opstelt, moet te allen tijde op verzoek van de douaneautoriteiten van het land waar de verklaring is opgesteld alle documenten kunnen overleggen waaruit blijkt dat de gegevens in zijn verklaring juist zijn.
8. Leveranciersverklaringen en inlichtingenbladen die vóór de inwerkingtreding van dit protocol overeenkomstig artikel 26 van Protocol 1 bij de Overeenkomst van Cotonou zijn afgegeven, behouden hun geldigheid.
De in artikel 17, lid 3, en artikel 21, lid 3, bedoelde documenten aan de hand waarvan wordt aangetoond dat producten waarvoor een certificaat inzake goederenverkeer EUR.1 of een factuurverklaring is opgesteld, als producten van oorsprong uit een Cariforum-staat, uit de EG of uit een van de andere in de artikelen 3, 4 en 5 bedoelde landen en gebieden kunnen worden aangemerkt en aan de andere voorwaarden van dit protocol voldoen, kunnen onder meer de volgende zijn:
a. een rechtstreeks bewijs, bijvoorbeeld aan de hand van de boekhouding of de interne administratie van de exporteur of leverancier, van de door deze uitgevoerde be- of verwerkingen om de betrokken goederen te verkrijgen;
b. in een Cariforum-staat, in de EG of in een van de andere in de artikelen 3, 4 en 5 bedoelde landen en gebieden afgegeven of opgestelde en volgens het nationale recht gebruikte documenten waaruit de oorsprong van de gebruikte materialen blijkt;
c. in een Cariforum-staat, in de EG of in een van de andere in de artikelen 3 en 4 bedoelde landen en gebieden afgegeven of opgestelde en volgens het nationale recht gebruikte documenten waaruit de be- of verwerking van de materialen in de Cariforum-staten, in de EG of in een of een van de andere in de artikelen 3 en 4 bedoelde landen en gebieden blijkt;
d. certificaten inzake goederenverkeer EUR.1 of factuurverklaringen waaruit de oorsprongsstatus van de gebruikte materialen blijkt, die overeenkomstig dit protocol in de Cariforum-staten, in de EG of in een van de andere in de artikelen 3, 4 en 5 bedoelde landen en gebieden zijn afgegeven of opgesteld.
1. Exporteurs die om de afgifte van een certificaat inzake goederenverkeer EUR.1 verzoeken, bewaren de in artikel 17, lid 3, bedoelde documenten gedurende ten minste drie jaar.
2. Exporteurs die een factuurverklaring opstellen, bewaren een kopie van deze factuurverklaring alsmede de in artikel 21, lid 3, bedoelde documenten gedurende ten minste drie jaar.
3. De leverancier die een leveranciersverklaring heeft opgesteld, bewaart kopieën van de verklaring en van de factuur, de pakbon of het andere handelsdocument waaraan zijn verklaring werd gehecht alsmede de in artikel 27, lid 7, bedoelde bewijsstukken gedurende ten minste drie jaar.
4. De douaneautoriteiten van het land van uitvoer die een certificaat inzake goederenverkeer EUR.1 afgeven, bewaren het in artikel 17, lid 2, bedoelde aanvraagformulier gedurende ten minste drie jaar.
5. De douaneautoriteiten van het land van invoer bewaren de certificaten inzake goederenverkeer EUR.1 en de factuurverklaringen die bij hen worden ingediend gedurende ten minste drie jaar.
1. Geringe verschillen tussen de gegevens op het bewijs van oorsprong en die op de documenten die voor het vervullen van de invoerformaliteiten bij het douanekantoor worden ingediend, maken het bewijs van oorsprong niet automatisch ongeldig indien blijkt dat dit document wel degelijk met de aangebrachte goederen overeenstemt.
2. Kennelijke vormfouten, zoals typefouten op het bewijs van oorsprong, mogen niet tot weigering van dit document leiden, indien deze fouten niet van dien aard zijn dat zij twijfel doen rijzen over de juistheid van de daarin vermelde gegevens.
Producten die in de zin van dit protocol van oorsprong zijn uit de Cariforum-staten of uit de EG, komen alleen voor de uit de overeenkomst voortvloeiende preferenties in aanmerking mits voor de tenuitvoerlegging en handhaving van de in dit protocol neergelegde voorschriften en procedures de nodige regelingen, structuren en systemen bestaan.
1. De Cariforum-staten en de lidstaten van de Europese Unie doen elkaar via de Commissie van de Europese Gemeenschappen de adressen toekomen van de douaneautoriteiten die belast zijn met de afgifte en controle van certificaten inzake goederenverkeer EUR.1 en van factuur- en leveranciersverklaringen, alsmede afdrukken van de stempels die in hun douanekantoren voor de afgifte van die certificaten worden gebruikt.
Certificaten inzake goederenverkeer EUR.1 en factuur- en leveranciersverklaringen worden met het oog op de preferentiële behandeling aanvaard vanaf de datum van ontvangst van deze informatie door de Commissie van de Europese Gemeenschappen.
2. De Cariforum-staten en de lidstaten van de Europese Unie stellen elkaar via de Commissie van de Europese Gemeenschappen onverwijld in kennis van wijzigingen in de in lid 1 bedoelde informatie.
Ten behoeve van de correcte toepassing van dit protocol verlenen de EG, de Cariforum-staten en de andere in de artikelen 3, 4 en 5 bedoelde landen elkaar, via de bevoegde douaneautoriteiten, bijstand bij de controle van de echtheid van de certificaten inzake goederenverkeer EUR.1, de factuurverklaringen of de leveranciersverklaringen en van de juistheid van de daarin vermelde gegevens.
De geraadpleegde autoriteiten verstrekken de relevante gegevens over de omstandigheden waaronder het product is vervaardigd, met name over de omstandigheden waaronder de regels van oorsprong in de verschillende betrokken Cariforum-staten, lidstaten van de Europese Unie en andere in de artikelen 3, 4, en 5 bedoelde landen in acht zijn genomen.
1. Bewijzen van oorsprong worden achteraf door middel van steekproeven of op grond van een risicoanalyse gecontroleerd of wanneer de douaneautoriteiten van het land van invoer gegronde redenen hebben om te twijfelen aan de echtheid van deze documenten, de oorsprong van de betrokken producten of de naleving van de andere voorwaarden van dit protocol.
2. Met het oog op de toepassing van lid 1 retourneren de douaneautoriteiten van het land van invoer het certificaat inzake goederenverkeer EUR.1, de factuur, indien deze werd voorgelegd, en de factuurverklaring of een kopie van deze documenten aan de douaneautoriteiten van het land van uitvoer, eventueel onder vermelding van de redenen waarom een onderzoek wordt aangevraagd. Zij verstrekken bij deze controleaanvraag alle documenten en gegevens die het vermoeden hebben doen rijzen dat de gegevens op het bewijs van oorsprong onjuist zijn.
3. De controle wordt verricht door de douaneautoriteiten van het land van uitvoer. Met het oog hierop zijn zij gerechtigd bewijsstukken op te vragen, de administratie van de exporteur in te zien en alle andere controles te verrichten die zij dienstig achten.
4. Indien de douaneautoriteiten van het land van invoer besluiten de preferentiële behandeling niet toe te kennen zolang de uitslag van de controle niet bekend is, stellen zij de importeur voor de producten vrij te geven onder voorbehoud van de noodzakelijk geachte conservatoire maatregelen.
5. De resultaten van de controle worden zo spoedig mogelijk medegedeeld aan de douaneautoriteiten die de controle hebben aangevraagd. Hierbij moet duidelijk worden aangegeven of de documenten echt zijn, of de betrokken producten als producten van oorsprong uit een Cariforum-staat, uit de EG of uit een van de andere in de artikelen 3, 4 en 5 bedoelde landen kunnen worden beschouwd en of aan de andere voorwaarden van dit protocol is voldaan.
6. Indien bij gegronde twijfel binnen tien maanden na de controleaanvraag geen antwoord is ontvangen of indien het antwoord onvoldoende gegevens bevat om de echtheid van het betrokken document of de werkelijke oorsprong van de producten vast te stellen, kennen de aanvragende douaneautoriteiten de preferentiële behandeling niet toe, behoudens in buitengewone omstandigheden.
7. Indien de resultaten van de controle of andere beschikbare gegevens erop lijken te wijzen dat de bepalingen van dit protocol worden geschonden, stelt het land van uitvoer op eigen initiatief of op verzoek van het land van invoer met de nodige spoed een onderzoek in of laat hij een onderzoek instellen om eventuele schendingen vast te stellen en te voorkomen; het betrokken land van uitvoer kan het land van invoer verzoeken aan dat onderzoek deel te nemen.
1. Leveranciersverklaringen kunnen door middel van steekproeven of op grond van een risicoanalyse worden gecontroleerd of wanneer de douaneautoriteiten van de staat van invoer gegronde redenen hebben om te twijfelen aan de echtheid van het document of de juistheid of volledigheid van de gegevens over de oorsprong van de betrokken materialen.
2. De douaneautoriteiten aan wie een leveranciersverklaring wordt overgelegd, kunnen de douaneautoriteiten van de staat waar de verklaring werd opgesteld, verzoeken om afgifte van een inlichtingenblad volgens het model in bijlage VI bij dit protocol. Zij kunnen ook de exporteur verzoeken een inlichtingenblad over te leggen, afgegeven door de douaneautoriteiten van de staat waar de verklaring is opgesteld.
Het kantoor dat het inlichtingenblad heeft afgegeven, bewaart gedurende ten minste drie jaar een kopie hiervan.
3. De resultaten van de controle worden zo spoedig mogelijk medegedeeld aan de douaneautoriteiten die de controle hebben aangevraagd. Hierbij moet duidelijk worden aangegeven of de gegevens in de leveranciersverklaring juist zijn, en de resultaten moeten de douaneautoriteiten in staat stellen te bepalen in hoeverre de leveranciersverklaring in aanmerking kan worden genomen voor de afgifte van een certificaat inzake goederenverkeer EUR.1 of de opstelling van een factuurverklaring.
4. De controle wordt verricht door de douaneautoriteiten van het land waar de leveranciersverklaring werd opgesteld. Met het oog hierop zijn deze gerechtigd bewijsmateriaal op te vragen, de administratie van de exporteur in te zien en elke andere controle te verrichten die zij dienstig achten om de juistheid van de leveranciersverklaring te controleren.
5. Een certificaat inzake goederenverkeer EUR.1 dat is afgegeven of opgesteld op grond van een onjuiste leveranciersverklaring, wordt geacht ongeldig te zijn.
Geschillen ten aanzien van de in de artikelen 34 en 35 bedoelde controles tussen de douaneautoriteiten die de controle aanvragen en de douaneautoriteiten die de controle moeten uitvoeren die niet onderling kunnen worden geregeld, alsmede problemen in verband met de interpretatie van dit protocol worden voorgelegd aan het speciaal comité voor douanesamenwerking en handelsbevordering.
Op de regeling van geschillen tussen de importeur en de douaneautoriteiten van het land van invoer is in alle gevallen de wetgeving van het land van invoer van toepassing.
Er worden sancties getroffen tegen eenieder die een document met onjuiste gegevens opstelt of laat opstellen met het doel een preferentiële behandeling voor producten te verkrijgen.
1. De Cariforum-staten en de EG nemen alle nodige maatregelen om te voorkomen dat producten die onder geleide van een bewijs van oorsprong of een leveranciersverklaring worden verhandeld en die tijdens het vervoer in een op hun gebied gelegen vrije zone verblijven, door andere goederen worden vervangen of andere behandelingen ondergaan dan die welke bedoeld zijn om ze in goede staat te bewaren.
2. In afwijking van het bepaalde in lid 1 geven de bevoegde autoriteiten, wanneer producten van oorsprong onder geleide van een bewijs van oorsprong in een vrije zone zijn ingevoerd en er een be- of verwerking ondergaan, op verzoek van de exporteur een nieuw certificaat inzake goederenverkeer EUR.1 af, mits de be- of verwerking in overeenstemming is met de bepalingen van dit protocol.
