34 300 XII Vaststelling van de begrotingsstaten van het Ministerie van Infrastructuur en Milieu (XII) voor het jaar 2016

Nr. 2 MEMORIE VAN TOELICHTING

Inhoudsopgave

A.

ARTIKELSGEWIJZE TOELICHTING BIJ HET BEGROTINGSWETVOORSTEL

2

     
 

Wetsartikel 1 (begrotingsstaat ministerie)

2

 

Wetsartikel 2 (begrotingsstaat agentschappen)

2

     

B.

BEGROTINGSTOELICHTING

3

     

1.

Leeswijzer

5

     

2.

Het beleid

8

2.1

De beleidsagenda

8

2.2

De beleidsartikelen

26

2.3

De niet-beleidsartikelen

138

     

3.

De agentschappen

146

     

4.

De bijlagen

171

4.1

ZBO’s en RWT’s

171

4.2

Verdiepingsbijlage

173

4.3

Moties en toezeggingen

204

4.4

Subsidieoverzicht

244

4.5

Evaluatie- en overig onderzoek

252

4.6

Overzichtsconstructie Milieu

266

4.7

Afkortingenlijst

270

A. ARTIKELGEWIJZE TOELICHTING BIJ HET BEGROTINGSWETSVOORSTEL

Wetsartikel 1

De begrotingsstaten die onderdeel zijn van de Rijksbegroting, worden op grond van artikel 1, derde lid, van de Comptabiliteitswet 2001 elk afzonderlijk bij de wet vastgesteld. Het wetsvoorstel strekt ertoe om de onderhavige begrotingsstaten voor het aangegeven jaar vast te stellen. Alle voor dit jaar vastgestelde begrotingswetten tezamen vormen de Rijksbegroting voor dat jaar. Een toelichting bij de Rijksbegroting als geheel is opgenomen in de Miljoenennota. Met de vaststelling van dit wetsartikel worden de uitgaven, verplichtingen en de ontvangsten vastgesteld. De in de begrotingsstaten opgenomen begrotingsartikelen worden in onderdeel B van deze memorie van toelichting toegelicht (de zogenaamde begrotingstoelichting).

Wetsartikel 2

Met de vaststelling van dit wetsartikel worden de baten en de lasten, het saldo van de baten en de lasten en de kapitaaluitgaven en -ontvangsten van de in de staat opgenomen agentschappen Rijkswaterstaat (RWS), Inspectie Leefomgeving en Transport (ILT), Koninklijk Nederlands Meteorologisch Instituut (KNMI), en de Nederlandse Emissieautoriteit (NEa) voor het onderhavige jaar vastgesteld. De in die begroting opgenomen begrotingsartikelen worden toegelicht in onderdeel B (Begrotingstoelichting) van deze memorie van toelichting en wel in de paragraaf inzake de agentschappen.

De Minister van Infrastructuur en Milieu, M.H. Schultz van Haegen-Maas Geesteranus

B. BEGROTINGSTOELICHTING

Het Ministerie van Infrastructuur en Milieu heeft drie begrotingen:

  • 1. de voorliggende beleidsbegroting Hoofdstuk XII van de Rijksbegroting,

  • 2. de begroting van het Infrastructuurfonds (Hoofdstuk A van de Rijksbegroting) en

  • 3. de begroting van het Deltafonds (Hoofdstuk J van de Rijksbegroting).

De twee fondsbegrotingen van IenM, het Infrastructuurfonds en het Deltafonds, worden gevoed vanuit de beleidsbegroting Hoofdstuk XII via beleidsartikel 26 (Bijdrage Investeringsfondsen).

In de beleidsbegroting Hoofdstuk XII worden de uitgaven geraamd en verantwoord voor de beleidsuitgaven van IenM, waaronder beleidsonderzoeken, subsidies en bijdragen aan medeoverheden en/of internationale organisaties. Ook de apparaatsuitgaven voor het kerndepartement worden begroot op de beleidsbegroting.

Op beide fondsbegrotingen worden de uitgaven aan concrete investeringsprojecten en programma’s geraamd, evenals de uitgaven voor beheer, onderhoud en vervangingen van de infrastructuur. De doelstelling van het Infrastructuurfonds is wettelijk vastgelegd in de Wet op het Infrastructuurfonds (Stb. 1993, 319): «het bevorderen van een integrale afweging van prioriteiten en het bevorderen van continuïteit van middelen voor infrastructuur». De instelling van het Deltafonds is wettelijk geregeld in de Waterwet (Stb. 2009, 107), met als doel de bekostiging van maatregelen, voorzieningen en onderzoeken op het gebied van waterveiligheid en zoetwatervoorziening en sinds 2015 ook waterkwaliteit.

MIRT Overzicht

Alle investeringsprojecten en -programma’s in het Infrastructuurfonds en Deltafonds zijn opgenomen in het MIRT Overzicht (voorheen MIRT Projectenboek). Dit overzicht wordt sinds 2007 als bijstuk bij het Infrastructuurfonds en Deltafonds aan de Tweede Kamer aangeboden op Prinsjesdag en biedt verdieping op de informatie die voor de projecten is opgenomen in het Infrastructuurfonds en Deltafonds. In principe is van ieder investeringsproject en -programma een projectblad opgenomen in het MIRT Overzicht. Om de verbinding tussen deze Kamerstukken te verhelderen worden vanaf dit jaar in het Infrastructuurfonds en Deltafonds waar mogelijk digitale verwijzingen opgenomen naar het specifieke projectblad in het MIRT Overzicht. Naast specifieke informatie over projecten, biedt het MIRT Overzicht ook meer informatie over de belangrijkste opgaven die spelen in de verschillende MIRT Gebieden, zoals bijvoorbeeld verwoord in de MIRT Gebiedsagenda’s.

Deltaprogramma

Het Deltaprogramma is een nationaal programma. Rijksoverheid, provincies, gemeenten en waterschappen werken hierin samen met inbreng van maatschappelijke organisaties en het bedrijfsleven. Het doel is om Nederland ook voor de volgende generaties te beschermen tegen hoogwater en te zorgen voor voldoende zoetwater. In het Deltaprogramma wordt naast de lange termijn voorkeursstrategieën ook een overzicht gegeven van de financiële middelen voor het Deltaprogramma, waarvoor het Deltafonds een belangrijk financiële bron is.

De begrotingen van IenM zijn ook digitaal beschikbaar op de rijksbegrotingswebsite1, het MIRT Overzicht 2016 is te vinden op de MIRT website2 en het Deltaprogramma op de website van de deltacommissaris3 .

1. LEESWIJZER

Algemeen

De opzet en structuur van de onderliggende begroting voor Hoofdstuk XII is gebaseerd op de rijksbegrotingsvoorschriften van het Ministerie van Financiën. Mede naar aanleiding van overleg met de Tweede Kamer zijn in aanvulling op deze regelgeving voor deze begroting de onderstaande punten verwerkt.

  • Het beleidsartikel 26 Bijdrage Investeringsfondsen kent de artikelonderdelen bijdrage aan het Infrastructuurfonds en bijdrage aan het Deltafonds. Per artikelonderdeel is een overzicht opgenomen van de bijdrage per modaliteit aan het Infrastructuurfonds en Deltafonds tot en met 2028.

  • Op de beleidsartikelen van Hoofdstuk XII waarop de bijdragen aan het Infrastructuurfonds/Deltafonds betrekking hebben wordt direct onder de betreffende tabel «budgettaire gevolgen van beleid» extracomptabel de betrokken bijdrage aan het Infrastructuurfonds/Deltafonds gepresenteerd (zoals extracomptabel opgenomen in artikel 26 Bijdrage Investeringsfondsen). Hiermee worden de beleidsprestaties van de investeringen die worden verantwoord op de investeringsfondsen betrokken bij het formuleren van het integrale beleid, inclusief beleidsindicatoren.

Kwaliteit begroting

Het verbeteren van de kwaliteit van de begroting is een continue opgave. Met het door de vaste Kamercommissie Infrastructuur en Milieu benoemen van twee meerjarige rapporteurs begrotingscyclus tot en met de begrotingsbehandeling 2017 komt er extra aandacht voor dit onderwerp.4 In deze begroting zijn er – mede naar aanleiding van het Kamerdebat over de jaarverslagen 2014 – even als voorgaande jaren weer diverse verbeteringen doorgevoerd:

  • De toegankelijkheid van de beschikbare projectinformatie is verbeterd door in de MIRT tabellen bij de projecten (waar mogelijk) een digitale verwijzing naar het bijbehorende MIRT projectblad op te nemen. Naast algemene informatie als de opgave en oplossing worden op deze bladen onder meer de majeure wijzigingen toegelicht ten opzichte van de initiële budgetraming en planning.

  • Waar mogelijk wordt verwezen naar informatie die reeds eerder met de Tweede Kamer gedeeld is, bijvoorbeeld bij de toelichtingen op de budgettaire gevolgen van beleid en uitvoering en naar de diverse voortgangsrapportages.

  • Er is extra aandacht besteed aan de informatiewaarde van de beschreven beleidswijzigingen, bijvoorbeeld door in te gaan op de aanbevelingen uit beleidsdoorlichtingen die recent afgerond zijn.

Opbouw

Dit wetsvoorstel kent een opbouw waarbij afhankelijk van de informatievraag- en behoefte verder kan worden ingezoomd. Deze verdiepingsslag is als volgt opgebouwd.

  • 1. Allereerst is de begrotings(wet)staat voor Hoofdstuk XII voor het jaar 2016 opgenomen. Deze dient ter autorisatie van de budgetten die op artikelniveau in de verplichtingen-, uitgaven- en ontvangstenramingen worden voorgesteld.

  • 2. In de Beleidsagenda is vervolgens een kernachtig overzicht gegeven van prioriteiten voor 2016 en de hoofdlijnen van het (budgettaire) beleid.

  • 3. Daarna is eerst op hoofdlijnen inzicht verstrekt in de belangrijkste budgettaire voorstellen die leiden tot wijziging van de begroting. Hiermee kan snel een indruk worden verkregen van de inhoud van dit wetsvoorstel.

  • 4. In de artikelgewijze toelichting bij dit wetsvoorstel wordt per beleidsartikel kort en bondig beschreven wat per beleidsthema de algemene doelstelling is, wat de rollen en verantwoordelijkheden van de Minister hierbij zijn en welke budgetten er per financieel instrument voor het beleidsthema zijn begroot.

  • 5. In de verdiepingsbijlage (bijlage 4.2) worden per beleidsartikel de belangrijke mutaties toegelicht. In deze bijlage is door middel van een meerjarige mutatietabel op artikelonderdeelniveau de aansluiting gemaakt tussen de vorige stand van de begroting en de nu voorgestelde stand. Dit is een aanvulling op de «standen» die in de (niet-)beleidsartikelen zijn opgenomen.

  • 6. De overige bijlagen geven voor enkele specifieke onderwerpen inhoudelijk meer toelichting of betreffen overzichtsconstructies.

Motie Schouw c.s.

In juni 2011 is de motie Schouw (Kamerstukken II, 2011–2012, 21 501-20, nr. 537) aangenomen. Deze motie zorgt er voor dat de landenspecifieke aanbevelingen van de Raad op grond van de nationale hervormingsprogramma’s een eigenstandige plaats krijgen in de departementale begrotingen. Voor IenM heeft de Raad voor 2016 geen specifieke aanbevelingen gedaan.

Motie Hachchi c.s.

In oktober 2012 is de motie Hachchi (Kamerstukken II, 2011–2012, 33 000 I, nr. 28) aangenomen. Een overzicht van alle rijksuitgaven Caribisch Nederland, inclusief die vanuit de IenM begrotingen, is op verzoek van de motie opgenomen bij de begroting van het BES-fonds.

Motie Leegte c.s.

In januari 2015 is de motie Leegte (Kamerstukken II, 2014–2015, 30 196, nr. 278) aangenomen. In de begroting van het Ministerie van Economische Zaken wordt daarom een totaaloverzicht gepresenteerd van de maatregelen van alle ministeries in het kader van het Energieakkoord. Hierin zijn ook de maatregelen die onder de verantwoording van IenM vallen opgenomen. Bij de betreffende beleidsartikelen 14 Wegen en verkeersveiligheid en 19 Klimaat worden de maatregelen genoemd.

Wat is nieuw in deze begroting

Groeiparagraaf

De begroting 2016 is op de volgende punten gewijzigd ten opzichte van de begroting 2015:

Autoriteit Nucleaire Veiligheid en Stralingsbescherming (ANVS)

In 2016 wordt de ZBO ANVS bij wet ingesteld. De ANVS zal bestaan uit een ZBO-bestuur met twee bestuursleden en een ambtelijke organisatie die door de Secretaris-Generaal (SG) ter beschikking wordt gesteld. De ANVS wordt een dienst binnen IenM, die los staat van de bestuurskern. De programma- en apparaatsmiddelen van ANVS worden respectievelijk verantwoord op artikel 97 Algemeen departement en artikel 98 Apparaatsuitgaven kerndepartement.

Conversie artikel 11 Waterkwantiteit en artikel 12 Waterkwaliteit naar één integraal waterartikel

In het verlengde van de overheveling van KRW middelen van artikel 12 Waterkwaliteit naar artikel 7 van het Deltafonds, heeft IenM bij Begroting 2015 aangekondigd om bij Begroting 2016 de artikelen 11 Waterkwantiteit en 12 Waterkwaliteit samen te voegen tot één integraal waterartikel, met behoud van het onderscheid tussen waterkwantiteit en waterkwaliteit. Hiertoe wordt de naam en algemene doelstelling van artikel 11 aangepast van «Waterkwantiteit» naar «Integraal waterbeleid». Artikel 12 Waterkwaliteit wordt gewijzigd en zal deel uitmaken van het nieuwe artikel 11 Integraal waterbeleid als artikelonderdeel 11.04 Waterkwaliteit. Met dit integrale waterartikel wordt beoogd de samenhang tussen de artikelen te benadrukken, zonder af te doen aan de transparantie van de begroting.

Wijziging naam en algemene doelstelling artikelen 19, 20 en 22

Bij de artikelen 19 Klimaat, 20 Lucht en Geluid en 22 Externe veiligheid en risico’s hebben enkele naamswijzigingen plaatsgevonden. Doel is om meer recht te doen aan in gang gezette beleidswijzigingen en tegemoet te komen aan de doelstellingen van de Brief Modernisering Milieubeleid (Kamerstukken II, 2013–2014, 28 663, nr. 55). Hierin wordt onder andere een bredere invulling van de beleidsdoelstellingen ingezet. De nieuwe benamingen zijn in onderstaand overzicht vermeld en zijn in de teksten van de artikelen verwerkt.

Artikel

Huidige naam

Nieuwe naam

19

Klimaat

 

19.01

Klimaat

Tegengaan klimaatverandering

19.02

Internationaal beleid, coördinatie en samenwerking

 
     

20

Lucht en Geluid

 

20.01

Luchtkwaliteit en tegengaan geluidhinder

Gezonde lucht en tegengaan geluidhinder

     

22

Externe Veiligheid en Risico’s

Omgevingsveiligheid en Milieurisico’s

22.01

Veiligheid chemische stoffen

 

22.02

Veiligheid GGO’s

Veiligheid biotechnologie

22.03

Externe veiligheid inrichtingen en transport

Veiligheid bedrijven en transport

2. HET BELEID

2.1 Beleidsagenda

Een welvarend land met een ijzersterke concurrentiepositie, waar de groei van steden samengaat met een gezond werk- en leefklimaat; een land dat internationaal voorop loopt met innovatieve oplossingen voor bereikbaarheids-, waterveiligheids- en duurzaamheidsvraagstukken. Dat zijn de belangrijkste ambities van IenM.

In de afgelopen jaren is hiervoor de basis gelegd met een nieuw Deltaplan en een nieuw Nationaal Waterplan, de stelselherziening van het Omgevingsrecht, een akkoord over de groei van Lelystad en Schiphol en de oprichting van de Nederlandse Klimaatcoalitie en de modernisering van het milieubeleid. Daarnaast is, sinds het begin van deze Kabinetsperiode, 440 kilometer aan rijstroken aangelegd en zijn de mogelijkheden om te kunnen experimenteren met innovatieve mobiliteit verruimd.

De Nederlandse uitgangspositie is daarmee goed. Dit bevestigt het World Economic Forum5: Nederland staat wereldwijd in de top tien van competitieve economieën, en in de top vijf van Europa. Onze infrastructuur is de vierde beste ter wereld: de kwaliteit van onze havens wordt zelfs als beste beoordeeld. Daarbij wordt Nederland ook bij de wereldtop gerekend als het gaat om innovatie en de toepassing van technologie en ICT.

Dat Nederland het internationaal goed doet, is een belangrijke aansporing om door te gaan op de ingeslagen weg van economische versterking en verduurzaming. Daarbij is de internationale context belangrijk. Nederland is de eerste helft van 2016 voorzitter van de Europese Unie. Nederland speelt dan een belangrijke rol in het verder brengen van de lopende agenda van de EU, zoals het verbeteren van regelgeving en het uitwerken van afspraken die op de Klimaatconferentie in Parijs worden gemaakt. Andere IenM-onderwerpen die aan bod komen tijdens het EU-voorzitterschap zijn het Vierde Spoorpakket, Luchtvaart en besprekingen over de Europese inzet voor een circulaire economie.

De internationale context is ook belangrijk bij het inspelen op wereldwijde trends, zoals verstedelijking, toenemende regionale verschillen, nieuwe technologieën en nieuwe verhoudingen tussen overheden en burgers. Al deze ontwikkelingen hebben invloed op de mobiliteit, infrastructuur en ruimtelijke inrichting van Nederland. Door ruimte te geven voor initiatief en door duurzame ontwikkeling te stimuleren, spelen we op deze trends in.

Daarbij is het cruciaal om de toekomst te blijven verkennen. We willen goede inschattingen kunnen maken van de toekomstige bereikbaarheidsopgaven over de weg, spoor, lucht en het water. Daar hoort ook een toekomstbestendige manier van financiering bij. De meerjarige looptijd van het Infrastructuurfonds en het Deltafonds bieden continuïteit. Komend jaar wordt onderzocht of verlenging van de looptijd voorbij de huidige horizon van 2028 nodig is. Daarbij is ook de vraag aan de orde of de gedetailleerde manier waarop bestedingen voor lange tijd worden vastgelegd nog wel past bij opgaven die om meer flexibiliteit vragen. Daarover wordt een interdepartementaal beleidsonderzoek (IBO) gestart.

Deze beleidsagenda gaat daarmee niet alleen over 2016, maar effent ook het pad voor een rol als concurrerende wereldspeler in de toekomst.

Nederlands voorzitterschap EU

Ons is land is van 1 januari t/m 30 juni 2016 voorzitter van de Europese Raad. Het kabinet wil als voorzitter concrete voortgang bereiken op de vijf hoofddoelstellingen van de strategische agenda (vastgesteld door de Europese Raad van juni 2014). Hoofddoelstellingen zijn innovatieve groei en banen en daarnaast op «een Unie gericht op hoofdzaken» en de verbinding met bedrijfsleven en burgers.

Verder is op vrijwel alle IenM terreinen aandacht nodig voor de effectiviteit en efficiency van de regelgeving: de better regulation agenda. Op milieu- en waterterrein is het doel bijvoorbeeld om te komen tot consistentere en beter uitvoerbare regelgeving.

In de Milieuraad wil Nederland het voorzitterschap onder meer gebruiken voor het verder brengen van de klimaatagenda. Belangrijk hierbij is de uitwerking van de afspraken die op de Klimaatconferentie in Parijs eind dit jaar gemaakt worden. Ook zal Nederland de eerste besprekingen leiden over het verwachte circulaire economiepakket.

De transportagenda tijdens het voorzitterschap richt zich op de bijdrage van transport, logistiek en mobiliteit aan de agenda van de Europese Commissie (Juncker-agenda) voor banen, economische groei en investeringen. Cruciaal is het verbeteren van de concurrentiekracht van de sector, door in te zetten op een goed functionerende markt, innovatie, investeringen in infrastructuur en slimme regelgeving. Op de geplande Transportraad in het voorjaar van 2016 staan onder andere het Witboek Transport en diverse luchtvaartdossiers, zoals EASA (luchtvaartveiligheid), Onbemande Vliegtuigen (RPAS) en de ICAO Assembly op de agenda. Mogelijk rondt Nederland de onderhandelingen met het Europees Parlement af over het vierde Spoorpakket en de Zeehavenverordening. De Aviation Strategy zal Nederland op de Aviation Summit behandelen.

Onder meer door de informele Milieu- en Transportraad te combineren brengt het Nederlandse voorzitterschap samenhang in de milieu- en transportagenda’s en draagt ons land bij aan een innovatief voorzitterschap. Tijdens de raad zal het Kabinet ook EU-samenwerking op het gebied van ITS, zelfrijdende auto’s en andere «Smart Mobility» op de agenda zetten.

Bereikbaarheid

De bereikbaarheid van ons land is de afgelopen jaren verbeterd. Investeringen in infrastructuur, duurzaamheidmaatregelen en het slimmer benutten van de netwerken hebben effect gehad. Door verstedelijking en de aantrekkende economie wordt de druk op bereikbaarheid, ruimte en leefbaarheid echter groter. Om Nederland ook in de toekomst bereikbaar en leefbaar te houden zet het Kabinet in op drie oplossingen: het versterken van spoor- en wegennet, het stimuleren van slim reizen en het experimenteren met intelligente transportsystemen.

Burgers en hun reisgedrag staan hierbij centraal. Openbaar vervoer, spoor en weg worden aan elkaar gekoppeld zodat één mobiliteitssysteem ontstaat. Opgaven op andere terreinen, zoals leefbaarheid of natuur, worden daarnaast in samenhang met infrastructuurprojecten bezien. Investeringen in infrastructuur worden ondertussen volgens de planning gerealiseerd.

De komende jaren zet het Kabinet stevig in op de voortgang van 37 wegenprojecten, waarvan de vijf projecten op de A1, A6 en A9 rond Amsterdam en Almere de grootste zijn. Over de ontbrekende schakels in ons wegennet hakt het Kabinet de definitieve knoop door: de Blankenburgverbinding, de A13/A16 bij Rotterdam, de Ring Utrecht (A27/A12) en de A12/A15 bij Zevenaar. Voor de A27 (Houten-Hooipolder) en A1 (Apeldoorn-Azelo) worden in 2016 (ontwerp) tracébesluiten genomen. De vernieuwing van knooppunt Hoevelaken (A1/A28) is gegund aan de markt, terwijl de aanbesteding voor de A27/A1 Utrecht-Eemnes-Bunschoten in het komend jaar wordt afgerond. Daarnaast heeft de weggebruiker het komende jaar de beschikking over de A4 Delft-Schiedam, de A15 Maasvlakte-Vaanplein en de A1 Bunschoten-Hoevelaken.

Ook in andere belangrijke projecten worden belangrijke stappen gezet, zoals de realisatie van de Beatrixsluis, de zeetoegang IJmond, het opstellen van de algemene aanbestedings- en contracteringsstrategie voor het programma ERTMS (en naar verwachting tevens een projectbeslissing op het onderdeel materieel) en het opleveren van het Doorstroomstation Utrecht.

Inmiddels zijn acht brede MIRT-onderzoeken en -verkenningen met een bereikbaarheidsopgave als aanleiding gestart. In deze onderzoeken staat de gebruiker en zijn gedrag centraal en onderzoekt het Kabinet of er samenhang met andere ruimtelijke opgaven in het gebied bestaat (woningbouw, economische bedrijvigheid, leefbaarheid en veiligheid). Rijk, regio, bedrijfsleven en andere partners zoeken samen naar oplossingen. Maatregelen kunnen op alle mogelijke vlakken worden gevonden: reisgedrag, slimme toepassing van informatie en technologie, efficiënt beheer en onderhoud van de netwerken, gecoördineerde mobiliteitsmaatregelen en ruimtelijke keuzes of de aanleg van nieuwe infrastructuur. In 2016 worden onder andere de twee brede MIRT onderzoeken van de goederenvervoercorridors Oost en Zuid afgerond.

Het programma Beter Benutten heeft de afgelopen jaren positieve resultaten voor bereikbaarheid en leefbaarheid opgeleverd (20% minder files op specifieke knelpunten) en wordt conform het Regeerakkoord, voortgezet tot en met 2017. Voor het einde van deze looptijd levert dit al meetbare resultaten op. Met 12 regio’s zijn bestuurlijke afspraken gemaakt. Gezamenlijk investeren Rijk en regio circa € 600 miljoen tot en met 2017, met als ambitie 10% reistijdverbetering in de spits in de drukste gebieden. Concrete maatregelen worden per regio vastgesteld. en kunnen variëren van het ontwikkeling van multimodale reisinformatie tot de inzet van in-car technologie om bestuurders actuele en persoonlijke adviezen te geven. Minimaal 10% van het budget is gereserveerd voor de ambities op het vlak van Intelligente Transport Systemen (ITS).

Door de ontwikkelingen van mobiele informatietechnologie en ITS ontstaan nieuwe kansen voor weg- en OV-gebruikers, beheerders, vervoerders en het Nederlandse bedrijfsleven. Het kabinet bevordert het gebruik van ITS om bestaande infrastructuur beter te benutten en beschikbare reisinformatie slimmer toe te passen. Een andere veelbelovende ontwikkeling is de automatisering van voertuigen. Inmiddels kan in ons land op de openbare weg ervaring worden opgedaan met zelfrijdende voertuigen. In het komende jaar worden diverse experimenten uitgevoerd, o.a. tussen Ede en Wageningen. Tijdens het Nederlandse EU-voorzitterschap zet het Kabinet in op meer samenwerking op deze onderwerpen. Nederland is als klein, dynamisch land met uitstekende infrastructuur zeer geschikt om te dienen als proeftuin voor de wereld. Dit levert kansen op voor innovatie en voor de Nederlandse ICT- en automotive sectoren.

In het Energieakkoord zijn afspraken gemaakt over een duurzame invulling van mobiliteit en een efficiënter verkeer en vervoer. Een belangrijke doelstelling is een reductie van de CO2-uitstoot in het transport van 17% in 2030, onderweg naar 60% in 2050 (ten opzichte van 1990). Met de SER-partners zijn aan de Uitvoeringstafel Mobiliteit en Transport nadere afspraken gemaakt over de concrete invulling. Belangrijkste pijlers zijn de duurzame brandstofvisie en het actieplan dat de betrokken stakeholders hebben opgesteld. Daarnaast wordt gewerkt aan concretisering van afspraken en green deals, bijvoorbeeld op gebied van autodelen, zero-emissie stadsdistributie en -busvervoer. Ook wordt, onder andere via de topsector Logistiek, ingezet op verduurzaming van de gehele logistieke keten.

Trends als verstedelijking en informatisering hebben een grote invloed op hoeveelheid en soort mobiliteit. Om Nederland ook in de toekomst bereikbaar te houden is het belangrijk om vooruit te kijken. Daarom wordt een inschatting gemaakt van de toekomstige bereikbaarheidsopgaven op de weg, op het spoor, in de lucht en over het water. Daartoe worden onderstaande acties uitgevoerd.

  • Met overheden, bedrijfsleven, maatschappelijke organisaties en kennisinstellingen worden gesprekken gevoerd over wat trends als verstedelijking en informatisering betekenen voor het wegendomein en welke gezamenlijke opgaven voor de toekomst hieruit voortvloeien.

  • Aan de hand van de Lange Termijn Spooragenda (LTSA)6 en bijbehorende uitvoeringsagenda werkt het kabinet aan een betrouwbaar en veilig spoor met voldoende capaciteit als onderdeel van een optimaal OV-netwerk. Daarbij is ruimte voor innovatieve ontwikkelingen waarbij innovaties in breder perspectief worden bezien, in relatie tot de lange termijn en publieke belangen. Via de OV&Spoortafels vindt structureel overleg plaats tussen de betrokken partijen. Door de inzet van bevoegdheden van alle partijen bouwen we samen aan «netwerk Nederland», waarbij in 2016 gewerkt wordt aan een gezamenlijke visie op het OV-netwerk en het zo vlot, soepel en gemakkelijk mogelijk laten verlopen van de deur-tot-deurreis. De herijking van projecten en programma’s wordt in 2015 afgerond en leidt tot besluitvorming over het investeringsprogramma tot 2028 voor het spoor en OV. Dit gebeurt op basis van een intensief proces samen met de regio en de sector, op basis van de LTSA.

  • Met de introductie van het nieuwe normen- en handhavingstelsel is in 2015 voor Schiphol ontwikkelruimte gerealiseerd voor totaal 500.000 vliegtuigbewegingen tot en met 2020. Met het oog op de netwerkkwaliteit en de concurrentiepositie van Schiphol blijft binnen dit plafond ruimte voor de ontwikkeling van mainportgebonden verkeer. Het Rijk creëert capaciteit op de luchthavens Eindhoven en Lelystad. Voor Eindhoven is met het luchthavenbesluit reeds de wettelijke basis gelegd voor 25.000 extra vliegtuigbewegingen. Om deze ruimte te benutten zal in 2016, indien aan de voorwaarden wordt voldaan, een vergunning medegebruik worden verleend. Voor Lelystad is reeds een luchthavenbesluit vastgesteld voor 45.000 vliegtuigbewegingen «groot verkeer».

  • In 2015 is de Maritieme Strategie door de Tweede Kamer aangenomen. Deze bevat het rijksbrede maritieme beleid tot 2025 en heeft als doel de Nederlandse internationale maritieme toppositie verder te versterken. De beleidsinzet richt zich op zes thema’s: human capital, innovatie, handel, bereikbaarheid, veiligheid en milieu- en veiligheidsdreigingen. Voor implementatie van de strategie is een rijksbrede beleidsagenda opgesteld. Deze wordt uitgewerkt in dynamische werkprogramma’s voor zeevaart, zeehavens en binnenvaart.

Klimaat

De uitkomsten van de klimaatconferentie eind 2014 in Lima hebben een goede basis gelegd voor de VN-klimaattop in december 2015 in Parijs. De klimaatonderhandelingen moeten leiden tot het sluiten van een nieuw mondiaal klimaatakkoord dat in 2020 in werking treedt. De Europese Unie heeft haar bijdrage aan dat akkoord – de doelstelling van tenminste 40% emissiereductie ten opzichte van 1990 – in maart 2015 op tafel gelegd. Deze doelstelling en de overige onderdelen van het door de Europese Raad vastgestelde Klimaat- en Energiekader voor 2030, zullen worden uitgewerkt in wetgevingsvoorstellen van de Europese Commissie, over onder andere het verlagen van het plafond van het emissiehandelssysteem (ETS, gepubliceerd op 15 juli 20157), het onder de lidstaten verdelen van de inspanningen («effort sharing») in de niet-ETS-sectoren (gebouwde omgeving, landbouw, kleine industrie, transport, landbouw en overige broeikasgassen) en de opname van de landgebruiksector in het EU klimaat- en energiebeleid.

Het Energieakkoord voor duurzame groei van september 2013 wordt in 2016 geëvalueerd. Indien de evaluatie daartoe aanleiding geeft zullen alle partijen in overleg treden om tot aanvullende maatregelen te komen zodat de doelstellingen worden gerealiseerd. Zoals aangekondigd in de Klimaatagenda »weerbaar, welvarend en groen»8 brengt het kabinet in het voorjaar van 2016 een Nationale Adaptatie Strategie uit, om Nederland in alle opzichten goed voor te bereiden op gevolgen van klimaatverandering, als aanvulling op het Deltaprogramma. Hiermee worden gelijktijdig marktkansen voor het Nederlandse bedrijven gecreëerd.

Ten aanzien van mobiliteit en transport voert Nederland het Energieakkoord voor duurzame groei uit met het oog op 15 tot 20 PJ energiebesparing in 2020 en maximering van de CO2-uitstoot tot 25 Mton in 2030. IenM kijkt daarbij ook naar de ruimtelijke inpassing van duurzame energie. Dit geldt in het bijzonder voor de plaatsing van windmolens, maar is ook bij andere vormen van decentrale energieopwekking aan de orde.

In internationaal verband zet IenM zich in voor een ambitieus bronbeleid voor motorvoertuigen om de (kosten)effectiviteit verder te optimaliseren. Motorvoertuigen worden hierdoor geleidelijk zuiniger, schoner en stiller, waarmee een belangrijke bijdrage wordt geleverd aan het verlagen van de uitstoot en de verbetering van het leefklimaat. Hierbij zal IenM scherp in de gaten houden of de Europese normen ook onder praktijkomstandigheden de beoogde verbetering opleveren.

Om in 2050 te kunnen voldoen aan de doelstelling van 80–95% CO2-reductie zet IenM in op stimulering van innovatieve technieken om na 2030 over voldoende mogelijkheden te beschikken om emissies verder te reduceren. Gedacht wordt onder meer aan waterstofauto’s, zelfsturende (vracht-)auto’s, klimaatneutrale bruggen en innovatieve biobrandstoffen. Deze stimulering vindt op verschillende manieren plaats. Voor waterstofauto's gaat het er vooral om de early adapters gedeeltelijk tegemoet te komen in de hogere aanschafkosten van de waterstofauto. Ook staan internationale samenwerking en medefinanciering centraal om te komen tot een dekkende tankinfrastructuur. Bij de innovaties in geavanceerde biobrandstoffen is de Europese sturing op CO2-reductie in transportbrandstoffen belangrijk. Het Europees biobrandstoffenbeleid na 2030 zal zich naar verwachting richten op het stimuleren van het gebruik van geavanceerde biobrandstoffen

Van Afval Naar Grondstof

Om nu en in de toekomst welvarend en gezond leven mogelijk te maken gaan we op een verantwoorde manier om met de natuur die ons grondstoffen, voedsel, schone lucht, water en energie levert. Het Rijk werkt in het programma Van Afval Naar Grondstof (VANG) samen met het bedrijfsleven, maatschappelijke organisaties en wetenschap aan het versnellen van de transitie naar een circulaire economie. In een circulaire economie worden materialen hergebruikt, zijn kringlopen gesloten en ketens optimaal ingericht. Door te werken aan een circulaire economie voorzien we duurzaam in onze grondstoffen, wordt de economie gestimuleerd en voorkomen we afval en voorkomen we schade aan het milieu.

Het programma Van Afval Naar Grondstof wordt voortgezet en in 2016 ligt de nadruk op de volgende activiteiten:

  • De Atlas Natuurlijk Kapitaal die overheden, bedrijven, en particuliere initiatieven informatie levert om het natuurlijk kapitaal beter te benutten wordt verder ontwikkeld.

  • CIRCO, creating business through circular design: programma van Rijk en RACE-coalitie (Realisatie Acceleratie Circulaire Economie) voor het stimuleren van circulair productontwerp.

  • Binnen de RACE-coalitie wordt daarnaast ingezet op het circulair maken van drie specifieke ketens: machines en installaties in gebouwen, kunststof en rubber gebruikt in bouw en infrastructuur, organisch afval en wegwerpartikelen in de gezondheidszorg.

  • De samenwerking in het convenant Meer en betere Recycling gaat leiden tot een beter begrip van hoogwaardige recycling; dit wordt in 2016 verwerkt in het Landelijk Afval Beheerplan (LAP).

  • Lancering van een kennisplein en platform voor circulair ondernemen, waarin kennis over grondstoffen en circulaire economie worden gedeeld.

  • Ruimte in Regels voor Groene Groei: wegnemen van belemmeringen die ondernemers ervaren;

  • De samenwerking met de gemeenten om de inzameling en verwerking van huishoudelijk afval te verbeteren (VANG Huishoudelijk Afval) wordt doorgezet en richt zich in het bijzonder op het verbeteren van de uitvoering.

Omdat afvalscheiding ook buitenshuis een normale zaak dient te zijn wordt actief samenwerking gezocht met uiteenlopende partners zoals scholen, winkelcentra of de organisatoren van evenementen.

Eind 2015 verschijnt het nieuwe Europese pakket voor Circulaire Economie. Nederland zal tijdens het voorzitterschap van de EU thema’s agenderen zoals circulaire economie, behoud van natuurlijk kapitaal, duurzame handel en duurzaam productontwerp. Ambitie is om een gezamenlijke aanzet te realiseren voor Europees beleid gericht op de hele keten.

Leefomgeving

Stelselherziening Omgevingsrecht (Omgevingswet)

Het omgevingsrecht wordt eenvoudiger en doelmatiger gemaakt. De Tweede Kamer stemde in juli jl in met het wetsvoorstel Omgevingswet, waarin 26 bestaande wetten (onder andere de Tracéwet, de Crisis- en herstelwet en de Wet ruimtelijke ordening) geheel of grotendeels opgaan.

De Omgevingswet is erop gericht dat:

  • inzichtelijkheid, voorspelbaarheid en gebruiksgemak van het omgevingsrecht wordt vergroot;

  • regelgeving uitgaat van een samenhangende benadering van de leefomgeving in beleid, besluitvorming en regelgeving; deze benadering stimuleert innovatie en een actieve aanpak om kwaliteitsdoelen voor de leefomgeving te halen en maakt het mogelijk om succesvolle instrumenten op meer terreinen in te zetten als dat wenselijk is;

  • bestuurlijke afwegingsruimte wordt vergroot door een actieve en flexibele aanpak mogelijk te maken voor het bereiken van doelen voor de leefomgeving; door waar dat kan, ruimte te bieden voor gebiedsgericht maatwerk en bestuurlijke afwegingsruimte en te zorgen voor duidelijkheid en landelijke uniformiteit;

  • besluitvorming over activiteiten en projecten in de leefomgeving sneller en beter plaatsvindt; het legt de basis voor minder administratieve onderzoekslasten, deelt bevoegdheden ondubbelzinnig toe en zorgt voor duidelijke procedures, met waarborgen voor effectieve inspraak en rechtsbescherming.

In 2016 worden de vier Algemene Maatregelen van Bestuur getoetst, geconsulteerd en aangeboden aan de Kamer: het Omgevingsbesluit, het Besluit Kwaliteit van de Leefomgeving en Activiteiten in de Leefomgeving (vanwege de omvang bestaat deze uit twee AMvB’s, gericht op Bouwen en op Water en Milieu). Verder worden ministeriële regelingen en invoeringswetgeving voorbereid. Daarnaast werkt IenM met de bestuurlijke koepels aan de invoering van de Omgevingswet. Dit gebeurt onder andere door het ontwikkelen van een digitaal platform, de Laan van de Leefomgeving. Hiermee geeft het kabinet invulling aan de afspraak in het regeerakkoord om gegevens beter digitaal te beschikbaar te maken en vergunningaanvragen meer digitaal mogelijk te maken. Via het programma Nu al Eenvoudig Beter en de Crisis- en herstelwet is het voor gemeenten en provincies mogelijk om (onder voorwaarden) vooruitlopend op de Omgevingswet te werken met het omgevingsplan en de omgevingsvisie. Daarnaast treden in 2016 de 12e en 13e tranches AMvB’s van de Crisis- en herstelwet in werking.

Conform het wetsvoorstel Omgevingswet ontwikkelt het Rijk voor 2018 een integrale visie op het beleid voor de fysieke leefomgeving. Deze Nationale Omgevingsvisie wordt een samenhangende visie op strategisch niveau, die de sectorale visies en beleidsplannen (onder andere het Milieubeleidsplan (Wet milieubeheer), de Structuurvisie (Wet ruimtelijke ordening), het Verkeer en Vervoersplan (Planwet verkeer en vervoer), het Waterplan (Waterwet) en het Natuurbeleidsplan (Natuurbeschermingswet)) vervangt. De komende periode bepaalt het Rijk – in overleg met andere overheden en betrokken partners – de Nationale Omgevingsagenda. Hierin staan de prioritaire onderwerpen, procesaanpak en planning van de Nationale Omgevingsvisie. Dit zal landen in de Nationale Omgevingsagenda. Het voortouw voor de Nationale Omgevingsvisie ligt bij het Ministerie van IenM. Het is aan een nieuw Kabinet om deze visie te zijner tijd vast te stellen.

Modernisering Milieubeleid

Uitgangspunt blijft de brief «modernisering milieubeleid»9 (MMB). Naast de vernieuwing van de inzet over het gehele beleidsterrein, wordt dit jaar expliciet invulling gegeven aan drie punten:

  • 1. Monitoren en realiseren van de in de Kamerbrief MMB aangekondigde acties: «afspraak is afspraak».

  • 2. Verder brengen en zichtbaar maken van zeven MMB-voorbeeldprojecten:

    «Van afval naar grondstof / VANG», «duurzaam doen», «Slimme en gezonde stad», «safety deals», «bewust omgaan met veiligheid», «zero emissie stadsvervoer» en de «Climate and clean air coalition / CACC».

  • 3. Input genereren voor de nationale omgevingsagenda vanuit milieu en duurzaamheid.

Het tussenresultaat van de verschillende evenementen en podia en specifiek van deze drie lijnen zal begin 2016 landen in de nationale omgevingsagenda. Bedoeling is dat het een impuls geeft aan de nieuwe werkwijze en aanpak die nodig zijn om ook in deze eeuw resultaten te boeken op het gebied van milieu, duurzaamheid en een gezonde en veilige leefomgeving.

Veiligheid

In 2016 wordt gewerkt aan het verder verankeren van het afwegingskader veiligheid en risico’s, zoals geschetst in de nota «Bewust Omgaan met Veiligheid: Rode Draden»10. Dit integraal afwegingskader geeft houvast bij besluitvorming over activiteiten die veiligheids-, milieu- en gezondheidsrisico’s met zich mee kunnen brengen. Daarnaast biedt het kader een fundament voor vernieuwing en eventuele aanscherping van het beleid. De Kamer zal in de loop van 2016 worden gerapporteerd over de verdere ontwikkelingen.

De vernieuwing van het omgevingsveiligheidsbeleid, van het biotechnologiebeleid en de aanpak van «nieuwe risico’s» zal in 2016 ook centraal staan. Zo zal in 2016 en 2017 de Europese evaluatie van het EU-veiligheidsbeleid van biotechnologie op de agenda staan. Tevens zullen producten van het Uitvoeringsprogramma modernisering omgevingsveiligheid 2015–2018 aan de Kamer worden aangeboden. Ten aanzien van «nieuwe risico’s» (onder andere nanomaterialen, microplastics, synthetische biologie, zeer zorgwekkende chemische stoffen en hormoonverstorende stoffen) zal eind 2016 een handreiking aan de Tweede Kamer worden aangeboden voor het omgaan met nieuwe en onzekere risico’s.

Gezondheid

Omgevingsfactoren vormen een belangrijke oorzaak van de gezondheidslast. De bijdrage van milieugerelateerde factoren aan de totale ziektelast wordt door het PBL geschat op 4 tot 6 procent11. Het beleid blijft daarom gericht op het wegnemen van bekende knelpunten zoals slechte luchtkwaliteit. Ook wordt de noodzaak verkend om andere en nieuwe, onzekere risico’s voor de gezondheid aan te pakken, zoals de cumulatie van blootstelling aan chemische stoffen. Dit vereist allereerst een goede signalering van mogelijke risico’s, maar ook een weloverwogen analyse en beoordeling daarvan. De aanzet die samen met het RIVM voor dat signaleringssysteem is gemaakt zal in 2016 worden vervolgd en verbeterd. De Gezondheidsraad heeft de vraag opgepakt om een afwegingskader voor milieugezondheidsvraagstukken op te zetten. Een eerste voorzet daarvoor is de Kamer al voor het zomerreces toegezonden. Het komend jaar krijgt het afwegingskader verder vorm en inhoud. Dit afwegingskader helpt ook bij het bepalen welke signalen in beleid moeten worden vertaald.

Slimme en Gezonde Stad

De voortgaande groei van de steden zorgt voor een toename van de druk op het milieu, de ruimte, het water en de mobiliteit. Een gezonde leefomgeving is van groot belang voor onszelf, maar ook voor de economie. Mensen werken en wonen graag in een aantrekkelijke, gezonde omgeving. Het programma Slimme en Gezonde stad heeft tot doel te verkennen hoe tot een permanente verbetering van de leefbaarheid en gezondheid in de stad kan worden gekomen zonder hierbij nieuwe normen op te leggen. Samen met steden, bedrijven, kennisinstellingen en maatschappelijke organisaties gaat het Rijk op zoek naar slimme oplossingen voor een gezonde, duurzame en leefbare stad. De focus ligt daarbij op luchtkwaliteit en geluid die in hoge mate bepalend zijn voor de kwaliteit van de leefomgeving en de gezondheid van burgers. In het kader van de Agenda Stad start IenM tevens met de organisatie van vier living labs, waarin naast de gezonde stad stedelijke bereikbaarheid, klimaatadaptatie en de circulaire economie centraal staan.

In 2016 worden met minimaal acht steden gesprekken gevoerd om afspraken te maken over gezamenlijke acties om de leefomgevingskwaliteit te verbeteren. Ook wordt een inhoudelijke bijdrage geleverd aan de internationale conferentie «Building the future of health» die in juni 2016 plaatsvindt op initiatief van het Universitair Medisch Centrum Groningen. Diverse kennisinstellingen worden gevraagd om onderzoek uit te voeren over het verbeteren van de leefomgevingkwaliteit in steden en een aantal steden kan bij de betrokken kennisinstellingen onderzoek uit laten voeren. Het netwerk Slimme en Gezonde Stad, dat dit jaar is gevormd, wordt ook in 2016 gefaciliteerd door het bundelen van kennis en ervaringen en het in beeld brengen van best practices.

De Brandstofvisie, het programma Beter Benutten en de ontwikkeling van zelfrijdende auto’s laten zien dat de sector verkeer en vervoer een grote bijdrage kan leveren aan slimme en gezonde steden. Uit diverse studies blijkt dat bij ongewijzigd beleid het relatieve aandeel van deze sector in de lucht- en klimaatproblematiek zal toenemen. IenM zet daarom niet alleen in op bronbeleid, maar ook op technologieontwikkeling richting low- en zero-emissie voertuigen en zelfrijdende auto’s. In samenwerking tussen wetenschap, bedrijfsleven en overheid worden de groene-groeikansen gestimuleerd met concrete instrumenten zoals green deals en «living labs» waarin ruimte wordt geboden om samen met ketenpartners concrete toepassingen in de praktijk na te bootsen. Een aantal sprekende voorbeelden hiervan zijn zero-emissie bussen en stadsdistributie, het aanjagen van elektrisch rijden, ervaring opdoen met zelfrijdende voertuigen op de openbare weg en de uitrol van infrastructuur die past bij de snelle technologische ontwikkelingen.

Bodem en ondergrond

In het kader van duurzaam bodemgebruik zijn in 2015 Bodemconvenanten ondertekend tussen Rijk en andere overheden en tussen Rijk en bedrijfsleven. Deze convenanten beslaan de periode 2016–2020. In deze periode zullen de meest ernstige bodemvervuilingen zijn aangepakt en wordt een overstap gemaakt van gevalsbenadering (sanering) naar gebiedsontwikkeling waarvan sanering een onderdeel kan zijn.

Begin 2016 is de afronding van de ontwerp-Structuurvisie Ondergrond voorzien. De Structuurvisie Ondergrond biedt na vaststelling het ruimtelijk afwegingskader voor activiteiten in de ondergrond die van nationaal belang zijn, zoals mijnbouwactiviteiten en de drinkwatervoorziening. Ook wordt de besluitvorming omtrent schaliegas in het Energierapport 2015 verankerd en ruimtelijk uitgewerkt in de Structuurvisie Ondergrond. Daarnaast wordt gestreefd naar het maken van bestuurlijke afspraken en de start van een gezamenlijk Uitvoeringsprogramma Bodem en Ondergrond van het Rijk en de decentrale overheden.

Waterkwaliteit

Het behalen van de waterkwaliteitsdoelen is een omvangrijke opgave waarvoor in 2015 een extra beleidsimpuls is gestart. Het gaat daarbij om de inrichting van watersystemen, het tegengaan van bekende verontreinigende stoffen (m.n. nutriënten en gewasbeschermingsmiddelen) en nieuwe verontreinigende stoffen, zoals medicijnresten. De verbetering van de inrichting ligt op koers. De evaluatie van de meststoffenwet wordt in 2016 afgerond, afronding van de tussenevaluatie van de nota «Gezonde groei, Duurzame Oogst» is in 2018 voorzien. Een verplichting tot zuivering van bestrijdingsmiddelen uit afvalwater uit de glastuinbouw in 2018 is in voorbereiding. Voor de nieuwe stoffen wordt gewerkt aan een ketenaanpak voor medicijnen.

Waterkwaliteit en zoetwatervoorziening hangen nauw met elkaar samen. Daarom wordt bij de uitvoering van het Deltaprogramma Zoetwater actief gezocht naar synergie met waterkwaliteitsdoelen («meekoppelen»).

Waterveiligheid

Met het Deltaprogramma en het Nationaal Waterplan is het waterveiligheidsbeleid voor de komende decennia stevig verankerd. In 2016 is de deltabeslissing waterveiligheid aanleiding om de nieuwe aanpak vorm te geven. De ambitie voor 2050 is een basisveiligheid tegen overstromingen die overeenkomt met een jaarlijkse kans op overlijden die kleiner is dan één honderdduizendste. In gebieden waar grote groepen slachtoffers kunnen vallen, grotere economische schade wordt geleden of ernstige schade door uitval van vitale en kwetsbare infrastructuur van nationaal belang, wordt de bescherming vergroot.

Het vervangen van de bestaande normen (door wijziging van de Waterwet) is voorzien per 1 januari 2017, na de parlementaire behandeling in 2016. Daarbij wordt ook onderliggende regelgeving aangepast. De wijzigingen van de Waterwet worden uiteindelijk ook aangepast in de Omgevingswet.

Bij het realiseren van veiligheid tegen overstromingen staat preventie voorop. Primair gaat het dan om de kwaliteit van waterkeringen. Daarnaast zijn aanvullende maatregelen in de ruimtelijke inrichting van het overstroombare gebied achter de waterkering van groot belang. Tot slot is verbeterde rampenbeheersing en voorbereiding op evacuaties nodig om de kans op slachtoffers van overstromingen verder te beperken. Daarbij hoort ook aandacht voor zelfredzaamheid.

De waterkeringen in Nederland worden periodiek getoetst. Met de doelen voor 2050 als uitgangspunt wordt het komende jaar gebruikt om de toetsperiode 2017–2023 optimaal te benutten en de juiste prioriteiten te stellen in de opgaven van het Hoogwaterbeschermingsprogramma (HWBP).

Samenwerking tussen verschillende overheden is essentieel om het nieuwe stelsel voor waterveiligheid goed te verankeren. Het Deltaprogramma, het HWBP en het MIRT bieden de kans om waterveiligheidsmaatregelen en andere opgaven te verbinden. In uitzonderlijke gevallen is het ook mogelijk om een waterkering minder sterk uit te voeren en in plaats daarvan te investeren in de ruimtelijke inrichting en rampenbeheersing, zodat de gewenste bescherming tegen overstromingen toch wordt bereikt.

In 2016 moet de beleidsvoorbereiding zijn afgerond, zodat het nieuwe stelsel daadwerkelijk uitgevoerd kan worden. Belangrijke mijlpalen zijn:

  • Parlementaire behandeling en publicatie van de wijziging van de Waterwet.

  • Publicatie van bijbehorende onderliggende regelgeving, waaronder een nieuwe regeling voor de beoordeling van de veiligheid van primaire waterkeringen en aanpassing van de subsidieregeling voor de versterking van primaire keringen.

  • Opleiding voor waterbeheerders voor de veiligheidsbeoordeling van waterkeringen.

  • Aanpassen van het data- en informatiemanagement van de keringbeheerders.

  • Opstellen van een draaiboek voor de beoordelingsperiode 2017–2022.

Het versterken van kennis en inzicht is cruciaal om de maatschappelijke water- en klimaatvraagstukken van de komende decennia op te lossen. Het onderzoek dat de nieuwe aanpak mogelijk heeft gemaakt, wordt voortgezet om tot risico’s te kunnen blijven verminderen met kosteneffectieve maatregelen. De ervaring die van 2017–2023 wordt opgedaan zal leiden tot een verder verbeterd toetsinstrumentarium. Met Duitsland is gezamenlijk onderzoek gestart om het nieuwe stelsel in de grensgebieden goed te laten aansluiten. In het nieuwe Nationaal Kennis- en Innovatieprogramma voor Water en Klimaat bundelen bedrijfsleven, kennisinstellingen en overheden hun kennis en innovatievermogen.

In 2016 doet het Rijk samen met Noordrijn-Westfalen onderzoek gedaan naar de waterveiligheid van rivieren en mogelijke maatregelen in de grensoverschrijdende dijkringen. Verder wordt toegewerkt naar een programmatische aanpak van de uitwerking van de voorkeursstrategie in rivierengebied (rivierverruiming en dijkversterking in krachtig samenspel) tot 2050, inclusief financiële consequenties.

De Nederlandse delta-aanpak richt zich op proactief en preventief werken aan water. Deze manier van werken kan wereldwijd helpen om risico’s te verminderen. IenM legt met de Internationale Wateraanpak, een gezamenlijk traject met de ministeries van EZ en BZ, het accent op het bevorderen van deze manier van werken. Dit zal in 2016 leiden tot een actieve bijdrage aan concrete projecten in de betreffende landen. Nederland werkt hierbij actief samen met multilaterale instellingen zoals de Wereldbank, en met andere landen in een wereldwijde Deltacoalitie. Via de Topsector Water en het werk van de Internationale Watergezant worden het Nederlandse bedrijfsleven en kennisinstellingen betrokken.

Het komende jaar staat ook in het teken van het afronden van meer dan 10 projecten uit het programma Ruimte voor de Rivier. Deze opleveringen betekenen een belangrijke mijlpaal in het verbeteren van de waterveiligheid rond de Nederlandse rivieren.

Verlenging fondsen

Bij deze begrotingsvoorbereiding is – zoals besproken tijdens het Notaoverleg MIRT van 24 november 2014 – binnen het kabinet overleg gepleegd over de opties om de looptijd van het Infrastructuur- en Deltafonds te verlengen. Daarbij is besproken dat de systematiek van de fondsen leidt tot continuïteit in de uitvoering van zowel projecten als beheer en onderhoud, maar ook dat de financiële middelen voor een lange tijd op een relatief gedetailleerd niveau worden vastgelegd. Er is om deze reden een Interdepartementaal Beleidsonderzoek (IBO) gestart, waarbij onder meer onderzocht wordt op welke wijze de flexibiliteit in programmering en financiering kan worden doorgevoerd. Met de minister van Financiën is afgesproken de besluitvorming over de fondsverlenging na afronding van het IBO te laten plaatsvinden bij de ontwerpbegroting 2017.

Begroting op hoofdlijnen

De onderstaande tabel geeft de belangrijkste wijzigingen in de uitgaven en inkomsten aan ten opzichte van de eerste suppletoire begroting 2015. Een meer gedetailleerd overzicht van de mutaties per artikel is in de verdiepingsbijlage te vinden.

Bedragen x € 1.000

art.

2015

2016

2017

2018

2019

2020

2021–2028

Stand ontwerpbegroting 2015

 

9.235.473

9.393.518

9.722.901

9.174.898

9.272.904

9.410.828

 

Nota's van wijziging

               

Mutaties 1e suppletoire wet 2015

 

– 282.009

150.414

50.551

120.815

196.624

47.432

 

Stand Voorjaarsnota 2015

 

8.953.464

9.543.932

9.773.452

9.295.713

9.469.528

9.458.260

 

Belangrijkste mutaties Hoofdstuk XII

 

– 198.035

– 1.367.971

– 1.435.389

– 945.036

– 1.079.461

– 1.096.497

 
 

Kaderrelevante mutaties Hoofdstuk XII

               

1

Decentralisatie Brede doeluitkering

25

 

– 995.994

– 1.001.925

– 966.814

– 965.760

– 964.395

 

2

Safety deals en verbod asbestdaken

22

2.600

5.500

5.000

– 6.500

– 6.600

   

3

Topsector Logistiek 2016

18

 

1.619

17.009

5.630

3.630

1.452

 
 

– Aandeel XII

div.

 

– 324

– 3.402

– 1.126

– 726

– 290

 
 

– Aandeel IF

26

 

– 1.295

– 13.607

– 4.504

– 2.904

– 1.162

 

4

CBR

14

1.786

           

5

GSM-R

16

– 4.500

4.500

         

6

Eenvoudig Beter

div.

10.400

20.046

         
   

div.

– 10.400

– 20.046

         

7

ANVS aandeel EZ

97/98

6.294

7.394

7.867

7.867

7.867

7.867

 

8

Ontvangsten apparaat

98

7.630

           

9

Kassschuif Bodemsanering

13

 

46.752

– 10.752

– 12.000

– 12.000

– 12.000

 
   

26

 

– 46.752

10.752

12.000

12.000

12.000

 

10

Decentralisatie Bodemsanering PF/GF

13

 

– 82.230

– 79.230

– 74.230

– 74.230

– 74.230

 

11

Kasschuif KNMI

23

– 1.945

– 10.000

– 5.000

6.500

10.445

   

12

Ramingsbijstelling

               
 

– Infrastructuurfonds

26

 

– 65.000

15.000

– 100.000

– 100.000

– 100.000

50.000

 

– Deltafonds

26

 

– 35.000

– 115.000

     

150.000

13

Afkoop PHS leenfaciliteit

26

           

675.000

14

DBFM-conversies

26

– 131.184

– 150.381

– 302.043

188.022

53.175

37.723

282.930

15

Decentralisatie Regiospecifiek Pakket Zuiderzeelijn

26

– 67.110

           

16

Overige interdepartementale overboekingen

div.

– 11.646

– 6.679

303

480

– 152

– 93

 

17

Kasschuif ten behoeve van rijksbrede beeld

26

 

– 40.000

40.000

       
 

Diversen

div.

40

– 81

– 361

– 361

– 4.206

– 3.369

 
                   
 

Overige mutaties Hoofdstuk XII

               

18

Amendement Hoogland cs.

14

500

           
   

15

– 500

           

19

Generieke Digitale Infrastructuur (GDI)

99

 

5.237

4.565

3.906

3.101

3.127

25.016

 

– Infrastructuurfonds

26

 

– 4.329

– 3.908

– 3.366

– 2.712

– 2.765

– 22.120

 

– Deltafonds

26

 

– 908

– 657

– 540

– 389

– 362

– 2.896

20

Loon- en prijsbijstelling

99

– 37.584

– 36.046

– 37.306

– 34.982

– 35.581

– 36.803

 
   

25

5.947

6.049

6.012

5.950

5.945

5.933

 
   

26

28.459

27.149

28.389

26.158

26.775

28.031

224.248

   

98

979

961

854

829

832

819

 
   

99

909

626

827

885

876

866

 
   

div.

1.290

1.261

1.224

1.160

1.153

1.154

 

Stand ontwerpbegroting 2016

8.755.429

8.175.961

8.338.063

8.350.677

8.390.067

8.361.763

Ad 1. Met ingang van 1 januari 2015 zijn de Wgr-plusregio’s bij wet afgeschaft (Kamerstukken II, 2012–2013, 33 659, nr. 2; Stb. 2014, 558). De afschaffing maakt een einde aan de verplichte samenwerking in zeven plusregio’s en heeft daarmee gevolgen voor de Brede Doeluitkering (BDU) Verkeer en vervoer. De BDU-middelen voor de voormalige plusregio’s Bestuur Regio Utrecht, Samenwerkingsverband Regio Eindhoven, Stadsregio Arnhem Nijmegen en Regio Twente komen toe aan de betreffende provincies. Met ingang van 2016 worden de voor de provincies bestemde BDU-middelen toegevoegd aan het Provinciefonds. De middelen voor de drie overige opgeheven plusregio’s Stadsregio Amsterdam, Stadsgewest Haaglanden en Stadsregio Rotterdam worden uitgekeerd aan de Metropoolregio Rotterdam Den Haag en de Stadsregio Amsterdam. Deze middelen worden conform de huidige systematiek toegekend als brede doeluitkering door IenM (zie beleidsartikel 25 Brede Doeluitkering).

Ad 2. Op 10 maart 2015 is de Tweede Kamer geïnformeerd per brief over een nadere invulling van het begrip ketenverantwoordelijkheid in de chemische sector, en over ontwikkelingen in het asbestbeleid (Kamerstukken II, 2014–2015, 28 663, nr. 62). In het kader hiervan worden er veiligheidscoalities gevormd, zogenoemde safety deals. Daarnaast wordt er op 1 januari 2016 een verbod op asbestdaken ingevoerd. Middels een kasschuif worden voor deze twee regelingen middelen vrijgemaakt.

Ad 3. Voor de in 2016 op te starten activiteiten Topsector Logistiek wordt in totaal € 23,5 miljoen overgeheveld vanuit de voeding van het Infrastructuurfonds en € 5,9 miljoen vanuit de overige programmabudgetten binnen Hoofdstuk XII.

Ad 4. Begin maart 2015 bepaalde de Raad van State dat het CBR geen wettelijke mogelijkheid meer heeft om een alcoholslotprogramma op te leggen. De Afdeling bestuursrechtspraak is van oordeel dat de regeling onverbindend is, omdat die in een substantieel aantal gevallen onevenredig kan uitwerken. Naar aanleiding van deze uitspraak heeft IenM ingestemd met een vergoeding van de feitelijke kosten voor die gevallen die een bezwaar- of beroepsprocedure hebben lopen tegen de oplegging van het alcoholslotprogramma. Daarnaast zijn er hogere uitgaven voor juridische ondersteuning en het opleggen van alternatieve bestuursrechtelijke maatregelen in het kader van de Regeling maatregelen rijvaardigheid en geschiktheid (RMRG 2011).

Ad 5. Dit betreft een aanpassing van het kasritme voor GSM-R(ail) om de verwachte uitgaven in overeenstemming te brengen met de verwachte betalingen in subsidiebijdragen.

Ad 6. Op artikel 13 Ruimtelijke ontwikkeling en artikel 98 Apparaat van het kerndepartement wordt er binnen het programma Eenvoudig Beter gewerkt aan de stelselherziening van het omgevingsrecht en de implementatie van de Omgevingswet (uitvoeringsregelgeving). Hiertoe worden middelen beschikbaar gesteld, waarvan € 10,4 miljoen in 2015 en € 20 miljoen in 2016. Voor 2016 worden de middelen overgeboekt vanuit de voeding van Infrastructuurfonds (€ 16 miljoen) en het Deltafonds (€ 4 miljoen).

Ad 7. In verband met de Kernenergiewet is met ingang van 1 mei 2015 de verantwoordelijkheid voor de nucleaire veiligheid en stralingsbescherming overgedragen van EZ naar IenM (Kamerstukken II, 2014–2015, 34 000 XII, nr. 67). Hiervoor worden de verschillende diensten op het gebied van nucleaire veiligheid en stralingsbescherming van EZ en IenM samengevoegd tot de Autoriteit Nucleaire Veiligheid en Stralingsbescherming (ANVS). Bij Voorjaarsnota 2015 is reeds een gedeelte van het beschikbare budget overgeboekt. Bij Begroting 2016 wordt het overige aandeel van EZ overgeboekt.

Ad 8. Artikel 98 Apparaatsuitgaven kerndepartement ontvangt middelen voor centrale uitgaven bedrijfsvoering. Een deel van de centraal betaalde uitgaven voor ICT en facilitaire dienstverlening vindt plaats ten behoeve van agentschappen. Hiervoor vindt een interne verrekening plaats door middel van facturering (circa € 7,6 miljoen).

