8 Belastingplan 2014 c.a.

Aan de orde is de voortzetting van de behandeling van:

  • - het wetsvoorstel Wijziging van de Algemene wet inzake rijksbelastingen en van de Invorderingswet 1990 in verband met de wijziging van de percentages belasting- en invorderingsrente (Wet wijziging percentages belasting- en invorderingsrente) (33755);

  • - het wetsvoorstel Wijziging van enkele belastingwetten en enige andere wetten (Overige fiscale maatregelen 2014) (33753);

  • - het wetsvoorstel Wijziging van enkele wetten met het oog op de bestrijding van fraude in de toeslagen en fiscaliteit (Wet aanpak fraude toeslagen en fiscaliteit) (33754);

  • - het wetsvoorstel Wijziging van enkele belastingwetten en enige andere wetten (Belastingplan 2014) (33752),

en van:

  • -de motie-Van Vliet over aanjagen van de Nederlandse economie met lastenverlichtingen (33752, nr. 25);

  • -de motie-Van Vliet over niet verhogen van de accijnzen (33752, nr. 26);

  • -de motie-Van Vliet over een oplossing voor huishoudens die stoken op propaangas (33752, nr. 27);

  • -de motie-Van Vliet over de regeling voor oldtimers (33752, nr. 28);

  • -de motie-Van Vliet over intrekken van de vergroeningsmaatregelen (33752, nr. 29);

  • -de motie-Van Vliet over evalueren van de belastingopbrengsten (33752, nr. 30);

  • -de motie-Van Vliet over achterwege laten van de verhoging van de belasting- en invorderingsrente (33752, nr. 31);

  • -de motie-Klein over het afschaffen van de giftenaftrek (33752, nr. 34);

  • -de motie-Klein over de fiscale regeling voor decentrale energieopwekking (33752, nr. 35).

(Zie vergadering van 12-11-2013.)

De voorzitter:

De Kamerleden hebben gisteren veel vragen gesteld. Mij is ook geworden dat een aantal van die vragen al uitgebreid is behandeld tijdens de twee wetgevingsoverleggen en bij een wetsbehandeling. Ik wil de staatssecretaris uiteraard vragen om alle vragen goed te beantwoorden, maar ik vraag hem ook om niet in herhaling te treden. Hij mag wat mij betreft dus ook verwijzen naar antwoorden die hij eerder heeft gegeven. Alle woordvoerders mogen bij de beantwoording van de staatssecretaris in deze eerste termijn drie keer interrumperen. Ik geef van harte het woord aan de staatssecretaris van Financiën.

De algemene beraadslaging wordt hervat.

Staatssecretaris Weekers:

Voorzitter. Ik dank de Kamer voor haar belangstelling voor het pakket Belastingplan 2014 en voor haar bereidheid om de behandeling van dit pakket in de korte periode tussen Prinsjesdag en nu af te ronden. Dat is ieder jaar weer een tour de force. Ik ben blij dat de vaste commissie voor Financiën daaraan altijd zo loyaal haar medewerking verleent.

De voorzitter zei al dat er een uitgebreide schriftelijke behandeling heeft plaatsgevonden. Een aantal briefwisselingen heeft behoorlijk dikke pakken papier opgeleverd. Er is ook nog een uitvoerig wetgevingsoverleg gevoerd van twee dagen. Er zijn maar liefst 1.400 vragen gesteld. Dat zijn er substantieel meer dan in voorgaande jaren. Sommige Kamerleden hebben er gisteren al op gewezen dat mijn ambtenaren de beantwoording echt excellent hebben gedaan. Zij hebben vele avonden en zelfs een aantal nachten doorgewerkt. Er is ook tot hedenochtend 04.00 uur doorgewerkt. De dank die sommige Kamerleden hebben overgebracht, via de voorzitter en mij, heb ik op mijn beurt overgebracht aan mijn ambtenaren. Ik sluit mij heel graag aan bij die dankzegging.

Het is logisch dat een belastingplan uitvoerig schriftelijk en mondeling wordt behandeld. Zo'n belastingplan raakt namelijk vrijwel elke burger en vrijwel elk bedrijf. Het gaat daarbij om ingewikkelde wetgeving. Het is dus logisch dat er over een belastingplan veel en vaak diepgaande vragen worden gesteld. Ik constateer echter ook dat er veel is herhaald. Bovendien zijn er gisteravond weer behoorlijk veel vragen gesteld die volstrekt losstaan van het belastingplanpakket. Op dit punt zou wat mij betreft de efficiency van de wetgeving aan kracht kunnen winnen. Ik dank wat dat betreft met name de heer Van Vliet, de heer Dijkgraaf en mevrouw Neppérus voor hun efficiënte mondelinge inbreng, waarmee ik overigens aan de inbreng van andere woordvoerders niets af wil doen. Misschien dat we op een later moment nog even met elkaar kunnen bekijken of we ervoor kunnen zorgen dat de behandeling van het belastingplan zowel voor de Kamer als voor het ministerie net wat meer behapbaar wordt.

Ik zal in mijn eerste termijn eerst iets zeggen over het Belastingplan zelf. Daarna komen aan de orde de onderwerpen accijns, leidingwater, lokaal duurzaam opgewekte energie, stamrecht in box 2 en de oldtimers. Vervolgens zal ik ingaan op het wetsvoorstel Overige fiscale maatregelen 2014. Daarna volgt een blokje over overige vragen over Belastingplan en OFM. Daarin komen vragen aan de orde die eigenlijk slechts zijdelings met het belastingplanpakket te maken hebben. Daarna volgt het wetsvoorstel over fraude en tot slot zal ik spreken over het rentevoorstel. Verder zal ik uiteraard de amendementen en de moties bespreken. Het lijkt mij raadzaam dat ik bovendien aanstaande dinsdag, dus eigenlijk zo kort mogelijk voor de stemmingen en nog voordat de fractievergaderingen beginnen, het oordeel over de moties en amendementen nog even op papier aan de Kamer toevertrouw.

Er zijn verschillende vragen gesteld over de accijnzen. De heer Bashir vroeg mij of ik die accijnsverhoging met een economische bril wil bekijken, en hij vraagt — eigenlijk is dat een retorische vraag — of ik nog wel voor de ondernemer ben. Ja natuurlijk, zeg ik over het hoofd van de voorzitter tegen de heer Bashir. Deze focust zich nu op de accijnsverhoging. Ik vind dat een beetje te selectief, als je kijkt naar hoe het kabinet omgaat met ondernemers. Ik wijs de heer Bashir erop dat het kabinet samen met de partijen die het begrotingsakkoord hebben gesloten, een aantal afspraken heeft gemaakt die positief zijn voor ondernemers. Ik noem het verlaagde tarief box 2. Met name de directeur-grootaandeelhouder heeft daarvan in 2014 profijt. Verder noem ik het verlaagde btw-tarief voor onderhoud en innovatie, wat voor de bouw belangrijk is. De loonkosten voor de werkgevers worden verlaagd. Alle werkgevers met personeel in dienst hebben daar profijt van. De eerste schijf wordt verlaagd, waarvan de ib-ondernemers profijt hebben. De versobering van de zelfstandigenaftrek die per 2015 plaats zou vinden, gaat niet door. Dat zijn stuk voor stuk maatregelen waarvan ondernemers profijt hebben. Dat laat onverlet dat ondernemers ook nadeel kunnen hebben van andere maatregelen, zoals accijnsverhogingen. Naar het oordeel van het kabinet is sprake van een evenwichtig pakket.

De heer Bashir stelt dat accijnsverhogingen ingaan tegen het draagkrachtprincipe. Maar anders dan hij betoogt, is de heffing van accijnzen, net als bijvoorbeeld de heffing van btw, helemaal niet gebaseerd op het draagkrachtbeginsel, in tegenstelling tot bijvoorbeeld de inkomstenbelasting. Accijnzen worden betaald door alle inkomensgroepen, ongeacht de grootte van hun portemonnee. Maar wat natuurlijk wel van belang is, is dat we onderkennen dat, wanneer de portemonnee groot is er veel bestedingen gedaan zullen worden. Geld dat niet wordt besteed, wordt in box 3 belast. Als de portemonnee klein is, worden er weinig bestedingen gedaan. Dat betekent dat de accijnzen dan ook worden betaald door alle inkomensgroepen naar rato van de bestedingen waarop deze accijnzen drukken.

Verschillende leden hebben opnieuw hun zorgen geuit over de weglekeffecten van de accijnsverhogingen. De heer Bashir, de heer Omtzigt, maar ook de heer Van Vliet verwezen daarnaar. Mij is gevraagd naar de positie van de grenspomphouders, en of ik de toegezegde monitor op 1 mei al naar de Kamer kan zenden. Dat ik de weglekeffecten een belangrijk onderwerp vind, mag blijken uit de uitgebreide schriftelijke reactie die ik heb gegeven en uit de discussie die ik vorige week maandag met de Kamer had. Ik kan helaas niet uitsluiten dat individuele pomphouders omzetverlies lijden, maar desondanks verwacht het kabinet over het geheel genomen geen substantiële grenseffecten. Voor automobilisten uit de grensstreek kan omrijden profijtelijk zijn. Net als de heer Omtzigt woon ik zelf ook in een grensstreek, dus ik spreek en zie daar veel mensen, en ook ondernemers. Maar tegelijkertijd moeten we de zaak niet meer dan nodig problematiseren, want omrijden kost ook tijd en geld. Degenen die er echt voor omrijden, zijn uiteindelijk toch maar een beperkte groep, zeker als je dat afzet tegenover alle pompstations in Nederland. Ondanks dat benzine in Nederland al jaren behoorlijk wat duurder is dan in onze buurlanden, zien we in de realisatiecijfers geen toename van de grenseffecten. Wel heb ik al eerder gezegd dat ik de vinger aan de pols houd. We gaan de ontwikkelingen monitoren. Voor de zomer zal ik de resultaten met deze Kamer delen. Maar ik wil dat wel doen op basis van representatieve cijfers. Ik vind het veel te gevaarlijk om op basis van realisatiecijfers van slechts een of twee maanden conclusies te trekken. Op 1 mei beschik ik nog slechts over de realisatiecijfers van januari en februari, en dat is echt te kort. Ik denk dat cijfers over drie à vier maanden representatiever zijn. Dit in combinatie met het feit dat de cijfers ook nog moeten worden verwerkt en geïnterpreteerd, maakt dat ik niet eerder dan kort voor de zomer de Kamer kan informeren over de eerste resultaten. Voor de zomer kunnen wij in elk geval het gesprek met elkaar aangaan, op basis van die monitor. De heer Omtzigt vroeg of er nog meer informatie was. Ik heb de Kamer alle beschikbare informatie doen toekomen.

De heer Bashir (SP):

De staatssecretaris zegt dat accijnzen niet ingaan tegen het draagkrachtprincipe. Dat is niet juist, want iedereen moet douchen en water drinken. Iedereen moet naar het werk rijden. Dan betaal je dezelfde accijnzen, ongeacht de hoogte van je inkomen. Waarom niet kijken naar de inkomstenbelasting als er geld opgehaald moet worden?

Staatssecretaris Weekers:

Die keuze kun je ook maken. Ik heb gezegd dat accijnzen niet gebaseerd zijn op het draagkrachtbeginsel. Accijnzen komen voor rekening van degenen die goederen kopen waarop accijnzen rusten. Daar zit wel een keuze-element in. Mensen hoeven deze goederen immers niet te gebruiken. Ze kunnen kiezen voor varianten of alternatieven die minder gebruik met zich meebrengen. Neem minder sigaretten roken. Dat betekent minder accijns betalen. Minder bier drinken is minder accijns betalen. Er zit dus een keuze-element in. Het kan een keuze van de SP zijn om de belasting op consumptie te verlagen en de belasting op inkomen te verhogen. Ik denk dat de rest van de Kamer daar anders over denkt. Immers, in elk rapport, in elke studie — diverse leden hebben mij dat regelmatig meegegeven — wordt aanbevolen om de lasten op arbeid lager te maken en de lasten op consumptie hoger.

De heer Bashir (SP):

De SP stond voor de verkiezingen niet alleen als het gaat om een lagere btw. Dat is ook een consumptiebelasting. Hier gaat het om keuzes die je maakt. Keuzes die ertoe leiden dat mensen harder in hun portemonnee geraakt naarmate ze een lager inkomen hebben. De staatssecretaris zegt: als je minder rookt, betaal je minder accijnzen. Je kunt echter niet minder water drinken of minder douchen. Je moet naar je werk reizen en dan gebruik je brandstof waarvoor je accijnzen moet betalen. Je betaalt dan ongeacht je inkomen. We zien een verschuiving van directe naar indirecte belastingen, waardoor mensen met een laag inkomen getroffen worden. De staatssecretaris kan dit niet ontkennen. Je kunt het er niet mee eens zijn, maar ontkennen vind ik niet eerlijk.

Staatssecretaris Weekers:

Ik geef alleen maar aan dat accijnzen niet zijn gebaseerd op het draagkrachtbeginsel. De inkomstenbelasting is dat wel. Dit zijn gewoon andere uitgangspunten voor het heffen van belasting. Gisteren hebben wij een debatje gehad tussen de heer Bashir en de heer Van Ojik. Daarbij ging het om de vraag of je elektrische auto's helemaal moet vrijstellen van belasting en bijtelling. De heer Van Ojik, die doorgaans opkomt voor de mensen met een kleine portemonnee, zei: in de afweging groen versus inkomensbeleid kies ik voor groen. Dat zijn allemaal legitieme keuzes. Overigens is dat niet de keuze van het kabinet. Ik meen dat het kabinet een evenwichtig pakket op tafel heeft gelegd, met bijzonder veel oog voor mensen met een kleine portemonnee. De verhoging van bepaalde verbruiksbelastingen en accijnzen is ook zichtbaar in de inflatie en het koopkrachtbeeld. Kijkend naar het totale koopkrachtbeeld, zien we dat de kwetsbare groepen zijn ontzien. De kwetsbaarste groepen — het betreft dan mensen die werken — krijgen in elk geval een plus, en dat kan niet van elke Nederlander worden gezegd.

Voorzitter. Dan kom ik bij propaan. Ook daarover hebben wij al veel gesproken. De heer Klein vraagt wat ik vind van het idee van een teruggaafregeling voor propaan. Ik heb hier al uitvoerig op gereageerd op schrift en ook tijdens het wetgevingsoverleg. Mevrouw Schouten heeft gevraagd of ik bereid ben om in overleg met de Vereniging Vloeibaar Gas te zoeken naar mogelijkheden om propaan voor verwarming te ontzien. Wij hebben zowel schriftelijk als telefonisch contact gehad met deze vereniging. Het alternatief waaraan zij denkt, is het hanteren van een aangepast accijnstarief voor propaan, separaat van autogas. Ik heb in de stukken eerder vrij uitvoerig aangegeven dat ik dit geen reële optie acht vanwege het misbruik dat kan ontstaan. Juist vanwege het risico van misbruik is in het verleden door minister De Jager een einde gemaakt aan het hanteren van een speciaal tarief. Een teruggaafregeling zou de enige reële optie zijn. Een dergelijke regeling leidt tot hoge administratieve lasten en uitvoeringskosten, nog los van de budgettaire derving van 16 miljoen. De Kamer zou hiervoor iets kunnen regelen, maar dan hoor ik wel graag wie die 16 miljoen moet opbrengen. Ik vraag dan toch ook aandacht voor de uitvoeringslasten. Wij moeten bij de Belastingdienst en de douane alle zeilen bijzetten om ervoor te zorgen dat enerzijds de serviceverlening op orde blijft en anderzijds de handhaving en de invordering er niet onder leiden. De Kamer heeft juist naar die laatste onderdelen een aantal keren gevraagd. Zij heeft gevraagd: zorg ervoor dat die goed op peil blijven. Daar ben ik mee bezig. Binnen die agenda past het niet om daar capaciteit weg te halen om een dergelijke heel specifieke teruggaafregeling te ontwerpen.

De heer Van Vliet (PVV):

Ik kan aanhaken bij dit concrete punt van de staatssecretaris. Ik kijk ook altijd met een scheef oog naar de uitvoeringslasten van de Belastingdienst, omdat wij met elkaar vereenvoudiging nastreven. De staatssecretaris zegt nu dat het vinden van een oplossing voor de mensen die voor hun verwarming afhankelijk zijn van propaan, mede wordt gedwarsboomd door verwachte hoge uitvoeringslasten bij de Belastingdienst. Dit is in tegenspraak met het herintroduceren van een afvalstortbelasting en allerlei faciliteiten in de energiebelasting voor decentrale duurzame opwekking van energie. Hoe ziet de staatssecretaris dit? Dit bijt elkaar toch, want dit levert toch ook allemaal behoorlijke uitvoeringslasten voor de fiscus op?

Staatssecretaris Weekers:

Het is duidelijk. De heer Van Vliet zal mij herinneren aan mijn eerdere belastingplannen waarin ik kleinere belastingen heb afgeschaft c.q. heb geprobeerd af te schaffen, omdat de uitvoeringslasten die daarmee gepaard gaan, eigenlijk niet in verhouding staan tot het geld dat daarmee wordt opgehaald. Om die reden ben ik blij dat de verpakkingenbelasting niet opnieuw is geïntroduceerd. De afvalstofheffing is een vrij kleine heffing en voor de leidingwaterbelasting, die nu wordt verhoogd en uitgebreid, geldt dat daar niet zo veel belastingplichtigen zijn. Op zichzelf valt dat daarbij dus nog mee, maar het leidt inderdaad wel tot een extra uitvoeringslast. Dat is onderdeel van het totale compromis in de begrotingsafspraken. Ik voer dat loyaal uit. Ik wil er alleen voor waken dat de Belastingdienst niet wordt belast door extra wensen die nu nog op tafel komen.

De heer Van Vliet (PVV):

Ik denk dat de schoen hier toch blijft wringen. Aan de ene kant zit in het belastingpakket voor 2014 wel de nieuwe fiscale faciliteit van vrijstelling van energiebelasting bij een decentrale duurzame opwekking. Volgens mij is dat bijzonder intensief en bewerkelijk voor de Belastingdienst. Aan de andere kant zijn er de mensen die voor verwarming van hun huis afhankelijk zijn van propaan. Die verwarming is een eerste levensbehoefte; helaas kunnen deze mensen de energie voor het verwarmen van hun huis niet zelf opwekken. We vinden het echter te ingewikkeld voor de Belastingdienst om ook voor hen een tegemoetkoming te realiseren. Voor mij wringt de schoen daar. Ik doe daarom nog een keer een klemmend beroep op de staatssecretaris om aandacht te schenken aan de huishoudens die straks de verwarming wellicht niet meer kunnen betalen.

Staatssecretaris Weekers:

Ik wil dit dan toch even in perspectief plaatsen. Het laatste wat ik zou willen, is dat huishoudens straks de verwarming niet meer kunnen betalen. Dat is natuurlijk geenszins de bedoeling. Als je de belasting op propaan in de afgelopen vier, vijf jaar vergelijkt met de belasting op aardgas, zie je dat degenen die propaan stoken de afgelopen vier jaar bij een gemiddeld verbruik een bepaald voordeel hebben gehad. Elk jaar lag dat belastingvoordeel tussen de €100 en de €150. Vergeleken met de aardgasgebruikers slaat dat voordeel de komende jaren om in een nadeel in eenzelfde orde van grootte. Over een jaar of vijf, zes zal er weer een omslagpunt zijn omdat degenen die op aardgas stoken, dan te maken krijgen met een steeds hogere opslag op de energierekening vanwege de SDE. Dat zijn de duurzame energieprojecten: de windmolens op zee et cetera. In dat licht acht ik de voorstellen die worden gedaan acceptabel. Als je naar één jaar kijkt, dan moet je inderdaad concluderen dat de rekening hoger is, maar ten opzichte van vorig jaar wordt dit gladgestreken. Uiteindelijk, alles afwegende, kom ik hierop uit.

Dat brengt mij bij het leidingwater.

De heer Bashir (SP):

Ik heb nog een vraag over de accijnzen en ondernemer Ger. Dat is een bekende van de staatssecretaris. De staatssecretaris is namelijk langs geweest bij ondernemer Ger in Kerkrade. Ger is al 25 jaar pomphouder. Hij moet de zaak nu sluiten omdat de accijnzen worden verhoogd. Ik had de staatssecretaris om een reactie gevraagd. Hij heeft toen al, bij zijn bezoek aan ondernemer Ger, gezegd dat de accijnzen hoog waren. Ze zijn ieder jaar geïndexeerd en volgend jaar worden zij nog eens verhoogd.

Staatssecretaris Weekers:

Elke bonafide ondernemer, ook ondernemer Ger, is mij even lief. Ik vind het zeer spijtig dat deze ondernemer eigenlijk nog voordat de accijnsverhoging plaatsvindt, de handdoek in de ring heeft gegooid. Heel veel jaren geleden, toen ik in deze zaal nog aan de overzijde zat, ben ik daar op bezoek geweest. Ik ken de grenspompproblematiek als geen ander, maar ik zie bij de diverse grenspompen ook dat daarop met ondernemersgeest wordt ingespeeld. Ik heb het verhaal van ondernemer Ger gelezen. Hij zegt niet alleen dat hem de accijnsverschillen dwarszitten, maar ook dat tankstations in Nederland geen alcohol mogen verkopen. BETA, de belangenvereniging van tankstationhouders, heeft daar laatst een juridische procedure over aangespannen. Men heeft te maken met meer fenomenen. Desondanks zie ik in de hele grensstreek dat sommige pompstationhouders, ook als zij benzine verkopen — de accijns op benzine is in Nederland fors hoger dan in de omliggende buurlanden — er toch nog in slagen om veel klanten te trekken. Ze moeten soms inleveren op hun marge, soms geven ze gratis koffie. Via de heer Bashir wil ik pomphouder Ger ertoe oproepen om niet bij de pakken neer te gaan zitten. Laat hij het ondernemerschap tonen dat hij de afgelopen 25 jaar heeft getoond. Laat hij bekijken of hij met wat extra ondernemerschap of misschien wat nieuwe activiteiten de mensen toch naar zijn pomp kan laten komen.

De heer Bashir (SP):

De benzine van ondernemer Ger is 15 cent duurder dan die van zijn buurman in een ander land, 500 meter verderop. Ondernemer Ger moet straks ook een hogere dieselprijs gaan rekenen omdat de accijnzen worden verhoogd. Het gaat nu om 500 meter van de grens, maar steeds meer ondernemers krijgen met dit probleem te maken, want die grenseffecten verschuiven steeds verder. Ik vind het heel jammer dat de staatssecretaris, die zich hier voorheen graag neerzette als de vriend van de ondernemers, het ondernemerschap hiermee om zeep helpt. Dat is namelijk wat er gebeurt als hij grenseffecten bagatelliseert en zodoende ondernemers het brood uit de mond stoot. Ik vraag de staatssecretaris om zelf nog een keer langs te gaan bij ondernemer Ger, zoals hij dat een aantal jaren geleden heeft gedaan, te gaan kijken naar de gevolgen van zijn eigen beleid en daaruit conclusies te trekken.

Staatssecretaris Weekers:

Ik stel mij regelmatig op de hoogte van de problematiek van vele ondernemers. Ik ga hier niet toezeggen dat ik naar één specifieke ondernemer zal gaan. Nog in het afgelopen weekend heb ik grenspompstationhouders gesproken. Zij gaven mij het signaal dat zij het vervelend vinden. Ik heb hun gevraagd of zij er echt structureel last van hebben. Zij zeiden dat zij er vooral last van hebben als alle kranten er vol mee staan en er heel veel ophef over wordt gemaakt. Op zich begrijp ik die ophef en er zal hierover in de Kamer moeten worden gesproken, maar mensen zijn op zo'n moment sneller geneigd om om te rijden. Dat ebt op een gegeven moment weer wat weg en daarna is het weer als vanouds. De praktijk zal moeten uitwijzen hoe het na 1 januari zal gaan. Ik heb niet voor niets gezegd dat ik de vinger aan de pols zal houden. Het kan niet zo zijn dat we als gevolg van een hogere accijns uiteindelijk per saldo minder ophalen dan nu. Gisteren waren daar al interruptiedebatjes over. Zo wees onder meer de heer Groot op de top van de Laffercurve; na die top levert een cent meer belasting minder opbrengsten op. Zo stom zijn we niet, we gaan niet op die toer.

De heer Omtzigt (CDA):

Er zouden vóór 4 november extra documenten volgen, maar de staatssecretaris zegt dat alle informatie over de grenseffecten naar de Kamer is gestuurd. Daarvan neem ik akte, maar ik vraag hem om dit de komende week nog eens goed in het dossier na te kijken. Ik geloof namelijk niet dat er geen interne memo's zijn.

Ik had in de eerste termijn dezelfde vraag gesteld als de heer Bashir: is de staatssecretaris bereid om in april of mei een keer naar de grensstreek te komen, naar Twente? Dan gaan we samen gewoon langs een aantal van die pompstationhouders. We spreken dan met elkaar en gaan met elkaar checken of er problemen zijn of niet. Ik zal de staatssecretaris niet dwingen om naar één bepaalde pompstationhouder te gaan. We kunnen dan met elkaar bekijken of er grenseffecten hebben plaatsgevonden of niet. Een aantal van deze mensen zijn bereid om hun boeken te laten zien. Op die manier hoeft dit geen academische discussie te zijn; dan is het een reële discussie over mensen die wel of niet kunnen concurreren dankzij de accijnzen van deze regering.

Staatssecretaris Weekers:

Ik heb al aangegeven dat ik de vinger aan de pols ga houden en dat ik de belastingopbrengsten van het eerste kwartaal, die ik ergens in de loop van mei zal krijgen, zal laten bewerken en van een goede interpretatie zal laten voorzien. Daarnaast kies ik mijn eigen momenten om met ondernemers te spreken, ook ondernemers in de grensstreek. Ik spreek ook ondernemers in de streek waar de heer Omtzigt vandaan komt. Op die manier kunnen we uiteindelijk een goede discussie met elkaar voeren. De heer Omtzigt kan niet van mij verwachten dat ik met elk Kamerlid afzonderlijk op pad ga naar enkele ondernemers. De heer Omtzigt kan er wel van uitgaan dat ik mij niet alleen op papier en cijfers zal baseren, maar dat ik ook met mensen in het land zal spreken.

De heer Omtzigt (CDA):

Het is jammer dat de staatssecretaris de uitnodiging niet aanneemt. Mag ik er dan van uitgaan dat de Belastingdienst, behalve de landelijke accijnstrends die men kan bewerken, ook bepaalde grensregio's eens onder de loep neemt? Dat hoeft niet elke grensregio te zijn. Het gaat erom dat de Belastingdienst gewoon eens kijkt wat er in Zeeuws-Vlaanderen, Noord-Limburg, Twente of in welke grensregio dan ook gebeurt. En kan de staatssecretaris van tevoren even aangeven welke grensregio hij wil betrekken bij de rapportage die hij voor de zomer, dus voor 21 juni, naar de Kamer zal sturen?

Staatssecretaris Weekers:

Ik ga niet vooraf aangeven welke regio ik erbij zal betrekken. Ik wil wel kijken of ik op basis van representatieve steekproeven de lokale effecten wat meer in beeld kan brengen. Ik hoop dat dat tegemoetkomt aan de achterliggende vraag van de heer Omtzigt, maar volgens mij vraagt hij dat, ongeacht of dat nu in Zeeuws-Vlaanderen, Zuid-Limburg, Brabant of Twente is. Het is goed om te kijken wat de lokale effecten van beleid zijn en wat je daarvan uiteindelijk, over het gehele land uitgesmeerd, nog terugziet. We zouden elkaar daar moeten kunnen vinden. De heer Omtzigt en ik maken ons allebei druk over de effecten voor ondernemers, maar ook over de effecten voor mensen die in de grensstreek en over de grens werken. We moeten dat op een of andere manier wel in beeld kunnen krijgen. Dat neemt niet weg dat het zo zou kunnen zijn dat er per saldo geen weglekeffecten zijn en het beleid daarom niet moet worden bijgesteld, maar dat het lokaal toch pijn doet. Als we die afspraak kunnen maken, kunnen we vlak voor de zomer ook een reëel debat met elkaar voeren.

De voorzitter:

De waterleiding.

