A. TITEL

Internationaal Verdrag voor de bescherming van planten, met Bijlage;

Rome, 6 december 1951

B. TEKST

De Engelse tekst van Verdrag en Bijlage is geplaatst in Trb. 1952, 100.

De op 28 november 1979 door de FAO-Conferentie gewijzigde Engelse tekst van het Verdrag is geplaatst in Trb. 1981, 27.

De op 17 november 1997 door de FAO-Conferentie gewijzigde Engelse tekst van het Verdrag is geplaatst in Trb. 1998, 125.

C. VERTALING

Zie Trb. 1953, 73.

Voor de vertaling van het Verdrag, zoals herzien door de FAO-Conferentie in november 1979, zie Trb. 1981, 27.

De vertaling van het Verdrag, zoals herzien door de FAO-Conferentie in november 1997, luidt als volgt:

Internationaal Verdrag voor de bescherming van planten

Preambule

De Verdragsluitende Partijen,

Erkennende de noodzaak van internationale samenwerking bij het bestrijden van ziekten en plagen van planten en plantaardige producten en bij het voorkomen van de internationale verspreiding daarvan en vooral van het binnendringen daarvan in kwetsbare gebieden;

Erkennende dat fytosanitaire maatregelen technisch gerechtvaardigd en doorzichtig moeten zijn en niet zodanig mogen worden toegepast dat deze hetzij een middel worden voor willekeurige of ongerechtvaardigde discriminatie, hetzij een verkapte beperking, met name ten aanzien van de internationale handel;

Geleid door de wens zorg te dragen voor een nauwe coördinatie van de hierop gerichte maatregelen;

Geleid door de wens een kader te verschaffen voor de ontwikkeling en toepassing van geharmoniseerde fytosanitaire maatregelen en voor de opstelling van internationale standaarden hiervoor;

Rekening houdend met de internationaal aanvaarde beginselen die gelden voor de bescherming van de gezondheid van planten, mensen en dieren, alsmede voor de bescherming van het milieu; en

Zich bewust van de overeenkomsten gesloten naar aanleiding van de Uruguay Ronde van multilaterale handelsbesprekingen, met inbegrip van de Overeenkomst inzake sanitaire en fytosanitaire maatregelen;

zijn het volgende overeengekomen:

Artikel I Doelstelling en verantwoordelijkheid

1. Met het doel te komen tot een gemeenschappelijk en doeltreffend optreden ter voorkoming van het verspreiden en binnendringen van ziekten en plagen van planten en plantaardige producten en ter bevordering van het nemen van passende maatregelen ter bestrijding daarvan, verbinden de Verdragsluitende Partijen zich ertoe de wettelijke, technische en administratieve maatregelen te treffen die in dit Verdrag en in aanvullende overeenkomsten ingevolge het bepaalde in artikel XVI zijn neergelegd.

2. Elke Verdragsluitende Partij aanvaardt, onverminderd de ingevolge andere internationale overeenkomsten aangegane verplichtingen, de verantwoordelijkheid voor het voldoen, binnen haar grondgebieden, aan alle in dit Verdrag gestelde vereisten.

3. De verdeling van de verantwoordelijkheden voor het voldoen aan de in dit Verdrag gestelde vereisten tussen organisaties die Lid zijn van de Voedsel- en Landbouworganisatie (FAO) en hun lidstaten die Verdragsluitende Partijen zijn, geschiedt in overeenstemming met hun respectieve bevoegdheden.

4. Zover van toepassing, kunnen de bepalingen van dit Verdrag door de Verdragsluitende Partijen worden geacht, naast op planten en plantaardige producten, eveneens betrekking te hebben op opslagplaatsen, verpakkingen, transportmiddelen, containers, grond en elk ander organisme, voorwerp of materiaal waarin zich ziekten en plagen van planten kunnen bevinden of die deze kunnen verspreiden, vooral in het internationale vervoer.

Artikel II Gebruik van termen

1. Voor de toepassing van dit Verdrag wordt aan de onderstaande termen de volgende betekenis gegeven:

“Gebied met een lage ziekte- of plaagprevalentie": een gebied, dat een land in zijn geheel of gedeeltelijk kan beslaan, of verschillende landen in hun geheel of gedeeltelijk kan beslaan, zoals vastgesteld door de bevoegde autoriteiten, waarin een bepaalde ziekte of plaag in lichte mate voorkomt en waarin effective maatregelen worden toegepast op het vlak van toezicht, bestrijding of uitroeiing;

“Commissie": de ingevolge artikel XI ingestelde Commissie inzake fytosanitaire maatregelen;

“Kwetsbaar gebied": een gebied waarin ecologische factoren gunstig zijn voor de vestiging van een ziekte of plaag waarvan de aanwezigheid in het gebied zal leiden tot aanzienlijke economische schade;

“Vestiging": duurzame aanwezigheid, in de nabije toekomst, van een ziekte of plaag in een gebied, nadat de ziekte of plaag in dat gebied is binnengekomen;

“Geharmoniseerde fytosanitaire maatregelen": door de Verdragsluitende Partijen op basis van internationale standaarden vastgelegde fytosanitaire maatregelen;

“Internationale standaarden": de in overeenstemming met artikel X, eerste en tweede lid, vastgestelde internationale standaarden;

“Binnendringen": het binnenkomen van een ziekte of plaag, resulterend in vestiging van deze ziekte of plaag ;

“Ziekte of plaag": elke soort, elke stam en elk biotype van plantaardige of dierlijke vorm of ieder ziekteverwekkend agens die respectievelijk schadelijk is voor planten of plantaardige producten;

“Risicoanalyse van de ziekte of plaag": het proces van het evalueren van biologisch of ander wetenschappelijk en economisch bewijs teneinde vast te stellen of een ziekte of plaag dient te worden gereguleerd en teneinde de zwaarte van de te nemen fytosanitaire maatregelen tegen deze ziekte of plaag te bepalen;

“Fytosanitaire maatregel": alle wetgeving, regelgeving of officiële procedures die ten doel hebben het binnendringen en/of de verspreiding van ziekten en plagen te voorkomen;

“Plantaardige producten": onbewerkte grondstoffen van plantaardige oorsprong (met inbegrip van graan) alsmede de bewerkte producten die door hun aard of de aard van hun bewerking een risico kunnen vormen voor het binnendringen en de verspreiding van ziekten en plagen;

