4 Voortgang uitwerking vervolgaanpak laaggeletterdheid 2020-2024

Aan de orde is het VSO Voortgang uitwerking vervolgaanpak laaggeletterdheid 2020-2024 (28760, nr. 102).

De voorzitter:

Aan de orde is een VSO Voortgang uitwerking vervolgaanpak laaggeletterdheid. Daarvoor hebben zich vijf leden ingeschreven om deel te nemen aan dit motiedebat, in aanwezigheid van de minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap. Ik geef het woord aan mevrouw Kuik van de fractie van het CDA.

Mevrouw Kuik (CDA):

Voorzitter, dank. Hoe is het mogelijk dat wij in een SO vragen naar de bestuurlijke afspraken met gemeenten en dat de minister op 8 juli een gewoon procesantwoord geeft, terwijl intussen de VNG op 30 juni de bestuurlijke afspraken ontbond? Waarom informeerde de minister ons hier niet over? De heer Kwint stelde er vragen over en kreeg vervolgens als antwoord: "Ik ben met gemeenten in gesprek over de vraag in hoeverre zij nog uitvoering willen geven aan de bestuurlijke afspraken". Juist als coalitie hebben we jaarlijks 7 miljoen extra beschikbaar gesteld voor laaggeletterdheid. Het kan toch niet zo zijn dat het niet gaat lukken om afspraken te maken? Begin september heeft er een vervolgoverleg plaatsgevonden tussen de VNG en de minister. Graag een reactie van de minister op al deze punten en voor de zekerheid alvast een motie.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat laaggeletterdheid een groot probleem is en de coalitie daarom jaarlijks 7 miljoen extra beschikbaar stelt;

constaterende dat ruim twee derde van de laaggeletterden mensen met Nederlands als moedertaal zijn (NT1), terwijl minder dan 20% hiervan deelneemt aan het lesaanbod;

overwegende dat elke laaggeletterde in elke gemeente terecht moet kunnen voor een passend lesaanbod;

verzoekt de regering voor de begrotingsbehandeling 2021 de Kamer te informeren over de bestuurlijke afspraken met de gemeenten waarbij expliciet wordt gemaakt hoe de middelen voor laaggeletterdheid ingezet worden en hoe daarbij met name de NT1-groep bereikt kan worden,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Kuik. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 103 (28760).

Dank u wel, mevrouw Kuik. Dan geef ik het woord aan mevrouw Westerveld van de fractie van GroenLinks.

Mevrouw Westerveld (GroenLinks):

Voorzitter. Iets meer dan een jaar geleden diende ik bij een VAO over laaggeletterdheid een motie in waarin wij de regering vroegen om bij ieder wetsvoorstel een heldere toelichting te maken. Die motie is door de minister omarmd. Ze zei: als ik het zo mag lezen dat het een inspanningsverplichting is om ook voorstellen die wij doen in begrijpelijke taal te schrijven, dan wil ik dat zeker gaan uitvoeren. Wij hebben er even naar gekeken hoe het er nu voorstaat. Ik kijk dan naar een wetsvoorstel dat wij recent toegestuurd kregen, dat gaat over praktijkonderwijs. Ik las de inleiding daarvan, waarin in de eerste zin staat: "In dit wetsvoorstel wordt geregeld dat elke school voor praktijkonderwijs in beginsel aan alle leerlingen een schooldiploma en een bijbehorend portfolio uitreikt. Ook regelt dit wetsvoorstel dat in het voortgezet speciaal onderwijs aan de leerlingen in de uitstroomprofielen arbeidsmarktgericht en dagbesteding een schooldiploma met portfolio wordt uitgereikt." Een van de volgende zinnen is dan: "Het praktijkonderwijs is bestemd voor leerlingen van wie vaststaat dat overwegend een orthopedagogische en orthodidactische benadering nodig is". Zo gaat het even verder.

Ik begrijp echt wel dat het lastig is om toelichtingen bij wetsvoorstellen in begrijpelijke taal te maken, maar dit is natuurlijk een voorstel dat ook betrekking heeft op leerlingen die voor een deel wat last zullen hebben met goed lezen en schrijven. Ik zou de minister willen vragen of zij het met mij eens is dat deze inspanningsverplichting in ieder geval nog niet helemaal goed is nagekomen en dat het goed zou zijn om voortaan ook bij wetsvoorstellen toch nog beter na te denken over de begrijpelijke taal waarin het wordt uitgelegd, in ieder geval in de inleiding daarvan.