Staatssecretaris Weekers:

Ja, ik vervolg met de waterleiding. Ik blijf daarvoor bij de heer Omtzigt die vraagt of ik kan aangeven hoe de leidingwaterbelasting er de komende jaren gaat uitzien. De heer Groot vraagt naar de rechtszekerheid voor belastingplichtigen en naar de betekenis van een Kameruitspraak voor variant C als het nog heel anders kan worden. Ik ga er in elk geval van uit dat deze belasting de komende jaren zal worden geheven op basis van een degressief tarief, waarbij al het geleverde leidingwater uiteindelijk in de belastingheffing wordt betrokken. Dat geldt dus ook voor de laatste liter, al gebruik je meer dan 10 miljoen liter. Ik heb aangegeven dat ik voor het jaar 2014 een voorkeur heb voor variant C. Ik het gisteren geproefd dat daarvoor breed draagvlak bestaat in de Kamer. Ik zou dat voor 2014 als tarief willen hanteren. Aangezien we niet de wijsheid in pacht hebben, zal ik in 2014 kijken of dit ook de meest gewenste degressieve structuur is en of er geen effecten zijn waarvan we spijt hebben. Ook wil ik kijken naar de administratieve lasten en de gehele uitvoering. Ik wil kijken hoe het door bedrijven en door de Belastingdienst wordt ervaren. Dat zou ertoe kunnen leiden dat ik bij het Belastingplan 2015, waarover we over een jaar met elkaar spreken, eventueel voorstellen tot bijstelling doe. Ik moet daar dan echter wel gerede aanleiding toe hebben.

Er speelt nog een punt dat gisteren met name door mevrouw Neppérus en de heer Groot is opgeworpen, namelijk de vraag of invoering per 1 januari 2014 niet kort dag is. De heer Groot heeft erop gewezen dat volgens de waterbedrijven de meterstanden per 1 januari ontbreken. In het voorstel zoals ik dat in gedachten heb, zou de nieuwe tariefstructuur ingaan per 1 januari en zou de feitelijke afdracht pas vanaf 1 oktober plaatshebben, maar dan wel over het gehele jaar gerekend. Dat betekent dat de waterleidingbedrijven tussen 1 januari en 1 oktober als het ware een aanvullende factuur kunnen sturen voor de nog niet eerder geïnde belasting, volgens de tariefstructuren die ik voorstel.

Inmiddels heb ik gesproken met de voorzitter van de waterleidingbedrijven. Ik heb hem zojuist onderweg hiernaartoe nog aan de lijn gehad. Ik heb afgesproken dat we zullen zien of we de inningssystematiek die ik zojuist aan u heb voorgelegd, misschien nog op een andere manier moeten vormgeven, bijvoorbeeld met een alternatief dat qua tariefstructuur en lastendruk voor de verschillende bedrijven voor komend jaar op hetzelfde neerkomt. Je kunt bijvoorbeeld zeggen dat de tariefstructuur vanaf 300 kuub, die degressief wordt, zal ingaan per 1 juli van het komende jaar, maar dan wel met de dubbele opbrengst over dat halfjaar. Zo houd je de budgettaire randvoorwaarden zoals ze in het begrotingsakkoord staan, vast.

Als voor een dergelijke variant wordt gekozen, zul je wel aan de sleutels van de tarieven en de staffels moeten draaien. Anders profiteren grote agrarische ondernemingen die veel water gebruiken of het grote mkb niet van een bepaalde degressieve staffel. Ik heb met de voorzitter van de Vewin afgesproken dat dit de komende dagen wordt uitgewerkt, exact langs de randvoorwaarden die de Kamer mij heeft meegegeven, maar in elk geval op een manier die uitvoerbaar is voor de waterleidingbedrijven en de Belastingdienst. De Kamer zal hierover voor het weekend een nota van wijziging ontvangen. Als alles goed is, kunnen we dan volgende week dinsdag over het Belastingplan stemmen.

De heer Omtzigt (CDA):

Ik heb een punt van orde. Ik wil graag een schorsing van vijf minuten om te kunnen overleggen. We zitten nu in de finale termijn van het Belastingplan. Er wordt een nota van wijziging aangekondigd over een onderwerp dat best belangrijk is. Het is niet het allerbelangrijkste punt, maar het gaat toch om een belasting van dik 200 miljoen. Er wordt een nota van wijziging aangekondigd. We weten niet hoe die eruit zal zien. We weten niet of een en ander uitvoerbaar is. Daar moeten we op kunnen toetsen. Ik wil met elkaar bespreken hoe de Tweede Kamer dit kan controleren. Hoe kan ik nu een vraag stellen? Een van mijn vragen was: hoeveel gaat dit opleveren? Daar kan ik niet eens een raming van vragen.

Staatssecretaris Weekers:

Jawel hoor.

De voorzitter:

Ik vraag ook aan de andere woordvoerders of het zinvol is om op dit moment een kort overleg te houden met de woordvoerders over de aangekondigde nota van wijziging.

Mevrouw Neppérus (VVD):

Ik heb er geen moeite mee om dit overleg te houden. Ik wil in ieder geval bekijken hoe de Kamer tijdig geïnformeerd wordt, zodat zij zich een oordeel kan vormen.

De voorzitter:

Dan is de steun breed genoeg. Ik stel voor om de vergadering vijf minuten te schorsen. Dan kunt u overleggen. Ik zie u over vijf minuten hier weer terug.

De heer Bashir (SP):

Mag ik nog een vraag stellen? Ik wil graag weten wanneer we de nota van wijziging krijgen.

De voorzitter:

Voor vrijdag, heb ik begrepen. Dat kunt u meenemen.

De vergadering wordt van 15.54 uur tot 16.00 uur geschorst.

De voorzitter:

Ik geef het woord aan de heer Omtzigt om te horen wat de beraadslagingen hebben opgeleverd.

De heer Omtzigt (CDA):

Voorzitter. Wij zouden u willen voorstellen — ik hoop dat de regering daarmee kan instemmen — dat wij, als wij vrijdag die nota van wijziging krijgen, vervolgens eventueel dinsdag tussen de regeling van werkzaamheden en de stemmingen de mogelijkheid hebben om, zeg, een kwartier het debat aan te gaan als er nog punten in zitten. Als er geen nota van wijziging is of er niets meer verandert dan zal dat vervallen, maar in ieder geval heb ik wel het verzoek om dinsdag te stemmen omdat wij als Tweede Kamer aan de Eerste Kamer beloofd hebben daar tijdig het Belastingplan te laten landen.

De voorzitter:

Dat lijkt me een charmante oplossing op voorwaarde dat de meerderheid daarmee instemt, maar u hebt daar overleg over gehad, dus neem ik aan dat dat zo is.

De heer Dijkgraaf (SGP):

Ik kan er zeker mee instemmen, maar volgens mij betekent dat wel dat maandag de uiterste datum is waarop op die nota van wijziging, als die er komt, amendementen ingediend kunnen worden.

De voorzitter:

Ja, dat klopt. Dan kunnen we dinsdag bekijken of we kunnen stemmen of dat een heropening nodig is. Ik geef het woord aan de staatssecretaris.

Staatssecretaris Weekers:

Ik zou de Kamer willen danken voor deze buitengewoon constructieve opstelling. Ik word ook op het laatste moment geconfronteerd met een signaal van de waterleidingbedrijven dat ze het voor de uitvoerbaarheid liever anders zien. Die ruimte zou ik willen bieden en ik ben de Kamer er erkentelijk voor dat zij die ruimte ook wil bieden. Ik zal er in ieder geval voor zorgen dat de nota van wijziging materieel neerkomt op variant C en dat volgend jaar het geld binnenkomt conform de raming, zoals opgenomen in het begrotingsakkoord. Dan ontvangt de Kamer vóór het weekend de nota van wijziging en kan zij in het weekend of maandag nog de zaak amenderen. Zo nodig kunnen we dinsdag nog kort heropenen en kan er tijdig gestemd worden.

De voorzitter:

Fantastisch. Gaat u verder.

Staatssecretaris Weekers:

Hier kunnen we het onderdeel leidingwaterbelasting mee afsluiten. Misschien nog één punt, want ik zou niet graag de vraag van de heer Bashir vergeten. Hij heeft gezegd dat de argumenten tegen een belastingvrije voet in de leidingwaterbelasting niet gelden voor de energiebelasting. Dat klopt, daar heeft hij een punt. Bij de energiebelasting is echter van begin af aan zo'n belastingvrij voetje geïntroduceerd, bij de leidingwaterbelasting heeft die er nooit in gezeten. Je zou dat systeem kunnen aanpassen maar in het wetgevingsoverleg heb ik al aangegeven daar geen voorstander van te zijn. Er is geen aanleiding voor. Het zorgt ervoor dat grote gezinnen fors meer moeten gaan betalen dan voorzien in het oorspronkelijke voorstel, terwijl de besparing voor de kleinere gebruiker minimaal is. In elk geval bij de partijen die het begrotingsakkoord hebben gesloten en deze belasting nu juist hebben willen verhogen, zou een dergelijk alternatief niet in goede aarde vallen.

De heer Klein (50PLUS):

De leidingwaterbelasting was een idee dat is ontstaan vanuit de vergroening. Door het water iets duurder te maken worden mensen gestimuleerd minder water te gebruiken. Ik heb eerder de staatssecretaris voorgelegd dat het eigenlijk onmogelijk is dat te doen ten aanzien van de zwembaden. Je kunt namelijk niet minder water in zwembaden doen. Is de staatssecretaris bereid voor die zwembaden een uitzondering te maken?

Staatssecretaris Weekers:

Ik ga geen uitzonderingssituaties regelen. We hebben al een degressief tarief voorgesteld zodat grootgebruikers over de extra liters minder leidingwaterbelasting betalen. Een beheerder van een zwembad kan er wellicht voor kiezen om het water wat langer zelf te zuiveren of te laten zuiveren als dat voordeliger is, maar ik ga geen uitzonderingen maken. Als een bepaalde belasting wordt verhoogd op een bepaald goed en je dat goed veel gebruikt, dan heb je te maken met een lastenverhoging. Mooier kan ik dat niet maken.

De heer Klein (50PLUS):

Het is volkomen helder dat er in dit verhaal helemaal geen vergoeding of wat dan ook plaatsvindt, maar dat het een ordinaire belastingverhoging is. En in dit verband zullen de zwembadtarieven omhooggaan, omdat de kosten voor de zwembaden omhooggaan. Heel simpel, maar dat is de consequentie; je hebt winnaars en verliezers. Het is een fiscaal gokpaleis. Dat hebben we al eerder geconstateerd.

Staatssecretaris Weekers:

Belastingen zorgen er altijd voor dat mensen in hun portemonnee worden geraakt. Ik zou ook liever de belastingen verlagen, zo zeg ik tegen de heer Klein, maar dan zul je wel de economische en budgettaire omstandigheden mee moeten hebben. Wij zitten nu eenmaal in de situatie dat wij elk jaar 20 miljard meer uitgeven dan er binnenkomt. Wij zullen de tering naar de nering moeten zetten. Voor een deel zal dat moeten door fors te bezuinigen. Daar hebben mensen last van. Mensen hebben er ook last van als de uitkeringen of de toeslagen minder worden. Mensen hebben er ook last van als bepaalde belastingen worden verhoogd. Dat is nu eenmaal niet anders.

Ik vind het erg goedkoop van de heer Klein dat hij voortdurend belicht waar de belastingen omhooggaan, terwijl hij zelf op geen enkele wijze alternatieven aandraagt, met uitzondering van het schrappen van de giftenaftrek. Ik waardeer het zeer in de partijen die het begrotingsakkoord hebben gesloten, mevrouw Schouten voorop, samen met de heer Koolmees en de heer Dijkgraaf, dat zij ervoor hebben gekozen om vanuit niet-regeringsdeelname te tekenen voor maatregelen waar mensen last van hebben en waar hun achterban ook last van heeft. Dat waardeer ik zeer.

De voorzitter:

U sprak de heer Klein direct aan. Daarom geef ik hem de kans om kort te reageren.

De heer Klein (50PLUS):

Voor 50PLUS is het helder dat zij in de discussie over het begrotingstekort daadwerkelijk een aantal voorstellen heeft gedaan, waaronder het voorstel voor het schrappen van de giftenaftrek, om ervoor te zorgen dat er een dekking is. Mijn fractie heeft ook andere voorstellen gedaan. Die komen uiteraard in het hele traject terug. Wij praten dan niet slechts over de belastingen, maar over de totale overheidsfinanciën. 50PLUS is immers een verantwoordelijke partij en staat ervoor om dit op een goede manier te doen. Ik houd mij dus verre van de opmerking van de staatssecretaris.

Voor de maatregelen die nog moeten komen, hebben wij bij de algemene financiële beschouwingen aangegeven dat je, wil je nadenken over economisch herstel, ook moet praten over de overheidsschuld — hoe kan het saldo weer positief worden? — en zelfs over het aangaan van extra schulden. In het rapport van de Rabobank staat in dit verband dat je economisch herstel niet bevordert door extra zwaar te bezuinigen, maar door op een gegeven ogenblik de overheidsschuld een beetje te vergroten om daarmee de investeringen en de binnenlandse bestedingen te stimuleren. Dat is dus een andere visie op de economie.

Staatssecretaris Weekers:

Voorzitter, ik neem aan dat u mij niet toestaat om hierop te reageren, want dan zouden wij de financiële beschouwingen overdoen. In de keuzes over het Belastingplan staat het de heer Klein uiteraard vrij om de verhoging voor het leidingwater te vervangen door bijvoorbeeld het schrappen van de giftenaftrek. Dat is wel een deugdelijke dekking. Dan is het aan de heer Klein om daarvoor een Kamermeerderheid te vinden.

Ik kom bij het blokje "lokaal duurzaam opgewekte energie". Hierover zijn verschillende vragen gesteld, voornamelijk om het bereik van de regeling te verruimen of te versoepelen. De regeling is opgenomen in het regeerakkoord en uitgewerkt in het energieakkoord. Over het energieakkoord en de daarin opgenomen regeling voor lokaal duurzaam opgewekte energie is lang en uitvoerig onderhandeld. De in het Belastingplan 2014 opgenomen regeling wijkt niet af van het energieakkoord. Ik zeg met nadruk dat ik begrip heb voor de meeste wensen die in de Kamer zijn geuit. Een aantal van die wensen vind ook ik sympathiek. Kunnen wij huurders hiervan ook laten profiteren? Kunnen wij kleine ondernemers hiervan laten profiteren? Zou je niet ook alternatieve financieringsvormen moeten accepteren? Kun je de postcoderoos niet iets anders invullen? Voor die laatste vraag kijk ik naar mevrouw Schouten. Ik heb begrip voor die vragen. Op zichzelf sta ik sympathiek tegenover sommige van die onderdelen. Ik ben er echter erg terughoudend mee om nu al af te wijken van de uitwerking van het energieakkoord. Ik zal vertellen waarom. Tijdens de gesprekken over het energieakkoord zijn deze dingen allemaal aan de orde gekomen. Bij de huurders en de ondernemers speelt het vraagstuk van de Europeesrechtelijke staatssteun een rol. Als ik deze groepen nu in de regeling trek, ben ik bang dat ik als gevolg van het optreden van Brussel de hele regeling onderuit moet halen en dat er onzekerheid zal ontstaan over de vraag of de regeling juridisch houdbaar is. Dat zou jammer zijn voor degenen die deze regeling jarenlang hebben bepleit. Tegen deze mensen zeg ik: laten we starten met een regeling die in elk geval Europeesrechtelijk haalbaar is. Dan kijk ik met name de heer Van Ojik aan, maar ook de heer Groot en mevrouw Schouten. Misschien geldt dit in mindere mate ook voor de heer Koolmees. Laten we voortvarend studies doen naar de vraag of de genoemde groepen er op een of andere manier bij te betrekken zijn. Laten we ervoor zorgen dat we die studies voor de zomer hebben afgerond. Dan kunnen we dit ordentelijk regelen.

Er speelt nog een ander aspect. Als je de gebieden of het aantal gebruikers fors gaat vergroten, hangt daar een budgettair plaatje aan vast. In het energieakkoord is afgesproken dat, mochten die groepen worden uitgebreid, dit moet leiden tot een verhoging van het energiebelastingtarief in de eerste schijf. Ik vind dat we hier echt wat meer zicht op moeten hebben. Hiermee zeg je namelijk dat meer mensen van deze nieuwe aantrekkelijke regeling gebruik moeten kunnen maken en dat de rekening wordt neergelegd bij een aantal andere gezinnen. Dan gaat het om mensen die niet de luxe hebben om zich aan te sluiten bij zo'n lokaal project. Ik vind dus dat we een en ander wel goed moeten afwegen. Ik sta ervoor open, maar ik wil wel dat het goed wordt gedocumenteerd. Daar zullen onze ministeries voor zorgen. Ik hoop dat we met elkaar ergens rond de zomer de zaak verder kunnen afwegen en kunnen bekijken of we voor 2015 verdere stappen kunnen zetten.

De heer Van Ojik (GroenLinks):

Ik dank de staatssecretaris voor deze reactie. Ik was inderdaad een van degenen die heeft gezegd dat er bijna sprake zou zijn van een zekere rechtsongelijkheid als huurders en kopers bijvoorbeeld samen een appartementencomplex bewonen. Het gebeurt nogal eens dat huurders en kopers samen het totale complex bewonen. Het zou toch wel vreemd zijn als de ene groep dan wel van een collectief opwekproject kan profiteren en de andere groep niet. Als je dat toetst aan Europees recht, zou kunnen blijken dat je juist niet dat onderscheid mag maken, zeg ik tegen de staatssecretaris. Maar ik waardeer zijn inzet zeer als hij zegt dat hij het er in beginsel wel mee eens is. Zo vertaal ik het een beetje. Er moet alleen worden bekeken of het niet op problemen stuit, en dan met name in Brussel. Ik wacht dus heel graag dat onderzoek af. Er zit uiteraard een budgettaire component aan. Ik heb de staatssecretaris horen zeggen dat hij bereid is om te bekijken of een en ander bijvoorbeeld door de eerste schijf van de energiebelasting kan worden gedekt. Dat is met alle belastingen zo. Ik citeer de staatssecretaris …

De voorzitter:

U moet een vraag stellen.

De heer Van Ojik (GroenLinks):

Ik heb op dit punt een aantal amendementen ingediend. De staatssecretaris heeft een aantal toezeggingen op dit gebied gedaan. Ik wilde zeggen dat ik dat op prijs stel en dat ik ervan uitga dat hij met positieve intentie deze zaken voorlegt aan Brussel. Dan denk ik dat we daar wel uit zullen komen. Ik heb dus geen vraag.

De voorzitter:

Hartelijk dank voor deze opmerking.

Staatssecretaris Weekers:

Ik waardeer de bijdrage van de heer Van Ojik zeer. Ik denk dat we op deze wijze goed tot elkaar kunnen komen en ervoor kunnen zorgen dat er goede initiatieven van de grond komen. Er is gevraagd of wij mogelijkheden zien om een en ander straks ordentelijk uit te breiden naar andere groepen, die daar ook van moeten kunnen profiteren. Laat daar geen misverstand over bestaan. Dat vind ik zelf ook. Zodra dat kan, gaan we dat regelen, mits het goed budgettair inpasbaar is.

Voorzitter. De heer Van Ojik heeft vragen gesteld over het direct juridisch eigendom en het economische eigendom. Uitbreiding zou de deur openen voor constructies waarbij de elektriciteit in wezen wordt opgewekt door een verlengstuk van een energiebedrijf. Stel dat een energiebedrijf zegt: voor het geval er allerlei lokale initiatieven ontstaan, hebben we toch nog ergens een windmolentje staan; dat labelen we dan wel om, we zetten het in een aparte bv en mensen kunnen zich daarbij aansluiten. Dat is volgens mij niet de intentie geweest van de initiatieven waarvoor de heer Van Ojik en zijn partij en de heer Groot en zijn partij zich al jaren druk maken.

De heer Van Ojik heeft ook gevraagd of huur en operational lease zijn toegestaan. Ik zeg toe dat ik dit meeneem in het onderzoek. Ik heb eerder aangegeven dat ik bereid ben om financial lease toe te staan, op voorwaarde dat de Belastingdienst een verhaalsobject heeft. Ik zal bezien of wij het uiteindelijk kunnen uitbreiden naar operational lease en huurconstructies en wat daarvan de effecten zijn. Misschien kunnen wij op dat punt tot elkaar komen.

De heer Van Ojik (GroenLinks):

Nu heb ik een vraag, voorzitter. Op dit punt heb ik gisteren verwezen naar de schriftelijke beantwoording door minister Kamp. Hij gaat eigenlijk iets verder dan de staatssecretaris, want hij zegt dat het niet van belang is wie de eigenaar is van de installatie. De uitzondering kan derhalve ook van toepassing zijn als de verbruiker de installatie huurt of least. Ik heb gisteren verwezen naar de bron. Ik dacht dus een verschil te constateren tussen wat de staatssecretaris in eerste instantie zei en nu weer zegt en datgene wat de minister van Economische Zaken zei. Heb ik dat goed begrepen en zo ja, kunnen wij dan de lijn van minister Kamp volgen?

Staatssecretaris Weekers:

De opmerkingen van collega Kamp sloegen niet op de lokaal duurzaam opgewekte energie, maar op datgene wat thans al mogelijk is, namelijk de zelfopwekking achter de meter. De opmerkingen van collega Kamp golden voor iemand die zonnecellen op het dak heeft staan en een en ander via zijn eigen meter laat lopen. Die slimme meters lopen dan ook nog eens terug. Diens opmerkingen golden niet voor en sloegen niet op datgene waarover wij hier vandaag spreken. Daar moet het misverstand in zitten.

Mevrouw Schouten vroeg of in geval van een snel akkoord uit Brussel de regeling al eerder uitgebreid zou kunnen worden. Als ik ergens duidelijkheid over heb uit Brussel, over zaken die kunnen, en het binnen het budgettaire beslag past dat ik beschikbaar heb, dan wil ik graag bezien of ik meer mogelijk kan maken, binnen de beleidsvrijheid die ik heb. Dan zal er natuurlijk eerst een gesprek met de Kamer plaatsvinden, maar dat zijn wat mij betreft de randvoorwaarden. Als ik een verruiming van de groep zou toestaan en daarmee de budgettaire grenzen zou overschrijden die thans in de boeken staan, dan zou ik daarvoor uiteindelijk dekking moeten krijgen, waarvoor ik bijvoorbeeld een andere belasting zou moeten verhogen. De Kamer zal begrijpen dat dit laatste pas kan bij het Belastingplan.

Mevrouw Schouten (ChristenUnie):

Ik dank de staatssecretaris voor het antwoord. Volgens mij kunnen wij een praktische oplossing bieden, door in ieder geval te stellen dat, op het moment dat er duidelijkheid is, de Kamer daarover meteen wordt geïnformeerd. Dan vragen wij een voorstel vanuit het ministerie, waarover wij dan een debat kunnen houden. Als wij zo'n procedureafspraak maken, denk ik dat wij er in ieder geval zeker van zijn dat wij zelf de vinger aan de pols houden.

Staatssecretaris Weekers:

Ik ben zeer in voor een dergelijke procedureafspraak. Die wil ik graag maken met de Kamer.

De heer Groot (PvdA):

Als het van Brussel kan, horen wij die voorstellen graag, ook als het buiten de budgettaire kaders gaat. Dan kan de Kamer er nog altijd over discussiëren hoe zij dat eventueel wil dekken. Laat het de staatssecretaris niet bij voorbaat weerhouden, als het buiten de budgettaire kaders zou lopen.

Staatssecretaris Weekers:

Het spreekt voor zich dat, op het moment dat het onderzoek is afgerond en wij dat van conclusies kunnen voorzien, wij dat in de volle breedte met de Kamer kunnen bespreken. Als het kabinet zegt dat uitbreiding mogelijk is, maar er geen budgettaire ruimte voor ziet, is het uiteindelijk aan uw Kamer om te zeggen: wij kijken er anders tegenaan, wij helpen u met een oplossing; geef maar minder uit aan iets anders of los het op de een of andere manier op in het Belastingplan 2015. Wat mij betreft, is er op dat moment een open discussie met de Kamer.

Ik ga door naar de stamrechten en box 2. De heer Bashir vraagt of het laten vrijvallen van stamrechten en het tijdelijk verlagen van het tarief in box 2 verstandig financieel beleid is. Met beide maatregelen wordt zogenoemd beklemd vermogen vrijgemaakt, waardoor toekomstige belastinginkomsten naar voren worden gehaald. Dat is positief voor het EMU-saldo op korte termijn. Tegelijkertijd wordt vermogen vrijgemaakt om te consumeren, te sparen of te gebruiken voor de afbouw van schulden. Dat zijn uiteindelijk ook allemaal positieve impulsen aan de economie. Daarom is het eveneens goed voor het EMU-saldo. De derving in latere jaren is gedekt met andere maatregelen. Met beide maatregelen is er niet alleen sprake van verantwoord beleid, maar ook sprake van verstandig beleid.

De heer Omtzigt vraagt waarom in 2007 een derving werd geraamd als gevolg van een tijdelijke verlaging van het tarief in box 2 en nu een opbrengst in 2014. Bij de maatregelen waarbij substantiële gedragseffecten optreden, rekent het kabinet die tot de opbrengst van de maatregel, zodat het budgettaire effect een goede indicatie geeft van de maatregel. In 2007 was bij de raming geen substantieel gedragseffect voorondersteld. De praktijk leerde echter dat er maar liefst 10 miljard meer werd uitgekeerd dan mocht worden verwacht zonder de tariefsverlaging. Daarom is bij de tariefsverlaging in 2014 wel met het gedragseffect rekening gehouden. Overigens stuurt het kabinet net als het vorige kabinet meer op saldo — dat weet de heer Omtzigt ook — dan de kabinetten ervoor, mede vanwege de vangrail van 3%. Daarom is nu ook de kasreeks inzichtelijk gemaakt met het effect op het EMU-saldo. In de tijd dat wij nog niet op saldo hoefden te sturen, waren de kaseffecten niet relevant, maar werd er gekeken naar de netto contante waarde en werden de kosten zo inzichtelijk gemaakt.

De heer Omtzigt vraagt waarom het kabinet rekening houdt met een hoge opbrengst van de maatregel bij stamrecht-bv's, terwijl fiscalisten aangeven dat er bijna geen stamrecht-bv is die op basis van zijn commerciële waarde zou kunnen afkopen. Bij de raming van het budgettaire effect van de 80%-regeling is gekeken naar het vermogen in stamrecht-bv's en de stamrechten in de vorm van banksparen. Een aantal stamrecht-bv's heeft te weinig vermogen om te kunnen afkopen. Die signalen heeft de heer Omtzigt ook gehoord. Voor deze stamrecht-bv's is in de raming dan ook geen budgettair effect opgenomen.

Mevrouw Schouten, de heer Klein en de heer Koolmees vragen of de afbakening van het overgangsrecht stamrechtvrijstelling ook geldt voor de bankspaarvariant. Dat is het geval. Het geldt voor alle vormen van stamrechten.

De heer Omtzigt gaf nog aan dat hij geen antwoord heeft gekregen op zijn vragen over stamrechtvrijstelling en grensarbeiders. Ik meen deze vragen wel te hebben beantwoord, namelijk in mijn brief van 31 oktober jl.

Mevrouw Schouten en de heer Klein hebben gevraagd of het voor de toepassing van het overgangsrecht bij stamrechten van belang is wanneer het geld wordt overgemaakt. Daarop is het antwoord nee. Om van het overgangsrecht gebruik te kunnen maken, zijn er geen eisen gesteld aan het overmaken van de vergoeding. Niet de datum van overmaken, maar de ontslagdatum is relevant. Het is gebruikelijk om de vergoeding voor gederfd of te derven loon over te maken ten tijde van het ontslag van de werknemer, maar eerder of later kan ook. Daarom zijn er geen eisen gesteld aan het moment van overmaking van de vergoeding. Dit moeten we overigens niet verwarren met de eisen die ik heb gesteld aan het tijdstip waarop geld moet zijn overgemaakt om nog van de 80%-regeling gebruik te kunnen maken. Daarvoor geldt de datum van 15 november 2013. Zojuist had ik het dus echter over de discussie over het overgangsrecht als mensen niet kiezen voor de 80%-regeling. Deze mensen is dus eigenlijk al ontslag aangezegd, maar dat manifesteert zich bij hen net niet voor 1 januari 2014, maar daarna. Daarover hadden we het in het kader van het overgangsrecht.

Mevrouw Schouten heeft gevraagd om heldere communicatie over het overgangsrecht. Die is zeer belangrijk. Ook naar mij worden natuurlijk regelmatig e-mails gestuurd, net als naar de Kamerleden. Daarin vragen mensen zich af of zij wel of niet onder het overgangsrecht vallen. Er zijn heel veel verschillende situaties te onderkennen. Ik heb geprobeerd om het overgangsrecht heel ruim te maken, maar desondanks zullen er ook mensen zijn die er niet onder vallen. Ik heb hierover ook brandbrieven ontvangen. Die zullen moeten worden beantwoord en soms zullen we daarbij moeten schrijven dat men helaas niet onder het overgangsrecht valt. Wellicht kunnen deze mensen tussen nu en het einde van het jaar de afspraken met de werkgever nog nader specificeren, zodat ze alsnog onder het overgangsrecht komen te vallen. Daarom zal ik er, samen met het ministerie van SZW, voor zorgen dat onder andere op de website van de Belastingdienst en op belastingdienstpensioensite.nl de antwoorden op de veel gestelde vragen en de benodigde informatie komen te staan.