Ad 9. Bij Ontwerpbegroting 2015 is besloten om in het jaar 2016 € 60 miljoen vrij te maken op de budgetten voor bodemsanering ten behoeve van het rijksbrede beeld. Om te voorkomen dat de uitvoering hierdoor vertraagd (met name in 2016) wordt de kasreeks door middel van een kasschuif aangepast aan de uitvoeringspraktijk. Deze kasschuif verloopt via het Deltafonds. De ontstane kasreeks wordt vanuit de bodembudgetten gedecentraliseerd.

Ad 10. Op 17 maart 2015 zijn de nieuwe afspraken vastgelegd over het bodembeleid voor de periode 2016–2020 in het convenant «Bodem en Ondergrond 2016–2020» (Stcrt. 2015, 14854). Dit convenant is ondertekend door het Rijk, het IPO, de VNG en de Unie van Waterschappen. Door een kasschuif met het Deltafonds (zie ook ad. 9) wordt bij deze begroting de decentralisatie van de middelen naar het Provinciefonds en Gemeentefonds uitgevoerd.

Ad 11. De bij KNMI door te schuiven middelen betreffen gelden die bestemd zijn voor het EU-programma EUMETSAT (weersatellieten). De Nederlandse input loopt via KNMI. De input van Nederland aan dit programma is in latere jaren nodig dan nu geraamd (programma loopt trager). Middelen dienen derhalve op artikel 23 van KNMI doorgeschoven te worden.

Ad 12. Sinds enige jaren wordt er op de artikelen bij Wegen en Vaarwegen met een overprogrammering gewerkt om zeker te stellen dat de beschikbare middelen ook jaarlijks worden uitgeput. Bij deze begroting wordt het gebruik van dit instrument verder uitgebreid naar het Spoorartikel en het Deltafonds. Over de periode 2016–2020 wordt zo eenmalig € 100 miljoen per jaar vrijgespeeld. Via een kasschuif worden deze middelen in de periode 2021–2025 weer aan de fondsbegrotingen toegevoegd. Dit was mogelijk zonder consequenties op het lopende programma. Vanaf 2026 zal er een structurele ramingsbijstelling van € 100 miljoen per jaar worden toegepast.

Ad 13. Dit betreft de verwerking van een oude afspraak met betrekking tot de PHS Leenfaciliteit. In deze afspraak was geregeld dat er voor de investeringen van het Programma Hoogfrequent Spoorvervoer geleend kon worden. Deze constructie wordt voor de periode 2021–2027 vervangen door een toevoeging van € 675 miljoen aan het Infrastructuurfonds. Dit leidt niet tot extra investeringen.

Ad 14. In 2014 is de DBFM-aanbesteding afgerond van de projecten A9 Gaasperdammerweg, A12 Ede-Grijsoord en Nieuwe Keersluis Limmel. De budgettaire reeksen van deze projecten worden conform de begrotingsregels omgezet in langjarige budgetten om de beschikbaarheidsvergoedingen aan de DBFM-consortia te kunnen voldoen.

Ad 15. Op 23 juni 2008 is het Convenant Regiospecifiek Pakket (RSP) Zuiderzeelijn ondertekend (Kamerstukken II, 2008–2009, 31 700 A, nr. 19). De gelden voor de RSP-onderdelen Ruimtelijk-Economisch Programma (REP) en Concrete bereikbaarheidsprojecten worden uitgekeerd door middel van een decentralisatie-uitkering. Hiertoe stort IenM delen van het budget in het Provinciefonds (€ 64,6 miljoen). Daarnaast wordt € 2,5 miljoen overgeboekt naar het BTW-compensatiefonds.

Ad 16. Deze reeks betreft een saldo van interdepartementale overboekingen. De meest noemenswaardige overboekingen zijn de overboeking van € 16,8 miljoen in 2015 en € 15,8 miljoen naar het Provinciefonds en het BTW-compensatiefonds in het kader van het Uitvoeringsprogramma Impuls Omgevingsveiligheid 2015–2018 (Kamerstukken II, 2014–2015, 29 517, nr. 92), de bijdrage van EZ aan IenM ten behoeve van het blootstellingonderzoek (€ 0,75 miljoen per jaar van 2015–2018) en de bijdrage van Financiën uit de Aanvullende post voor vrijgegeven middelen door het Bureau Digicommissaris ten behoeve van het Maritiem Single Window (MSW) (in 2015 € 4,5 miljoen en in 2016 € 9 miljoen).

Ad 17. Dit betreft een kasschuif ten behoeve van het rijksbrede financiële beeld. De meerjarige programmering wordt hierop niet aangepast.

Ad 18. Bij Begroting 2015 is het amendement van het lid Hoogland c.s. aangenomen (Kamerstukken II, 2014–2015, 34 000, nr. 58). Met dit amendement wordt een bedrag van € 0,5 miljoen beschikbaar gesteld voor het Wandelnet en het Fietsplatform voor het onderhoud van landelijke routestructuren. Het fietsbeleid wordt verantwoord op artikel 14 Wegen en verkeersveiligheid. Hiertoe wordt vanuit artikel 15 OV-keten dit budget overgeboekt voor correcte verantwoording.

Ad 19. De afgelopen jaren is de druk op het gebruik van de Generieke Digitale Infrastructuur (GDI) sterk toegenomen. Hierdoor zijn er tekorten ontstaan in de financiering. Om deze problematiek van een oplossing te voorzien is in 2014 de Nationaal Commissaris Digitale Overheid (NCDO) benoemd. Onder regie van de NCDO is onder andere besloten tot interdepartementale versleuteling van de tekorten op de bestaande voorzieningen binnen de GDI. Conform dat besluit heeft IenM bij eerste suppletoire begroting 2015 middelen overgeboekt naar het ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties vanuit de begroting Hoofdstuk XII artikel 99 Nominaal en onvoorzien. In deze ontwerpbegroting wordt deze bijdrage van IenM verdeeld over de beleidsartikelen op Hoofdstuk XII, het Infrastructuurfonds en het Deltafonds.

Ad 20. Dit betreft de verdeling van de loon- en prijsbijstelling over de BDU (artikel 25), het Infrastructuurfonds en het Deltafonds (artikel 26), Apparaatsuitgaven kerndepartement (artikel 98) en Nominaal en onvoorzien (artikel 99). Daarnaast hebben de agentschappen loon- en prijsbijstelling toegekend gekregen, welke is verdeeld over heel Hoofdstuk XII.

Planning beleidsdoorlichtingen

In onderstaande tabel is de meerjarenplanning van de beleidsdoorlichtingen opgenomen.

 

realisatie

     

planning

Artikel

2014

2015

2016

2017

2018

2019

2020

Artikel 11 Integraal waterbeleid

X

         

X

Artikel 12 Waterkwaliteit

 

X

         

Artikel 13 Ruimtelijke ontwikkeling (SVIR)

X

         

X

Artikel 14 Wegen en verkeersveiligheid

     

X

     

Artikel 15 OV-keten

X

         

X

Artikel 16 Spoor

       

X

   

Artikel 17 Luchtvaart

     

X

     

Artikel 18 Scheepvaart en havens

   

X

       

Artikel 19 Klimaat

       

X

   

Artikel 20 Lucht

     

X

     

Artikel 20 Geluid

 

X

         

Artikel 21 Duurzaamheid

X

         

X

Artikel 22 Omgevingsveiligheid en Milieurisico’s

       

X

   

Artikel 23 Meteorologie, seismologie en aardobservatie

         

X

 

Artikel 24 Handhaving en toezicht

         

X

 

De Brede doeluitkering (artikel 25) en de bijdrage investeringsfondsen (artikel 26) worden zoveel mogelijk meegenomen in de doorlichtingen van de beleidsartikelen. De instrumentering en normering ten behoeve van handhaving en toezicht van het beleid worden bij de doorlichting van de beleidsartikelen meegenomen. De doorlichting van beleidsartikel 24 betreft de keuzes die in het handhavings- en toezichtbeleid door ILT kunnen worden gemaakt.

Het meest recente overzicht van de realisatie van beleidsdoorlichtingen staat op de website van de Rijksbegroting12. Voor een verdere onderbouwing van de meerjarenprogrammering zie bijlage 4.5 Evaluatie en overig onderzoek.

Overzicht garanties en achterborgstellingen

Het Ministerie van IenM heeft één garantieregeling, te weten de Regeling Bijzondere Financiering (Bodemsanering). Het betreft de mogelijkheid voor een ondernemer in het midden- en kleinbedrijf, met onvoldoende middelen of te weinig zekerheden voor krediet bij een bank, om een borgstelling voor een gedeelte van het benodigde budget voor bodemsanering.

Een garantie is een voorwaardelijke financiële verplichting van de overheid aan een derde buiten de overheid, die pas tot uitbetaling komt als zich bij de wederpartij een bepaalde omstandigheid (realisatie van een risico) voordoet.

Invulling aangescherpte garantiekader

In de kabinetsreactie op het rapport van de Commissie Risicoregelingen is het garantiekader aangescherpt (Kamerstukken II, 2013–2014, 33 750, nr. 13). Eén van de doelen is het afbouwen van niet-gebruikte plafonds en het stopzetten van slapende regelingen. IenM heeft een garantieregeling «Regeling Bijzondere Financiering (Bodemsanering)». Het verplichtingenplafond van deze regeling is in lijn met de kabinetsreactie bij eerste suppletoire begroting 2014 verlaagd van € 65,3 miljoen naar € 15 miljoen. Het is het streven van het kabinet om het aantal garantieregelingen te beperken. Voor de garantieregeling Bijzondere Financiering (Bodemsanering) zal op basis van een aparte evaluatie in 2015 een besluit over het voortbestaan worden genomen.

Artikel

Omschrijving

Uitstaande garanties 2014

Geraamd te verlenen 2015

Geraamd te vervallen 2015

Uitstaande garanties 2015

Geraamd te verlenen 2016

Geraamd te vervallen 2016

Uitstaande garanties 2016

Garantieplafond

Totaal plafond

Artikel 13

MKB Krediet

515

0

0

476

0

0

476

15.000

15.000

 

Totaal

515

0

0

476

0

0

476

15.000

15.000

Artikel

Omschrijving

Uitgaven 2014

Ontvangsten 2014

Saldo 2014

Uitgaven 2015

Inkomsten 2015

Saldo 2015

Uitgaven 2016

Ontvangsten 2016

Saldo

Artikel 13

MKB Krediet

0

0

0

0

0

0

0

0

0

Totaal

0

0

0

0

0

0

0

0

0

2.2 De beleidsartikelen

Beleidsartikel 11: Integraal waterbeleid

Algemene Doelstelling

Het op orde en houden van een duurzaam watersysteem tegen maatschappelijk aanvaardbare kosten, waardoor Nederland droge voeten heeft, over voldoende zoetwater beschikt en schoon (drink)water heeft.

(Doen) uitvoeren

Rollen en Verantwoordelijkheden

Vanuit de begroting Hoofdstuk XII wordt bijgedragen aan het Deltafonds (zie extracomptabele verwijzingen). Vanuit het Deltafonds worden maatregelen en voorzieningen op het gebied van waterveiligheid (artikel 1), zoetwatervoorziening (artikel 2), beheer, onderhoud en vervanging (artikel 3) en waterkwaliteit (artikel 7) bekostigd. De rol (doen) uitvoeren heeft betrekking op taken binnen de beleidsdomeinen waterveiligheid, zoetwatervoorziening, waterkwaliteit en waterkwantiteit:

  • Waterveiligheid. Het waarborgen van de bescherming door primaire waterkeringen langs het kust- en IJsselmeergebied en de rivieren volgens het wettelijk niveau; alsmede het dynamisch handhaven van de kustlijn op het niveau 2012, conform herziene basiskustlijn 2012 en handhaving kustfundament.

  • Waterveiligheid en Zoetwatervoorziening. Het (doen) uitvoeren van verkenningen en planuitwerkingen.

  • Waterveiligheid en Waterkwaliteit. Het (doen) uitvoeren van aanlegprojecten, zoals het Hoogwaterbeschermingsprogramma (HWBP), Ruimte voor de Rivier, de Maaswerken (waterveiligheid) en het Verbeterprogramma Waterkwaliteit Rijkswateren.

  • Waterveiligheid, Waterkwantiteit en Waterkwaliteit. Het (doen) uitvoeren van beheer, onderhoud en vervanging.

Regisseren

De Minister is verantwoordelijk voor de vormgeving van het integrale waterbeleid, voor het Deltaprogramma en het toezicht op de uitvoering van de wet- en regelgeving. Ook is de Minister verantwoordelijk voor het verbeteren van de doeltreffendheid en de doelmatigheid van de bestuurlijke organisatie en het instrumentarium ten behoeve van het waterbeleid.

De rol «regisseren» heeft in dit artikel betrekking op taken binnen de beleidsdomeinen waterkwantiteit, zoetwatervoorziening, waterkwaliteit en innovatie en exportbevordering.

  • Waterkwantiteit en Zoetwatervoorziening. Het zorgen voor het ontwikkelen en implementeren van integraal waterbeleid in een aanpak gericht op de gebieden met grote Rijkswateren. Het realiseren van een maatschappelijk afgewogen verdeling van water en het daartoe zo te beheren hoofdwatersysteem dat wateroverlast en -tekort worden voorkomen. Het zorgen voor kaders en instrumentarium voor regionale afwegingen om het regionale watersysteem op orde te brengen en te houden. Deze aanpak is onder andere terug te vinden in het Nationaal Waterplan 2009–2015 (Hoofdstuk 4 «Waterbeleid in thema’s»), de Tussentijdse wijziging van het Nationaal Waterplan 2009–2015 (Hoofdstuk 2 Zoetwater) en het Beheer- en Ontwikkelprogramma voor de Rijkswateren 2010–2015.

  • Waterkwaliteit. Het ontwikkelen van beleid ten behoeve van het bereiken van een goede ecologische en chemische waterkwaliteit van de oppervlaktewateren in de Rijkswateren van de stroomgebieden van de Rijn, Maas, Schelde, Eems. De uitvoering gericht op het behalen van een goede chemische en kwantitatieve toestand van de grondwateren in de vier stroomgebieden conform de voorschriften zoals opgenomen in de Kaderrichtlijn Water (KRW), om in drie planperiodes uiterlijk in 2027 aan de Europese verplichtingen te voldoen.

  • Voorts gaat het om het ontwikkelen van beleid ten behoeve van het nemen van de nodige maatregelen om een goede milieutoestand te bereiken en te behouden in het Nederlandse deel van de Noordzee, in samenwerking en samenhang met de andere Noordzeelanden, conform de vereisten zoals opgenomen in de Kaderrichtlijn Mariene Strategie. Daarnaast geldt ten aanzien van de Kaderrichtlijn Mariene Strategie (KRM) dat de coördinerende verantwoordelijkheid ligt bij de Minister van IenM, tezamen met de Minister van EZ voor zover het aangelegenheden betreft die mede tot zijn verantwoordelijkheid behoren.

  • Innovatie en exportbevordering. Het ontwikkelen van beleid, onder andere ten behoeve van de Topsector Water, gericht op het ontwikkelen van kennis, het bevorderen van innovatie en het versterken van de samenwerking tussen het bedrijfsleven, de kennisinstellingen en de overheid (de gouden driehoek) om de internationale concurrentiekracht van het Nederlandse bedrijfsleven te versterken. Hierbij wordt een sterke thuismarkt (kennis en innovatie) gekoppeld aan een concurrerend Nederland in het buitenland. Voor dit laatste gaat het daarbij onder meer om het ontvangen van buitenlandse delegaties en het organiseren en uitvoeren van bilaterale handelsmissies.

  • Daarnaast regisseert de Minister de afstemming van het waterbeheer met de landen rondom de Noordzee en met de buurlanden bovenstrooms gelegen in de stroomgebieden van Rijn, Maas, Schelde en Eems.

  • Tenslotte is de Minister verantwoordelijk voor het toezicht op en de handhaving van (een deel van) de wet- en regelgeving door de ILT op de beleidsterreinen waterkwantiteit en waterkwaliteit (zie beleidsartikel 24 Handhaving en Toezicht).

Indicatoren en Kengetallen

Waterkwantiteit

Hieronder zijn de beleidsmatige indicatoren en kengetallen voor waterkwantiteit opgenomen. In productartikelen 1, 2 en 3 van het Deltafonds zijn de aan dit beleidsartikel gerelateerde productindicatoren en/of -kengetallen opgenomen.

Indicator één en twee: waterveiligheid (droge voeten)

Ongeveer 60% van ons land zou regelmatig onder water staan als er geen dijken en duinen zouden zijn. In dit gebied wonen negen miljoen mensen en wordt 70% van ons BNP verdiend. Maatschappelijk gezien is aandacht voor de waterveiligheid dus van cruciaal belang voor de leefbaarheid en de economie van Nederland (Kamerstukken II, 2012–2013, 33 400, nr. 19).

Indicator één en twee geven weer hoe het is gesteld met het aantal kilometers dijken en duinen en het aantal kunstwerken die zorgen voor waterveiligheid in Nederland en dat Nederland droge voeten heeft. De cijfers zijn gebaseerd op de toetsronden uit 2001, 2006, 2011 en de verlengde derde toetsing uit 2014. Conform de Waterwet wordt periodiek getoetst of de primaire waterkeringen voldoen aan de wettelijke veiligheidsnormen. Deze toetsing wordt door de beheerder uitgevoerd volgens het door de Minister vastgestelde wettelijk toetsinstrumentarium. Indien een kering niet aan de norm voldoet, worden maatregelen getroffen. In 2014 is naar aanleiding van de laatst uitgevoerde toetsing aan de Tweede Kamer gerapporteerd (Kamerstukken II, 2013–2014, 31 710, nr. 32) dat 1.302 km keringen niet aan de wettelijke norm voldoet. Ongeveer de helft hiervan is opgenomen in lopende verbeterprogramma’s, zoals HWBP-2, Ruimte voor de Rivier en Maaswerken. De keringen die volgens de laatste (de derde en verlengde derde) toetsing niet voldoen krijgen een plek in het nieuwe HWBP, mits wordt voldaan aan de subsidiecriteria. In 2017 start een nieuwe toetsronde. Over de resultaten van deze toetsing wordt in 2023 gerapporteerd aan de Eerste en Tweede Kamer.

Dijken en duinen (in kilometers)

Dijken en duinen (in kilometers)

Bron: Inspectie Leefomgeving en Transport, 2014

Kunstwerken (aangemerkt als primaire waterkering in aantallen)

Kunstwerken (aangemerkt als primaire waterkering in aantallen)

Bron: Inspectie Leefomgeving en Transport, 2014

Ten behoeve van een goede verdeling van water zodat Nederland over voldoende zoetwater kan beschikken wordt peilbeheer op het hoofdwatersysteem toegepast. Hiervoor dienen de streefpeilen van drie belangrijke watersystemen (het IJsselmeer, Amsterdam-Rijnkanaal/ Noordzeekanaal en het Haringvliet) op het afgesproken niveau te worden gehouden. Stuwen en spuien/gemalen zijn nodig om dit peil te beïnvloeden.

Indicator
   

Realisatie

Streefwaarde

Streefwaarde

Indicator

Eenheid

2014

2015

2016

Beschikbaarheid streefpeilen voor Noordzeekanaal/ Amsterdam-Rijnkanaal, IJsselmeer en Haringvliet

%

100%

90%

90%

Bron: Rijkswaterstaat, 2015

De norm is dat 90% van de tijd (24-uursgemiddelde) de afgesproken (streef)peilen, onder normale omstandigheden, binnen de operationele marge worden gerealiseerd. De streefpeilen van het Haringvliet, Amsterdam-Rijnkanaal, Noordzeekanaal en IJsselmeer (alleen zomerpeil telt mee) waren in 2014 de gehele periode binnen de marge (Indicator drie).

Waterkwaliteit (schoon (drink)water)

Over de ecologische en chemische kwaliteit van de oppervlaktewateren in de stroomgebieden van de Rijn, Maas, Schelde en de Eems en het bereiken van een goede chemische en kwantitatieve toestand van de grondwateren in de vier stroomgebieden, wordt de Tweede Kamer vanaf 2016 jaarlijks geïnformeerd via »De Staat van Ons Water». Omdat de Kaderrichtlijn Water werkt met planperiodes, is een volledige beschrijving van de toestand alleen om de zes jaar mogelijk. De Minister van IenM heeft het PBL gevraagd om in het Compendium voor de Leefomgeving jaarlijks op basis van de beschikbare gegevens over waterkwaliteit te rapporteren.

Integraal waterbeleid

Over de voortgang van het integraal waterbeleid wordt vanaf 2016 jaarlijks gerapporteerd in «De Staat van Ons Water». Meer specifieke resultaatinformatie over het waterkwantiteitsbeleid wordt jaarlijks door de waterschappen gepubliceerd in de «Waterschapsspiegel»13.

Beleidswijzigingen

In 2014 is, conform de toezegging aan de Tweede Kamer, de beleidsdoorlichting van Artikel 11, Waterkwantiteit (vanaf 2016 Integraal Waterbeleid), van de begroting van IenM opgeleverd. De uitkomsten en beleidsreactie zijn op 19 december 2014 (Kamerstukken II, 2014–2015, 32 861, nr. 6) aan de Tweede Kamer aangeboden. In de beleidsdoorlichting wordt geconstateerd dat het beleid goed wordt gemonitord. Door het vrijwel ontbreken van evaluaties naar doelmatigheid in de periode 2008–2013 is het trekken van eenduidige conclusies over de doelmatigheid van het beleid echter niet goed mogelijk. Wel wordt duidelijk dat de aandacht voor doelmatigheid en doelmatig werken in die periode is toegenomen. In het Bestuursakkoord Water hebben de waterbeheerders afgesproken een gezamenlijke doelmatigheidswinst van € 750 miljoen per jaar na te streven in 2020. Het nieuwe waterveiligheidsbeleid is gebaseerd op de risicobenadering waardoor het meest wordt geïnvesteerd waar risico’s het grootste zijn. In lijn met de gedane aanbevelingen zal door het ministerie bij toekomstige evaluaties expliciet aandacht worden gegeven aan het beoordelen van doelmatigheid en doeltreffendheid. Verder wordt in overleg met het Ministerie van Financiën bezien of en hoe Ruimte voor de Rivier, Maaswerken en HWBP-2 ex-post op hun doelmatigheid kunnen worden beoordeeld.

Het OESO-rapport «Water Governance in The Netherlands, fit for the future?» (2014) vraagt de Nederlandse waterwereld om zich meer transparant te verantwoorden. Het Ministerie van Infrastructuur en Milieu gaat daarom met ingang van 2016 samen met de partners van het Bestuursakkoord Water de jaarlijkse voortgangsrapportage over de uitvoering van het Nationaal Waterplan en het Bestuursakkoord Water (tot 2015 verschenen onder de naam «Water in beeld») verbreden tot «De Staat van Ons Water». Deze rapportage moet zorgen voor «meer transparantie over de waterkwaliteit, de huidige status van de waterveiligheid en de efficiëntie in de waterketen».

Het in mei 2011 getekende Bestuursakkoord Water (Kamerstukken II, 2010–2011, 27 625, nr. 204) wordt uitgevoerd. In 2016 wordt een evaluatie uitgevoerd van de financiering van het beheersprogramma voor de waterkeringen.

In de «Klimaatagenda: weerbaar, welvarend en groen», heeft het kabinet aangekondigd om de Nationale Adaptatie Strategie (NAS) uit te brengen. De NAS, die in 2016 verschijnt heeft als doel om Nederland in alle opzichten goed voor te bereiden op gevolgen van klimaatverandering, om invulling te geven aan de EU adaptatiestrategie en om tegelijk marktkansen voor Nederlandse bedrijven te creëren. De adaptatiestrategie is een aanvulling op het Deltaprogramma 2015.

In 2016 zendt het kabinet de Eerste en Tweede Kamer conform artikel 46 van de meststoffenwet een verslag over de doeltreffendheid en de effecten van deze wet in de praktijk. Hierin worden ook de effecten voor kwaliteit van grond- en oppervlaktewater meegenomen.

De Internationale Wateraanpak (IWA), uitgebracht in 2015, beschrijft de nieuwe accenten van het (interdepartementale) waterbeleid.

In de eerste helft van 2016 is Nederland voorzitter van de EU. Van die gelegenheid wordt gebruik gemaakt om Nederlandse waterinnovaties onder de aandacht te brengen. Dit zal onder andere gebeuren tijdens de tweejaarlijkse conferentie van het Global Programme of Research on Climate Change, Vulnerability, Impacts and Adaptation (PROVIA) die in 2016 in Rotterdam wordt gehouden en de Innovatie-estafette. Daarnaast zal het voorzitterschap worden aangegrepen om de Europese agenda op het gebied van water te beïnvloeden.

Budgettaire gevolgen van beleid

art. 11 Integraal waterbeleid (x € 1.000)
   

2014

2015

2016

2017

2018

2019

2020

Verplichtingen

40.756

34.301

41.900

41.598

41.623

40.201

42.812

Uitgaven:

40.075

35.383

45.973

43.634

41.870

42.426

42.812

Waarvan juridisch verplicht

   

92%

       

11.01

Algemeen waterbeleid

34.016

30.298

33.872

32.139

29.361

29.969

30.302

11.01.01

Opdrachten

1.527

2.958

3.932

4.366

4.580

4.581

4.585

11.01.02

Subsidies

11.809

8.628

10.360

8.886

8.886

8.886

8.886

 

– Partners voor Water (HGIS)

11.788

8.628

10.360

8.886

8.886

8.886

8.886

 

– Overige subsidies

21

0

0

0

0

0

0

11.01.03

Bijdrage aan agentschappen

19.908

17.940

17.545

16.852

15.860

16.464

16.793

 

– waarvan bijdrage aan RWS

19.350

17.419

17.144

16.451

15.459

16.063

16.392

 

– waarvan bijdrage aan KNMI

558

521

401

401

401

401

401

11.01.04

Bijdrage aan medeoverheden

772

772

2.035

2.035

35

38

38

11.02

Waterveiligheid

3.225

2.977

2.802

2.891

4.890

4.889

4.890

11.02.01

Opdrachten

3.225

2.977

2.802

2.891

4.890

4.889

4.890

11.03

Grote oppervlaktewateren

2.834

2.108

2.008

2.507

2.504

2.454

2.504

11.03.01

Opdrachten

2.834

2.108

2.008

2.507

2.504

2.454

2.504

11.03.05

Bijdrage aan internationale organisaties

0

0

0

0

0

0

0

11.04

Waterkwaliteit

0

0

7.291

6.097

5.115

5.114

5.116

11.04.01

Opdrachten

0

0

3.993

3.258

3.375

3.499

3.526

11.04.02

Subsidies

0

0

0

331

0

0

0

11.04.04

Bijdrage aan medeoverheden

0

0

1.531

741

0

0

0

11.04.05

Bijdrage aan internationale organisaties

0

0

1.767

1.767

1.740

1.615

1.590

 

Ontvangsten

73

23.800

0

0

0

0

0

Extracomptabele verwijzingen

Extracomptabele verwijzing naar artikel 1 Investeren in Veiligheid van het Deltafonds (x €1.000)
   

2016

2017

2018

2019

2020

Bijdrage uit artikel 26 van Hoofdstuk XII aan artikel 1 Investeren in Veiligheid van het Deltafonds

474.162

412.872

438.914

452.573

354.788

Andere ontvangsten van artikel 1 Investeren in Veiligheid van het Deltafonds

186.950

185.912

191.775

181.458

169.642

Totale uitgaven op artikel 1 Investeren in Veiligheid van het Deltafonds

661.112

598.784

630.689

634.031

524.430

waarvan

         

1.01

Grote projecten waterveiligheid

567.349

385.415

308.537

250.317

275.940

1.02

Overige aanlegprojecten waterveiligheid

84.808

206.164

321.752

383.314

248.140

1.03

Studiekosten

8.955

7.205

400

400

350

Extracomptabele verwijzing naar artikel 2 Investeren in zoetwatervoorziening van het Deltafonds (x € 1.000)
   

2016

2017

2018

2019

2020

Bijdrage uit artikel 26 van Hoofdstuk XII aan artikel 2 Investeren in zoetwatervoorziening van het Deltafonds

44.744

46.229

26.334

31.970

32.418

Andere ontvangsten van artikel 2 Investeren in zoetwatervoorziening van het Deltafonds

4.859

0

0

0

0

Totale uitgaven op artikel 2 Investeren in zoetwatervoorziening van het Deltafonds

49.603

46.229

26.334

31.970

32.418

waarvan

         

2.01

Aanleg waterkwantiteit

0

0

0

0

0

2.02

Overige waterinvesteringen zoetwatervoorziening

47.293

43.994

24.749

30.385

30.833

2.03

Studiekosten

2.310

2.235

1.585

1.585

1.585

Extracomptabele verwijzing naar artikel 3 Beheer, onderhoud en vervanging van het Deltafonds (x € 1.000)
   

2016

2017

2018

2019

2020

Bijdrage uit artikel 26 van Hoofdstuk XII aan artikel 3 Beheer, onder houd en vervanging van het Deltafonds

206.336

141.085

148.223

141.485

97.912

Andere ontvangsten van artikel 3 Beheer, onderhoud en vervanging van het Deltafonds

0

0

0

0

0

Totale uitgaven op artikel 3 Beheer, onderhoud en vervanging van het Deltafonds

206.336

141.085

148.223

141.485

97.912

waarvan

         

3.01

Watermanagement

6.991

6.989

6.989

6.989

6.989

3.02

Beheer, onderhoud en vervanging

199.345

134.096

141.234

134.496

90.923

Extracomptabele verwijzing naar artikel 7 Investeren in waterkwaliteit van het Deltafonds (x € 1.000)
   

2016

2017

2018

2019

2020

Bijdrage uit artikel 26 van Hoofdstuk XII aan artikel 7 Investeren in waterkwaliteit van het Deltafonds

24.347

29.014

37.949

54.256

100.939

Andere ontvangsten van artikel 7 Investeren in waterkwaliteit van het Deltafonds

0

0

0

0

0

Totale uitgaven op artikel 7 Investeren in waterkwaliteit van het Deltafonds

24.347

29.014

37.949

54.256

100.939

waarvan

         

7.01

Real.progr.Kaderrichtlijn water

22.217

25.738

37.182

53.489

80.050

7.02

Overige aanlegprojecten Waterkwaliteit

2.130

3.276

767

767

20.889

11.01 Algemeen Waterbeleid

Budgetflexibiliteit

Het opdrachtenbudget is grotendeels juridisch verplicht. Dit heeft met name betrekking op de structurele uitwerking van de wettelijke taken op basis van de Waterwet. Het restant heeft vooral betrekking op de uitwerking van de afspraken in het Bestuursakkoord Water (BAW) en de uitvoering van activiteiten in het kader van het Nationaal Waterplan (NWP). De uitgaven voor de subsidies, de bijdrage aan medeoverheden voor de tijdelijke subsidieregeling kwijtschelding door waterschappen en de agentschapbijdragen aan RWS en KNMI zijn volledig juridisch verplicht. De subsidies en de bijdragen aan medeoverheden hebben een beperkte tijdshorizon en de agentschapbijdragen hebben een structureel karakter.

11.02 Waterveiligheid

Een deel van het opdrachtenbudget is juridisch verplicht. Dit heeft betrekking op de betaling van diverse kleine verplichtingen die tot en met 2015 zijn aangegaan.

11.03 Grote oppervlaktewateren

De uitgaven voor de opdrachten zijn deels juridisch verplicht. Dit heeft onder andere betrekking op de betaling van de lopende verplichtingen die aangegaan zijn tot en met 2015.

11.04 Waterkwaliteit

Een deel van het opdrachtenbudget is juridisch verplicht. Dit heeft betrekking op de betaling van diverse kleine verplichtingen die tot en met 2015 zijn aangegaan. De uitgaven voor de subsidies, de bijdragen aan medeoverheden en de bijdragen aan internationale organisaties zijn volledig verplicht. De subsidies hebben een beperkte tijdshorizon. De bijdragen aan medeoverheden zijn bestemd voor het synergieprogramma KRW en lopen door tot en met 2016. De bijdragen aan internationale organisaties zijn bestemd voor structurele jaarlijkse contributies voor de internationale riviercommissies en de OSPAR-commissie, die in internationale verdragen zijn opgericht, en de bijdragen aan VN organisaties, die onder andere het gevolg zijn van een tweetal Memoranda of Understanding.

Het niet juridisch verplichte deel op dit artikel heeft met name betrekking op de onder de financiële instrumenten opgenomen opdrachten op het gebied van de uitvoering van activiteiten in het kader van de Kaderrichtijn Water (KRW), de Kaderrichtijn Mariene Strategie (KRM) en de ondersteuning van de internationale riviercommissies en OSPAR in de voorbereiding en de uitvoering van hun werkzaamheden.

11.01 Algemeen waterbeleid

Toelichting op de financiële instrumenten

11.01.01 Opdrachten

De activiteiten op het gebied van de Watercoalitie zijn gericht op het ontwikkelen van een nieuw sturingsinstrument voor het waterdomein. Rond het onderwerp «Water in en om het huis» wordt onderzocht of met adaptieve sturing bijgedragen kan worden aan de beleidsdoelen van water met als doel om huishoudens daarbij meer te activeren.

In 2016 wordt binnen het Ministerie van IenM de Human Capital Agenda verder uitgebouwd. De bijdrage aan de Human Capital Agenda bestaat uit het verlenen van studiebeurzen en ondersteuning van initiatieven op scholen om de awareness te vergroten door lespakketten te introduceren en gastlessen over waterbeleid te bevorderen. Een belangrijk speerpunt is eveneens het ondersteunen van de opbouw van regionale netwerken, waarin overheden en onderwijs afspraken maken over het bevorderen van de awareness, het ondersteunen van het onderwijs en het bevorderen van de instroom van goed opgeleid personeel in de watersector. Ook wordt het beleid voortgezet om initiatieven, zoals het Wereld Watercollege, Wetskills, de Battle of the Beach, het water jongerenparlement en YEP-water (Young Expert Programme) actief te ondersteunen. De doelstelling om te zorgen voor een continue en zo mogelijk toenemende instroom van goed gekwalificeerd personeel in de (top)sector water blijft onverkort gehandhaafd.

Het Ministerie van IenM trekt binnen Topsector Water de portefeuille Europa. Daartoe wordt de aansluiting bij Europese onderzoeksprogramma’s bevorderd om de kennisbasis van de Nederlandse watersector te vergroten, wat ook leidt tot exportmogelijkheden binnen en buiten Europa. Daarnaast is IenM een van de initiatiefnemers van het Nationaal Kennis- en Innovatieprogramma Water en Klimaat (NKWK). Het NKWK beoogt het bevorderen van de synergie tussen kennisvragers en -aanbieders door onderzoek samenhangend te programmeren. Daarnaast bevordert het NKWK het op elkaar aan laten sluiten van fundamenteel, strategisch en praktijkgericht onderzoek en pilots voor innovatie. Bestaande middelen worden daardoor efficiënter ingezet. Het NKWK bevordert daarbij ook de deelname van Nederlandse partijen aan Europese kennis- en innovatieprogramma’s. Middelen worden ingezet om deelname van Nederlandse partijen aan voor IenM relevante Horizon 2020 projecten te stimuleren en worden ingezet voor financiering van Europese activiteiten (zoals ERA-netten) die gezamenlijk door de Europese lidstaten worden georganiseerd met cofinanciering uit Horizon 2020 en indien mogelijk vanuit NWO.

11.01.02 Subsidies

In 2016 start het nieuwe programma Water Internationaal als opvolger van het programma HGIS Partners voor Water 3. Dit programma is het centrale uitvoeringsprogramma van de interdepartementale Internationale Water Aanpak. Het ondersteunt de realisatie van de internationale waterambities van de ministeries BZ, EZ en IenM door nieuwe initiatieven te stimuleren en verbindingen te leggen met het instrumentarium en financieringsmogelijkheden die voor activiteiten op het terrein van water internationaal beschikbaar zijn binnen de rijksoverheid, bij internationale Financiële Instellingen en ook bij de private sector. Het programma wordt aangestuurd vanuit het Interdepartementale Water Cluster, waarin de drie ministeries samenwerken. De uitgaven voor het programma Water Internationaal worden via de Homogene Groep Internationale Samenwerking (HGIS) gefinancierd.

11.01.03 Bijdragen aan agentschappen

Deze bijdrage heeft betrekking op beleidsadvisering, vertegenwoordiging in internationale werkgroepen, opstelling van rapportages en evaluaties en begeleiding van opdrachten aan de markt en aan Deltares. Hiervoor wordt jaarlijks een opdracht aan RWS verstrekt. Tot deze opdracht behoren onder andere de bijdragen aan de uitwerking van de MIRT-onderzoeken waterveiligheid en zoetwatervoorziening.

Aan het KNMI worden diverse onderzoeken en analyses gevraagd omtrent neerslagpatronen, het gedrag van extreme stormen, verbeterde windmodellen, het weer in de toekomst en risico-analyses ten aanzien van het samenvallen van extreme weerssituaties. De resultaten van deze analyses dragen bij aan de onderbouwing van het wettelijke toetsinstrumentarium voor de primaire waterkeringen en het waterveiligheidsbeleid in het algemeen.

11.01.04 Bijdragen aan medeoverheden

Sinds 1 januari 2012 mogen lokale overheden op grond van de Uitvoeringsregeling Invorderingswet 1990 bij het bepalen van het netto-besteedbaar inkomen in het kader van de kwijtschelding rekening houden met de netto-kosten van kinderopvang. Ter compensatie van de gederfde inkomsten van de gemeenten en waterschappen heeft het Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid € 10 miljoen per jaar beschikbaar gesteld. Voor de waterschappen gaat het om € 2 miljoen per jaar tot 2018. Tot op heden hebben zes waterschappen van deze regeling gebruik gemaakt.

Bijdrage aan de bekostiging van de deelname van de waterschappen aan de Commissie Bepalingen regeling Beleidsvoorbereiding en Verantwoording Waterschappen. Het secretariaat van de Commissie wordt uitgevoerd door de Vereniging van Nederlandse Gemeenten (VNG) maar betaald door de ministeries van BZK en IenM. Het Ministerie van BZK betaalt het secretariaat voor de rol van de Commissie ten aanzien van gemeenten en provincies, het Ministerie van IenM vanwege de rol van de Commissie ten aanzien van de waterschappen.

11.02 Waterveiligheid
11.02.01 Opdrachten

Eind 2015 zijn de definitieve overstromingsrisicobeheerplannen voor de vier stroomgebieden Eems, Rijn, Maas en de Schelde vastgesteld en aan het publiek ter beschikking gesteld. De plannen worden in 2016 aan de Europese Commissie gerapporteerd. Voor zowel de risicokaarten als de plannen wordt opdracht gegeven voor ondersteuning, ontwikkeling en het beheer.

Op basis van de Derde Toetsronde Primaire Waterkeringen wordt ook in 2016 gewerkt aan het voorbereiden van de programmering van hoogwaterbeschermingsmaatregelen in het Hoogwaterbeschermingsprogramma. Daarnaast wordt de Vierde Toetsronde Primaire Waterkeringen (start in 2017) voorbereid.

Het wettelijk toetsinstrumentarium, te weten de Hydraulische Randvoorwaarden en het Voorschrift Toetsen op Veiligheid, wordt op basis van technische ontwikkelingen en voortschrijdend inzicht geactualiseerd. Hiervoor worden opdrachten gegeven voor onderzoek, kwaliteitsborging en het organiseren van kennisuitwisseling.

In 2016 wordt verder gewerkt aan de implementatie van de Deltabeslissing Waterveiligheid en de aanpassing van de Waterwet. In deze Deltabeslissing is de overstap gemaakt naar de risicobenadering. De doelen van het waterveiligheidsbeleid worden via normspecificaties voor primaire waterkeringen wettelijk verankerd. Ook wordt het toets- en ontwerpinstrumentarium aangepast aan de nieuwe normering.

11.03 Grote oppervlaktewateren
11.03.01 Opdrachten

Het Ministerie van IenM werkt, samen met de provincies en het Ministerie van Economische Zaken, mee aan integrale gebiedsontwikkeling in het Waddengebied, onder andere met het doel om de veiligheid van het Waddengebied, de duurzame bescherming en ontwikkeling van de Waddenzee als natuurgebied en het behoud van het unieke open landschap voor de lange termijn te kunnen waarborgen. Tevens zijn er activiteiten om Nederlandse beleidsdoelen te realiseren in samenhang met activiteiten in Duitsland en Denemarken.

De Beleidsnota Noordzee 2016–2021 geldt als het maritieme ruimtelijke plan conform de eisen van de EU Richtlijn maritieme ruimtelijke planning. In juli 2016 zal de richtlijn zijn omgezet in Nederlands recht. Vanaf 2016 worden de acties uit de Beleidsnota Noordzee 2016–2021 in uitvoering gebracht (Kamerstukken II, 2014–2015, 31 710, nr. 35 bijlage blg-427951).

Om de duurzame energiedoelstellingen voor 2023 te halen zal in 2016 met het Ministerie van EZ verder worden gewerkt aan de uitrol van windenergieparken op zee. In 2016 wordt de Rijksstructuurvisie Windenergie op Zee – aanvulling Hollandse Kust vastgesteld.

De Noordzee 2050 agenda is de inzet voor de gezamenlijke internationale strategie voor de Noordzee met de andere Noordzeelanden. In 2016 zal Nederland verdere stappen zetten om te komen tot een dergelijke internationale strategie. Tevens zal verder werk worden gemaakt van een prototype model om interacties van menselijke activiteiten op zee en de effecten daarvan op het mariene milieu inzichtelijk te maken voor leerdoeleinden en besluitvormingsprocessen (Kamerstukken II, 2013–2014, 33 450, nr. 24).

Het Nederlands EU voorzitterschap zal worden aangegrepen om bij te dragen aan het geïntegreerd maritiem beleid.

In de ontwerp-rijksstructuurvisie Grevelingen en Volkerak-Zoommeer schetst het kabinet een ontwikkelrichting voor een verbeterde waterkwaliteit die goed is voor de natuur, recreatie en toerisme, landbouw, schelpdierteelt en de kwaliteit van de leefomgeving. Vanuit het Deltaprogramma zoetwater worden maatregelen getroffen om de zoetwatervoorziening van gebieden rondom het Volkerak-Zoommeer te verbeteren. De regio heeft een actieve rol in het zorgen voor de bekostiging en uitvoering van de plannen uit de ontwerp-rijksstructuurvisie. In maart 2015 is met regionale partijen een bestuursovereenkomst afgesloten met afspraken over de governance en wijze waarop het komende jaar kan worden toegewerkt naar financiële dekking van de maatregelen uit de ontwerp-rijksstructuurvisie. In 2016 is een tweede bestuursovereenkomst voorzien voor de planuitwerkingsfase. Voorwaarde hiervoor is dat er op dat moment financiële dekking is voor de maatregelen uit de ontwerp-rijksstructuurvisie, zodat de ontwerp-rijksstructuurvisie definitief kan worden vastgesteld.

11.03.05 Bijdragen aan internationale organisaties

De bijdragen aan internationale organisaties betreffen uitvoeringskosten in het kader van de Vlaams-Nederlandse samenwerking in de Vlaams-Nederlandse Schelde Commissie.

11.04 Waterkwaliteit
11.04.01 Opdrachten

De stroomgebiedbeheerplannen onder de KRW kennen een zesjaarlijkse cyclus. Doel is om in 2027 de doelstelling van schoon water en een gezond watersysteem voor duurzaam gebruik bereikt te hebben. Ieder jaar wordt in Water in Beeld de voortgang van de uitvoering van de maatregelen gerapporteerd. De volgende versie van de stroomgebiedbeheerplannen (2016–2021) moet eind december 2015 klaar zijn. In 2016 start de uitvoering van de 2e tranche maatregelen in het hoofdwatersysteem (artikel 7 Deltafonds).

De Europese Kaderrichtlijn Mariene Strategie (KRM) kent, net als de KRW, een zesjarige plancyclus. In 2016 wordt het KRM-Programma van Maatregelen, onderdeel van het Nationaal Waterplan 2016–2021, geïmplementeerd. Het programma bestaat uit maatregelen die genomen moeten worden om de goede milieutoestand te bereiken. Dit betreft grotendeels vigerend beleid op terreinen als KRW, Natura 2000, Gemeenschappelijk Visserijbeleid, scheepvaart (IMO) en bestaande EU-milieurichtlijnen. Aanvullende maatregelen liggen op het terrein van terugdringen van zwerfvuil in zee (plastic soep) en bescherming van gebieden. Daarnaast wil het kabinet meer invulling geven aan haar faciliterende rol ten aanzien van «kansen benutten» voor het samengaan van een duurzame economische groei en gebruik met een gezond systeem, en voor eventueel ecosysteemherstel. In het Programma van Maatregelen wordt maximaal ingezet op internationale afstemming en samenwerking (Noordzeeregio, OSPAR, EU-programmering) en op samenwerking met kennisinstituten en belanghebbenden.

11.04.02 Subsidies

Ter uitvoering van het Bestuursakkoord Water zijn door de Stichting RIONED met subsidie van het Ministerie van IenM vijftien kenniscoaches waterketen aangesteld. Deze kenniscoaches zijn beschikbaar voor de samenwerkende partijen in de regio’s om proces en inhoud te ondersteunen.

11.04.04 Bijdragen aan medeoverheden

Het Synergieprogramma KRW is gericht op synergie tussen ruimtelijke maatregelen ten behoeve van de doelstellingen van de KRW en andere rijksdoelen. Het programma omvat circa honderdtwintig projecten, waaronder ruim tachtig projecten in het landelijk gebied. Ingevolge het Bestuursakkoord natuur zijn deze laatste projecten gedecentraliseerd. De provincies zijn nu verantwoordelijk voor de verdere uitvoering van die projecten. Gemeenten en waterschappen zijn verantwoordelijk voor de uitvoering van de circa veertig synergieprojecten in het stedelijk gebied. Het Rijk is medeverantwoordelijk voor de financiering van de synergieprojecten in het stedelijk gebied tot en met 2016.

11.04.05 Bijdragen aan internationale organisaties

Nederland is partij in de verdragen waarin de internationale riviercommissies voor de Rijn, Maas en Schelde zijn opgericht. In deze commissies bespreekt Nederland watervraagstukken, op het gebied van kwaliteit, droogte en overstroming. De contributie voor deze commissies wordt jaarlijks vastgesteld.

Voor de internationale samenwerking en afstemming over vraagstukken op het gebied van mariene milieu, ecologie en biodiversiteit in het noordoostelijk deel van de Atlantische Oceaan, inclusief de Noordzee, bestaat het OSPAR-verdrag. Ook voor OSPAR is jaarlijks contributie verschuldigd.

Door middel van twee Memoranda of Understanding (MOU) wordt UNESCO ondersteund. Het gaat hier om ondersteuning van het grondwaterinstituut IGRAC en om capacity building door UNESCO-IHE. De activiteiten versterken de internationale profilering die Nederland ambieert als centrum voor watervraagstukken.

In VN-kader wordt ingezet op de totstandkoming van een breed en integraal water-SDG (sustainable development goal). Daarbinnen wordt specifiek de nadruk gelegd op het verminderen van risico’s van watergerelateerde rampen. Hiervoor wordt met multilaterale internationale organisaties en platforms samengewerkt en worden activiteiten ondersteund. Zo worden bijdragen geleverd aan het Post-Hyogo Framework van UNISDR, HELP, Aqueduct, GWP, OESO en World Water Council.

Beleidsartikel 12: Waterkwaliteit

In het verlengde van de overheveling van KRW middelen van artikel 12 Waterkwaliteit naar artikel 7 van het Deltafonds, heeft IenM bij Begroting 2015 aangekondigd om bij Begroting 2016 de artikelen 11 Waterkwantiteit en 12 Waterkwaliteit samen te voegen tot één integraal waterartikel, met behoud van het onderscheid tussen waterkwantiteit en waterkwaliteit. Hiertoe wordt de naam en algemene doelstelling van artikel 11 aangepast van «Waterkwantiteit» naar «Integraal waterbeleid». Artikel 12 Waterkwaliteit wordt geschrapt en zal deel uitmaken van het nieuwe artikel 11 Integraal waterbeleid als artikelonderdeel 11.04 Waterkwaliteit. Met dit integrale waterartikel wordt beoogd de samenhang tussen de artikelen te benadrukken, zonder af te doen aan de transparantie van de begroting.

Hieronder is de budgettaire tabel van artikel 12 Waterkwaliteit opgenomen. Door de samenvoeging van de beleidsartikelen 11 en 12 heeft deze alleen nog betrekking op de jaren 2015 en daarvoor. Voor de jaren 2016 en verder wordt verwezen naar artikel 11 Integraal waterbeleid.

Budgettaire gevolgen van beleid

art. 12 Waterkwaliteit (x € 1.000)
   

2014

2015

2016

2017

2018

2019

2020

Verplichtingen

85.651

4.443

0

0

0

0

0

Uitgaven:

84.827

6.155

0

0

0

0

0

Waarvan juridisch verplicht

0%

12.01

Waterkwaliteit

84.827

6.155

0

0

0

0

0

12.01.01

Opdrachten

3.978

4.364

0

0

0

0

0

12.01.02

Subsidies

277

288

0

0

0

0

0

12.01.03

Bijdrage aan agentschappen

78.946

0

0

0

0

0

0

 

– Verbeterprogramma Waterkwaliteit rijkswateren

67.970

0

0

0

0

0

0

 

– Natuurcompensatie Perkpolder

7.372

0

0

0

0

0

0

 

– Natuurlijker Markermeer/IJ'meer

3.153

0

0

0

0

0

0

 

– Verruiming vaargeul Westerschelde

451

0

0

0

0

0

0

12.01.04

Bijdrage aan medeoverheden

0

497

0

0

0

0

0

12.01.05

Bijdrage aan internationale organisaties

1.626

1.006

0

0

0

0

0

Ontvangsten

0

0

0

0

0

0

0

Beleidsartikel 13: Ruimtelijke Ontwikkeling

Algemene Doelstelling

Een ruimtelijk beleid voor een concurrerend, bereikbaar, leefbaar en veilig Nederland, waarin sprake is van regionaal maatwerk, waarin de gebruiker voorop staat, waarin investeringen scherp geprioriteerd worden en waarin ruimtelijke ontwikkelingen, milieu en mobiliteit met elkaar zijn verbonden.

Regisseren

Rollen en Verantwoordelijkheden

Het Rijksbeleid voor ruimtelijke ontwikkeling is beschreven in de in 2012 vastgestelde Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR; Kamerstukken II, 2011–2012, 32 660, nr. 50). In dit rijksbeleid is het Rijk verantwoordelijk voor dertien nationale belangen. Het Rijk is verantwoordelijk voor het systeem van ruimtelijk ordening. In dit kader werkt het Rijk aan eenvoudigere regelgeving, evenals de medeoverheden. Hierdoor neemt de bestuurlijke drukte af en ontstaat er ruimte voor regionaal maatwerk. Om dit doel te bereiken is goede samenwerking met en inzet door medeoverheden van groot belang.

De Minister van IenM is vanuit deze rol verantwoordelijk dan wel coördinerend voor:

  • Het opstellen, onderhouden en coördineren van nationale en EU kaders en wet- en regelgeving op ruimtelijk gebied en ten aanzien van interbestuurlijke geo-informatie en de daarbij behorende informatievoorziening. Het vertalen en implementeren van relevante Europese beleidskaders. Samenwerken met bedrijfsleven en wetenschap in een topteam geo-informatie om de gezamenlijke opgestelde toekomstvisie GeoSamen te realiseren.

  • De stelselherziening van het omgevingsrecht en de implementatie samen met de andere overheden (invoeringsbegeleiding, digitale ondersteuning en infodesk).

  • De duurzame kwaliteit van de ruimtelijke inrichting en doelmatig gebruik van het bodem- en watersysteem.

  • Het ontwikkelen van nationale ruimtelijke visies, zoals de Structuurvisie Ondergrond en een Visie op de ruimtelijke kansen voor duurzame energie-opwekking, -opslag en -transport in 2050.

  • Verdere ontwikkeling van kennis van de fysieke leefomgeving ten behoeve van beleid in relatie tot maatschappelijke opgaven en het faciliteren van de toepassing daarvan door de andere overheden.

  • De structurele verankering van het ruimtelijk ontwerp in de beleidsprocessen en projecten van de ruimtelijke ontwikkeling.

  • Via de gebiedsagenda’s in kaart brengen van de inhoudelijke samenhang tussen de verschillende onderdelen van het ruimtelijk-fysieke domein (onder andere woningbouw, bereikbaarheid, economie, energie, natuur en waterveiligheid).

Tenslotte is de Minister verantwoordelijk voor het toezicht op en de handhaving van (een deel van) de wet- en regelgeving door de ILT op dit beleidsterrein (zie beleidsartikel 24 Handhaving en toezicht).

Indicatoren en Kengetallen

De monitor Infrastructuur en Ruimte onderzoekt de realisatie van de dertien nationale belangen uit de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR), afgezet tegen de gestelde ambities. In de meeste gevallen is er daarbij sprake van een gewenste ontwikkelingsrichting en niet altijd van een kwantitatieve doelstelling. In 2014 is de eerste herhalingsmeting verschenen. In 2015 is de evaluatie van de SVIR aan de Tweede Kamer aangeboden.

Nationaal belang SVIR1

Doel SVIR

Voorlopige kengetallen Monitor Infrastructuur en Ruimte

Meting 2014

     

Een excellente ruimtelijk-economische structuur van Nederland door een aantrekkelijk vestigingsklimaat in en goede internationale bereikbaarheid van de stedelijke regio’s met een concentratie van topsectoren

Versterken concurrentiekracht stedelijke regio’s

Internationale concurrentie Nederlandse regio’s

Doelrealisatie: Volgens het PBL doen de stedelijke regio's het economisch over het algemeen beter dan de overige delen van het land. Het bruto binnenlands product (bbp) per inwoner is het hoogst in de COROP-plusgebieden Amsterdam, Haarlemmermeer en omgeving, Overig Agglomeratie Amsterdam, Stadsgewest Utrecht, Rijnmond, en Stadsgewest ’s-Hertogenbosch. De regio's Amsterdam en Utrecht hebben naar verhouding veel arbeidsplaatsen.

     
 

Bereikbaarheid

Nabijheid wonen-werken

0,5% toename bereikbare banen tussen 2000 en 2012

Doelrealisatie: Het deel van de Nederlandse banen dat binnen een acceptabele afstand bereikt kan worden is tussen 2000 en 2012 met 0,5% toegenomen. De regionale verschillen zijn groot.

 

Vestigingsklimaat

Fysiek vestigingsklimaat

     

Doelrealisatie: Volgens het PBL is de Quality of Living van Nederland bovengemiddeld goed in vergelijking met andere Europese regio's.

     

Ruimte voor het hoofdnetwerk voor(duurzame) energievoorzieningende energietransitie

Realisering netwerk SEV-III

Toename netlengte hoogspanningslijnen met spanning 220 kV en hoger

2.800 km (2008), 2.890 km (2012)

De toename van het aantal woningen in zones langs hoogspanningsleidingen waar beperkingen gelden (indicatieve vrijwaringszones) is tussen 2000 en 2012 ongeveer 8.500 woningen.

 

Transitie duurzame energie

Verbruik hernieuwbare energie

Doelrealisatie: De opwekking en distributie van elektriciteit via een hoofdnetwerk van centrales en hoogspanningsleidingen is van nationaal belang. Volgens het PBL is in de periode 2008–2012 de lengte van het landelijk koppelnet, dat alle grote elektriciteitscentrales met elkaar verbindt, toegenomen tot 2.890 km.

 

Doelstelling windenergie

Opgesteld vermogen windenergie op land en op zee

4,2% (2011) 4,5% (2013)

Doelrealisatie: Volgens Europese afspraken moet het Nederlandse aandeel hernieuwbare energie in 2020 naar 14%. Volgens het PBL maakt in 2013 hernieuwbare energie 4,5% van het totale Nederlandse energieverbruik uit. Dat is evenveel als in 2012.

     

2237 MW (2010) 2433 MW op land (2012)

228 MW op zee (2012)

     

Ruimte voor het hoofdnetwerk voor vervoer van (gevaarlijke) stoffen via buisleidingen

Buisleidingen in gereserveerde stroken

Toename rode ontwikkelingen buisleidingstroken

Doelrealisatie: Volgens het PBL steeg de capaciteit van de Nederlandse windmolens in 2013 met een kleine 300 megawatt tot ongeveer 2,7 duizend megawatt eind 2013. In 2013 kwam 45% van de productie van hernieuwbare elektriciteit uit windenergie.

     

Netlengte 18.406 km (2008),

Aantal woningen binnen gereserveerde buisleidingstroken 251(2000), 250 (2012)

Efficiënt gebruik van de ondergrond

Winning opper-vlaktedelfstoffen verbinden met andere functies

Nog uit te werken op basis van structuurvisie ondergrond

Doelrealisatie: In de Rijksstructuurvisie Buisleidingen zijn gereserveerde stroken vastgelegd om de aanleg van buisleidingen mogelijk te maken. In 2008 bedroeg volgens het PBL de lengte aan buisleidingen voor (gevaarlijke) stoffen, binnen deze gereserveerde leidingstroken in totaal 18.406 km. Het aantal woningen binnen buisleidingstroken ligt rond de 250 en is in de periode 2000 – 2012 vrijwel onveranderd.

Zorgvuldige afweging en transparante besluitvorming bij alle ruimtelijke en infrastructurele besluiten

Ladder voor duurzame verstedelijking

Ladder voor duurzame verstedelijking

Realisatiecijfers worden verwacht wanneer structuurvisie beschikbaar is.

     

Evaluatie gereed,

http://www.compendiumvoordeleefomgeving.nl/ onderwerpen/nl0041-Monitor-Infrastructuur- en-Ruimte.html?i=40

Aandeel Ladderplichtige bestemmingsplannen waarbij de Ladder volledig is toegepast 8% (nulmeting 2013)

Doelrealisatie: Volgens PBL is de Ladder voor duurzame verstedelijking nog niet ingeburgerd aangezien in bijna driekwart van de bestemmingsplannen die nieuwe verstedelijking mogelijk maken de Ladder voor duurzame verstedelijking nog niet wordt toegepast.

Bron: De kengetallen zijn afkomstig uit de Monitor Infrastructuur en Ruimte 2014, Planbureau voor de Leefomgeving (www.clo.nl)

X Noot
1

Met betrekking tot artikel 13 zijn vijf belangen uit de Monitor SVIR van belang (Kamerstukken II, 2011–2012, 32 660, nr. A/50). Aangegeven wordt in hoeverre er sprake is van een gewenste ontwikkelingsrichting dan wel in hoeverre de doelstelling wordt gerealiseerd.

Kengetallen Geo-informatie
   

Basiswaarde

Oude streefwaarde

Realisatie 2013

 

Nieuwe streefwaarde

Te behalen in jaar

 

1

Gebruik Nationaal GeoRegister

Index: 100

>100

85

 

Gebruik relevante overheidsbestanden 100%

2015

 

2

Implementatie Inspire

Inspire-monitor indicatoren

Beter dan 2013

99%

 

Volledig Inspire Compliant

2016

 

3

Basisregistraties

             

BAG gebruik

100%

>50%

85%

 

>90%

2014

 

BRT gebruik

100%

>75%

100%

 

100%

n.v.t.

 

BGT opbouw registratie

100%

>75%

>65%

 

100%

2016

1

BRK gebruik

100%

100%

100%

 

100%

n.v.t.

 

BRO opbouw registratie

100%

>50%

<35%

2

>90%

2016

 

Afkortingen

BAG: Basisregistratie Adressen en Gebouwen

BRT: Basisregistratie Topografie

BGT: Basisregistratie Grootschalige Topografie

BRK: Basisregistratie Kadaster

Toelichting

  • 1) Volgens de vigerende planning zal de opbouw van de Basisregistratie Grootschalige Topografie op 1 januari 2016 gereed zijn. De vooruitzichten zijn goed.

  • 2) De opzet van de Basisregistratie Ondergrond (BRO) strekt zich uit over meerdere domeinen en is daarmee complex. De betrokken partners zitten wel op de goede koers om de registratie te realiseren.

Voor het Meerjarenprogramma Bodem wordt verwezen naar het Convenant Bodem en Ondergrond 2016–2020 (stcrt. 2015, 14854).

Beleidswijzigingen

In 2015 heeft de behandeling van het wetsvoorstel Omgevingswet plaatsgevonden door de Tweede Kamer en is de uitvoeringsregelgeving van het wetsvoorstel Omgevingswet voor een groot deel uitgewerkt. Daarnaast zijn vijf aanvullingswetten in de maak voor natuur, grond, bodem en geluid. Voor wat betreft de Wet Natuurbescherming wordt samengewerkt met het Ministerie van Economische Zaken. Ook is voor de implementatie van het wetsvoorstel Omgevingswet samen met de koepels van de medeoverheden de scope van de implementatie van de Omgevingswet nader uitgewerkt en vormgegeven. In 2016 wordt tevens gestart met de uitwerking van de ministeriële regelingen.

Conform het wetsvoorstel Omgevingswet dient er richting 2018 een integrale visie op het beleid voor de fysieke leefomgeving te worden ontwikkeld. De nationale omgevingsvisie wordt de basis voor een samenhangende beleidsmatige inzet. Het Rijk wil de komende jaren benutten voor dialoog met anderen over het wat, waarom en hoe van de nationale omgevingsvisie. Dit leidt in 2016 tot de Nationale Omgevingsagenda, waarin duidelijkheid wordt gegeven over de prioritaire onderwerpen, procesaanpak en planning van de Nationale Omgevingsvisie. Daarbij wordt aangesloten bij initiatieven zoals het Jaar van het Ruimte, waarbij het maatschappelijke, politieke en professionele debat wordt gevoerd over de toekomst van Nederland.

Op 17 maart 2015 hebben het Ministerie van IenM, IPO, UvW en de VNG het Convenant Bodem en Ondergrond 2016–2020 ondertekend als vervolg op het Convenant bodemontwikkelingsbeleid en aanpak spoedlocaties uit juli 2009 voor de periode 2010–2015. In het in 2015 ondertekende convenant zijn de ambities opgenomen voor de aanpak van de bodemsanering, is de verdeling van de middelen voor de uitvoering van het convenant opgenomen en worden nadere voorbereidingen getroffen om duurzaam en efficiënt beheer van bodem en ondergrond te maken. Daarnaast is het Convenant bodem en bedrijfsleven 2015 door het Ministerie van IenM, VNO NCW en MKB Nederland ondertekend. De convenanten treden in 2016 in werking. Verder wordt gewerkt aan de aanvullingswet Bodem. Dit is een aanvullingswet op de Omgevingswet. Voornemen is dat deze wet gelijktijdig met de Omgevingswet in werking treedt.