“Planten": levende planten en delen daarvan, met inbegrip van zaden en genetisch materiaal;

“Quarantaineziekte": een ziekte of plaag die mogelijk van economische betekenis kan zijn voor het gebied dat daardoor wordt bedreigd enwaar deze ziekte òf nog niet voorkomt òf wel voorkomt, maar niet wijdverspreid is en officieel wordt bestreden;

“Regionale standaarden": standaarden vastgesteld door een regionale organisatie voor de bescherming van planten als richtsnoer voor de leden van die organisatie;

“Gereguleerd artikel": elke plant, plantaardig product, opslagplaats, verpakking, transportmiddel, container, grond en elk ander organisme, voorwerp of materiaal waarin zich ziekten of plagen van planten kunnen bevinden of die deze kunnen verspreiden, die geacht kunnen worden fytosanitaire maatregelen te behoeven, vooral in het internationale vervoer;

“Gereguleerde niet-quarantaineziekte": een niet-quarantaineziekte waarvan de aanwezigheid in planten bestemd voor wederuitplant onaanvaardbare economische consequenties heeft voor het beoogde gebruik van deze planten en derhalve gereguleerd is op het grondgebied van de importerende Verdragsluitende Partij;

“Gereguleerde ziekte of plaag": een quarantaineziekte of een gereguleerde niet-quarantaineziekte;

“Secretaris": de Secretaris van de Commissie benoemd ingevolge artikel XII;

“Technisch gerechtvaardigd": gerechtvaardigd op basis van conclusies op grond van een relevante risicoanalyse van de ziekte of plaag of, indien van toepassing, een andere vergelijkbare beoordeling en evaluatie van beschikbare wetenschappelijke gegevens.

2. De begripsomschrijvingen in dit artikel worden, daar zij beperkt zijn tot de toepassing van dit Verdrag, geacht de ingevolge de nationale wetten of voorschriften van de Verdragsluitende Partijen vastgestelde begripsomschrijvingen onverlet te laten.

Artikel III Verhouding tot andere internationale overeenkomsten

Niets in dit Verdrag doet afbreuk aan de rechten en verplichtingen van de Verdragsluitende Partijen ingevolge relevante internationale overeenkomsten.

Artikel IV Algemene bepalingen betreffende de organisatorische regelingen voor de nationale bescherming van planten

1. Elke Verdragsluitende Partij treft zo goed mogelijk voorzieningen voor het instellen van een officiële nationale organisatie ter bescherming van planten met de in dit artikel genoemde voornaamste verantwoordelijkheden.

2. De verantwoordelijkheden van een officiële nationale organisatie ter bescherming van planten zijn de volgende:

  • a) het afgeven van certificaten betrekking hebbende op de fytosanitaire voorschriften van de importerende Verdragsluitende Partij voor zendingen planten, plantaardige producten en andere gereguleerde artikelen;

  • b) het toezicht houden op planten te velde, van zowel cultuurgrond (onder andere velden, aanplantingen, kwekerijen, tuinen, kassen en laboratoria) als van wilde flora, en van planten en plantaardige producten in opslag en in transit, speciaal met het doel het voorkomen, het uitbreken en het verspreiden van ziekten te melden en deze te bestrijden, met inbegrip van de meldingen bedoeld in artikel VIII, eerste lid, onder a;

  • c) het onderzoeken van zendingen planten en plantaardige producten die in het internationale verkeer worden gebracht en, voor zover van toepassing, het onderzoeken van andere gereguleerde artikelen, in het bijzonder om te voorkomen dat ziekten en plagen binnendringen en/of zich verspreiden;

  • d) het toepassen van bestrijdingsmaatregelen of ontsmetten van zendingen planten, plantaardige producten en andere gereguleerde artikelen die in het internationale verkeer worden gebracht, teneinde aan de fytosanitaire eisen te voldoen;

  • e) het beschermen van kwetsbare gebieden en het aanwijzen en in stand houden van en toezicht houden op ziekte- of plaagvrije gebieden en gebieden met een lage ziekte- of plaagprevalentie;

  • f) het uitvoeren van risicoanalyses van ziekten of plagen;

  • g) ervoor zorgdragen, door middel van geschikte procedures, dat de fytosanitaire veiligheid van zendingen na certificering, ten aanzien van samenstelling, vervanging en herbesmetting voorafgaand aan de export gehandhaafd blijft; en

  • h) opleiding en ontwikkeling van het personeel.

3. Elke Verdragsluitende Partij treft zo goed mogelijk voorzieningen voor het volgende:

  • a) het verspreiden van informatie binnen het grondgebied van de Verdragsluitende Partij betreffende gereguleerde ziekten en plagen en de middelen ter voorkoming en bestrijding daarvan;

  • b) wetenschappelijk en ander onderzoek op het gebied van de bescherming van planten;

  • c) het uitvaardigen van fytosanitaire voorschriften; en

  • d) het verrichten van alle overige taken die voor de uitvoering van dit Verdrag vereist kunnen zijn.

2. Iedere Verdragsluitende Partij zal aan de Secretaris een beschrijving geven van haar officiële nationale organisatie voor de bescherming van planten en van eventuele veranderingen in deze organisatie. Op verzoek daartoe doet een Verdragsluitende Partij een beschrijving van haar organisatorische regelingen voor de bescherming van planten toekomen aan een andere Verdragsluitende Partij.

Artikel V Fytosanitaire certificering

1. Iedere Verdragsluitende Partij treft regelingen voor fytosanitaire certificering, teneinde te waarborgen dat geëxporteerde planten, plantaardige producten en andere gereguleerde artikelen en zendingen daarvan in overeenstemming zijn met de certificeringsverklaring die ingevolge het tweede lid, onder b, van dit artikel, dient te worden afgegeven.

2. Iedere Verdragsluitende Partij treft regelingen voor de afgifte van fytosanitaire certificaten overeenkomstig de volgende bepalingen:

  • a) Onderzoek en andere activiteiten die leiden tot de afgifte van fytosanitaire certificaten zullen uitsluitend worden uitgevoerd door of op gezag van de officiële nationale organisatie voor de bescherming van planten. De afgifte van fytosanitaire certificaten geschiedt door technisch bekwame en naar behoren door de officiële nationale organisatie voor de bescherming van planten gemachtigde ambtenaren die bevoegd zijn om namens haar en onder haar toezicht op te treden, waarbij deze ambtenaren beschikken over zodanige kennis en gegevens dat de desbetreffende instanties in de importerende Verdragsluitende Partijen deze certificaten met vertrouwen kunnen aanvaarden als betrouwbare documenten.