1. Het speciaal comité voor douanesamenwerking en handelsbevordering, hierna in dit artikel „het comité” genoemd, kan besluiten dat in bepaalde gevallen voor uit de Cariforum-staten uitgevoerde producten van dit protocol mag worden afgeweken.
2. Afwijkingen van dit protocol mogen worden vastgesteld wanneer de ontwikkeling van bestaande industrieën of de oprichting van nieuwe industrieën in de Cariforum-staten dat rechtvaardigen.
3. Voordat of wanneer de betrokken Cariforum-staat of -staten een verzoek om afwijking aan het comité voorleggen, stelt hij of stellen zij de EG daarvan onder vermelding van de redenen van het verzoek overeenkomstig lid 5 in kennis.
4. De EG willigt alle verzoeken van Cariforum-staten in die overeenkomstig dit artikel zijn gerechtvaardigd, tenzij hierdoor ernstige schade kan ontstaan voor een gevestigde industrie in de EG.
5. Om het onderzoek van de verzoeken om afwijking door het comité te vergemakkelijken, verstrekt (verstrekken) de aanvragende Cariforum-staat (-staten) ter staving van hun verzoek op het in bijlage VII van dit protocol opgenomen formulier zo volledig mogelijke gegevens over met name de volgende punten:
– omschrijving van het eindproduct,
– aard en hoeveelheid van de materialen die van oorsprong zijn uit derde landen,
– aard en hoeveelheid van de materialen die van oorsprong zijn uit de Cariforum-staten of de in de artikelen 3 en 4 bedoelde landen en gebieden, of van de materialen die in die landen of gebieden een verwerking hebben ondergaan,
– fabricageprocedés,
– de toegevoegde waarde die werd verwezenlijkt,
– aantal werknemers in de betrokken onderneming,
– verwachte omvang van de uitvoer naar de EG,
– andere mogelijke bronnen waaruit grondstoffen kunnen worden betrokken,
– verantwoording van de duur van de gevraagde afwijking, in het licht van de inspanningen om andere bronnen voor de levering van materialen te vinden,
– andere opmerkingen.
Het formulier kan door het comité worden gewijzigd.
6. Bij het onderzoek van de verzoeken om afwijking wordt in het bijzonder rekening gehouden met:
a. het ontwikkelingsniveau of de geografische ligging van de betrokken Cariforum-staat of -staten;
b. gevallen waarin de toepassing van de bestaande oorsprongsregels van aanzienlijke invloed zou zijn op het vermogen van een bestaande industrie in een Cariforumstaat of in Cariforum-staten haar uitvoer naar de EG voort te zetten, met name wanneer de toepassing kan leiden tot stopzetting van haar activiteiten;
c. bijzondere gevallen waarin duidelijk kan worden aangetoond dat toepassing van de oorsprongsregels kan leiden tot ontmoediging van belangrijke investeringen in een industrie en waarin, door het toestaan van een afwijking, een investeringsprogramma kan worden uitgevoerd dat het mogelijk zou maken op den duur aan deze regels te voldoen.
7. In alle gevallen wordt onderzocht of de regels inzake cumulatie van oorsprong een oplossing voor het probleem bieden.
8. Het comité ziet erop toe dat zo spoedig mogelijk, en in ieder geval binnen 75 werkdagen na ontvangst van het afwijkingsverzoek door de EG, een besluit daarover wordt genomen. Indien de EG de Cariforum-staten binnen deze termijn niet van zijn standpunt inzake het verzoek in kennis stelt, wordt het verzoek geacht te zijn ingewilligd.
9.
a. Afwijkingen gelden voor een door het comité vast te stellen periode die in het algemeen vijf jaar bedraagt.
b. Het besluit tot afwijking kan voorzien in verlengingen zonder dat het comité hiervoor een nieuw besluit behoeft te nemen, op voorwaarde dat door de betrokken Cariforum-staat of -staten drie maanden vóór het einde van iedere periode wordt aangetoond dat nog niet kan worden voldaan aan de bepalingen van dit protocol waarop de afwijking betrekking heeft.
Indien tegen de verlenging bezwaar wordt gemaakt, stelt het comité zo spoedig mogelijk een onderzoek hiernaar in en besluit het of de afwijking kan worden verlengd. Het comité volgt hierbij de procedure van lid 8. Alles wordt in het werk gesteld om te voorkomen dat zich onderbrekingen in de toepassing van de afwijking voordoen.
c. Tijdens de onder a) en b) genoemde periodes kan het comité de voorwaarden voor de toepassing van de afwijking opnieuw onderzoeken indien blijkt dat zich belangrijke wijzigingen hebben voorgedaan in de essentiële feiten die ertoe hebben geleid de afwijking goed te keuren.
Naar aanleiding van dit nieuwe onderzoek kan het comité zijn besluit wijzigen wat het toepassingsgebied van de afwijking of een andere eerder vastgestelde voorwaarde betreft.
1. De in dit protocol gebruikte term „EG” omvat niet Ceuta en Melilla. Onder „producten van oorsprong uit de EG” worden geen producten van oorsprong uit Ceuta en Melilla verstaan.
2. Dit protocol is van overeenkomstige toepassing om vast te stellen of producten die in Ceuta en Melilla worden ingevoerd, als van oorsprong uit een Cariforum-staat kunnen worden aangemerkt.
3. Wanneer volledig in Ceuta, Melilla of de EG verkregen producten in een Cariforum-staat een be- of verwerking ondergaan, worden zij geacht volledig in een Cariforum-staat te zijn verkregen.
4. Be- en verwerkingen in Ceuta, Melilla of de EG worden geacht in een Cariforum-staat te zijn verricht wanneer de materialen in een Cariforum-staat een verdere be- of verwerking ondergaan.
5. Voor de toepassing van de leden 3 en 4 worden de in artikel 8 van dit protocol genoemde ontoereikende be- en verwerkingen niet als be- of verwerking beschouwd.
6. Ceuta en Melilla worden als een enkel gebied beschouwd.
De Gezamenlijke Raad Cariforum-EG kan besluiten dit protocol te wijzigen.
Overeenkomstig artikel 36 van de overeenkomst heeft het speciaal comité voor douanesamenwerking en handelsbevordering tot taak:
a. overeenkomstig artikel 5 besluiten te nemen over cumulatie;
b. overeenkomstig artikel 39 besluiten te nemen over afwijkingen van dit protocol;
c. toezicht te houden op de uitvoering en het beheer van dit protocol.
Voor de toepassing van dit protocol wordt verstaan onder:
a. „douanewetgeving”: de wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen die op het gebied van de partijen van toepassing zijn op de invoer, de uitvoer en de doorvoer van goederen en de plaatsing daarvan onder andere douaneregelingen, met inbegrip van verbods-, beperkings- en controlemaatregelen;
b. „douaneautoriteiten”: de douane-instanties van de EG en de Cariforum-staten die voor de toepassing van de douanewetgeving verantwoordelijk zijn alsmede andere instanties die volgens het nationaal recht bevoegd zijn bepaalde douanewetten toe te passen;
c. „verzoekende autoriteit”: een douaneautoriteit die hiertoe door een overeenkomstsluitende Cariforum-staat of de EG is aangewezen en die op grond van dit protocol een verzoek om bijstand indient;
d. „aangezochte autoriteit”: een douaneautoriteit die hiertoe door een partij of overeenkomstsluitende Cariforum-staat of de EG is aangewezen en die op grond van dit protocol een verzoek om bijstand ontvangt;
e. „persoonsgegevens”: alle informatie betreffende een geïdentificeerde of identificeerbare natuurlijke persoon;
f. „met de douanewetgeving strijdige handeling”: elke overtreding of poging tot overtreding van de douanewetgeving.
1. De partijen en de overeenkomstsluitende Cariforum-staten verlenen elkaar bijstand om op de onder hun bevoegdheid vallende gebieden en op de wijze en voorwaarden die bij dit protocol zijn vastgesteld, een correcte toepassing van de douanewetgeving te waarborgen, in het bijzonder door met die wetgeving strijdige handelingen te voorkomen, op te sporen en te bestrijden.
2. De in dit protocol bedoelde bijstand in douanezaken heeft betrekking op de douaneautoriteiten van de partijen en van de overeenkomstsluitende Cariforum-staten die voor de toepassing van dit protocol bevoegd zijn. Deze bijstand laat de regels inzake wederzijdse bijstand in strafzaken onverlet en geldt niet voor informatie die is verkregen krachtens bevoegdheden die op verzoek van een rechterlijke instantie worden uitgeoefend, tenzij deze ermee instemt dat die informatie wordt verstrekt.
3. Bijstand bij de invordering van rechten, heffingen en boetes valt niet onder dit protocol.
1. Op aanvraag van de verzoekende autoriteit verstrekt de aangezochte autoriteit eerstgenoemde alle ter zake dienende informatie die deze nodig heeft om erop toe te zien dat de douanewetgeving correct wordt toegepast, met inbegrip van informatie betreffende voorgenomen of vastgestelde activiteiten die met deze wetgeving strijdige handelingen zijn of kunnen zijn.
2. Op aanvraag van de verzoekende autoriteit deelt de aangezochte autoriteit haar mee:
a. of goederen die uit het gebied van de Cariforum-staten of de EG zijn uitgevoerd op regelmatige wijze in het gebied van de andere partij zijn ingevoerd, in voorkomend geval onder vermelding van de douaneregeling waaronder de goederen zijn geplaatst;
b. of goederen die in het gebied van de Cariforum-staten of de EG zijn ingevoerd op regelmatige wijze uit het gebied van de andere partij zijn uitgevoerd, in voorkomend geval onder vermelding van de douaneregeling waaronder de goederen zijn geplaatst.
3. Op aanvraag van de verzoekende autoriteit neemt de aangezochte autoriteit, overeenkomstig haar wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen, de nodige maatregelen om te zorgen voor bijzonder toezicht op:
a. natuurlijke personen of rechtspersonen van wie redelijkerwijs kan worden vermoed dat zij betrokken zijn of waren bij met de douanewetgeving strijdige handelingen;
b. plaatsen waar op zodanige wijze voorraden goederen zijn of kunnen worden aangelegd dat redelijkerwijs kan worden vermoed dat zij bedoeld zijn om te worden gebruikt bij met de douanewetgeving strijdige handelingen;
c. goederen die op zodanige wijze worden of kunnen worden vervoerd dat redelijkerwijs kan worden vermoed dat zij bedoeld zijn om te worden gebruikt bij met de douanewetgeving strijdige handelingen;
d. vervoermiddelen die op zodanige wijze worden of kunnen worden gebruikt dat redelijkerwijs kan worden vermoed dat zij bedoeld zijn om te worden gebruikt bij met de douanewetgeving strijdige handelingen.
De partijen en de overeenkomstsluitende Cariforum-staten verlenen elkaar, in overeenstemming met hun wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen, op eigen initiatief bijstand indien zij dit noodzakelijk achten voor de correcte toepassing van de douanewetgeving, in het bijzonder indien zij informatie hebben verkregen over:
a. activiteiten die met de douanewetgeving strijdige handelingen zijn of lijken te zijn en die van belang kunnen zijn voor de andere partij of voor een overeenkomstsluitende Cariforum-staat;
b. nieuwe middelen of methoden die worden gebruikt om met de douanewetgeving strijdige handelingen te verrichten;
c. goederen waarvan bekend is dat zij het voorwerp vormen van met de douanewetgeving strijdige handelingen;
d. natuurlijke personen of rechtspersonen van wie redelijkerwijs kan worden vermoed dat zij betrokken zijn of waren bij met de douanewetgeving strijdige handelingen;
e. vervoermiddelen waarvan redelijkerwijs kan worden vermoed dat zij zijn, worden of kunnen worden gebruikt om met de douanewetgeving strijdige handelingen te verrichten.
Op aanvraag van de verzoekende autoriteit neemt de aangezochte autoriteit, in overeenstemming met haar wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen, alle maatregelen die nodig zijn voor
a. de verstrekking van documenten, of
b. de kennisgeving van besluiten,
van de verzoekende autoriteit in verband met de toepassing van dit protocol aan adressaten die op het gebied van de aangezochte autoriteit verblijven of gevestigd zijn.