In de beleidsdoorlichting ruimtelijke ordening (artikel 13) die in 2015 is verschenen, is de aanbeveling opgenomen om vorm te geven aan een overkoepelend evaluatie- en monitoringprogramma voor het ruimtelijk beleid samen met medeoverheden en private partijen. In dit evaluatieprogramma zou expliciet aandacht gegeven moeten worden aan de doeltreffendheid en de doelmatigheid van de ingezette financiële instrumenten. Het rapport stelt dat het mogelijk is om ook voor beleid dat in interactie met andere overheden tot stand komt goede, operationele beleidsdoelstellingen te formuleren. Momenteel wordt bezien hoe de structuur van artikel 13 en de verantwoording hierover kan aangepast worden aan deze aanbevelingen. Dit zal zijn beslag krijgen in de begroting 2017.

art. 13 Ruimtelijke ontwikkeling (x € 1.000)
   

2014

2015

2016

2017

2018

2019

2020

Verplichtingen

101.410

105.355

111.358

93.751

106.796

96.882

100.503

Uitgaven:

98.154

126.514

112.233

105.804

108.302

100.746

100.503

Waarvan juridisch verplicht

   

83%

       

13.01

Ruimtelijk instrumentarium

7.728

11.801

6.849

7.788

7.810

9.467

9.520

13.01.01

Opdrachten

4.469

4.699

4.672

6.577

6.599

8.256

8.309

 

– Wabo

25

336

1.463

1.696

1.636

1.752

1.752

 

– Architectonisch beleid

1.800

1.562

1.728

2.920

2.919

2.918

2.919

 

– Overige opdrachten

2.644

2.801

1.481

1.961

2.044

3.586

3.638

13.01.02

Subsidies

1.770

3.752

966

0

0

0

0

13.01.03

Bijdrage aan agentschappen

1.451

2.088

1.211

1.211

1.211

1.211

1.211

 

– waarvan bijdrage aan RWS

1.451

2.088

1.211

1.211

1.211

1.211

1.211

13.01.04

Bijdrage aan medeoverheden

38

1.262

0

0

0

0

0

13.

Geo-informatie

42.613

48.577

38.806

34.388

28.303

33.997

33.673

13.02.01

Opdrachten

2.675

3.550

4.788

3.870

2.991

2.991

2.991

13.02.02

Subsidies

11.495

12.532

1.999

380

380

380

380

 

– Basisregistraties

11.495

12.532

1.999

380

380

380

380

13.02.06

Bijdrage aan ZBO's en RWT's

28.443

32.495

32.019

30.138

24.932

30.626

30.302

 

– Kadaster

28.443

32.495

32.019

30.138

24.932

30.626

30.302

13.02

Gebiedsontwikkeling

13.603

3.337

8.069

11.425

10.709

4.411

4.413

13.03.01

Opdrachten

1.733

883

1.111

1.203

1.269

1.771

1.773

13.03.02

Subsidies

194

150

90

90

90

90

90

13.03.03

Bijdrage aan agentschappen

0

0

0

0

0

0

0

 

– waarvan bijdrage aan RWS

0

0

0

0

0

0

0

13.03.04

Bijdrage aan medeoverheden

11.676

2.304

6.868

10.132

9.350

2.550

2.550

 

– Projecten BIRK

11.676

2.304

4.318

1.382

6.800

0

0

 

– Projecten Nota Ruimte

0

0

0

6.200

0

0

0

 

– Projecten Bestaand Rotterdams Gebied

0

0

2.550

2.550

2.550

2.550

2.550

13.04

Ruimtegebruik bodem

28.438

47.934

43.748

52.178

61.455

52.846

52.872

13.04.01

Opdrachten

1.846

3.414

3.350

3.452

3.254

3.160

3.161

13.04.02

Subsidies

19.447

16.387

12.000

12.000

10.000

10.000

10.000

 

– Bedrijvenregeling

6.924

9.479

10.000

10.000

10.000

10.000

10.000

 

– Bodemsanering NS

4.538

4.538

0

0

0

0

0

 

– Overige subsidies

7.985

2.370

2.000

2.000

0

0

0

13.04.03

Bijdrage aan agentschappen

6.862

8.647

7.523

7.927

7.985

7.869

7.869

13.04.04

Bijdrage aan medeoverheden

283

17.166

20.875

28.799

40.216

31.817

31.842

 

– Meerjarenprogramma Bodem

0

15.972

20.225

28.799

40.216

31.817

31.842

 

– Programma Gebiedsgericht instrumentarium

283

1.194

650

0

0

0

0

13.04.07

Bekostiging

0

2.320

0

0

0

0

0

 

Uitvoering klimaatadaptatie

0

2.320

0

0

0

0

0

13.05

Eenvoudig Beter

5.772

14.865

14.761

25

25

25

25

13.05.01

Opdrachten

3.700

5.741

8.281

0

0

0

0

 

– Eenvoudig Beter

3.511

3.001

1.797

0

0

0

0

 

– OLO 3

189

2.740

6.484

0

0

0

0

13.05.03

Bijdrage aan agentschappen

2.072

9.124

6.480

25

25

25

25

 

– waarvan bijdrage aan RWS

2.072

9.124

6.480

25

25

25

25

 

Ontvangsten

2.901

3.824

934

934

934

934

934

13.01 Ruimtelijk instrumentarium

Budgetflexibiliteit

Van het opdrachtenbudget is meer dan de helft juridisch verplicht door lopende opdrachten ten behoeve van de uitvoering van het ruimtelijk beleid. Het betreft onder meer opdrachten in de sfeer van de uitvoering Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo), het architectuurbeleid en het programma Ruimtelijke Adaptatie. De uitgaven voor de subsidies en de agentschapsbijdrage aan RWS voor de maatregelen op het gebied van het programma Ruimtelijke Adaptatie zijn tevens juridisch verplicht. De subsidies en de bijdrage aan medeoverheden hebben een beperkte tijdshorizon en de agentschapsbijdrage heeft een structureel karakter.

13.02 GEO-informatie

Het opdrachtenbudget en het subsidiebudget zijn volledig juridisch verplicht. Het opdrachtenbudget betreft voornamelijk de opdrachtverlening aan de Stichting Geonovum in het kader van de uitvoering van wettelijke taken zoals beheer van de standaarden ruimtelijke informatie en de invoering van Inspire. Het budget voor bijdragen aan ZBO’s is jaarlijks volledig juridisch verplicht als opdracht aan het Kadaster ten behoeve van de beheer- en exploitatiekosten voor basisregistraties.

13.03 Gebiedsontwikkeling

Van het opdrachtenbudget is een deel juridisch verplicht op grond van lopende verplichtingen vanwege de uitvoering van het gebiedsbeleid. De uitgaven voor de subsidies, de agentschapsbijdrage aan RWS, voor maatregelen op het terrein van het gebiedenbeleid en de bijdrage aan andere overheden voor de uitvoering van Budget Investeringen Ruimtelijke Kwaliteit (BIRK), Nota Ruimte en Nieuwe Sleutel Projecten (NSP) projecten zijn juridisch verplicht.

13.04 Ruimtegebruik bodem

Van het opdrachtenbudget is een deel juridisch verplicht op grond van lopende verplichtingen vanwege de uitvoering van het bodembeleid. De uitgaven voor de subsidies en de agentschapsbijdrage aan RWS voor onder meer de Uitvoeringsorganisatie Bodem en Ondergrond (Bodem+) zijn juridisch verplicht.

Het niet juridisch verplichte deel op dit artikel heeft met name betrekking op mogelijke knelpunten in de uitvoering van de Wet bodembescherming en de bijdragen aan drink- en afvalvoorzieningen in Caribisch Nederland.

13.05 Eenvoudig Beter

Van het opdrachtenbudget is een groot deel juridisch verplicht op grond van lopende verplichtingen vanwege de stelselherziening omgevingsrecht en de implementatie van de Crisis- en herstelwet (Chw). Tevens is de agentschapsbijdrage aan RWS en het RIVM juridisch verplicht.

13.01 Ruimtelijk instrumentarium

Toelichting op de financiële instrumenten

13.01.01 Opdrachten

Uitvoering Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR)

De financiële middelen worden in 2016 met name ingezet om zicht te houden op de realisatie van de SVIR en om zorg te dragen voor kennisontwikkeling ten behoeve van de uitvoering van de SVIR. Hiertoe behoren bijdragen aan de uitvoering van de Monitor Infrastructuur en Ruimte door het PBL, evaluaties over de realisatie van doelen, het uitvoeren van beleidsverkenningen en het op peil houden van de vakkennis. De ondersteuning van provincies en gemeenten in krimp- en anticipeerregio’s, door middel van kennis en experimenten, wordt in 2016 voortgezet.

Architectuur en Ruimtelijk Ontwerp

Architectuur en ruimtelijk ontwerp zijn van belang voor «een goed systeem van ruimtelijke ordening», één van de dertien nationale belangen in de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte. De Actieagenda Architectuur en Ruimtelijk Ontwerp (AAARO) 2013–2016 biedt het kader voor de beleidsinzet. De financiële middelen voor architectuur en ruimtelijk ontwerp worden gebruikt om de positie van het ontwerp en de ontwerpers te versterken. Dit is enerzijds gericht op de eigen rol en verantwoordelijkheid van het Rijk en anderzijds op het versterken van lokale en regionale ontwerpkwaliteit en -kracht. Met de programma’s Atelier Making Projects en Atelier Stad zet het Rijk ook in 2016 ontwerpend onderzoek – interdepartementaal en in samenwerking met andere overheden – in voor onder andere de thema’s energietransitie en smart cities.

Overige opdrachten (Ruimtelijke Adaptatie)

De samenwerking zoals vormgegeven door het deelprogramma Nieuwbouw en Herstructurering (DPNH) wordt voortgezet in het nieuwe programma Ruimtelijke Adaptatie als vervolg op de totstandkoming van de Deltabeslissing Ruimtelijke Adaptatie.

Het programma Ruimtelijke Adaptatie omvat drie onderdelen; allereerst de uitvoering van de Deltabeslissing Ruimtelijke Adaptatie van september 2014 (en het daarover gesloten bestuursakkoord), waarin een interbestuurlijke aanpak is afgesproken teneinde Nederland op de lange termijn waterrobuust en klimaatbestendig in te richten, zodat we beter bestand zijn tegen de vier dreigingen van overstromingen, neerslag, droogte en hitte.

Daarnaast zal in 2016 de Nationale Adaptatiestrategie (NAS) verschijnen als onderdeel van de Klimaatagenda. Deze is voor het «waterdeel» gebaseerd op de Deltabeslissing maar ook elementen die niet direct met water te maken hebben worden in deze NAS opgenomen.

Tot slot wordt samen internationale partners (EC en UNEP) een internationale klimaatconferentie (Provia) in mei 2016 georganiseerd.

13.01.02 Subsidies

Actieagenda Architectuur en Ruimtelijke Ontwerp (AAARO)

Het budget 2016 voor de Actieagenda Architectuur en Ruimtelijke Ontwerp (AAARO) wordt grotendeels als een meerjarig toegezegde subsidie uitgekeerd aan een aantal Lead Partners (Stimuleringsfonds Creatieve Industrie, Architectuur Lokaal, etc.) om zo goed mogelijk aan te sluiten op ontwikkelingen en concrete activiteiten in de praktijk.

13.01.03 Bijdrage aan agentschappen

Dit betreft de jaarlijkse opdracht aan het agentschap RWS ten behoeve van het beheer van het OLO2 systeem, dat nodig is ter ondersteuning van de uitvoering van het huidige omgevingsloket.

13.01.04 Bijdragen aan medeoverheden

Het Innovatieprogramma Mooi Nederland stimuleert vanaf begin 2009 verbetering van de ruimtelijke kwaliteit. Uiterlijk 2019 zal het laatste project zijn gerealiseerd. Naar aanleiding van de motie Wiegman is geld van het innovatieprogramma ook beschikbaar gesteld voor drie «Voorbeeldgebieden Investeren in het landschap». De twee voorbeeldprojecten «Groene Woud»en «Amstelland» worden uiterlijk eind 2016 afgerond.

13.02 Geo informatie
13.02.01 Opdrachten

De structurele middelen zijn bestemd voor de exploitatie, beheer en onderhoud van de voorzieningen op basis van Europese verplichtingen, waaronder de implementatie van de Europese richtlijn Inspire, gericht op ontsluiting en harmonisatie van ruimtelijke gegevens. Verder zijn hier opgenomen de opdrachten aan onder meer Geonovum, SAGEO en Geofort in het licht van de beleidsuitvoering portefeuille geo-informatie. Bovendien worden in het kader van het programma Basisregistratie grootschalige topografie in 2016 diverse opdrachten verstrekt.

13.02.02 Subsidies

De Basisregistratie Grootschalige Topografie (BGT) wordt gevuld en daarmee opgebouwd door bronhouders. Tot in 2016 vindt de transitie plaats van de oude Grootschalige Basiskaart Nederland (GBKN) naar de nieuwe BGT. Gezamenlijke werkzaamheden worden gecoördineerd en uitgevoerd door de stichtingen Landelijk Samenwerkingsverband GBKN (LSV-GBKN) en het Samenwerkingsverband van Bronhouders BGT (SVB-BGT). Vergoedingen voor de transitiekosten worden in de vorm van subsidies t/m 2016 verstrekt. Voor het uitvoeren van het basisprogramma op het terrein van geo-informatie en de geo-basisregistraties wordt een subsidie verleend aan de Stichting Geonovum.

13.02.06 Bijdragen aan ZBO/RWT

Betreft een structurele bijdrage aan het Kadaster. De bijdrage is bestemd voor ontwikkeling, beheer en realisatie van de landelijke voorziening van basisregistraties. Dit omvat tevens de brede verspreiding van aansluitingen op en gebruik van het gezamenlijke loket PDOK (Publieke Dienstverlening op de Kaart), het Nationaal GeoRegister (NGR) in relatie tot Europese richtlijn Inspire en de beheerkosten van Ruimtelijkeplannen.nl.

13.03 Gebiedsontwikkeling
13.03.01 Opdrachten

De opdrachten in relatie tot de gebiedsontwikkeling hebben veelal een relatie met het MIRT. Dat is het meerjarenprogramma van de opgaven in het ruimtelijk fysieke domein. De nadruk ligt op opgaven waaraan het Rijk financieel bijdraagt. Ook opgaven waaraan het Rijk niet financieel bijdraagt, maar waar een rijksbelang heeft, worden in het MIRT besproken. Het streven is brede afweging tussen projecten van verschillende overheden, binnen diverse beleidssectoren, om in samenspraak te komen tot doelmatige inzet van publiek geld. In het MIRT wordt ook de samenhang met regionale opgaven en initiatieven van bedrijfsleven en maatschappelijke organisaties besproken. Het Rijk doet dit -voor onderwerpen in het ruimtelijk fysieke domein- samen met de regio’s en andere partijen in de bestuurlijke overleggen MIRT, aan de hand van de gezamenlijke gebiedsagenda’s.

13.03.02 Subsidies

Er wordt jaarlijks een subsidie verstrekt aan het Regiecollege Waddengebied (RCW).

13.03.04 Bijdragen aan medeoverheden

Projecten BIRK

Het Budget Investeringen Ruimtelijke Kwaliteit (BIRK) is ingezet ter versterking van de ruimtelijke kwaliteit in stedelijke centra of stedelijke gebieden. De projecten zijn volop in uitvoering. Met een vijftal BIRK projecten bestaat er de komende jaren nog een subsidierelatie. Vele projecten zijn de afgelopen jaren reeds gerealiseerd of gedecentraliseerd.

Nieuwe Sleutel Projecten (NSP)

Dit budget wordt ingezet ter ontwikkeling en versterking van 6 centra in nationale stedelijke netwerken door (her)ontwikkeling van Hogesnelheidslijn (HSL) stations en omgeving. In 2016 heeft dit alleen nog maar betrekking op de NSP projecten Breda en Arnhem.

Projecten Nota ruimte

Het budget is een extra impuls voor de versterking van de economische concurrentiepositie, krachtige steden en platteland, borging belangrijke ruimtelijke waarden en borging van veiligheid. Inmiddels bestaat alleen nog met Rotterdam Stadshavens een subsidierelatie. De slotbetaling aan dit project is voorzien in 2017.

Bestaand Rotterdams Gebied (BRG)

De financiële middelen voor BRG zijn bijdragen vanuit het Rijk, als onderdeel van het Project Mainport Rotterdam, om de doelstellingen zoals verwoord in de Uitwerkingsovereenkomst van 2 september 2005 van het deelproject Bestaand Rotterdams Gebied te kunnen bereiken.

13.04 Ruimtegebruik bodem
13.04.01 Opdrachten

Het beleidsonderbouwend onderzoek betreft onder meer onderzoek ten behoeve van het uitvoeringsprogramma van de Structuurvisie Ondergrond, de fundamentele herziening van de Wet bodembescherming en het uitvoeringsprogramma van de Drinkwaternota 2014.

13.04.02 Subsidies

Bedrijvenregeling

Op grond van de Wet bodembescherming en het Besluit financiële bepalingen bodemsanering, worden subsidies ten behoeve van saneringsmaatregelen van bedrijven vastgelegd.

Programma Commissie m.e.r.

Sinds 1 juli 2014 brengt de Commissie voor de milieueffectrapportage de kosten van haar advies in rekening bij het bevoegd gezag dat het advies heeft gevraagd. Om de continuïteit van de bij wet ingestelde, Commissie m.e.r. niet in gevaar te brengen, is bij de Tweede Kamerbehandeling van het wetsvoorstel tarieven Commissie m.e.r. in 2013 toegezegd dat het Rijk in de jaren 2014–2017 een overbruggingsbudget van jaarlijks € 2 miljoen beschikbaar zal stellen.

13.04.03 Bijdragen aan agentschappen

Uitvoeringsorganisatie bodem en ondergrond: dit betreft een opdracht aan het agentschap RWS in het kader van Bodem+. Concreet gaat het hierbij om het verrichten van uitvoerende wettelijke taken, ondersteuning van de beleidsontwikkeling, het organiseren van een kennis en expertise-netwerk en daarmee de overheden faciliteren ten aanzien van de thema’s Bodem en Ondergrond door RWS.

13.04.04 Bijdragen aan medeoverheden

Meerjarenprogramma bodem

Bij Ontwerpbegroting 2015 is besloten om in het jaar 2016 € 60 miljoen vrij te maken op de budgetten voor bodemsanering ten behoeve van het rijksbrede beeld. Om te voorkomen dat de uitvoering hierdoor vertraagt (met name in 2016) wordt de kasreeks door middel van een kasschuif aangepast aan de uitvoeringspraktijk. Deze kasschuif verloopt via het Deltafonds.

Het bodembeleid voor de periode 2016–2020 is opgenomen in het convenant «Bodem en Ondergrond 2016–2020». Dit convenant is ondertekend door het Rijk, het IPO, de VNG en de Unie van Waterschappen. Met de ondertekening van het convenant wordt de definitieve stap gezet naar de decentralisatie.Tevens vindt de betaling van oude afspraken plaats. Dit betreft de rijksbijdrage aan het Rotterdamse gasfabriekprogramma in de periode 2016 tot en met 2020 en de afkoop van de rijksbijdragen aan het Amsterdamse gasfabriekenprogramma, de Volgermeerpolder, aanpak asbest in het Gijmink in Overijssel en bodemsanering van het Thermphos-terrein in Zeeland. Zoals aangekondigd in de meicirculaires, worden de middelen bij deze budgettaire nota overgeboekt.

Het resterende budget voor 2016 is voorzien voor eventuele knelpunten (art 11.4 Convenant Bodem en Ondergrond 2016–2020) en voor benodigde aanvullende financiële middelen voor individuele Bevoegde overheden Wbb in verband met de uitvoering van het convenant (art 11.3 Convenant Bodem en Ondergrond 2016–2020). In het kader van het Convenant bodem en ondergrond 2016–2020 is aan de Unie van Waterschap een eenmalige bijdrage van € 2 miljoen beschikbaar gesteld. De slotbetaling hiervan (€ 0,1 miljoen) vindt plaats in 2016.

Programma Gebiedsgericht instrumentarium

Sinds 10 oktober 2010 zijn Bonaire, Sint Eustatius en Saba openbare lichamen binnen het Nederlandse staatsbestel. Met het uitvoeren van drinkwater- en afvalwaterprogramma’s zijn ook de bijdragen aan investeringen in drinkwatervoorzieningen en de exploitatiekosten drink- en afvalwater in Caribisch Nederland gestegen. In de IenM begroting wordt in een tijdelijke bijdrage voorzien aan de drinkwater- en afvalwaterprogramma’s.

13.04.07 Bekostiging

Uitvoering Klimaatadaptatie. Het onderzoeksbudget is aan de Stichting Kennis voor Klimaat toegekend ten behoeve van het Nationaal Onderzoeksprogramma Kennis voor Klimaat. De eindbetaling is voorzien in 2016.

13.04.08 Garanties

Krediet Bodemsanering

Het betreft de mogelijkheid voor een ondernemer in het midden- en kleinbedrijf met onvoldoende middelen of te weinig zekerheden voor krediet bij een bank, om een borgstelling voor een gedeelte van het benodigde budget voor bodemsanering te krijgen. IenM sluit aan bij de garantieregeling van EZ. Het verplichtingenplafond van de Regeling Bijzondere Financiering (Bodemsanering) wordt op grond van de kabinetsreactie (Kamerstukken II, 2013–2014, 33 750, nr. 13) naar aanleiding van het rapport van de Commissie Risicoregelingen verminderd naar € 15 miljoen. De beslissing over het voortzetten van de garantieregeling wordt mede bepaald door de resultaten van de evaluatie van deze garantieregeling in 2015.

13.05 Eenvoudig Beter
13.05.01 Opdrachten

Binnen de interdepartementale programmadirectie Eenvoudig Beter (EB) wordt gewerkt aan de stelselherziening van het omgevingsrecht en de implementatie van de Crisis- en herstelwet (Chw). De financiële middelen worden ingezet voor het nader uitwerken van de Omgevingswet, voor de consultatie en toetsing van de AMvB’s onder de Omgevingswet, het opstellen van de ministeriële regelingen en het opstellen van de invoeringswet, voor het omgevingsmanagement en voor het versterken van kennis en kunde via het programma NU al EB.

Implementatie van de Omgevingswet

Voor de inwerkingtreding van de wet is een tijdige en zorgvuldige implementatie essentieel. Het gaat hier om de invoeringsbegeleiding, het oprichten van een infopunt en de digitale ondersteuning van het wetsvoorstel. Daarnaast wordt onder andere een plan van aanpak uitgewerkt voor het opzetten en met name aanpassen van het digitale stelsel (zoals bijvoorbeeld OLO en ruimtelijke plannen.nl), zodat digitale gegevens beter uitwisselbaar worden. Hiermee wordt mede invulling gegeven aan de ambitie in het regeerakkoord om gegevens beter digitaal te ontsluiten en meer vergunningaanvragen digitaal te maken.

13.05.03 Bijdragen aan agentschappen

Dit betreft de agentschapbijdrage voor de inzet van RWS voor de implementatie van het wetsvoorstel Omgevingswet en de Crisis- en herstelwet. Daarnaast levert RWS capaciteit voor de uitwerking van de uitvoeringsregelgeving van de Omgevingswet. Daarnaast wordt een agentschapsbijdrage verleend aan het RIVM voor onderzoek ten behoeve van de Omgevingswet.

Beleidsartikel 14: Wegen en verkeersveiligheid

Algemene Doelstelling

Om weggebruikers zo snel, verkeersveilig, betrouwbaar en duurzaam mogelijk van A naar B te laten reizen ontwikkelt, beheert en benut IenM het hoofdwegennet. Daartoe zet IenM in op een hoofdwegennet dat bijdraagt aan de economische en ruimtelijke ontwikkeling van Nederland en voldoet aan milieunormen. Daarnaast wordt ingezet op een afname van het aantal verkeersslachtoffers op alle Nederlandse wegen. Om deze doelen te bereiken werkt IenM samen met medeoverheden, bedrijfsleven en maatschappelijke organisaties.

(Doen) Uitvoeren

Rollen en Verantwoordelijkheden

De Minister is verantwoordelijk voor een robuust mobiliteitssysteem van sterke verbindingen, sterke modaliteiten, voorspelbare reistijden en goede bereikbaarheid (zie ook artikelen 15 OV-keten en 16 Spoor). Voor het hoofdwegennet betekent dit dat de Minister zorgt voor:

  • De besluitvorming over en uitvoering van infrastructuur in relatie tot gebiedsontwikkeling. Aanlegprojecten worden in het MIRT vastgelegd. De bijdragen zijn gerelateerd aan het Infrastructuurfonds (artikel 12 Hoofdwegen).

  • De financiering (via het Infrastructuurfonds) van het programma Beter Benutten.

  • De uitvoering van het beheer, onderhoud, verkeersmanagement en het oplossen van veiligheidsknelpunten door RWS als beheerder van het hoofdwegennet. Deze activiteiten zijn terug te vinden op het Infrastructuurfonds (artikel 12 Hoofdwegen).

  • Het bevorderen van de bereikbaarheid en veiligheid en beperken van de kosten door verbetering van de reisinformatie en het verkeersmanagement: via inzet op de laatste technologieën en samenwerking tussen bedrijfsleven en wegbeheerders verbetert de reisinformatie voor de reiziger, die zich daardoor zowel beter kan voorbereiden op de reis, als de reis kan aanpassen.

  • Het vormgeven (in saneringsplannen) en uitvoeren van de aanpak van hoge geluidbelastingen langs rijkswegen door middel van het Meerjarenprogramma Geluidsanering (MJPG).

  • Het oplossen van de knelpunten voor luchtkwaliteit langs het hoofdwegennet door middel van maatregelen (zowel generiek en locatiespecifiek) in het kader van het Nationaal Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit (NSL).

Regisseren

De Minister is verantwoordelijk voor de vormgeving en deels ook voor de uitvoering van het beleid inzake wegen en verkeersveiligheid, waaronder het toezicht op de uitvoering van de wet- en regelgeving. Via wet- en regelgeving, aansturing van RWS in het beheer van het wegennet en afspraken met het bedrijfsleven en andere maatschappelijke organisaties, zorgt IenM voor veilige infrastructuur en optimaal gebruik daarvan. Daarbij wordt ingespeeld op ontwikkelingen bij gebruikers, voertuigen en infrastructuur. Deze regierol wordt concreet ingevuld door:

  • Regelgeving en afspraken over voorzieningen- en kwaliteitsniveaus bij infrastructuur in het kader van veiligheid, betrouwbaarheid, snelheden, doorstroming en duurzaamheid.

  • Voor het vervolg van Beter Benutten is landelijk de volgende programma-ambitie afgesproken: tenminste 10% vermindering van de reistijd van deur tot deur op de belangrijkste gesignaleerde knelpunten in de spits op de weg in de periode 2015 tot en met 2017. Dit ten opzichte van een situatie zonder het vervolgprogramma Beter Benutten. Voor het lopende programma Beter Benutten worden in de gebiedsprogramma’s de laatste maatregelen afgerond en loopt het programma Decentraal Spoor tot en met 2020.

  • De Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR) en de gebiedsagenda’s vormen de kaders voor de bereikbaarheidsopgaven. Maatschappelijke en technologische ontwikkelingen maken een andere aanpak van deze bereikbaarheidsopgaven op (middel)lange termijn nodig én mogelijk. Onder de vlag van het programma Meer Bereiken wordt deze andere aanpak in de praktijk vorm gegeven. Uitgangspunten hierbij zijn een gelijkwaardige samenwerking tussen Rijk, medeoverheden, bedrijfsleven en maatschappelijke partijen, het in samenhang bezien van bereikbaarheid met andere ruimtelijke opgaven (bijvoorbeeld wonen, natuur, leefbaarheid, veiligheid) en het onderzoeken van een brede set oplossingsrichtingen (innoveren, informeren, in stand houden, inrichten en investeren).

  • De inzet van het Strategisch Plan Verkeersveiligheid 2008–2020 en de Beleidsimpuls Verkeersveiligheid. De plannen richten zich op verbetering van infrastructuur, voertuigen en gedrag van weggebruikers ter vermindering van het aantal verkeersdoden en ernstige verkeersgewonden. Samen met medeoverheden en maatschappelijke partners is met name aandacht voor de groeiende risicogroepen onder de verkeersdeelnemers: ouderen, fietsers, notoire overtreders en beginnende bestuurders.

  • Samen met (internationale) overheden en marktpartijen te werken aan de marktcondities ten behoeve van veiligheid, bereikbaarheid en economie in het wegvervoer. Denk daarbij aan regelgeving over opleidingseisen, cabotage en maten en gewichten van het vrachtverkeer in Europa.

  • In samenwerking met sociale partners, de transportsector en maatschappelijke organisaties wordt ingezet op verbeterde duurzaamheid van mobiliteit.

Tenslotte is de Minister verantwoordelijk voor het toezicht op en de handhaving van (een deel van) de wet- en regelgeving door de Inspectie Leefomgeving en Transport op dit beleidsterrein (zie artikel 24 Handhaving en toezicht).

Indicatoren en Kengetallen

Hieronder zijn de beleidsmatige indicatoren en kengetallen voor Wegen en verkeersveiligheid opgenomen. In productartikel 12 van het Infrastructuurfonds zijn de aan dit beleidsartikel gerelateerde productindicatoren en/of -kengetallen opgenomen.

Aanleg

Indicator: acceptabele reistijd
 

Basiswaarde 2001

2009

2010

2011

2012

2013

2014

Streefwaarde

Percentage trajecten waar de streefwaarde wordt gehaald.

86%

84%

83%

88%

92%

94%

93%

100%

Bron: RWS/WVL, 2015

Toelichting:

De reistijd op een traject is acceptabel als de streefwaarde voor de reistijd wordt gehaald. De streefwaarde voor trajecten op het hoofdwegennet tussen steden is een reistijd in de spits van maximaal 1,5 keer de reistijd buiten de spits (referentiesnelheid 100 kilometer/uur). Op trajecten rond de vijf grote steden en trajecten op niet-autosnelwegen van het hoofdwegennet is de streefwaarde maximaal 2,0. Er zijn 188 trajecten (alle autosnelwegen binnen het hoofdwegennet). Hiervan zijn er 82 trajecten onbemeten. Aangenomen is dat deze onbemeten trajecten voldoen aan de gewenste reistijd in de spits omdat dit de minst drukke trajecten zijn.

Beter Benutten

Over de voortgang van de uitvoering van de gebiedsprogramma’s Beter Benutten wordt de Tweede Kamer geïnformeerd in het kader van het MIRT-proces (Kamerstukken II, 2013–2014, 33 750 A, nr. 67). Voor een nadere toelichting op de werkwijze en programma ambitie van Beter Benutten wordt verwezen naar artikel 18.02 Beter Benutten van het Infrastructuurfonds.

Beheer en onderhoud

Verwezen wordt naar het Infrastructuurfonds artikel 12.01 (verkeerssignalering op banen en verkeerscentrales) en 12.02 (km rijbaanlengte, km2 asfalt, km2 groen areaal).

Verkeersmanagement

Verwezen wordt naar het Infrastructuurfonds artikel 12.01 (indicator van op alle bemeten wegvlakken ingewonnen betrouwbare reis en route-informatie en tijdige levering aan de serviceproviders).

Geluid en luchtkwaliteit

Indicator: lokale luchtkwaliteit NO2 en geluidsknelpunten langs hoofdwegen waarvoor nog een saneringsplan moet worden opgesteld
 

Waarde 2012

Waarde 2013

Waarde 2014

Streefwaarde peildatum

Lokale luchtkwaliteit NO2

     

0 knelpunten langs rijkswegen 2015

Geluidsknelpunten langs rijkswegen waarvoor nog een saneringsplan moet worden vastgesteld1

8.700

8.650

8.600

0 knelpunten in 2020

Bron: RWS/WVL, 2015

X Noot
1

De hier genoemde reeks verschilt van de in eerdere begrotingen gepubliceerde reeksen omdat het aantal nog te saneren knelpunten nu kan worden gebaseerd op het geluidregister en de daarop gebaseerde nieuwe, meer gedetailleerde saneringsonderzoeken.

Toelichting:

Voor lokale luchtkwaliteit geldt dat uiterlijk per 1 januari 2015 op alle locaties langs rijkswegen de grenswaarde voor stikstofdioxide (NO2) gehaald moet zijn. Tussenliggende waarden zijn niet vastgesteld. Voor fijn stof (PM10) wordt op alle locaties langs rijkswegen aan de grenswaarde voldaan die geldt vanaf 11 juni 2011. In het najaar van 2016 zal op basis van de jaarlijkse monitoring van het Nationaal Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit (NSL) vastgesteld kunnen worden of op 1 januari 2015 ook is voldaan aan de grenswaarde voor NO2.

De genoemde getallen voor geluid betreffen het aantal objecten (met name woningen) met een geluidbelasting op de gevel boven de maximale waarde van 65dB, waarvoor nog een geluidsaneringsplan moet worden opgesteld. De peildatum van 2020 hangt samen met de hiervoor in de Wet milieubeheer opgenomen einddatum voor het opstellen van een saneringplan. In deze context is sprake van nul knelpunten als voor alle saneringsobjecten een saneringsplan is opgesteld. De termijn voor de uitvoering van de saneringsmaatregelen wordt in de saneringsplannen vastgelegd en zoveel mogelijk gecombineerd met reguliere vervanging van het wegdek en eventuele wegaanpassingen, dit zal dus ook deels na 2020 zijn.

De sanering wordt uitgevoerd in het kader van het Meerjarenprogramma Geluidsanering (MJPG). In dit programma worden onder bepaalde voorwaarden ook objecten met een geluidbelasting onder de 65dB gesaneerd. Vooruitlopend op het opstellen van regionale saneringsplannen heeft de geluidsanering in 2014 plaatsgevonden binnen een aantal tracébesluiten.

De gehanteerde geluidbelastingen zijn gebaseerd op een «worst-case» situatie (volledig benut geluidproductieplafond). Bij een deel van de gesaneerde objecten blijft de geluidbelasting op de gevel na het treffen van de doelmatige saneringsmaatregelen boven de 65dB en wordt toepassing van gevelmaatregelen onderzocht om te voldoen aan de geluidsnorm binnen de woning.

Regelgeving en afspraken

Verwezen wordt naar het Infrastructuurfonds artikel 12.02.04 (beschikbaarheid, verhouding verstoring wegwerkzaamheden ten opzichte van totale verstoringen, tijdsduur percentage van het jaar dat de weg veilig beschikbaar is).

Verkeersveiligheid

Indicator: Ontwikkeling aantal verkeersslachtoffers
 

2002

2010

2011

2012

2013

2014

2020

aantal verkeersdoden

1.066

640

661

650

570

570

500

ernstig verkeersgewonden

16.100

19.200

20.100

19.200

18.800

nog niet bekend

10.600

Bron: Rijkswaterstaat/WVL, 2013, 2014 en 2015

Marktcondities

Verwezen wordt naar de «Kerncijfers verkeersveiligheid» (Kamerstukken II, 2014–2015, 29 398, nr. 463).

Duurzaamheid

Voor de doelstellingen voor de sector verkeer en vervoer wordt verwezen naar artikel 19 Klimaat.

Beleidswijzigingen

Tot en met 2028 is sprake van een omvangrijk realisatieprogramma en het in stand houden van de bestaande infrastructuur. Het programma Beter Benutten Vervolg is gericht op verbeteringen van de bereikbaarheid op korte termijn. In 2015 is gestart met het uitvoeren van de door de trioleden (Minister van IenM, regio en bedrijfsleven) getekende Plannen van Aanpak in de Beter Benutten regio’s. Het gaat om multimodale maatregelen met onder andere de volgende thema’s: Intelligente Transport Systemen, Fiets, Park and Ride en Logistiek. In totaal zijn circa 190 plannen in voorbereiding voor het vervolg van Beter Benutten, waarvan 64 plannen inmiddels in de uitvoeringsfase zijn. Deze plannen worden beoordeeld op hun effectiviteit en bijdrage aan de doelstelling (10% verkorten reistijd).

Voor het Vervolg van Beter Benutten geldt de landelijke programma-ambitie: tenminste 10% vermindering van de reistijd van deur tot deur op de belangrijkste gesignaleerde knelpunten in de spits op de weg in de periode van 2015 tot en met 2017. Dit ten opzichte van een situatie zonder het vervolgprogramma Beter Benutten. Het vervolg gaat verder met dezelfde twaalf regio’s. De middelen voor het vervolg van Beter Benutten staan geraamd op artikel 18 van het Infrastructuurfonds. De Algemene Rekenkamer is in het kader van onderzoek naar de verantwoording van het Ministerie van Infrastructuur en Milieu tot enkele aanbevelingen voor Beter Benutten gekomen (Kamerstukken II, 2014–2015, 34 200, nr. 2). De Minister van IenM heeft in reactie op deze aanbevelingen de Algemene Rekenkamer geïnformeerd welke aanbevelingen worden overgenomen. Deze reactie is op hoofdlijnen opgenomen in blg-513376 en in zijn geheel terug te vinden op de site van de Algemene Rekenkamer.

Budgettaire gevolgen van beleid

art. 14 Wegen en verkeersveiligheid (x € 1.000)
   

2014

2015

2016

2017

2018

2019

2020

Verplichtingen

26.712

36.442

28.702

30.324

27.849

27.670

27.872

Uitgaven:

33.866

37.038

33.414

31.621

29.149

28.170

28.372

Waarvan juridisch verplicht

70%

14.01

Netwerk

15.581

18.316

16.033

14.616

11.617

10.537

10.641

14.01.01

Opdrachten

11.494

13.783

12.742

11.410

8.471

7.391

7.495

 

– Beter benutten

8.101

6.689

6.560

5.120

1.582

200

200

 

– BOA IWB en Logistiek

1.325

1.494

2.312

2.435

2.757

3.002

3.046

 

– Wegvervoerbeleid

1.435

4.265

2.236

2.213

2.365

2.396

2.429

 

– Overige opdrachten

633

1.335

1.634

1.642

1.767

1.793

1.820

14.01.02

Subsidies

1.412

1.231

722

637

577

577

577

14.01.03

Bijdrage aan agentschappen

2.675

3.302

2.569

2.569

2.569

2.569

2.569

 

– waarvan bijdrage aan RWS

2.675

3.302

2.569

2.569

2.569

2.569

2.569

14.02

Veiligheid

18.285

18.722

17.381

17.005

17.532

17.633

17.731

14.02.01

Opdrachten

5.541

6.993

5.629

6.981

7.508

7.609

7.707

 

– Opdrachten Verkeersveiligheid

5.541

6.993

5.629

6.981

7.508

7.609

7.707

14.02.02

Subsidies

12.107

11.340

8.736

9.635

9.635

9.635

9.635

 

– VVN

3.620

3.660

3.660

3.659

3.659

3.659

3.659

 

– SWOV

3.729

3.958

3.958

3.958

3.958

3.958

3.958

 

– Overige subsidies

4.758

3.722

1.118

2.018

2.018

2.018

2.018

14.02.03

Bijdrage aan agentschappen

637

389

389

389

389

389

389

 

– waarvan bijdrage aan RWS

637

389

389

389

389

389

389

14.02.06

Bijdrage aan ZBO's en RWT's

0

0

2.627

0

0

0

0

 

– CBR

0

0

2.627

0

0

0

0

 

Ontvangsten

4.253

6.862

6.782

6.782

6.782

6.782

6.782

Extracomptabele verwijzingen

In artikel 12 van het Infrastructuurfonds zijn de aan dit beleidsartikel gerelateerde productindicatoren en/of -kengetallen opgenomen.

Extracomptabele verwijziging naar artikel 12 Hoofdwegennet van het Infrastructuurfonds (x € 1.000)
   

2016

2017

2018

2019

2020

Bijdrage uit artikel 26 van Hoofdstuk XII aan artikel 12 Hoofdwegennet van het Infrastructuurfonds

1.955.595

2.161.909

2.389.678

2.787.233

3.017.168

Andere ontvangsten van artikel 12 Hoofdwegennet van het Infrastructuurfonds

55.525

136.870

47.831

49.740

130.685

Totale uitgaven op artikel 12 Hoofdwegennet van het Infrastructuurfonds

2.011.120

2.298.779

2.437.509

2.836.973

3.147.853

waarvan

         

12.01

Verkeersmanagement

9.691

3.631

3.631

3.632

3.631

12.02

Beheer, onderhoud en vervanging

678.756

562.327

506.795

520.306

499.928

12.03

Aanleg

443.676

617.169

944.946

1 532.198

1.845.424

12.04

Geïntegreerde contractvormen/PPS

371.932

644.111

519.647

325.945

343.201

12.06

Netwerkgebonden kosten HWN

567.712

531.703

511.708

507.124

505.976

12.07

Investeringsruimte

– 60.647

– 60.162

– 49.218

– 52.232

– 50.307

Artikel 14

Belastinguitgaven (x € mln)

2014

2015

2016

2017

2018

2019

2020

Belastingen op personenauto's en motorrijwielen

           

Teruggaaf taxi's

42

44

46

49

52

55

58

Motorrijtuigbelasting

             

Nihiltarief OV-bussen op LPG

0

0

0

0

0

0

0

Vrijstelling taxi's

50

51

52

53

55

57

58

Vrijstelling wegenbouw

0

0

0

0

0

0

0

Nihiltarief MRB zeer zuinige auto's

28

41

45

56

68

83

105

Belasting op zware motorrijtuigen (eurovignet)

           

Teruggaaf internationaal gecombineerd vervoer

0

0

0

0

0

0

0

Bron: Bijlage 5 van de Miljoenennota 2016

14.01 Netwerk

Budgetflexibiliteit

De uitgaven voor subsidies (zie hiervoor de subsidiebijlage) en de agentschapsbijdrage aan RWS zijn volledig juridisch verplicht. Voor subsidies betreft het hier voornamelijk de uitfinanciering van verplichtingen die tot en met 2015 zijn aangegaan. De budgetten voor subsidies worden per jaar gepubliceerd en hebben daarmee een vastomlijnde tijdshorizon, de agentschapsbijdrage heeft een structureel karakter. Van het opdrachtenbudget is het merendeel juridisch verplicht op grond van lopende verplichtingen.

14.02 Veiligheid

De uitgaven voor de agentschapsbijdrage aan RWS zijn volledig juridisch verplicht. De overige verplichtingen betreffen subsidies aan Veilig Verkeer Nederland (VVN), Stichting Wetenschappelijk Onderzoek Verkeersveiligheid (SWOV), Team Alert en incidentele doelgroepen. De budgetten voor de subsidies aan VVN en SWOV worden per jaar gepubliceerd. Voor Team Alert worden de subsidies vastgesteld en openbaar gemaakt via een meerjarige raamregeling. Van het opdrachtenbudget is een deel juridisch verplicht als gevolg van lopende opdrachten. Het niet juridisch verplichte deel van dit artikel wordt aangewend voor met name opdrachten voor het uitvoeren van onderzoeken en het uitvoeren van verkeersveiligheidscampagnes.

14.01 Netwerk

Toelichting op de financiële instrumenten

14.01.01 Opdrachten

De opdrachten betreffen diverse onderzoeken op het gebied van wegmaatregelen, tol en het verduurzamen van mobiliteit. Daarnaast vinden uitgaven plaats voor het European Register of Road Transport Undertakings (ERRU), Smart Mobility zoals de zelfrijdende auto en Intelligente Transport Systemen (ITS), het kennisplatform tunnelveiligheid en taken in het kader van de wet SWUNG (Samen werken aan de uitvoering van nieuw geluidbeleid).

De opdrachten voor Beter Benutten betreffen kosten op het gebied van diverse onderzoeken, communicatie, monitoring en evaluatie, gedrag- en vraagbeïnvloeding, fietsbeleid en Intelligente Transport Systemen.

In het kader van het Energieakkoord heeft het Ministerie van IenM een regierol vervuld bij het komen tot een gezamenlijke duurzame brandstofvisie. Ook is IenM betrokken bij de uitvoering van overeengekomen acties, zoals het programma Lean and Green Personal Mobility waarbij werkgevers een plan maken om CO2 te reduceren (voor het zakelijk en woon-werkverkeer) en een campagne gericht op keuze voor de beste band en rijden op de juiste bandenspanning.

14.01.02 Subsidies

De uitgaven hebben betrekking op subsidies verstrekt voor het fietsbeleid onder andere aan de Fietsersbond en een incidentele subsidie verstrekt aan Nationale Hogeschool voor Toerisme en Verkeer (NHTV) te Breda.

In het kader van het Energieakkoord heeft het Ministerie van IenM een regierol vervuld bij het komen tot een gezamenlijke duurzame brandstofvisie. Ook is IenM betrokken bij de uitvoering van overeengekomen acties, zoals het programma Lean and Green Personal Mobility waarbij werkgevers een plan maken om CO2 te reduceren (voor het zakelijk en woon-werkverkeer) en een campagne gericht op keuze voor de beste band en rijden op de juiste bandenspanning.

14.01.03 Bijdrage aan agentschappen

In het kader van het Beleidsondersteuning en Advies (BOA) protocol met RWS zijn afspraken gemaakt over beleidsondersteuning en -advisering, die RWS uitvoert in opdracht van de beleids-DG’s. Door middel van de agentschapbijdrage wordt capaciteit hiervoor bij RWS gereserveerd.

14.02 Veiligheid
14.02.01 Opdrachten

Het verbeteren van de positie van kwetsbare verkeersdeelnemers gebeurt onder meer door onderzoeken op het gebied van fietsveiligheid en naar specifieke doelgroepen zoals ouderen. Opdrachten in verband met vergoedingen commissie rijgeschiktheid van de Gezondheidsraad en onderzoek cat. III medicijnen. Het stimuleren van de verkoop van veilige voertuigen gebeurt door deelname aan Euro NCAP (New Car Assessment Programme). Euro NCAP beoordeelt onafhankelijk de veiligheidsprestaties van Europa’s meest verkochte auto’s. Om gedragsbeïnvloeding te bereiken wordt ondermeer het Meerjarenprogramma Campagnes Verkeersveiligheid uitgevoerd.

Op 4 maart 2015 heeft de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State een uitspraak gedaan over het alcoholslotprogramma. De Afdeling heeft artikel 17 van de Regeling maatregelen rijvaardigheid en geschiktheid 2011 (RMRG 2011), het artikel waarin wordt geregeld in welke gevallen het alcoholslotprogramma wordt opgelegd, onverbindend verklaard. Dit betekent dat het artikel zoals het luidde niet meer mag worden toegepast en het CBR het alcoholslotprogramma niet meer kan opleggen. Vooruitlopend op een nieuwe regeling voor het alcoholslotprogramma is de RMRG 2011 aangepast, waardoor in plaats van het alcoholslotprogramma een educatieve maatregel alcohol en verkeer (EMA) wordt opgelegd of – in geval van recidivisten – een geschiktheidonderzoek.

14.02.02 Subsidies

Er worden subsidies verstrekt aan maatschappelijke organisaties Veilig Verkeer Nederland (VVN), Fietsersbond, Team Alert en de Stichting Wetenschappelijk Onderzoek Verkeersveiligheid (SWOV). Aan de ANWB is een subsidie van € 0,06 miljoen verstrekt voor het Nationaal Verkeersveiligheidscongres.

14.02.03 Bijdrage aan agentschappen

In het kader van het Beleidsondersteuning en Advies (BOA) protocol met RWS zijn afspraken gemaakt over beleidsondersteuning en -advisering, die RWS uitvoert in opdracht van de beleids-DG’s. Door middel van de agentschapbijdrage wordt capaciteit hiervoor bij RWS gereserveerd.

14.02.06 Bijdrage aan ZBO en RWT’s

Ingevolge de Regeling maatregelen Rijvaardigheid en Geschiktheid (RMRG) ontvangt het Centraal Bureau Rijvaardigheidsbewijzen (CBR), een RWT, in 2016 een volledige vergoeding voor de onderzoeken die zij uitvoeren naar de rijvaardigheid alsmede de geestelijke en lichamelijke geschiktheid. Herziening van het RMRG is voorzien per 1 januari 2017.

Beleidsartikel 15: OV-keten

Algemene Doelstelling

Reizigers veilig, betrouwbaar en met een voorspelbare reistijd vervoeren door de OV-keten, waarbij verschillende modaliteiten optimaal op elkaar aangesloten zijn. De verantwoordelijkheid van de Minister inzake spoor wordt verantwoord op artikel 16 Spoor.

Regisseren

Rollen en Verantwoordelijkheden

De Minister is verantwoordelijk voor de vormgeving en deels ook de uitvoering van het beleid inzake regionaal openbaar vervoer (onder andere regionaal openbaar vervoer, taxi, waddenveren). De uitvoering vindt grotendeels plaats door middel van samenwerking in de gehele OV-keten. Het beleid stimuleert en faciliteert deze samenwerking.

Ook het toezicht op de uitvoering van de wet- en regelgeving valt onder de ministeriële verantwoordelijkheid. De rol «regisseren» heeft specifiek betrekking op de volgende onderdelen:

  • Het stellen van regels en kaders (wetgeving) voor het openbaar vervoer (overheden, marktpartijen en reizigers). De regels en kaders hebben betrekking op het openbaar vervoer per bus, tram, metro, het CVV (Regiotaxi) en het openbaar vervoer over water.

  • Het faciliteren (waar nodig) van de medeoverheden om hen in staat te stellen hun regionale OV-systeem beter te laten aansluiten op het landelijke spoorsysteem met het oog op het optimaliseren van de deur-tot-deur-reis. Hiertoe wordt samenwerking tussen alle betrokken partijen zoveel mogelijk gestimuleerd.

  • Het monitoren van sociale veiligheid door het ministerie. De uitvoering vindt plaats door medeoverheden en OV-bedrijven.

  • Het ontwikkelen van beleid voor toegankelijkheid in de OV-keten. Dit gebeurt door initiatieven bij elkaar te brengen, maar ook door maatregelen te testen waarbij organisaties zijn betrokken van reizigers met functiebeperkingen. Bij deze acties wordt samengewerkt met de vervoersbranche en de medeoverheden.

  • Het financieren van grote regionale en lokale projecten, vanuit artikel 14 op het Infrastructuurfonds: Regionaal, lokale infrastructuur. Via artikel 25 Brede doeluitkering (op de begroting Hoofdstuk XII) wordt het realiseren van maatwerkoplossingen voor verkeers- en vervoersvraagstukken gefinancierd.

  • Het implementeren van de concessiesystematiek voor de Waddenveren (met uitzondering van Texel), waarbij extra aandacht wordt besteed aan de rol van de gebruikers van het vervoer en de belanghebbenden bij de eilanden.

  • Het opstellen en handhaven van wet- en regelgeving voor het taxivervoer over de vakbekwaamheid, maximumtarieven en de toegang tot de markt ter verbetering van de kwaliteit van het taxivervoer.

  • Het inpassen in nationale wetgeving van Europese en internationale wetgeving omtrent busvervoer.

  • Samen met medeoverheden deelnemen in de Nationale Data Openbaar Vervoer (NDOV) organisatie met als doel (actuele) brongegevens voor reisinformatie beschikbaar te stellen voor afnemers.

  • Het aanpassen van de governance structuur rond de OV-chipkaart teneinde o.a. het belang van de concessiegrensoverschrijdende reiziger beter te dienen en toezicht op de OV-betaalmarkt te introduceren. Daarom wordt samen met medeoverheden, vervoerders en consumentenorganisaties via de werkagenda van het Nationaal Openbaar Vervoer Beraad (NOVB) gewerkt aan het verder verbeteren van het OV-chipkaartsysteem.

Tenslotte is de Minister verantwoordelijk voor het toezicht op en de handhaving van (een deel van) de wet- en regelgeving door de ILT op dit beleidsterrein (zie beleidsartikel 24 Handhaving en toezicht).

Indicatoren en Kengetallen

Het kengetal reizigerskilometers regionaal openbaar vervoer is met ingang van de begroting van 2015 niet meer opgenomen omdat de gegevens niet langer verzameld worden en dus niet meer beschikbaar zijn. Om deze gegevens weer beschikbaar te krijgen wordt door IenM nagegaan of gebruik gemaakt kan gaan worden van geanonimiseerde OV-chipkaartdata. Hierover wordt overleg met de OV-sector gevoerd, waarover de Tweede Kamer via de halfjaarlijkse voortgangsrapportage van het Nationaal Openbaar Vervoer Beraad (NOVB) wordt geïnformeerd. In de Lange Termijn Spooragenda (LTSA) is in actie 43 aangegeven dat gezamenlijk een dashboard wordt ontwikkeld waarmee de verbetering van de reis van deur tot deur in beeld kan worden gebracht. Op basis van het dashboard wordt de deur-tot-deur ambitie gemonitord aan de landsdelige en landelijke OV&Spoortafels en vindt eventueel sturing via respectievelijk de concessies plaats. Over de uitvoering van deze actie wordt de Tweede Kamer geïnformeerd via de voortgangsrapportages over de uitvoeringsagenda van de LTSA.

Kengetal: Klanttevredenheid regionaal openbaar vervoer

2010

2011

2012

2013

2014

Algemeen oordeel

7,2

7,2

7,4

7,4

7,5

Informatie en veiligheid

7,5

7,5

7,6

7,6

7,6

Rijcomfort

7,2

7,3

7,4

7,5

7,5

Tijd en doorstroming

6,5

6,6

6,8

6,8

6,9

Prijs

6,3

5,9

6,2

6,3

6,4

Bron: CROW/KpVV – Klantenbarometer 2014

Toelichting

De OV-Klantenbarometer heeft betrekking op al het openbaar vervoer dat wordt aangestuurd door de twaalf provincies en de twee metropoolregio’s.14

Beleidskader Sociale Veiligheid Openbaar Vervoer (SVOV): Waardering veiligheidsgevoel/incidenten

Kengetal: Sociale veiligheid in het stads- en streekvervoer
 

2005

2006

2007

2008

2009

2010

2011

2012

2013

2014

Waardering veiligheidsgevoel in het voertuig als rapportcijfer

                   

– Reizigers (1)

7,6

7,8

7,8

7,9

7,9

7,9

7,9

7,9

7,9

8

– Personeel (2)

6,5

6,3

nb

6,3

nb

6,5

nb

6,9

nb

7

Veiligheidsincidenten in en rond het OV in %

                   

– Reizigers (3)

25

25

23

23

24

23

nb

15

15

16

– Personeel (4)

56

65

nb

69

nb

64

nb

60

nb

60

Bron: CROW-KpVV Personeelsmonitor stads- en streekvervoer 2014 en CROW-KpVV OV-Klantenbarometer 2014 Toelichting: rapportages staan op www.crow.nl

Toelichting

Ad 1) Dit cijfer betreft het veiligheidsgevoel van de reizigers tijdens de rit.

Ad 2) Dit cijfer betreft het veiligheidsgevoel van het personeel zowel in als rond het openbaar vervoer. Dit cijfer wordt tweejaarlijks gemeten.

Ad 3) Het percentage in 2012 en verder is niet vergelijkbaar met voorgaande jaren omdat een andere vraagstelling heeft plaatsgevonden. Voor een toelichting wordt verwezen naar de uitgave Sociale Veiligheid van OV-reizigers in het stads- en streekvervoer.15

Ad 4) Dit is het percentage van het personeel dat één of meerdere keren slachtoffer is geweest van een incident. Dit cijfer wordt tweejaarlijks gemeten.

Beleidswijzigingen

In 2014 heeft een beleidsdoorlichting plaatsgevonden van artikel 15, deze is in 2015 in de Tweede Kamer behandeld. Aan de belangrijkste aanbeveling van de beleidsdoorlichting om de aansluiting tussen activiteiten van het Ministerie van Infrastructuur en Milieu op artikel 15 en de totale OV-keten te verbeteren, is met de Lange Termijn Spooragenda (LTSA) inhoud gegeven. Vanuit de LTSA zijn onder andere de OV&Spoortafels opgericht en wordt het eerder genoemde dashboard opgezet. Daarnaast worden naar aanleiding van de evaluatie van de Taxiwet de regels voor taxivervoer gemoderniseerd om ruimte te creëren voor innovaties en nieuwe initiatieven in het belang van de reiziger. Tegelijkertijd wordt de regeldruk voor de sector verlaagd.

Budgettaire gevolgen van beleid

art. 15 OV-keten (x € 1.000)
   

2014

2015

2016

2017

2018

2019

2020

Verplichtingen

15.322

4.814

5.171

4.531

5.604

6.135

6.506

Uitgaven:

15.528

5.720

6.135

5.398

6.071

6.183

6.506

Waarvan juridisch verplicht

   

64%

       

15.01

OV-keten

15.528

5.720

6.135

5.398

6.071

6.183

6.506

15.01.01

Opdrachten

13.778

3.835

4.652

3.915

4.588

4.700

5.023

15.01.02

Subsidies

736

1.093

485

485

485

485

485

15.01.03

Bijdrage aan agentschappen

1.014

792

998

998

998

998

998

 

– waarvan bijdrage aan RWS

1.014

792

998

998

998

998

998

 

Ontvangsten

123

0

0

0

0

0

0

Extracomptabele verwijzingen

In artikel 14 van het Infrastructuurfonds zijn de aan dit beleidsartikel gerelateerde productindicatoren en/of -kengetallen opgenomen.

Extracomptabele verwijziging naar artikel 14 Regionaal, lokale Infrastructuur van het Infrastructuurfonds (x € 1.000)
   

2016

2017

2018

2019

2020

Bijdrage uit artikel 26 van Hoofdstuk XII aan artikel 14 Regionaal, lokale Infrastructuur van het Infrastructuurfonds

278.714

366.011

327.649

166.891

185.417

Andere ontvangsten van artikel 14 Regionaal, lokale Infrastructuur van het Infrastructuurfonds

0

0

0

0

0

Totale uitgaven op artikel 14 Regionaal, lokale Infrastructuur van het Infrastructuurfonds

278.714

366.011

327.649

166.891

185.417

waarvan

           

14.01

Grote regionaal/lokale projecten

133.159

197.040

169.301

95.156

125.408

14.02

Regionale mobiliteitsfondsen

0

0

0

0

9.111

14.03

RSP-ZZL: pakket bereikbaarheid

145.555

168.971

158.348

71.735

50.898

Artikel 15

Belastinguitgaven (x € mln)

2014

2015

2016

2017

2018

2019

2020

Omzetbelasting verlaagd tarief

             

Vervoer van personen (w.o. openbaar vervoer)

1.093

1.147

1.201

1.258

1.318

1.380

1.446

Bron: Bijlage 5 van de Miljoenennota 2016

15.01 OV-keten

Budgetflexibiliteit

De uitgaven voor subsidies en de agentschapsbijdrage aan RWS zijn volledig juridisch verplicht. De subsidies hebben een tijdshorizon en de agentschapbijdrage heeft een structureel karakter. Van het opdrachtenbudget is circa de helft juridisch verplicht op grond van lopende verplichtingen. Het betreft hier onder andere de bijdrage aan de Autoriteit Consument & Markt (ACM) en de continue screening van de taxibranche.

Het niet juridisch verplichte deel van dit artikel wordt aangewend voor uitvoering van taken die voortvloeien uit de werkagenda van het NOVB inzake de OV-chipkaart en het faciliteren van het NOVB zelf, de implementatie van de Boord Computer Taxi en het stimuleren van het beschikbaar stellen van (actuele) brongegevens voor reisinformatiediensten in het kader van het project Nationale Data Openbaar Vervoer. Ook wordt bijgedragen aan de toegankelijkheid van het openbaar vervoer en aan uitgaven om een gelijk speelveld te creëren in het openbaar vervoer.

15.01 OV-keten

Toelichting op de financiële instrumenten

15.01.01 Opdrachten

Opdrachten betreffen voornamelijk (lopende) opdrachten voor de implementatie van de OV-chipkaart, de implementatie van de Boord Computer Taxi, monitoring sociale veiligheid en het stimuleren van het beschikbaar stellen van (actuele) brongegevens voor reisinformatiediensten in het kader van het project Nationale Data Openbaar Vervoer (NDOV). Ook wordt bijgedragen aan de toegankelijkheid van het openbaar vervoer en aan uitgaven om een gelijk speelveld te creëren in het openbaar vervoer.

15.01.02 Subsidies

Subsidies worden verstrekt aan het OV-loket en ROVER.

15.01.03 Bijdrage aan agentschappen

In het kader van het Beleidsondersteuning en Advies (BOA) protocol met RWS zijn afspraken gemaakt over beleidsondersteuning en -advisering, die RWS uitvoert in opdracht van de beleids-DG’s. Door middel van de agentschapbijdrage wordt capaciteit hiervoor bij RWS gereserveerd.

Beleidsartikel 16: Spoor

Algemene Doelstelling

De kwaliteit van het spoorproduct verbeteren zodat de reiziger en de verlader de trein in toenemende mate als een aantrekkelijke vervoersoptie beschouwen. Het goed functioneren van de gehele keten is hierbij van belang. In artikel 15 wordt hier verder op ingegaan. Specifiek voor het spoordeel gaat het met name om betrouwbaarheid en veiligheid.

(Doen) Uitvoeren

Rollen en Verantwoordelijkheden

De Minister is verantwoordelijk voor aanleg en beheer van de hoofdspoorweginfrastructuur. Om hier invulling aan te geven wordt ProRail als uitvoerder ingeschakeld. De andere wijze van aansturen die voortkomt uit de Lange Termijn Spooragenda heeft ook gevolgen voor de rol van ProRail als uitvoerder van het Rijksbeleid. De rol «uitvoeren» heeft betrekking op:

  • Verkenningen en planuitwerkingen;

  • Aanleg van projecten;

  • Beheer waaronder onderhoud van infrastructuur, verkeersleiding en capaciteitsmanagement.

De Minister is ook verantwoordelijk voor het aanbod van reizigersvervoer op het hoofdrailnet. Invulling gebeurt door een concessie te verlenen aan vervoerder NS.

Regisseren

De Minister is verantwoordelijk voor de vormgeving en deels ook de uitvoering van het spoorbeleid, waaronder het toezicht op de uitvoering van de wet- en regelgeving.

Het beleid is vastgelegd in de Lange Termijn Spooragenda. Deze heeft tot doel het verbeteren van de kwaliteit van het spoor zodat reizigers en verladers de trein in toenemende mate als een aantrekkelijke vervoersoptie zien en gebruiken. In de Lange Termijn Spooragenda deel 2 is de wijze van aansturing van de spoorsector voor de periode tot 2028 weergegeven. De overheid gaat langs 5 lijnen haar aansturing van de spoorsector aanscherpen. Dit zijn:

  • 1. Aanscherpen wet- en regelgeving;

  • 2. Scherpere sturing met concessies op ProRail en NS;

  • 3. Betere sturing met aandeelhouderschap;

  • 4. Verbeteren sturing op financiële bijdrage ProRail;

  • 5. Beter sturen op samenwerking.

Daarnaast heeft de Lange Termijn Spooragenda invloed op de wijze waarop de uitvoering plaatsvindt.

De verantwoordelijkheid van IenM heeft betrekking op de volgende onderdelen:

  • Het aansturen van het beheer van en vervoer over het hoofdrailnet. Dit verloopt via concessies. Per 1 januari 2015 is de nieuwe beheerconcessie wederom voor 10 jaar aan ProRail gegund. Conform het Regeerakkoord is ook het vervoer op het hoofdrailnet de komende 10 jaar onderhands gegund aan de Nederlandse Spoorwegen. Met ingang van de nieuwe vervoerconcessie per 1 januari 2015 zijn ook de treindiensten op de Hogesnelheidslijn (HSL) onder de hoofdrailnetconcessie gebracht. IenM werkt verder aan het uitwerken en uitvoeren van concrete acties en afspraken uit de Lange Termijn Spooragenda middels de uitvoeringsagenda. Hieronder valt het vastleggen van wetgeving ter bevordering van een gelijk speelveld (waaronder implementatie Herschikkingsrichtlijn) en het faciliteren van samenwerking in de Spoorsector middels de OV&Spoortafels en de goederenvervoertafel.

  • Het stellen van wettelijke kaders voor veilige aanleg, beheer en gebruik van lokale spoorwegen (met name tram en metro) en het eenduidig regelen van de verantwoordelijkheden.