  • b) De fytosanitaire certificaten, of het elektronische equivalent hiervan wanneer dit wordt aanvaard door de betrokken importerende Verdragsluitende Partij, dienen c.q. dient gesteld te zijn in de bewoordingen als aangegeven in de modellen in de Bijlage bij dit Verdrag. Deze certificaten dienen volledig te worden ingevuld en afgegeven in overeenstemming met de desbetreffende internationale standaarden.

  • c) Niet-gewaarmerkte wijzigingen en doorhalingen maken de certificaten ongeldig.

3. Elke Verdragsluitende Partij verbindt zich om ten aanzien van zendingen planten of plantaardige producten of andere gereguleerde artikelen niet te zullen eisen dat deze zendingen bij invoer in haar grondgebied vergezeld moeten zijn van gezondheidscertificaten die niet overeenstemmen met de modellen die zijn opgenomen in de Bijlage van dit Verdrag. Eisen met betrekking tot aanvullende verklaringen dienen te worden beperkt tot die welke technisch gerechtvaardigd zijn.

Artikel VI Gereguleerde ziekten en plagen

1. De Verdragsluitende Partijen kunnen ten aanzien van quarantaineziekten en gereguleerde niet-quarantaineziekten fytosanitaire maatregelen eisen, mits deze maatregelen:

  • a) niet strenger zijn dan die welke gelden voor dezelfde ziekten en plagen indien deze aanwezig zijn binnen het grondgebied van de importerende Verdragsluitende Partij; en

  • b) zich beperken tot hetgeen noodzakelijk is ter bescherming van de gezondheid van de plant en/of het beoogde gebruik waarborgen en technisch gerechtvaardigd kunnen worden door de betrokken Verdragsluitende Partij.

2. De Verdragsluitende Partijen eisen geen fytosanitaire maatregelen ten aanzien van niet-gereguleerde ziekten en plagen.

Artikel VII Vereisten met betrekking tot invoer

1. Met het doel het binnendringen en/of de verspreiding van gereguleerde ziekten binnen hun grondgebieden te voorkomen, hebben de Verdragsluitende Partijen het soevereine recht het binnenlaten van planten, plantaardige producten en andere gereguleerde artikelen, in overeenstemming met de van toepassing zijnde internationale overeenkomsten, aan bepaalde regelingen te onderwerpen en mogen derhalve:

  • a) fytosanitaire maatregelen voorschrijven en aannemen met betrekking tot de invoer van planten, plantaardige producten en andere gereguleerde artikelen, met inbegrip van, bijvoorbeeld, onderzoek, het verbieden van de invoer, en behandeling;

  • b) planten, plantaardige producten en andere gereguleerde artikelen of zendingen daarvan die niet voldoen aan de onder a) voorgeschreven of aangenomen fytosanitaire maatregelen, weigeren binnen te laten, vasthouden, of eisen dat deze worden behandeld, vernietigd of van het grondgebied van de Verdragsluitende Partij worden verwijderd;

  • c) het verkeer van gereguleerde ziekten en plagen op hun grondgebied verbieden of beperken;

  • d) het verkeer van biologische bestrijdingsagentia en andere organismen van fytosanitair belang waarvan men beweert dat deze nuttig zijn, op hun grondgebied verbieden of beperken.

2. Teneinde ingrijpen in de internationale handel zo veel mogelijk te beperken, verbindt iedere Verdragsluitende Partij zich ertoe, bij de uitoefening van haar recht ingevolge het eerste lid, te handelen in overeenstemming met het volgende:

  • a) De Verdragsluitende Partijen mogen, krachtens hun fytosanitaire wetgeving, geen van de maatregelen nemen bedoeld in het eerste lid van dit artikel, tenzij zulke maatregelen noodzakelijk zijn geworden uit fytosanitaire overwegingen en technisch gerechtvaardigd zijn.

  • b) Indien een Verdragsluitende Partij fytosanitaire eisen, beperkingen of verboden aanneemt, dient zij deze onmiddellijk bekend te maken en te doen toekomen aan alle Verdragsluitende Partijen die naar haar mening rechtstreeks betrokken kunnen zijn bij deze maatregelen.

  • c) Op verzoek daartoe doen de Verdragsluitende Partijen aan elke Verdragsluitende Partij opgave van reden van de fytosanitaire eisen, beperkingen en verboden.

  • d) Indien een Verdragsluitende Partij eist dat zendingen bepaalde planten of plantaardige producten slechts via bepaalde plaatsen van binnenkomst mogen worden ingevoerd, dienen zulke plaatsen zo te worden gekozen dat zij de internationale handel niet onnodig bemoeilijken. De Verdragsluitende Partij dient een lijst van zulke plaatsen van binnenkomst bekend te maken en deze mede te delen aan de Secretaris, de regionale organisatie ter bescherming van planten waarvan de Verdragsluitende Partij lid is en alle andere Verdragsluitende Partijen die naar de mening van de Verdragsluitende Partij rechtstreeks betrokken zijn, en, op verzoek daartoe, aan andere Verdragsluitende Partijen. Dergelijke beperkingen ten aanzien van plaatsen van binnenkomst mogen niet worden opgelegd, tenzij de desbetreffende planten, plantaardige producten of andere gereguleerde artikelen vergezeld moeten gaan van fytosanitaire certificaten of aan onderzoek of behandeling dienen te worden onderworpen.

  • e) Elk onderzoek of elke andere fytosanitaire procedure die wordt verlangd door de organisatie voor de bescherming van planten van een Verdragsluitende Partij ten aanzien van zendingen planten, plantaardige producten of andere gereguleerde artikelen die voor invoer worden aangeboden, moet zo snel mogelijk plaatsvinden, waarbij rekening dient te worden gehouden met hun bederfelijkheid.

  • f) Importerende Verdragsluitende Partijen brengen de betrokken exporterende Verdragsluitende Partij of, indien van toepassing, de betrokken re-exporterende Verdragsluitende Partij zo snel mogelijk op de hoogte van opmerkelijke gevallen van niet-naleving van de fytosanitaire certificering. De betrokken exporterende Verdragsluitende Partij of, indien van toepassing de betrokken re-exporterende Verdragsluitende Partij dient een onderzoek in te stellen en, op verzoek, van de uitslag van haar onderzoek verslag uit te brengen aan de betrokken importerende Verdragsluitende Partij.