Verzoeken om de verstrekking van documenten of de kennisgeving van besluiten worden schriftelijk aan de aangezochte autoriteit gericht in een officiële taal van die autoriteit of in een voor die autoriteit aanvaardbare taal.
1. Verzoeken om bijstand in het kader van dit protocol worden schriftelijk gedaan. Zij gaan vergezeld van de documenten die voor de behandeling ervan noodzakelijk zijn. In spoedeisende gevallen kunnen verzoeken mondeling worden gedaan, mits zij onmiddellijk schriftelijk worden bevestigd.
2. De overeenkomstig lid 1 ingediende verzoeken bevatten de volgende gegevens:
a. de naam van de verzoekende autoriteit;
b. de inhoud van het verzoek;
c. het doel en de reden van het verzoek;
d. de toepasselijke wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen en andere juridische aspecten;
e. zo nauwkeurig en volledig mogelijke informatie over de natuurlijke personen of rechtspersonen op wie het onderzoek betrekking heeft;
f. een samenvatting van de feiten en van het reeds uitgevoerde onderzoek.
3. De verzoeken om bijstand worden ingediend in een officiële taal van de aangezochte autoriteit of in een voor die autoriteit aanvaardbare taal. Deze eis geldt niet voor de in lid 1 bedoelde documenten bij het verzoek.
4. Indien een verzoek niet aan de hierboven vermelde vormeisen voldoet, kan worden verzocht het te corrigeren of aan te vullen; in de tussentijd kunnen conservatoire maatregelen worden genomen.
1. Binnen de grenzen van haar bevoegdheden en de haar beschikbare middelen behandelt de aangezochte autoriteit een verzoek om bijstand alsof zij voor eigen rekening of in opdracht van een andere autoriteit van dezelfde partij of overeenkomstsluitende Cariforum-staat handelt, en verstrekt zij de al beschikbare informatie en verricht zij het nodige onderzoek of laat zij dit verrichten. Deze bepaling is eveneens van toepassing op autoriteiten waaraan de aangezochte autoriteit het verzoek doorstuurt wanneer zij dit niet zelf kunnen afhandelen.
2. Aan verzoeken om bijstand wordt voldaan overeenkomstig de wettelijke of bestuursrechtelijke bepalingen van de partij of overeenkomstsluitende Cariforum-staat tot wie het verzoek is gericht.
3. Daartoe gemachtigde ambtenaren van een partij of overeenkomstsluitende Cariforum-staat kunnen met instemming van de andere partij en op de door deze gestelde voorwaarden, ten kantore van de aangezochte autoriteit of van een andere betrokken autoriteit als bedoeld in lid 1, informatie verzamelen over activiteiten die met de douanewetgeving strijdige handelingen zijn of kunnen zijn, die de verzoekende autoriteit voor de toepassing van dit protocol benodigt.
4. Daartoe gemachtigde ambtenaren van een partij of overeenkomstsluitende Cariforum-staat kunnen, met instemming van de andere betrokken partij of de betrokken overeenkomstsluitende Cariforum-staat en op de door deze gestelde voorwaarden, aanwezig zijn bij onderzoek dat op het gebied van laatstgenoemde wordt verricht.
1. De aangezochte autoriteit deelt de uitslag van het ingestelde onderzoek schriftelijk aan de verzoekende autoriteit mee en voegt daarbij de relevante documenten, gewaarmerkte afschriften of andere stukken.
2. Deze informatie mag in de vorm van computerbestanden worden verstrekt.
3. Originelen van documenten worden uitsluitend op verzoek verstrekt wanneer gewaarmerkte afschriften niet toereikend zijn. Deze originelen worden ten spoedigste geretourneerd.
1. Bijstand kan worden geweigerd of van bepaalde voorwaarden of eisen afhankelijk worden gesteld wanneer een overeenkomstsluitende Cariforum-staat of de EG van oordeel is dat bijstand op grond van dit protocol:
a. de soevereiniteit van een overeenkomstsluitende Cariforumstaat of van een lidstaat van de Europese Unie waaraan op grond van dit protocol om bijstand is gevraagd, zou kunnen aantasten, of
b. de openbare orde, de veiligheid of andere wezenlijke belangen in gevaar zou kunnen brengen, in het bijzonder in de in artikel 10, lid 2, bedoelde gevallen, of
c. tot schending van een industrieel geheim, handelsgeheim of beroepsgeheim zou leiden.
2. De aangezochte autoriteit kan de bijstand uitstellen indien deze een lopend onderzoek of een lopende strafvervolging of procedure zou verstoren. In dat geval pleegt de aangezochte autoriteit overleg met de verzoekende autoriteit om na te gaan of bijstand kan worden verleend op door de aangezochte autoriteit te stellen voorwaarden.
3. Wanneer de verzoekende autoriteit om een vorm van bijstand verzoekt die zij desgevraagd zelf niet zou kunnen verlenen, vermeldt zij dit in haar verzoek. De aangezochte autoriteit is vrij te bepalen hoe zij op een dergelijk verzoek reageert.
4. In de in de leden 1 en 2 bedoelde gevallen moeten het besluit van de aangezochte autoriteit en de redenen ervan onverwijld aan de verzoekende autoriteit worden medegedeeld.
1. Alle informatie die, in welke vorm dan ook, op grond van dit protocol wordt verstrekt, heeft een vertrouwelijk karakter of is alleen bestemd voor beperkte verspreiding, afhankelijk van de toepasselijke voorschriften van elk van de partijen of de overeenkomstsluitende Cariforum-staten. De verstrekte gegevens vallen onder de geheimhoudingsplicht en genieten de bescherming die de desbetreffende wetgeving van de ontvangende partij of overeenkomstsluitende Cariforum-staat aan dergelijke gegevens biedt, dan wel de desbetreffende bepalingen die op de instellingen van de Europese Unie van toepassing zijn.
2. Persoonsgegevens mogen uitsluitend worden doorgegeven indien de partij of de overeenkomstsluitende Cariforum-staat die de gegevens ontvangt, zich ertoe verbindt deze te beschermen op een wijze die ten minste gelijkwaardig is aan de bescherming van dergelijke gegevens door de partij of overeenkomstsluitende Cariforum-staat die de gegevens verstrekt. Te dien einde stellen de partijen elkaar in kennis van hun ter zake geldende voorschriften, in voorkomend geval met inbegrip van de rechtsvoorschriften van de lidstaten van de Europese Unie.
3. Het gebruik van op grond van dit protocol verkregen informatie in gerechtelijke of administratieve procedures betreffende met de douanewetgeving strijdige handelingen wordt beschouwd als gebruik voor de doeleinden van dit protocol. De partijen of de overeenkomstsluitende Cariforum-staten kunnen derhalve bij de bewijsvoering, in verslagen en getuigenissen en bij procedures die bij rechtbanken aanhangig worden gemaakt, gebruikmaken van de informatie die op grond van dit protocol is verkregen en van de documenten waarin op grond van dit protocol inzage is gegeven. De bevoegde autoriteit die de informatie heeft verstrekt of die inzage heeft gegeven in de documenten, wordt van dergelijk gebruik in kennis gesteld.
4. De verkregen informatie wordt uitsluitend voor de toepassing van dit protocol gebruikt. Indien een van de partijen of de overeenkomstsluitende Cariforum-staten de informatie voor andere doeleinden wenst te gebruiken, moet zij de autoriteit die de informatie heeft verstrekt vooraf om schriftelijke toestemming vragen. Voor dit gebruik gelden dan de eventueel door deze autoriteit vastgestelde beperkingen.
Een onder een aangezochte autoriteit ressorterende ambtenaar kan worden gemachtigd om, binnen de grenzen van de hem verleende machtiging, als getuige of deskundige op te treden in gerechtelijke of administratieve procedures betreffende onder dit protocol vallende aangelegenheden en daarbij de voor de procedure noodzakelijke voorwerpen, documenten of gewaarmerkte afschriften voor te leggen. In de dagvaarding dient uitdrukkelijk te worden vermeld voor welke gerechtelijke of administratieve instantie de ambtenaar moet verschijnen en over welke aangelegenheid en in welke functie of hoedanigheid hij zal worden ondervraagd.
De partijen en de overeenkomstsluitende Cariforum-staten brengen elkaar geen kosten in rekening voor uitgaven die op grond van dit protocol worden gedaan, met uitzondering van eventuele uitgaven voor deskundigen, getuigen, tolken en vertalers die niet in overheidsdienst zijn.
1. Dit protocol wordt ten uitvoer gelegd door de douaneautoriteiten van de overeenkomstsluitende Cariforum-staten, enerzijds, en de bevoegde diensten van de Commissie van de Europese Gemeenschappen en, in voorkomend geval, de douaneautoriteiten van de lidstaten van de Europese Unie, anderzijds. Zij stellen alle praktische maatregelen en regelingen voor de toepassing van dit protocol vast, rekening houdend met de geldende voorschriften, met name op het gebied van de gegevensbescherming. Zij kunnen de bevoegde autoriteiten aanbevelingen doen over wijzigingen die naar hun oordeel in dit protocol moeten worden aangebracht.
2. De partijen en de overeenkomstsluitende Cariforum-staten plegen onderling overleg en lichten elkaar in over alle uitvoeringsbepalingen die op grond van dit protocol worden vastgesteld.
1. Met inachtneming van de respectieve bevoegdheden van de Europese Gemeenschap en de lidstaten van de Europese Unie:
a. laat dit protocol de verplichtingen van de partijen en de overeenkomstsluitende Cariforum-staten krachtens andere internationale overeenkomsten of verdragen onverlet;
b. wordt dit protocol geacht een aanvulling te vormen op overeenkomsten inzake wederzijdse bijstand die tussen afzonderlijke lidstaten van de Europese Unie en overeenkomstsluitende Cariforum-staten zijn of kunnen worden gesloten.
2. Dit protocol laat onverlet de bepalingen van de Europese Gemeenschap betreffende de doorgifte, tussen de bevoegde diensten van de Commissie van de Europese Gemeenschappen en de douaneautoriteiten van de lidstaten van de Europese Unie, van gegevens die op grond van dit protocol zijn verkregen en die van belang kunnen zijn voor de Europese Unie.
3. Onverminderd het bepaalde in lid 1 prevaleert dit protocol boven bilaterale overeenkomsten inzake wederzijdse bijstand die tussen afzonderlijke lidstaten van de Europese Unie en een overeenkomstsluitende Cariforum-staat zijn of kunnen worden gesloten, indien de bepalingen van die overeenkomsten strijdig zijn met die van dit protocol.
4. Ten aanzien van vraagstukken in verband met de toepassing van dit protocol plegen de partijen onderling overleg om deze op te lossen in het kader van het bij artikel 36 van de economische partnerschapsovereenkomst Cariforum-EG ingestelde speciaal comité voor douanesamenwerking en handelsbevordering.