De heer Bashir (SP):

Stel, iemand heeft een beëindigingsovereenkomst van 26 april, terwijl de beëindiging zelf pas op 1 december plaatsvindt. Hij kan dus niet van de 80%-regeling gebruikmaken?

Staatssecretaris Weekers:

De heer Bashir heeft het over 26 april?

De heer Bashir (SP):

Ja. Stel dus dat er op 26 april van dit jaar een overeenkomst is gesloten om het contract te beëindigen per 1 december van dit jaar. Op 1 december zal dus het ontslag en de uitbetaling van de ontslagvergoeding plaatsvinden. Kan die persoon gebruikmaken van de 80%-regeling?

Staatssecretaris Weekers:

Nee, dat kan hij niet. Daarvoor heb ik welbewust gekozen en daarover hebben we uitvoerig in het wetgevingsoverleg gesproken. We willen namelijk anticipatie-effecten uitsluiten. Mensen hebben tot 15 november mogelijkheden. Ze hebben dus, als ik goed reken, nog twee dagen de tijd. Als het voor die tijd echt is geregeld en het geld is overgemaakt, kunnen ze gebruikmaken van de 80%-regeling, en anders niet. Ik vind dit, in alle eerlijkheid, een heel billijke regeling. Mensen die na 1 januari het geld krijgen, kunnen ook geen gebruikmaken van de 80%-regeling. Mensen die hun ontslag pas begin volgend jaar aangezegd krijgen, kunnen überhaupt geen stamrecht meer afsluiten. Zo is het dus volgens mij getrapt, heel ordentelijk en netjes geregeld.

De heer Bashir (SP):

Ik vind niet dat er in het voorbeeld dat ik zojuist noemde, wordt geanticipeerd. De persoon over wie ik sprak, heeft op 26 april zijn contract laten beëindigen, maar de beëindiging zelf vindt pas in december plaats. Deze persoon wist in april zeker niet dat deze maatregel er zou komen. Er kan dus geen sprake zijn van anticiperen. Bovendien wil de staatssecretaris met deze maatregel de economie aanzwengelen, dat zegt hij althans. Dan zou je zeggen: laat deze mensen ook onder de regeling vallen, zodat zij ook kunnen profiteren van de maatregel en tegelijkertijd de economie kunnen stimuleren.

Staatssecretaris Weekers:

Nee, daar voel ik echt niets voor. Met de 80%-maatregel beogen we om geld te ontklemmen dat op dit moment beklemd is in een stamrecht-bv of in een stamrechtbankspaarproduct. Het is niet de bedoeling om mensen die nog voor het einde van dit jaar veel geld in de vorm van een grote ontslagvergoeding krijgen, de mogelijkheid te bieden om dat geld eerst te parkeren in een bv — zij moeten daarvoor dus een bepaalde constructie opzetten — om het vervolgens binnen enkele maanden weer te ontklemmen tegen een buitengewoon gunstig belastingtarief. Dat lijkt mij niet verstandig. Wij hebben eerdere ervaringen met allerlei anticipatie-effecten. Ik houd er niet van dat er, vlak voordat een gunstiger regeling aanvangt, nog allerlei constructies worden opgetuigd om daar gebruik van te kunnen maken. Dus wat mij betreft is 15 november 15 november.

Mevrouw Schouten (ChristenUnie):

Ik vroeg mij even af of het blokje stamrecht hiermee afgerond is.

Staatssecretaris Weekers:

Nee.

Mevrouw Schouten (ChristenUnie):

Dan wacht ik nog heel even op een aantal antwoorden.

Staatssecretaris Weekers:

Mevrouw Schouten had inderdaad nog een paar heel concrete vragen gesteld en ik zou haar heel goed willen bedienen.

Mevrouw Schouten en de heer Omtzigt hebben gevraagd waarom bij de afbakening van het overgangsrecht als voorwaarde wordt gesteld toekenning van een aanspraak op periodieke uitkering. Om in aanmerking te komen voor een vrijgestelde stamrechtaanspraak dient een recht op periodieke uitkering te worden toegekend in de zin van de Wet op de loonbelasting. Dat is de officiële terminologie. Dat staat in artikel 11, eerste lid, onderdeel g. Deze toekenning van een periodieke uitkering dient opgenomen te zijn in de vaststellingsovereenkomst. Ook in de modelovereenkomst, die op de site van de Belastingdienst is te vinden, staat dat aangegeven. In de overeenkomst tussen werknemer en werkgever zal dus opgenomen dienen te worden dat het gaat om een recht op een periodieke uitkering, want zo is het ook in de wet opgenomen. Anders is er immers geen sprake van een vrijgestelde stamrechtaanspraak en wordt de vergoeding direct in de belastingheffing betrokken.

Mevrouw Schouten vraagt verder of voor toepassing van het overgangsrecht voor stamrecht als voorwaarde wordt gesteld dat de stamrecht-bv al is opgericht. Dat is niet het geval. Wel dient voldaan te worden aan de voorwaarden die ik bij het wetgevingsoverleg van 4 november en in mijn brief van 8 november uiteen heb gezet. Zoals ik ook zojuist heb aangegeven in het debatje met de heer Bashir is er bij elke grens sprake van grensgevallen. Maar omdat wij de voorwaarden tijdig duidelijk maken, kunnen mensen die in een ontslagprocedure zitten, daar geen gebruik van maken. Dat geldt ook voor mensen over wie ik zojuist sprak en over wie ik zelf ook brandbrieven heb gekregen. Ik heb het over situaties waarin mensen die op dit moment nog in een outplacementtraject zitten, globale afspraken hebben gemaakt. Als dat outplacementtraject niet mocht lukken en ze uiterlijk 1 juli volgend jaar met ontslag gaan, dan is de ontslagvergoeding nog niet goed bepaald. Die mensen kunnen daar geen gebruik van maken. Zij zullen dan toch echt nadere afspraken moeten maken met hun werkgever.

Ik ben er vast van overtuigd dat mensen met de informatie die wij zullen verschaffen op de website van de Belastingdienst en via Sociale Zaken, en met behulp van een adviseur, hun werkgever, de vakbond en hun advocaat tussen nu en 31 december de zaak zodanig kunnen specificeren dat ze er wel onder vallen. Ik ben er ook vast van overtuigd dat ze, als ze uiteindelijk niet aan de voorwaarden kunnen voldoen, dat tijdig hadden kunnen weten. De aanspraak moet in elk geval op 31 december van dit jaar voldoende bepaald of bepaalbaar zijn. Dus de overeenkomst moet voor die datum zijn getekend. En het bedrag moet vaststaan, maar hoeft dus nog niet te zijn overgemaakt. De ontslagdatum moet in 2013 bekend zijn, maar die hoeft niet noodzakelijkerwijs in 2013 te liggen. Die mag ook uiterlijk in de eerste helft van 2014 liggen.

Voorzitter, met uw welnemen ga ik verder met de oldtimers.

De voorzitter:

Mevrouw Schouten was toch nog niet helemaal tevreden.

Mevrouw Schouten (ChristenUnie):

Nou voorzitter, wij komen een heel eind.

De staatssecretaris heeft inderdaad al heel veel vragen beantwoord, maar ik heb nog een vraag over de periodieke uitkeringen. De staatssecretaris verwijst daarbij naar artikel 11, eerste lid, onderdeel g. Hij zegt dat de werkgever moet aangeven dat daar een aanspraak op gaat ontstaan, maar mij bereiken berichten dat dat in de praktijk eigenlijk nooit voorkomt. Werkgevers geven een dergelijke toezegging niet af. Hoe realistisch is het dan om te veronderstellen dat dit werkt voor de mensen voor wie wij dit willen regelen?

Staatssecretaris Weekers:

Ik ben gehouden aan de wet. Ik ga ervan uit dat de wet wordt uitgevoerd. Ik ben zeer benieuwd naar de concrete signalen die mevrouw Schouten heeft. Als zij mij die na afloop van het debat kan meegeven, wil ik daar vanavond en morgen graag naar kijken en die, zo nodig, voor de stemmingen van een antwoord voorzien, want dat luistert nauw. Ik neem daar dus graag kennis van.

Mevrouw Schouten (ChristenUnie):

Oké, ik zal de praktijksignalen doorgeven aan de staatssecretaris. Ik hoop dat hij daarop inderdaad schriftelijk nader kan ingaan.

De voorzitter:

Misschien kunnen wij die dan ook verspreiden onder de andere deelnemers aan het debat. Hartelijk dank.

De heer Omtzigt (CDA):

Het lijkt mij goed als ze aan de officiële stukken worden toegevoegd, omdat ze bij overeenkomsten van belang kunnen zijn.

De voorzitter:

Dat gaan we doen.

Staatssecretaris Weekers:

Uitstekend. Ik heb al eerder gezegd dat het heel nauw luistert bij dit thema. Het kan langdurig grote gevolgen hebben voor mensen. Er moet dus duidelijkheid over bestaan.

De heren Van Vliet, Omtzigt, Bashir en Klein hebben diverse vragen gesteld over oldtimers. Ik ga niet herhalen hoe de hele oldtimerregeling tot stand is gekomen. Ook zal ik niet de parlementaire geschiedenis van de afgelopen jaren herhalen. Ik beperk mij even tot de kern van enkele opmerkingen die zijn gemaakt. Ik begrijp dat sommige leden vragen hebben gesteld over de overgangsregeling voor oldtimers op diesel en lpg vanaf 26 jaar oud, want het is heel zuur als je een diesel hebt van die leeftijd. De voorzitter van gisteravond is zo'n belastingplichtige. Als je een benzineauto hebt, scheelt dat toch in de portemonnee. Ik heb de Kamer al eerder aangegeven dat als je oldtimers op diesel en lpg in de overgangsregeling zou betrekken, het budgettaire prijskaartje daarvan 76 miljoen is.

De heer Omtzigt heeft heel concreet gevraagd naar een jaar uitstel van de invoering. Zonder rekening te houden met gedragseffecten, kost dat ruwweg 123 miljoen in 2014. In het Belastingplan is een alternatief opgenomen. Dat is de uitkomst van het uitvoerige overleg met de vertegenwoordigers van de oldtimerbranche op basis van de guidance die de Kamer aan mij had meegegeven. Ik had een taakstelling in het regeerakkoord. De Kamer had al met mij afgesproken dat wij het rijdend cultureel erfgoed zouden ontzien. Tegelijkertijd heeft de Kamer aangegeven dat dit geen heel grote bressen mag slaan in het financiële plaatje en dat de regeling om en nabij de 20 miljoen gezocht moest worden. Dat hebben wij uiteindelijk gedaan.

De heer Omtzigt had het over het dagenkaartsysteem. Dit is een van de alternatieven geweest die uitvoerig aan de orde is geweest. Ik heb het zelf ook een aantal keren genoemd, maar de vijf koepelorganisaties hebben daar uiteindelijk niet voor gekozen. Gegeven de omstandigheden en de randvoorwaarden bestaat er behoorlijk wat draagvlak voor de regeling zoals die thans in het wetsvoorstel staat. Voor de handhaving van de regeling heb ik de RDW niet nodig. Wel heb ik aangegeven dat wij in het eerste jaar, 2014 dus, niet in januari en februari zullen bekijken of deze auto's op de weg staan. Daarop doelde de heer Omtzigt volgens mij gister. Deze mensen hebben dus pakweg een jaar de tijd om onderdak te vinden voor de auto buiten de openbare weg. Daarmee kom ik de heer Bashir en de heer Omtzigt, die daarover eerder ook vragen stelde, misschien een groot stuk tegemoet.

De heer Klein heeft de cijfermatige onderbouwing van de oldtimerregeling in twijfel getrokken en verwees hierbij naar de aangedragen argumenten van de stichting Oldtimerbelangen. Deze stichting heeft zowel de onderbouwing van het Planbureau voor de Leefomgeving, het ministerie van Financiën en het ministerie van Infrastructuur en Milieu als de cijfers van het Centraal Planbureau en het CBS in twijfel getrokken. Eerder, tijdens het vragenuurtje, heb ik de Kamer aangegeven dat ik aan TNO opdracht had gegeven om alle cijfers en feiten nog eens even op een rijtje te zetten. De Kamer heeft die stukken inmiddels ontvangen. Uit de cijfers van TNO blijkt dat de voorgestelde maatregelen effectief zijn.

De heer Omtzigt heeft de aanpak van fraude met buitenlandse kentekens gesteund. Dank daarvoor. Hij merkt daarbij op dat een en ander staat of valt met controle en goede voorlichting. Ik ben dat met hem eens. Daarom is op de websites al informatie beschikbaar in verschillende talen, waaronder het Pools. De Belastingdienst zal nieuw ingeschrevenen in het GBA actief benaderen. Daarnaast zal de Belastingdienst het toezicht intensiveren. De niet-compliante groep zal merken dat blijven rondrijden zonder belasting te betalen, ook al — dat punt maakte de heer Omtzigt gisteren — staat de auto op naam van iemand die in Polen is ingeschreven, onaangename gevolgen heeft.

De heer Omtzigt (CDA):

Dank voor dat laatste, maar ik wil nog even terug naar de oldtimers. De staatssecretaris geeft aan dat de hele maatregel uitstellen 123 miljoen kost. Het probleem zit hem in de groep diesel- en lpg-auto's van tussen de 30 en 40 jaar oud. We snappen waarom de maatregel voor auto's van 25 tot 30 jaar oud er is. Het komt ook doordat de RDW niet klaar is. Daardoor kan er in januari en februari helemaal niet worden gehandhaafd. Er is namelijk niet eens verwerkt wie onder de regeling valt en wie niet. Ik heb een dubbele vraag. De eerste vraag is: als voor die groep een jaar lang naar beter overgangsrecht wordt gezocht en de maatregel ondertussen niet wordt toegepast of bijvoorbeeld een kwarttarief of iets dergelijks wordt geheven, wat is daarvan dan de budgettaire consequentie? De tweede vraag is: heeft bij de RDW een uitvoeringstoets plaatsgevonden voor wat er nu is gebeurd en, zo ja, kan die met de Kamer worden gedeeld?

Staatssecretaris Weekers:

De RDW is er in het begin bij betrokken geweest, zeker toen we hebben gesproken over een mogelijke dagenkaart. Ik had daar wat ideeën over. Je zou dat namelijk ook via een app of iets dergelijks kunnen introduceren. Dat was voor de RDW buitengewoon lastig uit te voeren op korte termijn. Daarover heb ik destijds toetsen gezien. Dat was ergens in het eerste kwartaal van dit jaar, nog voordat ik de brief aan de Kamer heb gestuurd. De Belastingdienst voert de huidige regeling uit en handhaaft haar. De Belastingdienst zal dus controleren op de auto's die op de weg staan.

Het budgettaire beslag van de overgangsregeling voor diesel- en lpg-oldtimers vanaf 26 jaar bedraagt 76 miljoen. Ik heb dat zojuist al aangegeven. Als je die regeling een jaar zou uitstellen, als je deze auto's nog een jaar op de weg laat staan, dan kost dat volgend jaar volgens onze ramers dus 76 miljoen. Ik heb even niet paraat wat het kost als je bij deze groep een verlaagd tarief heft. Volgens mij heb ik dat eerder in de stukken aangegeven. Zo nodig kan ik nog tijdens de schorsing voor de tweede termijn of anders in de tweede termijn de vindplaats aangeven, want ik heb van dit soort alternatieven exact aangegeven wat die gaan kosten.

De heer Omtzigt (CDA):

Dat stel ik zeer op prijs. Het gaat me om de auto's vanaf 30 jaar. De bulk zat in de groep auto's van 25 tot 30 jaar oud. Dat was ook de groep die de staatssecretaris wilde raken. We hebben het daar gisteren ook over gehad. Je kunt de groep van auto's tussen de 30 en 40 jaar oud onmiddellijk onder het kwarttarief brengen. Ze hoeven dus niet van belasting vrijgesteld te worden — dat zeg ik er onmiddellijk bij — net zoals de benzineauto's daar niet van vrijgesteld zijn. Ondertussen kun je dan kijken naar een betere regeling, inclusief de gedragseffecten. Als de staatssecretaris hier zegt dat we de volle mep gaan heffen, dan zal hij zien dat de wat grotere dieselauto's, waaronder ook kleine vrachtwagens van het leger en zo, niet zullen worden ingeschreven. In plaats van belasting zal de staatssecretaris dan helemaal niks ophalen. Het moet dus inclusief gedragseffecten. Die zullen majeur zijn. De staatssecretaris heeft gezegd: die mag u dan meerekenen bij de box 2-heffing. Daarvan wil ik een inschatting hebben, want dan kunnen we bekijken of het voor het specifieke probleem — voor benzine is het gewoon netjes opgelost — volgend jaar kan worden opgelost.

Staatssecretaris Weekers:

Ik heb intussen even de schriftelijke stukken erbij gepakt. In mijn schriftelijke antwoorden van 31 oktober op vragen uit het wetgevingsoverleg staat op pagina 19 precies beschreven wat het kost. Het is een lijvig stuk, want het waren 59 pagina's. Je gaat dan niet vanaf 26 jaar tellen maar vanaf 30 jaar, zoals de heer Omtzigt zojuist vroeg. Daarover heb ik dus op 31 oktober geschreven: "Als deze wordt vormgegeven door een kwart-tarief voor diesel- en LPG-oldtimers tussen de 30 en de 40 jaar zijn de totale kosten van de overgangsregeling € 27 miljoen. Indien ook voor deze categorie een maximum van € 120 wordt gehanteerd stijgen de kosten tot € 39 miljoen." Dit is conform de ramingen die altijd worden gehanteerd. De heer Omtzigt brengt daar nu een aantal gedragseffecten in, maar ik krijg van de ramers van Financiën geen ander getal dan het getal dat ik zojuist heb genoemd. Als ik een simpele of goedkopere oplossing had gehad om deze groep tegemoet te treden, had ik dat heel graag gedaan, maar ik heb dit geld niet beschikbaar. Ook heeft een meerderheid van de Kamer mij, ik meen in april, laten weten niet bereid te zijn om dat geld verder te zoeken. Als de heer Omtzigt dus nog mogelijkheden ziet om zijn collega's te overtuigen, kan hij tot de stemmingen nog een amendement indienen. Hier heeft hij het precieze kostenplaatje.

De voorzitter:

Heel kort, mijnheer Omtzigt.

De heer Omtzigt (CDA):

Deze berekening ken ik, maar die is exclusief de effecten. Veel bezitters van deze oldtimers zullen hun bezitting ofwel verkopen ofwel gedurende 365 dagen per jaar gaan stallen, en dan haalt de staatssecretaris helemaal niets op bij deze groep. Bij de groep van 25 tot 30 jaar haalt hij iets op, dat is helder, maar hier haalt hij niets op. Bij box 2, wanneer het hem uitkomt en het 1 miljard oplevert, bekijkt de staatssecretaris wel of er gedragseffecten zijn. Maar hierbij zijn er heel duidelijke gedragseffecten, net als bij de accijnzen, en worden die niet meegerekend. Ik vraag de staatssecretaris dus nog één keer: wilt u het doen? Doet hij het niet, dan kondig ik nu alvast aan dat ik over een jaar Kamervragen ga stellen: voor hoeveel van die auto's wordt nog belasting betaald omdat ze nog staan ingeschreven? Dan gaan we echt de proef op de som nemen.

Staatssecretaris Weekers:

Ik kan het niet mooier maken dan het is. Ik kan ook geen andere sommen presenteren dan de sommen die door de afdeling Analyse van het ministerie van Financiën worden gemaakt. De veronderstellingen die daarbij worden gehanteerd, zijn nu niet anders dan toen het CDA in het kabinet zat, dus de ramingen worden niet politiek gestuurd. Had ik als gevolg van bepaalde gedragseffecten de ramers ervan kunnen overtuigen dat we voor het tegemoetkomen van bepaalde groepen een goedkope oplossing konden vinden, dan had ik dat graag gedaan. Wat we uiteindelijk binnenhalen met deze belastingen, zal de praktijk moeten uitwijzen. Als mensen massaal afstand doen van hun auto en daarvoor geen andere auto in de plaats nemen waarvoor belasting betaald gaat worden, zullen we inderdaad een kleinere realisatie zien dan nu wordt geraamd. Ik zal mijn mensen dus alvast voorbereiden op de vragen die de heer Omtzigt volgend jaar gaat stellen. Zo ken ik de heer Omtzigt ook. Een goed Kamerlid stelt zulke vragen.

Wat betreft de legertrucks zou ik nog op één ding willen wijzen. Het gaat hierbij natuurlijk om echte liefhebbers. Mensen kunnen ook voor alternatieven kiezen. Als zo'n truck alleen de weg op gaat voor een specifiek evenement van bijvoorbeeld legertrucks, dan hebben we ook nog de evenementenregeling. Het gaat dan echt over een paar keer per jaar; maximaal vijf keer per jaar, geloof ik. Daar is dus in voorzien. Mochten er knelpunten zijn die ik in het kader van de evenementenregeling kan oplossen, dan doe ik dat natuurlijk graag. Als ik daar nog signalen over hoor, kan ik binnen die marges misschien nog wel iets doen. Als mensen toch graag de hele zomer in zo'n legertruck willen rijden, kunnen ze er ook voor kiezen om de auto voor drie kwartalen te schorsen, of voor mijn part voor elf maanden, en voor één maand te ontschorsen. Dan betalen ze voor één maand motorrijtuigenbelasting. Dat is nog altijd minder dan dat ze voor twaalf maanden betalen. Misschien komen ze dan in de buurt van de bedragen die de heer Omtzigt in zijn hoofd heeft.

De voorzitter:

Mijnheer Bashir, u hebt al drie keer geïnterrumpeerd. U kunt dus een technische of een procedurele vraag stellen, maar geen standaardinterruptie plegen.

De heer Bashir (SP):

Hebben wij een beperking van het aantal interrupties?

De voorzitter:

Ja, ik heb in begin drie interrupties voorgesteld. Ik kan u niet meer bieden.

Staatssecretaris Weekers:

Wat jammer, nou, voorzitter.

De voorzitter:

Dit is bijna uitlokking.

Staatssecretaris Weekers:

Ik ben blij dat de voorzitter de proceseconomie van dit debat in de gaten houdt.

Ik kom nu bij de overige fiscale maatregelen voor 2014. Het gaat daarbij met name over een tweetal de Kamer aangelegen onderwerpen, namelijk de anbi's en de Wet op de internationale bijstandsverlening bij de heffing van belastingen, de Wib. De heer Bashir vraagt naar de proportionaliteit in de integriteitsbepaling voor anbi's en naar mijn visie op het bij de strafrechter neerleggen van het afnemen van de anbi-status. De heren Groot en Koolmees en mevrouw Schouten vroegen ook daarnaar. Dit is bijna een herhaling van zetten, maar ik weet dat dit voor enkele leden van deze Kamer een aangelegen thema is. Het Wetboek van Strafrecht kent een beperkt aantal hoofdstraffen en bijkomende straffen. Het ontnemen van de anbi-status valt daar niet onder. Dat zou een nieuw fenomeen zijn in het Wetboek van Strafrecht. Als de Kamer vindt dat dit een bijkomende straf moet worden, moet het Wetboek van Strafrecht worden aangepast. Daarvoor zal mijn collega van Veiligheid en Justitie naar de Kamer geroepen moeten worden. Ik vind bovendien dat dit dan toch ten minste goed bekeken moet worden door de Raad van State. De bepaling dat de anbi-status kan worden ontnomen of wordt ontnomen bij bepaalde vormen van geweld en haatzaaien, staat al in de belastingwetgeving, namelijk per 2010. Toen is bewust niet voor de route langs de strafrechter gekozen. Men heeft toen ervoor gekozen om de anbi-status binnen het fiscale te houden. Het is ook niet de juiste weg om proportionaliteit via de strafrechter te introduceren. De proportionaliteit zit voor de strafrechter in de aard van het misdrijf. Is dat ernstig genoeg? Is veroordeling vervolgens op zijn plaats?

Ik zou graag een parallel willen trekken. Voor diverse functies in de samenleving is vereist dat er een verklaring omtrent het gedrag wordt overlegd. Strafrechtelijke veroordelingen komen aan bod in die verklaring. Voor de beoordeling van de vraag of iemand geschikt is voor een bepaalde functie of dat een bedrijf een bepaalde overheidsdienst mag beleveren, wordt aangesloten bij zo'n verklaring omtrent het gedrag. Dit gebeurt dus onder meer bij strafrechtelijke veroordelingen. Dat is hier in feite niet anders.

Fiscaal-rechtelijk is de proportionaliteitstoets vooral een vraag naar de consequentie die een strafrechtelijke veroordeling moet hebben voor de anbi-status. In zekere zin is het debat dat wij hierover voeren een discussie over proportionaliteit: wat is wel gepast en wat is niet proportioneel? Ik wijs erop dat een veroordeling niet direct leidt tot het verlies van de anbi-status, omdat de anbi zich kan distantiëren van de veroordeelde. Als de Kamer meer fiscale proportionaliteit in wil bouwen, staat haar dat vanzelfsprekend vrij. Het amendement van de heer Groot doet dat ook. Dat amendement bevat een aantal goede elementen, want het bereik van de bepaling is beter gedefinieerd dan in het wetsvoorstel, met name op de onderdelen die al sinds 2010 in de wet staan. Misdrijven waarvoor in de wet een maximumstraf van vier jaar is opgenomen en een aantal specifieke misdrijven worden naar het idee van de heer Groot onder de integriteitsbepaling gebracht. Ik wil er wel op wijzen dat de belastinginspecteur en de fiscale rechter geen toetsen dienen aan te leggen die wezensvreemd zijn aan de fiscaliteit. De heer Groot stelt voor dat de inspecteur toetst of sprake is van een gevaar voor herhaling en van een ernstige inbreuk op de rechtsorde. Met dit element van het amendement kan ik niet instemmen, want dan laat ik de inspecteur dingen toetsen waar hij niet de kennis, ervaring en competentie voor heeft. Als de heer Groot bereid is om het onderdeel van het gevaar op herhaling eruit te halen, dan kan ik het oordeel overlaten aan de Kamer. Sterker nog, dan kan ik het amendement omarmen. Dan vind ik het — eerlijk is eerlijk — beter dan de oorspronkelijke tekst van de wet aangevuld met de wetsvoorstellen die vandaag op tafel liggen.

De heer Groot (PvdA):

Ik dank de staatssecretaris voor deze reactie. Deze discussie lijkt heel goed te landen. Ik zal het amendement in deze zin aanpassen.

Staatssecretaris Weekers:

Dat stel ik zeer op prijs. Als het amendement in deze zin wordt aangepast, vind ik het echt een verbetering van de wet.

Ik kom op de Wib. De heer Omtzigt heeft gevraagd of een belastingplichtige kan worden geïnformeerd als er informatie over hem is verstrekt aan het buitenland. Ja, dat is het geval. Ik heb dat in het wetgevingsoverleg en ook schriftelijk toegezegd. Als een belastingplichtige constateert dat over hem mogelijk onjuiste informatie aan het buitenland is verstrekt, dan kan hij contact opnemen met de Nederlandse Belastingdienst en krijgt hij inzicht in de fiscaal relevante informatie die is verstrekt. Ik zal ervoor zorgen dat de procedure op de een of andere manier goed kenbaar wordt gemaakt op de site van de Belastingdienst. Als er vragen zijn, dan kunnen mensen de Belastingtelefoon bellen. Als de mensen van de Belastingtelefoon niet onmiddellijk antwoord kunnen geven, dan worden mensen binnen twee keer 24 uur teruggebeld door iemand die verstand van zaken heeft op dit heel specifieke terrein.

De heer Dijkgraaf heeft gevraagd wat de effecten op de arbeidsparticipatie zijn als het budget voor de kinderopvangtoeslag wordt gebruikt voor verlaging van het belastingtarief. Ook vraagt hij naar draaitabellen met het effect van belastingmaatregelen op arbeidsparticipatie. In totaal wordt 2,4 miljard uitgegeven aan kinderopvangtoeslag. Daarmee kunnen de tarieven in de inkomstenbelasting in alle schijven met circa 0,7% omlaag. Volgens het CPB is de kinderopvangtoeslag effectiever in het stimuleren van arbeidsaanbod en werkgelegenheid dan generieke lastenverlichting. Dat is een van de redenen waarom het kabinet niet kiest voor afschaffing van die toeslag.

De sleuteltabellen van de belastingen heb ik openbaar gemaakt, zodat niet alleen ik en de mensen van het ministerie ze kunnen bekijken. Welke opbrengst genereert het als je een klein beetje aan die of die belasting draait? Iedereen kan dat bekijken op de site van het ministerie. Voor de effecten van dit soort maatregelen op de arbeidsparticipatie zullen wij echt bij het Centraal Planbureau moeten zijn. Dat publiceert regelmatig modellen, de genoemde spoorboekjes van beleidsmaatregelen. De heer Dijkgraaf kent ze ongetwijfeld nog uit de tijd dat het verkiezingsprogramma werd opgesteld.