  • g) De Verdragsluitende Partijen stellen uitsluitend fytosanitaire maatregelen in die technisch gerechtvaardigd zijn en in overeenstemming zijn met het ziekte- of plaagrisico, en die de minst beperkende maatregelen zijn die beschikbaar zijn en die zo min mogelijk het internationale verkeer van mensen, goederen en vervoermiddelen belemmeren.

  • h) De Verdragsluitende Partijen dragen er zorg voor dat, bij veranderende omstandigheden en nieuwe feiten, de fytosanitaire maatregelen onmiddellijk worden gewijzigd of ingetrokken indien deze onnodig worden bevonden.

  • i) De Verdragsluitende Partijen dragen er zo goed mogelijk zorg voor dat zij lijsten van gereguleerde ziekten en plagen opstellen en bijhouden, met gebruikmaking van de wetenschappelijke namen, en deze ter beschikking stellen aan de Secretaris, de regionale organisaties voor de bescherming van planten waarvan zij lid zijn en, op verzoek, aan andere Verdragsluitende Partijen;

  • j) De Verdragsluitende Partijen zullen zo goed mogelijk toezicht houden op ziekten en plagen en adequate gegevens verzamelen en bijhouden over de ontwikkeling van de ziekte of plaag teneinde de onderverdeling van ziekten in categorieën te ondersteunen, en voor de ontwikkeling van passende fytosanitaire maatregelen. Deze gegevens worden op verzoek aan de Verdragsluitende Partijen ter beschikking gesteld.

3. Een Verdragsluitende Partij kan de in dit artikel bedoelde maatregelen toepassen op ziekten die mogelijk niet in staat zijn zich te vestigen op haar grondgebied, maar, indien zij haar grondgebied zouden binnenkomen, economische schade zouden veroorzaken. De tegen deze ziekten en plagen getroffen maatregelen moeten technisch gerechtvaardigd zijn.

4. De Verdragsluitende Partijen kunnen de in dit artikel bedoelde maatregelen alleen op transito-goederen door hun grondgebied toepassen wanneer deze maatregelen technisch gerechtvaardigd zijn en noodzakelijk zijn voor de voorkoming van het binnendringen en/of de verspreiding van ziekten en plagen.

5. Niets in dit artikel weerhoudt importerende Verdragsluitende Partijen ervan speciale voorzieningen op te stellen, met inachtneming van gepaste waarborgen, ten aanzien van de invoer, ten behoeve van wetenschappelijk onderzoek, onderwijs of andere specifieke doeleinden, van planten, plantaardige producten en andere gereguleerde artikelen en van plantenziekten en -plagen.

6. Niets in dit artikel weerhoudt een Verdragsluitende Partij ervan de passende noodmaatregelen te nemen naar aanleiding van het ontdekken van een ziekte of plaag die een potentiële bedreiging voor haar grondgebied betekent, of de melding van een dergelijke ontdekking. Deze maatregelen worden zo snel mogelijk geëvalueerd teneinde ervoor zorg te dragen dat de voortzetting hiervan wordt gerechtvaardigd. De genomen maatregelen worden onmiddellijk gemeld aan de betrokken Verdragsluitende Partijen, aan de Secretaris en aan alle regionale organisaties voor de bescherming van planten waarvan de Verdragsluitende Partij lid is.

Artikel VIII Internationale samenwerking

1. De Verdragsluitende Partijen werken zo veel als praktisch uitvoerbaar is samen om de doeleinden van dit Verdrag te bereiken, in het bijzonder door:

  • a) samen te werken bij de uitwisseling van informatie over plantenziekten en -plagen, met name de melding van het voorkomen, het uitbreken of het verspreiden van ziekten en plagen die een direct of potentieel gevaar kunnen vormen, in overeenstemming met eventueel door de Commissie op te stellen procedures;

  • b) deel te nemen, voor zover praktisch uitvoerbaar, aan speciale campagnes ter bestrijding van ziekten en plagen die een ernstige bedreiging kunnen vormen voor de teelt van gewassen en internationaal optreden noodzakelijk maken om de noodtoestand het hoofd te bieden; en

  • c) samen te werken, voor zover praktisch uitvoerbaar, bij het verschaffen van technische en biologische informatie benodigd voor risicoanalyses van ziekten en plagen.

2. Elke Verdragsluitende Partij wijst een contactpunt aan voor de uitwisseling van informatie die verband houdt met de uitvoering van dit Verdrag.

Artikel IX Regionale organisaties ter bescherming van planten

1. De Verdragsluitende Partijen verbinden zich ertoe samen te werken bij de oprichting van regionale organisaties ter bescherming van planten in daarvoor in aanmerking komende gebieden.

2. De regionale organisaties ter bescherming van planten treden op als coördinerende lichamen in de door die organisaties bestreken gebieden, nemen deel aan de verschillende werkzaamheden om de doelstellingen van dit Verdrag te bereiken, en, wanneer dienstig, verzamelen en verspreiden informatie.

3. De regionale organisaties voor de bescherming van planten werken samen met de Secretaris bij het nastreven van de doelstellingen van het Verdrag en, indien van toepassing, met de Secretaris en de Commissie bij de ontwikkeling van internationale standaarden.

4. De Secretaris roept regelmatig Technisch Overleg van de vertegenwoordigers van de regionale organisaties voor de bescherming van planten bijeen, teneinde:

  • a) de ontwikkeling en het gebruik van de desbetreffende internationale standaarden voor fytosanitaire maatregelen te bevorderen;

  • b) interregionale samenwerking te bevorderen door het aanmoedigen van geharmoniseerde fytosanitaire maatregelen voor de bestrijding van ziekten en plagen en ter voorkoming van de verspreiding en/of het binnendringen hiervan.

Artikel X Standaarden

1. De Verdragsluitende Partijen komen overeen samen te werken bij de ontwikkeling van internationale standaarden, in overeenstemming met de door de Commissie aangenomen procedures.

2. Door de Commissie worden internationale standaarden aangenomen.

3. Regionale standaarden moeten in overeenstemming zijn met de beginselen van dit Verdrag; deze standaarden kunnen ter bestudering bij de Commissie worden neergelegd als voorstellen voor internationale standaarden voor fytosanitaire maatregelen indien zij breder toepasbaar zijn.