Dank u wel.

De voorzitter:

Dank u wel, mevrouw Westerveld. De volgende spreker van de zijde van de Kamer is mevrouw Van den Hul van de fractie van de Partij van de Arbeid.

Mevrouw Van den Hul (PvdA):

Dank, voorzitter. Een heel erg belangrijk onderwerp, waarover wij de laatste jaren gelukkig vaak met de minister van gedachten hebben gewisseld. Er is nog een wereld te winnen.

Ik sluit me graag aan bij de vragen en de zorgen die zojuist zijn geuit door collega Kuik. Ik heb nog enkele aanvullende vragen. We lazen in de beantwoording van de minister: juist in deze tijd is het belangrijk om te blijven investeren in menselijk kapitaal. Dat zijn wij zeer, zeer van harte met haar eens. De minister schrijft dat zij gaat investeren in scholingsmogelijkheden voor werknemers die kwetsbaar zijn of hun baan hebben verloren. Zo geeft zij als voorbeeld kosteloze online scholings- en ontwikkeladviezen. Dat is allemaal hartstikke belangrijk, maar bereik je daarmee in voldoende mate juist de doelgroep waar we het vandaag over hebben? Veel online scholing vereist toch een bepaalde mate van digitale dan wel alfabetische geletterdheid. Dat is juist voor een groot deel van de doelgroep van vandaag een groot probleem. "Nederland leert door" vinden wij een heel mooi initiatief, maar hoe zorgt de minister ervoor dat de juist de mensen die al lastig te bereiken waren hierdoor worden bereikt? Wij verwachten dat daar extra stappen voor nodig zijn en horen heel graag van de minister welke extra stappen zij, gegeven de huidige problemen in gemeenten, gaat zetten.

Wij zien dat veel buurthuizen of andere vindplekken van laagdrempelig aanbod gesloten zijn of slechts beperkt open zijn voor face-to-facecontact. Hoe verhoudt zich dat tot de meest laagdrempelige projecten en cursussen voor laaggeletterden? Hoe houden we ook hen nu letterlijk en figuurlijk bij de les? Ik hoor heel graag een nadere toelichting van de minister.

De voorzitter:

Dank u wel mevrouw Van den Hul. De volgende spreker die ik het woord geef, is mevrouw Tielen van de VVD.

Mevrouw Tielen (VVD):

Dank u wel, voorzitter. Excuses voor het feit dat ik hier zo kom binnenstormen, maar ik was bij de Raad van State. Daar kun je kennelijk wel in, maar niet meer uit. Goed, daar komen we vast nog wel een keer over te spreken.

Laaggeletterdheid is wat ons betreft een urgent probleem. De vraag is hoeveel papier er inmiddels is beschreven met de plannen daarvoor en hoever we daarmee zijn. Oftewel: hoeveel mensen zijn nu beter gaan lezen en schrijven sinds we allerlei dingen op papier hebben gezet, vragen hebben gesteld en antwoorden hebben gekregen? Ik denk heel weinig. Heel eerlijk: ook met een motie gaat het mij natuurlijk niet lukken om mensen zomaar beter te laten leren en schrijven, maar ik denk wel dat ik met een motie de urgentie weer eens onder de aandacht van de minister kan brengen en hopelijk bij de minister de "sense of urgency", om het in goed Nederlands te zeggen, wat te vergroten. Ik zie nu ook dat de motie niet het taalniveau B1 heeft; excuses daarvoor. Daar ga ik de volgende keer iets beter op oefenen.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat meer dan 2,5 miljoen Nederlanders onvoldoende vaardig zijn in taal en rekenen om mee te doen in onze samenleving;

constaterende dat laaggeletterdheid niet alleen een groot maar ook een urgent probleem is;

overwegende dat meer daadkracht en minder bureaucratie van belang zijn voor een effectieve aanpak hiervan;

verzoekt de regering om opnieuw in gesprek te gaan met gemeenten en gezamenlijk de overbodige bureaucratie uit de plannen tegen laaggeletterdheid te snijden, en de Kamer voor het einde van dit kalenderjaar hierover te informeren,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Tielen en Kwint. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 104 (28760).

Dank u wel mevrouw Tielen. Ik geef het woord aan de heer Kwint van de Socialistische Partij.