  • Het verbeteren van de ketenregie op de logistieke processen in het goederenvervoer. Daarnaast wordt wet- en regelgeving voor de one-stop-shop verbeterd en wordt gestuurd op het verbeteren van de kwaliteit en benutting van de goederenpaden.

  • Het samen met medeoverheden en infrastructuurbeheerders werken aan de drie Europese spoorgoederencorridors (naar Frankrijk, Italië en Polen/Tsjechië) die in ons land beginnen, waarbij de regelgeving zoveel mogelijk wordt afgestemd op de Nederlandse situatie.

  • De zorg voor de veiligheid van het spoorvervoer en van de omgeving. Onderdeel van de veiligheidsaanpak zijn het STS verbeterplan (reductie stoptonend sein passages), de veiligheidscultuur, veilig werken aan het spoor, aanpak overwegen, suïcide preventie en sociale veiligheid, maar ook externe veiligheid langs het spoor en bij emplacementen. In 2015 heeft een tussenevaluatie en actualisatie plaatsgevonden van de Derde Kadernota Spoorveiligheid. Om onder meer de veiligheid verder te verhogen wordt het European Railway Traffic Management System (ERTMS) ingevoerd. In 2016 wordt voor het programma ERTMS de planuitwerkingsfase afgerond en gestart met de realisatiefase.

  • De verdere invulling en uitvoering van het Landelijk Verbeterprogramma Overwegen langs de volgende lijn: een integrale vernieuwende aanpak van overwegproblemen door middel van bij voorkeur generieke maatregelen voor meerdere overwegen en waar nodig specifieke maatregelen.

Tenslotte is de Minister verantwoordelijk voor het toezicht op en de handhaving van (een deel van) de wet- en regelgeving door de ILT op dit beleidsterrein (zie beleidsartikel 24 Handhaving en toezicht).

Indicatoren en Kengetallen

Hieronder staan de beleidsmatige indicatoren en kengetallen voor Spoor. In de vorige begroting is aangegeven dat de indicatoren ten aanzien van punctualiteit zullen worden aangepast naar aanleiding van de nieuwe vervoerconcessie die in 2015 is ingegaan.16

In productartikel 13 Spoorwegen van het Infrastructuurfonds zijn de aan dit beleidsartikel gerelateerde productindicatoren en/of -kengetallen opgenomen.

Indicatoren: Reizigerspunctualiteit en Algemeen klantoordeel
 

Realisatie 2011

Realisatie 2012

Realisatie 2013

Realisatie 2014

Bodemwaarde 2015–20191

Progressiewaarde 20151

Streefwaarde 20191

Reizigers-punctualiteit2

91,5%

91,5%

90,0%

90,5%

90,0%

91,5%

92,3%

Algemeen klantoordeel3

74%

74%

75%

75%

74%

76%

80%

Bron: NS, jaarlijkse vervoerplannen en operationele verantwoordingen

Toelichting:

Ad 1) Met ingang van de nieuwe vervoerconcessie is de systematiek van jaarlijks veranderende grenswaarden gewijzigd in een systematiek van bodem- en streefwaarden. De bodemwaarde is de waarde waaronder NS niet mag presteren op straffe van een boete. De streefwaarde voor 2019 werkt met een bonus/malus-regime, waardoor er zowel een positieve als een negatieve prikkel is om de gewenste verbetering van de prestaties te realiseren. Voor elke prestatie-indicator geeft NS in het vervoerplan een zogeheten progressiewaarde voor het betreffende jaar waar de ambitie in zit. Progressiewaarden en realisaties moeten tezamen over het geheel gezien progressie tonen richting de streefwaarden voor 2019.

Ad 2) De indicator Reizigerspunctualiteit laat het percentage reizigers zien voor wie de treinreis qua reistijd is geslaagd. Dat wil zeggen dat de trein daadwerkelijk gereden heeft, bij aankomst minder dan 5 minuten vertraging had en de voor de overstappers geplande aansluiting is gehaald.

Ad 3) Het Algemeen klantoordeel geeft het percentage reizigers dat het reizen per trein op het hoofdrailnet met een zeven of hoger waardeert.

Spoorveiligheid (naar risicodrager)

Hieronder staan de indicatoren voor spoorveiligheid. Dit betreft de ontwikkeling van de verschillende veiligheidsdoelstellingen voor de diverse risicodragers conform de Europese systematiek, zoals die ook wordt toegepast in de Derde Kadernota Railveiligheid. Risicodragers zijn actoren met verschillende rollen die binnen het spoorsysteem veiligheidsrisico’s lopen. In onderstaande tabel is voor de belangrijkste acht spoorveiligheidsindicatoren aangegeven wat de stand van zaken eind 2012 en eind 2013 was op basis van meerjarige voortschrijdende gewogen gemiddelden («Moving Weighted Average»). De stand van zaken eind 2014 komt in september 2015 beschikbaar.

Voor de ontwikkelingen rondom deze spoorveiligheidsindicatoren geldt het beleid van de Derde Kadernota Railveiligheid, namelijk dat we de veiligheid op alle fronten, dus bij elk van deze acht veiligheidsindicatoren, continu willen verbeteren. Er lopen verschillende veiligheidsverbeterprogramma’s om de gestelde doelstellingen te realiseren (onder andere het Landelijk Verbeterprogramma Overwegen en het STS (Stoptonend Sein)-verbeterplan).

Indicator: spoorveiligheid (naar risicodrager)

Beoordelingsjaar

2014

2014

2013

2012

Nr.

Risicodrager

Omschrijving indicator

MWA

NRV

MWA

MWA

1.1

Reiziger

FWSI onder reizigers / jaar / mld reizigertreinkm’s

nog niet beschikbaar

6,57

4,22

6,57

1.2

Reiziger

FWSI onder reizigers / jaar / mld reizigerkm’s

nog niet beschikbaar

0,05

0,03

0,05

2

Personeel

FWSI onder spoorpersoneel / jaar / mld treinkm’s

nog niet beschikbaar

2,25

3,37

2,25

3.1

Overweggebruiker

FWSI onder overweggebruikers / jaar / mld treinkm’s

nog niet beschikbaar

97,05

85,22

97,05

3.2

Overweggebruiker

FWSI onder overweggebruikers / jaar / ((treinkm’s*aantal overwegen)/ lijnkm’s)

nog niet beschikbaar

108,7

100,3

108,7

4

Onbevoegden

FWSI onder onbevoegden op het spoor / jaar / mld treinkm’s

nog niet beschikbaar

7,99

7,92

7,99

5

Anderen

FWSI onder «anderen (derden)» / jaar / mld treinkm»

nog niet beschikbaar

7,21

5,74

7,21

6

Overall

Totaal FWSI / jaar / mlrd treinkm’s

nog niet beschikbaar

129

110

129

Bron: ILT Jaarverslag 2013 van de Nationale Veiligheidsinstantie Spoor (NSA), Kamerstukken II, 2014–2015, 29 893, nr. 178

Toelichting gebruikte termen in de tabel:

FWSI = Fatalities and Weighted Serious Injuries (het aantal doden en gewogen zwaargewonden)

NRV = National Reference Value, de in Europees kader vastgestelde referentiewaarde per lidstaat voor de betreffende indicator

MWA = Moving Weighted Average (voortschrijdend gewogen gemiddelde)

Toelichting:

Ad 1) De gegevens voor kolom «MWA 2014» waren nog niet beschikbaar ten tijde van het drukken van deze begroting. De gegevens komen uiterlijk september 2015 beschikbaar en zullen dan separaat aan de Tweede Kamer worden verzonden.

Ad 2) Hierboven staan de indicatoren voor railveiligheid. Dit betreft de ontwikkeling van de verschillende veiligheidsdoelstellingen voor de diverse risicodragers conform de Europese systematiek, zoals die ook wordt toegepast in de Derde Kadernota Railveiligheid. Risicodragers zijn actoren met verschillende rollen die binnen het spoorsysteem veiligheidsrisico’s lopen. In bovenstaande tabel is voor de belangrijkste acht railveiligheidsindicatoren aangegeven wat de stand van zaken eind 2013 en eind 2012 was op basis van meerjarige voortschrijdende gewogen gemiddelden («Moving Weighted Average»). Voor de ontwikkelingen rondom deze railveiligheidsindicatoren geldt het beleid van de Derde Kadernota Railveiligheid, namelijk dat we de railveiligheid op alle fronten, dus bij elk van deze acht veiligheidsindicatoren, continu willen verbeteren. Zoals in bovenstaande tabel te zien, is dat in 2013 bij zeven van de acht gelukt, maar bij één niet.

Kengetal: aantal treinbewegingen goederentreinen per week
 

2009

2010

2011

2012

2013

2014

Betuweroute

220

400

450

460

440

500

Oldenzaal grens

80

70

60

60

70

60

Zevenaar grens

340

380

480

490

490

540

Venlo grens

230

250

230

220

240

190

Maastricht grens

30

30

20

20

30

30

Roosendaal grens

120

120

120

110

110

110

Bron: ProRail Operatie, VL/PAB en ProRail Vervoer en Dienstregeling, PV/POV.

Toelichting

De treinbewegingen van goederentreinen in bovenstaande tabel zijn afgerond op tientallen en inclusief losse locomotieven. Het aantal hiervan verschilt per jaar, maar is ongeveer 5% van de treinbewegingen op het A15-trace van de Betuweroute. In 2015 neemt naar verwachting het aantal treinenbewegingen verder toe.

Kengetal: sociale veiligheid NS
 

2010

2011

2012

2013

2014

Bodemwaarde 2015–2019

Progressiewaarde 2015

Streefwaarde 2019

Klantoordeel veiligheid reizigers

78,3%

79,1%

78,3%

79,5%

80,2%

78%

79%

80%

Bron: Nederlandse Spoorwegen, Jaarverslag 2014

Toelichting

In 2014 heeft 80,2% van de reizigers sociale veiligheid met het cijfer zeven of hoger beoordeeld. In het Vervoerplan van NS wordt voor sociale veiligheid, net als voor diverse andere zorggebieden, het klantoordeel gebruikt. Het klantoordeel veiligheid geeft een percentage en niet een cijfer. Het klantoordeel is het gewogen gemiddelde van de klantoordelen overdag en ‘s avonds in de trein en overdag en ‘s avonds op stations.

Beleidswijzigingen

Met de LTSA is een integrale langetermijn visie en integrale aanpak gepresenteerd. In 2015 zijn de randvoorwaarden neergezet om uitvoering te kunnen geven aan de ambities van de LTSA. Zoals het gunnen van de beheer- en vervoerconcessie voor het hoofdrailnet, het opzetten van gezamenlijke OV&Spoortafels en een spoorgoederentafel waaraan rijk, regio, vervoerders en verladers samenwerken aan de ambitie om te komen tot een gezamenlijk OV netwerk Nederland – goede verbindingen en aansluitingen in de hele OV-keten.

De concrete acties en afspraken die benoemd zijn naar aanleiding van de LTSA zijn opgenomen in de uitvoeringsagenda. Dit is een gedeelde agenda waarin de belangrijkste partijen met een verantwoordelijkheid in de OV- en spoorsector in diverse samenwerkingsverbanden de gemaakte afspraken binnen hun verantwoordelijkheidsdomein uitvoeren en monitoren. Dit gebeurt op basis van de uitvoeringsagenda waarin de acties staan die IenM in gezamenlijkheid met de spoorsector en de medeoverheden heeft opgesteld. Deze agenda is een dynamisch document en is in de tussentijd aangepast en aangevuld. De Kamer wordt jaarlijks over de voortgang geïnformeerd. Op 7 juli 2015 is de eerste voortgangsrapportage naar de Tweede Kamer gestuurd (Kamerstukken II, 2014–2015, 29 984, nr. 611).

Budgettaire gevolgen van beleid

art. 16 Spoor (x € 1.000)
   

2014

2015

2016

2017

2018

2019

2020

Verplichtingen

8.453

53.650

4.573

4.655

4.830

4.870

4.906

Uitgaven:

39.471

36.528

23.996

14.055

4.830

4.870

4.906

Waarvan juridisch verplicht

   

98%

       

16.01

Spoor

39.471

36.528

23.996

14.055

4.830

4.870

4.906

16.01.01

Opdrachten

16.687

14.675

2.250

2.485

2.460

2.500

2.536

 

– ERTMS

11.286

10.615

0

0

0

0

0

 

– Overige opdrachten

5.401

4.060

2.250

2.485

2.460

2.500

2.536

16.01.02

Subsidies

22.710

21.809

21.646

11.470

2.270

2.270

2.270

 

– Bodemsanering NS

9.076

9.076

9.076

0

0

0

0

 

– Contractsector

10.000

0

0

0

0

0

0

 

– GSM-R

0

10.500

10.300

9.200

0

0

0

 

– Overige subsidies

3.634

2.233

2.270

2.270

2.270

2.270

2.270

16.01.03

Bijdrage aan agentschappen

74

44

0

0

0

0

0

 

– waarvan bijdrage aan KNMI

74

44

0

0

0

0

0

 

– waarvan bijdrage aan RWS

0

0

0

0

0

0

0

16.01.05

Bijdragen aan internationale organisaties

0

0

100

100

100

100

100

 

Ontvangsten

149

0

0

0

0

0

0

Extracomptabele verwijzingen

Extracomptabele verwijziging naar artikel 13 Spoorwegen van het Infrastructuurfonds (x € 1.000)
   

2016

2017

2018

2019

2020

Bijdrage uit artikel 26 van Hoofdstuk XII aan artikel 13 Spoorwegen van het Infrastructuurfonds

2.147.466

2.041.627

1.952.667

1.833.728

1.584.536

Andere ontvangsten van artikel 13 Spoorwegen van het Infrastructuurfonds

299.796

187.562

188.279

202.300

201.071

Totale uitgaven op artikel 13 Spoorwegen van het Infrastructuurfonds

2.447.262

2.229.189

2.140.946

2.036.028

1.785.607

waarvan

         

13.02

Beheer, onderhoud en vervanging

1.291.436

1.165.680

1.142.026

1.186.531

1.163.964

13.03

Aanleg

963.385

814.795

724.012

595.351

360.942

13.04

Geïntegreerde contractvormen/PPS

157.384

155.887

156.395

159.583

166.793

13.07

Rente en aflossing

17.020

16.597

16.597

16.597

16.597

13.08

Investeringsruimte

18.037

76.230

101.916

77.966

77.311

Extracomptabele verwijziging naar artikel 17.02 Betuweroute, 17.03 HSL-Zuid, 17.07 ERTMS en 17.08 ZuidasDok van het Infrastructuurfonds (x € 1.000)
   

2016

2017

2018

2019

2020

Bijdrage uit artikel 26 van Hoofdstuk XII aan artikel 17.02 Betuweroute, 17.03 HSL-Zuid, 17.07 ERTMS en 17.08 ZuidasDok van het Infrastructuurfonds

53.918

138.660

168.145

217.552

319.842

Andere ontvangsten van artikel 17.02 Betuweroute, 17.03 HSL-Zuid, 17.07 ERTMS en 17.08 ZuidasDok van het Infrastructuurfonds

40.441

22.119

28.553

60.681

67.487

Totale uitgaven op artikel 17.02 Betuweroute, 17.03 HSL-Zuid, 17.07 ERTMS en 17.08 ZuidasDok van het Infrastructuurfonds

94.359

160.779

196.698

278.233

387.329

waarvan

         

17.02

Betuweroute

4.555

2.083

2.083

2.083

0

17.03

HSL-Zuid

20.183

25.700

23.000

0

0

17.07

ERTMS

41.338

44.669

57.588

112.588

196.588

17.08

ZuidasDok

28.283

88.327

114.027

163.562

190.741

16.01 Spoor

Budgetflexibiliteit

De uitgaven voor subsidies, de agentschapsbijdrage aan het KNMI in het kader van winterweer en de bijdragen aan internationale organisaties zijn volledig juridisch verplicht. Van het opdrachtenbudget is het merendeel juridisch verplicht op grond van lopende verplichtingen. Het betreft hier onder andere de bijdrage aan de Autoriteit Consument & Markt (ACM). De subsidies hebben een tijdshorizon.

Het niet juridisch verplichte deel van dit artikel heeft met name betrekking op het uitvoeren van activiteiten ter ondersteuning van het beheer van en vervoer over het spoor via concessies en de uitvoering van de Lange Termijn Spooragenda.

16.01 Spoor

Toelichting op de financiële instrumenten

16.01.01 Opdrachten

Dit betreft voornamelijk (lopende) opdrachten voor adviezen ter ondersteuning van het programma Overwegen, de beheer- en vervoerconcessie en spoorwegwetgeving. Daarnaast maakt de jaarlijkse vergoeding aan de Autoriteit Consument en Markt (ACM) onderdeel uit van deze middelen, welke een vergoeding is voor haar werk op het gebied van spoor zoals de Vervoerkamer. De Vervoerkamer reguleert de relatie tussen de beheerders en de gebruikers van het spoor.

16.01.02 Subsidies
  • Subsidie bodemsanering NS-percelen: sinds 1996 dragen het Ministerie van IenM (en haar voorganger) en de Nederlandse Spoorwegen jaarlijks bij aan de Stichting Bodemsanering Nederlandse Spoorwegen (SBNS) voor de landelijke aanpak van bodemverontreiniging in NS-percelen. Deze subsidie eindigt in 2016, de stichting wordt opgeheven.

  • GSM-Rail: Uitgaven voor GSM-R(ail) ter mitigatie van de interferentieproblematiek bij ProRail en vervoerders door de uitrol van 3G- en 4G-netwerken door de telecom providers.

  • Overige subsidies: dit betreft voornamelijk een jaarlijkse bijdrage voor de Complete Lijn Uitschakeling (waarbij bijvoorbeeld bij een incident een tracé als geheel wordt uitgeschakeld) en de inzet van de 25kV Spanningtester (CLU+) op de Betuweroute en HSL in het kader van de daartoe gesloten overeenkomst met de betrokken Veiligheidsregio’s.

16.01.05 Bijdragen aan internationale organisaties

Dit betreft een bijdrage aan de Organisation pour les Transports Internationaux Ferroviaires (OTIF). Deze internationale organisatie richt zich vooral op het creëren van een uniform rechtssysteem voor het vervoer van passagiers en vracht per rails.

Beleidsartikel 17: Luchtvaart

Algemene doelstelling

Het versterken van de internationale concurrentiekracht van de Nederlandse luchtvaartsector en het realiseren van een efficiënt, veilig en duurzaam luchtvaartbestel voor goederen, passagiers en omwonenden.

Regisseren

Rollen en verantwoordelijkheden

De Minister is verantwoordelijk voor de vormgeving van de kaders en voor het binnen deze kaders (doen) realiseren van de gewenste ontwikkeling van de Nederlandse luchtvaart. De rol «regisseren heeft» betrekking op de volgende taken:

  • Voor een veilig en duurzaam gebruik van netwerken heeft de Minister het veiligheidsmanagement in Nederland beschreven (State Safety Programme 2015–2019) en een actieplan opgesteld (SSP Actieplan 2015). De veiligheid van de luchtvaart en andere modaliteiten wordt gemonitord in de Staat van de Veiligheid van de Inspectie Leefomgeving en Transport (Kamerstukken II, 2014–2015, 28 089, nr. 28). Om de concurrentiekracht van de luchtvaart te versterken streeft de Minister naar een internationaal level playing field. Daarin passen een actief Nederlands lidmaatschap in de International Civil Aviation Organization (ICAO) en een gerichte bijdrage in de totstandkoming van Europese regelgeving inclusief een actieve rol in agentschappen als de European Aviation Safety Agency (EASA).

  • Voor het in stand houden en versterken van het luchtvaartnetwerk van verbindingen van Nederland met de rest van de wereld zijn internationale overeenkomsten van cruciaal belang, zowel multilateraal als bilateraal. De Minister sluit hiertoe overeenkomsten met de vanuit de Nederlandse luchtvaartpolitiek belangrijke landen.

  • Daarnaast wordt mede vanuit het oogpunt van verbetering van het milieu en van de kwaliteit van de leefomgeving de innovatie en de transitie naar een duurzame luchtvaart bevorderd.

  • IenM zorgt voor de implementatie van regelgeving op het gebied van marktordening, passagiersrechten, veiligheid, milieu en security. Veel van deze regelgeving komt in internationaal of Europees kader tot stand. In deze kaders levert Nederland een actieve bijdrage gericht op de Nederlandse belangen.

  • De Minister richt zich nationaal en internationaal op het veiligstellen en efficiënter gebruiken van de capaciteit in het luchtruim en op verbetering van de prestaties van de Luchtverkeersleiding Nederland en het Maastricht Upper Area Control Centre, intensievere samenwerking tussen civiele en militaire luchtverkeersleidingsorganisaties en betere samenwerking van internationale luchtverkeersleidingsorganisaties binnen het Functional Airspace Block Europe Central (FABEC).

  • De Minister geeft zoveel mogelijk ruimte voor ondernemerschap, met een maximaal beroep op de eigen verantwoordelijkheid van het bedrijfsleven voor duurzaamheid en voor een permanente verbetering van de veiligheid middels introductie van veiligheids-management en toezicht gebaseerd op risico’s en veiligheidsprestatie.

  • De Minister richt zich op het veilig stellen van voldoende nationale luchthavencapaciteit en geeft invulling aan de wettelijke taken en verplichtingen ten aanzien van inrichting en gebruik van luchthavens en de omgeving.

  • De Minister zet in op een intensivering en stroomlijning van de inspanningen van alle overheden, belangenorganisaties en sectorpartijen betrokken bij bovenstaande beleidsopgaven.

  • Tevens draagt de Minister zorg voor een actieve inzet van Nederland in internationale gremia waar discussies worden gevoerd en besluiten worden genomen die van invloed zijn op het Nederlandse (mainport)beleid, zoals in de Raad Vervoer, Telecommunicatie en Energie van de EU.

  • Het behalen van de doelstelling hangt ten eerste af van de betrokkenheid van en samenwerking met andere overheden en het bedrijfsleven. Daarnaast spelen het innovatieve vermogen van de luchtvaartsector, technologische ontwikkelingen, ontwikkelingen in internationale organisaties (EU, Eurocontrol, EASA, ICAO) en de economische ontwikkelingen in Nederland een rol.

Tenslotte is de Minister verantwoordelijk voor het toezicht op en de handhaving van (een deel van) de wet- en regelgeving door de ILT op dit beleidsterrein (zie beleidsartikel 24 Handhaving en toezicht).

Indicatoren en kengetallen

Indicator: Creëren van luchthavencapaciteit Schiphol
 

Basiswaarde 2009

2010

2011

2012

2013

Gerealiseerd 2014

Streefwaarde 2020

Gerealiseerde vliegtuigbewegingen tov plafond 500.000

390.000

386.000

420.000

423.000

426.000

438.300

500.000

 

78%

77%

84%

84%

85%

88%

100%

Kamerstukken II 2014–2015, 34 098, nr. 1–3)

Bron realisatie: Schiphol Amsterdam Airport, januari 2015

Voor de luchthaven Schiphol is in 2008 tot 2020 een plafond aan het aantal vliegtuigbewegingen afgesproken. Met het oog op de netwerkkwaliteit moet binnen dit plafond ruimte blijven voor de ontwikkeling van mainportgebonden verkeer. Het Rijk heeft hierbij de verantwoordelijkheid voor het creëren van capaciteit op de luchthavens Eindhoven en Lelystad. In 2012 is het convenant «Behoud en versterking mainportfunctie en netwerkkwaliteit luchthaven Schiphol» tussen Schiphol en het Rijk bijgesteld en is afgesproken de inspanning er op te richten al bij 90% van de destijds gehanteerde 510.000 vliegtuigbewegingen extra regionale luchthavencapaciteit te kunnen inzetten ter ontlasting van Schiphol (Kamerstukken II, 2011–2012, 29 665, nr. 181).

Met de introductie van het nieuwe normen- en handhavingstelsel is in 2015 voor Schiphol ontwikkelruimte geconstateerd voor totaal 500.000 vliegtuigbewegingen tot en met 2020. Als tegemoetkoming voor de ophoging van de dagnorm van de vierde baan en de introductie van een hardheidsclausule is de in het akkoord van 2008 afgesproken capaciteit van 510.000 bewegingen teruggebracht tot 500.000 tot en met 2020 (Kamerstukken II, 2014–2015, 34 098, nr. 1–3).

Indicator: Creëren extra luchthavencapaciteit Eindhoven en Lelystad
 

Basiswaarde 2009

Gerealiseerd t/m 2015

Streefwaarde 2016

Streefwaarde 2020

Luchthaven capaciteit Eindhoven

0

25.000 (10.000)

25.000

25.000

Luchthaven capaciteit Lelystad

0

45.000

45.000

45.000

Bron Eindhoven: Luchthavenbesluit Eindhoven 2014 (Kamerstukken II, 2013–2014, 31 936, nr. 187)

Bron Lelystad: Ontwerp Luchthavenbesluit Lelystad

De ontwikkeling van Eindhoven en Lelystad (met in totaal 70.000 extra vliegtuigbewegingen op jaarbasis) vindt plaats in een zodanig tempo dat Schiphol meer ruimte krijgt voor écht mainportverkeer en de concurrentiepositie van Schiphol wordt versterkt, conform het Convenant «Behoud en versterking mainportfunctie en netwerkkwaliteit luchthaven Schiphol».

In 2014 is voor Eindhoven met het vaststellen van het luchthavenbesluit de wettelijke basis gelegd voor 25.000 extra vliegtuigbewegingen. In 2015 wordt de eerste tranche, op basis van de verleende vergunning burgermedegebruik voor 10.000 extra vliegtuigbewegingen, geëvalueerd. Indien aan alle voorwaarden is voldaan zal met ingang van 1 januari 2016 een vergunning burgermedegebruik kunnen worden verleend voor de volledige ruimte van 25.000 extra vliegtuigbewegingen. Voor Lelystad is in 2015 een luchthavenbesluit vastgesteld voor 45.000 vliegtuigbewegingen «groot handelsverkeer».

Indicator: Luchthavengelden, ATC-heffingen en overheidsheffingen (aeronautical kosten)

Ranglijst kostenniveau (van hoog naar laag)

Realisatie 2013

Realisatie 2014

Streefwaarde 2016e.v.

London Heathrow (LHR)

1

1

 

Parijs (CDG)

3

3

 

Frankfurt (FRA)

2

2

 

Gatwick

4

4

 

Schiphol

8

8

< LHR, FRA, CDG

Zürich

5

5

 

München

6

6

 

Brussel

9

9

 

Madrid

7

7

 

Bron: SEO, jaarlijkse Benchmark Luchthavengelden en Overheidsheffingen 2014

Toelichting

Het streven is om de huidige positie van Schiphol voor wat betreft het kostenniveau onder die van Londen Heathrow, Frankfurt en Parijs Charles de Gaulle te houden. Instrumenten voor het bewaken van het level playing field zijn het toezien op de randvoorwaarden en regulering van de doorrekening van de aeronautische kosten door de luchthaven Schiphol. Daarnaast heeft de overheid een betrokkenheid bij de hoogte van de overheidsheffingen (geluidhinderkosten en securitykosten).

Kengetal: Geluidsbelasting rond Schiphol

Periode

2012

2013

2014

grenswaarde TVG

Gedurende het gehele etmaal (Lden)

62,71

62,45

62,55

63.46 dB(A)

Gedurende de periode van 23.00 tot 7.00 uur (Lnight)

52,47

52,09

52,14

54.44 dB(A)

Bron: Handhavingsrapportage Schiphol van de ILT 2014

Bron grenswaarde: Luchthavenverkeerbesluit 2004

Toelichting

In het Luchthavenverkeerbesluit (algemene maatregel van bestuur, 18 september 2008) zijn voor de luchthaven Schiphol de grenzen gesteld aan de totale hoeveelheid geluid (Totaal Volume Geluid, TVG) dat het vliegverkeer in een jaar mag produceren. De geluidsbelasting van het vliegverkeer moet worden begrensd met op handhavingpunten vastgestelde grenswaarden (aan de baankoppen en bij aanpalende bebouwde kom).

In het Luchthavenverkeerbesluit Schiphol is vastgelegd dat de totale hoeveelheid geluid van het luchthavenluchtverkeer bij Schiphol per gebruiksjaar overdag (de Lden) niet meer dan 63,46 dB(A) en voor de nacht (de Lnight) niet meer dan 54,44 dB(A) mag bedragen. IenM stelt de grenswaarden vast maar heeft geen directe invloed op de daadwerkelijk gerealiseerde geluidsbelasting, dat is de verantwoordelijkheid van de sector. Bij dreigende overschrijding wordt door de ILT handhavend opgetreden. De Handhavingsrapportage Schiphol 2014 van de ILT is aan de Tweede Kamer aangeboden (Kamerstukken II, 2014–2015, 29 665, nr. 213).

Voor de jaarlijkse totale risicogewicht score (TRG-score) voor Schiphol in relatie tot de TRG-grenswaarde in het Luchthavenverkeerbesluit wordt verwezen naar de Handhavingsrapportage Schiphol, ILT, 2014.

Kengetal: Aantal bestemmingen waarnaar (> 2 x per jaar) met vnl. geregelde vluchten wordt gevlogen per luchthaven

Luchthaven

2007

2008

2009

2010

2011

2012

2013

2014

Amsterdam

258

246

253

263

271

266

261

264

Frankfurt

288

291

284

283

288

301

286

286

London Heathrow

181

177

171

165

174

176

176

179

Parijs Charles de Gaulle

260

273

272

271

268

256

258

278

Brussel

158

190

183

188

200

190

181

192

Bron: Amsterdam Airport Schiphol (AAS), op basis van APGdat, januari 2015

Toelichting

In deze tabel zijn de bestemmingen opgenomen waarvoor geldt dat deze meer dan twee keer per jaar worden aangevlogen. Volgens deze indicator is het aantal bestemmingen vanaf Schiphol in 2014 licht gestegen. De toename in 2014 is het grootst vanaf Parijs Charles de Gaulle en Brussel.

Kengetal: Aantal vliegtuigbewegingen, passagiers en vrachttonnage per luchthaven
 

2007

2008

2009

2010

2011

2012

2013

2014

Vliegbewegingen (x 1.000)

               

Amsterdam

436

428

391

386

420

423

426

438

Frankfurt

485

480

458

458

481

476

466

463

London Heathrow

476

473

460

449

476

471

470

471

Parijs Charles de Gaulle

544

551

518

492

507

491

472

465

Brussel

241

236

212

205

214

206

199

214

Passagiers (in miljoenen)

               

Amsterdam

48

47

44

45

50

51

53

55

Frankfurt

54

53

51

53

56

57

58

59

London Heathrow

68

67

66

66

69

70

72

73

Parijs Charles de Gaulle

60

61

58

58

61

61

62

64

Brussel

18

19

17

17

19

19

19

22

Vracht (x 1.000 ton)

               

Amsterdam

1.610

1.568

1.286

1.512

1.524

1.483

1.531

1.633

Frankfurt

2.074

2.021

1.808

2.199

2.133

1.986

2.016

2.051

London Heathrow

1.314

1.401

1.278

1.473

1.484

1.465

1.423

1.499

Parijs Charles de Gaulle

2.053

2.039

1.819

2.177

2.088

1.950

1.876

1.896

Brussel

762

659

449

476

475

459

430

454

Bron: Amsterdam Airport Schiphol (AAS), januari 2015

Toelichting

Inzet van het beleid is het optimaliseren van de netwerkkwaliteit in combinatie met een concurrerende en duurzame luchtvaart. De netwerkkwaliteit wordt mede bepaald door overheidstarieven en -maatregelen, maar is voor een groot deel niet direct beïnvloedbaar. Bovenstaande kengetallen geven de omvang van het netwerk in aantallen bestemmingen en het verkeer en vervoer op Schiphol weer in vergelijking met andere grote Noordwest-Europese luchthavens.

In de jaarlijkse Monitor Netwerkkwaliteit en Staatsgaranties laat IenM elk jaar de ontwikkeling van de netwerkkwaliteit van Schiphol monitoren. Uit de Monitor Netwerkkwaliteit en Staatsgaranties 201417 blijkt dat het netwerk van Schiphol in 2014 sterker is gegroeid dan die van de vier andere West-Europese luchthavens in het onderzoek (Londen Heathrow, Parijs Charles de Gaulle, Frankfurt en München). Opvallend is ook dat het netwerk van Skyteam zich op Schiphol sinds de fusie van Air France en KLM in 2004 op alle fronten aanzienlijk sterker heeft ontwikkeld dan op Parijs Charles de Gaulle. Zowel de directe connectiviteit als de hubconnectiviteit op Schiphol zijn in 2014 nagenoeg op hetzelfde niveau gekomen als die op Parijs Charles de Gaulle. De voortdurend positieve ontwikkeling van het netwerk vanaf Schiphol gedurende de afgelopen tien jaar houdt in dat Air France KLM zich steeds heeft gehouden aan het naleven van de Staatsgaranties die destijds met Air France KLM zijn afgesproken om de publieke belangen te borgen.

Kengetal: Gemiddelde vertraging per vlucht toe te rekenen aan Air Traffic Management (in minuten)
 

2001

2002

2003

2004

2005

2006

2007

2008

2009

2010

2011

2012

2013

2014

Taakstelling vanaf 2000 met herijking voor 2002–2006

2,8

2,44

2,08

1,72

1,4

1,0

1,0

1,0

1,0

1,0

nb

0,7

0,6

0,5

Gerealiseerd

2,5

1,4

0,9

0,8

0,9

1,0

1,2

1,4

0,9

2,0

1,1

0,63

0,54

0,61

Bron: Performance review Body, Performance monitoring Dashboard 2015

Toelichting

Het Rijk heeft geen directe invloed op het aantal minuten vertraging in het Europese luchtruim.

Dit kengetal is een internationaal gemiddelde en wordt bepaald door operationele factoren, zoals capaciteitsplanning, human resource management, weersomstandigheden en stakingen. Dit kengetal geeft wel een beeld van de efficiëntie van het luchtvaartbestel.

Kengetal: Gemiddelde ATFM-vertraging per vlucht
 

2010

2011

2012

2013

2014

Grenswaarde

Gemiddelde ATFM-vertraging (en route en airport) per vlucht in minuten per vlucht

2,8

1,00

1,00

1,00

1,00

Gerealiseerd

Gemiddelde ATFM-vertraging (en route en airport) per vlucht in minuten per vlucht

0,94

0,90

0,78

0,68

0,94

Gerealiseerd

Gemiddelde ATFM-vertraging (en route en airport) per vlucht in minuten per vlucht volgens PRB methode

1,85

1,81

1,41

1,34

1,89

Bron: Luchtverkeersleiding Nederland 2015

Toelichting

Dit kengetal heeft betrekking op de gemiddelde en-route vertraging per vlucht in het Nederlandse luchtruim en de gemiddelde vertraging op Schiphol tezamen. Het merendeel van de vertragingen treedt op in de terminalfase van een vlucht en wordt veroorzaakt door weersomstandigheden (storm, mist, sneeuw) die een direct negatief effect hebben op de afhandeling van de starts en landingen in de vluchtfase onder een hoogte van één kilometer. Beperkte aantallen vliegtuigopstelplaatsen kunnen ook vertragingen veroorzaken.

De toename in 2014 van de gemiddelde vertraging is met name veroorzaakt door stormen en mist.

Luchtverkeersleiding Nederland hanteert met ingang van 2015 dezelfde systematiek om vertragingen te meten als de Performance Review Body (PRB), de onafhankelijke adviseur van de Europese Commissie op het gebied van prestatiesturing. Luchtverkeersleiding Nederland heeft de vertragingswaarden vanaf 2010 herberekend volgens de PRB systematiek om de effecten van de wijziging van de meetsystematiek transparant weer te geven. De grenswaarde is met ingang van 2015 volgens deze nieuwe systematiek op twee minuten gesteld.

Beleidswijzigingen

De komende jaren wordt uitwerking gegeven aan de Luchtvaartnota (Kamerstukken II, 2011–2012, 31 936 A), de Luchtruimvisie (Kamerstukken II, 2011–2012, 31 936, nr. 114) en het State Safety Programme 2015–2019. De bij deze nota’s behorende uitvoeringsagenda’s (Kamerstukken II, 2010–2011, 31 936, nr. 47) en het SSP Actieplan zijn hierbij leidend.

Op grond van het advies van de Alderstafel Schiphol over de vierde baan problematiek is besloten het in het akkoord van 2008 afgesproken maximum van 510.000 vliegbewegingen terug te brengen tot 500.000 tot en met 2020. Dit past binnen de criteria van gelijkwaardigheid en binnen de regels van het nieuwe normen- en handhavingststelsel (Kamerstukken II, 2014–2015, 34 098, nr. 1–3).

Het is tevens van groot belang dat Europa prioriteit geeft aan het vergroten van de concurrentiekracht van de Europese luchtvaart en het behoud van de regionale en mondiale connectiviteit van Europa. Nederland organiseert daarom tijdens haar Voorzitterschap een ministeriële Aviation Summit op 20 en 21 januari 2016 waar zal worden gesproken over een gezamenlijk antwoord op de uitdagingen en kansen voor de Europese luchtvaart. Speerpunten voor Nederland zijn weergegeven in de brief over de Nederlandse inbreng voor de toekomstige EU luchtvaartstrategie (Kamerstukken II, 2014–2015, 31 936, nr. 289).

Budgettaire gevolgen van beleid

art. 17 Luchtvaart (x € 1.000)
   

2014

2015

2016

2017

2018

2019

2020

Verplichtingen

17.542

23.570

25.355

12.313

10.543

13.701

10.687

Uitgaven:

20.201

26.771

24.985

15.186

11.466

11.579

8.657

Waarvan juridisch verplicht

   

59%

       

17.01

Luchtvaart

20.201

26.771

24.985

15.186

11.466

11.579

8.657

17.01.01

Opdrachten

6.727

10.979

13.916

13.048

9.528

9.641

6.719

 

– Opdrachten GIS

1.598

5.001

3.023

4.772

3.021

3.021

0

 

– Leefbaarheidsfonds

0

0

5.900

2.900

0

400

400

 

– Overige opdrachten

5.129

5.978

4.993

5.376

6.507

6.220

6.319

17.01.02

Subsidies

2.284

2.663

910

910

710

710

710

17.01.03

Bijdrage aan agentschappen

10.071

11.949

8.979

48

48

48

48

 

– waarvan bijdrage aan RWS (Caribisch Nederland)

10.000

11.891

8.931

0

0

0

0

 

– waarvan bijdrage aan RWS

48

35

48

48

48

48

48

 

– waarvan bijdrage aan KNMI

23

23

0

0

0

0

0

17.01.05

Bijdrage aan internationale organisaties

1.119

1.180

1.180

1.180

1.180

1.180

1.180

 

Ontvangsten

38.168

33.411

9.311

25

25

25

25

Artikel 17

Belastinguitgaven (x € mln)

2014

2015

2016

2017

2018

2019

2020

Accijnzen

             

Vrijstelling accijns luchtvaartuigen

2.105

2.156

2.196

2.268

2.348

2.427

2.504

Bron: Bijlage 5 van de Miljoenennota 2016

17.01 Luchtvaart

Budgetflexibiliteit

Het grootste deel van de uitgaven is juridisch verplicht. Het betreft de uitfinanciering van aangegane verplichtingen voor opdrachten en subsidies voor onder meer het project geluidsisolatie Schiphol (GIS) en voor de uitvoering van toezichtstaken door de Autoriteit Consument & Markt (ACM). Voor een overzicht van de subsidies wordt verwezen naar de bijlage Subsidies. De subsidies hebben een tijdshorizon. De bijdrage aan de agentschappen betreft voornamelijk de financiering van de uitvoering van de masterplannen luchthavens Caribisch Nederland door RWS voor 2016. Op basis van de opdrachtbrief aan RWS voor Caribisch Nederland en het Beleidsondersteuning en advies (BOA) traject is het budget voor 2016, ultimo 2015 juridisch verplicht.

De bijdrage aan internationale organisaties betreft de jaarlijkse contributie aan de International Civil Aviation Organization (ICAO), aan het hiertoe opgezette samenwerkingsverband binnen ABIS en aan de European Civil Aviation Conference (ECAC). Dit bedrag is daarmee geheel juridisch verplicht.

De bijdrage aan de tweede tranche van het leefbaarheidsfonds is bestuurlijk verplicht.

De resterende niet juridisch verplichte ruimte is belegd met de activiteiten uit de uitvoeringsagenda bij de Luchtvaartnota (Kamerstukken II, 2010–2011, 31 936, nr. 47) en het State Safety Programme Actieplan 2015.

17.01 Luchtvaart

Toelichting op de financiële instrumenten

De afname van het budget na 2016 wordt met name veroorzaakt door een afname van de benodigde middelen voor opdrachten Geluidsisolatie Schiphol (GIS) en door het beëindigen van de agentschapsbijdrage aan RWS bestemd voor Caribisch Nederland. De agentschapsbijdrage wordt beëindigd omdat de uitvoering van de masterplannen luchthavens Caribisch Nederland wordt voltooid.

17.01.01 Opdrachten

Opdrachten Geluidsisolatie Schiphol (GIS)

Doel van het project Geluidsisolatie Schiphol fase 3 (GIS-3) is het verminderen van geluidshinder voor omwonenden van Schiphol door middel van geluidsisolatie. De geplande uitgaven voor 2016 en verder hebben betrekking op aankopen in de geluidssloopzones, klachtenafhandeling en de behandeling en uitbetaling van schadeclaims.

Overige opdrachten

1. Luchtvaartnota en de Alderstafels

Sinds 2008 zijn drie Alderstafels actief: Schiphol, Eindhoven en Lelystad. De Alderstafels bieden een succesvolle overlegstructuur van belanghebbenden in deze luchthavenregio’s. De Aldersadviezen vormen voor het kabinet een waardevolle basis voor beleidskeuzes ten aanzien van de ontwikkeling van luchthavens in relatie tot de effecten op de leefomgeving. Ook in 2016 blijven de Alderstafels Eindhoven en Lelystad actief. Op Schiphol is de Alderstafel inmiddels samen met de Commissie Regionaal Overleg luchthaven Schiphol (CROS) overgegaan in de Omgevingsraad Schiphol.

2. Normen en handhavingsstelsel

De ontwikkeling van Schiphol tot 2020 vindt plaats binnen de aan de Alderstafel afgesproken kaders. Het budget is bestemd voor opdrachten ten behoeve van de implementatie van het nieuwe normen- en handhavingstelsel voor Schiphol en aanpassing van de wet- en regelgeving en het Luchthavenindelingbesluit Schiphol (LIB)/ Luchthavenverkeerbesluit Schiphol (LVB).

3. Leefbaarheidsfonds

Bij de afnemende mogelijkheden van hinderbeperking is de tweede tranche van het leefbaarheidsfonds een belangrijke impuls voor de inpassing van de luchthaven Schiphol in zijn omgeving. De partijen Schiphol, de provincie Noord-Holland en het Rijk afgesproken om in totaal € 30 miljoen voor een tweede fase ter beschikking te stellen.

4. Verminderen risico op vogelaanvaringen

In 2016 wordt opnieuw gewerkt aan het uitvoeren van de maatregelen uit het convenant Reduceren risico vogelaanvaringen Schiphol om de vogelaanvaringsproblematiek te verminderen. De maatregelen betreffen het ontwikkelen en toepassen van detectieapparatuur, maatregelen gericht op populatiebeheer en een aanscherping van de ruimtelijke beperkingen ten aanzien van de foerageer-, rust- en broedgebieden.

5. State Safety Programme

Op basis van de door het ministerie en de luchtvaartsector uitgevoerde risicoanalyse zijn het State Safety Programme 2015–2019 en het SSP Actieplan 2015 opgesteld. Vanaf 2016 en verder zal uitvoering worden gegeven aan het Actieplan. Het plan betreft onder andere maatregelen om de wetgeving op orde te brengen, de veiligheid met prestatie-indicatoren meetbaar te maken en de introductie van veiligheidsmanagement door de gehele luchtvaartsector.

6. Nadere uitwerking luchtruimvisie en civiel-militaire samenwerking

Als uitwerking van de Luchtruimvisie worden verschillende onderzoeken en studies uitgevoerd voor de voorbereiding van luchtruimwijzigingen en aanpassingen van het luchtverkeersleidingsconcept. Hiertoe worden activiteiten uitgevoerd in samenwerking met de Luchtverkeersleiding Nederland (LVNL) en het Commando Luchtstrijdkrachten (CLSK) van het Ministerie van Defensie.

In de Roadmap Luchtruimvisie wordt beschreven hoe en wanneer de luchtverkeersleidings-organisaties de beoogde luchtruimwijzigingen en aanpassingen aan het luchtverkeersleidings-systeem gaan realiseren. De uitwerking van de verdergaande civiel-militaire samenwerking op het gebied van luchtverkeersdienstverlening is daarbij een belangrijk aspect.

7. KDC

De Stichting Knowledge & Development Center (KDC) levert kennis om innovatieve oplossingen te vinden voor de duurzame ontwikkeling van de Mainport Schiphol. In het KDC werken de partners KLM, Schiphol en Luchtverkeersleiding Nederland (LVNL) samen met universiteiten en kennisinstellingen om alle operationele processen op en rond Schiphol te innoveren, zowel op de grond als in de lucht.

8. Opdrachten Caribisch Nederland

Het betreft de aanschaf van apparatuur ter bevordering van het veilig gebruik van de luchthavens en ter verbetering van de bedrijfsvoering. Tevens betreft het de financiering van diverse onderzoeken en opleidingen.

17.01.02 Subsidies

Versneld onderploegen graanresten ten behoeve van reduceren risico vogelaanvaringen

Met het convenant Reduceren risico vogelaanvaringen Schiphol is een vergoedingsregeling in het leven geroepen voor het versneld onderwerken van de graanresten na de oogst in een deel van de Haarlemmermeerpolder. De boeren die de overeenkomst hebben ondertekend ontvangen hiervoor een vergoeding per hectare versneld ondergewerkte graanakker.

Omgevingsraad Schiphol en commissies regionaal overleg

IenM draagt financieel bij aan de activiteiten van de Omgevingsraad Schiphol (ORS). Dit onafhankelijke overleg- en adviesorgaan verenigt bewoners, regionale en lokale overheden en luchtvaartpartijen met als doel om de hinder van Schiphol zoveel mogelijk te beperken en een optimaal gebruik van de luchthaven te bevorderen. De jaarlijkse bijdrage bedraagt maximaal € 0,52 miljoen. De luchthavens van nationale betekenis Eelde, Lelystad, Maastricht en Rotterdam kennen in 2016 eveneens commissies voor regionaal overleg. In 2016 is de rijksbijdrage per commissie maximaal € 0,035 miljoen.

Incidentele subsidies

IenM treedt toe tot het KLM Corporate Biofuel Programme. De bijdrage van € 0,2 miljoen aan het programma wordt door KLM voor 100% geïnvesteerd om duurzame biokerosine in te kopen en draagt daarmee bij aan de vergroening van de luchtvaartsector.

17.01.03 Bijdrage aan agentschappen

Dit betreft voornamelijk de bijdrage die aan RWS ter beschikking wordt gesteld voor de uitvoering van de masterplannen luchthavens Caribisch Nederland gericht op het wegwerken van de tekortkomingen ten aanzien van de internationale regelgeving.

17.01.05 Bijdragen aan internationale organisaties

Voor de jaarlijkse contributie aan de International Civil Aviation Organization, aan het hiertoe opgezette samenwerkingsverband binnen ABIS (de ABIS-groep vertegenwoordigt de burgerlijke luchtvaartautoriteiten van Oostenrijk, België, Nederland, Luxemburg, Ierland, Zwitserland en Portugal), en aan de European Civil Aviation Conference (ECAC) wordt in 2016 een bedrag uitgegeven van € 1,2 miljoen, waarvan € 1,0 miljoen via de Homogene Groep Internationale Samenwerking (HGIS).

Beleidsartikel 18: Scheepvaart en Havens

Algemene doelstelling

Het realiseren van een efficiënt, veilig en duurzaam goederenvervoersysteem, waarbinnen de internationale concurrentiekracht van de mainport en van de Nederlandse maritieme sector wordt versterkt.

(Doen) uitvoeren

Rollen en verantwoordelijkheden

De Minister is verantwoordelijk voor het in stand houden van een robuust hoofdnetwerk van vaarwegen. Vanuit de begroting Hoofdstuk XII (artikel 26.01) wordt een bijdrage gedaan aan het Infrastructuurfonds. Via het Infrastructuurfonds (artikel 15, 17 en 18) investeert de Minister door middel van aanleg en benutting in dit netwerk, in binnenhavens en in de maritieme toegang van zeehavens om een goede en betrouwbare bereikbaarheid over water van de economische kerngebieden te realiseren. Aanleg- en benuttingsprojecten worden in het Meerjarenprogramma Infrastructuur, Ruimte en Transport (MIRT) vastgelegd. De Minister is verantwoordelijk voor toezicht en nautisch beheer. Rijkswaterstaat voert als beheerder het beheer, onderhoud en vervanging uit. De uitgaven aan beheer, onderhoud en vervanging worden verantwoord op het Infrastructuurfonds (artikel 15).

Regisseren

De Minister is verantwoordelijk voor de vormgeving en deels ook voor de uitvoering van het maritiem beleid. Hieronder valt ook het toezicht op de uitvoering van de wet- en regelgeving (zowel de Autoriteit Consument en Markt (ACM) als de Inspectie Leefomgeving en Transport (ILT)). De rol «regisseren» heeft ook betrekking op de volgende taken:

  • De Minister stelt normen en handhaaft deze om het veilige en duurzame gebruik van netwerken te waarborgen. De Minister ijvert regionaal en internationaal voor deze normen, bijvoorbeeld in de Raad Vervoer, Telecommunicatie en Energie van de EU en de Internationale Maritieme Organisatie (IMO), ook omdat een internationaal level playing field goed is voor de Nederlandse concurrentiepositie. Daarin passen een actief Nederlands lidmaatschap van IMO en Centrale Commissie voor de Rijnvaart (CCR) en een gerichte bijdrage aan de totstandkoming van Europese regelgeving, inclusief een actieve rol in agentschappen als het Europese Maritieme Veiligheidsagentschap (EMSA) en andere organisaties.

  • De in 2015 vastgestelde maritieme strategie en de daaronder hangende werkprogramma’s voor de zeehavens, scheepvaart en binnenvaart geven de leidende principes aan: meerwaarde door samenwerking, ruimte voor ondernemerschap en oog voor de stad en leefomgeving.

  • Vanuit het oogpunt van verbetering van het milieu en van de kwaliteit van de leefomgeving in de zeehavengebieden wordt de innovatie en de transitie naar een duurzame scheepvaart bevorderd.

  • IenM zorgt voor «state of the art» regelgeving op het gebied van marktordening, passagiersrechten, bemanningszaken en security.

  • Met het programma Beter Benutten stimuleert de Minister een slim, efficiënt en veilig gebruik van de vaarwegen. Samen met de inspanningen van de vervoerders en verladers kan daarmee de capaciteit van de vaarwegen beter worden benut.

  • De Minister geeft zoveel mogelijk ruimte voor ondernemerschap, met een maximaal beroep op de eigen verantwoordelijkheid van het bedrijfsleven voor een permanente verbetering van de veiligheid en duurzaamheid met betrekking tot maritiem beleid.

  • IenM draagt, binnen het kabinetsbrede bedrijvenbeleid onder coördinatie van het Ministerie van Economische Zaken, als vakdepartement verantwoordelijkheid voor de overheidsinbreng op de Topsector Logistiek en het maritieme cluster binnen de Topsector Water.

  • Voorts zet de Minister in op een intensivering en stroomlijning van de inspanningen van alle overheden, belangenorganisaties en sectorpartijen betrokken bij bovenstaande beleidsopgaven.

Tenslotte is de Minister verantwoordelijk voor het toezicht op en de handhaving van (een deel van) de wet- en regelgeving door de Inspectie Leefomgeving en Transport op dit beleidsterrein (zie beleidsartikel 24 Handhaving en toezicht).

Indicatoren en Kengetallen

Hieronder zijn de beleidsmatige indicatoren en kengetallen voor scheepvaart en havens opgenomen. In productartikel 15 Hoofdvaarwegennet van het Infrastructuurfonds zijn de aan dit beleidsartikel gerelateerde productindicatoren en/of -kengetallen opgenomen.

Indicator: Passeertijd sluizen
 

Realisatie 2010

Realisatie 2011

Realisatie 2012

Realisatie 2013

Realisatie 2014

Streefwaarde 2015 en 2016

Hoofdtransportas

68%

67%

68%

69%

70%

85%

Hoofdvaarweg

81%

79%

78%

80%

80%

75%

Overige vaarweg

88%

92%

93%

92%

92%

70%

Bron: RWS, 2015

Toelichting

De «passeertijd sluizen» is een absolute normtijd die voor elke sluis afzonderlijk is bepaald. Voor elk type vaarweg wordt een te realiseren percentage schepen nagestreefd dat binnen de normtijd de sluis passeert. De gerealiseerde passeertijden op de hoofdtransportassen voldoen nog niet aan de streefwaarden. Dit speelt al langere tijd en wordt, naast geplande onderhoudsmaatregelen voornamelijk veroorzaakt door gebrek aan capaciteit op de trajecten tussen Rotterdam en Zeeland. Voor de sluizen op die corridor lopen dan ook MIRT-projecten, gericht op het verbeteren van de toekomstige capaciteit. De passeertijden voor de hoofd- en overige vaarwegen scoren overall gezien wel ruim voldoende.

Kengetal: Ontwikkeling van het procentuele marktaandeel (in tonnen) van de Nederlandse havengebieden ten opzichte van de totale Noordwest Europese havenrange (de «Hamburg-Le Havre range»)
 

2003

2004

2005

2006

2007

2008

2009

2010

2011

2012

2013

2014

Totaal Nederlandse Zeehavens

44,4

44,9

44,9

44,2

44,5

45,0

46,9

47,8

47,2

47,9

47,5

47,2

Mainport Rotterdam

34,5

34,6

34,9

33,8

34,2

34,4

36,0

37,0

36,3

37,0

36,6

36,2

Overige Nederlandse Zeehavens

9,9

10,3

10,0

10,4

10,4

10,6

10,9

10,8

10,9

10,9

10,9

11,0

Bron: 2002–2010 Nationale Havenraad, 2011–2014 IenM

Toelichting

Dit kengetal geeft informatie over het marktaandeel van de Nederlandse zeehavens ten opzichte van de concurrerende Noordwest Europese havenrange (de zogenaamde «Hamburg-Le Havre range»). Het streven is het marktaandeel van de Nederlandse havengebieden ten opzichte van de totale Noordwest (de «Hamburg-Le Havre range») ten minste te handhaven.

Na een lichte stijging van het marktaandeel in 2012, is er in 2013 en 2014 een lichte daling van het marktaandeel te zien. Met name Mainport Rotterdam, dat in 2012 marktaandeel had gewonnen, verloor marktaandeel in 2013 en 2014 tot onder het niveau van 2010. Het marktaandeel van de overige Nederlandse zeehavens laat een lichte stijging zien.

Kengetal: Ontwikkeling in aantallen en bruto tonnage (GT)1
 

2006

2007

2008

2009

2010

2011

2012

2013

2014

Van de vloot van in Nederland geregistreerde zeeschepen onder Nederlandse vlag2

Aantallen

                 

Handelsvaart

574

566

640

688

725

769

800

822

808

Zeesleepvaart

174

212

222

222

249

235

247

260

258

Waterbouw

148

139

118

121

120

156

169

168

167

Totaal

896

917

980

1.031

1.094

1.160

1.216

1.250

1.233

Bruto tonnage (GT) (x 1.000)

                 

Handelsvaart

5.031

5.114

5.980

6.313

6.075

6.883

6.740

7.045

6.978

Zeesleepvaart

181

243

264

237

310

290

362

347

360

Waterbouw

509

477

375

441

450

513

531

533

537

Totaal

5.721

5.834

6.619

6.991

6.835

7.686

7.633

7.925

7.875

Van de vloot onder buitenlandse vlag in Nederlands eigendom of beheer3

Aantallen

                 

Handelsvaart

434

462

395

410

433

422

408

403

403

Zeesleepvaart

284

332

358

406

459

456

477

498

519

Waterbouw

39

45

52

66

63

55

55

52

52

Totaal

757

839

805

882

955

933

940

953

974

Bruto tonnage (GT) (x 1.000)

                 

Handelsvaart

5.566

6.278

4.542

5.057

5.259

5.232

5.072

5.517

5.987

Zeesleepvaart

2.782

1.903

1.423

1.217

1.011

1.298

1.640

1.612

1.643

Waterbouw

102

122

184

225

251

210

264

248

285

Totaal

8.450

8.303

6.149

6.499

6.521

6.740

6.976

7.377

7.915

X Noot
1

Schepen > 100 GT en pontons > 1000 GT

X Noot
2

Bron: Inspectie Leefomgeving en Transport, 2015

X Noot
3

Bron: cijfers van 2006–2009 Policy Research Corporation (april 2010); cijfers 2010–2014 Inspectie Leefomgeving en Transport (februari 2015). Alle cijfers op basis van Lloyd’s Register Fairplay.

Toelichting

Bovenstaande kengetallen geven informatie over de ontwikkeling in aantallen en bruto tonnage (GT) van de vloot in Nederlands eigendom of beheer onder Nederlandse en buitenlandse vlag. De gegevens zijn opgesplitst naar de sectoren handelsvaart, zeesleepvaart en waterbouw. De groei c.q. afname van de vloot onder Nederlandse vlag is niet alleen van overheidsbeleid afhankelijk, maar van meerdere factoren zoals de wereldwijde groei van het ladingaanbod en investeringsklimaat, het zeevaartbeleid (waaronder fiscale klimaat) van andere landen en de individuele prestaties van de ondernemingen. Een toename van de vanuit Nederland beheerde vloot (en dan met name de Nederlandse vlag) is gunstig voor de ontwikkeling van de toegevoegde waarde.

Kengetal: veiligheid scheepvaart

Aantal scheepvaartongevallen (inclusief visservaartuigen en recreatievaart) op het Nederlandse deel van de Noordzee (Nederlandse en buitenlandse vlag)

 

2005

2006

2007

2008

2009

2010

2011

2012

2013

2014

Zeer ernstige scheepvaartongevallen (ZESO)

1

1

0

0

1

1

0

4

2

0

Ernstige scheepvaartongevallen

4

2

6

3

7

9

4

15

13

12

Totaal (ESO)

5

3

6

3

8

10

4

19

15

12

Aantal significante ongevallen met schepen op de Nederlandse binnenwateren1

Aantal significante scheepsongevallen

96

123

150

127

121

164

159

161

136

138

Aantal doden en gewonden op schepen op de Nederlandse binnenwateren (ook onder niet Nederlandse vlag)

Aantal doden

7

3

4

4

4

4

8

4

9

4

Aantal gewonden

49

54

30

51

56

45

63

58

27

44

Bron: RWS, 2015

X Noot
1

Voor de beoordeling van de ontwikkeling van de veiligheid op de Nederlandse binnenwateren wordt gebruik gemaakt van het begrip «significant scheepsongeval». Significante scheepsongevallen zijn scheepsongevallen op de Nederlandse binnenwateren met schepen (ook onder niet Nederlandse vlag) waarbij schade is ontstaan die als ernstig wordt geclassificeerd in de vorm van slachtoffers (doden/gewonden), stremming van de vaarweg of schade aan de vaarweg, schip, lading of milieu.

Toelichting

In 2014 zijn op het Nederlandse deel van de Noordzee twaalf ESO’s (ernstige scheepvaartongevallen) geregistreerd. Er hebben in 2014 geen ZESO’s plaatsgevonden. De twaalf ESO’s zijn als volgt verdeeld: koopvaardij (vijf), visserij (één), recreatievaart (vijf) en één gecombineerde ESO aanvaring zeevaart en visserij. Sinds 2012 is de registratie en classificatie van scheepsongevallen op de Noordzee aanzienlijk verbeterd en verfijnd. Dit heeft tot het inzicht geleid dat de historische reeks 2004–2011 waarschijnlijk een onderschatting van het aantal ESO’s geeft dat in werkelijkheid is opgetreden. Om een goede uitspraak te kunnen doen over de ontwikkeling van de veiligheid van scheepvaart op de Noordzee moet vanaf 2012 een nieuwe historische reeks van ESO’s worden opgebouwd. De historische reeks van ZESO’s wordt wel betrouwbaar geacht.

Naar aanleiding van een aantal ernstige scheepsongevallen in de recreatievaart in 2013, waarbij negen dodelijke slachtoffers vielen, is sprake van een hoger aantal doden dan gemiddeld. Onderzoek heeft uitgewezen dat structurele beleidswijzigingen niet noodzakelijk zijn. De watersportsector heeft naar aanleiding van de ongevallen zelf initiatief genomen om te komen tot verbetermaatregelen.

Beleidswijzigingen

Accentverschuivingen in het maritiem beleid zoals weergegeven in de rijksbrede Maritieme Strategie (Kamerstukken II, 2014–2015, 31 409, nr. 70) en bijbehorende uitvoeringsagenda worden uitgevoerd. Hierin zijn de uitkomsten van de evaluatie Zeevaartbeleid 2008–2013 en Evaluatie van fiscaal maritiem beleid met financiën in de Maritieme Strategie verwerkt.

In het jaar 2016 wordt een beleidsdoorlichting voor het gehele beleidsartikel uitgevoerd.