4. De Verdragsluitende Partijen dienen bij het ondernemen van activiteiten die verband houden met dit Verdrag, naar gelang van het geval rekening te houden met de internationale standaarden.

Artikel XI De Commissie inzake fytosanitaire maatregelen

1. De Verdragsluitende Partijen komen overeen de Commissie inzake fytosanitaire maatregelen in te stellen binnen het kader van de Voedsel- en Landbouworganisatie van de Verenigde Naties (FAO).

2. De Commissie heeft als taak het bevorderen van de volledige uitvoering van de doelstellingen van dit Verdrag en met name:

  • a) het evalueren van de stand van zaken met betrekking tot de bescherming van planten wereldwijd en van de behoefte aan optreden ter beheersing van de internationale verspreiding van ziekten en plagen en het binnendringen daarvan in kwetsbare gebieden;

  • b) het opzetten en actueel houden van de nodige institutionele regelingen en procedures voor de ontwikkeling en aanneming van internationale standaarden, en het aannemen van internationale standaarden;

  • c) het opstellen van regels en procedures voor de oplossing van geschillen in overeenstemming met artikel XIII;

  • d) het instellen van hulporganen van de Commissie al naar gelang van de behoefte hiertoe voor de goede uitvoering van haar taken;

  • e) het aannemen van richtlijnen met betrekking tot de erkenning van regionale organisaties voor de bescherming van planten;

  • f) het aangaan van samenwerking met andere relevante internationale organisaties met betrekking tot aangelegenheden die in dit Verdrag worden geregeld;

  • g) het aannemen van de nodige aanbevelingen voor de uitvoering van dit Verdrag; en

  • h) het verrichten van andere taken die nodig kunnen zijn voor de realisatie van de doelstellingen van dit Verdrag.

3. Het lidmaatschap van de Commissie staat open voor alle Verdragsluitende Partijen.

4. Elke Verdragsluitende Partij kan bij vergaderingen van de Commissie worden vertegenwoordigd door een enkele afgevaardigde, die kan worden vergezeld door een plaatsvervanger, en door deskundigen en adviseurs. Plaatsvervangers, deskundigen en adviseurs kunnen deelnemen aan de werkzaamheden van de Commissie, maar kunnen niet stemmen, behoudens in de gevallen waarin een plaatsvervanger naar behoren gemachtigd is in de plaats van de afgevaardigde op te treden.

5. De Verdragsluitende Partijen stellen alles in het werk om in alle aangelegenheden tot overeenstemming te komen bij consensus. Indien alle mogelijkheden om consensus te bereiken zijn uitgeput en geen overeenstemming is bereikt, wordt het besluit, in laatste instantie, genomen bij een meerderheid van twee derde van de Verdragsluitende Partijen die aanwezig zijn en hun stem uitbrengen.

6. Een Lidorganisatie van de FAO die een Verdragsluitende Partij is en de Lidstaten van deze Lidorganisatie die Verdragsluitende Partijen zijn, oefenen hun lidmaatschapsrechten uit en komen hun lidmaatschapsverplichtingen na in overeenstemming, mutatis mutandis, met het Statuut en de Algemene Regels van de FAO.

7. De Commissie kan haar eigen Reglement van Orde aannemen en indien nodig wijzigen; dit Reglement mag niet in strijd zijn met dit Verdrag of met het Statuut van de FAO.

8. De Voorzitter van de Commissie roept jaarlijks een gewone vergadering van de Commissie bijeen.

9. Buitengewone vergaderingen van de Commissie worden door de Voorzitter van de Commissie belegd op verzoek van ten minste een derde van haar leden.

10. De Commissie kiest haar Voorzitter en ten hoogste twee Vice-Voorzitters, die elk gedurende een termijn van twee jaar hun taak verrichten.

Artikel XII Het Secretariaat

1. De Secretaris van de Commissie wordt benoemd door de Directeur-Generaal van de FAO.

2. De Secretaris wordt bijgestaan door het nodige secretariaatspersoneel.

3. De Secretaris is verantwoordelijk voor de uitvoering van het beleid en de activiteiten van de Commissie en voor de uitoefening van de andere taken die ingevolge dit Verdrag aan de Secretaris kunnen worden opgedragen en brengt hiervan verslag uit aan de Commissie.

4. De Secretaris draagt zorg voor de verspreiding:

  • a) van internationale standaarden aan alle Verdragsluitende Partijen, binnen zestig dagen na aanneming;

  • b) aan alle Verdragsluitende Partijen, van lijsten van plaatsen van binnenkomst ingevolge artikel VII, tweede lid, onder d, die door de Verdragsluitende Partijen zijn medegedeeld;

  • c) van lijsten van gereguleerde ziekten en plagen waarvan de binnenkomst verboden is of waarnaar wordt verwezen in artikel VII, tweede lid, onder i, aan alle Verdragsluitende Partijen en regionale organisaties voor de bescherming van planten;

  • d) van door de Verdragsluitende Partijen ontvangen informatie betreffende de fytosanitaire eisen, beperkingen en verboden bedoeld in artikel VII, tweede lid, onder b, en beschrijvingen van de in artikel IV, vierde lid, bedoelde officiële nationale organisaties voor de bescherming van planten.

5. De Secretaris verschaft vertalingen in de officiële talen van de FAO van documenten voor de vergaderingen van de Commissie en van internationale standaarden.

6. De Secretaris werkt samen met de regionale organisaties voor de bescherming van planten bij het realiseren van de streefdoelen van het Verdrag.

Artikel XIII Beslechting van geschillen

1. Indien er een geschil bestaat betreffende de uitlegging of toepassing van dit Verdrag, of indien een Verdragsluitende Partij van mening is dat een handeling van een andere Verdragsluitende Partij in strijd is met de verplichtingen van die Partij krachtens de artikelen V en VII van dit Verdrag, vooral met betrekking tot de gronden voor het verbieden of beperken van de invoer van planten, plantaardige producten of andere gereguleerde artikelen die uit haar grondgebieden komen, treden de betrokken Verdragsluitende Partijen zo snel mogelijk in onderling overleg teneinde tot een oplossing voor het geschil te komen.