De partijen en de overeenkomstsluitende Cariforum-staten,
Geratificeerd hebbend het Unesco-Verdrag betreffende de bescherming en de bevordering van de diversiteit van cultuuruitingen, dat op 20 oktober 2005 in Parijs is aangenomen en op 18 maart 2007 in werking is getreden, of zijnde voornemens dat ten spoedigste te doen,
Zijnde voornemens het Unesco-Verdrag daadwerkelijk ten uitvoer te leggen en in het kader daarvan op basis van de beginselen van dat verdrag samen te werken door middel van acties in overeenstemming met dat verdrag, met name de artikelen 14, 15 en 16,
Erkennend dat de cultuurindustrie en de verscheidenheid van culturele goederen en diensten van belang zijn als activiteiten met een culturele, economische en sociale waarde,
Erkennend dat de regionale integratie, die door de overeenkomst wordt ondersteund, deel uitmaakt van een mondiale strategie ter bevordering van een rechtvaardige groei en een hechtere samenwerking tussen de partijen op economisch, cultureel en handelsgebied,
Eraan herinnerend dat de doelstellingen van dit protocol worden aangevuld en ondersteund door bestaande en toekomstige beleidsinstrumenten die in ander verband worden beheerd, zodat:
a. de culturele dimensie op alle niveaus van de ontwikkelingssamenwerking een plaats krijgt, met name op het gebied van het onderwijs;
b. de capaciteit en onafhankelijkheid van de cultuurindustrie van de partijen worden versterkt;
c. plaatselijke en regionale culturele inhoud wordt bevorderd,
In het besef dat bescherming en bevordering van de culturele diversiteit noodzakelijk zijn voor een geslaagde dialoog tussen culturen,
Erkenning en bescherming gevend aan het culturele erfgoed en dit en de erkenning ervan door de plaatselijke bevolking bevorderend, alsmede in het besef dat het culturele erfgoed een waardevol middel is om aan culturele identiteit uiting te geven,
Erop wijzend dat de culturele samenwerking tussen de partijen moet worden bevorderd en dat daartoe onder meer per geval rekening moet worden gehouden met de ontwikkelingsgraad van hun cultuurindustrie, met het niveau van de culturele uitwisseling en de structurele onevenwichtigheden daarbij en met het bestaan van preferentiële behandelingen voor de bevordering van plaatselijke en regionale culturele inhoud,
Komen het volgende overeen:
1. Onverminderd de andere bepalingen van de overeenkomst stelt dit protocol het kader vast waarbinnen de partijen samenwerken om de uitwisseling van culturele activiteiten, goederen en diensten, onder meer in de audiovisuele sector, te bevorderen.
2. Zonder afbreuk te doen aan hun capaciteiten voor de uitstippeling en uitvoering van hun cultureel beleid en ernaar strevend deze capaciteiten verder te ontwikkelen, teneinde de culturele diversiteit te beschermen en te bevorderen, werken de partijen samen om de voorwaarden voor de uitwisseling van culturele activiteiten, goederen en diensten te verbeteren en eventuele structurele onevenwichtigheden en asymmetrieën bij die uitwisseling recht te zetten.
3. De definities en begrippen in dit protocol zijn die van het Unesco-Verdrag betreffende de bescherming en de bevordering van de diversiteit van cultuuruitingen, dat op 20 oktober 2005 in Parijs werd goedgekeurd.
4. Voor de toepassing van dit protocol wordt bovendien onder „kunstenaars en andere professionals uit de cultuursector en cultuurbeoefenaars” verstaan: natuurlijke personen die culturele activiteiten uitvoeren, culturele goederen produceren of in de rechtstreekse verlening van culturele diensten participeren.
1. De partijen streven ernaar hun capaciteiten voor de vaststelling en ontwikkeling van hun cultuurbeleid te cultiveren, hun cultuurindustrie te ontwikkelen en de mogelijkheden voor de uitwisseling van culturele goederen en diensten van de partijen te vergroten, onder meer door middel van een preferentiële behandeling.
2. De partijen werken samen om de ontwikkeling van een gemeenschappelijke benadering en een ruimere uitwisseling van informatie op het gebied van culturele en audiovisuele aangelegenheden door middel van een dialoog EG-Cariforum, alsmede op het gebied van goede praktijken bij de bescherming van de intellectuele-eigendomsrechten te bevorderen. Deze dialoog vindt plaats in het kader van de bij de overeenkomst ingestelde mechanismen en, waar en wanneer nodig, in andere relevante fora.
1. De partijen en de overeenkomstsluitende Cariforum-staten streven ernaar om in overeenstemming met hun respectieve wetgeving de binnenkomst en het tijdelijke verblijf op hun grondgebied te vergemakkelijken van kunstenaars en andere professionals uit de cultuursector en cultuurbeoefenaars van de andere partij of, in voorkomend geval, uit de overeenkomstsluitende Cariforum-staten, die geen baat hebben bij de krachtens titel II van de overeenkomst aangegane verplichtingen en die
a. kunstenaars, acteurs, technici en andere professionals uit de cultuursector en cultuurbeoefenaars van de andere partij zijn en betrokken zijn bij de opname van speelfilms of televisieprogramma's, of die
b. kunstenaars en andere professionals uit de cultuursector en cultuurbeoefenaars, zoals beeldende en uitvoerende kunstenaars, kunstleraren, componisten, auteurs, aanbieders van amusement en dergelijke professionals en beoefenaars van de andere partij zijn en betrokken zijn bij culturele activiteiten zoals bijvoorbeeld de opname van muziek of een actieve rol spelen bij culturele evenementen zoals, onder meer, boekenbeurzen en festivals,
mits zij hun diensten niet aan het grote publiek verkopen of deze niet zelf aanbieden, niet zelfstandig een beloning ontvangen uit een bron van de partij waar zij tijdelijk verblijven, en geen diensten aanbieden in het kader van een contract tussen een rechtspersoon die geen commerciële aanwezigheid heeft op het grondgebied van de partij waar de kunstenaar of andere professional uit de cultuursector of cultuurbeoefenaar tijdelijk verblijft enerzijds en een consument van die partij anderzijds.
2. Wanneer binnenkomst en tijdelijk verblijf op het grondgebied van de EG of van de overeenkomstsluitende Cariforumstaten worden toegestaan, geldt deze toestemming voor niet meer dan 90 dagen in een periode van twaalf maanden.
3. De partijen en de overeenkomstsluitende Cariforum-staten streven ernaar om in overeenstemming met hun respectieve wetgeving de opleiding van kunstenaars en andere professionals uit de cultuursector en cultuurbeoefenaars alsmede ruimere contacten tussen hen te bevorderen; daarbij gaat het om:
a. theaterproducenten, zanggroepen, leden van bands en orkesten;
b. auteurs, dichters, componisten, beeldhouwers, entertainers en andere individuele artiesten;
c. kunstenaars en andere professionals uit de cultuursector en cultuurbeoefenaars die betrokken zijn bij de rechtstreekse verlening van diensten door circussen, pretparken en dergelijke attracties, en in het kader van festivals en carnavals;
d. kunstenaars en andere professionals uit de cultuursector en cultuurbeoefenaars die betrokken zijn bij de rechtstreekse verlening van diensten door ballrooms, discotheken en dansscholen;
e. mas-artiesten en -ontwerpers.
1. De partijen streven ernaar de overeenkomstsluitende Cariforum-staten technische bijstand te verlenen, teneinde hen te helpen bij de ontwikkeling van hun cultuurindustrie, de ontwikkeling en uitvoering van hun cultuurbeleid en de bevordering van de productie en uitwisseling van culturele goederen en diensten.
2. Onverminderd artikel 7 van de overeenkomst stemmen de partijen ermee in samen te werken, onder meer door ondersteuning door middel van diverse maatregelen, zoals opleiding, de uitwisseling van informatie, kennis en ervaringen, de verlening van advies over beleid en wetgeving en over het gebruik en de overdracht van technologie en knowhow, te bevorderen.
Technische bijstand kan ook de samenwerking tussen particuliere ondernemingen, niet-gouvernementele organisaties en publiekprivate partnerschappen bevorderen.
1. De partijen stimuleren onderhandelingen over nieuwe en de uitvoering van bestaande coproductieovereenkomsten tussen één of meer lidstaten van de Europese Unie en één of meer overeenkomstsluitende Cariforum-staten.
2. De partijen en de overeenkomstsluitende Cariforum-staten vergemakkelijken, in overeenstemming met hun respectieve wetgeving, de toegang tot hun markt voor coproducties tussen één of meer producenten uit de EG en één of meer producenten uit overeenkomstsluitende Cariforum-staten, onder meer door de toekenning van een preferentiële behandeling en, onverminderd artikel 7 van de overeenkomst, de bevordering van ondersteuning door middel van de organisatie van festivals, seminars en dergelijke initiatieven.
a. Audiovisuele coproducties genieten in de EG een preferentiële markttoegang in de zin van lid 2 wanneer zij als Europese producties overeenkomstig artikel 1, onder n) i), van Richtlijn 89/552/EEG36) kunnen worden beschouwd, met het oog op de bevordering van audiovisuele werken overeenkomstig artikel 3 decies, lid 1, en artikel 4, lid 1, van Richtlijn 89/552/EEG. Een dergelijke preferentiële behandeling wordt onder de volgende voorwaarden toegekend:
– de audiovisuele coproducties komen tot stand door samenwerking tussen ondernemingen die rechtstreeks of door een meerderheidsaandeel in handen zijn en blijven van een lidstaat van de Europese Unie of van een overeenkomstsluitende Cariforum-staat en/of van onderdanen van een lidstaat van de Europese Unie of onderdanen van een overeenkomstsluitende Cariforum-staat;
– de directeur(en) of manager(s) van de coproducerende ondernemingen, zijn onderdaan van een lidstaat van de Europese Unie en/of van een overeenkomstsluitende Cariforum-staat;
– noch a) de totale financiële bijdrage van één of meer producenten van de EG (alles bijeengeteld), noch b) de totale financiële bijdrage van één of meer producenten van de overeenkomstsluitende Cariforum-staten (alles bijeengeteld) bedraagt minder dan 20% of meer dan 80% van de totale productiekosten.
b. De partijen houden regelmatig toezicht op de uitvoering van het bepaalde onder a) en melden eventuele problemen aan het bij de overeenkomst ingestelde Handels- en ontwikkelingscomité Cariforum-EG.
c. Wanneer één of meer overeenkomstsluitende Cariforumstaten preferentiële behandelingen voor de bevordering van plaatselijke of regionale culturele inhoud vaststellen, bieden zij de aan deze regelingen verbonden preferentiële markttoegang ook voor coproducties tussen producenten van de EG en overeenkomstsluitende Cariforum-staten, mits aan de in a) vastgestelde voorwaarden is voldaan.
3. De partijen en de overeenkomstsluitende Cariforum-staten verbinden zich ertoe internationale en regionale normen toe te passen, teneinde de compatibiliteit en interoperabiliteit van audiovisuele technologieën te waarborgen en daardoor bij te dragen aan een betere culturele uitwisseling. Zij werken hiertoe samen.
4. De partijen en de overeenkomstsluitende Cariforum-staten streven ernaar de verhuur en lease van technisch materiaal en technische uitrusting, zoals radio- en televisieapparatuur, muziekinstrumenten en studio-opnameapparatuur, die nodig zijn om audiovisuele werken tot stand te brengen en op te nemen, te bevorderen.
5. De partijen en de overeenkomstsluitende Cariforum-staten streven ernaar de digitalisering van audiovisuele archieven in de overeenkomstsluitende Cariforum-staten te bevorderen.
1. Elke partij stimuleert waar nodig de bevordering van zijn gebied als locatie voor de opname van speelfilms en televisieprogramma's.
2. In afwijking van titel I van de overeenkomst staan de partijen en de overeenkomstsluitende Cariforum-staten, in overeenstemming met hun respectieve wetgeving, toe dat het technische materiaal en de technische uitrusting die door professionals uit de cultuursector en cultuurbeoefenaars voor de opname van speelfilms en televisieprogramma's worden benodigd, tijdelijk uit het grondgebied van de ene partij in dat van de andere partij worden ingevoerd.
1. Onverminderd artikel 7 van de overeenkomst stemmen de partijen ermee in om in overeenstemming met hun respectieve wetgeving samen te werken, onder meer door de bevordering van nauwere contacten tussen beoefenaren van de uitvoerende kunsten op gebieden als beroepsuitwisselingen en -opleiding, met name ten aanzien van de deelname aan audities, de ontwikkeling van netwerken en de bevordering van netwerking.
2. De partijen en de overeenkomstsluitende Cariforum-staten stimuleren gezamenlijke producties op het gebied van de uitvoerende kunsten tussen producenten uit één of meer lidstaten van de Europese Unie en één of meer overeenkomstsluitende Cariforum-staten.
3. De partijen en de overeenkomstsluitende Cariforum-staten stimuleren de ontwikkeling van internationale normen op het gebied van de theatertechnologie en de voor toneeluitvoeringen gebruikte tekens, onder meer via passende normalisatie-instellingen. Zij bevorderen hiertoe de samenwerking.