De heer Kwint (SP):

Dank, voorzitter. Aan heb begin van dit debat werd er al even naar verwezen dat wij als Kamer toch wel verbaasd en verrast waren toen wij vernamen dat de afspraken zijn opgezegd die de minister met de gemeenten zou maken om juist het aantal laaggeletterden terug te dringen. Wij hebben daar verhelderende vragen over gesteld. We hebben ondertussen samen met mevrouw Tielen daar nog een keer verder naar gevraagd. Maar nu we daar hier met de minister over praten, zou ik haar toch willen vragen of zij straks nog iets specifieker kan ingaan op waar dat nu precies op vastloopt. Ik ben namelijk de eerste om kritiek te leveren, maar ik heb eerlijk gezegd niet het idee dat er in dezen dan wel bij de minister, dan wel bij de gemeenten een ongelofelijke onwil zit of een behoefte om onder dit onderwerp vandaan te komen. Maar de vraag is dan wel waar het op vastloopt. Wat is die bureaucratie waar de gemeenten naar verwijzen en waarvan ze denken dat ze ermee opgezadeld worden? En wat zijn de gevolgen als dit uiteindelijk niet leidt tot nieuwe bestuurlijke afspraken? In antwoord op onze schriftelijke vragen zei de minister immers: de bestuurlijke afspraken zijn opgezegd, we gaan weer in gesprek, maar in de praktijk hoeft dat niet zo heel veel verschil te maken, want een deel loopt het gewoon door. Dan heb ik wel de vraag wat het nut is van een bestuurlijke afspraak wanneer niemand in de buitenwereld enig verschil gaat merken als die afspraak wordt opgezegd of niet.

Verder hoop ik dat het de minister snel lukt om met gemeenten tot een ongelofelijk ambitieus set van afspraken te komen, want het probleem is daar groot en belangrijk genoeg voor. Zeker met de crisis waar wij mogelijk op afstevenen is het, denk ik, van het grootste belang dat mensen zo veel mogelijk en zo taalvaardig mogelijk geholpen worden om weer door te gaan.

De voorzitter:

Dank u wel, meneer Kwint. Dan zijn we hiermee aan het einde gekomen van de eerste termijn van de zijde van de Kamer. Ik kijk even of de minister in staat is om direct de aan haar gestelde vragen te beantwoorden en een appreciatie te geven van de ingediende motie. Dat is het geval. Dan geef ik het woord aan de minister.

Minister Van Engelshoven:

Voorzitter, dank u wel. Het is goed dat wij vandaag hier even stilstaan bij laaggeletterdheid. Ik kan u zeggen dat ik volledig doordrongen ben van de urgentie daarvan. Daar heb ik ook geen motie voor nodig. Zeker in deze tijd merken we ook dat juist deze groep alle aandacht nodig heeft. Juist in een crisis als deze merk je hoezeer we ook leunen, bijvoorbeeld in de communicatie met mensen, op geschreven tekst. Die communicatie, zeg ik meteen tegen mevrouw Westerveld, voldoet inderdaad nog niet overal aan de eisen die daaraan gesteld moeten worden. Ik zal daar dadelijk verder op ingaan.

Voorzitter. Het is misschien goed om even in te gaan op de bestuurlijke afspraken met de Vereniging Nederlandse Gemeenten. Wat gaat daar nou niet goed? In het voorstel dat wij hadden liggen voor de bestuurlijke afspraken hadden wij een heel heldere balans gevonden tussen aan de ene kant sturen op kwaliteit en op effectiviteit, en aan de andere kant ruimte laten aan de gemeenten. Daarover hebben wij een debat in de Kamer gehad en daar is ook door de Kamer nogal stevig op aangedrongen dat dat allemaal veel meer landelijk genormeerd moest zijn. Daarop lopen we nu juist vast in het overleg, omdat een deel van de gemeenten zegt: "Dat vinden wij te veel bureaucratie; wij doen dat voor een deel lokaal al, waarom moet daar dan een extra landelijk kader overheen?"