2. Indien het geschil niet kan worden opgelost met de in het eerste lid bedoelde middelen, kan de betrokken Verdragsluitende Partij of kunnen de betrokken Verdragsluitende Partijen de Directeur-Generaal van de FAO verzoeken een commissie van deskundigen te benoemen om het geschil te onderzoeken, in overeenstemming met de regels en procedures die door de Commissie kunnen worden opgesteld.

3. In de commissie van deskundigen nemen vertegenwoordigers zitting die door elk van de betrokken Verdragsluitende Partijen worden aangewezen. De commissie van deskundigen onderzoekt het geschil, rekening houdend met alle documenten en ander bewijsmateriaal die door de betrokken Verdragsluitende Partijen worden ingediend. De commissie van deskundigen stelt een rapport samen met betrekking tot de technische aspecten van het geschil met het doel tot een oplossing van het geschil te komen. De voorbereiding van het rapport en de goedkeuring daarvan geschieden overeenkomstig de door de Commissie opgestelde regels en procedures, en het wordt door de Directeur-Generaal gezonden naar de betrokken Verdragsluitende Partijen. Het rapport kan eveneens, op verzoek daartoe van de desbetreffende instantie, worden voorgelegd aan de bevoegde instantie van de internationale organisatie die is belast met het oplossen van handelsgeschillen.

4. De Verdragsluitende Partijen komen overeen dat de aanbevelingen van een zodanige commissie van deskundigen, hoewel niet bindend, tot uitgangspunt zullen dienen voor het opnieuw bestuderen van de zaak naar aanleiding waarvan het geschil gerezen is door de betrokken Verdragsluitende Partijen.

5. De betrokken Verdragsluitende Partijen dragen elk een gelijk aandeel in de kosten van deskundigen.

6. De bepalingen van dit artikel vormen een aanvulling op en doen geen afbreuk aan procedures voor de beslechting van geschillen vastgelegd in andere internationale overeenkomsten waarin handelskwesties worden geregeld.

Artikel XIV Vervanging van vroegere overeenkomsten

Dit Verdrag beëindigt en vervangt tussen de Verdragsluitende Partijen de Internationale Overeenkomst tot wering van de druifluis (Phylloxera) van 3 november 1881, de aanvullende Conventie ondertekend te Bern op 15 april 1889 en het Internationale Verdrag tot bescherming van planten ondertekend te Rome op 16 april 1929.

Artikel XV Territoriale toepassing

1. Iedere Verdragsluitende Partij kan ten tijde van de bekrachtiging of de toetreding of op ieder tijdstip daarna, aan de Directeur-Generaal van de FAO een verklaring doen toekomen dat dit Verdrag mede van toepassing is op alle of bepaalde gebieden voor de internationale betrekkingen waarvan deze Verdragsluitende Partij verantwoordelijk is. Dit Verdrag is op alle in deze verklaring genoemde gebieden van toepassing met ingang van de dertigste dag na ontvangst van de verklaring door de Directeur-Generaal.

2. Iedere Verdragsluitende Partij die aan de Directeur-Generaal van de FAO een verklaring heeft doen toekomen overeenkomstig het eerste lid van dit artikel, kan te allen tijde een aanvullende verklaring indienen die de draagwijdte van vroegere verklaringen wijzigt of een eind maakt aan de toepassing van de bepalingen van dit Verdrag met betrekking tot een gebied. Een zodanige wijziging of beëindiging wordt van kracht met ingang van de dertigste dag na ontvangst van de verklaring door de Directeur-Generaal.

3. De Directeur-Generaal van de FAO doet aan alle Verdragsluitende Partijen mededeling van alle krachtens dit artikel ontvangen verklaringen.

Artikel XVI Aanvullende overeenkomsten

1. De Verdragsluitende Partijen kunnen, voor het behandelen van bijzondere problemen op het gebied van de bescherming van planten die speciale aandacht of optreden vereisen, aanvullende overeenkomsten sluiten. Deze overeenkomsten kunnen van toepassing zijn op specifieke regio's, specifieke ziekten, specifieke planten en plantaardige producten, specifieke wijzen van internationaal vervoer van planten en plantaardige producten, of anderszins een aanvulling vormen op de bepalingen van dit Verdrag.

2. Iedere aanvullende overeenkomst treedt voor elke betrokken Verdragsluitende Partij in werking na de aanvaarding daarvan in overeenstemming met de bepalingen van de desbetreffende aanvullende overeenkomsten.

3. De aanvullende overeenkomsten ondersteunen de intentie van dit Verdrag en dienen in overeenstemming te zijn met de beginselen en de bepalingen van dit Verdrag, alsmede met de beginselen van doorzichtigheid, non-discriminatie en het vermijden van verkapte beperkingen, met name ten aanzien van de internationale handel.

Artikel XVII Bekrachtiging en toetreding

1. Dit Verdrag staat tot 1 mei 1952 ter ondertekening open voor alle Staten en dient zo spoedig mogelijk te worden bekrachtigd. De akten van bekrachtiging dienen te worden nedergelegd bij de Directeur-Generaal van de FAO, die de datum van nederlegging mededeelt aan elk van de ondertekenende Staten.

2. Zodra dit Verdrag ingevolge het bepaalde in artikel XXII in werking is getreden, kunnen de niet-ondertekenende Staten en de Lidorganisaties van de FAO toetreden. Toetreding geschiedt door nederlegging van een akte van toetreding bij de Directeur-Generaal van de FAO die daarvan mededeling doet aan alle Verdragsluitende Partijen.

3. Wanneer een Lidorganisatie van de FAO een Partij bij dit Verdrag wordt, doet de Lidorganisatie overeenkomstig het bepaalde in artikel II, zevende lid, van het Statuut van de FAO, indien nodig, ten tijde van haar toetreding, mededeling van die wijzigingen of ophelderingen ten aanzien van haar bevoegdheidsverklaring die is ingediend op grond van artikelII, vijfde lid, van het Statuut van de FAO die nodig zijn voor haar aanvaarding van dit Verdrag. Iedere Partij bij dit Verdrag kan, te allen tijde, een Lidorganisatie van de FAO die een Partij bij dit Verdrag is verzoeken om informatie teneinde te achterhalen wie, de Lidorganisatie of de lidstaten daarvan, verantwoordelijk is voor de uitvoering van specifieke aangelegenheden waarop dit Verdrag van toepassing is. De Lidorganisatie verstrekt deze informatie binnen een redelijke termijn.