Onverminderd artikel 7 van de overeenkomst stemmen de partijen ermee in om in overeenstemming met hun respectieve wetgeving samen te werken, onder meer door de bevordering van de uitwisseling van publicaties met de andere partij en de verspreiding van publicaties van de andere partij op gebieden als
a. de organisatie van beurzen, seminars en literaire en dergelijke evenementen in verband met publicaties, met inbegrip van mobiele faciliteiten voor openbare lezingen;
b. de bevordering van gezamenlijke uitgaven en vertalingen;
c. de bevordering van beroepsuitwisselingen en -opleiding voor bibliothecarissen, schrijvers, vertalers, boekhandelaren en uitgevers.
Onverminderd artikel 7 van de overeenkomst stemmen de partijen ermee in samen te werken, onder meer door de bevordering van ondersteuning om de uitwisseling van kennis en goede praktijken betreffende de bescherming van bezienswaardigheden en historische monumenten te stimuleren met het oog op de werelderfgoedlijst van Unesco; hiertoe bevorderen zij de uitwisseling van deskundigen, werken zij samen op het gebied van beroepsopleiding, organiseren zij bewustmakingscampagnes onder de plaatselijke bevolking en adviseren zij over de bescherming van historische monumenten en beschermde zones en over wetgeving en maatregelen ten behoeve van het culturele erfgoed, en met name de integratie van dat erfgoed in het lokale leven. Deze samenwerking geschiedt in overeenstemming met de respectieve wetgeving van de partijen en overeenkomstsluitende Cariforum-staten en laat de voorbehouden in de lijst van verbintenissen in bijlage IV bij de overeenkomst onverlet.
De vertegenwoordigers van
Antigua en Barbuda,
het Gemenebest van de Bahama’s,
Barbados,
Belize,
het Gemenebest Dominica,
de Dominicaanse Republiek,
Grenada,
de Republiek Guyana,
de Republiek Haïti,
Jamaica,
Saint Christopher en Nevis,
Saint Lucia,
Saint Vincent en de Grenadines,
de Republiek Suriname,
de Republiek Trinidad en Tobago,
hierna de „Cariforum-staten” genoemd,
enerzijds, en van
het Koninkrijk België,
de Republiek Bulgarije,
de Tsjechische Republiek,
het Koninkrijk Denemarken,
de Bondsrepubliek Duitsland,
de Republiek Estland,
Ierland,
de Helleense Republiek,
het Koninkrijk Spanje,
de Franse Republiek,
de Italiaanse Republiek,
de Republiek Cyprus,
de Republiek Letland,
de Republiek Litouwen,
het Groothertogdom Luxemburg,
de Republiek Hongarije,
Malta,
het Koninkrijk der Nederlanden,
de Republiek Oostenrijk,
de Republiek Polen,
de Portugese Republiek,
Roemenië,
de Republiek Slovenië,
de Slowaakse Republiek,
de Republiek Finland,
het Koninkrijk Zweden,
het Verenigd Koninkrijk van Groot-Brittannië en Noord-Ierland,
Partijen bij het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap en het Verdrag betreffende de Europese Unie, hierna de „lidstaten van de Europese Unie” genoemd,
en van
de Europese Gemeenschap,
anderzijds,
bijeengekomen in Bridgetown, Barbados, op de vijftiende oktober tweeduizend acht, voor de ondertekening van de economische partnerschapsovereenkomst tussen de Cariforum-staten enerzijds en de Europese Gemeenschap en haar lidstaten anderzijds, hebben op het moment van de ondertekening van de overeenkomst
– de volgende bijlagen, protocollen en gemeenschappelijke verklaringen aangenomen:
Bijlage I: Uitvoerrechten
Bijlage II: Douanerechten op producten van oorsprong uit Cariforum-staten
Bijlage III: Douanerechten op producten van oorsprong uit de EG
Bijlage IV: Lijsten van verplichtingen inzake investeringen en de handel in diensten
Bijlage V: Informatiepunten (bedoeld in artikel 86)
Bijlage VI: Overheidsopdrachten die onder de overeenkomst vallen
Bijlage VII: Publicatiemiddelen
Protocol I: betreffende de definitie van het begrip „producten van oorsprong” en methoden van administratieve samenwerking
Protocol II: betreffende wederzijdse administratieve bijstand in douanezaken
Protocol III: inzake culturele samenwerking
TEN BLIJKE WAARVAN de ondergetekende gevolmachtigden hun handtekening onder deze slotakte hebben gesteld.
GEDAAN te Bridgetown, Barbados, de vijftiende oktober tweeduizend acht.
Gemeenschappelijke verklaring betreffende ontwikkelingssamenwerking
De partijen erkennen dat de uitvoering van de overeenkomst vooral van de kleinere Cariforum-staten aanzienlijke aanpassingen zal vergen. Zij zijn het erover eens dat vele van de verbintenissen die in het kader van de overeenkomst worden aangegaan, vereisen dat snel een begin wordt gemaakt met hervormingen. Zij erkennen ook het belang van de regionale infrastructuur, die de Cariforum-staten in staat stelt de door de overeenkomst geboden kansen optimaal te gebruiken.
De partijen bevestigen opnieuw dat een zo efficiënt mogelijk gebruik moet worden gemaakt van ontwikkelingsfinanciering, teneinde aan de doelstellingen van de overeenkomst te voldoen, het potentieel ervan te maximaliseren, de goede tenuitvoerlegging ervan te ondersteunen en de Caricom-ontwikkelingsvisie te schragen. De partijen nemen nota van de beschikbaarheid van 165 miljoen EUR uit het tiende EOF voor de financiering van het Caribisch regionaal indicatief programma (CRIP) en herinneren eraan dat in het kader van de herziene Overeenkomst van Cotonou voor de periode 2014-2020 een vervolg van het huidige financiële protocol zal worden goedgekeurd. Zij erkennen voorts dat de middelen die in het tiende EOF aan het Caribisch regionaal indicatief programma (CRIP) zijn toegewezen, zullen worden aangevuld met „Hulp voor handel”-bijdragen van de lidstaten van de Europese Unie (EU).
Op grond van de „Hulp voor handel”-strategie van de EU, die in oktober 2007 werd aangenomen, en de in artikel 7 van de overeenkomst genoemde financieringsinstrumenten bevestigen de lidstaten van de Europese Unie hun voornemen erop toe te zien dat de verbintenissen van de lidstaten in het kader van de „Hulp voor handel”-strategie in billijke mate ten goede komen aan de Caribische ACS-staten, onder meer voor de financiering van programma's tot uitvoering van de overeenkomst.
De partijen zijn het eens over de voordelen van mechanismen voor regionale ontwikkeling, waaronder een voor alle Cariforum-staten toegankelijk regionaal ontwikkelingsfonds, voor het vrijmaken en sturen van voor ontwikkeling bestemde middelen van de Europese Unie en andere mogelijke donors in verband met de economische partnerschapsovereenkomst. De Commissie van de Europese Gemeenschappen en de lidstaten van de Europese Unie zullen in dit verband nagaan welke regelingen met het Caricom-ontwikkelingsfonds, nadat dit is opgericht, moeten worden getroffen om dit fonds te voorzien van middelen ter ondersteuning van programma's die in verband met de overeenkomst worden uitgevoerd en van daarmee verbonden aanpassingsmaatregelen en economische hervormingen. De bijdrage van de EU moet die van de Caribische staten en andere donors aanvullen.
De partijen komen overeen dat bij de programmering van middelen, met name die in het kader van het tiende EOF, voorrang moet worden verleend aan de meest dringende prioriteiten van Cariforum op het gebied van de ontwikkelingssamenwerking.
De partijen erkennen het belang van bananen voor de economische ontwikkeling en de werkgelegenheid, de deviezen en de sociale en politieke stabiliteit van een aantal Cariforum-staten.
Zij erkennen eveneens dat de uitvoer van bananen door de Cariforum-staten naar de EU in het verleden is gesteund door een aanzienlijke tariefpreferentie en dat het behoud van die preferentie voor een zo lang mogelijke periode de voordelen van de overeenkomst zou vergroten.
De Cariforum-staten zijn eveneens van mening dat de mogelijke verlaging van het meestbegunstigingstarief en de tenuitvoerlegging van de vrijhandelsovereenkomsten tussen de EG en bepaalde derde landen de bananenindustrie in diverse Cariforum-staten onder aanzienlijke concurrentiedruk zouden plaatsen.
In het kader van de financieringsinstrumenten van de Europese Gemeenschap zullen beide partijen beslissen over de programmering van middelen, naast de acties waarvoor al middelen zijn uitgetrokken en met inachtneming van de nog beschikbare middelen van de bijzondere kaderregeling voor bijstand, teneinde de bananensector van de Cariforum-staten te helpen bij haar verdere aanpassing aan de nieuwe uitdagingen, onder meer door activiteiten om de productiviteit en het concurrentievermogen in gebieden met een levensvatbare productie te verbeteren, door de ontwikkeling van alternatieven binnen en buiten de bananensector, door het aanpakken van de sociale gevolgen van de veranderingen in de sector en door schadebeperkende maatregelen.
Met betrekking tot de beperkingen die krachtens Wet nr. 147 van 27 december 2000 van de Dominicaanse Republiek zijn opgelegd aan de invoer van motorvoertuigen en motorfietsen die ouder dan vijf jaar zijn, en van voertuigen van 15 t of meer die ouder dan 15 jaar zijn, verbindt de EG zich ertoe deze wet niet aan te vechten, ongeacht de verenigbaarheid ervan met de overeenkomst.
De partijen verbinden zich ertoe erop toe te zien dat de verlening van vergunningen en de andere regelingen in verband met het beheer van de tariefcontingenten voor rijst, als bedoeld in punt 2 van bijlage II, regelmatig aan een nauwgezet onderzoek worden onderworpen, teneinde te waarborgen dat de rijstexporterende Cariforumstaten optimaal baat hebben bij de overeenkomst.
De EG en de overeenkomstsluitende Cariforum-staten die partij zijn bij het suikerprotocol streven ernaar eventuele niet-geleverde hoeveelheden uit die staten uiterlijk op 30 september 2009 onder andere Cariforumstaten die partij zijn bij het suikerprotocol te verdelen, voor zover dat in overeenstemming is met artikel 7 van het protocol.
De EG erkent het recht van de Cariforum-kuststaten om in alle wateren die onder hun jurisdictie vallen de visstand te ontwikkelen en rationeel te exploiteren.
De partijen komen overeen de huidige oorsprongsregels te onderzoeken om vast te stellen welke wijzigingen eventueel in het licht van de eerste alinea noodzakelijk zijn.
Zich van elkaars zorgen en belangen bewust, komen de Cariforum-staten en de EG overeen zich te blijven buigen over het probleem van de toegang tot de markt van de EG voor visserijproducten uit vangsten in onder de nationale jurisdictie van de Cariforum-staten vallende gebieden, teneinde een voor beide partijen bevredigende oplossing te vinden. Het onderzoek vindt plaats in het speciaal comité voor douanesamenwerking en handelsbevordering.
1. Producten van oorsprong uit het Vorstendom Andorra en vallende onder de hoofdstukken 25 tot en met 97 van het geharmoniseerde systeem en producten van oorsprong uit de Republiek San Marino worden door de Cariforum-staten behandeld als producten van oorsprong uit de Europese Gemeenschap in de zin van de overeenkomst.
2. Protocol I is van overeenkomstige toepassing bij het vaststellen van de oorsprong van deze producten.
The Parties acknowledge that the signature of the Economic Partnership Agreement (the “Agreement”) signals the changing dynamics of the global economy as well as the continuing importance of our cooperation to the realisation of the development objectives of the CARIFORUM States.
As we affix our signature to the Agreement, we emphasise that it must be supportive of the development objectives, policies and priorities of the CARIFORUM States, not only in its structure and content, but also in the manner and spirit of its implementation.