Budgettaire gevolgen van beleid

art. 18 Scheepvaart en havens (x € 1.000)
   

2014

2015

2016

2017

2018

2019

2020

Verplichtingen

18.793

34.072

33.737

4.272

4.704

4.741

4.777

Uitgaven:

4.801

13.147

24.997

28.332

14.804

10.980

8.838

Waarvan juridisch verplicht

   

96%

       

18.01

Scheepvaart en havens

4.801

13.147

24.997

28.332

14.804

10.980

8.838

18.01.01

Opdrachten

1.956

8.518

17.966

17.863

7.865

6.536

6.394

 

– Topsector logistiek

0

6.731

16.013

16.035

5.605

4.239

4.061

 

– Overige opdrachten

1.956

1.787

1.953

1.828

2.260

2.297

2.333

18.01.02

Subsidies

543

2.275

4.587

8.025

4.495

2.000

0

 

– Topsector logistiek

0

1.750

4.337

7.775

4.495

2.000

0

 

– Overige subsidies

543

525

250

250

0

0

0

18.01.03

Bijdrage aan agentschappen

1.404

1.270

1.408

1.408

1.408

1.408

1.408

 

– waarvan bijdrage aan RWS

1.404

1.270

1.408

1.408

1.408

1.408

1.408

18.01.05

Bijdragen aan internationale organisaties

898

1.084

1.036

1.036

1.036

1.036

1.036

 

Ontvangsten

465

0

0

0

0

0

0

Extracomptabele verwijzingen

Extracomptabele verwijziging naar artikel 15 Hoofdvaarwegennet van het Infrastructuurfonds (x € 1.000)
   

2016

2017

2018

2019

2020

Bijdrage uit artikel 26 van Hoofdstuk XII aan artikel 15 Hoofdvaarwegennet van het Infrastructuurfonds

821.791

819.917

854.059

721.783

700.091

Andere ontvangsten van artikel 15 Hoofdvaarwegennet van het Infrastructuurfonds

32.620

16.890

0

0

0

Totale uitgaven op artikel 15 Hoofdvaarwegennet van het Infrastructuurfonds

854.411

836.807

854.059

721.783

700.091

waarvan

         

15.01

Verkeersmanagement

8.412

8.412

8.412

8.412

8.412

15.02

Beheer, onderhoud en vervanging

411.347

356.103

328.006

274.708

283.144

15.03

Aanleg

141.226

188.940

234.166

166.912

133.617

15.04

Geïntegreerde contractvormen/PPS

6.184

3.619

7.844

2.262

2.229

15.06

Netwerkgebonden kosten HVWN

301.578

289.741

283.916

280.932

280.488

15.07

Investeringsruimte

– 14.336

– 10.008

– 8.285

– 11.443

– 7.799

Extracomptabele verwijziging naar artikel 17.06 PMR van het Infrastructuurfonds (x € 1.000)
   

2016

2017

2018

2019

2020

Bijdrage uit artikel 26 van Hoofdstuk XII aan artikel 17.06 PMR van het Infrastructuurfonds

4.604

4.620

4.216

2.669

486

Andere ontvangsten van artikel 17.06 PMR van het Infrastructuurfonds

0

0

0

0

0

Totale uitgaven op artikel 17.06 PMR van het Infrastructuurfonds

4.604

4.620

4.216

2.669

486

waarvan

           

17.06

Project Mainportontwikkeling Rotterdam

4.604

4.620

4.216

2.669

486

Extracomptabele verwijziging naar artikel 18.03 Intermodaal vervoer van het Infrastructuurfonds (x € 1.000)
   

2016

2017

2018

2019

2020

Bijdrage uit artikel 26 van Hoofdstuk XII aan artikel 18.03 Intermodaal vervoer van het Infrastructuurfonds

3.045

0

0

0

0

Andere ontvangsten van artikel 18.03 Intermodaal vervoer van het Infrastructuurfonds

0

0

0

0

0

Totale uitgaven op artikel 18.03 Intermodaal vervoer van het Infrastructuurfonds

3.045

0

0

0

0

waarvan

         

18.03

Intermodaal vervoer

3.045

0

0

0

0

Artikel 18

Belastinguitgaven (x € mln)

2014

2015

2016

2017

2018

2019

2020

Verlaging lastendruk op ondernemingen

             

Willekeurige afschrijving zeeschepen

3

3

3

3

3

3

3

Keuzeregime winst uit zeescheepvaart (tonnagebelasting)

120

120

120

120

120

120

120

Verlaging lastendruk op arbeid

             

Afdrachtvermindering zeevaart

112

114

116

117

119

121

123

Accijnzen

             

Vrijstelling communautaire wateren

1.220

1.237

1.247

1.275

1.307

1.338

1.366

Bron: Bijlage 5 van de Miljoenennota 2016

18.01 Scheepvaart en havens

Budgetflexibiliteit

De bijdragen aan agentschappen en internationale organisaties zijn volledig juridisch verplicht en hebben een structureel karakter.

Voor de topsector Logistiek zijn zowel het subsidiedeel aan de Nederlandse Organisatie voor Wetenschappelijk Onderzoek (NWO) als de opdrachten via Connekt volledig juridisch verplicht.

Van het overige opdrachtenbudget is circa de helft juridisch verplicht. Het betreft de uitfinanciering van aangegane verplichtingen voor onder meer de uitvoering van toezichtstaken door de ACM, de uitvoering van inningstaken betreffende het Verkeersbegeleidingstarief door de Belastingdienst/douane en de monitoring van maritieme indicatoren en kengetallen. De bijdrage aan kennismakingsstages zeevaart en koopvaardij is conform de vastgestelde subsidieregeling verplicht.

Het niet juridisch verplichte deel van dit artikel wordt aangewend voor beleidsonderzoek gericht op onder meer binnenvaart, zeevaart, zeehavens en Caribisch Nederland.

18.01 Scheepvaart en havens

Toelichting op de financiële instrumenten

18.01.01 Opdrachten
  • Het ministerie draagt financieel jaarlijks circa € 0,5 miljoen bij aan de ACM voor het uitvoeren van toezicht op het loodswezen.

  • Voor beleidswerk gericht op havens (onder andere havensamenwerking) en Caribisch Nederland (de openbare lichamen Bonaire, Sint Eustatius en Saba) is het benodigde budget gereserveerd.

  • Als vlaggen-, kust- en havenstaat zet Nederland in IMO- en EU-verband in op verbetering van het stelsel van regelgeving (bij voorkeur door optimaliseren bestaande regelgeving). En onderbouwt dit met gedegen onderzoeken naar de effecten.

  • De concurrentiepositie van het maritieme cluster vereist de implementatie van verdragen, een gelijk speelveld en vermindering van de administratieve lasten. De inzet richt zich bijvoorbeeld op een Europese maritieme ruimte zonder grenzen, de bevordering van de aanwas in het maritieme onderwijs, het monitoren van de arbeidsmarkt en het faciliteren van verbetering van de efficiency van bemanningen. Hiervoor wordt beleidsinformatie verzameld en onderzoek verricht.

  • Voor de topsector Logistiek worden de opdrachten op basis van het meerjarenprogramma en de op te starten activiteiten in 2015 en 2016 via het programmasecretariaat van de topsector uitgezet. Het programma is onderverdeeld in tien acties. Voor 2016 wordt voor € 14,6 miljoen aan activiteiten in de vorm van opdrachten uitgevoerd.

  • In het kader van het EU-voorzitterschap van Nederland zal een hoogambtelijke bijeenkomst worden georganiseerd gericht op de maritieme sector.

18.01.02 Subsidies
  • Een grotere instroom in het nautisch onderwijs is voor een voldoende aanbod van zeevarenden gewenst. IenM heeft de regeling voor kennismakingstages voor potentiële studenten tot 2018 verlengd. Dit heeft een positief effect op de wervingskracht van het nautische onderwijs.

  • Voor de topsector Logistiek worden de subsidies op basis van het meerjarenprogramma en de op te starten activiteiten in 2015 en 2016 via de Nederlandse Organisatie voor Wetenschappelijk Onderzoek (NWO) uitgezet.

18.01.03 Bijdragen aan agentschappen

In het kader van het Beleidsondersteuning en Advies (BOA) protocol met RWS zijn afspraken gemaakt over beleidsondersteuning en -advisering, die RWS uitvoert in opdracht van de beleids-DG’s. Door middel van de agentschapbijdrage wordt capaciteit hiervoor bij RWS gereserveerd.

18.01.05 Bijdragen aan internationale organisaties

Vanuit de Homogene Groep Internationale Samenwerking (HGIS) gelden betaalt Nederland circa € 0,5 miljoen contributie aan de Centrale Commissie voor de Rijnvaart (CCR) en circa € 0,4 miljoen contributie aan de International Maritime Organisation (IMO) conform verdragsverplichtingen. Daarnaast zijn bijdragen aan de International Association of Marine Aids to Navigation and Lighthouse Authorities (IALA) en Donaukommission verschuldigd.

Beleidsartikel 19: Klimaat

Algemene Doelstelling

Klimaatverandering door menselijk handelen tegengaan. Door uitstoot van CO2 en overige broeikasgassen stijgt de temperatuur op aarde. Hierdoor verandert het klimaat en stijgt de zeespiegel. Nederland heeft internationale afspraken gemaakt om de uitstoot van broeikasgassen te verminderen en zo de klimaatverandering te beperken. Vermindering van CO2-uitstoot biedt bovendien economische kansen, stimuleert slimme groene investeringen, creëert daarmee banen, en bevordert zo Nederlandse innovaties die ook buiten de landsgrenzen kunnen worden ingezet.

Regisseren

Rollen en Verantwoordelijkheden

De Minister van IenM regisseert de inhoudelijke lijn voor de nationale inbreng in de ontwikkeling van het Europese en het mondiale klimaatbeleid. Meer specifiek is de Minister van IenM verantwoordelijk voor:

  • Het door Nederland nakomen van de (onder andere) in UNFCCC18 en EU-verband gemaakte afspraken over het reduceren van emissies van CO2 en overige broeikasgassen en voor het emissiehandelssysteem waaronder het toewijzen en het doen veilen van CO2-emissierechten.

  • De regie op de internationale aspecten van het IenM-beleid, inclusief het politieke optreden en de vertegenwoordiging in de betreffende internationale gremia. Daartoe horen onder andere de Europese Transport- en Milieuraad en relevante VN-bijeenkomsten.

  • De opdracht aan de NEa voor het handelssysteem in CO2-emissierechten. Ook de registratie van biobrandstoffen en de rapportage hierover ter controle van de duurzaamheid en de CO2-prestatie zijn hier onderdeel van.

  • De coördinatie van de Nederlandse inzet in internationaal kader bij de vaststelling van normen en plafonds, de vertaling daarvan naar Nederlandse wet- en regelgeving en de verdeling van doelstellingen over sectoren en milieuthema’s. De doelen en normen hebben betrekking op het reduceren van CO2-emissies, op brandstofkwaliteit, op productie en inzet van duurzame biobrandstoffen, op de mondiale uitfasering van ozonlaagafbrekende stoffen en van gefluorideerde broeikasgassen en op de handel in CO2-emissierechten (Emissions Trading System/ETS).

Het internationale IenM-beleid vindt niet alleen haar grondslag in dit artikel. Specifieke rollen en verantwoordelijkheden van de Minister op de verschillende beleidsterreinen van IenM zijn bij de betreffende artikelen vermeld.

Stimuleren

Om de milieudoelen op het gebied van klimaat te behalen, is het belangrijk deze op een proactieve wijze met maatschappelijke partners te delen. Daarom stimuleert de Minister van IenM:

  • Het aangaan en organiseren van allianties met en tussen bedrijven, branches, overheden en kennisorganisaties om de doelen uit de Klimaatagenda, de afspraken in het SER-Energieakkoord waar de Minister voor verantwoordelijk is en de Lokale Klimaatagenda tot succesvolle uitvoering te brengen.

  • Via de Lokale Klimaatagenda, Green Deals en initiatieven voor reductie van CO2-emissies brengt zij ondernemers, burgers en andere overheden beter in positie om maatregelen te nemen die goed zijn voor klimaat en economie.

  • Zuinigere voertuigen. Dit gebeurt onder andere door de voorlopers in de sector te stimuleren en voor ontwikkeling van diverse alternatieve voertuigen en brandstoffen een kansrijke omgeving te creëren.

  • Het verduurzamen van brandstoffen in de sectoren mobiliteit en transport door afspraken te maken over de rijksbijdrage aan de Actieagenda duurzame brandstofvisie voor het doelbereik van 15 tot 20 petajoule energiebesparing voor 2020 en een maximumuitstoot van 25 megaton CO2 in 2030. Dit vanuit het SER-energieakkoord, pijler zeven transport en mobiliteit. Het bereiken van de jaardoelstelling voor hernieuwbare energie stimuleren door ontwikkeling en toepassing van alternatieve energiedragers zoals elektrisch rijden en rijden op waterstof en het faciliteren van de aanleg van tankinfrastructuur voor alternatieve energiedragers.

Tenslotte is de Minister van IenM verantwoordelijk voor het toezicht op en de handhaving van (een deel van) de wet- en regelgeving door de ILT op dit beleidsterrein (zie beleidsartikel 24 Handhaving en Toezicht).

Indicatoren en Kengetallen

Kengetal: Sectorale niet-ETS emissieplafonds voor 2020 (in megaton CO2 equivalenten)
 

Verantwoordelijk ministerie

Nieuw raming (Mton)

Emissieplafond (Mton)

CO2 industrie en energie

EZ

8

10,7

CO2 verkeer en vervoer

IenM

34

35,5

CO2 gebouwde omgeving

BZK

25

22,5

CO2land- en tuinbouw

EZ

5

5,75

Overige CO2 broeikasgassen landbouw

EZ

16

16

Resterende overige broeikasgassen

IenM

9

8,8

Totaal

 

97

99,25

Bron: Nationale Energieverkenning 2014, tabel 3.3 op blz. 75 www.pbl.nl

Toelichting:

In deze tabel zijn de sectorale emissieplafonds en de raming weergegeven. De raming geeft aan in welke mate het doelbereik in zicht is. In deze raming is het effect van het begrotingsakkoord, het SER-energieakkoord en de Klimaatagenda: «weerbaar, welvarend en groen» verwerkt. Een nieuwe raming staat opgenomen in de Nationale Energieverkenning, die in oktober 2015 uitkomt.

De doelstelling voor de totale niet-ETS in 2020 is 104,5 Mton CO2-equivalenten. Uit de raming blijkt dat Nederland zeer ruim aan haar doel voor de totale non-ETS Effort Sharing Decision (ESD) zal kunnen voldoen. Onder het niet-ETS heeft Nederland een doel van -16% ten opzichte van 2005 in 2020, wat neerkomt op een uitstoot van 104,5 Mton, waar de raming dus een daling van de emissies tot onder de 100 Mton voorziet.

In de kabinetsaanpak Klimaatbeleid op weg naar 2020 heeft het kabinet afgesproken dat indien in een sector tegenvallers optreden die samenhangen met (de uitvoering van) het beleid van het ministerie, de verantwoordelijke bewindspersoon in beginsel compenserende maatregelen neemt. Wanneer is aangetoond dat (alle) binnen de sector mogelijke compenserende maatregelen veel duurder zijn dan de oorspronkelijke maatregelen, zal het kabinet zoeken naar alternatieve kosteneffectieve maatregelen – binnen de beschikbare middelen – in andere sectoren. Vervolgens zal het kabinet een besluit nemen en de Tweede Kamer hierover informeren. Is er een tegenvaller die niets van doen heeft met tegenvallende beleidseffecten, dan volstaat het verschil van 7,5 Mton tussen het doel van 104,5 en de raming van 97 om deze tegenvaller op te vangen. Waar de sectorale ramingen overschrijdingen laten zien, wordt dat vooral veroorzaakt door nieuwe aannames over met name economische ontwikkelingen en monitoringsverbeteringen sinds het afspreken van de sectordoelen. Van beleidsveroorzaakte tegenvallers is niet of nauwelijks sprake.

Ontwikkeling verplichting aandeel hernieuwbare energie in het vervoer (indicator in %)

Verplichtingen

2007

2008

2009

2010

2011

2012

2013

2014

2015

2016

2017

2018

2019

2020

Besluit Hernieuwbare energie vervoer 2015

2

3,25

3,75

4

4,25

4,5

5

5,5

6,25

7

7,75

8,5

9,25

10

Realisatie

2

3,26

3,75

4,01

4,31

4,54

5,05

Bron: Besluit Hernieuwbare energie vervoer 2015 (Stb. 2014, 460)

Toelichting:

In artikel 2.1 van het Besluit Hernieuwbare Energie vervoer 2015 dat op 1 januari 2015 van kracht is geworden, is de ontwikkeling van de jaarverplichting hernieuwbare energie in het vervoer tot en met 2020 vastgelegd.

Ontwikkeling CO2 emissie nieuwe personenauto’s in gr. CO2 per kilometer (kengetal)
 

2005

2009

2010

2011

2012

2013

2014

2015

2021

EU

162,6

145,7

140,3

135,7

132,2

127,0

 

130,0

95,0

Nederland

169,9

146,9

135,8

126,2

118,6

109,1

107,1

Bron: European Environment Agency; pagina 9, pini 3.1. en pagina 22 tabel A3 van publicatie Monitoring CO2 emissions from new passenger cars in the EU: summary of data for 2013, EEA 30 april 2014.

Toelichting:

  • Nadat vrijwillige afspraken over CO2-reductie met de Europese autofabrikanten niet tot gewenste resultaten hebben geleid, heeft de Europese Commissie in december 2007 een voorstel gedaan voor verplichte reductiedoelstellingen. Dat voorstel is in 2009 aangenomen en bevatte een verplichte norm van gemiddeld 130 g CO2/km in 2015. Daarnaast is in november 2013 overeenstemming bereikt dat een verplichte norm van gemiddeld 95 g CO2/km in 2021 zal gelden. Deze norm zal er straks toe leiden dat de gemiddelde automobilist op jaarbasis zo’n € 340 aan brandstofkosten bespaart.

  • Alleen voor 2015 en 2021 zijn er EU-normen (voor fabrikanten). De CO2-uitstoot van nieuwe voertuigen in Nederland wordt jaarlijks gemonitord.

  • Met name fiscaal beleid, waaronder de korting op de bijtelling voor het privé gebruik van zakelijke auto’s, heeft ervoor gezorgd dat de gemiddelde CO2 uitstoot van nieuw verkochte voertuigen in Nederland sterk is gedaald, veel sterker dan in de rest van Europa. Daarmee onderstreept Nederland het belang van de reductie van broeikasgassen in het verkeer.

Beleidswijzigingen

Eind 2015 wordt in Parijs naar verwachting een nieuw VN-klimaatakkoord afgesloten. Tijdens de klimaattop in Durban (2011) is afgesproken, dat de nieuwe overeenkomst eind 2015 moet worden afgerond, zodat die vanaf 2020 in werking kan treden. Voornoemde EU klimaatdoelstelling voor 2030 is hierbij instrumenteel. Alle andere landen worden geacht voor de klimaattop in Parijs ook hun klimaatdoelstelling in te dienen.

Na de onderhandelingen in Parijs eind 2015 zullen in de EU en de EU-lidstaten maatregelen genomen worden om de broeikasgasemissies verder te beperken, onder andere via de Effort Sharing Decision voor de lidstaten.

Het kabinet blijft zich inspannen voor versterking van het emissiehandelssysteem (ETS), aangezien het ETS een belangrijk en onmisbaar onderdeel is van het klimaatbeleid. Het ETS moet een effectieve volumeprikkel geven, waardoor nu de investeringen gedaan worden in schone technieken, die nodig zijn om op de lange termijn kosteneffectief CO2 te blijven reduceren.

2016 zal wat ETS betreft in het teken staan van de onderhandelingen over herziening van de ETS-richtlijn voor 2021–2030. De onderhandelingen zullen in het eerste halfjaar van 2016 onder Nederlands voorzitterschap plaatsvinden. Belangrijke elementen in de herziening van de richtlijn zijn het verhogen van de jaarlijkse emissiereductie, de wijze van bescherming van de internationaal concurrerende industrie en de vereenvoudiging van de ETS-regelgeving.

Voor die sectoren die niet onder de emissiehandel vallen is de EU opgave verdeeld over de lidstaten via de Effort Sharing Decision (Inspanningenverdelingsbesluit, ESD), die in 2020 afloopt. De Europese Commissie verwacht begin 2016 een voorstel te doen voor een nieuwe ESD voor de periode 2021–2030. Conform de uitspraken van de Europese Raad gaat het hierbij om een reductie van 30% ten opzichte van 2005 in de emissies van de niet-handelssectoren (transport, gebouwen, kleine industrie, landbouw en overige broeikasgassen). De onderhandelingen over dit voorstel vangen aan onder Nederlands voorzitterschap.

Het kabinet zet in op een verdeling die recht doet aan zowel de draagkracht van de lidstaten als aan de kosteneffectiviteit van maatregelen. Voor dit laatste is van belang dat de nieuwe ESD meer flexibiliteit aan lidstaten biedt om hun opgave te halen. Daarnaast maakt het kabinet zich hard voor aanpalend EU-bronbeleid als kosteneffectieve manier om generiek reducties te bereiken. Bijzondere aandacht gaat hierbij uit naar de transportsector, waarvoor de Europese Commissie in 2016–2017 diverse voorstellen zal uitwerken.

In de eerste helft van 2016 is Nederland voorzitter van de EU. Het primaire doel van het kabinet is erkenning van Nederland als een goede voorzitter die de lopende agenda verder heeft gebracht op een efficiënte en effectieve manier, ook specifiek op de IenM beleidsterreinen. Daarnaast zet IenM in op: het behalen van door IenM geformuleerde beleidsresultaten; zichtbaarheid van de bewindspersonen in Nederland en Europa, het succesvol uitdragen van onze visie op een ander Europa door een vernieuwende en verbindende aanpak en van concrete successen en resultaten; een Voorzitterschap dat een voorbeeld is van «duurzaam doen» en wordt beoordeeld als innovatief, efficiënt en effectief. Meer informatie over het EU-voorzitterschap is te vinden in de beleidsagenda.

Budgettaire gevolgen van beleid

art. 19 Klimaat (x € 1.000)
   

2014

2015

2016

2017

2018

2019

2020

Verplichtingen

63.217

70.792

54.747

54.292

52.261

52.406

52.415

Uitgaven:

65.813

84.412

57.761

55.442

53.436

52.406

52.414

Waarvan juridisch verplicht

   

90%

       

19.01

Tegengaan klimaatverandering

16.934

20.209

14.026

13.800

12.611

11.613

11.616

19.01.01

Opdrachten

3.243

2.690

2.352

2.993

2.258

1.653

1.656

19.01.02

Subsidies

1.696

4.099

102

0

0

0

0

19.01.03

Bijdrage aan agentschappen

11.995

13.420

11.572

10.807

10.353

9.960

9.960

 

– waarvan bijdrage aan KNMI

906

652

220

220

220

109

109

 

– Waarvan bijdrage aan Nea

6.943

7.246

7.174

6.915

6.773

6.773

6.773

 

– waarvan bijdrage aan RWS

4.146

5.522

4.178

3.672

3.360

3.078

3.078

19.02

Internationaal beleid, coordinatie en samenwerking

48.879

64.203

43.735

41.642

40.825

40.793

40.798

19.02.01

Opdrachten

4.715

12.635

6.649

6.598

6.914

7.091

7.093

 

– Uitvoering CDM

2.863

6.900

0

0

0

0

0

 

– RIVM

0

0

0

0

0

0

0

 

– RVO

34

0

0

0

0

0

0

 

– Interreg

344

2.691

1.805

1.855

1.855

1.944

1.944

 

– Overige opdrachten

1.474

3.044

4.844

4.743

5.059

5.147

5.149

19.02.02

Subsidies

0

1.000

500

0

0

0

0

 

– Interreg

0

1.000

500

0

0

0

0

19.02.03

Bijdrage aan agentschappen

40.311

46.774

34.212

32.670

31.537

31.078

31.081

 

– waarvan bijdrage aan RIVM

29.647

35.253

29.802

28.434

28.140

27.682

27.685

 

– waarvan bijdrage aan RVO

10.215

11.167

4.056

3.832

3.296

3.295

3.295

 

– waarvan bijdrage aan RWS

449

354

354

404

101

101

101

19.02.05

Bijdrage aan internationale organisaties

3.853

3.794

2.374

2.374

2.374

2.624

2.624

 

Ontvangsten

134.089

168.000

189.000

224.000

224.000

357.000

294.000

19.01 Tegengaan klimaatverandering

Budgetflexibiliteit

De uitgaven voor subsidies (zie hiervoor de subsidiebijlage) en agentschapsbijdragen zijn volledig juridisch verplicht. De subsidies hebben een tijdshorizon en de agentschapbijdragen hebben een structureel karakter. Van het opdrachtenbudget is minder dan de helft juridisch verplicht door lopende opdrachten. Meer specifiek betreft het opdrachten in de sfeer van klimaat en duurzame mobiliteit.

19.02 Internationaal beleid, coördinatie en samenwerking

De uitfinanciering van de in voorgaande jaren aangegane verplichtingen in het kader van de uitvoering van het Clean Development Mechanism en de opdrachten 2015 aan de Rijksdienst voor Ondernemend Nederland (RVO) en RIVM zijn juridisch verplicht. Deze bijdragen hebben een structureel karakter. De bijdrage aan internationale organisaties is grotendeels juridisch verplicht. Het betreft hier uitgaven op grond van internationale verdragen of andere internationale afspraken. Deels zijn deze structureel van aard.

Het niet juridisch verplichte deel van dit artikel wordt aangewend voor opdrachten die worden verstrekt voor wetenschappelijk internationaal klimaatonderzoek, onderzoekprogramma’s en bijdragen aan (inter)nationale organisaties die een bijdrage leveren aan de internationale beleidsdoelstellingen op het gebied van milieu.

19.01 Tegengaan klimaatverandering

Toelichting op de financiële instrumenten

19.01.01 Opdrachten

Het Ministerie van IenM geeft uitvoerings- en onderzoeksopdrachten in het kader van de beleidsterreinen klimaat, duurzame mobiliteit en industrie.

In het kader van het SER-Energieakkoord realiseert en bekostigt het Ministerie van IenM de volgende maatregelen:

  • 1. Verankering in de wet Milieubeheer en onderhoud van erkende maatregelenlijsten voor realiseren van energiebesparing bij bedrijven;

  • 2. Het samen met EZ uitvoeren van negen pilots m.b.t. de Energie Prestatie Keuring om energieprestaties bij bedrijven te verbeteren;

  • 3. Ondersteuning en activering van bevoegde gezagen bij handhaving van de wet Milieubeheer in het kader van energiebesparing bij bedrijven;

  • 4. Ontwikkelen en uitvoeren van de publiekscampagne veilige, zuinige, stille banden op spanning.

19.01.02 Subsidies

In het verleden heeft het Ministerie van IenM subsidies aan bedrijven, onderzoeksinstellingen en andere organisaties verstrekt, waarvoor in de jaren tot en met 2016 nog betalingen moeten plaatsvinden. Het betreffen subsidies in het kader van Lokale Klimaatinitiatieven, milieutechnologie, duurzame mobiliteit en energiebesparing.

19.01.03 Bijdragen aan agentschappen

Koninklijk Meteorologisch Instituut (KNMI)

Het KNMI verricht diverse werkzaamheden in het kader van klimaatonderzoek en het Intergovernmental Panel on Climate Change (IPCC).

Nederlandse Emissieautoriteit (Nea)

Jaarlijks verstrekt het Ministerie van IenM een opdracht aan de Nea voor de uitvoering van alle werkzaamheden in het kader van emissiehandel, alsmede met betrekking tot het register voor biobrandstoffen.

Rijkswaterstaat (RWS)

Het betreft hier werkzaamheden die door RWS worden uitgevoerd. Het gaat met name om de uitvoering Infomil (centraal punt voor bundeling en verspreiding van milieu wet- en regelgeving) en om de uitvoering van werkzaamheden en het leveren van expertise op de beleidsterreinen klimaat (uitvoering Klimaatagenda en SER-energieakkoord) en duurzame mobiliteit.

19.02 Internationaal beleid, coördinatie en samenwerking
19.02.01 Opdrachten

Uitvoering Clean Devolpment Mechanism (CDM)

Het CDM aankoopprogramma is eind 2013 afgerond en de Kyoto doelstelling is gerealiseerd. In 2015 en 2016 vinden in principe de laatste betalingen plaats. Dit betreffen de BTW-verplichtingen in verband met de aankoop van de emissierechten.

Interreg

Interreg is een Europese subsidieregeling waarin partijen uit meerdere landen samenwerken op het terrein van innovatie, duurzaamheid, bereikbaarheid en regionale gebiedsontwikkeling. De deelname van Nederlandse organisaties aan de transnationale en interregionale programma’s van Interreg wordt bevorderd. Met de beschikbare middelen wordt de Nederlandse bijdrage voor de kosten van de internationale uitvoering en de uitvoering in Nederland (waaronder inbegrepen de stimulering van de deelname door Nederlandse partners) gefinancierd. De stimulering via de PSR-subsidieregeling is hieronder bij 19.02.02 vermeld.

Overige opdrachten

Het Ministerie van IenM verstrekt aan nationale en internationale wetenschappelijke en adviserende instellingen opdrachten, onder andere op het gebied van de klimaatverandering, duurzame productie en consumptie en de inzet van biobrandstoffen. Ook worden de middelen aangewend voor het in Europees verband uitwerken van het klimaatbeleid richting 2050, voor de activititeiten in het kader van het EU-voorzitterschap van Nederland in 2016, de IenM bijdrage Polair Programma 2016–2020, activiteiten in het kader van internationale diplomatie, waaronder het uitvoeren van bedrijfslevenmissies en het ondersteunen en faciliteren van delegaties bij internationale bijeenkomsten.

19.02.02 Subsidies

Interreg

Dit betreft uitgaven in het kader van de PSR-regeling, de subsidieregeling ter stimulering van het indienen door Nederlandse partners van projectvoorstellen die vallen onder Interreg Europe, North West Europe of North Sea Region (Projectstimuleringsregeling Interreg V; Stcrt. 2015, 10 986). Zie 19.02.01 voor een verdere toelichting van Interreg.

19.02.03 Bijdragen aan agentschappen

RIVM en RVO

IenM heeft een deel van de beleidsuitvoering uitbesteed aan externe uitvoeringsorganisaties, zoals aan de Rijksdienst voor Ondernemend Nederland (uitvoering van subsidieregelingen en ander beleidsondersteunende werkzaamheden) en aan het Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu (uitvoering van wettelijke taken en beleidsonderbouwend onderzoek).

Rijkswaterstaat (RWS)

Dit betreft de agentschapsbijdrage voor de capaciteitsinzet in het kader van de uitvoering van Infomil (centraal punt voor bundeling en verspreiding van milieuwet- en regelgeving), de uitvoering van de Antartica regelgeving en enkele ondersteunende activiteiten in het kader van het internationaal beleid van IenM.

19.02.05 Bijdragen aan (inter-)nationale organisaties

Het Ministerie van IenM kent op grond van internationale verdragen of andere internationale afspraken financiële bijdragen toe aan (inter-)nationale organisaties. Dat is nodig om de kosten te dekken van de doorlopende ontwikkeling van zo’n verdrag of organisatie.

In onderstaande tabel zijn de verwachte bijdragen voor 2016 vermeld.

Verwachte bijdragen 2016 Bedragen x € 1.000

Verdragen

1.215

United Nations Environment Programme (UNEP)

615

VNECE – environmental performance review

50

Verdrag van Wenen ter bescherming van de ozonlaag

10

Montrealprotocol (uitbanning ozonlaagaantastende stoffen)

67

VNECE CLRTAP-verdrag (grensoverschrijdende luchtverontreiniging)

73

VNECE PRTR-verdrag (emissieregisters)

20

Verdrag van Rotterdam (melding vooraf export chemicaliën)

40

Verdrag van Stockholm (persistente organische stoffen)

80

Verdrag van Bazel (overbrenging gevaarlijk afval)

100

OESO Programme on Chemicals Accidents (voorkomen en bestrijden van gevolgen van chemische ongelukken)

35

Cartagenaprotocol (verdrag over veiligheid van grensoverschrijdend vervoer van levend GGO’s)

50

VNECE Aarhus-verdrag (toegang tot informatie, besluitvorming en rechter)

45

VNECE Helsinki-verdrag (bescherming tegen industriële ongevallen)

30

   

Contributies

533

UNFCCC International Transaction Log (verificatie transactie Kyoto units)

74

IPCC (Trustfund tbv draagvlak gebruik rapporten)

43

China Council (adviesraad voor duurzame ontwikkeling)

100

Control of Chemicals (OESO) (veiligheid van chemische producten)

20

European Sustainable Phosphorus Platform (gericht op duurzame productie en gebruik van fosfaat)

10

International Transport Forum (ontwikkelingen op vervoersgebied)

186

International Resource Panel (informatie over het gebruik van natuurlijke hulpbronnen)

100

Tevens worden de middelen ingezet voor het verstrekken van incidentele bijdragen en vrijwillige bijdragen aan (inter-)nationale organisaties voor activiteiten die het internationaal milieubeleid van het Ministerie van IenM ondersteunen.

19.09 Ontvangsten

De opgenomen ontvangsten betreffen de geraamde opbrengsten van de verkoop van CO2-emissierechten, als onderdeel van het Europese Emissions Trading System (EU ETS).

Beleidsartikel 20: Lucht en Geluid

Algemene Doelstelling

Bevorderen van een solide en gezonde leefomgeving door de luchtkwaliteit te verbeteren en door geluidhinder te voorkomen of te beperken.

Regisseren

Rollen en Verantwoordelijkheden

Om qua luchtkwaliteit en geluid een solide en gezonde leefomgeving te bereiken, regisseert de Minister van IenM de inhoudelijke lijn voor de nationale inbreng in de ontwikkeling van het Europese luchtkwaliteits- en geluidbeleid. Meer specifiek is de Minister van IenM verantwoordelijk voor:

  • De coördinatie van de Nederlandse inzet in internationaal kader bij de vaststelling van grenswaarden en plafonds voor emissies van luchtverontreinigende stoffen, de vertaling daarvan naar Nederlandse wet- en regelgeving en de verdeling van doelstellingen over sectoren en milieuthema’s. De doelen, grenswaarden en normen hebben betrekking op verbetering van de luchtkwaliteit, op bronbeleid voor geluid- en industriële emissies en op bronbeleid om schadelijke luchtemissies door de verkeerssector (auto’s, lucht- en scheepvaart) tegen te gaan.

  • De ondersteuning van gemeenten en provincies bij het opstellen van algemene regels en bij de vergunningverlening ter vermindering van luchtemissies bij de industrie en bij een juiste toepassing van de geluidregelgeving.

  • De reductie van administratieve lasten voor het bedrijfsleven door vereenvoudiging van de monitoring- en rapportagestructuur voor emissies.

  • Met de implementatie van de vernieuwde geluidregelgeving (wet SWUNG19) wordt een optimale gezondheidsbescherming van burgers en flexibiliteit voor de beheerders van rijkswegen en hoofdspoorwegen beoogd. SWUNG-2 zal de aanpak van geluidhinder op gemeentelijk en provinciaal niveau beter uitvoerbaar maken. Deze nieuwe geluidregels worden ondergebracht in de Omgevingswet. Aan medeoverheden worden middelen ter beschikking gesteld om aan de voorschriften van deze regelgeving te kunnen voldoen en geluidsgevoelige locaties langs infrastructuur aan te pakken.

Stimuleren

Om de milieudoelen op het gebied van luchtkwaliteit en geluid te behalen, is het belangrijk deze op een proactieve wijze met maatschappelijke partners te delen. Daarom stimuleert de Minister van IenM:

  • Het aangaan en organiseren van allianties met en tussen bedrijven, branches, overheden en kennisorganisaties om de doelen uit het Nationaal Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit (NSL) en SWUNG (geluid) tot een succesvolle uitvoering te brengen.

  • Schonere, zuiniger en stillere voertuigen. Dit gebeurt door samen met de verkeerssector een strategie te ontwikkelen en gezamenlijk te opereren richting Brussel, een internationale normering van voertuigen tot stand te brengen, een stabiel beleid gericht op de klimaatdoelen van 2050 te voeren, de voorlopers in de sector te stimuleren, samen met de vervoerssector slimme logistieke concepten ontwikkelen voor stedelijke distributie en voor ontwikkeling van diverse alternatieve voertuigen en brandstoffen een kansrijke omgeving te creëren.

  • Medeoverheden tot uitvoering van maatregelpakketten in het NSL om daarmee de Europese normen voor luchtkwaliteit (voor fijn stof in 2011 en voor NO2in 2015) te halen. Dit is belangrijk voor de gezondheid van burgers en hiermee schept de Minister tevens ruimte voor nieuwe infrastructuur, woningbouw en bedrijvigheid.

Tenslotte is de Minister verantwoordelijk voor het toezicht op en de handhaving van (een deel van) de wet- en regelgeving door de ILT op dit beleidsterrein (zie beleidsartikel 24 Handhaving en toezicht).

Indicatoren en Kengetallen

Algemeen

Jaarlijks ontvangt de Tweede Kamer een monitoringsrapportage over de voortgang van het Nationaal Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit (NSL). De monitoring dient om de voortgang van de uitvoering van het NSL te volgen en biedt een basis om het programma waar nodig bij te sturen. De monitoring betreft de ontwikkeling van de luchtkwaliteit en de uitvoering van projecten en maatregelen. Op 16 december 2014 is de vijfde rapportage aan de Kamer verzonden (Kamerstukken II, 2014–2015, 30 175, nr. 203).

Tegengaan geluidhinder (kengetallen sanering verkeerslawaai, aantal woningen)

t.g.v. Rijksinfrastructuur

t.g.v. andere infrastructuur

Totaal

Aantal woningen

Rijkswegen inclusief betreffende

A-lijst woningen

Spoorwegen

A-lijst

Overig

 

Totaal

109.800

70.650

77.355

335.800

593.605

Uitgevoerd 1980–1990 (schatting)

40.000

7.450

40.000

87.450

Uitgevoerd 1990–2011

58.302

16.238

48.650

36.721

159.911

Uitgevoerd 2012

549

3.031

1.125

4.705

Uitgevoerd 2013

831

3.000

2.784

6.615

Uitgevoerd 2014

56

704

3.000

397

4.157

Planning 2015

1.500

2.000

700

4.200

Gepland restant per eind 2015

11.442

43.378

17.674

254.073

326.567

Bron: Bureau Sanering Verkeerslawaai (BSV), 28 april 2015

Toelichting:

  • De hier gepresenteerde realisatiecijfers voor Rijksinfrastructuur hebben betrekking op de sanering die nog door Bureau Sanering Verkeerslawaai (BSV) onder de Wet geluidhinder wordt afgehandeld. Deze sanering kent een ander normenkader dan de sanering zoals die nu door RWS en ProRail wordt uitgevoerd onder de (meer recente) Wet milieubeheer. Hierdoor wijken de hier gepresenteerde aantallen af van de aantallen bij beleidsartikel 14, die zijn gebaseerd op sanering onder de Wet milieubeheer.

  • De gerealiseerde en geplande uitvoering van de A-lijst betreft een aanname op basis van de beschikbare budgetten en gemiddelde kosten per woning. Voortgangsgegevens zijn niet centraal beschikbaar.

  • De aantallen in de regel «Uitgevoerd 2012» wijken enigszins af van de tabellen zoals opgenomen in de begrotingen 2014 en 2015. Daarin waren abusievelijk onjuiste aantallen vermeld, hetgeen thans is gecorrigeerd.

Kengetal: Emissies luchtverontreinigende stoffen 1990, 2000, 2005, 2010 en latere jaren, doelstellingen en prognoses 2020 en 2030 in kton/jr.
 

1990

2000

2005

2010

2010

2010

2012

2013

20151

2020

20202

2030

20302

         

Goten-burg Protocol

NEC- Richt lijn

Realisatie

Reali satie

Raming

Raming

Voorstel EC

Raming

Voorstel EC

SO2

192

73

64

34

50

50

34

30

38

34

46

34

26

NOx

575

395

337

272

266

260

248

240

222

180

201

163

117

NH3

355

162

143

127

128

128

120

134

117

117

124

113

107

NM VOS3

482

238

172

150

191

185

146

150

145

150

160

159

115

PM2.5

46

24

19

15

   

13

13

12

12

13

11

12,8

Bronnen: de informatie over de gerealiseerde emissies is afkomstig uit «Informative Inventory Report 2015» (RIVM Rapport 2014_0166). De geraamde emissies komen uit de Grootschalige concentratie- en depositiekaarten Nederland – Rapportage 2014 (RIVM Rapport 680363002/2014) en «De kosten en baten van het Commissievoorstel ter vermindering van de nationale emissies van bepaalde luchtverontreinigde stoffen» (PBL i.s.m. RIVM en ECN, z.p. 24 november 2014). De ramingen gaan uit van uitvoering van vastgesteld en voorgenomen beleid.

X Noot
1

Inschatting op basis van verwachte ontwikkelingen in de emissies tussen 2011 en 2020.

X Noot
2

Plafonds voor 2020 en 2030 zijn afgeleid van de Commissievoorstellen, die reductiepercentages geven ten opzichte van basisjaar 2005. De voorstellen voor 2020 zijn gelijk aan de waarden in het nog niet geratificeerde herziene Gotenburgprotocol, de voorstellen voor 2030 zijn nog in onderhandeling (Kamerstukken II, 2014–2015, 22 112, nr. 1942).

X Noot
3

NMVOS: Vluchtige organische stoffen, exclusief methaan

Toelichting:

In mei 2012 zijn in Genève de nieuwe doelstellingen voor luchtverontreinigende stoffen vastgesteld. Het betreft aanpassing van het zogenaamde Gothenburg Protocol. Enigszins complicerend is dat er, in tegenstelling tot het bestaande protocol alsook de National Emission Ceiling (NEC) richtlijn, geen emissieplafonds zijn opgenomen, maar reductiepercentages. Het referentiejaar voor die reducties is 2005 en de doelstellingen betreffen reductiepercentages die in 2020 dienen te zijn gerealiseerd. In bovenstaande tabel zijn de reductiepercentages omgerekend naar vrachten. Naast voorgaande verandering, geldt dat aan de bestaande stoffenlijst (NOx, SO2, NH3 en VOS) ook fijn stof PM2,5 is toegevoegd. Elk jaar wordt een nieuwe analyse uitgevoerd en door nieuwe kennis kan dat betekenen, dat ook eerdere cijfers soms nog enigszins worden aangepast.

Kengetal: Emissies luchtverontreinigende stoffen en broeikasgas door verkeer en vervoer1 in kton/jr.
 

1990

2000

2005

2010

2011

2012

20142

2020

2030

 

Realisatie

Realisatie

Realisatie

Realisatie

Realisatie

Realisatie

Raming

Raming

Raming

NOx

336

240

198

164

159

149

139

97

79

SO2

18

9

6

1,2

0,4

0,4

0,4

0,3

0,3

PM2,5

22

15

10

7

7

8

5

3

3

NH3

1

2,6

2,6

2,5

2,6

2,5

2,5

2,5

2,4

NMVOS3

198

85

45

32

31

33

29

28

26

Bron: Inventory Report 2013 (pagina 20, pini 2.1)

De geraamde emissies komen uit de Referentieraming energie en emissies: actualisatie 2012.

Energie en emissies in de jaren 2012, 2020 en 2030 (pagina 66–67, tabel B4.6).

De ramingen gaan uit van uitvoering van vastgesteld en voorgenomen beleid.

X Noot
1

Betreft mobiele bronnen totaal, dus transportmiddelen en mobiele werktuigen, exclusief zeevaart.

X Noot
2

Inschatting op basis van verwachte ontwikkelingen in de emissies tussen 2011 en 2020.

X Noot
3

NMVOS – Vluchtige organische stoffen, exclusief methaan

Toelichting:

Op basis van nieuwe inzichten aangaande de emissiefactoren voor de verkeersemissies en het gebruik van een nieuw model voor de berekening van de stikstofstromen in de landbouwketen zijn de emissies voor historische jaren herberekend voor verkeer (NOx, PM2,5 en NMVOS) en ammoniak (Emissions of transboundary air pollutants in the Netherlands 1990–2012: Informative Inventory Report 2014, Jimmink et al, 2014, RIVM report 680355015). De getallen worden jaarlijks aan de hand van nieuwe inzichten voor emissieregistratie door het Planbureau voor de Leefomgeving in samenwerking met het RIVM, TNO e.d. bepaald, waarna doorrekening plaatsvindt voor de hele reeks. Dit laatste betekent dat daarmee ook realisaties uit voorgaande jaren eventueel worden bijgesteld.

Beleidswijzigingen

Het Nationaal Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit (NSL) is verlengd tot 1 januari 2017.

Er resteren namelijk nog enkele hardnekkige knelpunten in bepaalde gebieden, zoals die met intensieve veehouderij (fijn stof) en bij binnenstedelijke gebieden (NO2). Met name daar is het gewenst de NSL-aanpak nog enige tijd voort te zetten en te monitoren.

Geluid wordt ook gekenmerkt door vele en vaak complexe regels. In het kader van de Omgevingswet zullen, na de invoering van SWUNG-1, ook de overige regels worden gemoderniseerd. Voor steden en stedelijke gebieden is het daarbij van belang dat de saneringsoperatie verder wordt afgerond en waar mogelijk op een kosteneffectieve manier wordt verbreed. Naast deze ontwikkelingen zal worden gezocht naar tot nu toe onvoldoende gebruikte mogelijkheden. Dit heeft bijvoorbeeld geleid tot het streven naar het combineren van maatregelen aan woningen tegen geluid met maatregelen gericht op energiebesparing in het kader van het SER-energieakkoord.

Budgettaire gevolgen van beleid

art. 20 Lucht en geluid (x 1.000)
   

2014

2015

2016

2017

2018

2019

2020

Verplichtingen

36.076

31.791

25.758

29.514

33.124

31.870

31.874

Uitgaven:

47.294

32.796

30.983

30.514

44.979

31.870

31.874

Waarvan juridisch verplicht

   

98%

       

20.01

Gezonde lucht en tegengaan geluidhinder

47.294

32.796

30.983

30.514

44.979

31.870

31.874

20.01.01

Opdrachten

6.195

4.973

4.697

4.037

2.725

2.778

2.782

 

– Verkeersemissies

2.218

1.827

2.038

1.035

197

0

0

 

– Geluid- en luchtsanering

3.977

3.146

2.659

3.002

2.528

2.778

2.782

20.01.02

Subsidies

11.661

2.939

2.000

1.004

0

0

0

 

– Euro 6 en Euro-VI

11.661

2.939

2.000

1.004

0

0

0

20.01.03

Bijdrage aan agentschappen

1.028

2.453

2.127

1.964

1.847

1.646

1.646

 

– waarvan bijdrage aan RWS

1.028

2.453

2.127

1.964

1.847

1.646

1.646

20.01.04

Bijdrage aan medeoverheden

27.517

21.110

21.285

22.635

39.533

26.305

26.305

 

– NSL

0

0

0

0

11.624

0

0

 

– Wegverkeerlawaai

27.385

21.091

21.285

22.635

27.909

26.305

26.305

 

– Overige bijdrage medeoverheden

132

19

0

0

0

0

0

20.01.07

Bekostiging

893

1.321

874

874

874

1.141

1.141

 

Ontvangsten

427

0

0

0

0

0

0

20.01 Gezonde lucht en tegengaan geluidhinder

Budgetflexibiliteit

De uitgaven voor subsidies (zie hiervoor de subsidiebijlage), alsmede de bijdragen aan medeoverheden in het kader van met name de wettelijke taken inzake de sanering van het wegverkeerslawaai en het Nationaal Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit (NSL) zijn juridisch verplicht. De subsidies hebben een tijdshorizon. Van het opdrachtenbudget is het overgrote deel juridisch verplicht door lopende opdrachten in de sfeer van de uitvoering van met name de geluidsanering en van de steekproefcontroleprogramma’s.

Het niet juridisch verplichte deel van dit artikel wordt aangewend voor diverse (onderzoeks)opdrachten op de beleidsterreinen geluid en luchtkwaliteit.

20.01 Gezonde lucht en tegengaan geluidhinder

Toelichting op de financiële instrumenten

20.01.01 Opdrachten

Het Ministerie van IenM geeft uitvoerings- en onderzoeksopdrachten uit in het kader van verkeersemissies, geluidhinder en luchtkwaliteit. Op het gebied van verkeersemissies worden opdrachten verstrekt voor de uitvoering van steekproefcontroleprogramma’s door de Nederlandse Organisatie voor toegepast natuurwetenschappelijk onderzoek (TNO) inzake voertuigemissies. Ten aanzien van het beleidsterrein geluidhinder gaat het met name om de opdrachtverlening aan het Bureau Sanering Verkeerslawaai (BSV), dat namens het Ministerie van IenM zorg draagt voor de uitvoering van de geluidsanering voor gemeentelijke en provinciale infrastructuur.

20.01.02 Subsidies

Het Ministerie van IenM heeft in het verleden subsidies verstrekt in de aanschafkosten van nieuwe voertuigen, uitgerust met schone motoren, welke voldoen aan normen voor Euro-6 (taxi’s en bestelauto’s) respectievelijk Euro-VI (vrachtwagens en bussen). Op deze subsidies vinden nog tot en met 2015 betalingen plaats. Voorts worden subsidies verstrekt in de aanschafkosten van nieuwe, schonere bestelauto’s door ondernemers in grensgemeenten van NSL-gemeenten die een milieuzone voor bestelauto’s hebben ingevoerd.

20.01.03 Bijdragen aan agentschappen

Rijkswaterstaat (RWS)

De voornaamste werkzaamheden van RWS zijn de uitvoering van Infomil (centraal punt voor bundeling en verspreiding van milieu wet- en regelgeving), de monitoring van duurzame mobiliteit en ondersteunende werkzaamheden bij de uitvoering van milieuzones.

20.01.04 Bijdragen aan medeoverheden

De betalingen aan de provincies en gemeenten in het kader van het NSL hebben in de afgelopen jaren plaatsgevonden, in diverse tranches. De financiële afwikkeling en nabetaling van het restant van de toegezegde bijdragen is in 2018 voorzien.

Bij het onderdeel wegverkeerslawaai gaat het om de bijdragen aan provincies en gemeenten voor het uitvoeren van saneringsmaatregelen met betrekking tot geluidhinder door het verkeer.

20.01.07 Bekostiging

Jaarlijks bekostigt het Ministerie van IenM een deel van het milieuonderzoeksprogramma van Energieonderzoek Centrum Nederland (ECN) te Petten. Over de invulling van dit programma worden afspraken gemaakt met ECN, mede om te borgen dat het onderzoek en de resultaten dienstbaar zijn aan de beleidsontwikkeling en -onderbouwing door IenM.

Beleidsartikel 21: Duurzaamheid

Algemene Doelstelling

Bevorderen van de circulaire economie met als doelen het behouden van de natuurlijke hulpbronnen, zicht op de keten en gebruik van hulpbronnen buiten Nederland, het verbeteren van de voorzieningszekerheid van grondstoffen en het versterken van de Nederlandse economie.

Regisseren

Rollen en Verantwoordelijkheden

Duurzaamheid moet expliciet onderdeel uit gaan maken van afwegingen en besluiten van organisaties en individuen in Nederland. Om dit te bereiken worden belemmeringen weggenomen, instrumenten ontwikkeld en samenwerkingsverbanden georganiseerd met de maatschappelijke partners. De Minister is hierbij verantwoordelijk voor:

  • Een transitie naar een circulaire economie, door het vitaal houden van ons natuurlijk kapitaal, het verbeteren van de voorzieningszekerheid en het versterken van het verdienvermogen van de Nederlandse economie;

  • Samen met het Ministerie van Economische Zaken het ontwikkelen van instrumenten om de waarde van natuurlijk kapitaal tot uitdrukking te brengen in het economisch verkeer;

  • Het borgen van verduurzaming via wetgeving op nationaal en op internationaal niveau, bijvoorbeeld om ongewenste emissies van stoffen te kunnen voorkomen of door het marktaandeel van circulaire producten te verhogen;

  • Het met behulp van de minimumstandaarden in het Landelijk Afvalbeheerplan (LAP) verder realiseren van hoogwaardige afvalverwerking;

  • Het coördineren van beleid in Europees en in mondiaal verband om het internationale level playing field voor duurzaamheid te versterken;

  • Stellen van grenzen aan de uitputting en de aantasting van natuurlijke hulpbronnen. Dit gebeurt via generieke en brongerichte maatregelen ter versterking van de veerkracht van het natuurlijk kapitaal.

Stimuleren

Zowel producenten als consumenten moeten concrete stappen kunnen zetten naar een meer circulaire economie. Om dit te bereiken steunt IenM duurzame initiatieven in de samenleving. Daarom stimuleert de Minister in samenwerking met andere departementen door:

  • De verduurzaming van productketens waarbij bedrijven worden gestimuleerd om efficiënter om te gaan met grondstoffen, kringlopen verder te sluiten en meer waarde uit afval te halen. Hiertoe worden partijen gefaciliteerd via bijvoorbeeld aanpassing van regelgeving, Green Deals en ketenprojecten;

  • Het stimuleren van ketenpartijen om duurzaamheidscriteria te hanteren. Door het bieden van meer transparantie en vergelijkingsmogelijkheden kan duurzaamheid een integraal onderdeel uitmaken van ieders afwegingen en besluiten;

  • Samenwerking met andere organisaties om begrippen als «duurzaam consumeren» en «maatschappelijk verantwoord ondernemen» concreet en hanteerbaar te maken voor (kleine) bedrijven en burgers;

  • De aanschaf van milieuvriendelijke producten of bedrijfsmiddelen, zoals de productie van groen gas en van energie op daken en in kassen, wordt onder andere door middel van financiële stimulering (MIA20/VAMIL21 en Groen Beleggen) aantrekkelijk gemaakt;

  • Het stimuleren van duurzaam gebruik van het bodem- en watersysteem door concrete projecten op het gebied van groene functiecombinaties mogelijk te maken. Hiervoor wordt kennis en informatie over het duurzaam gebruik ter beschikking gesteld door ondermeer het ontwikkelen van de «Digitale Atlas van het Natuurlijk Kapitaal», worden beslissingsondersteunende instrumenten aangeboden aan bedrijven en overheden en worden voorbeeldprojecten ondersteund.

Tenslotte is de Minister van IenM verantwoordelijk voor het toezicht op en de handhaving van (een deel van) de wet- en regelgeving door de ILT op dit beleidsterrein (zie beleidsartikel 24 Handhaving en toezicht).

Indicatoren en kengetallen

Duurzame ontwikkeling kan op meerdere manieren inzichtelijk worden gemaakt. Wat betreft duurzaamheid in de Nederlandse samenleving zijn kengetallen te vinden in de Monitor Duurzaam Nederland (MDN) 2014 van het CPB, PBL, SCP en CBS, en in de CBS rapportage Green growth in the Netherlands 2011. In 2014 zijn aan de MDN ook indicatoren toegevoegd die meer gericht zijn op groene groei. Onderstaande grafiek laat kengetallen zien met betrekking tot de hoogwaardigheid van afvalverwerking.

Ontwikkeling in aanbod en toepassing van afval

Ontwikkeling in aanbod en toepassing van afval

Bron: LAP en RWS Leefomgeving.

Toelichting bij de grafiek:

In januari 2015 is mede op basis van de evaluatie LAP 1 en LAP 2 de tweede wijziging van het Landelijk Afvalbeheerplan (LAP) 2009–2021 van kracht geworden. In dat plan zijn nieuwe kwantitatieve en kwalitatieve doelen geformuleerd. De figuur laat verschillende prognoses uit het verleden zien van het afvalaanbod. Ook is het werkelijk afvalaanbod weergegeven. Het verschil tussen de drie afvalaanbodlijnen en de lijn «Werkelijke afvalhoeveelheid» geeft aan hoeveel preventie is bereikt. Verder is in de grafiek te zien hoeveel afval nuttig is toegepast (recycling + inzet van afval als brandstof), is verbrand als vorm van verwijdering en is gestort. Er zijn in het LAP, en dus bij dit kengetal, alleen (tussen)doelen voor de jaren 2015 en 2021 geformuleerd. Dat komt met name vanwege de verschillende looptijden tussen het treffen van maatregelen en het effect daarvan.

Beleidswijzigingen

Om de transitie naar een circulaire economie te versnellen is een internationale aanpak onmisbaar. Dit is een van de aanbevelingen uit de recente beleidsevaluatie LAP 1 en 2 waarin wordt aanbevolen om het beleid meer Europees af te stemmen. Dit doet het kabinet door proactieve inbreng richting de Europese Commissie en de aangekondigde nieuwe mededeling circulaire economie. Het kabinet wil het Nederlandse EU voorzitterschap van 2016 gebruiken om de Nederlandse visie op en ervaringen met thema’s als behoud van vitaal natuurlijk kapitaal, ketenaanpak, duurzame handel en verbreding van het productenbeleid uit te dragen. Het doel hiervan is om een gezamenlijke aanzet voor Europees beleid te realiseren.

Daarnaast zet het kabinet zich ook in bij het internationaal verbinden van NGO’s en bedrijven voor het verduurzamen van ketens, bijvoorbeeld door het internationaal opschalen van onze Green Dealaanpak.

Tot slot neemt Nederland samen met Duitsland, België en het Verenigd Koninkrijk het initiatief tot een grondstoffenrotonde voor het Noordzeegebied (North Sea Resources Roundabout). Hierbij wordt gezocht naar afstemming in de interpretatie van en toezicht op regelgeving. Een grotere zekerheid rondom de status van een grondstof en het transport er van, leidt niet alleen tot meer handel, maar ook tot meer bedrijfszekerheid waardoor er meer innovatieve investeringen in de circulaire economie loskomen.

Budgettaire gevolgen van beleid

art 21. Duurzaamheid (x € 1.000)
   

2014

2015

2016

2017

2018

2019

2020

Verplichtingen

18.650

23.781

21.842

20.888

21.596

18.669

18.672

Uitgaven:

18.420

22.508

23.564

20.888

21.596

18.669

18.672

Waarvan juridisch verplicht

   

87%

       

21.01

Afval en duurzaamheidagenda

0

0

0

0

0

0

0

21.02

Preventie en milieugebruiksruimte

0

0

0

0

0

0

0

21.03

Ecosystemen en landbouw

0

0

0

0

0

0

0

21.04

Duurzaamheidsinstrumentarium

753

1.486

1.164

1.658

1.632

1.042

1.042

21.04.01

Opdrachten

559

1.298

969

1.463

1.437

847

847

21.04.03

Bijdrage aan agentschappen

194

188

195

195

195

195

195

 

– waarvan bijdrage aan RWS

194

188

195

195

195

195

195

21.05

Duurzame Productketens

12.522

17.208

18.118

14.954

15.700

13.363

13.366

21.05.01

Opdrachten

5.769

8.136

12.418

9.812

10.624

8.315

8.318

21.05.02

Subsidies

1.660

1.601

582

520

520

520

520

21.05.03

Bijdrage aan agentschappen

5.093

7.471

5.118

4.622

4.556

4.528

4.528

 

– waarvan bijdrage aan RWS

5.093

7.471

5.118

4.622

4.556

4.528

4.528

21.06

Natuurlijk kapitaal

5.145

3.814

4.282

4.276

4.264

4.264

4.264

21.06.01

Opdrachten

3.217

1.607

1.975

2.153

2.184

2.184

2.184

21.06.02

Subsidies

631

0

359

359

359

359

359

21.06.03

Bijdrage aan agentschappen

1.297

2.207

1.948

1.764

1.721

1.721

1.721

 

– waarvan bijdrage aan RWS

1.297

2.207

1.948

1.764

1.721

1.721

1.721

 

Ontvangsten

72

0

0

0

0

0

0

Artikel 21

Belastinguitgaven (x € mln)

2014

2015

2016

2017

2018

2019

2020

Verlaging lastendruk op ondernemingen

             

VAMIL

25

38

40

40

40

40

40

Milieu-investeringsaftrek (MIA)

58

92

97

97

99

99

99

Verlaging lastendruk op arbeid

             

Verlaging fiscale bijtelling IB (zeer) zuinige auto's

585

658

601

505

494

480

575

Verlaging lastendruk op inkomsten uit vermogen

           

Vrijstelling groen beleggen forfaitair rendement

53

55

56

57

58

59

61

Heffingskorting groen beleggen

34

35

36

37

37

38

39

Energiebelasting

             

Teruggaaf kerkgebouwen

9

9

10

10

11

11

12

Teruggaaf non-profit

22

24

25

26

27

28

29

Vrijstellingen grootverbruik

3

2

2

2

2

2

2

Bron: Bijlage 5 van de Miljoenennota 2016

21.04 Duurzaamheidsinstrumentarium

Budgetflexibiliteit

De agentschapsbijdragen zijn volledig juridisch verplicht en hebben een structureel karakter.

Van het opdrachtenbudget is het overgrote deel juridisch verplicht als gevolg van doorlopende opdrachten. Meer specifiek betreft het opdrachten die betrekking hebben op de uitvoering van wettelijke taken onder andere door RWS in het kader van de uitvoering van het afvalbeleid.

Het niet juridisch verplichte deel van dit artikel wordt aangewend voor diverse (onderzoeks)opdrachten op het beleidsterrein duurzaamheidsinstrumentarium.

21.05 Duurzame productketens

Productketens worden onderzocht met het oog op de gevolgen van de winning, verwerking en het (her)gebruik van grondstoffen. Actie- en resultaatgerichte samenwerking in ketens en in de «gouden driehoek» (onderzoekers, ondernemers en overheid) wordt ondersteund om te komen tot een circulaire economie gericht op het maximaliseren van de herbruikbaarheid van producten en grondstoffen en het minimaliseren van waardevernietiging.

21.05.01 Opdrachten

De opdrachten hebben betrekking op uitvoering van wettelijke taken op het gebied van het afvalbeleid (onder andere de uitvoering van het LAP). Daarnaast worden opdrachten geboekt voor de uitvoering van VANG en projecten ter verduurzaming van ketens in het kader van de circulaire economie. Dit betreft vooral de ketens: fosfaat, kunststof, voedsel, textiel, beton, hout en elektronica, alsmede sectoren met een grote milieudruk zoals landbouw en bouw.

Verder zullen er opdrachten rondom fiscale stimulering, de regelingen MIA, VAMIL en Groen Beleggen worden verstrekt die bijdragen aan het vergroenen van het belastingstelsel.

21.05.02 Subsidies

Hier is een budget geraamd voor subsidieverlening in het kader van voorlichting aan burgers over duurzame handelingsperspectieven en ondersteuning van bedrijven bij verduurzaming van productieprocessen. Daarnaast is er budget geraamd voor de subsidieverlening in het kader van het ontwikkelen, beheren en toetsen van transparante duurzaamheidscriteria.

21.05.03 Bijdragen aan agentschappen

Dit betreft de bijdrage aan RWS voor de capaciteitsinzet in het kader van de uitvoering van het beleid op het gebied van afval, grondstoffen en productketens

21.06 Natuurlijk kapitaal

Ecosystemen zijn van groot belang voor het voortbestaan van de mens, onder andere door de levering van voedsel, van water en een schone leefomgeving. In stand houden en verbeteren van de vitaliteit van het «natuurlijk kapitaal» maakt het mogelijk om goederen, diensten of ecosysteemfuncties duurzaam te kunnen benutten.

21.06.01 Opdrachten

Het betreft hier opdrachten voor de ontwikkeling van criteria voor duurzaamheid van onder andere biomassa en voor de waardering van ecosystemen.

21.06.02 Subsidies

Subsidies hebben betrekking op het honoreren van incidentele aanvragen die voor de ontwikkeling van het beleid van het duurzaam gebruik van ecosystemen bevorderlijk kunnen zijn. Per aanvraag zal een beoordeling op relevantie plaatsvinden.

21.06.03 Bijdragen aan agentschappen

Dit betreft de bijdrage aan RWS voor de capaciteitsinzet in het kader van de uitvoering van het beleid op het gebied van natuurlijk kapitaal.

Beleidsartikel 22: Omgevingsveiligheid en milieurisico’s

Algemene Doelstelling

Mens en milieu beschermen tegen maatschappelijk onaanvaardbaar geachte veiligheid-, milieu- en gezondheidsrisico’s.

Regisseren

Rollen en Verantwoordelijkheden

De Minister is verantwoordelijk voor de integrale kaderstelling rond activiteiten die risico’s kunnen veroorzaken voor het milieu en de gezondheid van de mens. Deze regisserende rol komt naar voren in:

  • De normstelling en regels waaraan bedrijven en overheden zich bij de uitoefening van hun activiteiten moeten houden. Dit beschermingsniveau wordt bij voorkeur op Europees of internationaal niveau vastgelegd en zonder «nationale kop» geïmplementeerd, waardoor een level playing field bereikt wordt. De veiligheid van mens en milieu bij handelingen met genetisch gemodificeerde organismen (GGO’s), bij de ontwikkeling en implementatie van regelgeving op het gebied van chemische stoffen (REACH) en bestrijdingsmiddelen (Biocidenverordening, Wet gewasbeschermingsmiddelen en biociden), bij risicovolle bedrijven en bij het transport van gevaarlijke stoffen (water, rail, buisleidingen en weg) zijn voorbeelden waarbij dit in de vorm van wet- en regelgeving gebeurt. Voor deze dossiers geldt dat Nederland een actieve bijdrage levert aan de Europese processen die leiden tot verdere verbetering van deze internationale (voornamelijk Europese) regels.