Artikel XVIII Niet-Verdragsluitende Partijen

De Verdragsluitende Partijen moedigen iedere staat of Lidorganisatie van de FAO die geen partij is bij dit Verdrag, aan dit Verdrag te aanvaarden, en moedigen iedere niet-verdragsluitende partij aan fytosanitaire maatregelen toe te passen die in overeenstemming zijn met de bepalingen van dit Verdrag en met alle ingevolge dit Verdrag aangenomen internationale standaarden.

Artikel XIX Talen

1. De authentieke talen van dit Verdrag zijn alle officiële talen van de FAO.

2. Niets in dit Verdrag mag zodanig worden uitgelegd dat hierdoor van de Verdragsluitende Partijen wordt verlangd dat zij documenten verschaffen en bekendmaken of hiervan kopieën verschaffen in een andere taal dan de taal of talen van de Verdragsluitende Partij, behoudens het bepaalde in het derde lid.

3. De volgende documenten dienen in ten minste één van de officiële talen van de FAO te zijn gesteld:

  • a) informatie verschaft in overeenstemming met artikel IV, vierde lid;

  • b) voorlegnotities met bibliografische gegevens over documenten die ingevolge artikel VII, tweede lid, onder b worden verzonden;

  • c) informatie verschaft ingevolge artikel VII, tweede lid, onder b, d, i en j;

  • d) notities met bibliografische gegevens en een beknopte samenvatting van de relevante documenten inzake informatie verschaft ingevolge artikel VIII, eerste lid, onder a;

  • e) verzoeken om informatie van contactpunten alsmede antwoorden op deze verzoeken, maar niet met inbegrip van aangehechte documenten;

  • f) alle documenten die door de Verdragsluitende Partijen ter beschikking worden gesteld ten behoeve van vergaderingen van de Commissie.

Artikel XX Technische bijstand

De Verdragsluitende Partijen komen overeen de verlening van technische bijstand aan de Verdragsluitende Partijen te bevorderen, met name aan de in ontwikkeling zijnde Verdragsluitende Partijen, hetzij op bilaterale basis of door tussenkomst van de desbetreffende internationale organisaties, teneinde de uitvoering van dit Verdrag te vergemakkelijken.

Artikel XXI Wijziging

1. Elk voorstel van een Verdragsluitende Partij tot wijziging van dit Verdrag moet bij de Directeur-Generaal van de FAO worden ingediend.

2. Elk voorstel tot wijziging van dit Verdrag dat door de Directeur- Generaal van de FAO van een Verdragsluitende Partij is ontvangen, moet aan een gewone of buitengewone zitting van de Commissie ter goedkeuring worden voorgelegd. Indien de wijziging belangrijke technische veranderingen inhoudt of aanvullende verplichtingen oplegt aan de Verdragsluitende Partijen, moet deze door een uit deskundigen bestaande en door de FAO bijeengeroepen adviescommissie worden onderzocht, alvorens ter goedkeuring aan de Commissie te worden voorgelegd.

3. Van elke voorgestelde wijziging van dit Verdrag, behalve van wijziging van de Bijlage, moet door de Directeur-Generaal van de FAO aan de Verdragsluitende Partijen bericht worden gezonden; dit dient uiterlijk te geschieden op het tijdstip waarop de agenda van de zitting van de Commissie waarin de zaak behandeld zal worden, verzonden wordt.

4. Voor elke voorgestelde wijziging van dit Verdrag is de goedkeuring vereist van de Commissie; zij wordt van kracht op de dertigste dag nadat zij door twee derde van de Verdragsluitende Partijen is aanvaard. Voor de toepassing van dit artikel wordt een door een Lidorganisatie van de FAO nedergelegde akte niet beschouwd als een aanvulling op akten die zijn nedergelegd door de lidstaten van een dergelijke organisatie.

5. Wijzigingen die nieuwe verplichtingen inhouden voor de Verdragsluitende Partijen worden echter pas voor elk van de Verdragsluitende Partijen afzonderlijk van kracht op de dertigste dag na aanvaarding door die Verdragsluitende Partij. De akten van aanvaarding van wijzigingen die nieuwe verplichtingen inhouden, worden nedergelegd bij de Directeur-Generaal van de FAO, die alle Verdragsluitende Partijen mededeling doet van de ontvangst van zodanige akten en van het van kracht worden van de wijzigingen.

6. Voorstellen tot wijziging van de in de Bijlage van dit Verdrag opgenomen modellen van fytosanitaire certificaten worden gezonden aan de Secretaris en worden door de Commissie ter goedkeuring onderzocht. Goedgekeurde wijzigingen van het in de Bijlage bij dit Verdrag opgenomen model van fytosanitaire certificaten worden van kracht negentig dagen nadat hiervan door de Secretaris mededeling is gedaan aan de Verdragsluitende Partijen.

7. Gedurende een periode van ten hoogste twaalf maanden gerekend vanaf het moment van wijziging van de in de Bijlage van dit Verdrag opgenomen fytosanitaire certificaten tot het moment waarop dit Verdrag van kracht wordt, heeft de voorgaande versie van de certificaten voor de toepassing van dit Verdrag eveneens juridische geldigheid.

Artikel XXII Inwerkingtreding

Zodra dit Verdrag door drie ondertekenende Staten is bekrachtigd, zal het tussen hen in werking treden. Het treedt ten aanzien van elke daarna bekrachtigende of toetredende Staat of Lidorganisatie van de FAO in werking met ingang van de datum van nederlegging van zijn c.q. haar akte van bekrachtiging of toetreding.

Artikel XXIII Opzegging

1. Elke Verdragsluitende Partij kan te allen tijde bericht van opzegging van dit Verdrag zenden, welk bericht gericht moet zijn aan de Directeur-Generaal van de FAO. De Directeur-Generaal doet hiervan onmiddellijk mededeling aan alle Verdragsluitende Partijen.

2. De opzegging wordt van kracht één jaar na de datum van ontvangst van het bericht door de Directeur-Generaal van de FAO.