De heer Dijkgraaf (SGP):

Het mooie van die draaitabellen is dat je in twee A4'tjes een overzicht hebt van wat er financieel gebeurt. Natuurlijk heeft het CPB die informatie, maar zij is moeilijk toegankelijk. Je moet door alle mogelijke publicaties heen om die informatie te krijgen. Eigenlijk verzoek ik de staatssecretaris of dit op enigerlei wijze, à la de financiële draaitabellen, meer inzichtelijk kan worden gemaakt voor het moment dat wij gaan discussiëren over Van Dijkhuizen en de visie van het kabinet daarop.

Staatssecretaris Weekers:

Dat kan ik niet. Wat wel kan, is dat ik één of enkele scenario's aan het Centraal Planbureau voorleg en vraag om een doorrekening. Dat recht heeft de Kamer ook. Ik weet vanuit mijn eerdere verantwoordelijkheid toen ik Kamerlid was dat ook fracties het Centraal Planbureau kunnen vragen om bepaalde voorstellen door te rekenen. Dat doet het CPB liever in de loop van het jaar op een moment dat er niet aan het CEP, de MEV of de Miljoenennota wordt gewerkt. De SGP-fractie zou bijvoorbeeld uit de suggesties van de commissie-Dijkhuizen voor haar interessante bouwstenen kunnen halen om die aan het Centraal Planbureau voor te leggen met het verzoek die door te rekenen. Ik ben verder graag bereid om, wanneer het kabinet met zijn reactie komt op het rapport van Van Dijkhuizen, ook alternatieven van de Kamer door het CPB te laten doorrekenen op werkgelegenheidseffecten.

De heer Dijkgraaf (SGP):

Dat zijn in ieder geval mooie dingen.

Dat de staatssecretaris dat niet kan doen, snap ik. Dat was dan ook niet mijn verzoek. Ik verzocht de staatssecretaris om het CPB te verzoeken om die informatie voor de Kamer inzichtelijk te maken àl la de draaitabellen financieel. Ik verzoek de staatssecretaris nogmaals het CPB te verzoeken dat te doen. Het CPB moet dat toch zeker op de een of andere manier kunnen doen. Dat er gaten in zitten, snap ik ook wel. Maar ik weet ook dat het Centraal Planbureau met projecten bezig is, waarbij het een aantal van die zaken prima kan meenemen.

Staatssecretaris Weekers:

Ik kan het CPB natuurlijk vragen wat het kan en wil leveren en dat vervolgens de Kamer laten weten.

De voorzitter:

Dank u wel. Gaat u verder.

Staatssecretaris Weekers:

Voorzitter. De heer Van Ojik vroeg op welke termijn de herziening van de belastingverdragen met ontwikkelingslanden plaatsvindt c.q. wordt afgerond. Het kabinet heeft in reactie op het CEO- en het IBFD-rapport aangegeven dat met 23 ontwikkelingslanden contact zal worden opgenomen over het opnemen van antimisbruikbepalingen in de met die landen gesloten belastingverdragen. Het is overigens op dit moment gewoon een standaardonderdeel van de gesprekken met ontwikkelingslanden over het pakket dat we uiteindelijk willen bereiken. Ik heb deze lijn voor nieuwe belastingverdragen en te heronderhandelen belastingverdragen met ontwikkelingslanden overigens al ingezet in mijn Notitie Fiscaal Verdragsbeleid, een notitie die in januari 2011 aan de Kamer is voorgelegd. Ik vind het, zeker in het geval van ontwikkelingslanden, van belang dat er antimisbruikbepalingen in de belastingverdragen staan.

Het gaat in dit geval om een aantal landen waarmee we niet noodzakelijkerwijs opnieuw over het verdrag gaan onderhandelen. Dat is de reden waarom ik eerst wil bezien in welke categorie een bepaald land valt. Is er wellicht een aanpak op maat nodig? Landen worden dus afzonderlijk benaderd. We bekijken welke landen in aanmerking komen voor integrale heronderhandelingen en welke landen alleen maar een wijzigingsprotocol over antimisbruikbepalingen moet worden voorgelegd.

Er zijn ook landen waarmee op dit moment wordt onderhandeld over een nieuw verdrag of een wijzigingsprotocol. Ik denk dan bijvoorbeeld aan Indonesië, Malawi en Kenia. Verder is ook Ethiopië benaderd. In het bijzonder Indonesië hebben wij benaderd over antimisbruikbepalingen. Zambia is het volgende land. Vervolgens gaan we nog kijken naar Ghana, Bangladesh, de Filipijnen en Uganda. Ik zal de Kamer in mijn periodieke rapportages van de voortgang op de hoogte houden, zodat de Kamer kan verifiëren dat het echt mijn persoonlijke ambitie is om het te regelen. Ik wil niet alleen meer belastingverdragen, maar ook goede belastingverdragen.

Belastingverdragen hebben twee kanten. De ene kant is dat je dubbele belastingen vermijdt en zekerheid biedt aan diegenen die te maken hebben met beide belastingstelsels. Die rechtszekerheid is extreem belangrijk voor investeringen. De andere kant van de medaille is echter dat je er ook voor moet zorgen dat het belastingverdrag houvast biedt om ontwijking en ontduiking tegen te gaan. Ik denk dat we elkaar in elk geval op dit punt moeten kunnen vinden.

Een ander traject is dat Nederlandse belastinginspecteurs collega's bij belastingdiensten in ontwikkelingslanden gaan helpen bij de uitvoering van belastingcontroles. Dat is van wezenlijk belang om ervoor te zorgen dat die belastingdiensten de belastingen kunnen ophalen zoals ze in de wet van dat land voorgeschreven zijn. Deze diensten zijn nog lang niet allemaal zo goed ontwikkeld als bijvoorbeeld de Nederlandse Belastingdienst in het doen van boekenonderzoeken et cetera, het maken van afspraken met grote ondernemingen over rapportage of het zorgen dat het geld ook binnenkomt. Deze hulp is onderdeel van het internationale programma Tax Inspectors without Borders. Ghana is het eerste land dat steun van de Nederlandse inspecteurs zal ontvangen. Ik mag de heer Van Ojik en de rest van de Kamer de primeur geven dat vanaf december twee inspecteurs van de Belastingdienst hun Ghanese collega's inhoudelijk gaan ondersteunen bij belastingcontroles. Ook hierin lopen wij voorop, zoals men ziet. Dit hoort echt tot de eerste projecten die onder de vlag van de OESO worden gestart. Over de afronding van het gehele project kan ik in deze fase nog geen uitspraak doen. Dat is natuurlijk vooral ook afhankelijk van de ontwikkelingslanden.

Ik kijk even in mijn papieren, en ik kijk naar de klok ...

De voorzitter:

Wij hebben nog de amendementen.

Staatssecretaris Weekers:

Er zijn een aantal vragen gesteld die al veel eerder aan de orde zijn geweest. Sommige vragen zijn in samenhang met de amendementen aan de orde gekomen. Die parkeer ik dus zo veel mogelijk totdat ik de amendementen heb besproken. Er staan echter ook nog enkele vragen open die nog niet eerder aan de orde zijn gekomen.

Een daarvan is de vraag van mevrouw Neppérus en de heer Groot over het maken van een uitzondering voor zorgverzekeraars op de verplichting van één bankrekeningnummer. Ik roep de wijze waarop wij het "één bankrekeningnummer"-project zijn gestart in de herinnering. Twee jaar geleden hebben wij het met elkaar besproken. Uiteindelijk is het in de wet gekomen. Vanaf deze maand wordt het uitgerold. Medio volgend jaar zal het project zijn afgerond. Het doel is om ervoor te zorgen dat er goede verificatie kan plaatsvinden tussen het bankrekeningnummer en de eigenaar daarvan, de belastingplichtige. De heer Omtzigt heeft hiernaar in het verleden vaak gevraagd, evenals onlangs de heer Klein. Dit is een heel belangrijke maatregel om aan fraudebestendigheid en fraudebestrijding te doen. De Kamer heeft mij destijds echter gevraagd: zou je niet een uitzondering kunnen maken voor de kinderopvanginstellingen? Vervolgens heeft de Kamer gevraagd: zou je niet ook een uitzondering kunnen maken voor de sociale huursector? Zou je ook geen uitzondering kunnen maken voor de zorgverzekeraars? Zou je niet ook een uitzondering kunnen maken voor schrijnende gevallen? En zou je geen uitzondering kunnen maken voor de schuldhulpverlening? Die laatste vraag is nog niet via de Kamer tot mij gekomen, maar anderszins.

Waar ik zulke uitzonderingen kan maken, doe ik het. Ik heb vandaag een uitvoeringsbesluit getekend waarin die uitzonderingen op zichzelf mogelijk zijn, maar wel onder de voorwaarden die ik van meet af aan op tafel heb gelegd. Die voorwaarden zijn dat de zaak echt fraudebestendig moet zijn en dat er partnerschapsovereenkomsten met de Belastingdienst worden gesloten waarin afspraken worden gemaakt over de informatie die de betrokken kinderopvanginstelling, zorgverzekeraar of woningcorporatie aan de Belastingdienst moet leveren. Ook moeten er waarborgen zijn dat wij het geld uiteindelijk niet aan de verkeerde betalen evenals waarborgen dat er geen misbruik van wordt gemaakt. Kinderopvanginstellingen hebben hiervan tot nu toe goed gebruikgemaakt. Ik kan melden dat inmiddels 200 instellingen van deze mogelijkheid en deze partnerschapsovereenkomst gebruikmaken. De woningcorporaties hebben er tot dusverre van afgezien. Aedes had er geen behoefte aan. Desondanks staat deze mogelijkheid natuurlijk open voor corporaties. Er is uitvoerig en constructief met zorgverzekeraars gesproken, maar zij zien er geen brood in.

Mevrouw Neppérus (VVD):

Dit komt een beetje ambivalent op mij over. Aan de ene kant zegt de staatssecretaris dat het, in geval van fraude, kan helpen om de toeslag aan een bepaalde instelling over te maken. Aan de andere kant begrijp ik dat er een besluit is getekend. Dan kunnen wij daar een andere keer over verder praten. Klopt het dat er een besluit getekend is?

Staatssecretaris Weekers:

Wat mij betreft hoeven wij er niet verder over te praten. Het besluit is namelijk getekend en het gaat door. Ik heb de Kamer eerder een brief gestuurd over kinderopvanginstellingen. Daarin heb ik geschreven dat ik op vergelijkbare basis bereid ben om dit soort afspraken te maken met zorgverzekeraars of woningcorporaties. Zij blijken daar echter geen behoefte aan te hebben of willen voorwaarden stellen die echt buiten het kader vallen dat ik eerder heb geschetst.

Mevrouw Neppérus (VVD):

Ik denk dat wij over een aantal maanden best benieuwd zijn hoe het loopt. De staatssecretaris zal best bereid zijn om ons dat te vertellen. Ik neem aan dat het ook bij de verdere ontwikkeling van de huishoudtoeslag wordt meegenomen.

Staatssecretaris Weekers:

Als er een huishoudtoeslag komt, wordt het natuurlijk nog moeilijker om het aan een onderdeel van de toeslagen toe te rekenen en het ook nog eens over te maken. Dat is overigens ook een van de redenen dat zorgverzekeraars zeggen: als het systeem over een paar jaar toch wordt veranderd, gaan wij nu niet een heel andere administratieve organisatie optuigen om de zorgtoeslag nog voor korte tijd op onze rekening gestort te krijgen. Daarbij komt dat, in relatie tot de zorgtoeslag, elk jaar 800.000 mensen van zorgverzekeraar wisselen. Er zijn dus allemaal praktische bezwaren voor zorgverzekeraars waardoor zij er niets voor voelen. Ik ben echter altijd bereid om van tijd tot tijd te praten, ook over het ene bankrekeningnummer. Volgende week spreken wij over de Belastingdienst en het halfjaarverslag. Dat zou wat mij betreft een gelegenheid zijn om verder over dit onderwerp te spreken. Uiteraard wil ik de Kamer periodiek ook informeren over de vraag hoe het loopt.

Voorzitter. Ik zei zojuist dat ik zou overgaan tot de bespreking van de amendementen, maar dan zou ik het fraudewetsvoorstel, een heel belangrijk onderdeel van het Belastingplanpakket, en het rentevoorstel, een kleiner onderdeel daarvan, tekortdoen. Die voorstellen wil ik eerst nog behandelen en daarna de amendementen. Mocht er tijd over zijn, dan kan ik nog een resterende overige vraag, die niet de kern van het Belastingplanpakket raakt, beantwoorden. Dat kan echter ook nog in tweede termijn. Ik kijk daarvoor met name naar u, voorzitter.

Ik kom nu eerst op het fraudewetsvoorstel. Ik heb goed geluisterd naar de bezwaren van de heer Omtzigt, de heer Klein en anderen tegen het voorstel om het niet-betalen van aangiftebelastingen strafbaar te stellen. Ik meen dat mevrouw Neppérus er al eerder een zorg over heeft geuit. De heer Omtzigt heeft op dit punt een amendement ingediend. Ik hecht zelf heel sterk aan het voorstel en ik zal uitleggen waarom. Ik denk dat wij trots kunnen zijn op de FIOD, de fiscale recherche- en opsporingsdienst; grote klasse. De FIOD heeft mij het signaal gegeven dat plegers van carrouselfraude zonder het begaan van een strafbaar feit niet afdoende bestraft kunnen worden. Het gaat met name om de aanpak van de bij sommigen welbekende ploffers. Dat zijn mensen die met gebruikmaking van de btw-systematiek, met leveringen over de landsgrenzen, leveringen die niet echt hebben plaatsgevonden of via het optuigen van bepaalde facturen, een greep in onze schatkist doen en geen bijdrage leveren. Ik heb dat signaal opgepikt. De Kamer vraagt mij ook regelmatig om signalen van de dienst op te pikken en dat doe ik dus ook. Het is echter nadrukkelijk niet mijn bedoeling om goedwillende, bonafide ondernemers strafbaar te maken als zij geen kwaad in de zin hebben maar kampen met een tijdelijk liquiditeitsprobleem. Ik heb dit in de schriftelijke antwoorden al tot uitdrukking gebracht. Daarmee is het natuurlijk onderdeel geworden van de wetsgeschiedenis en zal de dienst ook daarnaar hebben te handelen. Ook het OM zal er uitdrukkelijk naar handelen. Of er uiteindelijk strafrechtelijke vervolging volgt, staat beschreven in de Richtlijnen aanmelding en afhandeling fiscale delicten.

Ik heb al toegezegd dat ik wil laten opnemen in deze richtlijnen dat goedwillende ondernemers met een liquiditeitsprobleem natuurlijk niet vervolgd zullen worden. Ik wil de Kamer echter toch nog wat meer comfort bieden. Daarom stel ik voor om de wettekst op dit punt nog wat aan te scherpen. Ik heb vanmiddag daartoe een nota van wijziging naar de Kamer gestuurd waarin ik een extra lid toevoeg. In dat lid worden ondernemers die beschikken over een betalingsregeling of die zich gemeld hebben wegens betalingsonmacht uitgesloten van het strafbare feit. Daarmee heb ik wettelijk vastgelegd dat goedwillende ondernemers met een tijdelijk liquiditeitsprobleem die dat probleem schriftelijk hebben gemeld bij de Belastingdienst, niet strafbaar zijn. Ik acht dit een betere oplossing dan het toevoegen van het oogmerkvereiste, omdat dat zinledig is. Immers, de benadeling ligt al besloten in het niet-betalen.

Ik zal de casuïstiek die hieraan ten grondslag ligt achterwege laten, want ik heb het gevoel dat de Kamer op dit punt overtuigd is. Ik zie nu dat de heer Omtzigt dat niet is, maar dan zal ik hem bij gelegenheid die casuïstiek nog weleens even voorleggen. Hij is juist degene die er altijd als de kippen bij is als hier of daar een rapportje van de dienst verschijnt en die dan vraagt wat ik daarmee heb gedaan. "Wat doet u met signalen?", "Pikt u wel signalen op?" Ja, die pik ik op.

De voorzitter:

Dit is een beetje uitlokken.

Staatssecretaris Weekers:

Dan zal ik mij inhouden, voorzitter.

De voorzitter:

Goed zo.

Staatssecretaris Weekers:

Omwille van de tijd.

Voorzitter. Mevrouw Neppérus vraagt of we fraudeurs die Nederland verlaten belastingplichtig kunnen houden totdat uit een verklaring blijkt dat zij bekend zijn bij een buitenlandse belastingdienst. Ik vind dit een creatieve gedachte. Ik sta ook altijd open voor creatieve gedachten, maar ik ben bang dat deze geen oplossing biedt. Het geheel van de feitelijke omstandigheden is namelijk uiteindelijk bepalend bij het vaststellen of er sprake is van een woonplaats in Nederland. Bij dat bepalen of er sprake is van een woonplaats in Nederland, spelen factoren een rol zoals woon- en werkomgeving, gezin, financiën en nationaliteit, maar ook inschrijving in de GBA. Dit geldt ook voor fraudeurs die claimen Nederland te hebben verlaten, die zich hebben uitgeschreven uit de GBA. Als zij echter feitelijk toch de meeste tijd hier ten lande verblijven en hier hun clubjes hebben etc., zijn zij gewoon nog in Nederland belastingplichtig. Een verklaring van een buitenlandse belastingdienst dat iemand Nederland heeft verlaten en in het buitenland staat ingeschreven, wil ook nog niet zeggen dat die persoon daar dan dus ook woont. Ik heb onlangs gesproken met het afpakteam dat mij vertelde over een fraudeur die in Nederland werd opgepakt en die vanuit de woning van zijn moeder een autohandel runde. Officieel stond deze persoon in Spanje ingeschreven, hij had daar ook een woning gekocht, maar feitelijk had hij zijn hele hebben en houden in Nederland. Als een verklaring van de Spaanse belastingdienst of het Spaanse bevolkingsregister toereikend zou zijn, werden de mogelijkheden om dergelijke fraudeurs aan te pakken juist beperkt. Dat is niet wat mevrouw Neppérus wil, volgens mij.

De voorzitter:

Dat kunnen wij nu aan haar vragen.

Mevrouw Neppérus (VVD):

Dank u wel, voorzitter. Het gaat er mij, en ik denk iedereen in de Kamer, natuurlijk om dat je mensen kunt aanpakken die de boel voor de gek houden, om het maar netjes te zeggen. Wat ik zei, was gewoon bedoeld als hulpmiddel: je zou op zijn minst moeten kunnen zeggen dat zolang de inschrijving niet is gebeurd en iemand niet aantoonbaar inkomsten aangeeft bij een buitenlandse belastingdienst, die persoon in ieder geval in Nederland nog belastingplichtig is. Daar ging het mij om. De staatssecretaris kan wel allerlei voorbeelden laten zien van een GBA en iemand die hier niet meer woont, maar op zijn minst moet er een teken zijn uit het andere land. Uiteraard kan iemand dan altijd nog bewijzen dat hij hier niet belastingplichtig is, zeg ik met de formele wet, de Awr. Het gaat mij echter om de versterking. Ik sta zeker helemaal open voor alternatieven, maar wij moeten wel iets willen doen, natuurlijk in samenhang met de GBA, want die kun je er niet los van zien.

Staatssecretaris Weekers:

Ik vind dat op zich een terecht punt. Het lijkt mij dat wij nog niet zijn uitgesproken over dit thema. De Kamer heeft een debat op de rol staan over het thema belastingnomaden. Dat zal samen met de minister van BZK en mijzelf gevoerd worden. De heer Omtzigt heeft in het kader daarvan overigens gevraagd of het rapport openbaar kan worden gemaakt. Het ligt niet in mijn handen. Uiteindelijk zal de minister van Veiligheid en Justitie moeten beslissen of het onderzoek niet geschaad wordt met het vrijgeven van het rapport. Voordat de Kamer over deze thematiek debatteert, zal hierover uitsluitsel worden gegeven. Overigens is de Kamer over dit thema wel vertrouwelijk gerapporteerd. Dit thema moet mijns inziens in dat debat verder worden besproken. De suggestie van mevrouw Neppérus is nu ietwat geamendeerd en gespecificeerd naar aanleiding van de eerdere suggestie. Ik zal bekijken wat wij hiermee kunnen. Wij zullen zaken ook moeten toetsen op hun Europeesrechtelijke houdbaarheid, maar ik vind dit de moeite van het bekijken waard. Ik kom er zeker op terug.

Ik kom ook graag terug op de aanscherping van de invordering op het gebied van verrekening en kwijtschelding. Daarover heeft mevrouw Neppérus eveneens vragen gesteld. Komend voorjaar zal ik mijn visie met de Kamer delen.

Ik kom nu bij de tweede nota van wijziging bij het wetsvoorstel over fraude. Op suggestie van de Kamer is het aantal gevallen waarin het verlenen van een voorschot op toeslagen achterwege blijft, uitgebreid. Daardoor is ook een opgelegde vergrijpboete of strafrechtelijke veroordeling van een partner een reden om op aanvraag geen voorschot te verlenen. Ik heb eerder gezegd dat ik dit een goede aanvulling vind. Daarmee wordt namelijk voorkomen dat de maatregel om geen voorschot te verlenen, makkelijk kan worden ontweken. De heren Koolmees en Omtzigt vragen mij om in te gaan op de casus van een ouder die gebruik wil maken van de kinderopvang en van wie de partners eerder strafrechtelijk is veroordeeld. Die zou tot wel achttien maanden moeten wachten op een toeslag. Laten wij het maar gewoon bij de naam noemen. Als de partner van die ouder die de kinderopvangtoeslag aanvraagt, is veroordeeld voor de feiten waarover wij het hier hebben, dus het frauderen met toeslagen en het tillen van de Belastingdienst, moet de ouder inderdaad wachten op de kinderopvangtoeslag tot de definitieve toekenning. Daarmee heb ik eerlijk gezegd geen enkel probleem. Het recht op de toeslag wordt niet ontzegd, maar wij gaan geen voorschotten meer verstrekken als de partner eerder heeft gesjoemeld. Daar heb ik inmiddels tabak van, en de meerderheid van de Kamer hopelijk ook. Wel wijs ik de Kamer erop dat het moet gaan om delicten die betrekking hebben op het verstrekken van valse informatie met het oogmerk op geldelijk gewin, dus bijvoorbeeld het frauderen bij de Belastingdienst of met toeslagen. Dit geldt dus niet bij bijvoorbeeld een eenvoudige winkeldiefstal. In dit kader vind ik het verstrekken van een voorschot op een nieuwe aanvraag, risicovol en niet opportuun. Overigens geldt de maatregel alleen voor de eerste aanvraag. Als de toeslag eenmaal definitief is toegekend, wordt daarna wel een voorschot verleend.

De heer Van Ojik komt terug op antwoorden die de minister van Veiligheid en Justitie recent mede namens mij heeft gegeven over het niet naleven van de plicht om de jaarrekening te deponeren. De plicht tot het deponeren van de jaarrekening is geregeld in het Burgerlijk Wetboek, waarvoor de minister van Justitie als eerste aanspreekbaar is. Het toezicht op de naleving bij de Kamer van Koophandel ressorteert onder de minister van Economische Zaken. Ik zal de minister van Economische Zaken verzoeken om de gevraagde informatie op te vragen bij de Kamer van Koophandel en die te delen met uw Kamer.

In het debat over het feitenrelaas fraude toeslagen heb ik toegezegd uw Kamer te informeren zodra de strafzaak tegen de Bulgaren is afgerond en er informatie beschikbaar is die kan worden gedeeld met de Kamer. Ik verwacht de Kamer naar aanleiding hiervan begin 2014 te kunnen berichten.

In datzelfde debat heb ik toegezegd bij een halfjaarrapportage van de Belastingdienst te rapporteren over het terugvorderen van ten onrechte uitgekeerde toeslagen. De heer Omtzigt had daarnaar gevraagd.

Ik kom bij het rentevoorstel. De heer Bashir heeft gevraagd of ik een bankvergunning heb aangevraagd. Dat is niet het geval en ik ben ook niet voornemens dat te doen. Als ik vergelijkbare rentes zou hanteren als een bank bij een kwartaallimiet of bij een ongeoorloofde roodstand, zou ik uitkomen op 15%. Dat doe ik uitdrukkelijk niet. Wel verhoog ik voor particulieren het tarief van de invorderingsrente van 3% naar minimaal 4%. Dat betekent dat particulieren die gebruikmaken van een betalingsregeling 4% rente gaan betalen. Ik vind dit niet onredelijk, want het gaat over geld dat de Belastingdienst al had moeten ontvangen.

Ik kom bij de amendementen en de moties.

De voorzitter:

Zou u daarbij ook de nummers willen noemen? Dan kunnen wij allemaal meeschrijven.

Staatssecretaris Weekers:

Zeker, ik zal het ook in de volgorde van nummer doen.

De voorzitter:

Dat zou helemaal fantastisch zijn.

De heer Bashir (SP):

Ik heb een punt van orde. De tweede termijn van de Kamer komt nog. Is het niet handiger dat alle moties en amendementen in één keer worden behandeld? Er komen nog moties en amendementen, dus dan kan er wellicht meteen op worden gereageerd als ze gelijkluidend zijn. Leden van de Kamer kunnen dan eventueel hun amendementen nog toelichten, want dat hebben wij niet allemaal gedaan.

De voorzitter:

Als de Kamer daarmee geen problemen heeft, kunnen wij dat afspreken. Dan kunnen wij overgaan naar de tweede termijn en kan de staatssecretaris zijn oordeel over de amendementen en moties in tweede termijn geven.

Mevrouw Schouten (ChristenUnie):

Kunnen wij het niet zo opknippen dat wij de amendementen nu wel even behandelen? Mogelijk kun je er in de tweede termijn nog wel vragen over stellen. Dat komt de snelheid van het proces ten goede. Dan kunnen wij de moties in de tweede termijn behandelen.

De voorzitter:

Ik zie aan de gebaren van de heer Bashir en van mevrouw Neppérus dat dit een goede manier van werken is. Ik vraag de staatssecretaris om nu op de amendementen te reageren en de moties nog even tot de tweede termijn te bewaren.

Staatssecretaris Weekers:

Dat lijkt mij uitstekend. Ik houd het oordeel over de moties nog even op, zodat wij die straks achter elkaar kunnen behandelen.

De voorzitter:

Dan doen wij het allemaal netjes vandaag.

Staatssecretaris Weekers:

GroenLinks heeft een amendement ingediend (33752, nr. 23) over investeringszekerheid voor een periode van tien jaar voor lokaal opgewekte duurzame energie. Deze investeringszekerheid die de heer Van Ojik beoogt in de wet vast te leggen, gaat gelden als de regeling vervalt of als de korting substantieel wordt verminderd. Het amendement betekent dan in de praktijk dat tegelijkertijd verschillende tarieven voor individuele gebruikers kunnen worden gehanteerd, afhankelijk van het moment waarop je als coöperatie bent gestart en afhankelijk van de vraag of er tussentijds tariefsaanpassingen plaatsvinden. Dit amendement kan daarom leiden tot grote complexiteit en rechtsonzekerheid en daarnaast tot hoge uitvoeringslasten bij de Belastingdienst en tot hoge administratieve lasten bij de energiebedrijven. In het huidige wetsvoorstel staat al dat de continuïteit voor bestaande gebruikers via een passende overgangstermijn wordt geborgd. In het wetgevingsoverleg heb ik gezegd dat een termijn van zes of zeven jaar mij wel passend lijkt. Aan deze toezegging kan de Kamer mij zeker houden, als wij op zeker moment de zaak gaan evalueren.

De regeling wordt nu net opengesteld. Wij willen daar een succes van maken. Ik heb vandaag gezegd dat wij zodra de studies zijn afgerond, het gebruik wat kunnen uitbreiden. Zo staan wij erin. Wij moeten niet nu al vooruit gaan lopen op wat er mogelijk gebeurt als de regeling in de toekomst verdwijnt of minder gaat worden. Dat vind ik voorbarig. Daarmee loopt het amendement voor de muziek uit. Ik ga er in elk geval van uit dat de regeling een succes wordt en dat zij lange tijd blijft bestaan. Om die redenen ontraad ik het aanvaarden van dit amendement.

De heer Bashir heeft op stuk nr. 24 een amendement ingediend over de overgangsregeling voor oldtimers. Zijn verzoek is om toe te staan dat de oldtimers in december, januari en februari op de openbare weg worden geparkeerd. Het niet mogen rijden op de openbare weg blijft in dit amendement gehandhaafd. Dat klinkt heel sympathiek. De derving is beperkt, namelijk 2 miljoen. Ik constateer echter dat er geen dekking is aangedragen. Alleen om die reden moet ik het amendement ontraden.