Wat de afspraken met de VNG ook ingewikkeld maakt, is het feit dat men niet alleen met mij een discussie te voeren heeft, maar ook nog een discussie onderling. Gemeenten zijn het hier namelijk ook onderling niet over eens. Dat was een van de redenen waarom het bestuurlijk overleg geen voortgang kon vinden, want het is voor mij moeilijk praten met een partij waarvan de achterban op twee benen hinkt. Dat moet ook opgelost worden. Daarnaast speelt een debat over de indexering. Gemeenten vragen mij om daar meerjarig zekerheid over te geven, maar u weet ook dat ook ík pas per jaar of ik de ruimte krijg om de zogenaamde lpo uit te keren. Als ik op onderdelen aan partijen ga garanderen dat dat gebeurt, dan kan het zijn dat ik een groter probleem creëer op andere onderdelen van de begroting op het moment dat daar in de rijksbegroting geen ruimte voor is. Dat is voor mij ook een ingewikkeld dilemma. Overigens wordt vanmiddag met de VNG doorgesproken over laaggeletterdheid. Dat overleg gaat dus voort.

Ik kom nu meteen op de motie van mevrouw Tielen. Het is een beetje ingewikkeld, want juist haar fractiegenoot, de heer Wiersma, heeft enorm aangedrongen op allerlei extra landelijke kaders. Ik zie de motie van mevrouw Tielen als een signaal dat ik in het overleg de ruimte mag nemen om er met de gemeenten uit te komen met wat minder landelijke kaders. Daar wringt het bij de gemeenten, bij de bureaucratie. Een deel van de gemeenten zegt het lokaal al heel goed te doen. Waarom zouden zij allerlei monitoringseisen opgelegd moeten krijgen die hen niet verder helpen? Mevrouw Tielen zei terecht dat wij in dit vraagstuk geen papier nodig hebben, maar daden. Dat kan men lokaal heel goed. Ik ga met de gemeenten kijken wat voor hen acceptabel is. Iedereen wil kwaliteit en iedereen wil effectiviteit, maar dat hoeft niet overal in een landelijk monitoringssysteem te worden geperst. Als ik die ruimte van de Kamer krijg, heb ik er alle vertrouwen in dat ik er heel snel met de gemeenten uit kan komen.

De voorzitter:

Er zijn twee interrupties. Misschien kunt u meteen tot een oordeel komen over de motie van de mevrouw Tielen.

Minister Van Engelshoven:

Om deze reden ontraad ik de motie van mevrouw Tielen. Nee, sorry, excuus, ik geef die motie oordeel Kamer. Volgens mij willen we hetzelfde, maar ik heb gezegd hoe ik met die motie omga. Ik wil niet dat ik straks van de Kamer te horen krijg: wij willen toch meer monitoring. U moet mij de ruimte geven om daar op een goede en zorgvuldige manier met gemeenten uit te komen. Dan krijgt de motie oordeel Kamer.

De voorzitter:

Ik geef mevrouw Tielen het woord over de motie. Daarna ga ik naar mevrouw Kuik.

Mevrouw Tielen (VVD):

Ik denk dat we niet slim bezig zouden zijn als we eindeloze excelsheetjes met heel veel cijfertjes en percentages vragen. Dat staat het beleid alleen maar in de weg. Daar ben ik het helemaal mee eens. Tegelijk hoor ik ook wat de minister zegt over de wijze waarop gemeenten ertegen aankijken. Laat de minister de ruimte nemen om hier pragmatisch en met gezond verstand stappen in te zetten, hopelijk vanmiddag al. Volgens mij kunnen wij haar die ruimte geven. Ik kijk ook even naar de mede-indiener.

De voorzitter:

Die de behoefte heeft om daar nog iets aan toe te voegen. Meneer Kwint.

De heer Kwint (SP):

Ik heb nog een verduidelijkende vraag. Ik kan me dat debat nog vrij levendig herinneren. Je moet respect hebben voor de bestaande lokale infrastructuur om laaggeletterdheid aan te pakken. Eén: de afspraken moeten doorgaan. Twee: we moeten zo snel mogelijk aan de slag. Drie: we willen zien wat een aanpak uiteindelijk heeft opgeleverd. Als gemeenten het op hun eigen manier willen doen, lijkt mij dat prima. Maar als gemeenten geen zin hebben om aan het ministerie te laten weten wat zij het afgelopen jaar gedaan hebben, vind ik dat net iets te veel ruimte voor de minister. Aan haar gezichtsuitdrukking te zien, komen we daar wel uit.