To that end and as indicated in article 4 of the Agreement, its implementation will pay due regard to the integration processes in CARIFORUM, including the aims and objectives of the CARICOM Single Market and Economy as outlined in the Revised Treaty of Chaguaramas. In such implementation, special consideration will be given to reinforcing the regional integration schemes of the CARIFORUM States and ensuring their further sustainable advancement.
We declare our commitment to work closely, within the institutions of the Agreement, to achieve its aims and objectives taking special account of the different levels of development among our countries, notably the needs of the small vulnerable economies, including, in particular, Haiti as a Least Developed Country, as well as those designated as less developed under The Revised Treaty of Chaguaramas.
We understand that, in the context of our continued monitoring of the Agreement within its institutions, as provided for under article 5 of the Agreement, a comprehensive review of the Agreement shall be undertaken not later than five (5) years after the date of signature and at subsequent five-yearly intervals, in order to determine the impact of the Agreement, including the costs and consequences of implementation and we undertake to amend its provisions and adjust their application as necessary.
– hebben nota genomen van de volgende verklaringen:
De Cariforum-staten bevestigen het standpunt dat zij tijdens de onderhandelingen over de oorsprongsregels voor visserijproducten steeds hebben ingenomen, namelijk dat op grond van de uitoefening van hun soevereine rechten op de visbestanden in de wateren die onder hun nationale jurisdictie vallen, met inbegrip van de exclusieve economische zone zoals gedefinieerd in het Zeerechtverdrag van de Verenigde Naties, alle vangsten in die wateren, die ter verwerking in de havens van de Cariforum-staten moeten worden aangevoerd, als product van oorsprong dienen te worden beschouwd.
The States and the European Community, signatories of the “Economic Partnership Agreement between the CARIFORUM States, of the one part, and the European Community and its Member States, of the other part” (the “Agreement”), take note that the Republic of Haiti and the Republic of Guyana have not signed the Agreement at this stage. Consequently, as a matter of international law, the Republic of Haiti and the Republic of Guyana shall neither be subject to the obligations, nor enjoy the rights, provided for by the Agreement. The signatories look forward to the early signature and provisional application of the Agreement by the Republic of Guyana and the Republic of Haiti.
De Overeenkomst, met Bijlagen en Protocollen, behoeft ingevolge artikel 91 van de Grondwet de goedkeuring van de Staten-Generaal, alvorens het Koninkrijk aan de Overeenkomst, met Bijlagen en Protocollen, kan worden gebonden.
Kennisgeving van de voltooiing van de vereiste goedkeuringsprocedures is voorzien in artikel 243, eerste lid.
Toetreding is voor nieuwe lidstaten van de EU voorzien in artikel 247 en voor Caribische staten in artikel 248.
Partij |
Ondertekening |
Ratificatie |
Type* |
In werking |
Opzegging |
Buiten werking |
---|---|---|---|---|---|---|
Antigua en Barbuda |
15-10-08 |
|||||
Bahama's |
15-10-08 |
|||||
Barbados |
15-10-08 |
|||||
België |
15-10-08 |
|||||
Belize |
15-10-08 |
|||||
Bulgarije |
15-10-08 |
|||||
Cyprus |
15-10-08 |
|||||
Denemarken |
15-10-08 |
|||||
Dominica |
15-10-08 |
|||||
Dominicaanse Republiek, de |
15-10-08 |
|||||
Duitsland |
15-10-08 |
|||||
EG (Europese Gemeenschap) |
15-10-08 |
|||||
Estland |
15-10-08 |
|||||
Finland |
15-10-08 |
|||||
Frankrijk |
15-10-08 |
|||||
Grenada |
15-10-08 |
|||||
Griekenland |
15-10-08 |
|||||
Guyana |
20-10-08 |
|||||
Haïti |
15-10-08 |
|||||
Hongarije |
15-10-08 |
|||||
Ierland |
15-10-08 |
|||||
Italië |
15-10-08 |
|||||
Jamaica |
15-10-08 |
|||||
Letland |
15-10-08 |
|||||
Litouwen |
15-10-08 |
|||||
Luxemburg |
15-10-08 |
|||||
Malta |
15-10-08 |
|||||
Nederlanden, het Koninkrijk der |
15-10-08 |
|||||
– Nederland |
||||||
– Ned. Antillen |
||||||
– Aruba |
||||||
Oostenrijk |
15-10-08 |
|||||
Polen |
15-10-08 |
|||||
Portugal |
15-10-08 |
|||||
Roemenië |
15-10-08 |
|||||
Sint Kitts en Nevis |
15-10-08 |
|||||
Sint Lucia |
15-10-08 |
|||||
Sint Vincent en de Grenadines |
15-10-08 |
|||||
Slovenië |
15-10-08 |
|||||
Slowakije |
15-10-08 |
|||||
Spanje |
15-10-08 |
|||||
Suriname |
15-10-08 |
|||||
Trinidad en Tobago |
15-10-08 |
|||||
Tsjechië |
15-10-08 |
|||||
Verenigd Koninkrijk, het |
15-10-08 |
|||||
Zweden |
15-10-08 |
|||||
* O=Ondertekening zonder voorbehoud of vereiste van ratificatie, R= Bekrachtiging, aanvaarding, goedkeuring of kennisgeving, T=Toetreding, VG=Voortgezette gebondenheid, NB=Niet bekend |
De bepalingen van de Overeenkomst, met Bijlagen en Protocollen, worden ingevolge artikel 243, derde lid, met ingang van 29 december 2008 voorlopig toegepast.
Wat betreft het Koninkrijk der Nederlanden, geldt de voorlopige toepassing alleen voor Nederland.
De bepalingen van de Overeenkomst, met Bijlagen en Protocollen, zullen ingevolge artikel 243, eerste lid, in werking treden op de eerste dag van de maand volgende op die waarin de partijen elkaar in kennis hebben gesteld van de voltooiing van de daartoe vereiste procedures.
Titel |
: |
Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap; Rome, 25 maart 1957 |
Tekst |
: |
Trb. 1957, 74 (Frans) Trb. 1957, 91 (Nederlands) |
Laatste Trb. |
: |
|
Titel |
: |
Verdrag betreffende de Europese Unie; Maastricht, 7 februari 1992 |
Tekst |
: |
Trb. 1992, 74 (Nederlands) |
Laatste Trb. |
: |
|
Titel |
: |
Partnerschapsovereenkomst tussen de leden van de groep van Staten in Afrika, het Caribisch Gebied en deStille Oceaan, enerzijds, en de Europese Gemeenschap en haar Lidstaten, anderzijds; Cotonou, 23 juni 2000 |
Tekst |
: |
Trb. 2001, 57 (Nederlands) |
Laatste Trb. |
: |
|
Titel |
: |
Overeenkomst tot wijziging van de Partnerschapsovereenkomst tussen de leden van de groep van Staten in Afrika, het Caribische gebied en de Stille Oceaan, enerzijds, en de Europese Gemeenschap en haar Lidstaten, anderzijds, ondertekend te Cotonou op 23 juni 2000; Luxemburg, 25 juni 2005 |
Tekst |
: |
Trb. 2005, 295 (Nederlands) |
Laatste Trb. |
: |
|
Titel |
: |
Handvest van de Verenigde Naties San Francisco, 26 juni 1945 |
Tekst |
: |
Trb. 1945, 253 (Engels) Trb. 1945, 321 (vertaling) |
Laatste Trb. |
: |
|
Titel |
: |
Overeenkomst tot oprichting van de Wereldhandelsorganisatie; Marrakesh, 15 april 1994 |
Tekst |
: |
Trb. 1994, 235 (Engels) Trb. 1995, 130 (vertaling) |
Laatste Trb. |
: |
|
Titel |
: |
Algemene Overeenkomst inzake tarieven en handel 1994; Marrakesh, 15 april 1994 |
Tekst |
: |
Trb. 1994, 235 (Engels, blz. 16 e.v.) Trb. 1995, 130 (vertaling, blz. 19 e.v.) |
Laatste Trb. |
: |
|
Titel |
: |
Overeenkomst inzake vrijwaringsmaatregelen; Marrakesh, 15 april 1994 |
Tekst |
: |
Trb. 1994, 235 (Engels, blz. 294 e.v.) Trb. 1995, 130 (vertaling, blz. 320 e.v.) |
Laatste Trb. |
: |
|
Titel |
: |
Overeenkomst inzake de landbouw; Marrakesh, 15 april 1994 |
Tekst |
: |
Trb. 1994, 235 (Engels, blz. 33 e.v.) Trb. 1995, 130 (vertaling, blz. 38 e.v.) |
Laatste Trb. |
: |
|
Titel |
: |
Overeenkomst inzake subsidies en compenserende maatregelen; Marrakesh, 15 april 1994 |
Tekst |
: |
Trb. 1994, 235 (Engels, blz. 244 e.v.) Trb. 1995, 130 (vertaling, blz. 267 e.v.) |
Laatste Trb. |
: |
|
Titel |
: |
Internationale Overeenkomst inzake de vereenvoudiging en harmonisatie van douaneprocedures; Kyoto, 18 mei 1973 |
Tekst |
: |
Trb. 1975, 92 (Frans, Engels en vertaling) |
Laatste Trb. |
: |
|
Titel |
: |
Protocol tot wijziging van de Internationale Overeenkomst inzake de vereenvoudiging en harmonisatie van douaneprocedures; Brussel, 26 juni 1999 |
Tekst |
: |
Trb. 2001, 162 (Engels, Frans en vertaling) |
Laatste Trb. |
: |
|
Titel |
: |
Internationaal Verdrag betreffende het geharmoniseerde systeem inzake de omschrijving en de codering van goederen; Brussel, 14 juni 1983 |
Tekst |
: |
Trb. 1985, 108 (Frans, Engels en vertaling) |
Laatste Trb. |
: |
|
Titel |
: |
Overeenkomst inzake technische belemmeringen in het handelsverkeer; Genève, 12 april 1979 |
Tekst |
: |
Trb. 1980, 19 (Engels en Frans) Trb. 1980, 127 (vertaling) |
Laatste Trb. |
: |
|
Titel |
: |
Internationaal Verdrag voor de bescherming van planten; Rome, 6 december 1951 |
Tekst |
: |
Trb. 1998, 125 (Engels, gewijzigde tekst) Trb. 2000, 31 (vertaling, gewijzigde tekst) |
Laatste Trb. |
: |
|
Titel |
: |
Algemene Overeenkomst betreffende de handel in diensten; Marrakesh, 15 april 1994 |
Tekst |
: |
Trb. 1994, 235 (Engels, blz. 304 e.v.) Trb. 1995, 130 (vertaling, blz. 331 e.v.) |
Laatste Trb. |
: |
|
Titel |
: |
Overeenkomst inzake de toepassing van artikel VII van de Algemene Overeenkomst inzake tarieven en handel 1994; Marrakesh, 15 april 1994 |
Tekst |
: |
Trb. 1994, 235 (Engels, blz. 181 e.v.) Trb. 1995, 130 (vertaling, blz. 198 e.v.) |
Laatste Trb. |
: |
|
Titel |
: |
Overeenkomst betreffende de Europese Economische Ruimte; Oporto, 2 mei 1992 |
Tekst |
: |
Trb. 1992, 132 (Nederlands) |
Laatste Trb. |
: |
|
Titel |
: |
Overeenkomst inzake de handelsaspecten van de intellectuele eigendom; Marrakesh, 15 april 1994 |
Tekst |
: |
Trb. 1994, 235 (Engels, blz. 337 e.v.) Trb. 1995, 130 (vertaling, blz. 361 e.v.) |
Laatste Trb. |
: |
|
Titel |
: |
Internationale Overeenkomst tot bescherming van de industriële eigendom; Parijs, 20 maart 1883 |
Tekst |
: |
Trb. 1969, 144 (Frans, herzien Verdrag van 14 juli 1967) Trb. 1970, 187 (vertaling, herzien Verdrag van 14 juli 1967) |
Laatste Trb. |
: |
|
Titel |
: |
Verdrag van de Wereldorganisatie voor de intellectuele eigendom inzake auteursrecht (WCT) (1996); Genève, 20 december 1996 |
Tekst |
: |