Die 2 miljoen zal de heer Bashir ongetwijfeld snel kunnen vinden. Ik vind het amendement echter ook echt onwenselijk door de onmogelijkheid van controle, waarmee het feitelijk niet uitvoerbaar is. Doordat hetgeen in het amendement wordt voorgesteld feitelijk niet te controleren is, zet het de deur open voor massale ontduiking en daardoor voor een aanzienlijke hogere derving dan de voornoemde 2 miljoen. De derving kan oplopen tot meer dan 10 miljoen en in theorie zelfs tot 17 miljoen, maar laat ik hier niet gaan majeureren. Om deze redenen ben ik tegen dit amendement en ontraad ik het.

Ten overvloede geef ik nog aan waarom wij een overgangsregeling hebben gemaakt voor benzineauto's tussen de 25 en 40 jaar oud. Dat is om uiteindelijk het rijdend erfgoed te ontzien. Als je auto's van die leeftijd echt wilt behouden, zullen zij toch ergens op een droge plek moeten staan in de barre wintermaanden. De echte liefhebber zal geen moeite hebben met de overgangsregeling zoals die is gemaakt. Dat blijkt ook uit het feit dat er breed draagvlak voor was onder de oldtimerorganisaties, die zich hier in het voorjaar over hebben gebogen.

Mevrouw Schouten heeft onder stuk nr. 32 een amendement ingediend over de postcoderoos, waarin zij voorstelt dat de installatie zich niet meer in het midden van de zogenoemde postcoderoos hoeft te bevinden. Op korte termijn zijn de budgettaire effecten van het amendement verwaarloosbaar. Ik wil er wel enkele kanttekeningen bij plaatsen. Via de postcoderoos wordt invulling gegeven aan het nabijheidsvereiste dat zowel in het regeerakkoord als in het energieakkoord is opgenomen. Hoewel niet expliciet vastgelegd, is de logische consequentie dat de installatie midden in die postcoderoos staat. Daarom is die uitwerking thans in het wetsvoorstel opgenomen. Ik verzoek mevrouw Schouten om ermee in te stemmen de regeling te starten in overstemming met het energieakkoord, dus zoals neergelegd in dit wetsvoorstel. Mocht blijken dat deze wijze van invulling een knelpunt is en de suggestie van mevrouw Schouten daarvoor een oplossing zou kunnen bieden, dan ben ik graag bereid om daarop terug te komen, zeker omdat de inspecteur volgens het voorstel van mevrouw Schouten weer andere beschikkingen moet afgeven die afwijken van een heel logische standaardsystematiek en dat ook weer allerlei uitvoeringsconsequenties heeft. Om die reden ben ik er niet voor en moet ik het amendement ontraden, maar ik zeg graag toe dat ik dit meeneem bij de andere elementen die nog nader aan de orde komen. En mocht zich een probleem dreigen te manifesteren, dan gaan wij daar natuurlijk een oplossing voor vinden.

Dan kom ik op het amendement-Omtzigt op stuk nr. 33, waarin hij het mogelijk maakt om per ministeriële regeling aparte categorieën gevaarlijke afvalstoffen vast te stellen en voor deze categorieën een verlaagd tarief te hanteren. Uiteraard stel ik het zeer op prijs dat de heer Omtzigt mij mogelijkheden biedt om te regeren bij volmacht. Alle gekheid op een stokje, ik moet het amendement ontraden, simpelweg omdat het geld kost als ik bepaalde categorieën zou uitzonderen en verlagen. Die dekking wordt niet geleverd. In feite geldt voor alle afvalstoffen in 2014 al een verlaagd tarief met mijn aangepast voorstel ten opzichte van het begrotingsakkoord. Daar vraag ik de heer Omtzigt begrip voor te hebben.

Het tarief bedraagt €17 per 1.000 kilo. Dat was ook het verlaagde tarief van de eerdere afvalstoffenbelasting. Ook is niet eenduidig vast te stellen wat gevaarlijke afvalstoffen zijn. Dat zal leiden tot discussie. Dus om deze reden moet ik het nu ontraden, maar daarvoor geldt hetzelfde als wat ik zonet met mevrouw Schouten heb gewisseld. Wij gaan in de eerste helft van dit jaar namelijk heel goed naar die afvalstoffenheffing kijken. Als die vier keer zoveel moet opbrengen in 2015, zul je een bepaalde differentiatie moeten toestaan en ook moeten bekijken welke effecten dat heeft op in- en uitvoer van afval en bijvoorbeeld op de capaciteit van de afvalovens. Ik zou het voorstel willen doen om dit punt mee te nemen in die studie en er zo voor te zorgen dat dit heel goed wordt geadresseerd in de voorstellen die ik vlak voor de zomer aan de Kamer wil voorleggen. Dan zal ik in het Belastingplan 2015 uitwerken hoe de afvalbelasting er vanaf dan uit zal zien.

De voorzitter:

Mijnheer Omtzigt, dit wordt uw derde interruptie.

De heer Omtzigt (CDA):

Voorzitter, ik vind het prima dat u interrupties telt, maar als wij langs de amendementen gaan, hoop ik dat ik ook bij mijn volgende amendement iets kan vragen.

De voorzitter:

Ik zit met een probleem. Bij de heer Bashir ben ik ook heel streng geweest; die zat net ook te kijken. Wij moeten om 18.15 uur klaar zijn. Dus dan zou ik willen voorstellen dat wij, nu wij de amendementen zo mooi achter elkaar behandelen, dat vooral ook in de tweede termijn doen en niet telkens per amendement.

De heer Omtzigt (CDA):

Dan ga ik toch maar een procedurele opmerking maken. Wij hebben het hier over het Belastingplan, over hoe wij 200 miljard binnenkrijgen. De Kamer doet een aantal voorstellen om een en ander te wijzigen. Er wordt hier om minder debatten gevoerd. Maar ik ga dan maar mijn derde interruptie gebruiken op dit moment.

Ik heb de staatssecretaris de geactualiseerde raming van de afvalstoffenheffing gevraagd. Daar is nog geen antwoord op gekomen. Dat betekent ook dat ik niet zou weten hoe ik het zou kunnen dekken. Mijn tweede vraag is de volgende. Wat ik voorstel, is een kan-bepaling. Hij hoeft hem niet te gebruiken volgend jaar. Maar als zich een acuut probleem voordoet, zoals wij in het verleden hebben gezien met de exportstromen van gevaarlijk afval — dat ging niet altijd op een "milieunette" manier — dan is het toch prettig dat hij kan ingrijpen? Dat is de enige mogelijkheid die geboden wordt. Wil de staatssecretaris daar geen gebruik van maken of houdt hij er in het geheel geen rekening mee dat zich dat kan voordoen?

Staatssecretaris Weekers:

Ik zou zeggen: nood breekt wet. Als er zich een acuut probleem voordoet, zal ik altijd in overleg met de Kamer tot een ordentelijke oplossing willen komen. De heer Omtzigt heeft gelijk, het is een kan-bepaling. Het verplicht mij dus niet om een lager tarief in te voeren. Wat dat betreft, zou je ook kunnen zeggen dat niets zich ertegen verzet dat dit amendement wordt aangenomen. Dat wil ik de heer Omtzigt graag nageven.

De andere vraag van de heer Omtzigt ging over de actuele raming van dit voorstel. Die raming is 25 miljoen in 2014. Dat stond in de boeken en dat moest ik realiseren. Daarvoor was aanvankelijk gerekend met een hoog tarief, in te voeren per 1 oktober. Dat vond ik niet wenselijk omdat je dan allerlei anticipatie-effecten krijgt, met bovendien nog eens een heel hoog tarief, met mogelijk heel nare effecten. Vandaar dat ik voor deze oplossing heb gekozen.

Het amendement-Van Ojik op stuk nr. 36 regelt dat het toepassen van het verlaagde tarief ook mogelijk wordt voor de levering van elektriciteit aan huurders van een woning in het gebouw van de vereniging van eigenaren. Ik denk dat ik daar al afdoende op ben ingegaan met mijn argumentatie. Het zal de heer Van Ojik duidelijk zijn dat ik het amendement om die reden op dit moment moet ontraden, hoewel ik sympathiek sta tegenover een mogelijke uitbreiding op een later moment.

Datzelfde geldt voor het amendement van de heer Van Ojik op stuk nr. 37, waarin staat dat ondernemers ook lid moeten worden van de coöperatie.

De voorzitter:

Mijnheer Van Ojik, wilt u nu een vraag stellen?

De heer Van Ojik (GroenLinks):

Ja, want mijn vraag gaat over het advies van de staatssecretaris op het amendement op stuk nr. 36. Wij hebben daar inderdaad over gesproken. Hij heeft gezegd dat we dat aan Europa moeten voorleggen. Ik wijs de staatssecretaris erop dat daar in de toelichting op het amendement ook rekening mee worden gehouden. Er staat letterlijk in: kan sprake zijn van staatssteunaspecten waardoor de regeling ter goedkeuring … moet worden voorgelegd. Ik had daarom eigenlijk verwacht dat we het eens waren en dat de staatssecretaris tegen aanneming van dit amendement, juist vanwege de toelichting die erin staat, geen bezwaar zou hebben.

Staatssecretaris Weekers:

De heer Van Ojik wijst erop dat het onderdeel in werking treedt op een bij Koninklijk Besluit te bepalen tijdstip. Dat zie ik ook wel, maar ik dacht nu juist dat ik zojuist een ordentelijk en ook een tegemoetkomend voorstel had gedaan. Ik heb daarbij gezegd dat de thema's die door de Kamer zijn geadresseerd — de huurders, de kleine ondernemers, knelpunten met betrekking tot de financiering, de postcoderoos enzovoort — allemaal onderwerp zijn van nader onderzoek en dat ik, wanneer dat onderzoek gereed is, dat van een passende reactie zal voorzien en dat we daar dan over kunnen spreken. De Kamer kan daar anders over denken dan het kabinet, maar als we tot een gezamenlijke conclusie komen, kunnen we snel met elkaar bespreken wanneer we welke verruimingen toestaan. Het lijkt mij dan ook beter om die discussie af te wachten, dan om nu al op een bepaalde wijze in te vullen wie toegang krijgt en dat dan bij KB te laten ingaan. Volgens mij kunnen we het beter integraal afwegen aan de hand van die studie en dan bekijken wanneer en hoe we het precies laten ingaan. Ik heb ook altijd de mogelijkheid om in ministeriële regelingen of uitvoeringsbesluiten begunstigend beleid te voeren. Als ik daar de volle steun of een meerderheid van de Kamer voor heb, is dat ook geen enkel probleem.

De heer Van Ojik (GroenLinks):

Voorzitter. Ik reageerde eerder op de middag toen u zei "je moet een vraag stellen", terwijl ik alleen een opmerking maakte, enthousiast omdat ik dacht dat de staatssecretaris in feite de inzet, de bedoeling, omarmt, namelijk dat het goed zou zijn als huurders en kleine ondernemers ook mee mogen doen. Hij zegt alleen dat wij het in Brussel eerst goed moeten regelen. Precies daarmee heb ik rekening gehouden en precies daarvoor heb ik ruimte geboden in mijn amendement. Ik had dus verwacht dat de staatssecretaris zou zeggen dat we het op deze manier kunnen doen. Ik zal het amendement handhaven, omdat ik hoop dat de staatssecretaris het oordeel toch aan de Kamer laat of wat dan ook, waardoor we dezelfde kant op gaan.

Staatssecretaris Weekers:

Nee, dat doe ik niet. Misschien ben ik vanmiddag alweer veel te genereus geweest in mijn toezeggingen.

De voorzitter:

Die kunnen wij niet meer terugdraaien!

Staatssecretaris Weekers:

Nee, de Kamer kan mij ook houden aan mijn woord — zo zit ik in elkaar — maar ik wil het echt ordentelijk doen. Ik ontraad amendementen die verder gaan dan het energieakkoord. Niet voor niets is in het energieakkoord geschreven dat er nader onderzoek zou worden gedaan naar bepaalde onderdelen en wensen die bestonden, en dat wij per 1 januari starten op deze bescheiden schaal. Afhankelijk van de uitkomsten van de nadere onderzoeken kunnen daarna andere dingen volgen. Daaraan wil ik mij houden. Daar kan de heer Van Ojik mij ook aan houden. Ik wil echter niet dat wij nu de afspraken uit het energieakkoord aanpassen, zonder dat wij die studie hebben gedaan.

De voorzitter:

Gaat u verder.

Staatssecretaris Weekers:

Ik kom bij het amendement-Omtzigt op stuk nr. 39, waarmee de accijnsverhoging voor diesel wordt teruggedraaid. Dat amendement is niet van dekking voorzien. Om die reden moet ik het ontraden.

De heer Omtzigt heeft ook amendement op stuk nr. 40 ingebracht. Het gaat om de gedeeltelijke teruggave van accijns en het is met name een regeling voor propaan. De teruggaveregeling kost 16 miljoen per jaar. Die wordt gedekt door het amendement op het voorstel inzake de Wet normering bezoldiging topfunctionarissen publieke en semipublieke sector. Dat is op zichzelf heel creatief, maar het neemt mijn bezwaren voor de uitvoering niet weg. Het houdt in dat het om vele tienduizenden en waarschijnlijk meer dan 100.000 verklaringen per jaar gaat. Dat zorgt dus voor extra administratieve lasten voor leveranciers. De kosten van de zaak en de plek waar het uiteindelijk terechtkomt zijn als volgt. Als het alleen om gezinnen gaat, heb je er 4 miljoen euro voor nodig. Omdat je hiermee ook bedrijven meeveegt, kost de regeling 16 miljoen. Ik vind dit amendement echt onwenselijk. Om die reden ontraad ik het.

Ik kom op het amendement-Omtzigt op stuk nr. 41, waarin wordt geregeld om de tijdelijke verhoging van de schenkingsvrijstelling voor een schenking van de eigen woning van een ton te schrappen. Het breidt de reguliere vrijstelling iets uit, ook tot de restschulden et cetera. Alle leden hebben zelf uiteraard kennis kunnen nemen van de stukken. Het voorstel is vanaf 2015 niet gedekt. Het voorstel leidt in 2014 wel tot een eenmalige opbrengst van 70 miljoen. Het kost 10 miljoen per jaar. De heer Omtzigt zou dus nog iets moeten vinden als structurele dekking. Door verruimingen zeven jaar op te nemen zit de horizon erop en is het intertemporeel gedekt. In principe is dit niet toegestaan volgens de begrotingsregels.

De voorzitter:

Wij gaan ervan uit dat het oordeel over de amendementen op stuk nrs. 37 en 38 hetzelfde is als over dat op stuk nr. 36. Wij hadden echter nog niet begrepen wat het oordeel van de staatssecretaris is over amendement op stuk nr. 40.

Staatssecretaris Weekers:

Dat was negatief.

De voorzitter:

Kijk. Dan hebben wij het nu wel begrepen.

Staatssecretaris Weekers:

Dat betrof de teruggaveregeling voor propaan. Tijdens het wetgevingsoverleg, in de stukken en ook vandaag heb ik daarvan een aantal malen aangegeven dat ik de gedachte erachter wel sympathiek vind, maar dat ik het uitvoeringstechnisch hoogst onwenselijk vind, nog los van de dekking.

De voorzitter:

Het amendement op stuk nr. 42 is het amendement op stuk nr. 44 geworden. Er is een nieuw amendement ingediend, ter vervanging van het amendement op stuk nr. 42.

Staatssecretaris Weekers:

Dan kan ik beter eerst daarvan kennisnemen.

De voorzitter:

De heer Omtzigt heeft een toelichting.

De heer Omtzigt (CDA):

De wijziging betreft alleen de ondertekening.

De voorzitter:

Dan zullen we daar waar de staatssecretaris "42" zegt, "44" denken.

Staatssecretaris Weekers:

We waren nog heel even bij de afronding van het amendement op stuk nr. 41. Het voorstel uitsmeren over vier jaar kan uitvoeringstechnisch wel, maar pas per eind 2014. Dat komt omdat in dat geval de systemen van de Belastingdienst moeten worden aangepast. Ik zie de heer Omtzigt zuchten. Dat doe ik ook vaak als het om uitvoeringsaspecten gaat, zeker als het gaat om automatisering. Het standaardverhaal is dan altijd: dat kost negen maanden. Dat is zo als je echt de systemen gaat wijzigen, maar niet als je aan bestaande knoppen draait. Als je nieuwe en ingewikkelde zaken maakt en die snel wilt invoeren, dan is daarvoor in de tussentijd dus heel veel handwerk nodig. Het kost ook enorm veel in de uitvoering, terwijl ik de mensen het liefst op handhaving, dienstverlening en invordering zet. Ik moet het amendement op stuk nr. 41 dus ontraden.

Het amendement op stuk nr. 42 is, zo begrijp ik nu, mede ondertekend. Ik ben benieuwd door wie, maar dat zal nog wel tot mij komen.

De voorzitter:

Het is nu ondertekend door de heer Omtzigt, de heer De Rouwe en mevrouw Bruins Slot.

Staatssecretaris Weekers:

Dat zijn de dorpshuizen. Volgens mij zijn dat drie CDA-Kamerleden.

De voorzitter:

Dat is niet verboden.

Staatssecretaris Weekers:

Ik kan me dat ook wel voorstellen, want het gaat hier over dorpshuizen die aan sportverenigingen verhuren en die belasting betalen. Dan heb je drie woordvoerders. Ik begrijp hoe dat gaat in een fractie.

De voorzitter:

Gaat u verder.

Staatssecretaris Weekers:

Ik kom op de dekking van dit amendement. De dekking wordt gehaald uit een amendement op de Wet normering bezoldiging topfunctionarissen publieke en semipublieke sector, de Wet normering topinkomens. Ik kan de dekking even niet overzien, maar ik heb andere argumenten om dit amendement te ontraden. Hiermee heeft de Kamer alvast het oordeel. Sportinstellingen worden voor die energiebelasting gecompenseerd via een subsidieregeling, de Compensatie ecotax, van het ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport. Naast sportinstellingen gebruiken ook instellingen die zich bezighouden met gezondheidszorg of onderwijs ruimten in dorpshuizen. Deze instellingen zijn destijds gecompenseerd voor de prijsbijstelling. Door deze instellingen op het gebied van sport, gezondheidszorg en onderwijs niet in de teruggaafregelingen energiebelasting te betrekken, wordt overcompensatie voorkomen. Voor zover in enkele gevallen een sportinstelling geen teruggaaf energiebelasting en geen compensatie uit andere middelen ontvangt, zijn de situaties te specifiek om er door een algemeen werkende fiscale regeling aan tegemoet te komen. Door de maatregel zou het aantal verzoeken om teruggaaf stijgen. Het gaat waarschijnlijk niet om grote aantallen, zo zeg ik erbij, maar ik sta eerlijk gezegd niet te wachten op allemaal extra teruggaafregelingen, die we nog jarenlang met ons mee zullen slepen. Zeker als mogelijk sprake is van overcompensatie omdat er ook al subsidie van VWS is of omdat er ooit is gecompenseerd via het onderwijs, zit ik niet op uitbreiding te wachten.

De voorzitter:

Mijnheer Omtzigt, hebt u een procedurele vraag?

De heer Omtzigt (CDA):

Nee, een inhoudelijke.

De voorzitter:

Laten we die dan bewaren voor de tweede termijn. Dan hebt u alle ruimte. Ook voor de andere gold dat.

Staatssecretaris, we komen bij het laatste.

Staatssecretaris Weekers:

Het amendement op stuk nr. 43 van mevrouw Schouten gaat over de schenkingsvrijstelling. Ze vraagt om toepassing op de eigen woning van de tijdelijke verhoging van de schenkingsvrijstelling tot een ton. Daarmee wordt die toepassing verruimd tot restschulden die zijn ontstaan door een vervreemding van de eigen woning voor 29 oktober 2012. De kosten daarvan zijn 5 miljoen en in de dekking is voorzien. De eerste tariefschijf in de Successiewet wordt met €3.000 verkort. Ik neem aan dat dit eenmalig is. Ik heb aangegeven waarom er is aangesloten bij 29 oktober 2012. Dat is omdat restschulden vanaf die datum ook in aftrek mogen worden gebracht in het kader van de hypotheekrenteaftrek. Schulden van voor die tijd niet. Daarom is deze logica er. De gedachte achter de verruimde schenkingsvrijstelling was namelijk: als de overheid de schenkingsvrijstelling geeft, bespaart zij uiteindelijk op de hypotheekrenteaftrek. Tegelijkertijd heb ik sympathie voor de gedachte achter het amendement. Het stimuleert de aflossing van oude restschulden. Uitbreiding tot alle restschulden is uitvoeringstechnisch complex, omdat er geen gegevens zijn over oude restschulden. Afbakening is dus wel lastig. Dit amendement vergt extra uitvraag van gegevens bij de burgers en de inzet van extra controlecapaciteit. Ik ga er echter van uit dat het hierbij niet over heel veel gevallen gaat. Het amendement is gedekt en ik snap de gedachte erachter. Als in de uitwerking de bewijslast echt bij de mensen zelf ligt en niet de Belastingdienst overal achteraan moet gaan, dan laat ik het oordeel aan de Kamer.

De voorzitter:

Hartelijk dank. De amendementen komen nu nog binnen. Ik heb hier het amendement op stuk nr. 45 van de heer Bashir en het amendement op stuk nr. 46 van de heer Klein. Ik weet niet of de staatssecretaris daar nu op kan reageren of dat we de amendementen tot de tweede termijn moeten bewaren.

De heer Bashir (SP):

De staatssecretaris zei over het zonet behandelde amendement dat het gedekt is, zonder erbij te zeggen waar die dekking vandaan komt. Ik zie dat het wordt betaald door de mensen die een kleine schenking krijgen. Klopt dat? Die mensen gaan straks meer belasting betalen, zodat mensen die een heel grote schenking willen doen van €100.000, dat belastingvrij kunnen doen.

De voorzitter:

Tegelijkertijd wil ik de staatssecretaris vragen of hij nu in staat en bereid is om een oordeel te geven over de amendementen op stuk nrs. 45 en 46 of dat hij daar liever mee wacht tot de tweede termijn. Het amendement op stuk nr. 45 gaat over de vijfde schijf ib, boven een inkomen van €150.000.

Staatssecretaris Weekers:

Daar kan ik zo op antwoorden; daar heb ik geen advies van mijn ambtenaren voor nodig.

De voorzitter:

Dat had ik al een beetje begrepen! Ga uw gang.

Staatssecretaris Weekers:

Ik antwoord eerst op de vraag van de heer Bashir van zojuist. In de dekking wordt voorzien. De eerste tariefschijf in de Successiewet 1956 wordt met €3.000 verkort. Als iemand dus iets erft en daarmee de nieuwe grenzen van de eerste tariefschijf overschrijdt, betaalt hij over dit stukje van €3.000 geen 10% maar 20%.

Mevrouw Schouten (ChristenUnie):

Excuus. De toelichting op dat punt had wat uitgebreider gekund. Het gaat om het volgende. Nu ligt de schijflengte bij 10% op €118.000. Die wordt dan voor één jaar verlaagd naar €115.000. Het betreft dus niet de lagere inkomens. Nu ga je bij een schenking van boven de €118.000 naar het 20%-tarief. Dat wordt een schenking van boven de €115.000 à €116.000.

Staatssecretaris Weekers:

Om die reden kan ik het het amendement ook oordeel Kamer geven.

Het amendement op stuk nr. 45 ziet er heel imposant uit, met vele tabellen. Kort gezegd komt het erop neer dat er een vijfde schijf in de inkomstenbelasting wordt ingebouwd voor belastbare lonen hoger dan €150.000. Die zullen worden belast met een tarief van 60%. De budgettaire opbrengst van dit amendement bedraagt 430 miljoen, dus tegen de dekking kan ik niet eens bezwaren hebben. Ik kan mij voorstellen dat de heer Bashir de dekking hiervan inzet in combinatie met andere amendementen. Het mag echter duidelijk zijn dat ik geen voorstander ben van een nieuwe schijf, laat staan een van 60%. Ik ga het debat dat de Kamer vorige week met collega Blok heeft gevoerd niet overdoen en ook niet de vragen die de heer Omtzigt daar gisteren nog over heeft gesteld, beantwoorden. Ik constateer dat een ruime meerderheid in de Kamer gisteren heeft ingestemd met het ietwat verlagen van het toptarief, zij het in heel kleine stapjes. Daar past dit niet bij. Ik moet dit amendement dus ontraden.

Is er nog een ander amendement?

De voorzitter:

Ja, het amendement-Klein op stuk nr. 46. Dat gaat over de verlaging van de vermogensrendementsheffing van 4% naar 2%.

Staatssecretaris Weekers:

Ik zal meteen reageren op het amendement-Klein.

De voorzitter:

Kunt u het vinden? Ik reik het anders even aan.

Staatssecretaris Weekers:

Ik heb het zojuist ontvangen. Je zou zeggen dat de halvering van het box 3-tarief mij als muziek in de oren klinkt, maar toch moet ik dit amendement ontraden. Ik doe dat overigens vol overtuiging. In dit amendement wordt een enorme lastenverlichting geboden die niet gedekt is. Een halvering van de rendementsheffing leidt tot een budgettair beslag van 2,1 miljard structureel. De dekking wordt verkregen door een structurele taakstellende verlaging van de rijksbegroting met 2,1 miljard. Graag zou ik weten: waar dan precies? Dit staat nog even los van het feit dat dit in strijd is met de begrotingsregel van het scheiden van inkomsten en uitgaven. Daar zou misschien nog wel over te praten zijn met een aantal partijen; dat weet ik niet. Ik zou graag concreet weten waar de heer Klein specifiek op wil besparen. Als je dit bedrag wilt ophalen, moet je echt veel verder snijden, dus ook in de uitkeringen van mensen. Je zou dan bijvoorbeeld in de AOW moeten snijden. Ik kan mij niet voorstellen dat de heer Klein dat wil. Of je zou moeten snijden in de bijstand of zeer fors moeten korten op scholen of onderwijs. Het kabinet is gekomen met een evenwichtig pakket. In samenhang met de begrotingsafspraken voor 2014 is dat pakket alleen nog maar beter geworden. Dit past daar niet bij.

De heer Klein (50PLUS):

Wij hadden eerder in de begrotingsonderhandelingen aangegeven dat dit een taakstellende verlaging van 6% van het aantal ambtenaren binnen de rijksdiensten zou kunnen zijn.

Staatssecretaris Weekers:

Dat zou inderdaad best kunnen. In verband met een taakstellende verlaging van het aantal ambtenaren moet ik echter zeggen dat wij op de kerndepartementen al enorme taakstellingen hebben. Bij mij op de afdeling moeten de mensen voor de behandeling van het Belastingplan 2014 tot 's nachts 04.00 uur overwerken. De mensen daar zitten in elk geval inmiddels tegen het overbelaste aan. Wil je die 6% verlaging van het aantal rijksambtenaren bewerkstelligen, dan zul je fors moeten gaan snijden bij de politie, bij Defensie of bij de Belastingdienst, want dat zijn eigenlijk de grote uitvoeringsapparaten. Ik acht het onverantwoord om verder te snijden in het aantal ambtenaren bij de Belastingdienst, want dan heb ik elke week een debat met de Kamer over de vraag waarom wij maar zo weinig belasting ophalen en zo weinig controleren en invorderen. Collega Opstelten van Justitie zal dezelfde bezwaren hebben wat betreft de politie. Hetzelfde zal gelden voor collega Hennis van Defensie.

De voorzitter:

Hartelijk dank. Hiermee is een einde gekomen aan de eerste termijn.

Staatssecretaris Weekers:

Voorzitter, excuus.

De voorzitter:

Is er nog meer binnengekomen? Het vliegt ons om de oren!

Staatssecretaris Weekers:

Ten aanzien van het wetsvoorstel Belastingplan waren dit volgens mij de amendementen. Er worden echter nog drie andere wetsvoorstellen in samenhang besproken. Bij de Wijziging van enkele belastingwetten en enige andere wetten, de overige fiscale maatregelen 2014 (33753) zijn er twee amendementen ingediend. De heer Bashir heeft een amendement ingediend op stuk nr. 11 om de substance-eisen voor te hangen. De concept-AMvB is bij de nota naar aanleiding van het verslag naar de Kamer gestuurd. Daarmee is materieel invulling gegeven aan de wens van de heer Bashir. Er zijn geen vragen over de concept-AMvB gesteld. De Kamer is daardoor op de hoogte van de invulling van de substance-eisen. Door een wettelijke voorhang te vragen is het lastiger om in de toekomst snel in te spelen op veranderende omstandigheden, bijvoorbeeld als gevolg van de internationale gesprekken in het kader van het project van de OESO over belastingontwijking. Naar aanleiding van het amendement wil ik de Kamer wel een toezegging doen. Als ik voornemens ben om de substance-eisen aan te passen, zal ik dat vanzelfsprekend met de Kamer bespreken. Ik zou dit amendement om het ook nog eens in de wet te vervatten echter willen ontraden.