  • Waar Europese regels (deels) ontbreken, of lidstaatspecifieke implementatie vereisen, of waar specifieke omstandigheden in Nederland het stellen van regels voor de veiligheid van de omgeving noodzakelijk maken, wordt in dialoog met stakeholders gezocht naar een optimum tussen de te bereiken doelen (en dus baten in termen van milieu en gezondheidswinst) en de lasten die deze regels veroorzaken. Dit is onder meer aan de orde bij de regelgeving rond buisleidingen, risicovolle bedrijven en basisnet vervoer gevaarlijke stoffen waarmee een balans wordt gezocht tussen de belangen van vervoer, ruimte en veiligheid. Voorts is dit aan de orde bij de beleidsontwikkeling ten behoeve van de veilige toepassing voor mens en milieu van nieuw technologieën, zoals nanotechnologie en synthetische biologie. Het is ook aan de orde bij het gebruik van gewasbeschermingsmiddelen buiten de landbouw. Hier wordt, binnen de grenzen van Europese regelgeving, een balans gezocht tussen bescherming van mensen in de openbare ruimte en de wens overlast door onkruid te bestrijden. Een ander voorbeeld is het verbod op asbestdaken dat in 2016 in werking treedt en in 2024 van kracht zal zijn. In Nederland vormen asbestdaken de belangrijkste bron van verspreiding van asbestvezels in de leefomgeving.

  • De reductie van administratieve lasten voor bedrijven en het terugdringen van het aantal regels door de vereenvoudiging van de bestaande wet- en regelgeving. Het Activiteitenbesluit, dat bij de inwerkingtreding van de Omgevingswet daarin opgaat, is hiervan het belangrijkste voorbeeld. Dit besluit is er onder meer op gericht de vergunningplicht te vervangen door algemene regels. Reductie van de regeldruk wordt ook nagestreefd door een betere kwaliteit van vergunningverlening, toezicht en handhaving. Deze taken worden door 29 Omgevingsdiensten (OD’s) uitgevoerd, waarbij zes OD’s een specialisatie in BRZO22– taken hebben. Tegengaan van lastendruk is ook een centrale invalshoek bij het transport van gevaarlijke stoffen. Om die reden stelt Nederland geen hogere eisen aan verpakkingen en voer- of vaartuigen dan in de relevante internationale verdragen is vastgelegd, conform de EU-Kaderrichtlijn Transport Gevaarlijke Stoffen. Wel vervult Nederland een trekkersrol bij het komen tot internationale afspraken op voor Nederland belangrijke onderwerpen, zoals crashbuffers en druppellekkage bij het vervoer van gevaarlijke stoffen via het spoor.

  • Het ontwikkelen van een integraal afwegingskader veiligheid dat behulpzaam is bij besluitvorming inzake activiteiten die veiligheid-, milieu- en gezondheidsrisico’s met zich mee kunnen brengen.

  • Het verlenen van vergunningen met als doel bescherming van mens en milieu voor activiteiten met GGO’s.

  • Het verlenen van vergunningen voor een beperkt aantal bedrijven met een verhoogd risico voor de externe veiligheid in Caribisch Nederland.

Stimuleren

Het is primair de verantwoordelijkheid van bedrijven die risico’s voor mens en milieu veroorzaken om deze risico’s te identificeren en te voorkomen of te beperken. Dit geldt ook voor overheden die, bijvoorbeeld in de ruimtelijke ordening, keuzes maken die invloed hebben op veiligheid en risico’s. De Minister stimuleert:

  • Het in beeld (doen) brengen van bestaande of nieuwe risicosituaties en het vermijden of beperken hiervan. Dit geschiedt door inventarisaties van deze risico’s en het stimuleren van de aanpak daarvan, door het in beeld brengen van de risico’s van nieuwe technologieën zoals het gebruik van nanomaterialen en synthetische biologie, het volgen van nieuwe wetenschappelijke inzichten op het gebied van hormoonverstoring en gecombineerde blootstelling aan stoffen en door het ontwikkelen van beleid ten aanzien van onzekere risico’s zoals bij elektromagnetische velden. De eigen verantwoordelijkheid van bedrijven en andere overheden is daarbij een belangrijk anker, onder andere door openheid te geven ten aanzien van feitelijke risico’s. De Risicokaart (in overleg met het Ministerie van Veiligheid en Justitie ontwikkeld) en de Atlas Leefomgeving zijn hiervan voorbeelden. Op basis van deze informatie kunnen burgers nagaan hoe het is gesteld met de kwaliteit van hun directe leefomgeving. Het landelijk asbestvolgsysteem voorziet alle ketenpartijen van de nodige informatie. Het verbod op asbestdaken gaat per 2024 in. Om de sanering tijdig op gang te brengen wordt dit verbod begeleid door een subsidieregeling die in 2016 in zal gaan. Hiermee moet worden voorkomen dat er rond 2023 een capaciteitsprobleem ontstaat bij de inventarisatie- en verwijderingbedrijven en dat er een handhavingprobleem ontstaat in 2024.

  • Het nemen van maatregelen ter bescherming van mens en maatschappij tegen moedwillige verstoring van onderdelen van de vitale infrastructuur door te bevorderen dat de risico’s op moedwillige verstoring (bijvoorbeeld terroristische aanslagen) worden geïdentificeerd en waar mogelijk beperkt. Het betreft hier onder andere chemische bedrijven en buisleidingen.

  • Het bevorderen van een continue verbetering van de externe veiligheid, bijvoorbeeld met behulp van het instrument van de safety deals.

Verder is de Minister verantwoordelijk voor het toezicht op en de handhaving van (een deel van) de wet- en regelgeving door de ILT op dit beleidsterrein (zie beleidsartikel 24 Handhaving en toezicht).

Indicatoren en Kengetallen

Veiligheid en veiligheidsbeleving zijn niet eenvoudig objectief te meten. Het streven is gericht op het voorkomen van onveiligheid: vermeden onveilige situaties laten zich niet tellen. Bovendien geeft het Rijk hier veelal instrumenten aan anderen om hun eigen verantwoordelijkheid te nemen zodat de daadwerkelijke implementatie lokaal plaatsvindt.

Op dit terrein worden daarom de volgende kwantitatieve kengetallen gehanteerd:

  • REACH:

    In het kader van de Europese stoffenregelgeving (REACH) en de Biocideverordening worden stoffen beoordeeld en waar nodig van maatregelen voorzien (autorisatie, restrictie). Nederland levert een bijdrage aan dat proces, waarbij de Nederlandse inzet wordt bepaald door de eerder ontwikkelde beleidsprioriteringscriteria en de mate waarin de betreffende stof voor Nederland zorgen oplevert, of hier geproduceerd of gebruikt wordt. Onderstaande tabel geeft aan wat de realisatie is in 2014 bij deze producten van het Europese systeem en wat naar verwachting de Nederlandse inbreng is in 2015 en 2016. Daarbij betreft de Nederlandse bijdrage, naast het zelf inbrengen van dossiers, ook het actief becommentariëren van door andere lidstaten ingebrachte dossiers.

Tabel resultaten EU REACH in 2014, 2015 en 2016
   

Realisatie 2014

Geraamd 20151

Geraamd 20162

   

NL inbreng

Hele EU3

NL inbreng

Hele EU 3

NL inbreng

Hele EU3

1

Beoordelingen ontwerpbesluiten ECHA t.a.v. registratiedossiers en testvoorstellen van Europese bedrijven

150

393

100

360

100

375

2

Door Nederland uitgevoerde en becommentarieerde stofevaluaties 1)

14 (3)

50

20 (3)

50

30 (3)

45

3

Door Nederland ingediende en becommentarieerde RMO-analyses en informatieverzoeken 2)

17 (5)

nvt

6 (12)

nvt

6 (12)

nvt

4

Door Nederland ingebrachte en becommentarieerde Annex XV dossiers t.a.v. zeer ernstige zorgstoffen 3)

14 (0, 3)

14

3 (20)

50

3 (20)

50

5

Door Nederland ingebrachte en becommentarieerde restrictiedossiers 4)

4

6

1 (6)

9

1 (6)

9

6

Door Nederlandse ingebrachte en becommentarieerde voorstellen voor geharmoniseerde classificatie & labelling 5)

51 (2)

40

40 (7)

60

40 (7)

60

7

Behandelde vragen door de REACH helpdesk

396

nvt

400–500

nvt

400–500

nvt

X Noot
1

Bron: Werkprogramma Bureau REACH 2015.

X Noot
2

Bron: ECHA’s «baseline figures for 2014–2018 (Annex 3)».

X Noot
3

Het aantal dossiers dat in de Europese Unie is ingebracht.

Toelichting:

Ad 1) Onder stofevaluaties vallen ook de transitiedossiers van de voormalige wetgeving voor nieuwe stoffen (67/548EEG) en bestaande stoffen (793/93/EG), de zogenaamde Notification Of New Substances (NONS) dossiers en Persistent Bioaccumulative and Toxic (PBT)-dossiers. Het getal tussen haakjes geeft aan hoeveel stofevaluaties door Nederland worden uitgevoerd.

Ad 2) Met tussen haakjes de door NL in te dienen Risk Management Options (RMO)-analyses.

Ad 3) Nederland levert in 2015 en 2016, naast de zelf in te dienen Substance of Very High Concern (SVHC) dossiers, op alle door andere lidstaten en European Chemicals Agency (ECHA) in te dienen SVHC dossiers commentaar. De getallen tussen haakjes geven het aantal Nederlandse dossiers weer.

Ad 4) Met tussen haakjes het door Nederland ingediende restrictiedossier.

Ad 5) In de tabel is het totale aantal door Nederland ingediende dan wel becommentarieerde CLH (Classification and Labelling Harmonisation) stoffen opgenomen. Onder becommentariëring vallen zowel reacties op publieke consultatie (2014: 13), reacties op ontwerp opinies (2014: 23) van het RAC als rapporteurschappen (2014: 15) van de Nederlandse leden van het Committee for Risk Assessment (RAC). Reacties op publieke consultatie en ontwerp opinie kunnen volgtijdelijk voor hetzelfde dossier worden ingediend, vandaar dat deze aantallen die van de hele EU overstijgen. Tussen haakjes is het aantal door Nederland ingediende dossiers weergegeven.

  • Bevt en Bevi:

    Het aantal (opgeloste) kwetsbare objecten binnen veiligheidszones met betrekking tot externe veiligheid (transport en inrichtingen). Bij het basisnet is door de genomen maatregelen het aantal knelpunten gereduceerd tot 42 woningen, waarvoor een milde saneringsregeling geldt (Bevt, Besluit externe veiligheid transportroutes). Voor het uitvoeren van deze saneringsregeling is een periode van vijf jaar genomen. Bij de inwerkingtreding van het Bevi (Besluit externe veiligheid inrichtingen) in 2004 was er sprake van 65 saneringssituaties. Ultimo 2014 was de stand van zaken dat er in twaalf gevallen sprake is van een achterstand bij de sanering. Er zijn procedures in gang gezet om te komen tot sanering van alle situaties. Dit zal naar verwachting er toe leiden dat in 2016 alle situaties zijn gesaneerd.

  • GGO’s:

    Aantal verleende vergunningen per jaar, met het percentage daarvan dat onder de grens van verwaarloosbaar risico is gerealiseerd. Het aantal vergunningen dat in 2015 wordt verleend is nog niet goed in te schatten aangezien per 1 maart 2015 het Besluit «GGO 2013» in werking is getreden waarin een meldingsysteem wordt geïntroduceerd naast het al bestaande, maar door het Besluit aangepaste, systeem van vergunningen. In de loop van 2016 zullen de eerste kengetallen worden opgeleverd.

  • Majeure risicobedrijven:

    Jaarlijks rapporteert de Staatssecretaris aan de Tweede Kamer de Staat van de Veiligheid bij de majeure risicobedrijven. De Staat van de Veiligheid majeure risicobedrijven schetst vanuit een breed perspectief een beeld van de veiligheidssituatie van de majeure risicobedrijven in Nederland. Met deze benadering wordt vanuit verschillende invalshoeken het beeld over de veiligheid bij deze groep bedrijven losgekoppeld van de individuele casuïstiek bij bedrijven. Op basis van een jaarlijks terugkerende rapportage kunnen tevens trends en ontwikkelingen over de veiligheid bij de majeure risicobedrijven zichtbaar worden en waar nodig specifieke sturingsmaatregelen worden genomen. De eerste rapportage is in 2014 verschenen, in 2015 zal de Staat van de Veiligheid na de zomer aan de Kamer worden gezonden. De Staat van de Veiligheid majeure risicobedrijven is een monitoringsinstrument voor de stelselverantwoordelijke departementen (IenM, VenJ en SZW).

Beleidswijzigingen

In 2016 wordt verder gewerkt aan het bevorderen van een verbetering van de omgevingsveiligheid, onder meer door het stimuleren van de kwaliteit bij de uitvoering van het omgevingsveiligheidsbeleid. In het met de andere overheden in de jaren 2015–2018 uit te voeren programma Impuls Omgevingsveiligheid (IOV) wordt in 2016 en 2017 een extra impuls gegeven aan het omzetten van de Publicatiereeks Gevaarlijke Stoffen (PGS) in een PGS Nieuwe Stijl (duidelijker governance gebaseerd op risicomethodiek), zodat hiervan gebruik gemaakt kan worden in het nog op te stellen Besluit Activiteiten Leefomgeving (BAL), één van de vier Algemene Maatregelen van Bestuur van het wetsvoorstel Omgevingswet. Daarnaast zal in 2016 de regeling «Safety Deals» van kracht zijn, op basis waarvan initiatieven van het bedrijfsleven en de overheden op het terrein van het creëren van een duurzame veiligheidscultuur bij bedrijven concreet worden opgepakt en uitgevoerd.

Het (Europese) beleid ten aanzien van nieuwe risico’s, bijvoorbeeld op het vlak van nanotechnologie, hormoonverstorende stoffen en synthetische biologie is nog in ontwikkeling. Het accentueren van het gezondheidsaspect in het milieubeleid moet helpen om op termijn te komen tot een omgevingskwaliteit die bijdraagt aan een goede gezondheid. Omgevingsfactoren vormen een significante oorzaak van de gezondheidslast (circa 5%, schatting PBL 2014). Het beleid blijft daarom gericht op het wegnemen van al bekende knelpunten, zoals te verbeteren luchtkwaliteit, maar verkent ook de noodzaak om andere en nieuwe, onzekere risico’s voor de gezondheid aan te pakken, zoals de cumulatie van blootstelling aan chemische stoffen. Dat laatste vereist allereerst een goede signalering van mogelijke risico’s, en een weloverwogen analyse en beoordeling daarvan. De aanzet die, samen met het RIVM, voor dat signaleringssysteem is gemaakt zal in 2016 worden vervolgd en verbeterd. De Gezondheidsraad heeft in 2015 een eerste analyse gegeven voor een afwegingskader. Dit kader moet helpen te bepalen welk van die signalen in beleid moeten worden vertaald. In 2016 zal het door de Gezondheidsraad opgestelde afwegingskader met een beleidsappreciatie aan de Tweede Kamer worden gezonden.

De Europese aanpassing van de GGO-regelgeving ten aanzien van de vrijheid voor lidstaten om het gebruik van tot de Europese Unie toegelaten genetisch gemodificeerde gewassen al dan niet op het eigen grondgebied alnog op andere gronden dan veiligheid voor mens, dier en milieu te beperken dan wel te verbieden zal mogelijk in 2016 worden besproken op Europees niveau. Daarnaast zal in 2016, en het daaropvolgend jaar, de Europese evaluatie van het EU veiligheidsbeleid ten aanzien van biotechnologie op de agenda staan.

Bij de beperking van de risico’s van stoffen ligt de focus in 2016 en volgende jaren op de implementatie van Europese regelgeving. Hierbij is de inzet dat deze regelgeving op punten wordt verduidelijkt om nieuwe risico’s beter te adresseren. Uit een onderzoek in 2013 bleek dat met name MKB bedrijven problemen ondervinden. Daarom is in 2014 een project samen met het bedrijfsleven uitgevoerd om verbeteringsmogelijkheden te identificeren. Begin 2015 is het rapport hierover gepubliceerd (Kamerstukken II, 2014–2015, 21 501–08, nr. 548) en in het najaar 2015 zal over de voortgang worden gerapporteerd aan de Tweede Kamer. In 2016 zullen de ingezette acties worden voortgezet en zal worden bezien tot welke resultaten deze hebben geleid.

In 2015 is een start gemaakt met een blootstellingonderzoek rond omwonenden van teelten met een intensief gebruik van gewasbeschermingsmiddelen, te beginnen met bollenvelden. Dit onderzoek moet kennis opleveren over de vraag in hoeverre omwonenden blootgesteld worden aan (toegelaten) gewasbeschermingsmiddelen. Het blootstellingonderzoek rondom bollenvelden loopt tot en met 2018. In 2016 zal het verbod op het gebruik van gewasbeschermingsmiddelen op verhardingen voor iedereen geëffectueerd worden. In 2017 zal het professioneel gebruik van gewasbeschermingsmiddelen buiten de landbouw op overige terreinen niet meer mogelijk zijn, behoudens enkele uitzonderingen. Het gebruik door particulieren zal sterk teruggedrongen worden. De verplichting voor de glastuinbouw om afvalwater te zuiveren (gewasbeschermingsmiddelen) wordt in regelgeving vastgelegd die 1 januari 2018 van kracht zal zijn.

In vervolg op in 2014 gezette stappen inzake een verkenning in hoeverre de biobased economy benut kan worden voor het verminderen van het gebruik van zeer zorgwekkende stoffen, is in 2015 bezien of deze inventarisatie concreet vervolg kan krijgen. De eventuele vervolgstappen uit deze analyse worden in 2016 en volgende jaren uitgevoerd. Het gaat hier, per definitie, om vrijwillige bovenwettelijke stappen waar het bedrijfsleven zelf de handschoen oppakt.

Ter ondersteuning van het verbod per 2024 op asbestcementdaken en -gevelplaten is vanaf 2016 een subsidieregeling van kracht op basis waarvan de maatschappelijke kosten die de verwijdering van asbestdaken met zich meebrengt worden verlaagd. Deze regeling is bedoeld om de verwijdering van de asbestdaken in de eerste jaren te stimuleren, zodat de uitvoering over de volledige beschikbare periode zal plaats vinden en het risico wordt verkleind dat eind 2023 niet alle asbestdaken zijn verwijderd. Voor deze regeling en de uitvoering daarvan is in het startjaar 2016 in totaal € 10 miljoen beschikbaar.

Binnen het vuurwerkbeleid wordt een volgende stap gezet met het verbieden van een aantal vuurwerkproducten (babypijltjes, Romeinse kaarsen), omdat deze aanleiding zijn voor veel letsel.

Budgettaire gevolgen van beleid

art. 22 Omgevingsveiligheid en milieurisico's (x € 1.000)
   

2014

2015

2016

2017

2018

2019

2020

Verplichtingen

15.965

35.389

33.309

52.795

52.807

59.173

65.687

Uitgaven:

18.549

31.654

34.012

52.711

53.142

59.508

66.022

Waarvan juridisch verplicht

   

97%

       

22.01

Veiligheid chemische stoffen

6.784

11.125

7.620

7.133

6.701

5.725

5.726

22.01.01

Opdrachten

5.313

2.131

4.574

4.636

4.629

3.431

3.432

 

– Veiligheid en gezondheid

3.675

885

557

436

829

631

631

 

– Overige opdrachten

1.638

1.246

4.017

4.200

3.800

2.800

2.801

22.01.02

Subsidies

370

6.440

973

600

175

175

175

 

– NANoREG

270

6.165

698

425

0

0

0

 

– Overige subsidies

100

275

275

175

175

175

175

22.01.03

Bijdrage aan agentschappen

1.101

2.554

2.073

1.897

1.897

1.739

1.739

 

– waarvan bijdrage aan RWS

1.101

2.554

2.073

1.897

1.897

1.739

1.739

22.01.05

Bijdragen aan internationale organisaties

0

0

0

0

0

380

380

22.02

Veiligheid biotechnologie

509

2.679

3.602

3.070

3.000

2.870

2.870

22.02.01

Opdrachten

509

2.679

3.602

3.070

3.000

2.770

2.770

22.02.05

Bijdragen aan internationale organisaties

0

0

0

0

0

100

100

22.03

Veiligheid bedrijven en transport

11.256

17.850

22.790

42.508

43.441

50.913

57.426

22.03.01

Opdrachten

4.030

1.109

5.587

23.723

22.864

28.327

30.829

 

– Omgevingsveiligheid

506

170

1.537

15.812

15.812

21.000

20.353

 

– Buisleidingen

272

230

2.263

5.185

3.235

3.453

6.702

 

– Overige opdrachten

3.252

709

1.787

2.726

3.817

3.874

3.774

22.03.02

Subsidies

3.506

6.106

10.490

12.490

15.381

17.873

21.884

 

– Asbest en safety deals

2.996

2.472

10.000

12.000

15.091

17.583

21.594

 

– Overige subsidies

510

3.634

490

490

290

290

290

22.03.03

Bijdrage aan agentschappen

3.085

4.059

3.707

3.289

2.190

1.707

1.707

 

– waarvan bijdrage aan RWS

3.085

4.059

3.707

3.289

2.190

1.707

1.707

22.03.04

Bijdragen aan medeoverheden

635

6.042

0

0

0

0

0

 

– Bijdragen asbestsanering

0

5.967

0

0

0

0

0

 

– Bijdragen programma Externe Veiligheid

635

75

0

0

0

0

0

 

– Overige bijdragen aan medeoverheden

0

0

0

0

0

0

0

22.03.05

Bijdragen aan internationale organisaties

0

0

0

0

0

0

0

22.03.09

Inkomensoverdrachten

0

534

3.006

3.006

3.006

3.006

3.006

 

Ontvangsten

1.543

12.922

928

675

250

250

250

Extracomptabele verwijzingen

Extracomptabele verwijziging naar artikel 18.06 Externe Veiligheid van het Infrastructuurfonds (x € 1.000)
   

2016

2017

2018

2019

2020

Bijdrage uit artikel 26 van Hoofdstuk XII aan artikel 18.06 Externe Veiligheid van het Infrastructuurfonds

2.005

1.996

1.000

865

763

Andere ontvangsten van artikel 18.06 Externe Veiligheid van het Infrastructuurfonds

0

0

0

0

0

Totale uitgaven op artikel 18.06 Externe Veiligheid van het Infrastructuurfonds

2.005

1.996

1.000

865

763

waarvan

           

18.06

Externe veiligheid

2.005

1.996

1.000

865

763

22.01 Veiligheid chemische stoffen

Budgetflexibiliteit

De uitgaven voor subsidies en de agentschapbijdragen zijn volledig juridisch verplicht. De subsidies hebben een tijdshorizon. Van het opdrachtenbudget is het overgrote deel juridisch verplicht als gevolg van doorlopende opdrachten. Meer specifiek betreft het opdrachten in de sfeer van wettelijke taken inzake het (inter)nationale stoffenbeleid alsmede de vergunningverlening daaromtrent, het NANoREG-programma en het (interdepartementale) meerjaren programma Gezondheidsrisico’s straling zendmasten (elektromagnetische velden).

Het niet juridisch verplichte deel van dit artikelonderdeel heeft met name betrekking op het uitvoeren van de programma’s REACH en het programma Gezondheid in het milieubeleid (GiM).

22.02 Veiligheid biotechnologie

Van het opdrachtenbudget is het overgrote deel juridisch verplicht als gevolg van doorlopende opdrachten. Meer specifiek betreft het opdrachten in de sfeer van risicobeoordelingen, risicobeheersing, monitoring en vergunningverlening van Genetisch Gemodificeerde Organismen (GGO).

Het niet juridisch verplichte deel van dit artikelonderdeel wordt aangewend voor uitgaven in het kader van de modernisering veiligheid biotechnologie.

22.03 Veiligheid bedrijven en transport

De uitgaven voor inkomensoverdrachten en de agentschapbijdragen zijn volledig juridisch verplicht. Van het opdrachtenbudget en het subsidiebudget is het overgrote deel juridisch verplicht als gevolg van doorlopende opdrachten. Meer specifiek betreft het opdrachten en subsidies in de sfeer van (wettelijke) taken inzake externe veiligheid, de vergunningverlening (veiligheid inrichtingen) en basisnetten. De subsidies hebben een tijdshorizon.

Het niet juridisch verplichte deel van dit artikelonderdeel wordt voor een deel aangewend voor uitgaven in het kader van de modernisering van het omgevingsveiligheidsbeleid.

22.01 Veiligheid chemische stoffen

Toelichting op de financiële instrumenten

22.01.01 Opdrachten

In dit kader worden opdrachten verstrekt aan de Gezondheidsraad voor de uitvoering van wettelijke taken op het gebied van asbest, chemische stoffen en externe veiligheid. Daarnaast worden hier opdrachten verstrekt voor het meerjarig onderzoekprogramma elektromagnetische velden (EMV) en de uitvoering van EU-regelgeving ten aanzien van kankerverwekkende stoffen in relatie tot andere overheden (vergunningverlening). Voorts worden opdrachten verstrekt voor de uitvoering van taken op de gebieden «veiligheid en gezondheid» (asbest) en «nieuwe risico’s en security» (nanotechnologie en synthetische biologie).

22.01.02 Subsidies

De subsidies hebben betrekking op het gebied van een asbestveilige agro-sector, de bijdrage aan het Platform EMV en de bijdrage van de Europese Commissie (EC) voor de coördinatie van het EU-project NANoREG uit het zevende kaderprogramma voor onderzoek van de EC.

22.01.03 Bijdragen aan agentschappen

Dit betreft de bijdrage aan RWS voor voornamelijk de capaciteitsinzet in het kader van de uitvoering van Infomil (centraal punt voor bundeling en verspreiding van milieu wet- en regelgeving) op het beleidsonderwerp «asbest». Daarnaast wordt veel inzet geleverd voor de implementatie en verdere ontwikkeling van het landelijk asbest volgsysteem (LAVS).

22.02 Veiligheid biotechnologie
22.02.01 Opdrachten

Ter uitvoering van de wettelijke taak wordt jaarlijks een opdracht verstrekt aan de Commissie Genetische Modificatie (COGEM) voor het maken van beoordelingen inzake risico’s verbonden aan werkzaamheden met genetisch gemodificeerde organismen en het adviseren over maatregelen risicobeheersing en monitoring die bij de uitvoering van werkzaamheden met GGO’s kunnen worden toegepast. Ook jaarlijks wordt aan het Bureau Genetisch Gemodificeerde Organismen (Bureau GGO) een opdracht verstrekt ten behoeve van de vergunningverlening voor werkzaamheden met genetisch gemodificeerde organismen die beoordeeld moeten worden op de risico’s voor mens en milieu. Daarnaast worden in dit kader van vergunningverlening opdrachten verstrekt voor onderzoek en beleidsontwikkeling toetsingscriteria nieuwe GGO’s.

Nederland geeft in het kader van het «Biosafety Protocol» uitvoering aan de jaarlijkse verplichtingen die samenhangen met de ratificatie en implementatie van het supplementair protocol aansprakelijkheid en verhaal van GGO’s.

22.03 Veiligheid bedrijven en transport
22.03.01 Opdrachten

Omgevingsveiligheid: Impuls programma

Het betreft hier uitgaven in het kader van de Impuls omgevingsveiligheid (IOV 2015–2018) voor de deelprogramma’s Besluit risico’s zware ongevallen (BRZO), Publicatiereeks Gevaarlijke stoffen (PGS), Informatie/Kennisinfrastructuur en lokaal externe (omgevings) veiligheidsbeleid. Door middel van een programmatische aanpak wordt ingezet op het creëren van een veiligere leefomgeving. Het programma wordt uitgevoerd onder auspiciën van het Bestuurlijk OmgevingsBeraad (BOB), waarin naast IenM ook het IPO, de VNG en de veiligheidsregio’s participeren. Als onderdeel van de uitvoeringsagenda BRZO worden ook uitgaven gedaan onder de noemer «Safety deals». De safety deals zijn complementair aan de maatregelen die versterking van toezicht en handhaving tot doel hebben (IOV 2015–2018). Het gaat hier om het creëren van een duurzame veiligheidscultuur bij onder meer de bedrijfsprocessen binnen de chemiesector, te weten het gebruik en productie van gevaarlijke stoffen, evenals de opslag en het transport daarvan. De veiligheidsmaatregelen leveren een positieve bijdrage aan de veiligheid in de omgeving.

Overige opdrachten

Het betreft hier opdrachten voor wettelijke taken zoals vergunningverlening (BRZO bedrijven en olieterminals in Caribisch Nederland), de monitoring van basisnetten (weg, water, spoor), aanpassing regelgeving vervoer gevaarlijke stoffen als gevolg van wijzigingen internationale verdragen, modellenbeheer buisleidingen (Bevb), uitbreiding en onderhouden Activiteitenbesluit voor het realiseren vermindering regeldruk bedrijven en de ontwikkeling en het beheer van standaarden voor vergunningverlening, toezicht en handhaving. Daarnaast worden opdrachten verstrekt voor onderzoek en implementatie van risicoreductie maatregelen.

22.03.02 Subsidies

Subsidies hebben voornamelijk betrekking op de financiering van het verbod op asbestdaken en op het stimuleren van «safety deals», de coördinatie van BRZO, vuurwerkcampagnes en de vorming van een adequaat stelsel van Omgevingsdiensten.

22.03.03 Bijdragen aan agentschappen

Dit betreft de bijdrage aan RWS voor de capaciteitsinzet in het kader van de uitvoering van Infomil (centraal punt voor bundeling en verspreiding van milieu wet- en regelgeving) op de beleidsonderwerpen «kennisoverdracht omgevingsveiligheid» en «vergunningverlening». Daarnaast vinden hier uitgaven plaats voor werkzaamheden van de Dienst Verkeer en Scheepvaart van RWS in het kader van basisnetten en vervoer gevaarlijke stoffen.

22.03.09 Inkomensoverdrachten

De inkomensoverdrachten hebben betrekking op het honoreren van incidentele aanvragen in het kader van de Regeling tegemoetkoming niet-loondienst gerelateerde slachtoffers van mesothelioom (TNS). Deze regeling is bedoeld voor iedereen die de ziekte van maligne mesothelioom heeft als gevolg van contact met asbest buiten de werksituatie.

22.09 Ontvangsten

De ontvangsten hebben betrekking op het EU-bijdrage project NANoREG 2014–2016.

Beleidsartikel 23: Meteorologie, seismologie en aardobservatie

Algemene Doelstelling

Het KNMI garandeert als onafhankelijke autoriteit aan Nederland de best beschikbare informatie op het gebied van meteorologie, klimatologie en seismologie als bijdrage aan de veiligheid, bereikbaarheid en leefbaarheid van Nederland, inclusief de openbare lichamen Saba, Sint Eustatius en Bonaire.

Financieren

Rollen en Verantwoordelijkheden

De Minister is verantwoordelijk voor het faciliteren van een internationaal systeem van organisaties waarin Nederland vertegenwoordigd wordt door het KNMI. Dit doet zij door haar rol van financier in de vorm van bijdragen en contributies. Met name te noemen zijn EUMETSAT23, ECMWF24 en WMO25.

(Doen) uitvoeren

De Minister is verantwoordelijk voor de uitvoering van de wettelijke taken van het agentschap KNMI zoals vastgelegd in de Wet op het KNMI (2002). De rol «(doen) uitvoeren» heeft betrekking op de volgende taken:

  • Het beschikbaar maken, houden en stellen van een algemeen weerbericht voor de Nederlandse samenleving en het afgeven van weerwaarschuwingen;

  • Het beschikbaar maken, houden en stellen van meteorologische, seismologische en andere geofysische gegevens (onder andere voor hergebruik);

  • Het beschikbaar maken, houden en stellen van luchtvaartmeteorologische inlichtingen;

  • Het verrichten van met name wetenschappelijk meteorologisch- en seismologisch onderzoek;

  • Het desgevraagd en onder voorwaarden ondersteunen van bestuursorganen, de rechterlijke organisatie, overheidsbedrijven of openbare lichamen op het terrein van meteorologie, seismologie of andere geofysische terreinen bij de uitvoering van aan hen opgedragen taken;

  • Het onderhouden van de nationale infrastructuur voor de meteorologie en andere geofysische terreinen;

  • Internationale samenwerking op het gebied van meteorologie en seismologie en andere geofysische terreinen

De Minister van Buitenlandse Zaken (BuZa) is verantwoordelijk voor het Kernstopverdrag en de Minister van Economische Zaken (EZ) is verantwoordelijk voor het kader van de Mijnbouwwet.

Indicatoren en Kengetallen

Indicatoren
 

Realisatie

Streefwaarde/ norm

 

2010

2011

2012

2013

2014

 

Algemene weersverwachtingen en adviezen

           

– afwijking min.temperatuur (°C)

– 0,24

– 0,06

– 0,17

– 0,01

– 0,18

ABS1 (<0,5)

– afwijking max.temperatuur (°C)

– 0,21

– 0,33

– 0,37

– 0,25

– 0,25

ABS (<0,5)

– gemiddelde afwijking windsnelheid (m/s)

0,04

– 0,03

– 0,06

0,26

0,00

ABS (<1,0)

Maritieme verwachtingen

           

– tijdigheid marifoonbericht (%)

99,3

99

98,6

99,3

99,9

> 99

Gereviewde publicaties

120

97

103

105

105

> 80

Kengetallen

           

Aantal uitgegeven weeralarmen

4

0

1

2

1

 

Percentage tijdige beschikbaarheid van de meteorologische producten (Bron: EUMETSAT)

>98,5

>98,5

>98,5

>98,5

>98,5

>98,5

Bron: KNMI, 2015

X Noot
1

ABS: absolute waarde

Toelichting

De indicatoren ten aanzien van algemene weers- en maritieme verwachtingen geven een indruk van de tijdigheid van de berichtgeving door het KNMI en de gemiddelde afwijking van verwachte waardes voor temperatuur en windsnelheid ten opzichte van de uiteindelijk waargenomen waardes. Het aantal gereviewde publicaties is een maatstaf voor de kwantiteit en de kwaliteit van het onderzoek van het KNMI. Het aantal zogenoemde gereviewde publicaties in vooraanstaande wetenschappelijke tijdschriften wordt bepaald.

Het aantal weeralarmen is afhankelijk van de weersomstandigheden; hierdoor is er geen norm aan te geven. Bovendien is het afgeven van een weeralarm geen doel op zich. Wel is belangrijk dat het instrument weeralarm effectief wordt ingezet om de samenleving tijdig te waarschuwen voor maatschappij-ontwrichtend weer. In het jaarverslag zal worden ingegaan op het aantal opgetreden weeralarmsituaties en de mate waarin het KNMI gegrond heeft gewaarschuwd, dan wel gegrond niet heeft gewaarschuwd.

Het kengetal tijdige beschikbaarheid van de meteorologische producten geeft een beeld van de tijdige beschikbaarheid van de gegevens van de METEOSAT- en METOP-satellieten voor de meteorologische producten van het KNMI. Indien de streefwaarden niet worden gehaald, heeft dat een negatieve impact op de kwaliteit van de weersverwachting op de dagen van gebrekkige beschikbaarheid van de waarnemingen, een en ander is afhankelijk van de dan optredende weerssituatie.

Beleidswijzigingen

De Wet op het KNMI zal worden ingetrokken. Daarvoor in de plaats komt de «Wet taken meteorologie en seismologie», die naar verwachting per 1 januari 2016 in werking zal treden. Deze wet regelt wat de zorgplichten (publieke taken) van de Minister zijn op het gebied van weer, klimaat en seismologie. In de Wet op het KNMI wordt het KNMI nu nog expliciet genoemd als uitvoeringsorganisatie. De verantwoordelijkheid voor publieke taken op het gebied van weer, klimaat en seismologie(zorgplichten) en de uitvoering van die taken worden op deze manier ontkoppeld. Dit maakt het makkelijker om in te spelen op zich in de toekomst voordoende ontwikkelingen. In zijn algemeenheid kan deze wet beter inspelen op internationale en Europese ontwikkelingen. Zo wordt een luchtvaartmeteorologische dienstverlener nu op basis van de Wet luchtvaart aangewezen door de Minister in plaats van de wettelijke aanwijzing in de Wet op het KNMI. Ten slotte maakt de wet het mogelijk om meer te werken op basis van vraagsturing.

Budgettaire gevolgen van beleid

art. 23 Meteorologie, seismologie en aardobservatie (x € 1.000)
   

2014

2015

2016

2017

2018

2019

2020

Verplichtingen

37.645

39.298

32.566

42.878

44.177

49.851

39.412

Uitgaven:

36.760

38.431

33.433

42.011

45.044

48.984

38.545

Waarvan juridisch verplicht

   

100%

       

23.01

Meteorologie en seismologie

26.078

26.225

25.059

24.293

23.857

23.854

23.858

23.01.03

Bijdrage aan het agentschap KNMI

25.204

25.193

24.192

23.426

22.990

22.987

22.991

 

– Meteorologie

24.630

24.694

23.726

23.003

22.594

22.591

22.595

 

– Seismologie

574

499

466

423

396

396

396

23.01.05

Bijdrage aan internationale organisaties

874

1.032

867

867

867

867

867

 

– Contributie WMO (HGIS)

874

1.032

867

867

867

867

867

23.02

Aardobservatie

10.682

12.206

8.374

17.718

21.187

25.130

14.687

23.02.03

Bijdrage aan het agentschap KNMI

10.682

12.206

8.374

17.718

21.187

25.130

14.687

 

– Aardobservatie

10.682

12.206

8.374

17.718

21.187

25.130

14.687

 

Ontvangsten

0

0

0

0

0

0

0

Budgetflexibiliteit

De uitgaven voor de bijdrage aan het agentschap KNMI zijn volledig juridisch verplicht. De bijdrage aan het agentschap KNMI heeft een structureel karakter.

23.01 Meteorologie en seismologie

Toelichting op de financiële instrumenten

23.01.03 Bijdrage aan het agentschap KNMI

Meteorologie

  • Reguliere uitgifte van een algemeen weerbericht en van waarschuwingen voor gevaarlijk weer (code geel, code oranje en weeralarm);

  • Ter beschikkingstelling van de meteorologische basisdata van het nationale meteorologische meetnet en de nationale meteorologische modelinfrastructuur, op basis van een open databeleid;

  • Ter beschikkingstelling van data, informatie en kennis over het huidige klimaat;

  • Leveren van projecties over het toekomstige klimaat (klimaatscenario’s);

  • Verrichten van strategisch en toegepast onderzoek en het geven van beleidsadviezen op het gebied van de meteorologie;

  • Internationale vertegenwoordigingen op het gebied van de meteorologie (met name WMO, EUMETSAT en ECMWF);

  • Beantwoorden van vragen vanuit de maatschappij over weer en klimaat.

Seismologie

  • Continue monitoring van natuurlijke en geïnduceerde seismiciteit in Nederland;

  • Verrichten van strategisch en toegepast onderzoek en het geven van beleidsadviezen op het gebied van de seismologie;

  • Beantwoorden van vragen vanuit de maatschappij op het gebied van aardbevingen en tsunami’s;

  • Verrichten van waarnemingen en onderzoek ten behoeve van het nationaal datacentrum voor de CTBTO (Comprehensive Nuclear-Test-Ban Treaty Organisation).

23.01.04 Bijdragen aan internationale organisatie: contributie WMO

De beschikbare middelen worden gebruikt om de Nederlandse contributie aan de World Meteorological Organization te voldoen. Deelname aan de activiteiten van het WMO wordt gefinancierd uit HGIS.

23.02 Aardobservatie
23.02.03 Bijdrage aan het agentschap KNMI: aardobservatie

Het verzorgen van de waarnemingen vanuit polaire en geostationaire weersatellieten in Europees verband (EUMETSAT).

Beleidsartikel 24: Handhaving en Toezicht

Algemene Doelstelling

Het stimuleren en bewaken van veilige vervoers- en watersystemen en een duurzame leefomgeving.

Financieren

Rollen en Verantwoordelijkheden

De Minister is verantwoordelijk voor het toezicht op de naleving van wet- en regelgeving in het transport en de leefomgeving. De Minister voor Wonen en Rijksdienst heeft een medeverantwoordelijkheid inzake wonen en bouwen. De Minister heeft een nationale coördinatie- c.q. verantwoordingsverplichting richting de EU ten aanzien van internationale milieuregelgeving.

Bij de totstandkoming van wet- en regelgeving beoogt de wetgever een door haar gewenst niveau van veiligheid en duurzaamheid te bewerkstelligen. Daarbij worden de rechtsbeginselen van rechtvaardigheid, rechtszekerheid en rechtsgelijkheid gehanteerd, met oog voor de nalevingseisen die van de ondertoezichtstaanden worden gevraagd. Zij streeft daarbij samenwerking met andere overheidspartners na.

(Doen) uitvoeren

De Minister is verantwoordelijk voor de uitvoering van de wettelijke taken van het agentschap ILT. De Minister voor Wonen en Rijksdienst is mede verantwoordelijk op het terrein van wonen en bouwen.

De rol uitvoeren heeft betrekking op:

  • Vergunningverlening;

  • Toezicht door middel van objectinspecties, administratie controles, audits, convenanten en digitale inspecties;

  • Opsporing in geval van ernstige overtreding of fraude (onder aansturing van het OM);

  • Incidentafhandeling en onderzoek.

Een gedetailleerde beschrijving van het uitvoeringsprogramma van de ILT is te vinden in het Meerjarenplan 2015–2019 dat samen met het jaarverslag ILT 2014 begin 2015 aan de Tweede Kamer is verzonden (Kamerstukken II, 2014–2015, 34 000 XII, nr. 65).

Indicatoren en Kengetallen

Deze tabel geeft inzicht in het verwachte respectievelijk geplande aantal te verstrekken vergunningen, het aantal uit te voeren administratieve controles, (digitale en object) inspecties, audits, het aantal af te sluiten convenanten en het aantal opsporingen in het begrotingsjaar. Het Meerjarenplan ILT 2015–2019 bevat een verdere toedeling naar doelgroepen en een nadere toelichting op deze cijfers.

Overzicht geplande productie-aantallen 2016
 

Vergunningen

Adm. Contr.

Audits

Convenanten

Digitale inspecties

Objectinsp.

Incident-afhandeling

onderzoek

Afval, industrie en bedrijven

3.252

354

133

17

1.399

38

Rail- en wegvervoer

707

1.050

185

98

3.000

20.100

   

Scheepvaart

7.000

167

25

14

 

6.470

350

250

Luchtvaart

5.200

 

430

25

 

1.379

   

Water, wonen en producten

290

4.335

33

26

4.355

Transport gevaarlijke stoffen

280

315

72

5

 

4.650

157

25

totaal

16.729

6.221

878

185

3.000

38.353

545

275

Beleidswijzigingen

Naar aanleiding van de vorming van de ANVS en daarmee het vertrek van de Kernfysische Dienst is het aantal domeinen binnen de ILT teruggebracht naar vijf. Taken en middelen zijn verdeeld over de nieuw benoemde domeinen Afval, industrie en bedrijven (het voormalig domein Risicovolle bedrijven) en Water, wonen en producten (het voormalig domein Water Bodem Bouwen). Deze wijziging is zichtbaar in zowel de toedeling van de taken als in toelichting op de budgettaire gevolgen van beleid.

In de brief aan de Kamer van 20 maart 2015 heeft de Minister voor Wonen en Rijksdienst aangegeven het gehele toezicht op de woningcorporaties onder te brengen bij de ILT (Kamerstukken II, 2014–2015, 29 453, nr. 369). In de agentschapsparagraaf van de ILT komen deze middelen terug onder de opbrengsten derden en in de kosten van de ILT. Deze opbrengsten- en kostenreeksen worden jaarlijks geaccordeerd door de Minister voor Wonen en Rijksdienst.

Budgettaire gevolgen van beleid

art. 24 Handhaving en toezicht (x € 1.000)
   

2014

2015

2016

2017

2018

2019

2020

Verplichtingen

116.481

116.333

110.655

104.919

102.604

102.600

102.606

Uitgaven:

116.481

116.333

110.655

104.919

102.604

102.600

102.606

Waarvan juridisch verplicht

   

100%

       

24.01

Handhaving en toezicht

116.481

116.333

110.655

104.919

102.604

102.600

102.606

24.01.03

Bijdrage aan het agentschap ILT

116.481

116.333

110.655

104.919

102.604

102.600

102.606

 

– Afval, Industrie en bedrijven

13.304

26.561

25.264

23.955

23.426

23.425

23.427

 

– Rail en wegvervoer

25.636

24.356

23.167

21.966

21.481

21.480

21.482

 

– Scheepvaart

15.149

22.750

21.640

20.518

20.066

20.065

20.066

 

– Luchtvaart

13.168

18.906

17.983

17.051

16.674

16.674

16.675

 

– Risicovolle stoffen en producten

33.826

0

0

0

0

0

0

 

– Water, bodem en producten

15.398

23.760

22.601

21.429

20.957

20.956

20.956

 

Ontvangsten

0

0

0

0

0

0

0

Budgetflexibiliteit

De uitgaven voor de bijdrage aan het agentschap ILT zijn volledig juridisch verplicht. De bijdrage aan het agentschap ILT heeft een structureel karakter.

Toelichting op de financiële instrumenten

De ILT levert voor de financiële bijdragen van het moederdepartement aan het agentschap in de hieronder weergegeven vijf domeinen de volgende producten. In het meerjarenplan 2015–2019 dat begin 2015 aan de Tweede Kamer is gezonden, staat per domein uitgebreid beschreven welke taken worden uitgevoerd en de bijbehorende kengetallen ten aanzien van naleving, vergunningverlening en toezicht.

24.01 Handhaving en toezicht
24.01.03 Bijdrage aan het agentschap ILT

Domein Afval, Industrie en Bedrijven

Bij grensoverschrijdend transport van afval is de ILT de bevoegde autoriteit in Nederland om vergunningen te verlenen en toezicht op de naleving uit te voeren zoals voorgeschreven in de Europese Verordening Overbrenging Afvalstoffen (EVOA). Volgens het Besluit Inzameling Afvalstoffen dienen inzamelaars van scheepsafvalstoffen, klein gevaarlijk afval en afgewerkte olie vergund te zijn. De ILT verleent inzamelvergunningen en ziet toe op de naleving. De ILT verleent vergunningen en verricht toezicht in het kader van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht, de Wet Milieubeheer en de vergunningen die daaraan verbonden zijn voor Defensie, een aantal bijzondere inrichtingen en twee BRZO-bedrijven26 op de BES-eilanden.

De handhaving is verder gericht op bedrijven en organisaties die verantwoordelijk zijn voor risicobronnen bij (externe) veiligheid, zoals geformuleerd in het Besluit externe veiligheid buisleidingen en/of inzake luchtemissies, energie en klimaat in de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo) en andere milieu- en veiligheidsregelgeving.

De Inlichtingen en Opsporingsdienst (IOD)

De onderzoeken van de ILT zijn gericht op personen en bedrijven die de regelgeving op het gebied van milieu en wonen stelselmatig en op een ernstige manier overtreden. De ILT richt zich daarbij op georganiseerde criminaliteit met een ondermijnend karakter en vaak met internationale (financiële) constructies en handelsstromen, waarbij zonder ingrijpen van de overheid uiteindelijk onherstelbare schade ontstaat aan mens, milieu en maatschappij. De daadwerkelijke aansturing van strafrechtelijke onderzoeken gebeurt door het Functioneel Parket (FP) van het Openbaar Ministerie. Afspraken over prioriteiten en te bereiken resultaten liggen vast in een Handhavingsarrangement, dat jaarlijks wordt afgesloten tussen de ILT en het FP.

Domein Rail en Wegvervoer

De ILT richt zich bij het toezicht op railvervoer op:

  • Infrastructuur en materieel;

  • Bedrijven en keuringsinstanties;

  • Operaties (machinisten, conducteurs, baanwerkers, rangeerders);

  • Veiligheidsmanagement, cultuur en arbeidsomstandigheden.

De ILT richt zich bij het toezicht op het wegvervoer op:

  • Bedrijven;

  • Vrachtwagens, bussen en taxi’s;

  • Chauffeurs.

Rail

De ILT houdt toezicht op de naleving van de Spoorwegwet. De markt voor het railgoederenvervoer is internationaal georiënteerd en geheel geliberaliseerd. De sector kent een hoog veiligheidsgehalte, maar het hoofdspoor blijft een kwetsbaar systeem. Daarnaast is de ILT toezichthouder voor interlokale tramlijnen, lightrail en metrosystemen. In de Wet Lokaal Spoor worden de laatstgenoemde lijnen en systemen uitgebreid met de stedelijke tramlijnen, waarin het toezicht op het totaal komt te liggen bij de lokale overheid, met de ILT als aangewezen toezichthouder.

Taxi

De ILT richt zich op de naleving van de Wet en Besluit Personenvervoer 2000 en het Arbeidstijdenbesluit Vervoer. De ILT besteedt binnen haar toezicht veel tijd aan de aanpak van het aanbieden en verrichten van taxivervoer zonder vergunning en rapporteert hierover twee maal per jaar aan de Tweede Kamer.

Bus

De ILT houdt toezicht op de naleving van de arbeidstijdenbesluit Vervoer en de Wet Personenvervoer 2000. In het nationale busvervoer, met zijn relatief veilige status, sluit de ILT convenanten af met goed presterende bedrijven.

Goederenvervoer over de weg

De ILT houdt toezicht op de naleving van arbeidstijdenwetgeving (inclusief fraude met de digitale tachograaf) en wetgeving met betrekking tot maten en gewichten (overbelading). Het goederenvervoer over de weg is grensoverschrijdend. In Europees verband is de fraude met de digitale tachograaf een belangrijk probleem, waar in het toezicht extra aandacht aan wordt gegeven. Daarnaast spelen overtredingen rond inleen van (buitenlandse) arbeidskrachten en ontduiken van sociale wetgeving een belangrijke rol. De omvang van de problematiek rond cabotage wordt verder onderzocht.

Domein Scheepvaart

De taken van de ILT op het terrein van de binnenvaart zijn vastgelegd in regelgeving die in belangrijke mate van Europese origine is. De ILT is primair verantwoordelijk voor het toezicht op de naleving van de Binnenvaartwet en van de Wet vervoer gevaarlijke stoffen. De handhaving van de Scheepvaartverkeerswet is primair een taak van de politie en Rijkswaterstaat. Gelet op de naleving blijft in de binnenvaart aandacht nodig voor ten minste stabiliteit/stuwage, ladinginformatie en documenten, de vaartijden en de bemanningssterkte. Gelet op risico’s die met deze vorm van vervoer gemoeid zijn, krijgt het vervoer van gevaarlijke stoffen meer aandacht.

Voor de koopvaardij is een complex van wet- en regelgeving van kracht, dat is geënt op overwegend mondiaal geldende regimes. Het algemene beeld is dat het veiligheidsbewustzijn in de koopvaardij op een behoorlijk niveau is en de naleving op de meeste onderdelen relatief hoog is (tussen de 80 en 95%).

Wet- en regelgeving voor de visserij is van (inter)nationale origine. Gelet op het aantal ongevallen is de visserij relatief onveiliger dan de andere scheepvaartsectoren. De meeste ongevallen in de visserij zijn het gevolg van menselijk handelen. Voor de naleving zijn met name de bemanningsaspecten in de visserij een aandachtspunt.

Domein Luchtvaart

De ILT houdt toezicht op de naleving van veiligheids- en milieuwetten en regels voor de luchtvaart. De luchtvaartsector is een hightech industrie waarin de zorg voor veiligheid vanaf haar ontstaan een van de belangrijkste oorzaken is geweest voor uitgebreide en zeer gedetailleerde internationale regelgeving. De Europese regelgeving en de Europese vormen van samenwerking nemen een steeds prominentere plaats in. Het toezicht richt zich op de hele keten: luchtvervoerders, luchtvaartuigen, technische bedrijven, grondafhandelingsbedrijven, luchtverkeersleiding, bemanning, onderhoudstechnici, keurings- en examineringsinstanties, opleidingsinstellingen, meteodiensten, het luchtruim, luchthavens en luchtvaartvertoningen. Naast toezicht op veiligheid is de ILT wettelijk ook betrokken bij de handhaving van milieuvoorschriften met name op het gebied van geluid.

Domein Wonen, Water en Producten

De ILT verleent vergunningen (respectievelijk goedkeuringen en verklaringen van geen bezwaar) voor de eigen werken van Rijkswaterstaat, meetprogramma’s van drinkwaterbedrijven, vuurwerkimporteurs en precursoren.

Het toezicht op de naleving van de regelgeving voor risicovolle stoffen en producten richt zich op de gehele keten: productie, transport, opslag, gebruik, handel en verwijdering. Belangrijke aandachtsgebieden zijn asbest(verwijdering), biociden en stoffen in het kader van REACH27.

De ILT houdt toezicht op de naleving van de Wet explosieven voor civiel gebruik en het Vuurwerkbesluit bij onder andere producenten, transporteurs en importeurs. Zowel bij vuurwerk als bij explosieven is steeds meer sprake van een ketenbenadering. Het toezicht richt zich enerzijds op het vergroten van de productveiligheid van consumentenvuurwerk en anderzijds op het terugdringen van ondeugdelijk en illegaal vuurwerk. Het laatste betreft onder andere het aanpakken van de georganiseerde handel in en het tegengaan van de invoer van dit soort vuurwerk. Vanwege het internationale karakter van de keten, heeft de ILT als ketenregisseur contact met internationale handhavingspartners

Het toezicht op water en bodem richt zich op een breed palet van bedrijven, instellingen en personen: waterkeringbeheerders, Rijkswaterstaat en gecontracteerde aannemers, drinkwaterbedrijven, erkende bodemintermediairs,

Op het gebied van hoogwaterveiligheid houdt de ILT toezicht op de beheerders van primaire waterkeringen.

Bij de drinkwaterbedrijven richt het toezicht zich op de bepalingen in de Drinkwaterwet en de daaronder vallende regelingen maar ook op het tarief, de beveiliging en de afhandeling van calamiteiten. De ILT houdt toezicht op bodemintermediairs en certificerende instellingen met als oogmerk de betrouwbaarheid van het werk van intermediairs te vergroten door toezicht te houden op werkzaamheden in het bodembeheer en aan de integriteit van de uitvoerders. Het toezicht Producten is gericht op correcte labels en conforme producten voor bouwproducten, pleziervaartuigen en voertuigbanden. De verplichting geldt voor fabrikanten, importeurs en distributeurs. Verder wordt toezicht gehouden ter voorkoming van de verkoop van verkeersproducten (denk aan auto’s, bromfietsen, trekhaken, aanhangwagens) die niet zijn toegelaten of die niet overeenkomen met de toelating.

Bij de handhaving Wonen richt het toezicht zich op het zichtbaar aanwezig zijn van energielabels en aanverwante zaken in voor publiek toegankelijke overheidsgebouwen. Vanaf 1 juli 2015 is hier het toezicht op de woningcorporaties bijgekomen.

Tot slot worden beleidsmonitoringsonderzoeken op het gebied van ruimte en bouwen uitgevoerd.

Transport van gevaarlijke stoffen

Het toezicht op het vervoer van gevaarlijke stoffen is belegd bij de vervoersdomeinen Rail- en Wegvervoer, Scheepvaart en Luchtvaart en richt zich op de grootste risico’s van het vervoer van gevaarlijke stoffen en op bedrijfsmatige producten en processen van betrokken bedrijven. De inzet is hierbij vooral multimodaal vervoer. Ook hier ligt de nadruk op systeemtoezicht en het afsluiten van convenanten met de best presterende bedrijven. Daarnaast wordt de ILT-capaciteit zoveel mogelijk ingezet op de logistieke knooppunten.

Beleidsartikel 25: Brede Doeluitkering

Algemene Doelstelling

Het realiseren van maatwerkoplossingen voor verkeers- en vervoersvraagstukken door de twee krachtens artikel 20, derde lid, van de Wet personenvervoer 2000 aangewezen openbare lichamen die verkeer- en vervoertaken verrichten (vervoerregio’s). Dit betreffen thans de Stadsregio Amsterdam en het samenwerkingsverband van gemeenten in de zuidelijke Randstad, de Metropoolregio Rotterdam Den Haag.

Financieren

Rollen en Verantwoordelijkheden

De Minister is systeemverantwoordelijk voor de bijdrage aan de Brede Doeluitkering verkeer en vervoer (BDU), die het mogelijk maakt dat er in de gebieden waar de vervoerregio’s actief zijn maatwerkoplossingen kunnen worden geboden voor verkeers- en vervoervraagstukken. Dit artikel hangt samen met artikel 14 Wegen en verkeersveiligheid en artikel 15 OV-keten waarin het bredere beleidsveld wordt geschetst.

De samenwerkingsverbanden Stadsregio Amsterdam en Metropoolregio Rotterdam Den Haag zijn verantwoordelijk voor de beleidsinhoudelijke beslissingen over hun verkeer- en vervoeraangelegenheden.

Beleidswijzigingen

Met ingang van 2016 maken de voor de provincies bestemde middelen uit de BDU verkeer en vervoer deel uit van het Provinciefonds. De overheveling naar het Provinciefonds vloeit voort uit de Wet afschaffing plusregio’s die op 1 januari 2015 in werking is getreden (Kamerstukken II, 2012–2013, 33 659, nr. 2). Overeenkomstig de wet komen de BDU-middelen van de voormalige plusregio’s Bestuur Regio Utrecht, Samenwerkingsverband Regio Eindhoven, Stadsregio Arnhem-Nijmegen en Regio Twente toe aan de betreffende provincies. Tezamen met de reeds voor de provincies bestemde BDU-middelen zijn deze middelen vanaf 1 januari 2016 opgenomen in het Provinciefonds.

De middelen voor de Stadsregio Amsterdam en de Metropoolregio Rotterdam Den Haag blijven verstrekt worden als brede doeluitkering vanaf de begroting van IenM.

Budgettaire gevolgen van beleid

art 25. Brede doeluitkering (x € 1.000)
   

2014

2015

2016

2017

2018

2019

2020

Verplichtingen

1.872.801

1.813.636

854.242

839.994

854.776

855.207

853.553

Uitgaven:

1.989.790

1.879.591

852.688

853.519

854.998

854.944

853.553

Waarvan juridisch verplicht

   

100%

       

25.01

Brede doeluitkering

1.989.790

1.879.591

852.688

853.519

854.998

854.944

853.553

Ontvangsten

0

0

0

0

0

0

0

25.01 Brede Doeluitkering

Budgetflexibiliteit

Conform de wet BDU wordt jaarlijks voorafgaand aan het uitkeringsjaar de brede doeluitkering ten behoeve van de voorbereiding en de uitvoering van het regionaal verkeer- en vervoersbeleid geheel als betalingsverplichting vastgelegd.

25.01 Brede Doeluitkering

Toelichting op de financiële instrumenten

Jaarlijks wordt een beschikking verstrekt voor de Brede Doeluitkering aan de Stadsregio Amsterdam en de Metropoolregio Rotterdam Den Haag. Deze beschikking wordt berekend op basis van de in de Wet BDU Verkeer en Vervoer opgenomen methodiek. Uitbetaling vindt plaats in vijf termijnen, waarvan de tweede termijn een dubbele is.

De Stadsregio Amsterdam en de Metropoolregio Rotterdam Den Haag zijn vrij in de afweging aan welke verkeer- en vervoertaken zij de BDU-middelen besteden. Zij bepalen dat aan de hand van de doelen die zij willen bereiken op hun verkeer- en vervoersterrein. Daarbij hebben zij veel ruimte voor een eigen invulling, rekeninghoudend met de specifieke kenmerken van hun regio.

IenM financiert vanuit de BDU en op verzoek van de medeoverheden tot en met 2017 het CROW/KpVV-programma. De middelen hiervoor zijn door deze medeoverheden vanuit de BDU beschikbaar gesteld.

Beleidsartikel 26: Bijdrage investeringsfondsen

Algemene Doelstelling

Op dit artikel worden de bijdragen aan het Infrastructuurfonds en het Deltafonds verantwoord.

Financieren

De rollen en verantwoordelijkheden

Zaken die op het Infrastructuurfonds en Deltafonds worden verantwoord zijn terug te vinden in de verschillende beleidsartikelen op de begroting Hoofdstuk XII.

Beleidswijzigingen

Voor de beleidswijzigingen wordt verwezen naar de betreffende beleidsartikelen.

Budgettaire gevolgen van beleid

art. 26 Bijdrage investeringsfondsen (x € 1.000)
   

2014

2015

2016

2017

2018

2019

2020

Verplichtingen

6.910.205

5.879.019

6.375.221

6.605.286

6.625.537

6.685.031

6.666.553

Uitgaven:

6.910.205

5.879.019

6.375.221

6.605.286

6.625.537

6.685.031

6.666.553

26.01

Bijdrage aan het Infrastructuurfonds

5.834.916

4.823.705

5.355.569

5.702.361

5.697.414

5.730.721

5.808.303

26.02

Bijdrage aan het Deltafonds

1.075.289

1.055.314

1.019.652

902.925

928.123

954.310

858.250

Ontvangsten

0

0

0

0

0

0

0

Budgetflexibiliteit

De mate van budgetflexibiliteit is terug te vinden bij de afzonderlijke artikelen op de beide fondsen van IenM.

26.01 Bijdrage aan het Infrastructuurfonds

Toelichting op de financiële instrumenten

Het betreft hier de bijdrage vanuit de begroting Hoofdstuk XII aan het Infrastructuurfonds, ten behoeve van uitgaven die op het fonds worden verantwoord.