Trb. 1997, 318 (Engels en Frans) Trb. 1998, 247 (vertaling) |
Laatste Trb. |
: |
|
Titel |
: |
Verdrag van de Wereldorganisatie voor de intellectuele eigendom inzake uitvoeringen en fonogrammen (WPPT) (1996); Genève, 20 december 1996 |
Tekst |
: |
Trb. 1997, 319 (Engels en Frans) Trb. 1998, 248 (vertaling) |
Laatste Trb. |
: |
|
Titel |
: |
Internationaal Verdrag inzake de bescherming van uitvoerende kunstenaars, producenten van fonogrammen en omroeporganisaties; Rome, 26 oktober 1961 |
Tekst |
: |
Trb. 1986, 182 (Engels, Frans en vertaling) |
Laatste Trb. |
: |
|
Titel |
: |
Protocol bij de Schikking van Madrid betreffende de internationale inschrijving van merken; Madrid, 27 juni 1989 |
Tekst |
: |
Trb. 1990, 44 (Frans, Engels en vertaling) |
Laatste Trb. |
: |
|
Titel |
: |
Verdrag van Singapore inzake het merkenrecht; Singapore, 27 maart 2006 |
Tekst |
: |
Trb. 2007, 23 (Engels en vertaling) |
Titel |
: |
Akte van Genève bij de Overeenkomst van ’s-Gravenhage betreffende de internationale inschrijving van tekeningen of modellen van nijverheid; Genève, 2 juli 1999 |
Tekst |
: |
Trb. 2000, 102 (Frans en Engels) Trb. 2008, 55 (vertaling) |
Titel |
: |
Verdrag tot samenwerking inzake octrooien; Washington, 19 juni 1970 |
Tekst |
: |
Trb. 1973, 20 (Frans, Engels en vertaling) Trb. 2008, 175 (vertaling) |
Titel |
: |
Verdrag inzake Octrooirecht; Genève, 1 juni 2000 |
Tekst |
: |
Trb. 2001, 120 (Frans, Engels en vertaling) |
Titel |
: |
Verdrag van Boedapest inzake de internationale erkenning van het depot van micro-organismen ten dienste van de octrooiverlening; Boedapest, 28 april 1977 |
Tekst |
: |
Trb. 1978, 90 (Engels, Frans en vertaling) |
Laatste Trb. |
: |
|
Titel |
: |
Protocol tot wijziging van de TRIPS-Overeenkomst; Genève, 6 december 2005 |
Tekst |
:. |
Trb. 2007, 102 (Engels en vertaling) |
Titel |
: |
Internationaal Verdrag tot bescherming van kweekprodukten van 2 december 1961, zoals herzien te Genève op 10 november 1972, 23 oktober 1978, en 19 maart 1991; Genève, 19 maart 1991 |
Tekst |
: |
Trb. 1992, 52 (Frans en Engels) Trb. 1993, 153 (vertaling) |
Laatste Trb. |
: |
|
Titel |
: |
Statuut van de Internationale Arbeidsorganisatie; Versailles, 28 juni 1919 |
Tekst |
: |
Trb. 1975, 102 (Engels, Frans en vertaling geconsolideerde tekst) |
Laatste Trb. |
: |
|
Titel |
: |
Verdrag betreffende tripartite raadplegingsprocedures ter bevordering van de tenuitvoerlegging van internationale arbeidsnormen; Genève, 21 juni 1976 |
Tekst |
: |
Trb. 1976, 177 (Engels, Frans en vertaling) |
Laatste Trb. |
: |
|
Titel |
: |
Verdrag betreffende de vrijheid tot het oprichten van vakverenigingen en de bescherming van het vakverenigingsrecht; San Francisco, 9 juli 1948 |
Tekst |
: |
Trb. 1949, 538 (vertaling) |
Laatste Trb. |
: |
|
Titel |
: |
Verdrag betreffende de bescherming van het vakverenigingsrecht en procedures voor het vaststellen van arbeidsvoorwaarden in de openbare dienst; Genève, 27 juni 1978 |
Tekst |
: |
Trb. 1979, 50 (Engels, Frans en vertaling) |
Laatste Trb. |
: |
|
Titel |
: |
Verdrag betreffende de toepassing van de beginselen van het recht zich te organiseren en collectief te onderhandelen; Genève, 1 juli 1949 |
Tekst |
: |
Trb. 1972, 105 (Engels en Frans) Trb. 1979, 79 (vertaling) |
Laatste Trb. |
: |
|
Titel |
: |
Verdrag betreffende de afschaffing van gedwongen arbeid; Genève, 25 juni 1957 |
Tekst |
: |
Trb. 1957, 210 (Engels, Frans en vertaling) |
Laatste Trb. |
: |
|
Titel |
: |
Verdrag betreffende het verbod op en de onmiddellijke actie voor de uitbanning van de ergste vormen van kinderarbeid; Genève, 17 juni 1999 |
Tekst |
: |
Trb. 1999, 177 (Engels en Frans) Trb. 2000, 52 (vertaling) |
LaatsteTrb. |
: |
|
Titel |
: |
Verdrag betreffende discriminatie in arbeid en beroep; Genève, 25 juni 1958 |
Tekst |
: |
Trb. 1962, 41 (Engels en Frans) Trb. 1972, 70 (vertaling) |
LaatsteTrb. |
: |
|
Titel |
: |
Verdrag betreffende gelijke kansen voor en gelijke behandeling van mannelijke en vrouwelijke arbeiders: arbeiders met gezinsverantwoordelijkheden; Genève, 23 juni 1981 |
Tekst |
: |
Trb. 1981, 244 (Engels en Frans) Trb. 1982, 101 (vertaling) |
Laatste Trb. |
: |
|
Titel |
: |
Verdrag van de Verenigde Naties tegen corruptie; New York, 31 oktober 2003 |
Tekst |
: |
Trb. 2004, 11 (Engels en Frans) Trb. 2005, 244 (vertaling) |
Laatste Trb. |
: |
|
Titel |
: |
Verdrag van de Verenigde Naties tegen grensoverschrijdende georganiseerde misdaad; New York, 15 november 2000 |
Tekst |
: |
Trb. 2001, 68 (Engels en Frans) Trb. 2004, 34 (vertaling) |
Laatste Trb. |
: |
|
Titel |
: |
Protocol inzake de voorkoming, bestrijding en bestraffing van mensenhandel, in het bijzonder vrouwenhandel en kinderhandel, tot aanvulling van het Verdrag van de Verenigde Naties tegen grensoverschrijdende georganiseerde misdaad; New York, 15 november 2000 |
Tekst |
: |
Trb. 2001, 69 (Engels en Frans) Trb. 2004, 35 (vertaling) |
Laatste Trb. |
: |
|
Titel |
: |
Protocol tegen de smokkel van migranten over land, over zee en door de lucht, tot aanvulling van het Verdrag van de Verenigde Naties tegen grensoverschrijdende georganiseerde misdaad; New York, 15 november 2000 |
Tekst |
: |
Trb. 2001, 70 (Engels en Frans) Trb. 2004, 36 (vertaling) |
Laatste Trb. |
: |
|
Titel |
: |
Protocol tegen de illegale vervaardiging van en handel in vuurwapens, hun onderdelen, componenten en munitie, tot aanvulling van het Verdrag van de Verenigde Naties tegen grensoverschrijdende georganiseerde misdaad; New York, 31 mei 2001 |
Tekst |
: |
Trb. 2004, 37 (Engels, Frans en vertaling) |
Laatste Trb. |
: |
|
Titel |
: |
Internationaal Verdrag ter bestrijding van de financiering van terrorisme; New York, 9 december 1999 |
Tekst |
: |
Trb. 2000, 12 (Engels en Frans) Trb. 2001, 62 (vertaling) |
Laatste Trb. |
: |
|
Titel |
: |
Overeenkomst betreffende het Internationale Monetaire Fonds; Washington, 27 december 1945 |
Tekst |
: |
Trb. 1946, 278 (Engels) Trb. 1977, 40 (vertaling tot en met tweede wijziging) |
Laatste Trb. |
: |
|
Titel |
: |
Verdrag betreffende de bescherming en de bevordering van de diversiteit van cultuuruitingen; Parijs, 20 oktober 2005 |
Tekst |
: |
Trb. 2007, 89 (Engels en vertaling) |
Titel |
: |
Richtlijn 89/552/EEG van de Raad van 3 oktober 1989 betreffende de coördinatie van bepaalde wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen in de lidstaten inzake de uitoefening van televisieomroepactiviteiten |
Tekst |
: |
Pb. EU L 298 van 17 oktober 1989, blz. 23-30 |
Laatstelijk gewijzigd bij: |
||
Titel |
: |
Richtlijn 2007/65/EG van het Europees Parlement en de Raad van 11 december 2007 tot wijziging van Richtlijn 89/552/EEG van de Raad betreffende de coördinatie van bepaalde wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen in de lidstaten inzake de uitoefening van televisieomroepactiviteiten |
Tekst |
: |
Pb. EU L 332 van 18 december 2007, blz. 27-45 |
In overeenstemming met artikel 19, tweede lid, van de Rijkswet goedkeuring en bekendmaking Verdragen heeft de Minister van Buitenlandse Zaken bepaald dat de Overeenkomst, met Bijlagen en Protocollen, zal zijn bekendgemaakt in Nederland op de dag na de datum van uitgifte van dit Tractatenblad.
Uitgegeven de drieëntwintigste februari 2009.
De Minister van Buitenlandse Zaken,
M. J. M. VERHAGEN
De Bulgaarse, de Deense, de Duitse, de Engelse, de Estse, de Finse, de Franse, de Griekse, de Hongaarse, de Italiaanse, de Letse, de Litouwse, de Maltese, de Poolse, de Portugese, de Roemeense, de Sloveense, de Slowaakse, de Spaanse, de Tsjechische en de Zweedse tekst zijn niet afgedrukt.
De Bijlagen bij de Overeenkomst en bij de Protocollen zijn niet afgedrukt: deze liggen ter inzage bij de Afdeling Verdragen van het Ministerie van Buitenlandse Zaken.
De tekst van de Overeenkomst, met Bijlagen en Protocollen, is tevens gepubliceerd in Pb. EU L 289 van 30 oktober 2008, blz. 3 e.v.
Tenzij uitdrukkelijk anders is bepaald, hebben de termen „goederen” en „producten” dezelfde betekenis.
Voor deze berekening wordt gebruikgemaakt van officiële WTO-gegevens over leidende exporteurs in de mondiale handel in goederen (met uitzondering van de intra-EU-handel).
Voor de toepassing van dit artikel wordt onder landbouwproducten verstaan de producten die vallen onder bijlage I van de WTO-overeenkomst inzake de landbouw.
Voor de toepassing van lid 1 worden wijzigingen van subsidiebetalingen uit hoofde van bestaande subsidieprogramma's als gevolg van gewijzigde marktomstandigheden niet aangemerkt als nieuw subsidieprogramma of verhoging van een subsidie.
Overeenkomstig haar aanmelding van het EG-Verdrag bij de WTO (doc. WT/REG39/1) is volgens de EG het begrip „daadwerkelijke en voortdurende band” met de economie van een lidstaat, dat is neergelegd in artikel 48 van het EG-Verdrag, gelijkwaardig aan het begrip „omvangrijke zakelijke transacties” in artikel V, lid 6, van de GATS en in deze overeenkomst.
Onder de termen „oprichting” of „overname” van een rechtspersoon wordt ook verstaan deelneming in het kapitaal van een rechtspersoon met het oogmerk duurzame economische banden te vestigen of te handhaven. Wanneer het bij de rechtspersoon om een naamloze vennootschap gaat, is er sprake van duurzame economische banden wanneer het aandelenbezit de aandeelhouder, krachtens de nationale vennootschapswetgeving of anderszins, in staat stelt daadwerkelijk deel te nemen in het bestuur van of het toezicht op de onderneming. Langlopende leningen, die het karakter van een deelneming hebben, zijn leningen met een looptijd van meer dan vijf jaar die gericht zijn op het vestigen of handhaven van duurzame economische betrekkingen; de voornaamste voorbeelden zijn leningen die door een vennootschap worden verstrekt aan haar dochterondernemingen of aan andere vennootschappen waarin zij deelneemt en leningen waaraan een aandeel in de winst verbonden is.