Minister Van Engelshoven:

Ja, als oud-wethouder zeg ik altijd dat we een beetje vertrouwen in de lokale democratie moeten hebben. Uit eigen ervaring kan ik zeggen dat gemeenteraden buitengewoon scherp zijn op wethouders als het erom gaat wat op dit punt moet worden bereikt. Ik ben het met u eens. Als coalitie investeren we hier extra in. We moeten dan ook landelijk laten zien wat die investeringen opleveren. Komen we hier nu echt verder mee? Het eerdere debat met de Kamer had opgeleverd dat een meerderheid nogal strak vasthield aan de mening dat de minister allerlei monitoringsgegevens moest verwerven. Dat heeft mij een beetje klemgezet. Ik begrijp vandaag dat ik ruimte van de Kamer krijg om wat meer te bewegen op dit punt. Volgens mij helpt dat reuze om er snel uit te komen. Ik heb ook die intentie.

De voorzitter:

Dank u wel. Mevrouw Kuik had ook een vraag.

Mevrouw Kuik (CDA):

Er lag, er ligt een heel mooi programma waar we een schriftelijk overleg over hebben gehad. Wat ik niet goed begrijp, is dat we op 8 juli antwoorden krijgen waarin wordt aangegeven hoe gemeenten gaan samenwerken, terwijl het bestuursakkoord op 30 juni is ontbonden. Ik snap niet dat wij in dat schriftelijk overleg die informatie niet krijgen.

Minister Van Engelshoven:

Voor ik hier mevrouw Kuik de ambtelijke minuten ga geven, wil ik even zeggen hoe die stukken door de Kamer gaan. Als de VNG een signaal afgeeft dat het bestuurlijk overleg niet goed gaat, betekent dat nog niet dat mij op dat moment in alle omvang bereikt waar precies het probleem zit. En er zit ook enige tijd tussen, voordat u de antwoorden op een schriftelijk overleg ontvangt. Dat heeft dus simpelweg elkaar gekruist. Mooier dan dat kan ik het niet maken, maar zo werkt dat. Er zat een paar dagen tussen en we gingen ook al een beetje de zomer in. Dat heeft elkaar simpelweg gekruist. Natuurlijk vind ik het mijn taak om het u te melden als er vragen zijn en er iets schort aan het overleg. Maar ja, dit ging in de tijd net langs elkaar heen.

Mevrouw Kuik (CDA):

Dat kan gebeuren, maar dan verwacht ik wel dat we een brief krijgen met uitleg hierover. Het zijn namelijk heel goede afspraken — volgens mij vindt de Kamer dat, en de minister ook — waar we mee aan slag kunnen, zodat iedereen mee kan doen in deze samenleving. Als er, zoals ik gehoord heb, dan toch over zo'n belangrijk onderwerp een beetje onduidelijkheid is in de zin van "wij gaan de afspraken niet uitvoeren", dan is het wel van belang dat de Kamer wordt meegenomen bij de vraag over welke punten dat dan gaat. Wij hebben namelijk gezegd: wij willen wel weten welke doelstellingen er worden gehaald en of het ook effectief is wat er gebeurt.

Minister Van Engelshoven:

Volgens mij legde ik u dat net uit. Mijn inzet is er vooral op gericht dat we er met gemeenten zo snel mogelijk uitkomen, zodat we door kunnen. Daar hebben we aan gewerkt. Dat overleg gaat vanmiddag door. Ik ben heel blij dat ik hier nu ook merk dat de Kamer ruimte geeft om een juiste balans te vinden tussen landelijke verplichtingen en ruimte voor lokaal beleid.

Dan over het verzoek in de motie van mevrouw Kuik. Ik ben zeer bereid om voor de begrotingsbehandeling, die we overigens al heel snel hebben, te laten weten hoever we gevorderd zijn. Dus ook die motie krijgt oordeel Kamer.

De voorzitter:

Excuus. Er is nog een vraag van mevrouw Tielen.

Mevrouw Tielen (VVD):

Ik dacht dat de minister al ging afronden. Ik hoor dat de minister vanmiddag weer in gesprek gaat. Het zou best fijn zijn als de Kamer niet in lange brieven, maar wel kort en schriftelijk geïnformeerd wordt over de stappen die gezet worden. Kan de minister dat toezeggen?

Minister Van Engelshoven:

Ik heb net toegezegd dat ik voor de begrotingsbehandeling, die al over een paar weken is, de Kamer informeer. Dus, ja, dat komt eraan. We gaan kijken wat dan de stand van zaken is.