Opbouw art.ond. 26.01 Bijdrage aan het IF (x € 1.000)
   

2015

2016

2017

2018

2019

2020

2021

12

Hoofdwegen

1.568.564

1.955.595

2.161.909

2.389.678

2.787.233

3.017.168

2.582.181

12.01

Verkeersmanagement

14.510

9.691

3.631

3.631

3.632

3.631

3.628

12.02

Beheer, onderhoud en vervanging

592.880

678.756

562.327

506.795

520.306

499.928

593.446

12.03

Aanleg

– 148.520

388.151

480.299

897.115

1.482.458

1.714.739

1.199.144

12.04

GIV/PPS

669.479

371.932

644.111

519.647

325.945

343.201

337.961

12.06

Netwerkgebonden kosten HWN

440.215

567.712

531.703

511.708

507.124

505.976

505.257

12.07

Investeringsruimte

0

– 60.647

– 60.162

– 49.218

– 52.232

– 50.307

– 57.255

                 

13

Spoorwegen

2.057.465

2.147.466

2.041.627

1.952.667

1.833.728

1.584.536

2.169.491

13.02

Beheer, onderhoud en vervanging

1.228.205

1.291.436

1.165.680

1.142.026

1.186.531

1.163.964

1.173.157

13.03

Aanleg

750.005

823.640

787.284

695.784

553.102

319.922

879.663

13.04

GIV/PPS

8.072

– 2.667

– 4.164

– 3.656

– 468

6.742

7.674

13.07

Rente en aflossing

48.907

17.020

16.597

16.597

16.597

16.597

16.597

13.08

Investeringsruimte

22.276

18.037

76.230

101.916

77.966

77.311

92.400

                 

14

Regionaal, lokale infrastructuur

139.982

278.714

366.011

327.649

166.891

185.417

99.636

14.01

Grote regionaal/lokale projecten

127.145

133.159

197.040

169.301

95.156

125.408

77.442

14.02

Regionale mobiliteitsfondsen

0

0

0

0

0

9.111

0

14.03

RSP-ZZL: pakket bereikbaarheid

12.837

145.555

168.971

158.348

71.735

50.898

22.194

                 

15

Vaarwegen

727.543

821.791

819.917

854.059

721.783

700.091

703.292

15.01

Verkeersmanagement

7.545

8.412

8.412

8.412

8.412

8.412

8.412

15.02

Beheer, onderhoud en vervanging

411.846

411.347

356.103

328.006

274.708

283.144

194.361

15.03

Aanleg

53.840

108.606

172.050

234.166

166.912

133.617

231.713

15.04

GIV/PPS

4.233

6.184

3.619

7.844

2.262

2.229

2.196

15.06

Netwerkgebonden kosten HVWN

250.079

301.578

289.741

283.916

280.932

280.488

282.165

15.07

Investeringsruimte

0

– 14.336

– 10.008

– 8.285

– 11.443

– 7.799

– 15.555

                 

17

Megaprojecten

119.800

58.522

143.280

172.361

220.221

320.328

332.599

17.02

Betuweroute

3.639

4.555

2.083

2.083

2.083

0

0

17.03

Hoge snelheidslijn HSL

20.905

20.183

25.700

23.000

0

0

0

17.06

PMR

5.748

4.604

4.620

4.216

2.669

486

2.879

17.07

ERTMS Landelijke invoer

35.628

41.338

44.669

57.588

112.588

196.588

216.000

17.08

ZuidasDok

53.880

– 12.158

66.208

85.474

102.881

123.254

113.720

                 

18

Overige uitgaven

210.350

93.481

169.617

1.000

865

763

– 64.000

18.01

Saldo afgesloten rekeningen

– 24.165

0

0

0

0

0

0

18.02

Beter Benutten

434

128.431

127.621

0

0

0

0

18.03

Intermodaal vervoer

3.854

3.045

0

0

0

0

0

18.04

Gebiedsgerichte aanpak (UPR)

1.909

0

0

0

0

0

0

18.06

Externe veiligheid

5.244

2.005

1.996

1.000

865

763

0

18.07

Mobiliteitsonafh. Kennis en expertise

0

0

0

0

0

0

0

18.08

Netwerkoverstijgende kosten

223.074

0

0

0

0

0

0

18.11

Investeringsruimte

0

0

0

0

0

0

0

18.12

Nader toe te wijzen BenO en Vervanging

0

0

0

0

0

0

0

18.13

Tol gefinancierde uitgaven

0

0

0

0

0

0

0

18.14

Minregel: rentevrijval

0

0

0

0

0

0

– 64.000

18.15

Ramingsbijstelling en kasschuif

0

– 40.000

40.000

0

0

0

0

Totaal

4.823.705

5.355.569

5.702.361

5.697.414

5.730.721

5.808.303

5.823.199

   

2022

2023

2024

2025

2026

2027

2028

12

Hoofdwegen

3.079.501

2.996.729

2830.081

2.651.231

2.572.934

2.431.540

2.613.828

12.01

Verkeersmanagement

3.625

3.624

3.623

3.621

3.621

3.621

3.629

12.02

Beheer, onderhoud en vervanging

791.694

791.650

795.875

796.175

742.298

969.145

704.997

12.03

Aanleg

1.537.499

1.476.401

1.312.128

1.106.781

945.003

430.227

268.165

12.04

GIV/PPS

295.397

286.994

266.673

271.334

422.427

222.087

220.764

12.06

Netwerkgebonden kosten HWN

492.970

499.240

495.259

500.044

501.021

501.159

498.543

12.07

Investeringsruimte

– 41.684

– 61.180

– 43.477

– 26.724

– 41.436

305.301

917.730

                 

13

Spoorwegen

1.425.599

1.481.955

1.605.311

1.644.943

1.616.663

1.688.389

1.502.914

13.02

Beheer, onderhoud en vervanging

1.177.809

1.180.831

1.200.742

1.199.633

1.200.601

1.174.834

1.150.486

13.03

Aanleg

156.596

217.351

309.882

351.055

329.213

427.257

260.482

13.04

GIV/PPS

9.053

10.444

12.297

13.261

13.332

12.520

2.280

13.07

Rente en aflossing

16.597

16.597

16.597

16.597

16.597

16.597

16.597

13.08

Investeringsruimte

65.544

56.732

65.793

64.397

56.920

57.181

73.069

                 

14

Regionaal, lokale infrastructuur

110.941

85.982

2.396

36.080

66.654

77.205

121.873

14.01

Grote regionaal/lokale projecten

110.941

85.982

2.396

36.080

66.654

77.205

121.873

14.02

Regionale mobiliteitsfondsen

0

0

0

0

0

0

0

14.03

RSP-ZZL: pakket bereikbaarheid

0

0

0

0

0

0

0

                 

15

Vaarwegen

657.608

662.922

768.527

917.511

986.650

1.025.532

697.020

15.01

Verkeersmanagement

8.412

8.412

8.412

8.412

8.412

8.412

8.412

15.02

Beheer, onderhoud en vervanging

241.630

267.748

286.750

257.231

257.216

248.643

230.911

15.03

Aanleg

136.194

112.775

141.364

332.332

424.170

452.719

98.065

15.04

GIV/PPS

2.164

2.132

2.107

2.077

2.047

2.018

1.989

15.06

Netwerkgebonden kosten HVWN

277.024

279.654

282.053

283.981

284.468

284.530

283.119

15.07

Investeringsruimte

– 7.816

– 7.799

47.841

33.478

10.337

29.210

74.524

                 

17

Megaprojecten

436.071

425.979

347.082

285.542

195.161

224.652

493.137

17.02

Betuweroute

0

0

0

0

0

0

0

17.03

Hoge snelheidslijn HSL

0

0

0

0

0

0

0

17.06

PMR

2.879

2.879

2.884

2.884

2.884

2.884

69.374

17.07

ERTMS Landelijke invoer

316.000

319.864

249.000

220.000

189.301

159.301

405.437

17.08

ZuidasDok

117.192

103.236

95.198

62.658

2.976

62.467

18.326

                 

18

Overige uitgaven

– 64.000

– 64.000

– 64.000

– 64.000

– 164.000

– 164.000

– 164.000

18.01

Saldo afgesloten rekeningen

0

0

0

0

0

0

0

18.02

Beter Benutten

0

0

0

0

0

0

0

18.03

Intermodaal vervoer

0

0

0

0

0

0

0

18.04

Gebiedsgerichte aanpak (UPR)

0

0

0

0

0

0

0

18.06

Externe veiligheid

0

0

0

0

0

0

0

18.07

Mobiliteitsonafh. Kennis en expertise

0

0

0

0

0

0

0

18.08

Netwerkoverstijgende kosten

0

0

0

0

0

0

0

18.11

Investeringsruimte

0

0

0

0

0

0

0

18.12

Nader toe te wijzen BenO en Vervanging

0

0

0

0

0

0

0

18.13

Tol gefinancierde uitgaven

0

0

0

0

0

0

0

18.14

Minregel: rentevrijval

– 64.000

– 64.000

– 64.000

– 64.000

– 64.000

– 64.000

– 64.000

18.15

Ramingsbijstelling

0

0

0

0

– 100.000

– 100.000

– 100.000

Totaal

5.645.720

5.589.567

5.489.397

5.471.307

5.274.062

5.283.318

5.264.772

26.02 Bijdrage aan het Deltafonds

Het betreft hier de bijdrage vanuit de begroting Hoofdstuk XII aan het Deltafonds, ten behoeve van uitgaven die op het fonds worden verantwoord.

Opbouw art.ond. 26.02 Bijdrage aan het DF (x € 1.000)
   

2015

2016

2017

2018

2019

2020

2021

1

Investeren in waterveiligheid

541.343

474.162

412.872

438.914

452.573

354.788

678.691

1.01 Grote projecten waterveiligheid

383.760

380.399

199.503

116.762

68.859

106.298

128.509

1.02 Overige aanlegprojecten Waterveiligheid

149.922

84.808

206.164

321.752

383.314

248.140

550.182

1.03 Studiekosten

7.661

8.955

7.205

400

400

350

0

                 

2

Investeren in zoetwatervoorziening

12.820

44.744

46.229

26.334

31.970

32.418

26.426

2.01 Aanleg waterkwantiteit

0

0

0

0

0

0

0

2.02 Overige waterinvesteringen zoetwatervoorziening

10.505

42.434

43.994

24.749

30.385

30.833

26.426

2.03 Studiekosten

2.315

2.310

2.235

1.585

1.585

1.585

0

                 

3

Beheer, onderhoud en vervanging

165.512

206.336

141.085

148.223

141.485

97.912

141.124

3.01 Watermanagement

7.764

6.991

6.989

6.989

6.989

6.989

6.989

3.02 Beheer, onderhoud en vervanging

157.748

199.345

134.096

141.234

134.496

90.923

134.134

                 

4

Experimenteren cf art. III Deltawet

0

0

0

0

0

0

0

4.01 Experimenteerprojecten

0

0

0

0

0

0

0

                 

5

Netwerkgebonden kosten en overige uitgaven

287.686

270.063

273.725

276.703

274.026

272.193

270.951

5.01 Apparaat

181.119

214.647

206.160

209.156

206.834

204.994

205.562

5.02 Overige uitgaven

106.567

73.279

67.565

67.547

67.192

67.199

65.389

5.03 Investeringsruimte

0

– 17.863

0

0

0

0

0

                 

7

Investeren in waterkwaliteit

47.953

24.347

29.014

37.949

54.256

100.939

82.961

7.01 Real.progr.Kaderrichtlijn water

39.980

22.217

25.738

37.182

53.489

80.050

82.961

7.02 Overige aanlegprojecten Waterkwaliteit

7.973

2.130

3.276

767

767

20.889

0

Totaal

1.055.314

1.019.652

902.925

928.123

954.310

858.250

1.200.153

   

2022

2023

2024

2025

2026

2027

2028

1

Investeren in waterveiligheid

509.263

396.586

350.147

268.185

296.245

345.299

254.745

1.01 Grote projecten waterveiligheid

159.800

135.500

138.179

5.842

0

0

0

1.02 Overige aanlegprojecten Waterveiligheid

349.463

261.086

211.968

262.343

296.245

345.299

254.745

1.03 Studiekosten

0

0

0

0

0

0

0

                 

2

Investeren in zoetwatervoorziening

1.833

1.833

1.833

1.833

1.833

1.833

1.833

2.01 Aanleg waterkwantiteit

0

0

0

0

0

0

0

2.02 Overige waterinvesteringen zoetwatervoorziening

1.833

1.833

1.833

1.833

1.833

1.833

1.833

2.03 Studiekosten

0

0

0

0

0

0

0

                 

3

Beheer, onderhoud en vervanging

241.171

232.303

246.298

299.841

238.335

233.423

230.570

3.01 Watermanagement

6.989

6.989

7.014

7.014

7.014

7.211

6.816

3.02 Beheer, onderhoud en vervanging

234.181

225.313

239.284

292.827

231.321

226.212

223.754

                 

4

Experimenteren cf art. III Deltawet

0

0

0

0

0

0

0

4.01 Experimenteerprojecten

0

0

0

0

0

0

0

                 

5

Netwerkgebonden kosten en overige uitgaven

292.359

269.882

394.469

422.253

452.145

407.810

517.050

5.01 Apparaat

201.790

204.289

205.811

206.810

207.308

207.307

207.330

5.02 Overige uitgaven

65.569

65.593

65.868

66.008

66.004

67.739

63.860

5.03 Investeringsruimte

25.000

0

122.790

149.435

178.833

132.764

245.860

                 

7

Investeren in waterkwaliteit

47.325

47.325

47.325

47.325

47.325

37.489

0

7.01 Real.progr.Kaderrichtlijn water

47.325

47.325

47.325

47.325

47.325

37.489

0

7.02 Overige aanlegprojecten Waterkwaliteit

0

0

0

0

0

0

0

Totaal

1.091.951

947.929

1.040.072

1.039.437

1.035.883

1.025.854

1.004.197

2.3 De niet-beleidsartikelen

Niet-beleidsartikel 97: Algemeen departement

Algemene Doelstelling

Op dit artikel worden de IenM brede programma uitgaven verantwoord.

Budgettaire gevolgen van beleid

97 Algemeen departement (x € 1.000)
   

2014

2015

2016

2017

2018

2019

2020

Verplichtingen

63.614

52.663

44.730

36.909

35.978

42.771

42.499

Uitgaven:

55.677

51.510

45.733

43.797

44.364

43.542

43.248

97.01

IenM-brede programmamiddelen

55.677

51.510

45.733

43.797

44.364

43.542

43.248

97.01.01

Opdrachten

30.159

32.440

26.662

24.725

25.292

24.720

24.326

 

– Onderzoeken ANVS

0

4.032

4.032

4.032

4.032

4.032

4.032

 

– Overige opdrachten

30.159

28.408

22.630

20.693

21.260

20.688

20.294

97.01.02

Subsidies

1.119

1.250

1.250

1.250

1.250

1.000

1.100

97.01.03

Bijdrage aan agentschappen

19.022

12.593

12.594

12.595

12.595

12.595

12.595

 

– waarvan bijdrage aan KNMI

2.400

0

0

0

0

0

0

 

– waarvan bijdrage aan ILT

16.000

11.986

11.985

11.986

11.986

11.986

11.986

 

– waarvan bijdrage aan RWS

622

607

609

609

609

609

609

97.01.06

Bijdrage aan ZBO's en RWT's

5.377

5.227

5.227

5.227

5.227

5.227

5.227

 

– StAB

5.377

5.227

5.227

5.227

5.227

5.227

5.227

Ontvangsten

18.503

3.382

1.994

1.994

1.994

1.994

1.994

97.01 IenM-brede programmamiddelen

Toelichting op de financiële instrumenten

97.01.01 Opdrachten

Onderzoeken ANVS

Het betreft uitgaven voor opdrachten van technische ondersteuning, advisering en onderzoek op terreinen van nucleaire veiligheid en stralingsbescherming, alsmede beveiliging en safeguards. Daarnaast worden de uitgaven die verband houden met de samenwerking met internationale overheden en instanties inzake voornoemde terreinen ook onder dit artikel verantwoord.

Overige opdrachten

Regeringsvliegtuig

Dit betreft de uitgaven van IenM voor het onderhoud en de exploitatie van het Regeringsvliegtuig.

Onderzoeken PBL

Betreft uitgaven ten behoeve van onderzoeksactiviteiten van PBL, zoals aanschaf van databestanden, ontwikkeling van modellen, uitbesteding van onderzoek en vervaardiging van (web)publicaties. Een deel van deze uitgaven wordt door externe opdrachtgevers vergoed. Voor nieuws en publicaties van het PBL zie de website van het PBL28.

Departementaal Coördinatiecentrum Crisisbeheersing (DCC)

Het beleid op het gebied van Crisisbeheersing is het laatste decennium flink in ontwikkeling. Dit is vooral veroorzaakt door andere vormen van crisis (terreuraanslagen, extreme weersomstandigheden en infectieziekten) en door de internationale dimensies van crisis. DCC is verantwoordelijk voor een effectief crisisbeheersingsbeleid en een professionele aanpak van crisis. De hoofdtaak van het DCC is het voorbereiden van het Ministerie van IenM op het beheersen van crises.

Overig

Dit betreft voornamelijk de uitgaven die worden gedaan inzake corporate- en beleidscommunicatie, grote publiekscampagnes als van A naar Beter29, alsmede artikeloverstijgende onderzoeksopdrachten van bijvoorbeeld het Kennisinstituut voor Mobiliteitsbeleid30, op het gebied van Kennis, Innovatie en Strategie alsmede Bestuurlijke en Juridische Zaken.

97.01.02 Subsidies

Nederlandse Organisatie voor Wetenschappelijk Onderzoek (NWO)

Deze uitgaven hangen samen met subsidies die IenM, in samenwerking met andere departementen, verstrekt aan de Nederlandse Organisatie voor Wetenschappelijk Onderzoek31. Het betreft onder andere voor het programma SURF (Smart Urban Regions in the Future) en het programma Duurzame Logistiek.

97.01.03 Bijdragen aan agentschappen

ILT

De bijdrage aan ILT is bestemd voor de kosten van vergunningverlening die niet geheel gedekt worden door de inkomsten die de ILT verkrijgt vanuit de tariefheffing. Dit wordt veroorzaakt door tarieven, waarvan het bij ministeriële regeling vastgestelde bedrag lager is dan de werkelijke kosten van de vergunningverlening en door vergunningverlenende activiteiten van ILT waarvoor geen tarief is vastgesteld, waardoor de betreffende aanvragers van vergunningen de kosten van de aanvraag niet aan ILT hoeven te vergoeden. De vastgestelde tarieven worden in de Staatscourant gepubliceerd.

RWS

Dit betreft de bijdrage aan RWS voor de capaciteitsinzet in het kader van beleidsondersteuning en advies.

97.01.06 Bijdrage aan ZBO en RWT’s

Stichting Advisering Bestuursrechtspraak (StAB)

Deze uitgaven hangen samen met de subsidie die IenM verstrekt aan de Stichting Advisering Bestuursrechtspraak32. De StAB adviseert, door middel van deskundigenberichten, op verzoek van de Raad van State en de rechtbanken over geschillen op het terrein van de fysieke leefomgeving zoals milieu, ruimtelijke ordening, water, bouw en schade.

97.02 Ontvangsten

Op dit artikel worden de ontvangsten geraamd die IenM onder andere ontvangt voor het Regeringsvliegtuig en voor onderzoeken van het PBL.

Niet-beleidsartikel 98: Apparaatsuitgaven kerndepartement

Algemene Doelstelling

Op dit artikel staan alle personele en materiële uitgaven en ontvangsten van het Ministerie van Infrastructuur en Milieu met uitzondering van de agentschappen Inspectie Leefomgeving en Transport, Koninklijk Nederlands Meteorologisch Instituut, Nederlandse Emissieautoriteit en Rijkswaterstaat. Het omvat de verplichtingen en uitgaven voor ambtelijk personeel, inhuur externen en materieel voor het kerndepartement.

Budgettaire gevolgen van beleid

art. 98 Apparaatsuitgaven kerndepartement (x € 1.000)
 

2014

2015

2016

2017

2018

2019

2020

Verplichtingen

292.085

327.185

332.770

285.534

286.870

286.873

283.151

Uitgaven:

303.576

331.919

340.148

284.943

286.536

286.861

283.139

Personele uitgaven

207.098

226.023

218.672

202.113

194.275

194.271

190.214

– waarvan eigen personeel

186.627

198.723

192.130

182.638

175.438

175.434

171.377

– waarvan externe inhuur

9.699

16.022

15.929

9.458

8.821

8.821

8.821

– waarvan overige personele uitgaven

10.772

11.278

10.613

10.017

10.016

10.016

10.016

Materiele uitgaven

96.478

105.896

121.476

82.830

92.261

92.590

92.925

– waarvan ICT

29.383

27.228

23.248

22.949

22.321

22.321

22.321

– waarvan bijdrage aan SSO's

37.950

33.726

51.024

32.577

28.898

28.727

28.519

– waarvan overige materiële uitgaven

29.145

44.942

47.204

27.304

41.042

41.542

42.085

Ontvangsten

14.203

19.651

3.530

3.530

3.530

3.530

3.530

Personele uitgaven

Dit betreft alle uitgaven van het eigen personeel, de externe inhuur en postactieven voor het kerndepartement.

Eigen personeel

Onder uitgaven eigen personeel vallen de loonkosten en de uitgaven voor de personele exploitatie.

  • Onder loonkosten wordt verstaan alle uit de rechtspositiebepalingen en aanverwante (wettelijke) regelingen voortvloeiende uitgaven aan en ten behoeve van de werknemers, zoals salaris, vakantie- en eindejaarsuitkering, vergoedingen voor inbesteding van personeel, toelagen, toeslagen en vergoedingen, gratificaties, onkostenvergoedingen waaronder woon-werkverkeer (ook collectieve inkoop openbaar vervoerskaarten), sociale lasten en de bijdrage aan de zorgverzekeringswet, pensioenpremies en de eindheffing loonbelasting.

  • Onder personele exploitatie worden andere personele uitgaven verstaan zoals verhuiskosten, hotels in het kader van dienstreizen, werving en selectie, keuringen, assesments, outplacement, loopbaanbegeleiding en re-integratie, arbeidsgezondheidskundige begeleiding, werkplekaanpassing, uitbesteding arbo-dienstverlening, bedrijfshulpverlening, representatie voor eigen personeel, opleiding, coaching, training, bezoek van symposia en congressen, personeelsevenementen, bijeenkomsten en recepties, noodzakelijke contributies van personeel, uitgaven sociaal flankerend beleid en dergelijke.

Externe inhuur

Dit betreft de uitgaven voor de externe inhuur.

Overige personele uitgaven

De overige personele uitgaven bestaan uit de uitgaven aan postactieven. Onder postactieven wordt verstaan uitgaven aan en ten behoeve van voormalig personeel, voor zover niet ten laste komend van derden (pensioen- of uitkeringsfonds) zoals Functioneel leeftijdsontslag (FLO), werkloosheidsuitkeringen, wachtgelden en de daarmee samenhangende uitvoeringskosten van derden.

Materiële uitgaven

Dit betreft materiële uitgaven van het kerndepartement waarvoor geldt dat deze betrekking hebben op uitgaven die bedoeld zijn voor activiteiten ter ondersteuning van het primaire proces. ICT bevat zowel de uitgaven voor projecten als structurele uitgaven zoals onderhoud en licenties. De bijdrage aan de Shared Service Organisaties betreft onder andere P-Direkt (Salarisbedrijf van het Rijk), FM Haaglanden en de Rijksvastgoedbedrijf. De hogere uitgaven bijdragen aan SSO’s in 2016 worden veroorzaakt door een eenmalige bijdrage van het Ministerie van Financiën aan het Ministerie van IenM als gevolg van gemaakte afspraken in het kader van het Masterplan kantoorhuisvesting Den Haag. Deze bijdrage is reeds bij voorjaarsnota 2012 verwerkt.

Apparaatsuitgaven per dienstonderdeel van de Bestuurskern
Budgettaire gevolgen (x € 1.000)

Totaal apparaat Betuurskern

340.148

   

Directoraat-Generaal Bereikbaarheid

46.292

Directoraat-Generaal Milieu en Internationaal

32.820

Directoraat-Generaal Ruimte en Water

26.661

Beleids- en Bestuursondersteuning

35.181

Financiën en Bedrijfsvoering

153.809

– waarvan IenM-brede apparaatsuitgaven

109.668

Autoriteit Nucleaire Veiligheid en Stralingsbescherming

22.976

Planbureau voor de Leefomgeving

22.409

Deze tabel splitst de apparaatsuitgaven van het kerndepartement per integratieonderdeel uit voor het jaar 2016.

Extracomptabele verwijzingen

Apparaatskosten Staf Deltacommissaris (x € 1.000)
 

2014

2015

2016

2017

2018

2019

2020

Totaal apparaatskosten Staf Deltacommissaris

1.812

2.066

1.826

1.775

1.725

1.725

1.725

De apparaatskosten van de Staf Deltacommissaris worden in lijn met de Waterwet op het Deltafonds begroot en verantwoord (zie artikel 5 Netwerkgebonden kosten en overige uitgaven van het Deltafonds).

Apparaatskosten agentschappen (x € 1.000)
 

2014

2015

2016

2017

2018

2019

2020

Totaal apparaatskosten agentschappen

1.246.644

1.196.776

1.175.079

1.120.418

1.103.696

1.092.106

1.089.033

ILT

147.499

141.141

144.014

136.338

134.101

135.634

135.640

KNMI

47.368

52.132

50.788

49.237

49.217

49.217

49.217

NEA

5.730

7.271

6.491

6.480

6.559

6.566

6.608

RWS

1.046.047

996.232

973.786

928.363

913.819

900.689

897.568

Vier agentschappen vallen onder IenM: Rijkswaterstaat (RWS), de Inspectie voor de Leefomgeving en Transport (ILT), het Koninklijk Nederlands Metereologisch Instituut (KNMI) en de Nederlandse Emissieautoriteit (Nea). Bovenstaand zijn de begrote apparaatskosten van deze agentschappen opgenomen. IenM draagt hier deels aan bij. Voor nadere toelichting wordt verwezen naar de agentschapsparagrafen.

Apparaatskosten ZBO's en RWT's (x € 1.000)
 

2014

2015

2016

2017

2018

2019

2020

\Totaal apparaatskosten ZBO's en RWT's

671.377

618.227

606.227

432.227

431.227

431.227

431.227

ProRail

499.000

453.000

436.000

427.000

426.000

426.000

426.000

Kadaster

167.000

160.000

165.000

       

StAB

5.377

5.227

5.227

5.227

5.227

5.227

5.227

IenM verstrekt bijdragen aan drie begrotingsgefinancierde ZBO’s en RWT’s: Prorail, Kadaster en StAB. Voor meer informatie over ZBO’s en RWT’s van IenM zie de bijlage ZBO’s en RWT’s van deze begroting.

Taakstelling Rutte II

Conform de Regeling Rijksbegrotingsvoorschriften wordt hieronder aangegeven hoe de taakstelling Rutte II binnen IenM is verdeeld naar alle verschillende onderdelen van het ministerie (inclusief agentschappen en ZBO’s).

Tabel verdeling taakstelling Rutte II 2016–2018 (x € 1.000)
   

2016

2017

2018

Structureel

Kerndepartement

– 15.138

– 40.807

– 37.320

– 37.320

Agentschappen

       
 

RWS

– 18.289

– 37.972

– 53.100

– 53.100

 

ILT

– 1.726

– 3.430

– 5.135

– 5.135

 

KNMI

– 261

– 519

– 777

– 777

 

NEa

– 90

– 180

– 269

– 269

ZBO's

         
 

Kadaster

– 310

– 618

– 924

– 924

Overig

         
 

RIVM

– 361

– 824

– 1.000

– 1.000

 

Prorail

– 6.825

– 13.650

– 20.475

– 20.475

Totale taakstelling

– 43.000

– 98.000

– 119.000

– 119.000

Toelichting

Bij het Kerndepartement zijn maatregelen om de taakstelling Rutte II (2016 en volgende) in te vullen voor het grootste deel gevonden in:

  • Versobering van de bedrijfsvoering; verlaging van de centrale budgetten op het gebied van materiële uitgaven (o.a. door efficiency, productiviteitsverbeteringen en verdergaande digitalisering);

  • Verbeterde inzet op integrale programma-aanpak, standaardisering, uniformering en vereenvoudiging van processen, vakmanschap en flexibele inzet over de grenzen van de organisatieonderdelen.

  • Maatregelen met personele gevolgen worden in overleg met de medezeggenschap opgepakt. Omdat de grens van het haalbare steeds dichterbij komt wordt getracht om de personele krimp zoveel mogelijk te beperken.

Bij de agentschappen wordt het grootste deel van de financiële taakstelling ten laste van de personele budgetten gebracht. Invulling geschiedt middels het nemen van efficiencymaatregelen en indien nodig taakversobering. Dit betekent dat bepaalde taken dan niet meer of minder intensief zullen worden uitgevoerd. Voor een nadere toelichting zie het onderdeel 3. Agentschappen van deze begroting.

Niet-beleidsartikel 99: Nominaal en onvoorzien

Dit artikel is een administratief begrotingstechnisch artikel. Dit betekent dat er geen daadwerkelijke uitgaven ten laste van artikel 99 worden gedaan. Het artikel dient hoofdzakelijk als tussenstation voor de overboeking van middelen naar de andere artikelen op de IenM begroting, zoals loon- en prijsbijstelling. Ook taakstellingen die nog niet direct kunnen worden doorgeboekt worden op dit artikel geadministreerd.

Budgettaire gevolgen van beleid

art. 99 Nominaal en onvoorzien (x € 1.000)
 

2014

2015

2016

2017

2018

2019

2020

Verplichtingen

0

0

25

0

2.698

697

4.542

Uitgaven:

0

0

25

0

1.949

698

4.543

Loonbijstelling

0

0

0

0

0

0

0

Prijsbijstelling

0

0

0

0

307

401

401

Onvoorzien

0

0

25

0

1.642

297

4.142

3. DE AGENTSCHAPPEN

Rijkswaterstaat

Introductie

Rijkswaterstaat is de uitvoeringsorganisatie van het Ministerie van Infrastructuur en Milieu. Rijkswaterstaat beheert en ontwikkelt de rijkswegen, -vaarwegen en -wateren en zet in op een duurzame leefomgeving.

Samen met anderen werkt Rijkswaterstaat aan een land dat beschermd is tegen overstromingen. Waar voldoende groen is en voldoende en schoon water. En waar je vlot en veilig van A naar B kunt. Samenwerken aan een veilig, leefbaar en bereikbaar Nederland. Dat is Rijkswaterstaat.

Het Ministerie van IenM kent een scheiding tussen beleid, toezicht en uitvoering. RWS fungeert hierbij als uitvoeringsorganisatie van het ministerie. Het formuleren van beleid is belegd bij de beleids-directoraten-generaal. Dit betekent dat de doelstellingen van het agentschap afhankelijk zijn van de (veelal lange termijn) beleidsdoelstellingen en kaders die door IenM worden aangegeven. Deze beleidsdoelen zijn geformuleerd in de beleidsartikelen van de beleidsbegroting Hoofdstuk XII.

Producten en diensten

RWS treedt op als manager van het gebruik van een aantal hoofdinfrastructuurnetwerken (hoofdwegennet, hoofdvaarwegennet, hoofdwatersystemen), als beheerder van die netwerken, als realisator van uitbreidingen van deze netwerken en als adviseur voor het ten aanzien hiervan te voeren beleid. RWS voert deze taken uit vanuit een netwerkbenadering. Belangrijkste producten zijn:

  • Verkeersmanagement: het inzetten van instrumenten en hulpmiddelen om vraag en aanbod op elk moment zo goed mogelijk op elkaar af te stemmen en om het verkeersaanbod zo goed mogelijk af te wikkelen. Het betreft vooral bediening van objecten als bruggen en sluizen, verstrekken van route-informatie en incidentmanagement.

  • Watermanagement: reguleren van de hoeveelheden water in het hoofdwatersysteem en van de kwaliteit daarvan, door het hanteren van de te onderscheiden categorieën «vasthouden/bergen/afvoeren» en «schoonhouden/scheiden/zuiveren».

  • Beheer, onderhoud en vervanging: instandhouding van objecten en areaal op een vooruitstrevende, toekomstgerichte manier, gericht op het ook in technische zin steeds verder ontwikkelen van het netwerk of systeem.

  • Aanleg: dit betreft investeringen om de functionaliteit van het netwerk te vergroten. Nieuwe verbindingen of verbreding van bestaande. Sleutelwoord: capaciteitsvergroting.

  • Beleidsondersteuning en -advisering: het uitvoeren van studies of het leveren van bijdragen daaraan, adviezen met betrekking tot beleidsnota’s en de uitvoerbaarheid van beleid.

Leveren van kennis en expertise: ten behoeve van beleidsondersteuning en -advisering, milieu en leefomgeving, grote (aanleg)projecten en aansturing projecten en uitvoeringsorganisaties, het verstrekken van subsidies en basisinformatie.

De begroting van baten en lasten voor het jaar 2016 (x € 1.000)

Totaal

Realisatie 2014

2015

2016

2017

2018

2019

2020

Baten

             

Omzet IenM

2.182.386

2.185.074

2.250.830

2.063.930

2.018.173

1.987.786

1.950.895

Omzet nutv werkzaamheden

 

276.318

0

0

0

0

0

Omzet overige departementen

43.041

28.833

24.925

24.925

24.925

24.925

24.925

Omzet derden

167.632

143.963

147.313

151.638

154.163

154.163

154.163

Rentebaten

600

800

800

800

800

800

800

Bijzondere baten

3.503

3.000

3.000

3.000

3.000

3.000

3.000

Vrijval voorziening

3.087

           

Totaal baten

2.400.249

2.637.988

2.426.868

2.244.293

2.201.061

2.170.674

2.133.783

               

Lasten

             

Apparaatskosten

1.046.047

996.232

973.786

928.363

913.819

900.689

897.568

– Personele kosten

773.169

744.905

714.543

685.846

681.071

671.745

669.025

* waarvan eigen personeel

684.794

687.405

663.760

637.704

633.306

625.328

623.916

* waarvan externe inhuur

88.375

56.000

49.283

46.642

46.265

44.917

43.609

* waarvan overige p-kosten

 

1.500

1.500

1.500

1.500

1.500

1.500

– Materiele kosten

272.878

251.327

259.243

242.517

232.749

228.944

228.543

* waarvan apparaat ICT

34.181

45.000

45.000

45.000

45.000

45.000

45.000

* waarvan bijdrage aan SSO's

65.510

56.000

56.000

56.000

56.000

56.000

56.000

* waarvan overige M-kosten

173.187

150.327

158.243

141.517

131.749

127.944

127.543

Onderhoud

1.293.107

1.584.033

1.395.359

1.258.207

1.229.519

1.212.262

1.178.491

Rentelasten

5.597

8.748

8.748

8.748

8.748

8.748

8.749

Afschrijvingskosten

36.168

39.975

39.975

39.975

39.975

39.975

39.975

– materieel

35.424

38.500

38.500

38.500

38.500

38.500

38.500

waarvan apparaat ICT

5.334

6.000

6.000

6.000

6.000

6.000

6.000

– immaterieel

744

1.475

1.475

1.475

1.475

1.475

1.475

Dotaties

17.456

           

Bijzondere lasten

13.499

           

Totaal lasten

2.411.874

2.628.988

2.417.868

2.235.293

2.192.061

2.161.674

2.124.783

Saldo

– 11.625

9.000

9.000

9.000

9.000

9.000

9.000

Dotatie aan reserve Rijksrederij

9.153

9.000

9.000

9.000

9.000

9.000

9.000

te verdelen resultaat

– 20.778

0

0

0

0

0

0

Toelichting

Baten

Omzet IenM

De omzet IenM betreft de omzet uit hoofde van activiteiten (en de daarmee samenhangende producten) die RWS verricht voor IenM. De omzet IenM is onder andere een vergoeding voor:

  • het beheer en onderhoud van de infrastructuur en waterkwaliteit;

  • de apparaatskosten (personeel en materieel) van RWS die verband houden met de aanleg, verkeers- & watermanagement en onderhoud van infrastructuur;

  • de capaciteit die RWS levert in het kader van zijn kennis- en adviestaken en de activiteiten in het kader van RWS Directie Leefomgeving.

In de begroting 2014 is in de jaren 2016 en verder de taakstelling op het apparaat uit het regeerakkoord Rutte II verwerkt op zowel de omzet IenM als op de apparaatskosten. Deze taakstelling bedraagt voor RWS € 18 miljoen in 2016.

Verdeling Taakstelling Rutte II 2016–2018 (x € 1.000)
 

2015

2016

2017

2018

Structureel

Totale taakstelling RWS

0

– 18.289

– 37.972

– 53.100

– 53.100

Toelichting

De invulling van de taakstelling vindt plaats langs een aantal lijnen. RWS realiseert de taakstelling door 60% efficiencymaatregelen en 40% taakversobering. De efficiency zal worden gerealiseerd door doorzetting van maatregelen gericht op het functioneren als eenheid en efficiënt werken. De taakversobering wordt met name voorzien door uniformering en standaardisering. Daarnaast worden besparingen beoogd door extra inzet van eigen personeel (groei eigen personeel) voor werken voor derden en het omzetten van niet-kerntaken naar kerntaken (verlaging inhuur).

Specificatie omzet IenM (x € 1.000)
 

2015

2016

2017

2018

2019

2020

Deltafonds artikel

399.489

455.758

390.648

401.303

391.910

383.501

Artikel 1 Investeren in waterveiligheid

4.567

1.104

Artikel 2 Investeren in zoetwatervoorziening

1.228

Artikel 3 Beheer, Onderhoud en Vervanging

144.148

169.073

120.381

127.519

120.803

94.105

Artikel 5 Netwerkgebonden kosten en overige uitgaven

245.797

284.139

269.989

273.017

270.340

268.507

Artikel 7 Waterkwaliteit

3.749

1.442

278

767

767

20.889

Infrastructuurfonds

1.705.212

1.728.062

1.623.840

1.570.302

1.549.972

1.521.161

Artikel 12 Hoofdwegennet

933.232

1.104.906

1.030.231

1.005.118

995.695

967.896

Artikel 15 Hoofdvaarwegennet

556.206

623.156

593.608

565.183

554.277

553.266

Artikel 18 overige uitgaven

215.774

Hoofdstuk XII

80.372

67.010

49.442

46.568

45.904

46.233

Artikel 11 Integraal waterbeleid

17.419

17.144

16.451

15.459

16.063

16.392

Artikel 12 Waterkwaliteit

Artikel 13 Ruimtelijke ontwikkeling

19.859

15.214

9.163

9.221

9.105

9.105

Artikel 14 Wegen en verkeersveiligheid

3.691

2.958

2.958

2.958

2.958

2.958

Artikel 15 OV-keten

792

998

998

998

998

998

Artikel 17 Luchtvaart

11.926

8.979

48

48

48

48

Artikel 18 Scheepvaart en Havens

1.270

1.408

1.408

1.408

1.408

1.408

Artikel 19 Klimaat

5.876

4.532

4.076

3.461

3.179

3.179

Artikel 20 Lucht en geluid

2.453

2.127

1.964

1.847

1.646

1.646

Artikel 21 Duurzaamheid

9.866

7.261

6.581

6.472

6.444

6.444

Artikel 22 Omgevingsbeleid en milieurisico’s

6.613

5.780

5.186

4.087

3.446

3.446

Artikel 97 Algemeen departement

607

609

609

609

609

609

Totaal

2.185.074

2.250.830

2.063.930

2.018.173

1.987.786

1.950.895

Van totale omzet IenM

           

* apparaats- en afschrijvingskosten en rentelasten

1.005.167

980.171

931.723

914.654

901.524

898.404

* programma

1.179.907

1.270.659

1.132.207

1.103.519

1.086.262

1.052.491

Nog uit te voeren werkzaamheden

Dit betreffen middelen die RWS in 2014 van het moederdepartement heeft ontvangen en bestemd waren voor werkzaamheden die gepland waren in 2014, maar waarvan de uitvoering doorloopt in 2015 (€ 276 miljoen).

Omzet overige departementen

De omzet overige departementen heeft betrekking op van andere ministeries ontvangen vergoedingen voor het gebruik van vaartuigen van de Rijksrederij.

Specificatie omzet overige departementen (x € 1.000)
 

2015

2016

2017

2018

2019

2020

Ministerie van Defensie

16.798

12.891

12.891

12.891

12.891

12.891

Ministerie van Financiën

5.000

5.000

5.000

5.000

5.000

5.000

Ministerie van Economische zaken

7.035

7.034

7.034

7.034

7.034

7.034

Totaal

28.833

24.925

24.925

24.925

24.925

24.925

Omzet derden

De omzet derden heeft betrekking op vergoedingen van onder meer provincies, gemeenten en de Europese Unie in het kader van het beheer en onderhoud van de infrastructuur en de kennis- en adviesfunctie. Daarnaast bevat deze post de verwachte opbrengsten uit schaderijdingen en schadevaringen ter dekking van de kosten van reparatiewerkzaamheden, opbrengsten uit vergunningverlening, beheeropbrengsten op het areaal, opbrengsten voor de Nationale Bewegwijzeringsdienst en adviezen vanuit RWS Directie Leefomgeving aan onder meer gemeenten.

Specificatie omzet derden (x € 1.000)
 

2015

2016

2017

2018

2019

2020

Schaderijdingen/schadevaringen

24.500

24.500

24.500

24.500

24.500

24.500

Vergunningen WVO

19.000

19.000

19.000

19.000

19.000

19.000

Vergoeding provincies etc.

43.075

43.075

43.075

43.075

43.075

43.075

Nationale Bewegwijzeringsdienst

15.700

15.750

16.275

16.300

16.300

16.300

Beheeropbrengsten areaal

32.400

33.200

34.500

34.500

34.500

34.500

Overig

9.288

11.788

14.288

16.788

16.788

16.788

Totaal

143.963

147.313

151.638

154.163

154.163

154.163

Bijzondere baten

De geraamde bijzondere baten betreffen voornamelijk verwachte boekwinst op de verkoop van vaste activa.

Lasten

Personele kosten

Specificatie personele kosten
 

2014

2015

2016

2017

2018

2019

2020

Aantal FTE

8.430

8.544

8.643

8.379

8.249

8.184

8.164

Eigen Personeelskosten (x € 1.000)

684.794

687.405

663.760

637.704

633.306

625.328

623.916

Inhuur (x € 1.000)

88.375

56.000

49.283

46.642

46.265

44.917

43.609

Een aantal ontwikkelingen zorgt bij RWS in de komende jaren voor een toename van het aantal ambtelijke fte. De belangrijkste worden hieronder toegelicht.

  • Kasschuif apparaat: In de ontwerpbegroting 2014 heeft het kabinet besloten om op de fondsen te werken met een overprogrammering. Dit instrument heeft als doel om zorg te dragen dat vertragingen bij projecten niet onmiddellijk tot onderbesteding leidt op de fondsen. In de praktijk betekent dit dat Rijkswaterstaat eerder capaciteit voor projecten inzet dan er oorspronkelijk begroot was. Doordat de voorbereidende werkzaamheden voor deze projecten niet in een later stadium opnieuw hoeven te worden uitgevoerd is een kasschuif verwerkt van de apparaatsbudgetten vanuit de periode na 2020 naar voren. Het effect op de organisatieomvang bedraagt 250 fte in 2016 aflopend naar 0 fte in 2020.

  • Verwerking omzetting niet kerntaken:Uit analyse van Rijkswaterstaat is gebleken dat een beperkte bijstelling nodig is in de verdeling van taken die nu door de markt worden uitgevoerd en taken die door RWS met eigen personeel worden uitgevoerd. De complexiteit van aanleg- en onderhoudsprojecten neemt steeds verder toe. Dit komt onder meer door een meer integrale gebiedsontwikkeling, toename van de ICT-toepassingen in de infrastructuur en een groeiende renovatieopgave. De vraag naar specifieke kennis en ervaring op deze terreinen neemt de komende jaren verder toe. Zonder ingrijpen leidt dit tot een groeiende behoefte aan relatief dure inhuurcontracten en een te grote afhankelijkheid van de markt. Om haar rol als deskundig opdrachtgever richting de bouwbedrijven te kunnen blijven spelen, en bovenstaande ontwikkelingen het hoofd te bieden, wil RWS meer deskundig eigen personeel in dienst nemen. Het gaat dan om extra capaciteit ten behoeve van techniek, inkoop, projectbeheersing en inspecties ten behoeve van instandhoudingsadviezen van RWS objecten. Het effect op de omvang in 2016 hiervan is 40 fte.

  • Overdracht van taken binnen rijksoverheid: In 2015/16 komen taken over van Dienst Landelijk Gebied naar Rijkswaterstaat. Het effect op de organisatieomvang in 2016 bedraagt crica 35 fte.

  • Extra inzet werken derden: Een van de besparingsmaatregelen Rutte 2 betreft het extra inzetten van capaciteit voor werken van derden. Effect bedraagt circa 25 fte in 2016.

Eigen personeel

De kracht van Rijkswaterstaat ligt in de zakelijke en professionele wijze waarop het zijn kerntaken uitvoert. Om daarop te kunnen sturen is gedefinieerd welke taken RWS met eigen mensen uitvoert (de kerntaken) en welke taken aan de markt worden overgelaten (de niet-kern taken).

De bovengenoemde kosten van externe inhuur betreffen de inzet van derden op de kerntaken van RWS. Daarnaast vindt er inzet van derden plaats op taken die RWS van de markt betrekt en derhalve niet tot de apparaatskosten behoren. Omwille van de aansluiting op de Rijksbrede rapportages is ervoor gekozen om de daarmee samenhangende kosten ook hier afzonderlijk inzichtelijk te maken.

Inhuur apparaat (kerntaken)

RWS streeft ernaar om de inhuur van externen op kerntaken zoveel mogelijk te beperken vanuit het basisprincipe dat Rijkswaterstaat op kerntaken eigen mensen inzet, ter vermindering van de kwetsbaarheid en het verkleinen van de afhankelijkheid van externen. Inhuur op kerntaken vindt in beginsel alleen plaats als er sprake is van piekbelasting in de directe productie of in geval van onderbezetting, ziekte of vervanging. Inhuur op kerntaken kan ook een keuze zijn als vanuit de arbeidsmarkt hele specifieke kennis/specialisme niet kan worden aangetrokken.

Bij inhuur op kerntaken wordt eerst nagegaan of de vacature binnen de eigen RWS organisatie kan worden ingevuld (met eigen medewerkers of vanuit de mobiliteitspool). Door deze maatregelen zal de inhuur op kerntaken de komende jaren gaan dalen.

 

2014

2015

2016

2017

2018

2019

2020

Inhuur kerntaken (x € 1.000)

88.375

56.000

49.283

46.642

46.265

44.917

43.609

Inhuur programma (niet-kerntaken)

Gelet op de productieopgave van RWS blijft de inhuur op taken die bij de markt zijn gelegd (de Niet Kerntaken) in 2016 op ongeveer hetzelfde niveau als voorgaande jaren. Voor het betrekken van externe capaciteit op niet-kerntaken geldt dat deze zoveel mogelijk op basis van op productafspraken gebaseerde contracten zal worden gedaan, tenzij dat om inhoudelijke of aansturingsredenen niet doelmatig is.

Daarnaast is besloten om met ingang vanaf 2016 geleidelijk 100 fte aan niet-kerntaken, waarvoor veelal werd ingehuurd, om te zetten naar eigen personeel om de kennis binnen RWS verder te borgen en de afhankelijkheid van de markt te laten afnemen. Hierdoor zal de inhuur op niet-kerntaken de komende jaren geleidelijk gaan dalen. De inhuur op niet-kerntaken in het primaire proces wordt met name onder de posten onderhoud en aanleg op het Infrastructuurfonds en het Deltafonds verantwoord.

 

2014

2015

2016

2017

2018

2019

2020

Inhuur niet-kerntaken (x € 1.000)

131.013

155.000

127.380

108.608

91.835

71.835

61.835

Materiële kosten

De materiële kosten omvatten onder andere ICT, huisvesting, bureaukosten en communicatie.

Onderhoud

De kosten beheer en onderhoud hebben betrekking op de kosten die in rekening worden gebracht door derden (met name aannemers en ingenieursbureaus). Deze voeren werkzaamheden uit die direct bijdragen aan het beheer en de instandhouding van de infrastructuur. Tevens vindt er een bijdrage van circa € 2 miljoen in 2016 aan het KNMI plaats.

Kasstroomoverzicht over het jaar 2016 (x € 1.000)
   

realisatie 2014*

2015

2016

2017

2018

2019

2020

1.

Rekening-courant RHB 1 januari 2012+ stand depositorekening

394.129

481.795

195.365

219.040

248.415

270.690

280.765

2.

Totaal operationele kasstroom

114.853

– 258.570

48.975

48.975

48.975

48.975

48.975

3a.

Totaal investeringen (-/-)

– 33.162

– 55.860

– 33.600

– 29.400

– 60.900

– 60.900

– 60.900

3b.

Totaal boekwaarde desinvesteringen (+)

13.552

3.

Totaal investeringskasstroom

– 19.610

– 55.860

– 33.600

– 29.400

– 60.900

– 60.900

– 60.900

4a.

Eenmalige uitkering aan moederdepartement (-/-)

4b.

Eenmalige storting door het moederdepartement (+)

8.700

7.300

7.300

15.800

14.200

6.000

8.600

4c.

Aflossingen op leningen (-/-)

– 31.779

– 32.500

– 31.000

– 34.000

– 38.000

– 42.000

– 42.000

4d.

Beroep op leenfaciliteit (+)

15.500

53.200

32.000

28.000

58.000

58.000

58.000

4.

Totaal financieringskasstroom

– 7.579

28.000

8.300

9.800

34.200

22.000

24.600

5.

Rekening-courant RHB 31 december 2012 + stand depositorekening) (=1+2+3+4)

481.793

195.365

219.040

248.415

270.690

280.765

293.440

 

(maximale roodstand € 0,5 miljoen)

             

Toelichting

Operationele kasstroom

Hieronder vallen de inkomsten en uitgaven uit de reguliere bedrijfsvoering. Meerjarig wordt gestreefd naar een stabiel saldo van baten en lasten.

Investeringskasstroom

Hieronder vallen de verkopen van activa en de nieuwe investeringen. De investeringen hebben betrekking op het in stand houden van de activa van RWS. Deels betreft het investeringen in activasoorten, zoals voertuigen, waarbij de omvang van de jaarlijkse investeringen op een constant niveau ligt.

Financieringskasstroom

Hieronder vallen alle geldstromen die gerelateerd zijn aan de financiering van het agentschap. RWS doet een beroep op de leenfaciliteit bij het Ministerie van Financiën ter financiering van haar investeringen als agentschap. Daarnaast is in de begroting van het agentschap rekening gehouden met aflossing op deze leenfaciliteit. De storting door moederdepartement betreft de aflossing van de langlopende vordering die RWS heeft op het moederdepartement. De eenmalige uitkering aan het moederdepartement betreft het, op basis van de Regeling agentschappen, uitkeren van het surplus aan eigen vermogen aan de eigenaar. Voor nadere informatie wordt verwezen naar de Voorjaarsnota 2014.

Overzicht doelmatigheidsindicatoren

Omschrijving

2014 realisatie

2015

2016

2017

2018

2019

2020

Apparaatskosten per eenheid areaal

             

Hoofdwegennet

25.460

24.502

26.088

24.865

24.453

23.744

23.452

Hoofdvaarwegennet

25.240

24.637

25.377

25.028

24.812

24.580

24.518

Hoofdwatersystemen

1.060

1.061

1.106

1.081

1.066

1.054

1.048

               

% Apparaatskosten tov omzet

             

% Apparaatskosten tov omzet

21%

22%

23%

21%

20%

19%

18%

               

Tarieven per FTE

             

Kosten per FTE

125.440

123.354

119.343

117.683

117.774

117.105

117.010

               

Omzet BLD per product

             

Hoofdwatersystemen

393.322

399.489

455.758

390.648

401.303

391.910

383.501

Hoofdwegen

974.671

933.232

1.104.906

1.030.231

1.005.118

995.695

967.896

Hoofdvaarwegen

560.165

556.206

623.156

593.608

565.183

554.277

553.266

Overig

254.228

296.146

67.010

49.442

46.568

45.904

46.233

TOTAAL

2.182.386

2.185.074

2.250.830

2.063.930

2.018.173

1.987.786

1.950.895

               

Bezetting

             

FTE formatie

8.672

8.544

8.643

8.379

8.249

8.184

8.164

% overhead

– 

13%

13%

13%

13%

13%

13%

               

Exploitatiesaldo

             

Exploitatiesaldo

– 0,5%

0%

0%

0%

0%

0%

0%

               

Gebruikerstevredenheid

             

publieksgerichtheid

41%

70%

70%

70%

70%

70%

70%

gebruikerstevredenheid HWS

*

70%

70%

70%

70%

70%

70%

gebruikerstevredenheid HWN

81%

80%

80%

80%

80%

80%

80%

gebruikerstevredenheid HVWN

72%

75%

75%

75%

75%

75%

75%

               

Ontwikkeling pinwaarde

             

Hoofdwatersystemen

100

100

100

100

100

100

100

Hoofdwegen

100

100

98

98

98

98

98

Hoofdvaarwegen

100

100

100

100

100

100

100

Toelichting

Apparaatskosten per eenheid areaal

Deze indicator geeft informatie over hoe de kosten die het apparaat van RWS maakt voor verkeersmanagement en beheer en onderhoud zich ontwikkelen ten opzichte van het areaal. Een dalende trend van de kosten per eenheid areaal geeft een indicatie van een toename in de efficiëntie van de organisatie op het gebied van Beheer en Onderhoud en Verkeersmanagement.

Percentage Apparaatskosten tov omzet

Deze indicator geeft de verhouding weer tussen de kosten van het apparaat en de totale omzet (incl. GVKA-gelden) van RWS. Het hogere percentage in 2016 wordt verklaard door een tijdelijke dip in de omzet in 2016.

Kosten per fte

Deze indicator geeft de ontwikkeling weer van de kosten (loonkosten en materiële kosten) per formatieve ambtelijke fte. Wanneer deze kosten dalen kan dit een indicatie van een toename in doelmatigheid van de organisatie zijn.

Omzet per productgroep

In de tabel is de Omzet IenM uitgesplitst naar de verschillende netwerken.

Organisatiegrootte in fte

Deze voorgeschreven indicator geeft aan hoe de ambtelijke formatie van RWS zich ontwikkelt.

Percentage overhead

Deze indicator geeft aan welk deel van het ambtelijke personeel (in fte) binnen RWS zich bezig houdt met de bedrijfsvoering. Bedrijfsvoering bevat alle processen die ondersteunend zijn aan de organisatie. Het streven is daarbij voortdurend een optimale kwalitatieve en kwantitatieve omvang van de bedrijfsvoering.

Exploitatiesaldo (% van de omzet)

Deze voorgeschreven indicator toont de ontwikkeling van het exploitatiesaldo als percentage van de omzet.

Gebruikerstevredenheid

Publieksgerichtheid: geeft aan hoe tevreden onze gebruikers en partners over RWS zijn als publieke dienstverlenende organisatie. Dan gaat het over zaken als «luisteren; verwachtingenmanagement; aanspreekbaarheid; houding en gedrag en de wijze waarop wij communiceren».

Gebruikerstevredenheid (per netwerk): geeft aan hoe tevreden onze gebruikers over de kwaliteit van de drie netwerken zijn. Denk daarbij aan veiligheid, doorstroming; kwaliteit infrastructuur en tijdige en betrouwbare informatievoorziening (gekoppeld aan de netwerken).

Ontwikkeling PIN-waarden

De ontwikkeling van de PIN-waarden (prestatieindicator-waarden) geeft een beeld hoe de ontwikkeling is in de toestand van het door RWS beheerde areaal. Het weergegeven cijfer betreft een index ten opzichte van het jaar 2015. De bijlage instandhouding op de begroting van het Infrastructuurfonds en het Deltafonds biedt inzicht in instandhouding en de gehanteerde PIN-waarden.

Inspectie Leefomgeving en Transport

Introductie

Het Ministerie van IenM kent een scheiding tussen beleid, uitvoering en toezicht. Het formuleren van beleid en wet- en regelgeving is primair belegd bij de beleidsdirectoraten-generaal. De toezichthoudende taken zijn bij IenM belegd bij de Inspectie Leefomgeving en Transport.

Producten en diensten

De producten en diensten van de ILT betreffen de toelating op de markt (vergunningen) en vervolgens de handhaving van de van toepassing zijnde wet- en regelgeving.

1. vergunningverlening

Nieuwe toetreders tot een markt moeten aan wettelijke eisen voldoen. Wordt daar aan voldaan, dan verleent de ILT één of meer vergunning(en) of certificaten. De wetgever verbindt door die keuze veiligheidseisen aan marktordeningsprincipes: zonder vergunning mag het bedrijf niet handelen.

2. handhaving

Het handhaven van wet- en regelgeving geschiedt door middel van dienstverlening, toezicht en opsporing. Het zwaartepunt van de inspectieactiviteiten ligt op het terrein van het toezicht. De ILT kent de volgende vormen:

  • objectinspecties;

  • administratiecontroles;

  • audits;

  • convenanten;

  • digitale inspecties.

Toezicht wordt gehouden vanuit het beginsel «vertrouwen, tenzij». Basis daarvoor vormt een nog verder uit te werken risicoselectiesysteem. Bij correcte naleving krijgt de ondertoezichtstaande minder toezicht en kunnen handhavingsconvenanten worden gesloten (horizontaal toezicht). Fysieke inspecties (objecten, producten en personen), audits, administratiecontroles, steekproefcontroles en acties (landelijk, regionaal of themagericht) vormen het verdere instrumentarium.

3. incident- en ongevalsonderzoek

Ongevallenonderzoek is bij ernstige ongevallen, soms geheel (luchtvaart), opgedragen aan de Onderzoeksraad voor Veiligheid (OvV). In die gevallen levert de ILT expertise en deskundigen. In de scheepvaart en het railvervoer heeft de ILT een eigen taak bij het onderzoeken van ongevallen. Op de weg ligt de taak bij de politie. Ongevallenonderzoek kan aanleiding zijn om de dienstverlening te vergroten en/of het toezicht te versterken. In ernstige gevallen van falen kan uit het onderzoek een toezichtmaatregel voortvloeien.

Incidenten en ongevallen vragen om een snelle respons en moeten gecoördineerd worden aangepakt. Crisismanagement is geen toezichtstaak, maar de (systeem) verantwoordelijkheid voor de uitvoering van de crisisbeheersingstaak is belegd bij de Inspecteur-generaal. Het betreft de preparatie, respons en (deels) nazorg van incidenten.

Begroting van baten en lasten van het Agentschap ILT voor het jaar 2016 (x € 1.000)
 

realisatie 2014

2015

2016

2017

2018

2019

2020

Baten

             

Omzet IenM

132.137

128.319

122.641

116.905

114.590

114.586

114.592

Omzet overige departementen

7.760

0

0

0

0

0

0

Omzet derden

7.525

14.887

23.523

21.558

21.636

23.173

23.173

Rentebaten

95

50

50

50

50

50

50

Vrijval voorzieningen

3.291

           

Bijzondere baten

591

0

0

0

0

0

0

Totaal baten

151.400

143.256

146.214

138.513

136.276

137.809

137.815

               

Lasten

             

Apparaatskosten

147.499

141.141

144.014

136.338

134.101

135.634

135.640

– personele kosten

107.614

107.303

109.840

103.859

101.539

102.407

102.413

* waarvan eigen personeel

98.472

101.582

100.796

97.576

97.722

99.089

99.089

* waarvan externe inhuur

9.143

5.721

9.044

6.283

3.817

3.318

3.324

* waarvan overige personele kosten

0

0

0

0

0

0

0

– materiële kosten

39.885

33.837

34.175

32.479

32.562

33.226

33.226

* waarvan apparaat. ICT

5.365

5.022

7.158

5.416

5.462

5.508

5.508

* waarvan bijdrage aan SSO’s

18.457

12.070

12.370

12.570

12.820

13.070

13.070

* waarvan overige materiële kosten

16.063

16.745

14.647

14.493

14.280

14.648

14.648

Rentelasten

1

100

100

100

100

100

100

Afschrijvingskosten

2.060

2.015

2.100

2.075

2.075

2.075

2.075

– materieel

2.060

2.015

2.100

2.075

2.075

2.075

2.075

* waarvan apparaat ICT

             

– immaterieel

             

Overige kosten

1.465

0

0

0

0

0

0

– dotaties voorzieningen

1.431

0

0

0

0

0

0

– bijzondere lasten

34

0

0

0

0

0

0

Totaal lasten

151.025

143.256

146.214

138.513

136.276

137.809

137.815

Saldo van baten en lasten

375

0

0

0

0

0

0

Toelichting

Baten

Omzet IenM

De omzet IenM is een vergoeding voor de productgroepen vergunningverlening en handhaving (toezicht, incidentmelding en onderzoek).

Specificatie omzet IenM (x € 1.000)
 

2014

2015

2016

2017

2018

2019

2020

artikel 24 Handhaving en Toezicht

116.137

116.333

110.655

104.919

102.604

102.600

102.606

artikel 97 algemeen

16.000

11.986

11.986

11.986

11.986

11.986

11.986

Totaal

132.137

128.319

122.641

116.905

114.590

114.586

114.592

Van totale omzet IenM

             

– apparaats- en afschrijvingskosten en rentelasten

132.137

128.319

122.641

116.905

114.590

114.586

114.592

– programma

0

0

0

0

0

0

0

In de begroting 2014 is in de jaren 2016 en verder is de taakstelling op het apparaat uit het regeerakkoord Rutte II verwerkt op zowel de omzet IenM als op de apparaatskosten. Deze taakstelling bedraagt voor de ILT € 1,7 miljoen in 2016.

Verdeling Taakstelling Rutte II 2016–2018 (x € 1.000)
 

2015

2016

2017

2018

Structureel

Totale taakstelling ILT

0

– 1.726

– 3.430

– 5.135

– 5.135

ILT streeft er naar de taakstelling in te vullen door fte-besparingen (ca. 20 fte) te realiseren zonder afbreuk te doen aan de kwaliteit van toezicht. Daarnaast worden maatregelen getroffen om efficiencybesparing op huisvesting en ICT te bereiken.

Omzet overige departementen

De omzet afkomstig van andere departementen is vanaf 2015 niet meer aanwezig als gevolg van de overdracht van taken en middelen naar de ANVS op 1 januari 2015.

Omzet derden

De opbrengsten derden betreffen de doorberekende kosten aan de afnemers van de vergunningen en overige externe opdrachten. Het toezicht op de woningcorporaties wordt doorbelast aan de sector en is opgenomen onder omzet derden.

Lasten

Personele kosten

Vanaf 2016 zal de omvang van de ILT geleidelijk dalen door pensionering van een groot aantal medewerkers en gedeeltelijke vervanging van medewerkers. Eerder heeft anticiperende werving plaatsgevonden zodat vertrekkende medewerkers tijdig vervangen kunnen worden door goed opgeleide, nieuwe medewerkers.

Specificatie personele kosten
 

realisatie 2014

2015

2016

2017

2018

2019

2020

Aantal fte's

1.171

1.165

1.121

1.084

1.085

1.101

1.101

Eigen personeelskosten (x € 1.000)

102.275

101.582

100.796

97.576

97.722

99.089

99.089

Externe inhuur (x € 1.000)

9.143

5.721

9.044

6.283

4.432

3.093

3.099

In 2016 daalt het aantal fte’s per saldo met 53 fte ten opzichte van 2015. Met de oprichting van de Autoriteit woningcorporaties per 1 juli 2015 neemt de bezetting naar verwachting structureel toe met 56 fte tot maximaal 102 fte in 2020.

De externe inhuur betreft voornamelijk inhuur op ict-terrein.

Materiële kosten

De materiële kosten omvatten onder andere ICT, huisvesting, opleidingen en overige kosten voor middelen ten behoeve van de uitvoering van de inspectietaken. Ook deze kosten dalen als gevolg van krimpende budgetten.

Kasstroomoverzicht over het jaar 2016 (x € 1.000)
 

2014

Stand slotwet

2015

2016

2017

2018

2019

2020

1. Rekening courant RHB 1 januari

65.474

39.749

31.374

25.374

21.374

18.374

15.374

+ stand depositorekeningen

             

2. Totaal operationele kasstroom

– 10.352

– 6.000

– 4.000

– 2.000

– 1.000

– 1.000

– 1.000

3a. totaal investeringen (-/-)

– 3.737

– 2.000

– 2.000

– 2.000

– 2.000

– 2.000

– 2.000

3b. totaal boekwaarde desinvesteringen (+/+)

36

3. Totaal investeringskasstroom

– 3.701

– 2.000

– 2.000

– 2.000

– 2.000

– 2.000

– 2.000

               

4a. eenmalige uitkering aan

– 11.614

– 375

moederdepartement (-/-)

4b. eenmalige storting door het

– 58

moederdepartement (+/+)

4c. aflossingen op leningen (-/-)

             

4d. beroep op leenfaciliteit(+/+)

               

4. Totaal financieringskasstroom

– 11.672

– 375

0

0

0

0

0

               

5. Rekening courant RHB 31 december

39.749

31.374

25.374

21.374

18.374

15.374

12.374

+ stand depositorekening en (=1+2+3+4)

             

(noot: maximale roodstand € 0,5 miljoen)

             

Toelichting

Operationele kasstroom

De verwachting is dat de resterende middelen voor het project Boordcomputertaxi in 2015 tot definitieve uitbetaling komen waarna de operationele kasstroom zal afvlakken.