Bijlage

Model fytosanitair certificaat

No. ––––––––

Organisatie ter bescherming van planten van ––––––––

AAN: De organisatie(s) ter bescherming van planten van ––––––––

I. Omschrijving van de zending

Naam en adres van de afzender: ––––––––

Aangegeven naam en adres van de geadresseerde: ––––––––

Aantal en soort zendingen: ––––––––

Merken van de zendingen: ––––––––

Plaats van herkomst: ––––––––

Aangegeven middel van vervoer: ––––––––

Aangegeven plaats van binnenkomst: ––––––––

Naam van de producten en aangegeven hoeveelheid: ––––––––

Botanische naam van de planten: ––––––––

Hiermede wordt verklaard dat de hierboven omschreven planten, plantaardige producten of andere gereguleerde artikelen volgens geëigende methoden zijn geïnspecteerd en geacht worden vrij te zijn van de door de invoerende Verdragsluitende Partij aangegeven quarantaineziekten en te voldoen aan de huidige fytosanitaire eisen van de invoerende Verdragsluitende Partij, met inbegrip van die welke gelden voor gereguleerde niet-quarantaineziekten.

Zij worden geacht vrijwel vrij te zijn van andere ziekten.*

II. Aanvullende verklaring

III. Bestrijdings- en/of ontsmettingsbehandeling

Datum –––– Behandeling –––– Chemisch product (actieve stof) ––––––––

Duur en temperatuur ––––––––

Concentratie ––––––––

Aanvullende informatie ––––––––

Plaats van afgifte ––––––––

(Stempel van de Organisatie) Naam van de bevoegde functionaris

Datum –––– (Handtekening) ––––––––

Met betrekking tot dit certificaat zijn ––––––– (naam van de organisatie ter bescherming van planten) of haar functionarissen of vertegenwoordigers niet financieel aansprakelijk.*


Model fytosanitair re-exportcertificaat

No. ––––––––

Organisatie ter bescherming van planten

van –––––––– (Verdragsluitende Partij van wederuitvoer)

AAN: De organisatie(s) ter bescherming van planten

van –––––––– (Verdragsluitende Partij(en) van invoer)

I. Omschrijving van de zending

Naam en adres van de afzender ––––––––

Aangegeven naam en adres van de geadresseerde ––––––––

Aantal en omschrijving zendingen ––––––––

Merken van de zendingen ––––––––

Plaats van herkomst ––––––––

Aangegeven middel van vervoer ––––––––

Aangegeven plaats van binnenkomst ––––––––

Naam van de producten en aangegeven hoeveelheid ––––––––

Botanische naam van de planten ––––––––

Hiermede wordt verklaard dat de hierboven omschreven planten, plantaardige producten of andere gereguleerde artikelen ingevoerd zijn in –––––––– (Verdragsluitende Partij van wederuitvoer) uit –––––––– (Verdragsluitende Partij van herkomst), met het gezondheidscertificaat No. ––––––––, waarvan het** origineel ▪ een voor eensluidend gewaarmerkt afschrift ▪ bij dit certificaat is gevoegd; dat zij zijn verpakt ▪ opnieuw zijn verpakt ▪ in de oorspronkelijke verpakking ▪ in een** nieuwe verpakking ▪; dat zij op grond van het originele gezondheidscertificaat ▪ en aanvullend onderzoek worden ▪ geacht te voldoen aan de geldende fytosanitaire eisen van de invoerende Verdragsluitende Partij en dat tijdens de opslag in –––––– (Verdragsluitende Partij van wederuitvoer) de zending niet heeft blootgestaan aan het gevaar van een besmetting of infectie.

II. Aanvullende verklaring

III. Bestrijdings- en/of ontsmettingsbehandeling

Datum –––– Behandeling –––– Chemisch product (actieve stof)

Duur en temperatuur ––––––––

Concentratie ––––––––

Aanvullende informatie ––––––––

Plaats van afgifte ––––––––

(Stempel van de Organisatie) Naam van de bevoegde functionaris ––––––––

Datum –––– (Handtekening) ––––––––

Met betrekking tot dit certificaat zijn –––––– (naam van de organisatie ter bescherming van planten) of haar functionarissen of vertegenwoordigers niet financieel aansprakelijk.*)

*) Facultatieve bepaling


D. PARLEMENT

Zie Trb. 1959, 39, Trb. 1981, 27, Trb. 1991, 110 en Trb. 1998, 125.

E. BEKRACHTIGING

Zie Trb. 1952, 100, Trb. 1953, 73, Trb. 1957, 39, Trb. 1968, 180 en Trb. 1981, 27.

F. TOETREDING

Zie Trb. 1952, 100, Trb. 1953, 73, Trb. 1957, 39, Trb. 1968, 180, Trb. 1981, 27, Trb. 1991, 110 en Trb. 1998, 152.

Behalve de aldaar genoemde staten hebben nog de volgende staten overeenkomstig artikel XII, tweede lid, van het Verdrag een akte van toetreding nedergelegd bij de Directeur-Generaal van de Voedsel- en Landbouworganisatie der Verenigde Naties:

Cyprus11 februari 1999
Kroatië14 mei 1999

G. INWERKINGTREDING

Zie Trb. 1952, 100, Trb. 1953, 73, Trb. 1957, 39, Trb. 1981, 27, Trb. 1991, 110 en Trb. 1998, 152.

H. TOEPASSELIJKVERKLARING

Zie Trb. 1953, 73, Trb. 1957, 39 en Trb. 1968, 180.

J. GEGEVENS

Zie Trb. 1952, 100, Trb. 1957, 39, Trb. 1968, 180, Trb. 1981, 27, Trb. 1991, 110 en Trb. 1998, 152.

Voor de op 18 april 1951 te Parijs tot stand gekomen Overeenkomst tot oprichting van de Europese Organisatie voor de Bescherming van Planten zie ook Trb. 1998, 227.

De volgende staten hebben een akte van aanvaarding van de wijziging van het Verdrag van 17 november 1997 nedergelegd bij de Directeur-Generaal van de Voedsel- en Landbouworganisatie der Verenigde Naties:

Barbados10 augustus 1998
Bangladesh24 november 1998
Papua-Nieuw Guinea15 januari 1999
Roemenië21 januari 1999
Tunesië 8 februari 1999
Zweden 7 juni 1999
Nieuw-Zeeland22 juni 1999

Uitgegeven de derde april 2000

De Minister van Buitenlandse Zaken,

J. J. VAN AARTSEN


XNoot
*

Facultatieve bepaling.

XNoot
*

Facultatieve bepaling

XNoot
**

Aankruisen wat van toepassing is in ▪.

Naar boven