Voorzitter. Mevrouw Van den Hul vraagt terecht aandacht voor het bereiken van de deelnemers. Als we immers één ding hebben geleerd van de afgelopen jaren, dan is het dat dit een van de meest taaie vraagstukken van de aanpak van laaggeletterdheid is: hoe bereik je die doelgroep op een goede manier? Op dat punt ligt er bijvoorbeeld ook een helder advies van de SER, waar we rekening mee houden. In de plannen die we u in het voorjaar hebben gestuurd, zetten we juist ook in op het beter bereiken van de doelgroep.

Dat gaan we doen met een landelijke campagne, maar vooral met extra taalambassadeurs. Dat is in het verleden het meest effectief gebleken. Taalambassadeurs gaan in een gemeente echt de boer op. Zij gaan de wijk in, maar gaan ook op de werkplek mensen overtuigen. We zetten ook taalambassadeurs in uit werkgeverskringen. Er zijn werkgevers die dat op de werkvloer ongelofelijk goed doen. Het is zo mooi als zij hun collega's overtuigen van het belang van hun werknemers om in deze tijd geschikt te blijven voor de arbeidsmarkt, maar ook van het belang van het creëren van een veilige werkplek. Ik ben het dus zeer met mevrouw Van den Hul eens dat dit cruciaal is voor het bereiken van succes. Juist het inzetten van bijvoorbeeld ambassadeurs op lokaal niveau kan daarbij helpen. Daar gaan we dus ook in de regionale plannen naar kijken: doet u ook iets aan het bereiken van de doelgroep? Dat geldt zeker ook bij de NT1-doelgroep.

Mevrouw Van den Hul (PvdA):

Dank aan de minister voor deze nadere toelichting. Een van de grootste zorgen die wij op dit punt hebben gaat over het volgende. Juist nu corona zijn intrede heeft gedaan, groeit de kansenongelijkheid eigenlijk. Dat zien we ook in andere sectoren van formeel en informeel onderwijs. We zien in p.o. en vo de meest kwetsbare leerlingen daar de dupe van worden. We zien dat ook in het hoger onderwijs; daar weet de minister ook alles van. We zien dat dreigt dat juist die kwetsbare leerlingen nu op nog meer achterstand komen te staan, juist bijvoorbeeld omdat onlineles een groter obstakel is. Mijn zorg zit nou juist bij deze doelgroep. Alle lof voor de inzet van die ambassadeurs; heel goed. Dat is ook iets waar wij al vaker voor hebben gepleit. Maar dat is nu juist ook een vorm van communicatie die minder mogelijk is omdat mensen elkaar gewoon minder tegenkomen. Dus hoe zorgen we er nou voor dat die kansenongelijkheid, ook op het gebied van laaggeletterdheid, niet door corona juist verder wordt vergroot? In andere sectoren hebben we daarvoor echt extra inzet, extra plannen en ook extra middelen gezien. Wat gaat de minister doen om juist ook deze doelgroep erbij te houden, ook nu?

Minister Van Engelshoven:

Dit is echt iets wat je lokaal moet doen. Dit moeten gemeenten doen. Vanuit de Hoftoren bereik je deze doelgroep niet. Daarom vinden we ook dat dat lokaal beleid moet zijn. Een van de dingen die hierbij bijvoorbeeld heel belangrijk is, is het ervoor zorgen dat de bibliotheken toegankelijk bleven. Dat hebben de bibliotheken ongelofelijk goed gedaan. Men heeft ervoor gezorgd dat juist deze doelgroep naar de bibliotheek kon blijven komen, ook tijdens de coronacrisis, en daar programma's kon blijven volgen. Daar hebben bibliotheken echt super op ingezet. Ik heb ook gemeenten gezien waar mensen van de bibliotheek echt op de fiets bij mensen thuis langsgingen om materiaal te brengen. Juist dit moet in die lokale aanpak goed geregeld zijn. Het is ook van belang dat in dat netwerk van gemeenten gewoon goede praktijken met elkaar worden gedeeld. Via het coronapakket van het kabinet voor gemeenten is hier ook extra inzet van gemeenten mogelijk.

Mevrouw Van den Hul (PvdA):

Dank. Over de bibliotheek komen we straks nog uitgebreider te spreken. Ik sluit me helemaal aan bij alle lof voor die bibliotheken en al die andere organisaties en vrijwilligersorganisaties die zich er in de afgelopen tijd heel erg voor hebben ingezet om juist die mensen te bereiken. Maar ik zou de minister toch willen vragen of zij bereid is om ons te zijner tijd, later dit jaar, nog eens schriftelijk te informeren via een uitvraag via haar kanalen, wat de effecten zijn van corona op het aanbod, juist voor deze doelgroep. Zou zij ons daar later dit jaar over kunnen informeren?