Op stuk nr. 12 heeft de heer Groot een amendement ingediend.

De voorzitter:

Daar had u al een oordeel over gegeven.

Staatssecretaris Weekers:

Dat is correct. De heer Groot heeft toegezegd het amendement aan te passen. Daarmee laat ik het over aan het oordeel van de Kamer.

Ik kom op het wetsvoorstel voor een Wet aanpak fraude toeslagen en fiscaliteit (33754) . De heer Omtzigt heeft op stuk nr. 10 een amendement ingediend om het voorstel uit de tweede nota van wijziging, dat ik op suggestie van een deel van de Kamer heb ingediend, om geen voorschot toeslagen te verlenen bij vergrijpboetes of strafrechtelijke veroordelingen van de partner of de medebewoner, weer ongedaan te maken. Ik heb er daarnet al uitvoerig over gesproken. In het concrete voorbeeld dat de heer Omtzigt heeft genoemd, is het volgens mij een kwestie van pech hebben. De balans tussen serviceverlening en voorschotten verstrekken moet weer in evenwicht worden gebracht. Fraudebestendigheid moet een veel nadrukkelijker rol krijgen. Ik meende dat de Kamer Kamerbreed die notie deelde. Wij nemen niemand het recht op een toeslag af. Wij nemen geen recht op een uitkering af, maar als er echt een luchtje aan zit, als er echt frauderisico's zijn, geven wij wat mij betreft geen voorschotten meer. Om die reden ontraad ik dit amendement.

Ik kom op het amendement van de heer Omtzigt op stuk nr. 11. Hij stelt daarin voor om de beslistermijn voor het verlenen van een voorschot te verlagen van dertien naar negen weken. De verlengde beslistermijn wordt ook negen in plaats van dertien weken. Het verlengen van de beslistermijn wil de heer Omtzigt voor bezwaar vatbaar maken. Het amendement heeft geen budgettaire gevolgen voor het lastenkader. Dat is dan alweer een meevaller. Maar het amendement leidt wel tot extra uitvoeringskosten van 1,8 miljoen structureel, omdat 25 formatieplaatsen nodig zijn om deze extra bezwaren af te handelen. En dat is niet gedekt. Ik ben niet van plan om deze mensen, die ik hard nodig heb om toeslagen waar frauderisico's aan vastzitten ook echt te beoordelen, hiervoor in te zetten. Door dit amendement krijgt de Belastingdienst/Toeslagen een te korte beslistermijn voor aanvragen met een frauderisico, voor aanvragen die — om het in het jargon te zeggen — in de uitworp belanden. Er zal dan ook veel meer gebruik moeten worden gemaakt van verlenging van de beslistermijn. Verkorting van die termijn leidt ertoe dat de Belastingdienst/Toeslagen in meer gevallen gedwongen zal worden om geen voorschot meer te verstrekken. Dat betekent dat goedwillende burgers hiervan uiteindelijk de dupe zijn. Als dit amendement wordt aangenomen, zal ik de Dienst Toeslagen in elk geval de opdracht geven om verzoeken om voorschotten af te wijzen als aan die verzoeken frauderisico's kleven. Ik doe dat simpelweg omdat ik vind dat alle aanvragen met een frauderisico goed bekeken moeten worden. Volgens mij zijn we anders niet op de goede weg, want dan lijden uiteindelijk de goeden onder de kwaden. Ik ben met weloverwogen voorstellen gekomen. Ik ben ook zeer gemotiveerd om fraude aan te pakken, maar dan moet de Kamer mij wel het instrumentarium geven om dat te doen. Ik word daarbij niet geholpen wanneer er op het laatste moment — deze voorstellen liggen al een halfjaar op tafel — zand in de raderen van de Dienst Toeslagen wordt gestrooid. Ik kan er daardoor namelijk niet voor instaan dat de verbeterslagen die echt nodig zijn, daadwerkelijk worden gemaakt.

Op stuk nr. 12 heeft de heer Omtzigt een amendement ingediend dat beoogt te voorkomen dat de strafbaarstelling voor het te weinig of te laat betalen ook van toepassing is wanneer een inhoudingsplichtige bijvoorbeeld vanwege liquiditeitsproblemen te laat de aangiftebelasting betaalt. Ik ben al ingegaan op het strafbaar stellen van niet-betalen. Ik ontraad de aanneming van dit amendement, omdat het geen effect sorteert. Mede naar aanleiding van de opmerking van de heer Omtzigt — ik hoop dat hij dat op prijs stelt — heb ik de regeling bij nota van wijziging wel wat gerichter gemaakt. Ik luister namelijk graag goed naar Kamerleden die een amendement indienen.

Het amendement van mevrouw Neppérus op stuk nr. 13 maakt het mogelijk om ook de doen-pleger, de uitlokker en de medeplichtige een fiscale boete op te leggen. Eigenlijk vraagt mevrouw Neppérus mij om wat in het wetsvoorstel voor de toeslagen zit, ook in de fiscaliteit te regelen. Ik heb eerder aangegeven waarom ik een concrete aanleiding had en heb om het, ondanks de kritiek van de Raad van State, voor de toeslagen te regelen. Vanwege die kritiek hebben we in het kabinet wel afgesproken dat er een horizonbepaling van vijf jaar komt om goed te kunnen zien of het werkt. De kritiek van de Raad van State sloeg namelijk vooral op het feit dat het kabinet hiermee eigenlijk afwijkt van de Algemene wet bestuursrecht.

Het kabinet vindt het voor de aanpak van de toeslagfraude belangrijk dat we het zo doen. Ik had het liefst eerst een paar jaar ervaring opgedaan met de toeslagen, voordat we het instrumentarium verder uitbreiden. Aan de andere kant begrijp ik het pleidooi van mevrouw Neppérus om belastingfraude net zo hard aan te pakken als fraude met toeslagen. Ik ben zeker gevoelig voor dit pleidooi, want fraude via de ene of de andere route is natuurlijk even erg voor de schatkist. Om die reden laat ik het oordeel over dit amendement aan de Kamer.

Voorzitter, volgens mij heb ik daarmee gereageerd op de amendementen die tot op dit moment tot mij zijn gekomen.

De voorzitter:

Ik bedank de staatssecretaris hartelijk voor zijn beantwoording.

Hiermee is een einde gekomen aan de eerste termijn. We gaan direct door met de tweede termijn. De spreektijd bedraagt, zoals gebruikelijk, een derde van de spreektijd in eerste termijn. Ik sta verder maximaal twee interrupties per persoon toe.

Ik zie dat de heer Dijkgraaf een opmerking wil maken.

De heer Dijkgraaf (SGP):

Een punt van orde, voorzitter.

Aangezien alle vragen die ik in eerste termijn heb gesteld, hebben geleid tot een toezegging van de staatssecretaris, kan ik afzien van een tweede termijn. Natuurlijk bedank ik de staatssecretaris nog wel voor wat hij vandaag te berde heeft gebracht.

De voorzitter:

Hartelijk dank.

Heeft de heer Van Vliet behoefte aan een tweede termijn? Dat is het geval.

De heer Van Vliet (PVV):

Voorzitter. Ik bedank de staatssecretaris voor zijn toelichting en antwoorden. Verder bedank ik de ambtenaren van Financiën voor het vele werk dat zij hebben verricht.

De Partij voor de Vrijheid is van het begin af aan duidelijk geweest over het voorliggende pakket. Het zal dan ook niemand verbazen dat wij tegen het wetsvoorstel Belastingplan 2014 zullen stemmen. De drie reden waarom wij tegen het Belastingplan zullen stemmen, heb ik reeds aangestipt. Om te beginnen bevat het pakket naar onze smaak veel te veel lastenverzwaringen en nivelleringen. Het gaat verder te zeer uit van een instrumentele functie voor vergroening van de maatschappij en ten slotte is de dekking niet hard genoeg. Het zijn vooral boekhoudkundige trucs voor Brussel. Er zal ook sprake zijn van gigantische weglekeffecten in alle genoemde maatregelen. Ik ben zeer benieuwd hoe dat straks zal gaan. Wij stemmen dus tegen het Belastingplan.

Wij zullen voor het wetsvoorstel Overige fiscale maatregelen 2014 stemmen. Wij hebben gewoon naar de inhoud gekeken. Dat is onze constructieve bijdrage.

Ook zal mijn fractie voor het wetsvoorstel stemmen dat over fraude gaat. Het zal althans mijn dringende advies aan de fractie zijn om dat te doen. Wij hebben uitgebreid over dit wetsvoorstel gesproken. Ik moet eerlijk zeggen dat de staatssecretaris mij ervan heeft overtuigd dat hij dit goed gaat aanpakken. Ik ben voor een kei- en keiharde fraudeaanpak. Op dit ogenblik moet ik de staatssecretaris dus ook niet meer voor de voeten lopen. Hier hebben wij elkaar dus wel gevonden.

Wat betreft het rentevoorstel hebben wij het niet meer gehad over de 8% op zakelijke transacties in de winstsfeer. Dat vind ik nog steeds bizar. Daarom zullen wij tegen dit wetsvoorstel stemmen.

Dit is de duidelijkheid die ik namens de Partij voor de Vrijheid kan geven. Verder dank ik de collega's voor het debat.

Mevrouw Neppérus (VVD):

Voorzitter. Ik dank allereerst de staatssecretaris voor zijn antwoorden, evenals uiteraard alle medewerkers van de staatssecretaris die hier in de zaal zitten of op verdere afstand hebben gewerkt. Dit geeft mij altijd iets van een "déjà vu"-gevoel. Ook vroeger duurde het weleens tot 4.00 uur 's nachts. Het is goed om te horen dat er nog steeds af en toe heel hard gewerkt wordt, waardoor er ook antwoorden zijn op alle vragen van de Kamer.

Ik ben aan het eind van dit alles zeer tevreden met het voorstel voor fraudeaanpak. Dit is essentieel, zowel voor de belastingen als voor de toeslagen. Het gaat niet alleen om service. Je zult de balans moeten vinden met de fraudebestrijding. Net als iedereen vind ik fraude onaanvaardbaar. Wij moeten dan ook maatregelen durven te nemen. Ik was reeds blij met de nota van wijziging. Nu ben ik ook blij met het invorderingsbeleid, dat er dit voorjaar komt, evenals met het feit dat er positief naar mijn amendement werd gekeken.

Ik praat graag verder met de staatssecretaris over de wijze waarop belastingnomaden kunnen worden aangepakt. De fictieve binnenlandse belastingplicht, met alle rechten die er blijven om daarna nog dwars te liggen, lijkt mij een heel goede zaak.

Wij hebben een goede discussie over dit Belastingplan gevoerd. Wij zijn blij met het stuk dat er lag, evenals met het begrotingsakkoord. Er is duidelijk een aantal plussen voor het bedrijfsleven. Maar niet alles is vreugd in dit land. Er zijn daarnaast dus ook een aantal minder leuke dingen, maar het is onontkoombaar om die te doen.

De heer Bashir (SP):

Voorzitter Ook ik dank de staatssecretaris voor de beantwoording. In de eerste termijn ben ik door de heer Groot bekritiseerd dat ik allerlei voorstellen heb gedaan zonder een dekking daarvoor aan te leveren. Daarom heb ik bekeken hoe de heer Groot het zelf heeft gedaan. Ik kwam een amendement van hem uit 2011 tegen, waarin hij voorstelde om een vijfde schijf in de inkomstenbelasting in te voeren voor inkomens boven de €150.000, met een belasting van 60%. Ik heb dit amendement dus exact overgeschreven en ingediend, uiteraard met goedkeuring van de ambtenaren die er verstand van hebben en die naar de technische kant van het amendement hebben gekeken. Ik ben dan ook benieuwd naar het oordeel van de heer Groot zelf. Exact hetzelfde amendement heeft hij namelijk in 2011 ook ingediend. De opbrengst hiervan kan natuurlijk worden gebruikt om de schuldenlast te verlichten. Ook kan die worden gebruikt om amendementen te dekken. Ik heb namelijk ook voorstellen die geld kosten. Die kunnen wij dus ook daaruit betalen.

Ook kunnen wij ervoor zorgen dat de capaciteit van de Belastingdienst op orde wordt gebracht. Dit is een kwestie die mij verbaasde bij het horen van het antwoord van de staatssecretaris over het amendement van de heer Omtzigt op stuk nr. 11 over het verkorten van de termijnen waarbinnen de Belastingdienst een besluit moet nemen. De staatssecretaris wil dat dit twee keer dertien weken is. Door het amendement van de heer Omtzigt wordt dat verkort. De staatssecretaris antwoordde echter dat wij dan 25 extra ambtenaren nodig zouden hebben. Blijkbaar is er dus een capaciteitsprobleem bij de Belastingdienst. Dat was een nieuw aspect in het debat. Tot nu toe was dat niet aan de orde geweest. Ik zou dan ook graag van de staatssecretaris uitleg krijgen over de mogelijkheid om de termijnen te verkorten als de capaciteit op orde wordt gebracht en er meer mensen worden aangenomen. De staatssecretaris heeft het daar tot nu toe niet over gehad.

Wij moeten nog een amendement indienen over het verhogen van de leidingwaterbelasting. Wij moeten daarvoor wel eerst de nota van wijziging van de staatssecretaris hebben en die wachten wij dus af. In ons amendement stellen wij het instellen van een belastingvrije voet voor, zodat mensen geen belasting betalen over hun basisbehoeften. Dat sluit heel mooi aan bij de gebruikelijke structuur die ook voor de energiebelasting wordt gehanteerd.

Voordat ik overga tot het indienen van mijn moties, kom ik terug op twee openstaande vragen waar ik graag nog een antwoord op krijg. Ik heb gevraagd naar het progressief maken van de vermogensbelasting. Ik doel op de vermogensrendementsheffing uit box 3. Daar is de staatssecretaris nog niet op ingegaan. Ik heb ook een aantal vragen gesteld over prangende kwesties rondom privacy. De Belastingdienst heeft bijvoorbeeld diverse keren informatie bij parkeergarages opgevraagd. Ik heb SMS Parking genoemd, maar ook het verstrekken van gegevens over huurders in de vrije sector.

Ik heb vier moties voorbereid. Ik begin met mijn motie over oldtimers. Ik betwijfel dat de geraamde belastingopbrengsten gehaald worden, want een deel van de mensen die op lpg of diesel rijden, zullen hun auto exporteren of naar de sloop brengen. Een ander deel zal het kentekenbewijs schorsen. Dan betaal je dus niet €1.000 wegenbelasting voor een dieselauto, maar helemaal niks. Dan kan de staatssecretaris de opbrengst die hij heeft geraamd dus niet halen. Wij denken dat hij meer inkomsten binnenhaalt als een overgangsregeling instelt voor oldtimers die op diesel of lpg rijden. Daarom dien ik de volgende motie in.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat de bezitter van een oldtimer die op lpg of diesel rijdt straks in één keer wordt geconfronteerd met de volledige mrb;

spreekt uit dat hierdoor een ongelijke behandeling ontstaat ten opzichte van de bezitter van een oldtimer die op benzine rijdt;

verzoekt de regering om deze ongelijkheid zo spoedig mogelijk op te heffen door ook voor bezitters van oldtimers die op lpg of diesel rijden, een overgangsregeling mogelijk te maken,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Bashir. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 47 (33752).

De heer Bashir (SP):

Ik heb gewezen op de gedragseffecten van de accijnsverhogingen. Wij vinden dat zo spoedig mogelijk de eerste signalen geanalyseerd moeten worden, om te kunnen bekijken of er gedragseffecten optreden door de verhoging van de accijnzen. Daarom dien ik de volgende motie in.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat de regering de accijnzen wederom wil verhogen;

overwegende dat het verhogen van indirecte belastingen gedragseffecten met zich brengt en dat dit de werkgelegenheid schade kan toebrengen;

verzoekt de regering, de gevolgen van de verhoging van de accijnzen te monitoren en binnen twee maanden over de eerste gevolgen hiervan te rapporteren,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Bashir. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 48 (33752).

De heer Bashir (SP):

Ik dien de volgende motie in om de werkgeversheffing permanent te maken.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat de werkgeversheffing van 16% voor lonen hoger dan €150.000 in 2013 en 2014 eenmalig wordt geheven;

van mening dat hogere inkomensgroepen permanent dienen bij te dragen aan het op orde brengen van de overheidsfinanciën;

verzoekt de regering, de werkgeversheffing van 16% op lonen hoger dan €150.000 permanent te maken,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Bashir. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 50 (33752).

De heer Bashir (SP):

Tot slot is het voor de wetsgeschiedenis van belang dat ik de volgende motie indien, om duidelijk te maken dat proportionaliteit van belang is bij het afnemen van de anbi-status.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat in het wetsvoorstel Overige fiscale maatregelen integriteitsbepalingen voor anbi's zijn opgenomen;

constaterende dat hierdoor de inspecteur van de Belastingdienst een anbi-status kan weigeren of ontnemen;

verzoekt de regering, ervoor zorg te dragen dat het ontnemen of weigeren van de anbi-status altijd proportioneel is ten opzichte van de gedragingen,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Bashir. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 51 (33752).

De heer Groot (PvdA):

Voorzitter. Mede dankzij de toezeggingen van de staatssecretaris is het voor mij niet nodig om moties in te dienen. Ik heb nog wel paar opmerkingen, die teruggrijpen op het debat van gisteren. Daarin viel het woord "belastingobesitas". De term "obesitas" is van toepassing op de omvang van de stukken die wij dit jaar te verwerken hebben gekregen. Wat de lastenverzwaringen betreft houd ik echter de stelling vol dat er dit jaar juist een verandering ten goede heeft plaatsgevonden ten opzicht van vorige jaren. Immers, in het oorspronkelijke Belastingplan stond 2,7 miljard aan opbrengstverhogende maatregelen, waarvan 2,1 miljard uit de stamrechten kwam. Een deel daarvan werkt feitelijk eerder uit als een lastenverlichting of zal zo worden ervaren. Waarom dan toch de associaties met belastingobesitas? Ik denk dat dat te maken heeft met het feit dat we een aantal kleine belastingen verhogen, zoals op diesel, lpg en alcohol en de verbruiksbelastingen. Bij elkaar gaat dat om 600 miljoen. Daar staat echter alleen al de verlaging van de tarieven in de eerste schijf tegenover. Wat dat betreft is er een verandering ten goede bereikt voor de koopkracht van grote groepen mensen.

Ik heb nog een paar korte opmerkingen. Mogelijk hebben we het aanstaande dinsdag over het leidingwater, dus dat punt zal ik vandaag niet behandelen. Op het punt van de lokale energie dank ik de staatssecretaris voor de toezegging om een ruimhartige uitleg te geven zodat we kunnen proberen om in het komende voorjaar te komen tot voorstellen voor verbreding van deze regeling. Ik zie niet in waarom we de postcoderoos nu al zouden kunnen invoeren, zeker ook gezien het feit dat het verwaarloosbare budgettaire effecten heeft en de uitvoeringskosten niet erg hoog lijken.

Dank voor de toezeggingen betreffende de stamrechtregelingen en de genereuze overgangsbepalingen die daarvoor zijn getroffen. Ook dank voor de manier waarop de discussie ten aanzien van de anbi's is geland. Ik denk dat dit een heel vruchtbare discussie is geweest. Laat er geen misverstand over bestaan: ook de PvdA vindt dat anbi's zich aan de wet moeten houden en dat overtreding van die wet ertoe zou kunnen leiden dat je de anbi-status intrekt. Er zaten echter twee bezwaren aan de regeling: ten eerste de geur van selectiviteit die er omheen hing en ten tweede de kwestie van de proportionaliteit. In antwoord op de vraag van de her Bashir op dit punt kan ik zeggen dat dit goed geregeld is met het amendement dat ik heb ingediend. Ik hoop dan ook op de steun van de SP op dit punt.

Als laatste een punt dat ik was vergeten in mijn eerste termijn. Ik wil namens mijn fractie dank uitspreken voor het vele werk dat door het departement van de staatssecretaris is verricht de laatste weken, maanden en eigenlijk al jaren.

De heer Omtzigt (CDA):

Voorzitter. Dank aan de staatssecretaris en zijn ambtenaren voor de antwoorden. De behandeling van het Belastingplan was dit jaar door de onderhandelingen korter dan anders. Ik realiseer mij dat dit aan onze kant extra werk oplevert, maar zeker ook aan de kant van het departement. Het is snel gegaan.

Ik heb nog een paar vragen openstaan. Een daarvan is hoeveel mensen er meer verdienen dan de balkenendenorm. Deze vraag heeft te maken met de belastingeffecten, zoals ik zo zal laten zien. Een andere vraag is wanneer de nota naar aanleiding van het belastingverdrag tussen Nederland en Duitsland komt. Dit heeft strikt genomen natuurlijk niets te maken met wat er hier vandaag besproken wordt, maar in de vaste commissie hebben wij al tweemaal gerappelleerd op dit verzoek. Deze vraag staat dus al zes weken uit. Ik vind dat het tijd wordt dat de staatssecretaris er heldergheid over verschaft. Komende week kom ik nog terug op de vraag hoe we het cederen van de toeslagen vorm gaan geven.

Eerst een keiharde constatering namens de CDA-fractie: de coalitie heeft gisteren veel interrupties gepleegd en de staatssecretaris heeft ze niet weerlegd. Het amendement dat gisteren is aangenomen, is dus een belastingverlaging ten opzichte van de regeringsplannen die alleen geldt voor inkomens boven de €145.000. Dat is inderdaad een ander debat, maar alle belastingmaatregelen worden nu in verschillende debatten gegoten en hier weer samengebracht. Wij misgunnen het niemand, maar deze belastingverhoging was dus voor de Quote 500 bedoeld en sloeg de "Kwijt 5 miljoen" over. Die "Kwijt 5 miljoen" heeft geen lijstje, maar heeft volgend jaar een vervelend keukentafelgesprek.

Het zal u niet verbazen dat de visie van het Belastingplan niet overeenkomst met de visie van het CDA. De heer Groot refereerde al aan de belastingobesitas. Wij begrijpen dat je met een demissionair kabinet of een kabinet dat geen meerderheid heeft, soms een plan maakt voor een jaar, maar dit kabinet heeft een stabiele coalitievorm gevonden. Het zou fijn zijn als het ook aan een langetermijnvisie deed. Het enige wat het kabinet echter doet, is lapmiddelen voor de begroting verzinnen. Het kabinet heeft drie lapmiddelen: de belastingen verhogen, de belastingen verhogen of de belastingen verhogen. De staatssecretaris vermeldde nog trots dat de verpakkingenbelasting niet opnieuw was ingevoerd. Dat klopt. De CDA-fractie is ook zeer tevreden dat het rijwielplaatje, de vliegtaks, de zoutbelasting, de krantenzegel en de belasting op haarden, paarden, dienstmeisjes en dergelijke allemaal niet heringevoerd zijn, maar het lijst is echt lang genoeg. Ik heb dat in eerste termijn al gemeld en hoef dat niet te herhalen: afval, bier, wijn, lpg, diesel, oldtimers en noem het maar op. Dat is belasten wat je kunt belasten.

Dit Belastingplan is onredelijk, omdat het marginale tarief fors stijgt en omdat het stiekem verhoogd wordt via accijnzen en via afbouw van heffingskortingen. Het is oneerlijk omdat de middeninkomens de rekening betalen. Het is ook onuitvoerbaar. Mijn mailbox loopt over van de waarschuwingen. Wij hebben het net gezien bij de kraanwaterbelasting; ik ben benieuwd of dat woord volgend jaar ook echt in de Van Dale komt, want dan is hier nog enige innovatie gepleegd. De kraanwaterbelasting blijkt niet per 1 januari in te voeren, want wie moet al die meterstanden op dat moment gaan opnemen? Zij wordt nu dus uitgesteld. Hetzelfde gebeurt met de oldtimerregeling. In januari en februari wordt er niet gecontroleerd omdat die niet ingevoerd kan worden. Daarom willen wij de uitvoeringstoets van de RDW zien. De staatssecretaris zegt dat de regeling ingaat op 1 januari, maar dat er niet op gecontroleerd wordt. Nou, dan weten wij wat er aan de hand is.

Het vervroegd uitkeren van dividend wordt lastig. Het leverde inderdaad 10 miljard op in 2008, maar er dreigt nog steeds een strafheffing van 72%. Veel van die bv's staan onder water met de pensioenvoorziening.

Verder hebben wij een probleem met de inkomstenbelasting en de loonbelasting. Doordat het speciale tarief netjes op 52% wordt gehouden, maar het marginale tarief stijgt naar 56%, moeten heel veel mensen het jaar daarop terugbetalen. Dat betekent extra lasten en extra belastingambtenaren. Daar zitten wij niet op te wachten. Ik ben erg benieuwd wat de collega's in de Eerste Kamer daarover denken.

In tijden van crisis is het belangrijk dat werken en ondernemen loont. Het Belastingplan vernietigt banen. Die 15.000 banen worden vernietigd door het inkomensafhankelijk maken van de arbeidskorting. Daarom komt mijn fractie nog met een amendement om dat ongedaan te maken.

Bij het wetsvoorstel voor overige fiscale maatregelen zie ik twee bezwaren: het verdwijnen van de kennisgeving vooraf en het anbi-probleem. Dat laatste lijkt nu opgelost te worden met behulp van de heer Groot. Ik dien een motie in met betrekking tot de kennisgeving vooraf, omdat ik hoop dat de staatssecretaris nog een stapje verder kan gaan dan hij hier zei.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat de regering de kennisgeving vooraf afschaft;

constaterende dat dit betekent dat belastingplichtigen niet meer geïnformeerd worden wanneer over hen informatie op verzoek wordt uitgewisseld met een buitenlandse belastingdienst;

constaterende dat de reden hiertoe is dat de bezwaarmogelijkheid op de kennisgeving voor vertraging kan zorgen;

overwegende dat belastingplichtigen het recht moeten hebben om te weten dat en met welke landen hun informatie op verzoek gedeeld wordt;

constaterende dat de kennisgeving nu niet altijd gedeeld wordt met de belastingplichtige, maar met de verschaffer van de informatie;

verzoekt de regering om de kennisgeving vooraf te handhaven zonder de tiendagentermijn en te regelen dat de kennisgeving altijd tevens gestuurd wordt naar de belastingplichtige,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Omtzigt. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 53 (33752).

De heer Omtzigt (CDA):

Voorzitter. Wij zitten met de fraudemaatregelen op het juiste pad, maar de maatregelen lijken niet alleen fraudeurs aan te pakken, maar ook goedwillende mensen. Ik ben mij net als de heer Bashir rot geschrokken dat er straks 25 mensen nodig zouden zijn om te bekijken wie er na negen weken geen toeslag krijgt. Dat betekent dat het niet in uitzonderingssituaties wordt ingezet, maar dat grote groepen goedwillende burgers het komend jaar een halfjaar zullen moeten wachten op hun eerste toeslag. Dat wordt hier even gewoon tussen de regels door gezegd, want het gaat om 25 man en tienduizenden toeslagen per jaar. Gezinnen zullen in de problemen komen en dan zullen wij het hierover hebben. Ik heb een amendement ingediend en ik handhaaf dat. Ik vraag de staatssecretaris of de dertien plus dertien weken wel een begaanbare weg is, maar ik vind het eigenlijk ongelofelijk. De Belastingdienst zelf zal ook meer maatregelen moeten nemen om dit te tackelen.

De belastingrente lijkt toch op het oprichten van een bank. Dat kan niet de bedoeling van de staatssecretaris zijn.

Ik had een aantal vragen over mijn amendementen, maar die heb ik jammer genoeg daar laten liggen.

Wat het amendement over de dorpshuizen betreft, is het heel simpel. Dorpshuizen hebben nu allemaal recht op teruggaaf, behalve als er sport is. Door de sportuitzondering te schrappen wordt de handhaving eenvoudiger. Als een sportvereniging haar eigen sportaccommodatie heeft, heeft die ook dat recht op teruggaaf. Het wordt op deze wijze dus eenvoudiger.

Voor propaangas heeft de staatssecretaris de oplossing zelf verzonnen. Ik hoop dat het kan.

Ik kom bij de oldtimers en de diesel. Wanneer het de regering uitkomt, is het box 2 en levert het wat extra op. Maar wanneer het niet uitkomt en wij weten dat de gedragseffecten negatief zullen zijn, houden wij er geen rekening mee. Dat betreuren wij. Dat geldt ook voor de reactie op het amendement.

Tot slot heb ik een motie over de oldtimers.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat het Belastingplan een verdere versobering van de oldtimerregeling bevat;

constaterende dat oldtimers op benzine tussen de 26 en 40 jaar oud een kwarttarief gaan betalen indien zij de openbare weg in de maanden december tot en met februari niet gebruiken;

overwegende dat dit niet evenredig is voor oldtimers tussen de 30 en 40 jaar oud op diesel;

overwegende dat de opbrengst van de maatregel hoogst onwaarschijnlijk is, nu de regering ervan uitgaat dat geen van de auto's uit deze categorie verkocht of geschorst zal worden;

verzoekt de regering, voor het jaar 2014 een overgangsregeling te treffen voor oldtimers van 30 tot 40 jaar oud die rijden op diesel of lpg,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Omtzigt. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 54 (33752).