Over een rechtspersoon wordt door een andere rechtspersoon daadwerkelijk zeggenschap uitgeoefend wanneer laatstgenoemde rechtspersoon een meerderheid van zijn directieleden kan benoemen of anderszins wettelijk toezicht op zijn activiteiten kan uitoefenen.
Maatregelen in verband met onteigeningen en geschillenbeslechting tussen een investeerder en de staat, zoals die welke zijn geregeld in bilaterale investeringsverdragen, worden niet geacht van invloed te zijn op de commerciële aanwezigheid.
Nationale cabotage in het zeevervoer heeft betrekking op vervoersdiensten binnen een overeenkomstsluitende Cariforum-staat of binnen een lidstaat van de Europese Unie voor het vervoer van personen of goederen met begin- en eindpunt in die overeenkomstsluitende Cariforum-staat of die lidstaat van de Europese Unie.
Lid 2, onder a), b) en c), is niet van toepassing op maatregelen die de productie van een landbouwproduct beperken.
Elke partij of overeenkomstsluitende Cariforum-staat kan eisen dat in het geval van oprichting van een vennootschap onder haar of zijn eigen recht, investeerders een specifieke rechtsvorm moeten kiezen. Voor zover deze eis op niet-discriminerende wijze wordt toegepast, hoeft deze niet in de lijst van verbintenissen van een partij te worden gespecificeerd om door die partij te kunnen worden gehandhaafd of vastgesteld.
Op het moment van ondertekening van deze overeenkomst worden de Europese Economische Ruimte, de pretoetredingsovereenkomsten met landen die tot de Europese Unie willen toetreden, de gemeenschappelijke markt en economie van de Caricom en de vrijhandelsovereenkomst tussen Caricom en de Dominicaanse Republiek geacht in hun geheel onder deze uitzondering te vallen.
Voor deze berekening wordt gebruikgemaakt van officiële WTO-gegevens over leidende exporteurs in de mondiale handel in goederen (met uitzondering van de intra-EU-handel).
Deze fundamentele arbeidsrechten zijn in overeenstemming met de verklaring nader uitgewerkt in de verdragen van de ILO betreffende de vrijheid van vakvereniging, de afschaffing van dwang- en kinderarbeid en de uitbanning van discriminatie op het werk.
Nationale cabotage in het zeevervoer heeft betrekking op vervoersdiensten binnen een overeenkomstsluitende Cariforum-staat of binnen een lidstaat van de Europese Unie voor het vervoer van personen of goederen met begin- en eindpunt in die overeenkomstsluitende Cariforum-staat of die lidstaat.
Op het moment van ondertekening van deze overeenkomst worden de Europese Economische Ruimte, de pretoetredingsovereenkomsten met landen die tot de Europese Unie willen toetreden, de gemeenschappelijke markt en economie van de Caricom en de vrijhandelsovereenkomst tussen Caricom en de Dominicaanse Republiek geacht in hun geheel onder deze uitzondering te vallen.
Voor deze berekening wordt gebruikgemaakt van officiële WTO-gegevens over leidende exporteurs in de mondiale handel in goederen (met uitzondering van de intra-EU-handel).
Van de ontvangende commerciële aanwezigheid kan worden verlangd dat zij vooraf ter goedkeuring een opleidingsprogramma voor de volledige duur van het verblijf voorlegt, om aan te tonen dat het verblijf bedoeld is om een opleiding te geven. Voor Spanje, Frankrijk, Duitsland, Oostenrijk en Hongarije moet de opleiding gerelateerd zijn aan de behaalde universitaire graad.
Het onder d) en e) bedoelde dienstencontract moet in overeenstemming zijn met de wet- en regelgeving en de eisen van de partij of de overeenkomstsluitende Cariforum-staten waar het contract wordt uitgevoerd.
Wanneer de graad of de kwalificatie niet is behaald op het grondgebied van de partij waar de dienst wordt verleend, mag die partij beoordelen of die graad of die kwalificatie gelijkwaardig is aan een universitaire graad die op zijn grondgebied vereist is.
Wanneer de graad of de kwalificatie niet is behaald op het grondgebied van de partij waar de dienst wordt verleend, mag die partij beoordelen of die graad of die kwalificatie gelijkwaardig is aan een universitaire graad die op zijn grondgebied vereist is.
Deze tarieven moeten in de EG op de kosten georiënteerd zijn en in de overeenkomstsluitende Cariforum-staten op de kosten gebaseerd zijn.
Dit artikel is uitsluitend van toepassing op activiteiten in verband met financiële diensten waarop artikel 103 van toepassing is en die overeenkomstig deze titel zijn geliberaliseerd.
Voor de toepassing van deze afdeling wordt onder distributienetwerken van toeristische producten verstaan reisorganisatoren en andere groothandelaars op toeristisch gebied (zowel uitgaand als inkomend), geautomatiseerde boekingssystemen en wereldwijde distributiesystemen (ook indien niet verbonden met luchtvaartmaatschappijen of via internet), reisbureaus en andere toeristische dienstverleners.
Voor de toepassing van dit artikel wordt het gebruik van een onbeperkt aantal vernieuwbare perioden van niet minder dan tien jaar geacht voor onbepaalde termijn te zijn.
Er bestaat overeenstemming over het feit dat er geen verplichting bestaat om deze procedures toe te passen op de invoer van goederen die door de houder van het recht of met diens toestemming in een ander land op de markt worden gebracht.
Voor de toepassing van deze afdeling wordt onder „goederen waarmee een inbreuk op een intellectuele-eigendomsrecht wordt gemaakt” verstaan:
a. „namaakgoederen”, namelijk:
i. goederen, met inbegrip van hun verpakking, waarop zonder toestemming een handelsmerk is aangebracht dat identiek is aan het naar behoren geregistreerde handelsmerk voor dergelijke goederen of daarvan niet wezenlijk kan worden onderscheiden, en die zodoende inbreuk maken op de rechten van de houder van het betrokken merk;
ii. beeldmerken (logo, etiket, sticker, prospectus, gebruiksaanwijzing of garantiebewijs), zelfs indien deze afzonderlijk worden aangeboden, waarvoor hetzelfde geldt als voor de onder i) bedoelde goederen;
iii. afzonderlijk aangeboden verpakkingen waarop merken van nagemaakte goederen zijn aangebracht en waarvoor hetzelfde geldt als voor de onder i) bedoelde goederen;
b. „door piraterij verkregen goederen” namelijk: goederen die kopieën zijn of bevatten die zijn vervaardigd zonder toestemming van hetzij de houder van een al dan niet overeenkomstig het nationale recht geregistreerd auteursrecht of naburig recht dan wel recht inzake tekeningen of modellen, hetzij een naar behoren door de houder van het recht gemachtigd persoon in het productieland;
c. goederen die volgens het recht van de EG of van de overeenkomstsluitende Cariforum-staat waar het verzoek om optreden van de douane wordt ingediend, inbreuk maken op:
i. een tekening of model;
ii. een geografische aanduiding.
De EG en de overeenkomstsluitende Cariforum-staten komen overeen samen te werken bij de uitbreiding van de werkingssfeer van deze definitie tot goederen waarmee een inbreuk wordt gemaakt op om het even welk intellectuele-eigendomsrecht.
Hierbij gaat het om de in de volgende internationale overeenkomsten vastgestelde normen:
i. Richtsnoeren voor de reglementering inzake digitale bestanden met persoonsgegevens, gewijzigd door de Algemene Vergadering van de Verenigde Naties op 20 november 1990.
ii. Aanbeveling van de Raad van de OESO (Organisatie voor Economische Samenwerking en Ontwikkeling) betreffende richtsnoeren voor de bescherming van privacy en grensoverschrijdend verkeer van persoonsgegevens van 23 september 1980.
Voor de toepassing van dit artikel zijn de officiële talen van de Cariforum-staten Engels, Frans, Nederlands en Spaans, en de officiële talen van de EG die welke zijn vermeld in artikel 249.
De partijen komen overeen dat, in overeenstemming met titel IV, hoofdstuk 5, maatregelen die nodig zijn om kinderarbeid te bestrijden geacht worden tot de maatregelen te behoren die nodig zijn om de openbare zeden of de gezondheid te beschermen.
Maatregelen die bedoeld zijn om directe belastingen op billijke en doeltreffende wijze te kunnen opleggen en innen omvatten maatregelen die de EG of een overeenkomstsluitende Cariforum-staat op grond van zijn belastingstelsel neemt en die: i) van toepassing zijn op investeerders en dienstverleners die niet ingezeten zijn, gezien het feit dat de fiscale verplichtingen van niet-ingezetenen worden vastgesteld op grond van belastbare feiten die op het grondgebied van de EG of een overeenkomstsluitende Cariforum-staat hun oorsprong vinden of geschieden, of ii) van toepassing zijn op niet ingezetenen om belastingen op het grondgebied van de EG of een overeenkomstsluitende Cariforum-staat te kunnen opleggen en innen, of iii) van toepassing zijn op niet-ingezetenen of ingezetenen ter voorkoming van belastingontwijking of -ontduiking, uitvoeringsbepalingen daaronder begrepen, of iv) van toepassing zijn op gebruikers van diensten die op of vanaf het grondgebied van de andere partij worden verleend, om ervoor te zorgen dat door die gebruiker verschuldigde belastingen die hun bron op het grondgebied van de EG of een overeenkomstsluitende Cariforum-staat hebben, opgelegd of geïnd kunnen worden, of v) een onderscheid maken tussen investeerders en dienstverleners die belastingplichtig zijn ter zake van wereldwijd belastbare feiten en andere investeerder en dienstverleners, gezien het verschil in de aard van de heffingsgrondslag tussen hen, of vi) inkomen, winst, voordeel, verlies, aftrek of krediet van ingezeten personen of filialen, dan wel tussen gelieerde personen of filialen van dezelfde persoon vaststellen, toewijzen of omslaan, om de belastinggrondslag van de EG of de overeenkomstsluitende Cariforum-staat te behouden. De belastingvoorwaarden of -concepten van deze bepaling, onder h), en van deze voetnoot worden vastgesteld volgens de belastingdefinities en -concepten, dan wel gelijkwaardige of soortgelijke definities en concepten van het nationale recht van de EG of de overeenkomstsluitende Cariforumstaat al naargelang van wie de maatregel neemt.
Voor de toepassing van dit punt en met betrekking tot artikel 7 (Toereikende bewerking of verwerking) komen de partijen overeen dat aan artikel 8, lid 2, de uitleg moet worden gegeven dat het gebruik van één of meer materialen die al van oorsprong zijn uit het land van vervaardiging, betekent dat in dat land al een verwerking is uitgevoerd die verder gaat dan een „minimale bewerking”.
Richtlijn 89/552/EEG van het Europees Parlement en de Raad van 3 oktober betreffende de coördinatie van bepaalde wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen in de lidstaten inzake de uitoefening van televisieomroepactiviteiten (PB L 298 van 17.10.1989, blz. 23). Richtlijn laatstelijk gewijzigd bij Richtlijn 2007/65/EG (PB L 332, van 18.12.2007, blz. 27).
Kopieer de link naar uw clipboard
https://zoek.officielebekendmakingen.nl/trb-2009-18.html
De hier aangeboden pdf-bestanden van het Staatsblad, Staatscourant, Tractatenblad, provinciaal blad, gemeenteblad, waterschapsblad en blad gemeenschappelijke regeling vormen de formele bekendmakingen in de zin van de Bekendmakingswet en de Rijkswet goedkeuring en bekendmaking verdragen voor zover ze na 1 juli 2009 zijn uitgegeven. Voor pdf-publicaties van vóór deze datum geldt dat alleen de in papieren vorm uitgegeven bladen formele status hebben; de hier aangeboden elektronische versies daarvan worden bij wijze van service aangeboden.