Minister Van Engelshoven:

Ja, dat wil ik graag doen, met dien verstande dat ik gemeenten nu niet wil belasten met weer extra monitorverplichtingen. Dat is een beetje het dilemma waar we continu in zitten. Ik snap dat uw Kamer heel graag van alles wil weten, maar we moeten elkaar nu niet in de weg gaan zitten met vooral rapportageverplichtingen. Dus ja, ik zal bij de Vereniging van Nederlandse Gemeenten gewoon vragen: heeft u daar een beeld van? Maar laten we in deze tijd alsjeblieft niet meer papier gaan schuiven.

Voorzitter. Ik kom tot slot bij de vragen van mevrouw Westerveld over begrijpelijke communicatie. Ik begrijp heel goed dat zij er dan een tekst van de memorie van toelichting bij pakt en zegt: dit is nog niet hoe je het zou willen. Ik zou er ook een aantal moties van mevrouw Westerveld bij kunnen pakken en dan ook kunnen zeggen: dit is nog niet hoe we het willen. Dit is echt gewoon heel erg taai en hardnekkig, en het gaat ook stap voor stap. De eerste stap die het kabinet in ieder geval zet, betreft communicatie rondom corona. We hebben gezegd: laten we ervoor zorgen dat we zeker in deze tijd communicatie over corona op een manier doen die iedereen begrijpt en verstaat, en die overkomt. Vandaar dat er in dat kader bijvoorbeeld heel veel gebruik wordt gemaakt van pictogrammen. En we schrijven korte zinnen en begrijpelijke teksten. Maar ik heb hier ook zelf nog werk aan de winkel. Ik probeer altijd eerst zelf de memorie van toelichting te begrijpen. Dat is soms ook nog wel een klus. Datzelfde probleem heeft u ook nog weleens. Het is ook af en toe laveren: staat alles erin, klopt het juridisch, is het hanteerbaar in de wetstekst? Maar dit is ook een kwestie van elkaar erop blijven aanspreken. Nogmaals, ik zie dit als een aansporing — ik geloof dat mijn mensen allemaal wel meeluisteren — om het in ieder geval zelf ook beter te doen.

Voorzitter, dit was mijn beantwoording.

De voorzitter:

Dank u wel. Meneer Kwint, een hele korte vraag.

De heer Kwint (SP):

Ik stel mijn vragen meestal met het doel om er een antwoord op te krijgen. Kan de minister ingaan op wat zij in de beantwoording van onze schriftelijke vragen zei? Enerzijds zei ze "we hebben geen bestuurlijke afspraken meer" en anderzijds: we hoeven daarvan in de praktijk niet zo heel veel te merken. Hoe moet ik het gewicht van zo'n bestuurlijke afspraak zien als het in de praktijk niet zoveel uitmaakt, om het even huiselijk te formuleren? Dat hoeven we niet nu uit te discussiëren, dat mag ook in de brief die ze nog gaat sturen over de bestuurlijke afspraken; wie weet, misschien zijn ze dan gesloten.

Minister Van Engelshoven:

Nou, kijk, dat kan ik u nu al zeggen: een hele hoop gaat gewoon door omdat gemeenten zelf ongelofelijk gemotiveerd zijn om dit te doen. We investeren hier extra in. Wat we in een nieuwe set bestuurlijke afspraken proberen te doen is: kunnen we betere afspraken maken rondom bijvoorbeeld kwaliteit en effectiviteit? Daarin zoeken we nu de goede balans. Maar ik zal u aangeven hoe dat zit. Voor de begrotingsbehandeling zullen we u laten weten hoe het staat. Ik kan hier niet beloven dat we er dan ook bestuurlijk echt een klap op hebben gegeven, want daarvoor ben ik ook afhankelijk van een andere partij, die de bereidheid moet hebben om dit te doen. Maar in ieder geval hoort u voor de begrotingsbehandeling nader van mij.

Dank u wel, voorzitter.

De voorzitter:

Dank u wel.

De beraadslaging wordt gesloten.

De voorzitter:

Daarmee zijn we gekomen aan het einde van het VSO Voortgang uitwerking vervolgaanpak laaggeletterdheid. De stemming over de ingediende moties is volgende week dinsdag. Ik wil met uw welnemen fluks door naar het volgende VSO.

Naar boven