De heer Omtzigt (CDA):

Voorzitter. Wat de CDA-fractie betreft, moet de overheid goed naar zichzelf kijken; zij moet kijken waar zij kan bezuinigen. Wij hebben daarvoor vijf voorstellen aangeleverd die ook gedeeltelijk overgenomen zijn. Dat kan verder. De overheid moet snijden in haar eigen vlees, ze moet afvallen. Dan komt er een einde aan de extreme belastingverhoging en komt er ruimte voor de samenleving, ruimte voor gezinnen en ruimte voor bedrijven om te investeren. Dat is de weg om uit deze crisis te komen.

De heer Klein (50PLUS):

Voorzitter. Wij hebben het Belastingplan 2014 in een aantal etappes met elkaar besproken. Voor 50PLUS valt het eigenlijk in twee lijnen uiteen. De ene lijn is de technische uitwerking van de verschillende voorstellen: hoe kun je dat beter maken, hoe kun je dat scherp maken? Daarvoor hebben wij de afgelopen dagen van de staatssecretaris veel antwoorden op vragen gekregen. Daarbij hoort ook dank van onze kant voor de ondersteuning die door velen is gegeven om die antwoorden mogelijk te maken. Wij zijn er tevreden mee. Zoals de staatssecretaris in eerste termijn heeft aangegeven, wordt het een onderdeel van de wetsgeschiedenis. Daarmee denk ik dat er een stuk duidelijkheid kan ontstaan.

De andere kant is uiteraard de politieke kant. Wat betekent dit Belastingplan voor Nederland? Doe je daarmee recht aan het sterker maken van Nederland in deze crisis? Wij zijn van mening dat een aantal fundamenteel foute keuzes wordt gemaakt. Er is sprake van lastenverzwaringen die mensen treft. Daarmee wordt het consumentenvertrouwen beschadigd, waardoor de binnenlandse bestedingen dalen. Die hebben dus een negatief effect op de Nederlandse economie. Een aantal maatregelen waarmee werkgelegenheid kan worden bevorderd, wordt juist afgeschaft. Ik noem de werkbonus voor mensen van 61 tot 64 jaar, die wordt afgeschaft. Wij vinden, ook in economisch opzicht, het direct belasten van ontslagvergoedingen een heel slechte zaak. Die maatregel zal bovendien met name 50-plussers raken. Dat is de politieke beoordeling van dit Belastingplan.

Als wij kijken naar de wijze waarop het kabinet de voorstellen wil dekken, zien wij dat het een heel vaag verhaal is. Het gaat eigenlijk om mooie ramingen waarmee de regering zichzelf rijk rekent, zoals de heel hoge vrijval voor het beklemd vermogen in stamrecht-bv's en de afschaffing van de vrijstelling voor stamrecht-bv's. Alsof dat echt iets oplevert. Op de lange termijn levert het zelfs niets op. Ik noem ook de tijdelijke verlaging van het box 2-tarief en de eenmalige crisisheffing die weer wordt opgevoerd. Die kun je zo hoog maken als je wilt. Als die hoger is, kun je, zoals GroenLinks heeft gedaan, zeggen: nou, dan hebben wij weer extra geld. Het zijn dus allemaal ramingen van dekkingen die niet realistisch zijn.

Wij hebben ook naar de uitgavenkant gekeken. De staatssecretaris moet dan geen betoog houden waarin hij zegt: wij kunnen niet meer bezuinigen, want dat gaat ten koste van onze uitvoering. Ondertussen korten wij wel de gemeenten, maar dat kan omdat die veel efficiënter zouden kunnen zijn.

Tot slot, want ik zie dat ik aan het einde van mijn spreektijd ben. Ik heb een aantal amendementen ingediend. Ik heb een amendement ingediend met betrekking tot een vervolg van de commissie-Van Dijkhuizen, waar het gaat om het fictieve rentepercentage voor de vermogensbelasting. Je zou ook kunnen zeggen box 3-belasting, vermogensrendementsheffing. Die heeft een samenhang met de motie over de anbi's, het niet meer aftrekbaar zijn van de giften. Dat vonden wij net zo selectief als wat het kabinet heeft gedaan met de huishoudtoeslag, die ook in de voorstellen van Van Dijkhuizen staat. Er wordt selectief gewinkeld in het rapport van de commissie-Van Dijkhuizen. Het is dus in feite onlogisch …

De voorzitter:

U moet nu echt afronden, mijnheer Klein.

De heer Klein (50PLUS):

Dat zei ik ook. Daarom is het dus onlogisch dat er nog een reactie gaat komen waarin de diverse punten dan aan de orde komen.

Hiermee ben ik aan het einde gekomen van mijn tweede termijn, voorzitter.

De voorzitter:

Dank u wel. Ik geef het woord aan de heer Van Ojik van de fractie van GroenLinks.

De heer Van Ojik (GroenLinks):

Voorzitter. Het was mijn eerste behandeling van een Belastingplan, en misschien ook wel mijn laatste. Je weet het nooit. De heer Klaver komt vast ooit terug van zijn vaderschapsverlof en dan wil hij dit ongetwijfeld weer graag zelf doen. Ook ik ben onder de indruk geraakt van de geweldige hoeveelheid werk die rond de behandeling van het Belastingplan wordt verricht, uiteraard onder verantwoordelijkheid van de staatssecretaris. Hij wordt echter ondersteund door allemaal mensen, die soms, zo heb ik begrepen, tot 's nachts vier uur hebben zitten werken.

Ik vond het debat eigenlijk minder technisch en gedetailleerd dan ik had gevreesd. Daar ben ik blij om. Soms ging het echter wat minder over de hoofdlijnen dan ik had gehoopt. Dat moet ik ook zeggen. De hoofdlijnen waren de werkgelegenheid — hoe kun je met die belastingen werkgelegenheid bevorderen — en de vraag wat eigenlijk een evenwichtige inkomensverdeling is. Daar hebben wij het over gehad, maar daar zijn wij het niet over eens geworden. Met name op het punt van de ambitie op het gebied van de werkgelegenheid wil ik, zoals ik gisteren al heb aangekondigd, een motie indienen. Mijn motie beoogt om hetgeen over is van de crisisheffing, die 128 miljoen, te gebruiken om de kosten van arbeid te verlagen. Ik denk namelijk dat dit echt een bijdrage levert aan het vergroten van de werkgelegenheid. Ik dien mijn motie in.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat de crisisheffing over 2012 128 miljoen euro meer heeft opgeleverd dan oorspronkelijk geraamd;

overwegende dat het wenselijk is, de lasten voor werkgevers te beperken;

overwegende dat de werkloosheid oploopt en het daarom wenselijk is, de vraag naar arbeid te stimuleren;

verzoekt de regering, de meevaller bij de crisisheffing 2012 terug te geven aan de werkgevers, via een verdere verlaging van de werkgeverspremies,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Van Ojik. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 55 (33752).

De heer Van Ojik (GroenLinks):

Ik had de indruk dat de staatssecretaris veel deelt van wat GroenLinks wil op het gebied van zelf opwekken van energie. Of het nou gaat over het bieden van investeringszekerheid of het verruimen van mogelijkheden om huurders en ondernemers bij een en ander te betrekken, er was veel waarvan hij zei: dat vind ik eigenlijk ook. Maar wij verschillen van mening over de snelheid waarmee, de mate waarin en de manier waarop je dat kunt realiseren. Dat is de reden van mijn amendementen.

Gisteren heb ik uitgebreid gesproken over een amendement dat beoogt om de verkoop van elektrische auto's verder te stimuleren. Ik heb dat amendement nog niet ingediend omdat ik heel goed geluisterd heb, zoals ik dat altijd doe, naar wat de staatssecretaris heeft gezegd, alsook naar wat een aantal collega's heeft gezegd in interrupties. Dan gaat het met name over de vraag of je die heel dure elektrische auto's verder zou willen stimuleren met een nultarief. De staatssecretaris heeft daar zelf ook op gewezen. Ik werk dus nog aan een amendement dat beoogt het bezwaar weg te nemen dat het geld vooral terechtkomt bij mensen met hoge inkomens — dat vind ik ook niet zo nodig — door die belastingvrijstelling te koppelen aan de categorie goedkope elektrische auto's.

Ik heb nog één motie. Die heeft te maken met de kwestie van de bedrijven die hun jaarrekeningen niet schijnen in te dienen, terwijl ze dat wel zouden moeten doen, zo zeg ik even op basis van berichten. Die vragen zijn eerst schriftelijk beantwoord. De staatssecretaris heeft daar eerder over gezegd: wij weten niet precies om welke bedrijven het gaat. Nu heeft hij gezegd: ik ga dat vragen aan de minister van Economische Zaken. Ik zou het kabinet op dit punt een steuntje in de rug willen geven door de volgende motie in te dienen.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat deponeringsplichtige rechtspersonen uiterlijk dertien maanden na afloop van het boekjaar de jaarrekening openbaar moeten maken via het handelsregister bij de Kamer van Koophandel;

overwegende dat op dit moment onduidelijk is wanneer een bedrijf deponeringsplicht heeft en hoeveel bedrijven ten onrechte niet aan deze verplichting voldoen;

verzoekt de regering, de Kamer uiterlijk in 2013 te informeren (1) in welk geval een bedrijf de verplichting heeft om uiterlijk dertien maanden na afloop van het boekjaar de jaarrekening openbaar te maken via het handelsregister bij de Kamer van Koophandel, (2) hoeveel bedrijven de afgelopen vijf jaar ten onrechte verzuimd hebben te voldoen aan deze verplichting en (3) wat het kabinet gaat doen om het toezicht op deze verplichting te verbeteren,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Van Ojik. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 56 (33752).

De heer Van Ojik (GroenLinks):

Daarmee ben ik aan het eind van mijn termijn, mijnheer de voorzitter.

De voorzitter:

Hartelijk dank.

Er worden nu nog amendementen ingediend en rondgedeeld. Vrijdag komt er nog een nota van wijziging. Er zijn nog amendementen aangekondigd. Om het een beetje ordentelijk te laten verlopen, stel ik voor dat de staatssecretaris de amendementen die nu nog worden ingediend, schriftelijk becommentarieert. Ik zie bedenkelijke gezichten. Kunt u daarmee leven? Mevrouw Neppérus heeft daar een vraag over.

Mevrouw Neppérus (VVD):

Ik zou willen bekijken welke amendementen de staatssecretaris wel direct van een reactie kan voorzien. Als noodoplossing kan het eventueel iets later.

De voorzitter:

Dat laat ik aan de staatssecretaris, met de opmerking dat ik er alle begrip voor heb dat het ook later en schriftelijk gebeurt. Wij kunnen niet het onmogelijke van de ambtenaren en de staatssecretaris vragen.

Ik geef het woord aan mevrouw Schouten.

Mevrouw Schouten (ChristenUnie):

Voorzitter. Om bij dat laatste aan te sluiten, ik denk dat het inderdaad goed is dat de ambtenaren vanavond een beetje op tijd naar bed gaan.

De voorzitter:

Ja, dat is heel goed voor ambtenaren.

Mevrouw Schouten (ChristenUnie):

Ik ben dankbaar voor het noeste werk dat verricht is bij het ministerie van Financiën, maar ook door de collega's, want er zijn veel amendementen en moties ingediend. Voor mij is dat een teken van betrokkenheid bij alle onderwerpen die hier besproken worden.

Ik heb een paar punten die ik nog wil voorleggen aan de staatssecretaris. Ten eerste het punt van de lokaal duurzaam opgewekte energie. Ik heb een amendement ingediend over de postcoderoos. De staatssecretaris is wat terughoudend. Wat ons betreft, staat dit amendement niet een spoedige invoering van het geheel in de weg. Sterker nog, er wordt juist een stukje flexibiliteit geboden, wat in onze ogen juist nodig is om niet allerlei lastige discussies en uitvoeringskwesties op te gaan rakelen, als: staat het nu wel of niet midden in de postcoderoos. Ik denk dus dat het juist een verbetering van de voorstellen is. Ik handhaaf dan ook mijn amendement op dat punt.

Dank voor de beantwoording van al onze vragen over het stamrecht. Dat waren er nogal wat. We wachten nog het antwoord af op het punt van de periodieke uitkeringen. Ik vertrouw erop dat de staatssecretaris, ook met zijn collega van SZW, heel spoedig nu allerlei vragen en antwoorden op de website zal plaatsen, zodat voor de praktijk ook duidelijk is wat we nu precies hebben afgesproken.

Wat betreft de schenkbelasting dank ik de staatssecretaris ook voor de positieve bejegening van ons amendement. Ik hoop dat de collega's daar ook zo over denken.

Tot slot het punt van de anbi's. Ik wil mij aansluiten bij het amendement van de heer Groot. Wij zullen dat steunen om de scherpe randjes van de regeling af te halen. Niettegenstaande het feit dat ook wij niet voor anbi's zijn die de boel strafrechtelijk echt bewust helemaal overhoop halen, was dat wat er nu lag, in onze ogen toch echt wel te stellig geformuleerd. Wij zullen dat amendement dan ook steunen.

Ik dank ook de Griffie voor al het werk dat is verricht en voor de spoedige rondzending van alle moties en amendementen door het personeel. Het was een marathonzitting, zoals gebruikelijk. Maar ik vind het altijd erg waardevolle debatten, juist omdat we over zo veel onderwerpen in de breedte spreken. Het waren soms inderdaad wat meer technische debatten, zeg ik in de richting van de heer Van Ojik, maar ik heb ook wel wat fundamentele discussies gehoord. Dat is wat ons betreft ook waar dit Belastingplan de ruimte voor moet bieden en dat heeft het ook gedaan.

De heer Koolmees (D66):

Voorzitter. Dank aan de staatssecretaris voor de beantwoording. Gisteren heb ik de ambtenaren al uitgebreid bedankt, maar dat doe ik bij dezen nog een keer. Na 30 uur debat is het einde in zicht. Ik ben de laatste spreker. Hoewel, de staatssecretaris moet uiteraard nog reageren. Ik ben dus helemaal niet de laatste spreker. Dank voor deze correctie, mevrouw Neppérus.

Ik wil nog een paar puntjes bespreken. Wat betreft de leidingwaterbelasting is het goed om naar de uitvoering in 2014 te kijken. Wij krijgen aanstaande vrijdag nog een nota van wijziging. Het is ook prima om volgend jaar te bekijken hoe je de administratieve lasten en de uitvoering beter zou kunnen maken. Misschien is het voor de lange termijn goed om het te evalueren. Wat mijn fractie betreft zijn er twee uitgangspunten: de budgettaire opbrengsten staan vast en er moet een prikkel aanwezig zijn voor iedereen, ook voor de grotere bedrijven, om water te besparen. Dat is echter ook het uitgangspunt van dit voorstel. Ik ga ervan uit dat dat volgend jaar zo blijft.

Ik wil twee amendementen kort bespreken, omdat dat twee belangrijke punten zijn voor mijn fractie. Het eerste is het amendement van de heer Groot over de anbi's en proportionaliteit. Dat amendement zullen wij zeker steunen, omdat we denken dat daarmee een groot deel van de angel uit de hele discussie wordt gehaald.

Het andere amendement, dat van mevrouw Schouten over lokaal duurzame energie en de postcoderoos, heeft ook de sympathie van mijn fractie. Er zijn geen budgettaire consequenties, maar het maakt het wel wat flexibeler om initiatieven te starten. Dat wil ik vanaf deze plek graag delen.

Ik heb nog een punt. Ik heb gisteren een vraag gesteld over de erf- en schenkbelasting voor alleenstaanden. De staatssecretaris is daar vandaag niet meer op ingegaan. Ik heb hem gevraagd of hij dat kon toezeggen, want dan hoefde ik geen motie in te dienen. Hij heeft dat niet gedaan. Ik moet deze motie dus indienen.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat alleenstaanden en mensen zonder kinderen geen gebruik kunnen maken van verschillende hogere vrijstellingen en lagere tarieven in de successiewetgeving;

overwegende dat zij hierdoor benadeeld worden ten opzichte van mensen met kinderen en/of een partner;

verzoekt de regering om voor de zomer van 2014 budgettair neutrale varianten aan de Kamer te doen toekomen om deze ongelijkheid te verminderen;

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Koolmees en Klein. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 57 (33752).

Ik dank u hartelijk. De staatssecretaris heeft aangegeven direct te kunnen antwoorden. Wij snoepen al veel af van de tijd voor de debatten die nog moeten komen vanavond. Ik geloof dat er 20 moties zijn ingediend. Ik hoor dat het er 18 zijn. Dat valt weer mee. Ik stel voor dat de staatssecretaris die kort probeert te beantwoorden. Ook stel ik voor om twee interrupties per persoon te hanteren. Ik constateer dat hiermee wordt ingestemd.

Staatssecretaris Weekers:

Voorzitter. Ik zal meteen ingaan op de nog nader gestelde vragen, de moties en een enkel amendement dat zojuist nog werd aangereikt. Voordat ik dat doe, wil ik de leden van de vaste Kamercommissie voor Financiën, de woordvoerders, danken voor de constructieve houding om snel tot goede wetgeving te komen, niet alleen vandaag rondom het pakket Belastingplan, maar ook tijdens het wetgevingsoverleg. Meer in het bijzonder wil ik de leden mevrouw Schouten, de heer Dijkgraaf en de heer Koolmees een compliment maken voor de extra inspanning om uiteindelijk te komen tot een begrotingsakkoord. Ik weet dat ook andere partijen een hele tijd om de tafel hebben gezeten en op een constructieve wijze hun bijdrage hebben geleverd. Dankzij het aanvullend akkoord dat de zojuist genoemde partijen met de twee coalitiepartijen hebben gesloten, is er echter niet alleen een breed draagvlak ontstaan voor het Belastingplan 2014, wat erg belangrijk is, maar is het plan, alles afwegende, ook gewoon beter geworden. Het kabinet neemt moeilijke maatregelen die in tijden van slechte economische ontwikkeling onvermijdelijk nadelige gevolgen hebben voor mensen, burgers en ondernemers. In dat licht ligt hier wel een solide pakket maatregelen voor het komende jaar. Daarvan ben ik vast overtuigd.

Daarnaast ben ik erg blij met de brede steun die ik ervaar voor het voorstel inzake de Wet aanpak fraude toeslagen en fiscaliteit. Daarvoor moet ik met name kijken in de richting van de heer Van Vliet. Hij heeft aangegeven dat wij veel van mening verschillen over het Belastingplan als zodanig, maar voor het pakket fraudemaatregelen heeft hij uitdrukkelijk steun uitgesproken. Van de andere fracties weet ik dat nog niet allemaal, al heb ik de heer Bashir wel horen zeggen tijdens het wetgevingsoverleg dat hij op een aantal punten echt overtuigd was. Ik hoop dus ook van andere fracties brede steun te krijgen.

Ik loop de moties langs en tussendoor ook nog de opmerkingen van de diverse sprekers. Dat zal ik even doen in de volgorde van de sprekers. Ik begin bij de heer Van Vliet. Hij heeft gisteravond al een aantal moties ingediend. Die wil ik samenvatten. Het gaat om de moties op stukken nrs. 25 tot en met 31. Daarin heeft de heer Van Vliet er uiting aan willen geven dat hij het niet eens is met het wetsvoorstel Belastingplan 2014 en het wetsvoorstel Wet wijziging percentages belasting- en invorderingsrente. Ik begrijp de moties dan ook vooral als statements van zijn kant, die ik op de diverse onderdelen eigenlijk al tijdens het debat heb besproken. Ik ga ze nu dus, ook omwille van de tijd, niet nog eens apart langslopen. Ik zie dat de heer Van Vliet begrijpend knikt. Deze moties moet ik dus ontraden. Dat zijn er al meteen heel wat.

De voorzitter:

De heer Van Vliet heeft toch nog een vraag aan de staatssecretaris.

De heer Van Vliet (PVV):

Ik heb gisteren volgens mij zeven moties ingediend. Bij zes van de moties begrijp ik wat de staatssecretaris zegt. We zijn realist en weten van elkaar hoe het zit. Een van de door mij ingediende moties heeft te maken met een eerdere toezegging van de staatssecretaris tijdens het WGO: voor de zomer van 2014 gaan we bekijken hoe het met de ondernemers in de grensstreek zit wat betreft de weglekeffecten van de accijnzen. Ik haakte met die motie daarop aan: ik wilde dat ook graag voor alle andere operaties uit het Belastingplan waarin naar mijn verwachting ook die weglekeffecten zitten. Daarop wil ik nog wel graag een heldere inhoudelijke reactie van de staatssecretaris.

Staatssecretaris Weekers:

Dan moet ik even kijken welke motie dat precies is.

De voorzitter:

Het is de motie op stuk nr. 30.

Staatssecretaris Weekers:

Dat is de motie waarmee de regering wordt verzocht "de belastingopbrengsten van al de hierboven genoemde operaties te evalueren en voor de zomer van 2014 de Kamer hierover te informeren". Daarbij wordt dan verwezen naar de stamrechtvrijstelling, de schenkingsvrijstelling, het box 2-tarief, de belasting op leidingwater et cetera. Dat is een bijna onmogelijke opdracht. Ik wil er echter nog wel het volgende aan toevoegen. De Kamer kan mij houden aan hetgeen ik heb toegezegd met betrekking tot de accijnzen, met name de dieselaccijns, net zoals ze mij kan houden aan alle andere toezeggingen, uiteraard. Daarbij spelen namelijk heel nadrukkelijk die grenseffecten. Wat merken de ondernemers in de grensstreek ervan? Ook de opmerking van de heer Groot speelt daarbij een rol. Hij zei: het kan niet zo zijn dat we bepaalde accijnzen zodanig verhogen dat er uiteindelijk minder belastingopbrengsten binnenkomen. Hij wees in dat verband op de Laffercurve. Voor mij is dat aanleiding om het zaakje goed in de gaten te houden en er voor de zomer met elkaar over te spreken.

Meer in het algemeen merk ik op dat in de raming van de totale belastingontvangst van het kabinet rekening is gehouden met alle relevante macro-economische ontwikkelingen, onder andere op het gebied van werkgelegenheid, lonen, winsten en consumptie, die het gevolg zijn van lastenverzwaringen. Ook lastenverhogingen op het gebied van het inkomen hebben negatieve economische effecten. Het voorstel van de heer Bashir om een toptarief van 60% in te voeren, heeft uiteindelijk negatieve effecten. Het Centraal Planbureau heeft al eens eerder gesuggereerd dat die Laffercurve ergens rond de 49% ligt. In een brief heb ik toen aangegeven dat het niet zo scherp te bepalen is. Als je echter van 52% naar 60% gaat, dan zou de opbrengst uiteindelijk, rekening houdend met dit soort gedragseffecten, weleens negatief kunnen zijn. In de raming van de belastingontvangst in 2014 is dus rekening gehouden met de lastenverzwaringen die worden doorgevoerd. Een exacte bepaling van de uitverdien- of weglekeffecten per specifieke maatregel is ook niet mogelijk. Het Centraal Planbureau heeft bij de totale doorrekening afzonderlijk nog een afslag genomen voor het totaal aan maatregelen. Dat is dus integraal meegenomen.

Wanneer komt het wel terug? De raming van de belastingontvangsten wordt in de reguliere begrotingscyclus ook in het voorjaar van 2014 meegenomen. Op een aantal categorieën, die de Kamer gebruikelijk ook gepresenteerd krijgt, zal ze dan ook bepaalde inzichten krijgen. Als dan meevallers of tegenvallers ontstaan, kunnen we met elkaar debatteren over de vraag waar het precies aan ligt. Zijn het economische effecten, weglekeffecten of wat dan ook? Een evaluatie is wat dat betreft dan ook niet nodig. Eventuele meevallers en tegenvallers zullen integraal worden toegelicht.

Dit was een wat uitgebreidere reactie op deze motie van de heer Van Vliet.

Mevrouw Neppérus had geen nadere punten. Ik waardeer haar bijdrage zeer, maar die vraagt niet om een nadere reactie. Ik dank haar overigens ook voor haar constructieve suggesties, waarvan ik er enkele heb overgenomen. Eén ervan heeft ze in een amendement vervat.

De heer Bashir heeft een vraag gesteld, waarop de heer Omtzigt later ook nog is teruggekomen, over de situatie waarin je de termijnen ten aanzien van de toeslagen meer gaat verkorten dan ik heb voorgesteld en waarin je dan een besluit tot verlenging, als die nodig is, ook nog eens voor bezwaar vatbaar maakt. Als je een voor bezwaar vatbare beschikking gaat maken van een verlengingstermijn die nu geen voor bezwaar vatbare beschikking is, kost dat gewoon extra capaciteit. Een aantal mensen zullen die bezwaren moeten afhandelen. Zij zullen dan verder naar de inhoud moeten kijken. Dat betekent dat ik daar capaciteit voor moet inzetten. Dat zijn die 25 fte's. De heer Omtzigt en de heer Bashir zeggen dat ik een behoorlijk capaciteitsprobleem heb als de Belastingdienst Toeslagen dat niet eens aankan. Ik wil de mensen juist inzetten op de uitworp van toeslagaanvragen. Dat zijn allemaal voorschotten die worden aangevraagd waar een frauderisico aan vastzit. In het overgrote merendeel van de gevallen — dat geldt zeker voor de mensen die bonafide zijn — krijgt men gewoon binnen de gebruikelijke termijn de toeslag uitgekeerd. Voor die gevallen waarvoor meer tijd nodig is, zal die extra tijd gebruikt worden om eerst aan de poort te controleren voordat een toeslag wordt uitgekeerd. Het beeld dat de heer Omtzigt dus schetst dat iedereen straks 26 weken moet wachten, zal voor het overgrote deel van de mensen niet kloppen.

Er kunnen ook pieken voorkomen in toeslagaanvragen. Er zijn bepaalde piekmomenten in het jaar. Als ik dan met kortere termijnen moet laten werken, kan ik een aantal toeslagen waar frauderisico's aan vastzitten niet goed laten bekijken. Als dat het geval is, zal ik de dienst opdracht geven om ze af te wijzen. Dat zeg ik hier maar klip-en-klaar. En daarvan zijn inderdaad bonafide mensen de dupe die anders nog de gelegenheid hadden gekregen om met verificatoire bescheiden langs te komen bij de Belastingdienst, want die tijd krijgen ze dan niet meer. Als dat is wat de heer Omtzigt en wellicht anderen in de Kamer willen, kies ik daar niet voor. Ik heb er echter genoeg van om voorschotten te verstrekken waarvan mijn mensen van de Dienst Toeslagen zeggen dat er echt frauderisico's aan vastzitten. Die wil ik echt niet meer laten doorgaan.

De heer Omtzigt (CDA):

Nu breekt mijn klomp. Vorig jaar kwam de staatssecretaris met een plan naar de Kamer voor een dwangsom bij niet tijdig betalen als er na negen weken geen toeslag uitgekeerd zou zijn. De staatssecretaris stelde dat zelf voor en de Tweede Kamer zei: nee, niet doen, want in uitzonderlijke gevallen is het handig om iets langer te kunnen wachten dan negen weken. De staatssecretaris zei daarop dat die uitzonderlijke gevallen er niet zijn. Nu zou hij 25 ambtenaren nodig hebben om mensen langer dan negen weken te laten wachten op een eerste toeslag. Hoeveel mensen moeten volgend jaar langer dan negen weken wachten op een eerste toeslag en kunnen daardoor in de problemen komen? Ik krijg graag een cijfer van de schatting die onder die 25 ambtenaren en die 1,8 miljoen aan uitvoeringskosten ligt.

Staatssecretaris Weekers:

Dat ga ik nu niet geven. Het gaat mij erom dat ik met voorstellen naar de Kamer kom om het toeslagensysteem fraudebestendiger te maken. De heer Omtzigt zal zich ook de debatten in het voorjaar kunnen herinneren. Ik heb een pakket op tafel gelegd dat goed is doordacht en waar de uitvoeringstoetsen van de Belastingdienst op zitten. De heer Omtzigt heeft zojuist nog om uitvoeringstoetsen van de RDW gevraagd, waar we helemaal niets mee kunnen in dit belastingpakket. Ik kijk wat de dienst nodig heeft dat is buitengewoon goed onderbouwd. Ik heb geregeld dat de Belastingdienst Toeslagen er 25 miljoen bij krijgt om het fraudebestendiger toeslagensysteem ordentelijk uit te voeren, op een zodanige wijze dat bonafide toeslaggerechtigden en mensen van wie we de gegevens hebben gekregen, snel worden bediend. Voor mensen die een toeslag aanvragen waar frauderisico's aan vastzitten, heeft de dienst meer tijd nodig. Daar krijgt de dienst ook extra capaciteit voor en daar worden meer dan 150 mensen extra voor ingezet. Er wordt ook extra ICT voor ingezet. Daarnaast zorg ik voor een betere invordering.

Het is het een of het ander. Of de heer Omtzigt weet het allemaal beter — dan kan hij beter op mijn stoel gaan zitten — of hij vertrouwt erop dat ik met de adviezen die ik van de Belastingdienst Toeslagen krijg, met de uitvoeringstoetsen die daar worden gedaan en met de signalen die ik van de FIOD krijg, uiteindelijk met weldoordachte voorstellen naar de Kamer kom. Dat laatste doe ik en blijf ik doen.

De heer Omtzigt (CDA):

Fijn dat we een mooi inhoudelijk betoog krijgen. Ik stelde gewoon één feitelijke vraag: hoeveel mensen moeten meer dan negen weken wachten? Ik stelde de vertrouwensvraag vandaag niet aan de orde. Ik stelde gewoon de negenwekenvraag aan de orde.

Staatssecretaris Weekers:

De heer Omtzigt is slim genoeg om te weten dat ik daar geen concreet cijfer aan vastplak.

De heer Omtzigt (CDA):

Het spijt mij, staatssecretaris, maar u plakt er wel aan vast dat het 1,8 miljoen kost en 25 fte's. Dan is er toch een inschatting geweest van het aantal toeslagen? Anders kunt u toch niet op die manier een amendement afwijzen? Ik vind dit echt niet kunnen.

Staatssecretaris Weekers:

Ik heb hier niet alle onderliggende berekeningen en uitvoeringstoetsen paraat van de amendementsverzoeken die zijn binnengekomen. Ik ga hier geen enkel aantal mensen noemen dat straks langer moet wachten dan negen weken. Dat hangt heel simpel af van de vraag wat op een zeker moment wordt beschouwd als een risicovolle aanvraag en het heeft daarnaast met piekmomenten te maken. Ik kan mij niet vastprikken op welk getal dan ook. Ik kan wel van tijd tot tijd de termijnen en de gemiddelde termijnen aan de Kamer rapporteren. Dat doe ik ook. Ik kan wel achteraf rapporteren over de aantallen waar de heer Omtzigt om vraagt. Dat wil ik graag doen, opdat wij van tijd tot tijd met elkaar de thermometer in het badwater kunnen stoppen en ons kunnen afvragen of wij goed bezig zijn. Wellicht hebben wij overkill gepleegd in deze wetgeving. Dat vreest de heer Omtzigt. Ik ben altijd bereid om op een zeker moment de zaak bij te stellen. Dit heb ik nu echter nodig om de Dienst Toeslagen te kunnen laten doen wat de hele Kamer mij in het voorjaar heeft gevraagd.

De voorzitter:

De heer Omtzigt krijgt de mogelijkheid om kort te reageren op de suggestie van de staatssecretaris.

De heer Omtzigt (CDA):

Die suggestie waardeer ik. Eerst zegt de staatssecretaris dat hij de cijfers niet heeft, maar in het antwoord van zojuist zegt hij dat hij ze niet bij de hand heeft. Ik kan mij voorstellen dat hij ze niet bij de hand heeft, want er is een behoorlijk pakket amendementen ingediend. De cijfers zijn er. Dat zegt de staatssecretaris zelf. Ik zou het dus zeer op prijs stellen dat die gewoon bij de brief van vrijdag gevoegd worden.

Staatssecretaris Weekers:

Ik zeg dat niet toe. Ik zal dat niet doen bij de nadere duiding van de amendementen. Ik heb eerder aangegeven dat ik de beoordeling van de moties en amendementen nog even op schrift zal leveren. Dat doe ik als service aan de Kamer. Als ik daar nog wat meer informatie bij kan geven die dienstbaar is en in de geest is van wat de heer Omtzigt heeft gevraagd, zal ik dat gaarne doen. Ik prik mij hier echter niet vast op één getal.

De heer Bashir (SP):

Als die informatie er is, lijkt het mij niet echt moeilijk om die aan de Kamer te sturen.

De staatssecretaris heeft in het wetgevingsoverleg toegezegd dat mensen die vinden dat de behandeling van hun toeslagaanvraag te lang duurt, zich met alle gegevens tot het belastingkantoor kunnen wenden en dat het dan snel geregeld wordt. Dan hoeven ze die dertienwekentermijn niet af te wachten. Ik werd nu toch geprikkeld door het antwoord van het staatssecretaris. Hij zegt dat er 25 mensen nodig zijn als wij de termijn verkorten en tegelijkertijd een voor bezwaar vatbare beschikking opstellen. Stel nu dat de termijn wel wordt verkort naar negen weken, maar dat de beschikking dan niet voor bezwaar vatbaar is, heeft de staatssecretaris dan ook nog steeds 25 mensen nodig?

Staatssecretaris Weekers:

Nee, zeker niet, dan heb je er veel minder nodig. Sterker nog, dan heeft de Belastingdienst alleen minder tijd. Ik heb twee bezwaren tegen het amendement van de heer Omtzigt. Het eerste is dat ik een uitvoeringstoets heb laten doen. Daarin staat dat de Belastingdienst Toeslagen vanwege piekbelasting en vanwege de verwachte aantallen aanvragen met frauderisico's — de cijfers daarvan heb ik eerder gecommuniceerd; ik meen dat het aantal ergens rond de 30.000 ligt — gewoon de capaciteit van een x-aantal mensen en een x-aantal weken nodig heeft. Dit betekent dat toeslagaanvragen sneller afgewezen zullen worden als je de tijd krapper maakt, omdat ik niet wil dat toeslagaanvragen waar frauderisico's aan kleven, niet goed worden beoordeeld. Het tweede punt is — daar sloeg ik op aan met al die extra formatieplaatsen — dat het een voor beroep vatbare beschikking is. Allerlei belastingambtenaren moeten dit gaan beoordelen etc. En dan krijg je een hele juridisering. Daar is de doorsneetoeslaggerechtigde, dat zijn de mensen voor wie ik ook wil opkomen, niet mee gediend. Zij zijn ermee gediend dat zij snel een toeslag krijgen als de feiten snel op tafel liggen. Daar werkt de dienst aan. Als er mensen in de knel dreigen te raken omdat iets te lang duurt, krijgen zij een uitnodiging om langs te komen. Als het snel opgelost kan worden, dan krijgen zij ook heel snel een toeslag. Het verlengen van de termijnen is niet bedoeld om mensen te pesten. Het is alleen bedoeld om het kaf van het koren te scheiden en ervoor te zorgen dat er geen geld meer naar fraudeurs gaat.

De voorzitter:

Wij zijn bijna een uur over de planning heen geschoten. Ik vraag om korte interrupties en korte antwoorden. Daarna kan de staatssecretaris kort commentaar geven op de vele moties. Wij zitten echt onder het finishdoek.

De heer Bashir (SP):

Stel dat de heer Omtzigt zijn amendement wijzigt in die zin dat het niet meer voor bezwaar vatbaar is. Dan is er dus geen capaciteitsprobleem. Dan zijn er geen 25 ambtenaren nodig, dan is er geen ambtenaar extra nodig.

Staatssecretaris Weekers:

Dan is er in elk geval geen capaciteitsprobleem om dat onnodige gejuridiseer te behandelen. Blijft over het probleem dat de Belastingdienst Toeslagen in voorkomende gevallen onvoldoende tijd heeft om de riskante aanvragen goed te beoordelen. En dan kent de Kamer mijn reactie: is het riskant, dan laat ik het afwijzen. Dat betekent dat bonafide burgers de dupe worden van kwaadwillenden. Om die reden ben ik gekomen met het voorstel dat de Kamer heeft aangetroffen en ben ik mordicus tegen het amendement van de heer Omtzigt of een variatie daarop zonder die voor beroep vatbare beschikking. Ik vind dat ik eindelijk eens aan het werk moet kunnen gaan met de fraudebestendigheid van toeslagen. Ik wens niet dat er door het CDA zand in de raderen wordt gestrooid.

De voorzitter:

Gaat u verder met de beoordeling van de moties.

Staatssecretaris Weekers:

Dat doe ik graag. Ik begin met de motie van de heer Bashir op stuk nr. 48, waarin hij de regering vraagt om de gevolgen van de verhoging van de accijnzen te monitoren en binnen twee maanden daarover te rapporteren. Deze motie moet ik ontraden. Ik kan hier na twee maanden geen zinnig woord over zeggen. Ik hou het bij mijn toezegging dat ik er vlak voor het zomerreces over zal rapporteren. Dan zullen wij er met elkaar over kunnen spreken. In de motie staat ook de overweging dat het verhogen van indirecte belastingen gedragseffecten met zich meebrengt en dat dit de werkgelegenheid schade kan toebrengen. Dat geldt ook voor directe belastingen.

Dan de motie van de heer Bashir op stuk nr. 50, waarmee hij de regering vraagt om de werkgeversheffing van 16% op lonen hoger dan €150.000 permanent te maken. Deze motie wil ik met klem ontraden. De crisisheffing is vorig jaar als eenmalig gepresenteerd. Vanwege de heel bijzondere omstandigheden dat de crisis nog verder werd verdiept en wij nog een pakket van 6 miljard bovenop het pakket van 18 miljard en in totaal meer dan 50 miljard moesten zetten, is de heffing met één jaar verlengd. Maar dat is het wat mij betreft ook echt.

De heer Omtzigt (CDA):

Hoor ik hier de toezegging dat de crisisheffing volgend jaar niet terugkomt in het Belastingplan 2015?

Staatssecretaris Weekers:

Ja, dat heeft de heer Omtzigt goed gehoord. De premier heeft dit overigens ook gezegd. De minister van Financiën heeft het bij de presentatie van de Miljoenennota 2014 ook aldus aangegeven. Ik was daarbij om het Belastingplan 2014 aan de pers te presenteren. Het is dus niet de eerste keer dat deze toezegging is gedaan.

De heer Bashir (SP):

Geldt die toezegging ook nog als de crisis verergert?

Staatssecretaris Weekers:

Ik ga niet in op als-danvragen. De toezegging staat!

De heer Bashir (SP):

Ik denk niet dat de crisis volgend jaar voorbij is. Volgend jaar hebben we ook een tekort. De staatssecretaris mag de motie dan ontraden, het lijkt mij verstandiger om, zolang er een tekort op de begroting is, een bijdrage te vragen aan de mensen met de hoogste inkomens. In deze motie wordt daarom gevraagd. Het komt ook niet uit de lucht vallen, want de regering doet het dit jaar en volgend jaar zelf ook. Ik zou zeggen: laten we die heffing continueren, zolang er een tekort is.

Staatssecretaris Weekers:

Voorzitter, ik heb niets toe te voegen aan mijn eerdere antwoord.

In de motie op stuk nr. 51 verzoekt de heer Bashir de regering ervoor zorg te dragen dat het ontnemen of weigeren van de anbi-status altijd proportioneel is ten opzichte van de gedragingen. Als het gewijzigde amendement van de heer Groot wordt aangenomen, wordt dit volgens mij afdoende geborgd. Daarmee is de motie overbodig, aangezien het dan niet meer nodig is om extra maatregelen te treffen.

Het is dus de vraag wat de heer Bashir met de motie beoogt. Het amendement van de heer Groot is gewijzigd en zojuist rondgedeeld. Ik heb aangegeven dat ik niet alleen zeer goed met dit amendement kan leven, maar ook dat ik vind dat de wet door dit amendement ook echt beter wordt. Volgens mij bevat het amendement een proportionaliteitstoets. Als de heer Bashir met zijn motie tot uitdrukking brengt dat hij het daarmee eens is, dan zijn wij het dus ook eens. Als het zijn bedoeling is dat er nog iets wordt gedaan bovenop wat er in het amendement wordt geregeld, bijvoorbeeld dat de inspecteur elke keer opnieuw moet toetsen, dan zijn wij het oneens. Ik heb namelijk een- en andermaal aangegeven waarom dat niet kan.

De heer Bashir (SP):

De motie vraagt niets extra's van de staatssecretaris. De motie onderstreept alleen maar dat de inspecteur nadrukkelijk oog moet hebben voor de proportionaliteit. Het kan namelijk niet zo zijn dat de staatssecretaris na elke gegooide tomaat of elk gegooid ei, de anbi-status afneemt.

Staatssecretaris Weekers:

Ik houd op zijn tijd van een tomaat of een ei, maar dan wel op mijn bord!

Ik heb een- en andermaal aangegeven dat het nooit zo kan gaan, en dat kan ook helemaal niet als het amendement van de heer Groot wordt aangenomen. Ik reken er overigens op dat er in de Kamer een breed draagvlak is voor dit amendement. Zo niet, dan zou ik het graag zodanig willen omarmen dat het een onderdeel van mijn wetsvoorstel wordt. Die proportionaliteitstoets zit impliciet in het amendement van de heer Groot, want er moet een gevangenisstraf van minimaal vier jaar op het delict staan om in aanmerking te komen voor de mogelijke ontneming van de anbi-status. De rechter zal iemand voor het gooien van een tomaat of een ei natuurlijk nooit veroordelen voor een delict waarop vier jaar of meer gevangenisstraf staat.

Voorzitter, ik moet even goed kijken welke moties ik nog van een oordeel moet voorzien.

De voorzitter:

Gisteren heeft de heer Klein twee moties ingediend. Verder liggen er nog twee moties van de heer Omtzigt, twee van de heer Ojik en een van de heer Koolmees.

Staatssecretaris Weekers:

Voorzitter, volgens mij ligt er ook nog een motie van de heer Bashir en wel zijn motie over oldtimers. In die motie op stuk nr. 47 verzoekt hij de regering om ook een overgangsregeling voor oldtimers op lpg of diesel te maken. Ik ontraad de aanneming van deze motie, omdat een dekking ontbreekt. Eerder heb ik aangegeven dat die overgangsregeling 27 miljoen zou kosten. Als de Kamer een dekking wil regelen, kan dat natuurlijk altijd in een eenvoudig amendement. Deze ongedekte motie moet ik dus ontraden.

De heer Klein heeft op stuk nr. 34 een motie ingediend, waarin hij de regering oproept om de fiscale giftenaftrekfaciliteit af te schaffen vanwege gebrek aan effectiviteit. Dat leidt tot een budgettaire opbrengst van circa 500 miljoen euro. De heer Klein zal echter begrijpen dat er in deze Kamer onvoldoende draagvlak is voor deze motie. Gisteren hebben wij mevrouw Schouten en volgens mij ook de heer Groot en anderen hierover gehoord. Deze motie ontraad ik dus.

De heer Klein (50PLUS):

Neemt de staatssecretaris de motie wel mee in zijn reactie op het rapport van de commissie-Van Dijkhuizen?

Staatssecretaris Weekers:

Ik heb aangegeven dat ik een reactie zal geven op het rapport van de commissie-Van Dijkhuizen. Dit is een van de onderdelen daarvan, en het maakt uiteraard integraal deel uit van de reactie. Dat is zeker. Daar komt deze discussie dus ongetwijfeld terug. Dat neemt niet weg dat ik deze motie nu ontraad.

De heer Klein (50PLUS):

Dit betekent dat er dan meer tijd is om wat uitvoeriger en beter te discussiëren over de pro's en contra's van dit voorstel. Daarom houd ik deze motie graag aan.

De voorzitter:

Op verzoek van de heer Klein stel ik voor, zijn motie (33752, nr. 34) aan te houden.

Daartoe wordt besloten.

Staatssecretaris Weekers:

De motie van de heer Klein op stuk nr. 35 gaat over het verlaagd tarief energiebelasting, operational lease en huur. Ik heb al een- en andermaal gezegd wat in verband hiermee in het kader van het SER-energieakkoord is aangegeven. De heer Klein kent mijn argumenten. Ik zou de heer Klein eigenlijk willen vragen om ook deze motie aan te houden. Ik heb aangegeven dat ik een aantal zaken zal meenemen in een onderzoek. Wat voegt deze motie daar nog aan toe?

De heer Klein (50PLUS):

Het is een kip-of-eikwestie. Wij zijn met deze motie gekomen om de staatssecretaris ertoe te bewegen dat hij een toezegging doet over onderzoek. Dat is ook door onder anderen de heer Van Ojik naar voren gebracht. Ik ben heel blij dat de staatssecretaris daar positief tegenover staat. Ik kan de motie dus aanhouden, omdat de staatssecretaris in feite datgene uitvoert wat wij in de motie vragen.

De voorzitter:

Op verzoek van de heer Klein stel ik voor, zijn motie (33752, nr. 35) aan te houden.

Daartoe wordt besloten.

Staatssecretaris Weekers:

Dat stel ik zeer op prijs.

In de motie op stuk nr. 55 van de heer Van Ojik wordt de regering verzocht om de meevaller bij de crisisheffing 2012 terug te geven aan de werkgevers via een verdere verlaging van de werkgeverspremies. Deze motie oogt op zichzelf heel sympathiek, maar ik heb eigenlijk niets toe te voegen aan de wijze woorden die de heer Koolmees gisteren in het interruptiedebatje met de heer Van Ojik uitte. Onze systematiek werkt nu eenmaal zo dat wij ex ante ramen. Blijkt het achteraf mee te vallen, dan vloeit dat in het EMU-saldo. Blijkt het achteraf tegen te vallen, dan gaat het ten laste van het EMU-saldo. De heer Koolmees zei het gisteren heel treffend: als wij daar asymmetrisch van afwijken door te zeggen dat wij meevallers wel extra inzetten maar tegenvallers niet compenseren, leidt dat ertoe dat het budgettair tekort alleen maar groter kan worden. Dat lijkt mij niet zulk verstandig beleid.

De heer Van Ojik (GroenLinks):

Dat er wordt afgeweken van die begrotingsregel en dat meevallers worden aangewend voor datgene wat een meerderheid in de Tweede Kamer politiek wenselijk acht, gebeurt al regelmatig. Het is gebeurd bij het Herfstakkoord en het is, gelukkig, bij de kinderopvangtoeslag gebeurd naar aanleiding van een motie van GroenLinks en de Partij van de Arbeid. Natuurlijk, er is een regel, maar op die regel wordt toch zeer regelmatig een uitzondering gemaakt.

Staatssecretaris Weekers:

Het kan zijn dat er bij tusseninformaties budgettaire kaders worden aangepast. Er bestaat echter niet het gebruik dat de Kamer over elk willekeurig onderwerp een motie kan indienen met de strekking: hier is een meevaller, en bestem die nu, in strijd met de begrotingsregels, voor dit of voor dat. De heer Van Ojik gaf aan dat er bij de kinderopvangtoeslag sprake is van bepaalde meevallers. Als je uitgavenmeevallers hebt, kunnen die binnen het uitgavenkader door het kabinet, in samenspraak met de Kamer, alternatief gealloceerd worden. Wij hebben die afspraak echter niet voor lastenmeevallers gemaakt. Daarvoor geldt dat ik tegenvallers niet hoef te dekken, terwijl ik van meevallers op dat vlak geen plezier heb en de heer Van Ojik dus ook niet.

De heer Van Ojik heeft ook nog een amendement aangekondigd, maar daar zal ik schriftelijk op terugkomen. Het ligt namelijk nog niet op tafel. Andere leden hebben het dus ook nog niet kunnen lezen.

De heer Van Ojik heeft een motie ingediend op stuk nr. 56 over de deponeringsplicht van rechtspersonen. Hij verzoekt de regering daarin in wezen om de Kamer uiterlijk in 2013 te informeren over de verplichtingen die uit de wet volgen wat betreft publiceren en deponeren. Het betreft ook de vraag wat het nalevingstekort is, vrij vertaald, en wat de regering eraan doet om dit nalevingstekort te beperken. Ik vind het legitieme vragen, maar zij liggen niet primair op mijn terrein. Ik kan dus niet zeggen dat het de regering lukt om de gewenste informatie uiterlijk in 2013 te leveren. Het ligt namelijk op het terrein van collega's en daarom zal ik het uiteindelijke oordeel over de motie in mijn brief meenemen. Dat lijkt mij het meest fair, maar ik vind de gestelde vragen alleszins begrijpelijk.

Ik kom op de motie van de heer Koolmees op stuk nr. 57 over de erfbelasting. Omwille van de tijd heb ik mijn toezegging niet herhaald en gespecificeerd. Het verzoek van de heer Koolmees voer ik uiteraard graag uit. Ik maak daar wel de kanttekening bij dat ik niet met concrete voorstellen kom, maar dat ik een aantal bouwstenen zal geven die de Kamer kan bespreken. Op die manier kan de Kamer bekijken of er wellicht een meerderheid is om hier en daar bepaalde wensen in te vullen.

De heer Koolmees (D66):

Ik dank de staatssecretaris voor deze toezegging. Ik trek mijn motie in.

De voorzitter:

Aangezien de motie-Koolmees/Klein (33752, nr. 57) is ingetrokken, maakt zij geen onderwerp van beraadslaging meer uit.

Staatssecretaris Weekers:

Ik kom op de moties die de heer Omtzigt heeft ingediend. Hij heeft allereerst een motie ingediend op stuk nr. 53 om de kennisgeving vooraf te handhaven, zonder de tiendagentermijn, en te regelen dat die kennisgeving altijd tevens naar de belastingplichtige gestuurd wordt. Die motie moet ik ontraden. De heer Omtzigt weet dat de meeste informatie automatisch wordt uitgewisseld. Daar heeft nooit een kennisgeving voor gegolden, ook niet voor dit geval. Nederland is een van de weinige landen die eigenlijk nog een vrij archaïsche manier van kennisgeving voor dergelijke informatieverzoeken had. Ik vind het van belang, en zo heb ik de vraag van de heer Omtzigt ook steeds opgevat, dat een belastingplichtige niet in de kafkaëske situatie terecht moet komen dat de Nederlandse Belastingdienst verkeerde informatie verschaft aan een andere Belastingdienst, waarop die bijvoorbeeld een aanslag stuurt, maar dat die Nederlandse belastingplichtige vervolgens op geen enkele manier geholpen wordt door de Nederlandse Belastingdienst en ook niet kan verifiëren welke informatie is verstrekt. Ik heb gezegd dat ik niet wil dat burgers of bedrijven in die kafkaëske situatie terechtkomen. Daarom vind ik dat zij desgevraagd moeten kunnen weten welke informatie is verstrekt. Dat kan nu al, maar ik heb toegezegd dat ik op de website van de Belastingdienst de procedure daaromtrent zal beschrijven. Ik meen dat ik daarmee materieel aan het belangrijkste bezwaar tegemoetgekomen ben. Als we het gevraagde moeten gaan doen, moeten we ook een hele bureaucratie optuigen die we voordien nog helemaal niet kenden. Nu is het namelijk zo dat de kennisgeving wordt gestuurd aan de administratieplichtige, degene van wie wij informatie hebben ontvangen, bijvoorbeeld een bank. Die krijgt op dit moment de kennisgeving. De heer Omtzigt wil dat je die in de toekomst niet naar de bank stuurt maar naar de belastingplichtige.

De voorzitter:

ik wil de staatssecretaris vragen om korte toelichtingen te geven op de moties die er nog liggen.

Staatssecretaris Weekers:

Dit was wat mij betreft ook de toezegging, voorzitter. Om die reden ontraad ik deze motie.

In de motie-Omtzigt op stuk nr. 54 wordt de regering verzocht om een overgangsregeling te treffen voor oldtimers tussen de 30 jaar en 40 jaar oud die rijden op diesel of lpg. Hiervoor geldt hetzelfde als voor de motie van de heer Bashir: het gevraagde kan geregeld worden en dat kost 27 miljoen. De Kamer kan het gevraagde tot de eindstemmingen zelf regelen via een amendement dat deugdelijk is gedekt. De motie moet ik echter ontraden omdat zij niet is gedekt.

Verder zijn er volgens mij bijna geen echte vragen meer gesteld. Wel hebben de woordvoerders van de diverse fracties conclusies getrokken. Er ligt nog wel een vraag van de heer Omtzigt, die wil weten wanneer de Kamer de nota naar aanleiding van het verslag betreffende het belastingverdrag Nederland-Duitsland ontvangt. Dat gebeurt zeer binnenkort. Het betreft een lijvig stuk. Ik verwacht dat ik het binnen enkele weken bij de Kamer heb.

De voorzitter:

Ten slotte heeft de heer Bashir nog een vraag.

De heer Bashir (SP):

Ik had wel degelijk vragen gesteld die nog niet zijn beantwoord, namelijk over de privacy. Het kan zijn dat de staatssecretaris er nog even over moet nadenken. Dan vind ik het niet erg als hij deze vragen schriftelijk beantwoordt.

Staatssecretaris Weekers:

We hebben volgende week een AO over de Belastingdienst, naar aanleiding van de halfjaarrapportage. Dit zijn typisch onderwerpen die daar heel goed aan de orde kunnen komen. Ik kan nu antwoord geven maar omwille van de tijd kunnen we het ook volgende week aan de orde laten komen. Wat betreft informatie die wordt opgevraagd bij parkeergarages kan ik zeggen dat dergelijke gegevens wel vaker worden opgevraagd. Dat is goed getoetst door de landsadvocaat en door de rechter. Dat zijn dus geen zaken die vervelend zijn of niet door de beugel zouden kunnen. Voor de huurders vrije sector geldt dat in het kader van de aanpak van scheefhuren de Belastingdienst bepaalde informatie verschaft, maar dit betreft niet heel specifieke inkomensgegevens. Het gaat om een vlaggetje of iemand al dan niet boven een bepaalde grens zit. In de Kamer hebben hierover uitvoerige debatten plaatsgevonden met mijn college Blok, de minister voor Wonen en Rijksdienst. De positie van de Belastingdienst en de waarborgen die daarbij horen, zijn in die debatten goed aan de orde geweest. Ook de privacywaakhond heeft hier een rol in gehad.

De voorzitter:

Hartelijk dank. Ik stel voor dat deze discussie wordt voortgezet in het algemeen overleg dat staat gepland, en dat de staatssecretaris gaat afronden.

Staatssecretaris Weekers:

Volgens mij heb ik de belangrijkste vragen beantwoord, voorzitter. Tenzij er nu nog een lid van uw Kamer opspringt, denk ik dat ik het meeste heb beantwoord dan wel dat ik mijn oordelen al eerder heb gegeven, zodat het de bekende weg is waar nog naar is gevraagd.

De voorzitter:

Heeft de heer Klein nog een opmerking?

De heer Klein (50PLUS):

Ik wil nog even terugkomen op het antwoord op de vraag van de heer Omtzigt over het belastingverdrag met Duitsland. Wij hebben nogal veel problemen met de export van AOW en pensioenen naar het buitenland. De staatssecretaris heeft aangegeven dat er enkele weken overheen gaan. De oorspronkelijke planning was dat het belastingverdrag met Duitsland op 1 januari 2014 zou ingaan. Uit het feit dat hij het over enkele weken had, begrijp ik echter dat 1 januari 2014 niet gehaald kan worden.

Staatssecretaris Weekers:

Ik vrees dat dit inderdaad te ambitieus zou zijn. Dan zou de Kamer begin volgende week de nota naar aanleiding van het verslag moeten krijgen en dan zou zij bereid moeten zijn om het verdrag met de allerhoogste spoed te behandelen. Vervolgens zou ook de Eerste Kamer nog even gelegenheid moeten krijgen om ernaar te kijken; verdragen passeren de Eerste Kamer overigens vaak met een hamerslag. Als het op die manier kan, zou ik die afspraak graag met de Kamer maken, want ik zou het fijn vinden als het sneller kon worden ingevoerd. Ik vrees echter dat het iets langer duurt. Het stuk dat de Kamer krijgt, is nogal een lijvig stuk. Er zitten ingewikkelde vraagstukken aan vast. Ik kan er echter voor zorgen dat het halverwege volgende week bij de Kamer ligt.

De voorzitter:

In de procedurevergadering kan dan worden bekeken of het wel of niet lukt. De staatssecretaris is hiermee aan het einde van zijn beantwoording gekomen. Daarmee is ook een einde gekomen aan deze lange marathon over het Belastingplan en een aantal wetten. De finish is bereikt; dat is altijd het hoogtepunt van een marathon. Je weet bij een marathon ook nooit of dit daadwerkelijk het geval is.

De algemene beraadslaging wordt gesloten.

De voorzitter:

Ik stel voor dat wij dinsdag over de wetsvoorstellen, amendementen en moties stemmen, met dien verstande dat wij rekening houden met een korte heropening over een nog te ontvangen nota van wijziging en een aantal andere zaken die de staatssecretaris nog op papier zal zetten.

Mevrouw Neppérus (VVD):

Ik meen dat de stemmingen wel op dinsdag zullen plaatsvinden, ook als er nog een heropening plaatsvindt.

De voorzitter:

Dat was inderdaad de afspraak. In dat geval zullen wij altijd dinsdag stemmen, behalve als de heropening zo lang duurt dat dit fysiek niet meer mogelijk is.

De vergadering wordt van 19.35 uur tot 20.15 uur geschorst.

Naar boven