Investeringskasstroom

Investeringen hebben met name betrekking op het wagenpark. Gelet op de beschikbare liquiditeiten worden de investeringen gefinancierd met eigen middelen.

Financieringskasstroom

De eenmalige uitkering aan het moederdepartement betreft het, op basis van de Regeling agentschappen, uitkeren van het surplus aan eigen vermogen aan de eigenaar.

Overzicht doelmatigheidsindicatoren Toelichting
 

2014

2015

2016

2017

2018

2019

2020

Omschrijving Generiek Deel

             

1. Kostprijzen per produkt (groep)

             

– Handhaving

126.467

112.513

110.669

105.944

103.646

103.781

103.781

– Vergunningverlening

24.103

22.780

18.198

16.996

16.761

16.621

16.621

2. Tarieven/uur

             

– Handhaving

134

148,4

115,8

116,3

114,7

113,8

113,8

– Vergunningverlening

140

147,3

119,5

119,3

117,8

116,9

116,9

3. Omzet per produktgroep (pxq)

             

– Handhaving

139.993

112.513

94.669

89.944

87.646

87.781

87.781

– Vergunningverlening

7.693

7.584

7.584

7.584

7.584

7.584

7.584

4. FTE-totaal (excl. externe inhuur)

1.171

1.100

1.047

1.001

993

999

999

               

5. Saldo van baten en lasten (%)

0,09%

0,00%

0,00%

0,00%

0,00%

0,00%

0,00%

               

6. Kwaliteitsindicator 1: Binnen norm doorlooptijd vergunningen

86%

95%

95%

95%

95%

95%

95%

7. Kwaliteitsindicator 2: wachttijden informatiecentrum

13sec.

<20sec.

<20sec.

<20sec.

<20sec.

<20sec.

<20sec.

               

Omschrijving Specifiek Deel

             

8. Kostprijs/produkt:

             

Inspectie

143.864

128.369

122.691

116.955

114.640

114.636

114.642

Vergunningverlening

7.206

14.887

23.523

21.558

21.636

23.173

23.173

Monsterafname

n.v.t.

n.v.t.

n.v.t.

n.v.t.

n.v.t.

n.v.t.

n.v.t.

               

9. Kwaliteit Handhaving:

             

Klachten

1.484

1.000

1.000

1.000

1.000

1.000

1.000

Waarvan afgerond binnen wettelijke termijn

nb

95%

95%

95%

95%

95%

95%

Doorlichting uitgevoerd cq. gepland in 2015

De kosten voor vergunningverlening dalen vanwege het wegvallen van de Kernfysische Dienst en daarmee de ondersteuning bij vergunningverlening. De daling van kosten en tarieven in de komende jaren zijn het gevolg van de opgelegde bezuinigingen die in eerste instantie gerealiseerd worden op overhead.

Bovenstaand overzicht bevat de doelmatigheidsindicatoren van de ILT en is opgesteld conform de Rijksbegrotingsvoorschriften. Het aantal fte in de organisatie is gebaseerd op de geraamde formatie passend binnen de randen van de begroting.

De kwaliteitsindicatoren (6, 7 en 9) betreffen de kwaliteit van vergunningverlening, dienstverlening en handhaving. Aangezien «gegronde klachten» in het Inspectieproces niet bestaan, cq. Van de klachten niet formeel wordt vastgesteld of deze wel of niet gegrond zijn, is deze vervangen door «afgerond binnen wettelijke termijn». Conform de AWB moeten deze klachten binnen zes weken in behandeling worden genomen. De ILT verwacht voor 95% van het aantal klachten aan deze norm te voldoen.

Koninklijk Nederlands Meteorologisch Instituut (KNMI)

Introductie

Het KNMI adviseert en waarschuwt de samenleving om risico’s met een atmosferische of seismische oorsprong terug te dringen. Het KNMI ontwikkelt daartoe hoogwaardige kennis, verricht waarnemingen, en zet die om in producten en diensten die de veiligheidsrisico’s verminderen, bijdragen aan een duurzame samenleving en economische mogelijkheden bevorderen.

Er wordt gestreefd om per 1 januari 2016 de Wet taken meteorologie en seismologie in werking te laten treden. Daarmee komt de Wet op het KNMI te vervallen.

Producten en diensten

De samenleving wordt steeds gevoeliger voor extreem weer, klimaatverandering, luchtkwaliteit, vulkaanuitbarstingen en aardbevingen. Om deze toegenomen risico’s zoveel mogelijk te helpen beperken past het KNMI het concept van de risico-reductie-cyclus toe.

We bewaken en waarschuwen, maar we geven ook adviezen en handelingsperspectieven voor zowel acute als toekomstige gevaren. Daarbij trekken we actief lessen uit gebeurtenissen om toekomstige adviezen nog beter te maken en zo tot risico reductie te komen. Dit doen we samen met onze omgeving: het algemene publiek, overheden en (weer)bedrijven. We innoveren permanent onze dienstverlening en creëren daarbij (duurzame) economische kansen voor het bedrijfsleven terwijl we bijdragen aan een veilig, bereikbaar en leefbaar Nederland.

Het KNMI heeft zijn producten en diensten ingedeeld in de productgroepen Meteorologie en Seismologie. Daarnaast wordt Aardobservatie als product onderscheiden. Meetbare gegevens voor deze productgroepen zijn opgenomen in beleidsartikel 23.

De begroting van baten en lasten voor het jaar 2016 (x € 1.000)
 

Realisatie 2014

2015

2016

2017

2018

2019

2020

Baten

             

Omzet IenM

39.587

41.483

36.031

44.609

47.642

51.471

41.032

Omzet nutv werkzaamheden

0

2.769

1.217

0

0

0

0

Omzet overige departementen

1.677

2.062

2.062

2.062

2.062

2.062

2.062

Omzet derden

17.456

20.093

21.898

22.537

23.033

23.227

23.185

Rentebaten

110

0

0

0

0

0

0

Vrijval uit voorzieningen

233

0

0

0

0

0

0

Totaal baten

59.062

66.407

61.208

69.208

72.737

76.760

66.279

               

Lasten

             

Apparaatskosten

47.386

52.132

50.788

49.237

49.217

49.217

49.217

– personele kosten

31.706

30.558

28.744

28.023

28.005

28.005

28.005

* waarvan eigen personeel

28.888

28.009

27.914

27.523

27.505

27.505

27.505

* waarvan externe inhuur

2.613

2.549

830

500

500

500

500

* waarvan overige personele kosten

205

0

0

0

0

0

0

– materiële kosten

15.680

21.574

22.044

21.214

21.212

21.212

21.212

* waarvan apparaat ICT

4.179

6.564

6.564

6.564

6.564

6.564

6.564

* waarvan bijdrage aan SSO's

2.996

2.818

4.966

4.966

4.966

4.966

4.966

* waarvan overige materiele kosten

8.505

12.192

10.514

9.684

9.682

9.682

9.682

Aardobservatie

9.846

12.206

8.374

17.718

21.187

25.130

14.687

Rentelasten

283

242

242

242

242

242

242

Afschrijvingskosten

2.749

1.827

1.804

2.011

2.091

2.171

2.133

– materieel

2.749

1.827

1.804

2.011

2.091

2.171

2.133

* waarvan apparaat ICT

2.065

992

992

992

992

992

992

– immaterieel

             

Overige kosten

48

           

– dotaties voorzieningen

             

– bijzondere lasten

             

– bijzondere lasten

48

           

Totaal lasten

60.312

66.407

61.208

69.208

72.737

76.760

66.279

               

Saldo van baten en lasten

– 1.250

0

0

0

0

0

0

Toelichting

Baten

Omzet IenM

De omzet IenM betreft een vergoeding voor de producten op het gebied van meteorologie, seismologie en aardobservatie. Het betreft zowel een vergoeding voor wettelijke taken als de vergoeding van RWS, ILT en beleids-DG’s voor maatwerk.

Specificatie omzet IenM (x € 1.000)
 

Realisatie 2014

2015

2016

2017

2018

2019

2020

Hoofdstuk XII

             

Artikel 11 Integraal waterbeleid

558

521

401

401

401

401

401

Artikel 16 Spoor

74

44

0

0

0

0

0

Artikel 17 Luchtvaart

23

23

0

0

0

0

0

Artikel 19 Klimaat

906

652

220

220

220

109

109

Artikel 23 Meteorologie en seismologie en aardobservatie

35.886

37.399

32.566

41.144

44.177

48.117

37.678

Artikel 97 Algemeen departement

0

           

Inzet middelen balans

– 1.239

0

0

0

0

0

0

Bijdrage ILT

313

313

313

313

313

313

313

Bijdrage RWS

3.065

2.531

2.531

2.531

2.531

2.531

2.531

Totaal

39.587

41.483

36.031

44.609

47.642

51.471

41.032

Van totale omzet IenM

             

* apparaats- en afschrijvingskosten en rentelasten

28.905

32.046

28.874

26.891

26.455

26.341

26.345

* programma

10.682

12.206

8.374

17.718

21.187

25.130

14.687

De bedragen per product zijn:

Opbrengsten IenM per product (x € 1.000)
 

Realisatie 2014

2015

2016

2017

2018

2019

2020

Meteorologie

28.331

31.547

28.408

26.468

26.059

25.945

25.949

Seismologie

574

499

466

423

396

396

396

Aardobservatie

10.682

12.206

8.374

17.718

21.187

25.130

14.687

Totaal

39.587

44.252

37.248

44.609

47.642

51.471

41.032

In de begroting 2014 is in de jaren 2016 en verder is de taakstelling op het apparaat uit het regeerakkoord Rutte II verwerkt op de omzet IenM. Deze taakstelling bedraagt voor het KNMI circa € 0,3 miljoen in 2016.

Verdeling Taakstelling Rutte II 2016–2018 (x € 1.000)
 

2015

2016

2017

2018

Structureel

Totale taakstelling KNMI

0

– 261

– 519

– 777

– 777

Het KNMI vangt de taakstelling op door het genereren van extra maatwerkopbrengsten en subsidieprojecten zoals toegestaan bij de wet taken Meteorologie en Seismologie.

Omzet nog uit te voeren werkzaamheden

Dit betreffen middelen die het KNMI in eerdere jaren van het moederdepartement heeft ontvangen en bestemd waren voor werkzaamheden ondermeer met betrekking tot Deltaplan, Space Weather en voorbereiding klimaatsheets, maar waarvan de uitvoering doorloopt in 2015 en 2016.

Omzet overige departementen

De opbrengst overige departementen heeft betrekking op van andere ministeries ontvangen vergoedingen voor de inzet van KNMI-capaciteit voor het hen verzochte maatwerk.

Specificatie omzet overige departementen (x € 1.000)
 

Realisatie 2014

2015

2016

2017

2018

2019

2020

Rijksinstituut voor Veiligheid en Milieu

138

136

136

136

136

136

136

Het Ministerie van Defensie

950

976

976

976

976

976

976

Het Ministerie van Economische Zaken

590

950

950

950

950

950

950

Totaal

1.678

2.062

2.062

2.062

2.062

2.062

2.062

De bijdrage van het Ministerie van Defensie is een bijdrage voor onderhoud infrastructuur. De Minister van Economische Zaken is verantwoordelijk voor de Mijnbouwwet. De bijdrage van het Ministerie van Economische Zaken betreft dienstverlening op seismologisch gebied.

Omzet derden

Specificatie omzet derden (x € 1.000)
 

Realisatie 2014

2015

2016

2017

2018

2019

2020

Opbrengsten luchtvaart

9.312

9.329

9.209

9.091

8.975

8.860

8.860

Projecten extern gefinancierd

6.914

8.800

8.800

8.800

8.800

8.800

8.800

Dataverstrekkingen en licenties

702

511

511

511

511

511

511

Overige opbrengsten

528

1.453

3.378

4.135

4.747

5.056

5.014

Totaal

17.456

20.093

21.898

22.537

23.033

23.227

23.185

Opbrengsten luchtvaart zijn inkomsten uit een drietal tarieven die via Eurocontrol of LVNL bij luchtvaartmaatschappijen in rekening worden gebracht. Projecten extern gefinancierd bestaat uit gelden van de Europese Unie, ESA/Estec, Universiteiten en NSO ter financiering van onderzoeksprojecten in de meteorologie en seismologie. De opbrengsten dataverstrekking en licenties bestaan uit ontvangsten van voornamelijk weerproviders voor door het KNMI aan hen geleverde meteorologische data. De overige opbrengsten betreffen diverse opbrengsten, deels lopende contracten en deels nog te realiseren.

Lasten

Personele kosten

De specificatie van de personele kosten is als volgt:

Specificatie personele kosten
 

Realisatie 2014

2015

2016

2017

2018

2019

2020

Aantal fte's

358

358

357

353

353

353

353

Eigen personeelskosten

29.094

28.009

27.914

27.523

27.505

27.505

27.505

Inhuur

2.613

2.549

830

500

500

500

500

Materiële kosten

De materiële uitgaven omvatten onder andere ICT, huisvesting, communicatie en contributies.

Kasstroomoverzicht over het jaar 2016 (x € 1.000)
   

2014 Stand Slotwet

2015

2016

2017

2018

2019

2020

1.

Rekening-courant RHB 1 januari + stand depositorekening

28.404

20.399

17.052

6.156

3.397

2.923

6.416

                 

2.

Totaal operationele kasstroom

2.253

– 2.107

– 10.636

– 2.066

399

4.546

– 2.586

                 

3a.

Totaal investeringen (–/–)

– 2.100

– 3.235

– 3.970

– 1.500

– 1.500

– 1.500

– 1.500

3b.

Totaal boekwaarde desinvesteringen (+/+)

48

0

0

0

0

0

0

3.

Totaal investeringskasstroom

– 2.052

– 3.235

– 3.970

– 1.500

– 1.500

– 1.500

– 1.500

                 

4a.

Eenmalige uitkeringen aan moederdepartement (–/–)

– 2.374

0

0

0

0

0

0

4b.

Eenmalige storting door het moederdepartement (+/+)

0

0

0

0

0

0

0

4c.

Aflossingen op leingen (–/–)

– 5.931

– 600

– 260

– 693

– 873

– 1.053

– 1.233

4d.

Beroep op leenfaciliteit (+/+)

 

2.595

3.970

1.500

1.500

1.500

1.500

4.

Totaal financieringskasstroom

– 8.305

1.995

3.710

807

627

447

267

                 

5.

Rekening courant RHB 31 december + stand depositorekeningen (=1+2+3+4)

20.399

17.052

6.156

3.397

2.923

6.416

2.597

 

(noot: maximale roodstand € 0,5 miljoen)

             

Toelichting

De operationele kasstroom bestaat uit Operationele kasstroom

Het geraamde saldo van baten en lasten gecorrigeerd voor afschrijvingen en mutaties in de voorzieningen en vooruitontvangen bedragen.

Investeringskasstroom

Investeringen vinden vooral plaats in waarneemapparatuur en computersystemen.

Financieringskasstroom

Het beroep op de leenfaciliteit van het Ministerie van Financiën betreft investeringen met een afschrijvingstermijn van drie jaar of langer.

Overzicht doelmatigheidsindicatoren
 

Realisatie 2014

2015

2016

2017

2018

2019

2020

Omschrijving Generiek Deel

             

Kostprijzen per product (groep)

             

– percentage overhead (*)

117

100

109

113

113

113

113

– fte's overhead (*)

93

100

99

95

95

95

95

               

Tarieven/uur (*)

107

100

100

100

100

100

100

               

Omzet per produktgroep

             

– Meteorologie

47.121

52.124

50.790

49.489

49.576

49.656

49.618

– Seismologie

1.753

2.077

2.044

2.001

1.974

1.974

1.974

– Aardobservatie

9.846

12.206

8.374

17.718

21.187

25.130

14.687

               

FTE-totaal (excl. externe inhuur)

358

358

357

353

353

353

353

               

Saldo van baten en lasten (%)

– 2%

0%

0%

0%

0%

0%

0%

               

Omschrijving Specifiek Deel

             

Algemene weersverwachtingen en adviezen

             

– afwijking min.temperatuur (°C)

– 0,18

ABS (<0,5)

ABS (<0,5)

ABS (<0,5)

ABS (<0,5)

ABS (<0,5)

ABS (<0,5)

– afwijking max.temperatuur (°C)

– 0,25

ABS (<0,5)

ABS (<0,5)

ABS (<0,5)

ABS (<0,5)

ABS (<0,5)

ABS (<0,5)

– gemiddelde afwijking windsnelheid (m/s)

0,00

ABS (<1,0)

ABS (<1,0)

ABS (<1,0)

ABS (<1,0)

ABS (<1,0)

ABS (<1,0)

Maritieme verwachtingen

             

– tijdigheid marifoonbericht (%)

99,9

> 99

> 99

> 99

> 99

> 99

> 100

Doorlichting uitgevoerd cq. gepland in 2015

             

Toelichting

De verlaging van de agentschapsbijdrage voor de basistaken in de komende jaren zal voornamelijk worden gecompenseerd door hogere opbrengsten voor maatwerk. Daarnaast wordt een kleine daling in het aantal fte’s overhead verwacht als gevolg van reeds eerder ingezette bezuinigingen. De tarieven per uur zullen niet wijzigen.

Nederlandse Emissieautoriteit (NEa)

Introductie

De missie van de NEa luidt: «De Nederlandse Emissieautoriteit borgt als onafhankelijke uitvoeringsorganisatie de realisatie van nationale doelstellingen op het terrein van klimaat en hernieuwbare energie». De NEa doet dit op transparante en rechtvaardige wijze, waarbij ze een effectieve en efficiënte uitvoering nastreeft.

Producten en diensten

De uitvoering van de wettelijke taken van het agentschap NEa vallen onder de eindverantwoordelijkheid van het bestuur van de NEa dat als zodanig een ZBO is. Het gaat daarbij waar het emissiehandel betreft om het verlenen en actualiseren van emissievergunningen, het onderhouden van het CO2-register en toezicht en handhaving van de wetgeving. Voor wat betreft biobrandstoffen gaat het om uitvoering en toetsing van de Richtlijnen Hernieuwbare energie en Brandstofkwaliteit.

De begroting van baten en laten (x € 1.000) voor het jaar 2016 van de Nederlandse Emissieautoriteit
 

Realisatie 2014

2015

2016

2017

2018

2019

2020

Baten

             

Omzet IenM

7.063

7.210

7.174

6.915

6.773

6.773

6.773

Omzet nutv werkzaamheden

0

720

0

0

0

0

0

Omzet overige departementen

0

0

0

0

0

0

0

Omzet derden

0

0

55

80

90

95

95

Rentebaten

3

0

0

0

0

0

0

Totaal baten

7.066

7.930

7.229

6.995

6.863

6.868

6.868

               

Lasten

             

apparaatskosten

5.730

7.271

6.491

6.480

6.559

6.566

6.608

– personele kosten

4.520

5.668

5.301

5.310

5.313

5.303

5.283

* waarvan eigen personeel

3.721

4.775

4.416

4.473

4.498

4.493

4.493

* waarvan externe inhuur

751

633

600

517

515

510

490

* waarvan overige personele kosten

48

260

285

320

300

300

300

– materiële kosten

1.210

1.603

1.190

1.170

1.246

1.263

1.325

* waarvan apparaat ICT

509

681

880

950

950

950

950

* waarvan bijdrage aan SSO’s

             

* waarvan overige materiële kosten

701

922

310

220

296

313

375

rentelasten

18

27

16

8

4

2

0

afschrijvingskosten

421

632

722

507

300

300

260

– materieel

0

0

0

0

0

0

0

* waarvan apparaat ICT

0

0

0

0

0

0

0

– immaterieel

421

632

722

507

300

300

260

Totaal lasten

6.169

7.930

7.229

6.995

6.863

6.868

6.868

               

Saldo van baten en lasten

897

0

0

0

0

0

0

Toelichting

Baten

Omzet IenM

De omzet IenM is een vergoeding voor het leveren van producten en diensten betreffende wettelijke- en niet wettelijke taken vanuit ETS en werkzaamheden voortkomend uit de Richtlijnen voor hernieuwbare energie en brandstoffenkwaliteit.

Specificatie omzet IenM (x € 1.000)

Omschrijving

2015

2016

2017

2018

2019

2020

Artikel 19 Klimaat

7.210

7.174

6.915

6.773

6.773

6.773

Totaal

7.210

7.174

6.915

6.773

6.773

6.773

In de begroting 2014 is in de jaren 2016 en verder is de taakstelling op het apparaat uit het regeerakkoord Rutte II verwerkt op zowel de omzet IenM als op de apparaatskosten. Deze taakstelling bedraagt voor de NEa € 90.000 in 2016.

Verdeling Taakstelling Rutte II 2016–2018 (x € 1.000)
 

2013

2014

2015

2016

2017

2018

Structureel

Totale taakstelling NEa

0

0

0

– 90

– 180

– 269

– 269

Toelichting

De taakstelling wordt ingevuld door een fte besparing van 1,9 fte te realiseren op het eigen personeel, externe inhuur terug te brengen en vermindering van materiële kosten door efficiënter te werken en scherper in te kopen.

Omzet nog uit te voeren werkzaamheden

Dit betreft middelen die de NEA in 2014 van het moederdepartement heeft ontvangen, maar niet volledig tot realisatie zijn gekomen en daardoor worden verrekend met de opdracht 2015.

Omzet derden

De post omzet derden betreft vergoedingen voor diensten van NEa medewerkers aan andere organisaties.

Lasten

Personele kosten

De specificatie van de personele kosten is als volgt:

Omschrijving

Realisatie 2014

2015

2016

2017

2018

2019

2020

Aantal fte’s

49,9

54

53,4

50,7

50,1

50,1

50,1

Eigen personeelskosten (x € 1.000)

3.769

5.035

4.701

4.793

4.798

4.793

4.793

Inhuur (x € 1.000)

751

633

600

517

515

510

490

Overige personele kosten

De overige personele kosten omvatten onder andere de vacatiegelden voor het bestuur, de kosten van vorming en opleiding en de reiskosten binnen- en buitenland.

Materiële kosten

De materiële uitgaven omvatten onder andere ICT beheer- en onderhoudskosten, communicatie en facilitaire kosten. De beheerskosten voor het biobrandstoffenregister liggen hoger dan oorspronkelijk geschat.

Kasstroomoverzicht

Kasstroomoverzicht (x € 1.000) over het jaar 2016 van het agentschap NEa
 

Realisatie 2014

2015

2016

2017

2018

2019

2020

1. Rekening-courant RHB 1 januari

2.363

1.476

601

643

670

690

710

               

2. Totaal operationele kasstroom

1.257

632

722

507

300

300

260

               

3a. investeringen (-/-)

– 1.154

– 700

         

3b. desinvesteringen (+)

0

           

3. Totaal investeringskasstroom

– 1154

– 700

0

0

0

0

0

               

4a. eenmalige uitkering aan moederdepart. (-/-)

– 590

– 897

         

4b. eenmalige storting door moederdepart. (+)

             

4c. aflossingen op leningen (-/-)

– 400

– 610

– 680

– 480

– 280

– 280

– 280

4d. beroep op leenfaciliteit (+)

0

700

         

4. Totaal financieringskasstroom

– 990

– 807

– 680

– 480

– 280

– 280

– 280

               

5. Rekening courant RHB 31 december + stand depositorekeningen (=1+2+3+4)

1.476

601

643

670

690

710

690

(maximale roodstand € 0,5 miljoen)

             

Toelichting

Operationele kasstroom

De operationele kasstroom bestaat uit het geraamde saldo van baten en lasten gecorrigeerd voor afschrijvingen.

Investeringskasstroom

In 2015 wordt het zelf ontwikkelde biobrandstoffenregister in gebruik genomen dat in 2016 nog verder zal worden ontwikkeld.

Financieringskasstroom

De eenmalige uitkering aan het moederdepartement betreft het, op basis van de Regeling agentschappen, uitkeren van het surplus aan eigen vermogen aan de eigenaar.

Overzicht doelmatigheidsindicatoren

Uitgangspunt van de NEa is dat zij op een doelmatige wijze haar rol als bevoegd gezag voor emissiehandel en voor Hernieuwbare energie en Brandstofkwaliteit binnen Nederland vervult. In onderstaande tabel zijn de indicatoren voor de komende jaren weergegeven.

Doelmatigheidsindicatoren
 

Realisatie 2014

2015

2016

2017

2018

2019

2020

Kostprijzen per product (x € 1):

             

Naleving ETS (per broeikasgasinstallatie)

7.474

10.078

9.800

9.700

9.600

9.500

9.400

Registeradministratie ETS/rekeninghouders zonder verplichting (per rekening)

1.071

           

Communicatie en voorlichting (helpdeskvragen)

106

           

Tijdelijk regime Hernieuwbare energie en brandstoffen (per deelnemer)

6.725

           
               

Tarieven per uur (x € 1):

             

Laag

75

75

75

75

75

75

75

Midden

95

94

94

93

92

92

91

Hoog

124

123

122

121

120

118

117

               

fte totaal (excl. Externe inhuur)

49,9

54

53,4

50,7

50,1

50,1

50,1

               

Omzet per productgroep (x € 1.000)

             

Naleving ETS stationair

3.483

4.414

4.262

4.220

4.176

4.233

4.233

Naleving ETS luchtvaart

231

349

200

150

100

   

Tijdelijk regime Hernieuwbare energie en brandstoffen

1.580

           

Hernieuwbare energie en brandstoffen

 

3.047

2.592

2.425

2.377

2.420

2.420

Infodesk NEa

254

           

Registeradministratie handelaren

179

           

Nationale Verplichtingen onder EU en VN

119

120

120

120

120

120

120

NEa brede producten en diensten

259

           

Overige producten/diensten

8

           

Projecten

950

           

Totaal

7.063

7.930

7.174

6.915

6.773

6.773

6.773

               

Saldo van baten en lasten (%)

12,69

0

0

0

0

0

0

               

Kwaliteitsindicatoren

             

Naleving ETS stationair

             

Vergunningen verleend binnen wettelijke termijn

100%

100%

100%

100%

100%

100%

100%

Meldingen afgehandeld binnen wettelijke termijn

98%

100%

100%

100%

100%

100%

100%

BKG’s waarvoor toezichtactiviteit heeft plaatsgevonden

14%

20%

20%

20%

20%

20%

20%

Emissie ETS stationair waarvoor tijdig emissierechten zijn ingeleverd

100%

           

Vragen binnen de gestelde termijn afgerond

 

95%

95%

95%

95%

95%

95%

               

Naleving ETS luchtvaart

             

Monitoringsplannen binnen gestelde termijn getoetst

 

100%

100%

100%

100%

100%

100%

Meldingen binnen wettelijke termijn afgehandeld

100%

100%

100%

100%

100%

100%

100%

Luchtvaartmaatschappijen waarvoor toezichtactiviteit heeft plaatsgevonden

 

20%

20%

20%

20%

20%

20%

Vragen binnen de gestelde termijn afgerond

 

95%

95%

95%

95%

95%

95%

               

Tijdelijk regime hernieuwbare energie en brandstoffen

             

Biobrandstofbalansen die tijdig zijn ingediend

95%

           

Deelnemers tijdelik regime waarvoor toezichtsactiviteit heeft plaatsgevonden

13%

           
               

Hernieuwbare energie en brandstoffen

             

Opleveringsdatum rapportage Naleving jaarverplichting HEV en brandstoffen luchtverontreiniging

 

< 15 juli

< 15 juli

< 15 juli

< 15 juli

< 15 juli

< 15 juli

Deelnemers waarvoor toezichtsactiviteit heeft plaatsgevonden

 

20%

20%

20%

20%

20%

20%

Vragen binnen de gestelde termijn afgerond

 

95%

95%

95%

95%

95%

95%

               

Infodesk NEa

             

Vragen binnen de gestelde termijn afgerond

98%

           
               

Project afbouw NOx– emissiehandel

             

Register NOxonline

100%

           

Aantal keren onrechtmatige toegang tot NOx register

0

           

NOx registerfouten

0

           
               

Algemeen

             

Aantal formele klachten

0

0

0

0

0

0

0

Aantal gegronde bezwaarprocedures waarbij de NEa onjuist heeft gehandeld

0

0

0

0

0

0

0

Aantal fraude gevallen EU-register die NEa had kunnen voorkomen

0

0

0

0

0

0

0

Directe uren/totaal aantal gewerkte uren

67%

>66%

>68%

>70%

>70%

>70%

>70%

Toelichting

Naleving ETS stationair

Het gaat hier om het percentage meldingen en vergunningen dat binnen de wettelijke termijn van acht weken is afgehandeld.

Naleving ETS luchtvaart

Het gaat hier om het percentage monitoringsplannen en meldingen dat binnen de wettelijke termijn getoetst en afgehandeld is.

Register NOx online

Vanaf 2015 is het NOx– register niet meer online.

Directe uren/totaal aantal gewerkte uren

Hieronder wordt verstaan het percentage van het totaal aantal directe uren gedeeld door het totaal aantal gewerkte uren van alle medewerkers (primair en secundair proces). Gewerkte uren is gelijkgesteld aan de beschikbare productieve uren op jaarbasis, zoals vastgesteld in de tarievennotitie.

4 BIJLAGEN

Bijlage 4.1 Zelfstandige Bestuursorganen en Rechtspersonen met een Wettelijke Taak

Naam organisatie (1)

RWT

ZBO

Functie

Begrotingsartikel(en)

Begrotingsraming

(in € 1.000)

Verwijzing naar website RWT/ZBO (3)

APK-erkenninghouders

 

X

Keuren motorvoertuigen

n.v.t.

n.v.t.

div.

Bevoegde Autoriteiten Rijnvaart

 

X

Div. bevoegdheden

n.v.t.

n.v.t.

n.v.t

Centraal Bureau Rijvaardigheidsbewijzen (CBR)*

X

X

Afnemen div. mobiliteitsexamens

14.02

925

www.cbr.nl

College voor toelating van gewasbeschermingsmiddelen en biociden (Ctgb)

X

X

Besluitvorming omtrent de toelating van bestrijdingsmiddelen in Nederland

22.01

561

www.ctgb-wageningen.nl

Commissie MER

X

 

Adviseert over de inhoud en kwaliteit van milieueffectrapporten

13.04

2.00

www.commissiemer.nl

Dienst voor het Kadaster en de openbare registers*

X

X

Het bijhouden van de openbare registers en kadastrale registratie en het cartografisch weergeven van geografische basisgegevens. Het verstrekken van inlichtingen aan belanghebbenden

13.02

20.857

www.kadaster.nl

Dienst voor het Wegverkeer (RDW)*

X

X

Keuren en registreren voertuigen/onderdelen

14

n.v.t.

www.rdw.nl

Havenbeheerders

 

X

Zorgdragen voor ontvangstinrichtingen voor scheepsafval

n.v.t.

n.v.t.

div.

Innovam Branche Kwalificatie Instituut van de stichting VAM (IBKI)*

X

X

Afnemen examen rij-instructeur, APK-keurmeester

n.v.t.

n.v.t.

www.ibki.nl

Keuringsartsen Scheepvaart

 

X

Medische keuring

n.v.t.

n.v.t.

www.ilent.nl

Keuringsinstanties Pleziervaartuigen

 

X

Keuren pleziervaartuigen

n.v.t.

n.v.t.

div.

Keuringsinstanties Scheepsuitrusting

 

X

Keuren scheepsuitrusting

n.v.t.

n.v.t.

div.

KIWA

X

 

Vergunningverlening voor ILT

div.

n.v.t.

www.kiwa.nl

Klassebureaus art. 6 Schepenwet en art. 6 en 3.1 Schepenbesluit 1965 en Binnenvaart

X

X

Classificeren van schepen

n.v.t.

n.v.t.

div.

Luchtverkeersleiding Nederland (LVNL)*

X

X

Luchtverkeersbegeleiding

17

n.v.t.

www.lvnl.nl

Nederlandse Emissieautoriteit*

 

X

Ondersteunen van de uitvoering van emissiehandel en de inzet van hernieuwbare energie in het vervoer en transport en het toezicht op de naleving van de regels op deze terreinen

19.01

n.v.t.

www.emissieautoriteit.nl

Nederlands Loodswezen BV

X

 

Faciliteren beloodsen schepen

18.01

n.v.t.

www.loodswezen.nl

Nederlandse Loodsencorporatie (NLC)

div

div

Beloodsen van schepen

18.01

n.v.t.

www.loodswezen.nl

ProRail

X

 

Beheren spoorinfrastructuur

16 HXII en

13.02 IF

2.342.516

www.prorail.nl

Regionale Loodsencorporaties (RLC’s)

X

X

Beloodsen van schepen

18.01

n.v.t.

www.loodswezen.nl

Rijkshavenmeester Rotterdam en Amsterdam

X

X

Havenverkeersleiding

n.v.t.

n.v.t.

www.portofrotterdam.com

Stichting Advisering Bestuursrechtspraak (StAB)

X

 

Het op verzoek van de bestuursrechter uitbrengen van onafhankelijke deskundigenberichten op het gebied van milieu, ruimtelijke ordening, water, bouw en schade

98

5.227

www.stab.nl

Stichting Airport Coordination Netherlands (SACN)*

 

X

Slottoewijzing luchtvaart

n.v.t.

n.v.t.

www.slotcoordination.nl

Stichting Buisleidingenstraat Nederland (LSNed)

X

 

LSNed beheert een obstakelvrij leidingentracé tussen de industriegebieden van Rotterdam en Moerdijk, in de richting van Vlissingen en Antwerpen.

n.v.t.

n.v.t.

www.lsned.nl

Stichting Nationale en Internationale Wegvervoer Organisatie (NIWO)*

X

X

Afgeven vergunningen

14

n.v.t.

www.niwo.nl

Stichting Scheepsafvalstoffen en Vaardocumenten Binnenvaart (SAB)

X

 

Afgeven olieafgifteboekje

18

n.v.t.

www.sabni.nl

Stichting Vaarbewijs- en Marifoonexamens (VAMEX)*

X

X

Afnemen examen klein vaarbewijs

n.v.t.

n.v.t.

www.vamex.nl

  • 1) Organisaties met een (*) zijn onder de werking van de Kaderwet ZBO’s gebracht. Een groot aantal organisaties is deeltijd zbo/rwt.

  • 2) Het overgrote deel van de onder IenM ressorterende zbo’s en rwt’s wordt gefinancierd vanuit tarieven. Om die reden is in de kolom begrotingartikel/begrotingsraming «niet van toepassing» opgenomen.

  • 3) Voor de algemene toezichtvisie, ministeriële regelingen en sturingsvisies op zbo’s, zie de website van de Rijksoverheid33

Bijlage 4.2 Verdiepingsbijlage

Beleidsartikel 11: Integraal waterbeleid
Opbouw uitgaven vanaf de vorige ontwerpbegroting (x € 1.000)

11

Integraal waterbeleid

2015

2016

2017

2018

2019

2020

Stand ontwerpbegroting 2015

37.847

39.421

37.728

37.006

37.605

37.937

Mutatie Amendement 2015

0

0

0

0

0

0

Mutatie 1e suppletoire begroting 2015

– 1.300

– 757

– 277

– 276

– 276

– 276

Nieuwe mutaties

– 1.164

7.309

6.183

5.140

5.097

5.151

Stand ontwerpbegroting 2016

35.383

45.973

43.634

41.870

42.426

42.812

Specificatie nieuwe mutaties (x € 1.000)

Uitgaven

2015

2016

2017

2018

2019

2020

11.01

Algemeen Waterbeleid

           

1.

Overboeking SZW

– 1.263

         
 

Diversen

424

418

486

425

433

435

11.02

Waterveiligheid

           
 

Diversen

75

0

0

0

0

0

11.03

Grote oppervlaktewateren

           
 

Diversen

– 400

– 400

– 400

– 400

– 450

– 400

11.04

Integraal Waterbeleid

           

2.

Conversie beleidsartikelen 11 en 12

 

7.310

6.099

5.118

5.117

5.119

 

Diversen

 

– 19

– 2

– 3

– 3

– 3

 

Totaal

– 1.164

7.309

6.183

5.140

5.097

5.151

Ad 1. Overboeking aan het Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid. Conform afspraak wordt het restbudget betreffende de subsidieregeling «Compensatie kinderopvang» voor waterschappen jaarlijks teruggeboekt naar SZW.

Ad 2. In het kader van de samenvoeging van artikel 11 Waterkwantiteit en 12 Waterkwaliteit worden middelen vanaf artikel 12 overgeboekt naar de nieuwe budgetplaats 11.04 Waterkwaliteit, van artikel 11 Integraal Waterbeleid (zie de toelichting in de groeiparagraaf).

Beleidsartikel 12: Waterkwaliteit
Opbouw uitgaven vanaf de vorige ontwerpbegroting (x € 1.000)

12

Waterkwaliteit

2015

2016

2017

2018

2019

2020

Stand ontwerpbegroting 2015

6.225

7.685

6.474

5.493

5.492

5.494

Mutatie Amendement 2015

0

0

0

0

0

0

Mutatie 1e suppletoire begroting 2015

– 660

– 375

– 375

– 375

– 375

– 375

Nieuwe mutaties

590

– 7.310

– 6.099

– 5.118

– 5.117

– 5.119

Stand ontwerpbegroting 2016

6.155

0

0

0

0

0

Specificatie nieuwe mutaties (x € 1.000)

Uitgaven

2015

2016

2017

2018

2019

2020

12.01

Waterkwaliteit

           

1.

Conversie RWS WKK Opdrachten

 

– 7.310

– 6.099

– 5.118

– 5.117

– 5.119

 

Diversen

590

         
 

Totaal

590

– 7.310

– 6.099

– 5.118

– 5.117

– 5.119

Ad 1. In het kader van de samenvoeging van artikel 11 Waterkwantiteit en 12 Waterkwaliteit worden middelen vanaf artikel 12 overgeboekt naar de nieuwe budgetplaats 11.04 Waterkwaliteit. Een toelichting op de samenvoeging van de artikelen 11 en 12 is opgenomen in de groeiparagraaf.

Beleidsartikel 13: Ruimtelijke ontwikkeling
Opbouw uitgaven vanaf de vorige ontwerpbegroting (x € 1.000)

13

Ruimtelijke ontwikkeling

2015

2016

2017

2018

2019

2020

Stand ontwerpbegroting 2015

194.736

132.592

195.398

194.389

186.815

186.518

Mutatie Amendement 2015

– 500

0

0

0

0

0

Mutatie 1e suppletoire begroting 2015

– 81.116

757

297

126

126

176

Nieuwe mutaties

13.394

– 21.116

– 89.891

– 86.213

– 86.195

– 86.191

Stand ontwerpbegroting 2016

126.514

112.233

105.804

108.302

100.746

100.503

Specificatie nieuwe mutaties (x € 1.000)

Uitgaven

2015

2016

2017

2018

2019

2020

13.01

Ruimtelijke instrumentarium

           

1.

BOA-opdrachten

– 1.288

– 930

– 1.395

– 1.453

– 1.337

– 1.337

 

Diversen

589

– 872

– 82

– 24

– 15

– 13

13.02

Geo-informatie

           

2.

Bijdrage EZ PDOK en Basisregistraties

1.225

         
 

Diversen

1.570

285

135

0

0

0

13.03

Gebiedsontwikkeling

           
 

Diversen

277

– 465

14

15

18

19

13.04

Ruimtegebruik bodem

           

3.

Kasschuif Bodem

 

46.752

– 10.752

– 12.000

– 12.000

– 12.000

4.

Decentralisatie Bodem (PF)

 

– 35.988

– 32.988

– 27.988

– 27.988

– 27.988

 

Decentralisatie Bodem (GF)

 

– 46.242

– 46.242

– 46.242

– 46.242

– 46.242

5.

BOA-opdrachten

2.311

930

1.395

1.453

1.337

1.337

 

Diversen

918

653

– 1

1

7

8

13.05

Eenvoudig beter

           

6.

Claim OLO-3

2.800

         

7.

Eenvoudig Beter

7.600

14.296

       

8.

Diversen

– 2.608

465

25

25

25

25

 

Totaal

13.394

– 21.116

– 89.891

– 86.213

– 86.195

– 86.191

Ad. 1. Dit betreft met name financiering (via artikel 13.04) voor BoA (Beleidsondersteuning en Advies)-opdrachten die RWS uitvoert, hieronder vallen het stimuleringsprogramma Ruimtelijke Adaptatie, de bijdrage aan de Vlaams Nederlandse Schelde Commissie en een bijdrage voor de Rijksstructuurvisie Grevelingen-, Volkerak-,Zoommeer, Caribisch Nederland en opdrachten Klimaat, Lucht en Geluid.

Ad 2. De betreft de bijdrage van EZ voor de opdrachtverstrekking aan Geonovum en het Kadaster voor PDOK (Publieke Dienstverlening op de Kaart) en de opdracht aan het Kadaster voor Basisregistraties. De opdrachtverstrekkingen verlopen via het Ministerie van IenM.

Ad 3. Bij ontwerpbegroting 2015 heeft het kabinet besloten om in het jaar 2016 € 60 miljoen in mindering te brengen op artikel 13 Ruimtelijke Ontwikkeling, ten behoeve van het rijksbrede beeld. Om uitvoering te geven aan het bodembeleid, waarbij middelen worden gedecentraliseerd naar het Gemeente- en Provinciefonds voor de periode 2015–2020 (vastgelegd in het convenant «Bodem en Ondergrond» van 17 maart 2015), wordt een kasschuif via het Deltafonds doorgevoerd.

Ad 4. Het bodembeleid voor de periode 2016 – 2020 is opgenomen in het convenant «Bodem en Ondergrond 2016 – 2020». Dit convenant is ondertekend door het Rijk, het IPO, de VNG en de Unie van Waterschappen. Met de ondertekening van het convenant wordt de definitieve stap gezet naar de decentralisatie. Tevens vindt de uitfinanciering van oude afspraken plaats. Dit betreft bijvoorbeeld de rijksbijdrage aan het Rotterdamse gasfabriekprogramma in de periode 2016–2020 en de afkoop van de rijksbijdragen aan het Amsterdamse gasfabriekenprogramma, de Volgermeerpolder, aanpak asbest in het Gijmink in Overijssel en bodemsanering van het Thermphos-terrein in Zeeland. Zoals aangekondigd in de meicirculaires (Kamerstukken II, 2014–2015, 34 000 B, nr. 26 en Kamerstukken II, 2014–2015, 34 000 C, nr. 26), worden de middelen bij deze budgettaire nota overgeboekt.

Ad 5. Dit betreft met name de tegenboeking van hetgeen onder ad 1 is aangegeven.

Ad 6. Er worden extra middelen beschikbaar gesteld voor het tijdig (eind 2016) opleveren van het ICT-systeem voor OLO-3 dat voorwaardelijk is voor de implementatie van de Omgevingswet (Ow).

Ad 7. Binnen het programma Eenvoudig Beter wordt er gewerkt aan de stelselherziening van het omgevingsrecht en de implementatie van de Omgevingswet (uitvoeringsregelgeving). Hiertoe worden financiële middelen beschikbaar gesteld. Voor 2016 worden de middelen overgeboekt vanuit de voeding van het Infrastructuurfonds (€ 16 miljoen) en het Deltafonds (€ 4 miljoen). Hiervan betreft circa € 14,5 miljoen het programmadeel. Het resterende bedrag (circa € 5,5 miljoen) betreft het apparaatdeel.

Ad 8. Dit betreft met name in 2015 de financiering van de inzet vanuit RWS ten behoeve van de bouw van een nieuw geautomatiseerd systeem voor de uitvoering van de Wabo (Wet algemene bepalingen omgevingsrecht).

Beleidsartikel 14: Wegen en Verkeersveiligheid
Opbouw uitgaven vanaf de vorige ontwerpbegroting (x € 1.000)

14

Wegen en verkeersveiligheid

2015

2016

2017

2018

2019

2020

Stand ontwerpbegroting 2015

32.043

32.654

33.272

28.331

28.328

28.331

Mutatie Amendement 2015

           

Mutatie 1e suppletoire begroting 2015

1.095

998

– 92

1 326

163

162

Nieuwe mutaties

3.900

– 238

– 1.559

– 508

– 321

– 121

Stand ontwerpbegroting 2016

37.038

33.414

31.621

29.149

28.170

28.372

Specificatie nieuwe mutaties (x € 1.000)

Uitgaven

2015

2016

2017

2018

2019

2020

14.01 Netwerk

           

1.

Amendement Hoogland c.s. fiets- en wandelroutes

500

         
 

Diversen

1.614

– 238

– 1.559

– 508

– 321

– 121

14.02 Veiligheid

           

2.

CBR alcoholslot

1.786

         
 

Totaal

3.900

– 238

– 1.559

– 508

– 321

– 121

Ad 1. Het amendement van het lid Hoogland c.s. van 24 november 2014 (Kamerstukken II, 2014–2015, 34 000, nr. 58) heeft het uitgavenbedrag van artikel 13 Ruimtelijke ontwikkeling verlaagd met € 0,5 miljoen en artikel 15 met eenzelfde bedrag verhoogd. Met dit amendement wordt € 0,5 miljoen ter beschikking gesteld voor het Wandelnet en het Fietsplatform voor onderhoud van de landelijke recreatieve routestructuren voor wandelen en fietsen. Omdat het fietsbeleid onderdeel is van het programma Beter Benutten wordt dit bedrag overgeheveld van artikel 15 naar artikel 14 Wegen en verkeersveiligheid.

Ad 2. De Raad van State heeft op 4 maart 2015 geoordeeld dat het CBR geen alcoholslotprogramma meer mag opleggen. Voor de financiële gevolgen van deze uitspraak zijn aanvullende middelen toegekend aan het CBR. De middelen worden ingezet om de feitelijke kosten te vergoeden aan de personen die een bezwaar- of beroepsprocedure hebben lopen tegen de oplegging van het alcoholslotprogramma. Daarnaast zijn additionele middelen benodigd voor aanpassingen in het kader van de Regeling Maatregelen Rijvaardigheid en Geschiktheid 2011 (RMRG 2011), zodat het CBR tijdelijk een andere bestuursrechtelijke maatregel kan opleggen in plaats van het alcoholslot (cursus over alcohol en verkeer of geschiktheidsonderzoek). Tot slot krijgt het CBR financiële compensatie voor de extra kosten die het CBR heeft gemaakt voor juridische ondersteuning.

Opbouw ontvangsten vanaf de vorige ontwerpbegroting (x € 1.000)

14

Wegen en verkeersveiligheid

2015

2016

2017

2018

2019

2020

Stand ontwerpbegroting 2015

6.782

6.782

6.782

6.782

6.782

6.782

Mutatie 1e suppletoire begroting 2015

– 398

         

Nieuwe mutaties

478

0

0

0

0

0

Stand ontwerpbegroting 2016

6.862

6.782

6.782

6.782

6.782

6.782

Specificatie nieuwe mutaties (x € 1.000)

Ontvangsten

2015

2016

2017

2018

2019

2020

 

Diversen

478

         
 

Totaal

478

0

0

0

0

0

Beleidsartikel 15: OV-keten
Opbouw uitgaven vanaf de vorige ontwerpbegroting (x € 1.000)

15

OV-keten

2015

2016

2017

2018

2019

2020

Stand ontwerpbegroting 2015

6.021

6.209

5.994

6.331

6.580

6.581

Mutatie Amendement 2015

500

         

Mutatie 1e suppletoire begroting 2015

– 41

22

– 87

– 76

– 271

– 21

Nieuwe mutaties

– 760

– 96

– 509

– 184

– 126

– 54

Stand ontwerpbegroting 2016

5.720

6.135

5.398

6.071

6.183

6.506

Specificatie nieuwe mutaties (x € 1.000)

Uitgaven

2015

2016

2017

2018

2019

2020

15.01 OV-keten

           

1.

Amendement Hoogland c.s. fiets- en wandelroutes

– 500

         
 

Diversen

– 260

– 96

– 509

– 184

– 126

– 54

 

Totaal

– 760

– 96

– 509

– 184

– 126

– 54

Ad 1. Het amendement van het lid Hoogland c.s. van 24 november 2014 (Kamerstukken II, 2014–2015, 34 000, nr. 58) heeft het uitgavenbedrag van artikel 13 Ruimtelijke ontwikkeling verlaagd met € 0,5 miljoen en artikel 15 met eenzelfde bedrag verhoogd. Met dit amendement wordt € 0,5 miljoen ter beschikking gesteld voor het Wandelnet en het Fietsplatform voor onderhoud van de landelijke recreatieve routestructuren voor wandelen en fietsen. Omdat het fietsbeleid onderdeel is van het programma Beter Benutten wordt dit bedrag overgeheveld naar Artikel 14 Wegen en verkeersveiligheid.

Opbouw ontvangsten vanaf de vorige ontwerpbegroting (x € 1.000)

15

OV-keten

2015

2016

2017

2018

2019

2020

Stand ontwerpbegroting 2015

0

0

0

0

0

0

Mutatie 1e suppletoire begroting 2015

122

         

Nieuwe mutaties

– 122

0

0

0

0

0

Stand ontwerpbegroting 2016

0

0

0

0

0

0

Specificatie nieuwe mutaties (x € 1.000)

Ontvangsten

2015

2016

2017

2018

2019

2020

1.

Correctie ontvangstenraming

– 122

         
 

Totaal

– 122

0

0

0

0

0

Ad 1. Dit betreft een correctie van een onjuiste ontvangstenraming bij eerste suppletoire begroting 2015, zoals ook gemeld aan de Tweede Kamer bij beantwoording van de Kamervragen over de eerste suppletoire begroting 2015 (Kamerstukken II, 2014–2015, 34 210, nr. 3).

Beleidsartikel 16: Spoor
Opbouw uitgaven vanaf de vorige ontwerpbegroting (x € 1.000)

16

Spoor

2015

2016

2017

2018

2019

2020

Stand ontwerpbegroting 2015

28.785

4.729

5.200

4.945

4.945

4.945

Mutatie Amendement 2015

           

Mutatie 1e suppletoire begroting 2015

10.090

9.017

– 24

– 15

– 10

– 10

Nieuwe mutaties

– 2.347

10.250

8.879

– 100

– 65

– 29

Stand ontwerpbegroting 2016

36.528

23.996

14.055

4.830

4.870

4.906

Specificatie nieuwe mutaties (x € 1.000)

Uitgaven

2015

2016

2017

2018

2019

2020

16.01 Spoor

           

1.

Opdrachten Spoor

2.153

         

2.

Kasschuif GSM-R

– 4.500

4.500

       

3.

Overboeking GSM-R

 

5.800

9.200

     
 

Diversen

0

– 50

– 321

– 100

– 65

– 29

 

Totaal

– 2.347

10.250

8.879

– 100

– 65

– 29

Ad 1. Voor de uitvoering van diverse opdrachten voor Spoor, waaronder voor Fyra, goederenvervoer, HSL en concessiebeheer zijn additionele middelen toegevoegd.

Ad 2. Dit betreft een aanpassing van het kasritme voor de subsidie GSM-R(ail). Deze subsidie wordt verstrekt voor de aanpassing of vervanging van treinradioapparatuur om zo de interferentieproblematiek bij ProRail en vervoerders door de uitrol van 3G- en 4G-netwerken te mitigeren.

Ad 3. Dit betreft een overboeking van middelen vanuit het Infrastructuurfonds artikel 13 Spoor voor de subsidieregeling GSM-R(ail). De uitgaven in het kader van deze subsidieregeling worden verantwoord op Hoofdstuk XII.

Opbouw ontvangsten vanaf de vorige ontwerpbegroting (x € 1.000)

16

Spoor

2015

2016

2017

2018

2019

2020

Stand ontwerpbegroting 2015

0

0

0

0

0

0

Mutatie 1e suppletoire begroting 2015

135

         

Nieuwe mutaties

– 135

0

0

0

0

0

Stand ontwerpbegroting 2016

0

0

0

0

0

0

Specificatie nieuwe mutaties (x € 1.000)

Ontvangsten

2015

2016

2017

2018

2019

2020

 

Diversen

– 135

         
 

Totaal

– 135

0

0

0

0

0

Beleidsartikel 17: Luchtvaart
Opbouw uitgaven vanaf de vorige ontwerpbegroting (x € 1.000)

17

Luchtvaart

2015

2016

2017

2018

2019

2020

Stand ontwerpbegroting 2015

23.759

25.370

16.136

11.780

11.778

8.759

Mutatie Amendement 2015

           

Mutatie 1e suppletoire begroting 2015

– 639

– 294

– 181

– 40

– 29

– 28

Nieuwe mutaties

3.651

– 91

– 769

– 274

– 170

– 74

Stand ontwerpbegroting 2016

26.771

24.985

15.186

11.466

11.579

8.657

Specificatie nieuwe mutaties (x € 1.000)

Uitgaven

2015

2016

2017

2018

2019

2020

17.01

Luchtvaart

           

1.

Wettelijke taken, toezeggingen en Alderstafels

1.000

         

2.

Convenant Reduceren risico vogelaanvaringen Schiphol

1.900

         
 

Diversen

751

– 91

– 769

– 274

– 170

– 74

 

Totaal

3.651

– 91

– 769

– 274

– 170

– 74

Ad 1. Om te kunnen voldoen aan de wettelijke taken en toezeggingen aan het parlement en om de planning van de Alderstafels uit te voeren, zijn aanvullende middelen toegekend voor 2015.

Ad 2. Toevoeging uit de eindejaarsmarge voor de financiële vergoeding aan agrariërs voor het versneld onderploegen van graanresten na de oogst. Dit is één van de maatregelen uit het convenant Reduceren risico vogelaanvaringen Schiphol om de vogelaanvaringsproblematiek te verminderen.

Opbouw ontvangsten vanaf de vorige ontwerpbegroting (x € 1.000)

17

Luchtvaart

2015

2016

2017

2018

2019

2020

Stand ontwerpbegroting 2015

33.109

6.828

325

25

25

25

Mutatie 1e suppletoire begroting 2015

240

– 200

– 300

     

Nieuwe mutaties

62

2.683

0

0

0

0

Stand ontwerpbegroting 2016

33.411

9.311

25

25

25

25

Specificatie nieuwe mutaties (x € 1.000)

Ontvangsten

2015

2016

2017

2018

2019

2020

1.

Bijstelling ontvangsten overige Schipholprojecten

 

2.683

       

2.

Nationaal Lucht- en Ruimtevaartlaboratorium

62

         
 

Totaal

62

2.683

0

0

0

0

Ad 1. De ontvangsten uit de heffingen voor de overige Schipholprojecten zijn in 2013 en 2014 neerwaarts bijgesteld als gevolg van minder vliegbewegingen. Omdat de uitgaven voor de overige Schipholprojecten worden gefinancierd uit de heffingen, moeten deze ontvangsten alsnog in 2016 gerealiseerd worden.

Ad 2. In 2004 is door het toenmalige Ministerie van VenW een subsidie verstrekt voor de financiering van het sociaal plan van de Stichting Nationaal Lucht- en Ruimtevaartlaboratorium (NLR). In 2011 is het penvoerderschap NLR overgedragen aan het Ministerie van EZ. Met de overdracht is het aan de Minister van EZ om de subsidie definitief vast te stellen. Deze subsidie is nu vastgesteld op een lager bedrag dan het verstrekte voorschot, het verschil wordt door de NLR terugbetaald aan IenM.

Beleidsartikel 18: Scheepvaart en havens
Opbouw uitgaven vanaf de vorige ontwerpbegroting (x € 1.000)

18

Scheepvaart en havens

2015

2016

2017

2018

2019

2020

Stand ontwerpbegroting 2015

4.732

4.777

4.847

4.835

4.834

4.835

Mutatie Amendement 2015

           

Mutatie 1e suppletoire begroting 2015

8.436

18.671

6.780

4.456

2.599

2.599

Nieuwe mutaties

– 21

1.549

16.705

5.513

3.547

1.404

Stand ontwerpbegroting 2016

13.147

24.997

28.332

14.804

10.980

8.838

Specificatie nieuwe mutaties (x € 1.000)

Uitgaven

2015

2016

2017

2018

2019

2020

18.01

Scheepvaart en havens

           

1.

Topsector Logistiek

 

1.592

16.733

5.540

3.572

1.429

2.

Bijdrage ILT Marpol

– 25

– 25

– 25

– 25

– 25

– 25

 

Diversen

4

– 18

– 3

– 2

0

0

 

Totaal

– 21

1.549

16.705

5.513

3.547

1.404

Ad 1. Voor de in 2016 op te starten activiteiten voor de Topsector Logistiek worden middelen overgeheveld vanuit het Infrastructuurfonds en vanuit artikel 14, 15, 16 en 17 van HXII naar artikel 18. De uitgaven voor de Topsector Logistiek worden namelijk gecoördineerd en verantwoord op artikel 18. Het programma van de Topsector Logistiek is onderverdeeld in tien acties. De opdrachten worden op basis van het meerjarenprogramma via het programmasecretariaat van de topsector uitgezet.

Ad 2. Sinds 1 januari 2015 zijn de internationale emissie-eisen voor zwaveluitstoot in de zeevaart van kracht. Voor schepen die varen in de Sulphur Emission Control Areas (SECA) in Europa dient het zwavelgehalte van de scheepsbrandstof te worden teruggebracht. Handhaving van deze nieuwe eisen zorgt voor hogere laboratoriumuitgaven waarvoor de ILT een bijdrage ontvangt.

Opbouw ontvangsten vanaf de vorige ontwerpbegroting (x € 1.000)

18

Scheepvaart en havens

2015

2016

2017

2018

2019

2020

Stand ontwerpbegroting 2015

0

0

0

0

0

0

Mutatie 1e suppletoire begroting 2015

141

         

Nieuwe mutaties

– 141

0

0

0

0

0

Stand ontwerpbegroting 2016

0

0

0

0

0

0

Specificatie nieuwe mutaties (x € 1.000)

Ontvangsten

2015

2016

2017

2018

2019

2020

 

Diversen

– 141

         
 

Totaal

– 141

0

0

0

0

0

Beleidsartikel 19: Klimaat
Opbouw uitgaven vanaf de vorige ontwerpbegroting (x € 1.000)

19

Klimaat

2015

2016

2017

2018

2019

2020

Stand ontwerpbegroting 2015

59.915

52.747

51.506

50.053

49.305

49.311

Mutatie Amendement 2015

           

Mutatie 1e suppletoire begroting 2015

10.990

5.058

4.447

4.347

6.939

6.939

Nieuwe mutaties

13.507

– 44

– 511

– 964

– 3.838

– 3.836

Stand ontwerpbegroting 2016

84.412

57.761

55.442

53.436

52.406

52.414

Specificatie nieuwe mutaties (x € 1.000)

Uitgaven

2015

2016

2017

2018

2019

2020

19.01

Tegengaan klimaatverandering

           

1.

Eindejaarsmarge

1.200

         

2.

Bijdrage RWS

1.937

996

996

996

996

996

3.

Takenoverdracht stimuleringsmaatregelen

       

– 2.750

– 2.750

 

Diversen

1.362

280

416

17

20

21

19.02

Internationaal beleid, coördinatie en samenwerking

           

4.

Eindejaarsmarge

5.100

         

5.

Opdrachten RIVM

3.785

         
 

Diversen

123

– 1.320

– 1.923

– 1.977

– 2.104

– 2.103

 

Totaal

13.507

– 44

– 511

– 964

– 3.838

– 3.836

Ad 1. Toevoeging uit de eindejaarsmarge vanwege het voorzetten van projecten van vorig jaar, met name in het kader van de subsidieverlening aan VNG.

Ad 2. Dit betreft de BOA financiering voor opdrachten die RWS uitvoert. Hieronder vallen onder andere de uitvoering van de SER-Klimaatagenda, Infomil industriële emissies, Rijden op Waterstof, het innovatieprogramma elektrisch rijden en het actieplan duurzaamheid brandstofmix.

Ad 3. De uitvoering van de stimuleringsmaatregelen MIA, VAMIL en Groen Beleggen is overgeheveld van artikel 19 Klimaat naar artikel 21 Duurzaamheid. Deze werkzaamheden sluiten beter aan op de algemene doelstelling van artikel 21. In het kader van de takenoverdracht worden de betreffende middelen overgeboekt van artikel 19 naar artikel 21. Voor de periode 2015–2018 zijn de middelen reeds overgeboekt in de eerste suppletoire begroting 2015.

Ad 4. Toevoeging uit de eindejaarsmarge vanwege het voorzetten van projecten van vorig jaar, met name in het kader van Interreg en ESA-ruimtevaart.

Ad 5. Dit betreffen overboekingen vanuit artikel 13, 17, 19, 20 en 22 naar artikel 19 in het kader van opdrachtverlening aan het RIVM. Op artikel 19 wordt de middelen aan het RIVM verantwoord.

Beleidsartikel 20: Lucht en Geluid
Opbouw uitgaven vanaf de vorige ontwerpbegroting (x € 1.000)

20

Lucht en geluid

2015

2016

2017

2018

2019

2020

Stand ontwerpbegroting 2015

36.450

29.856

30.214

34.623

33.071

33.075

Mutatie Amendement 2015

           

Mutatie 1e suppletoire begroting 2015

– 24

1.716

874

10.366

– 1.194

– 1.194

Nieuwe mutaties

– 3.630

– 589

– 574

– 10

– 7

– 7

Stand ontwerpbegroting 2016

32.796

30.983

30.514

44.979

31.870

31.874

Specificatie nieuwe mutaties (x € 1.000)

Uitgaven

2015

2016

2017

2018

2019

2020

20.01

Gezonde lucht en tegengaan geluidhinder

           

1.

Interne herschikking budgetten

– 1.474

– 310

– 400

0

0

0

 

Diversen

– 2.156

– 279

– 174

– 10

– 7

– 7

 

Totaal

– 3.630

– 589

– 574

– 10

– 7

– 7

Ad 1. Deze herschikking betreft een overboeking naar artikel 19 Klimaat ten behoeve van de uitvoeringskosten op het beleidsterrein Duurzame Mobiliteit.

Beleidsartikel 21: Duurzaamheid
Opbouw uitgaven vanaf de vorige ontwerpbegroting (x € 1.000)

21

Duurzaamheid

2015

2016

2017

2018

2019

2020

Stand ontwerpbegroting 2015

20.493

22.612

18.320

18.152

15.320

15.322

Mutatie Amendement 2015

1.000

         

Mutatie 1e suppletoire begroting 2015

– 2.135

– 286

862

874

– 2.108

– 2.108

Nieuwe mutaties

3.150

1.238

1.706

2.570

5.457

5.458

Stand ontwerpbegroting 2016

22.508

23.564

20.888

21.596

18.669

18.672

Specificatie nieuwe mutaties (x € 1.000)

Uitgaven

2015

2016

2017

2018

2019

2020

21.01

Afval en duurzaamheidsagenda

0

0

0

0

0

0

21.02

Preventie en milieugebruiksruimte

0

0

0

0

0

0

21.03

Ecosystemen en landbouw

0

0

0

0

0

0

21.04

Duurzaamheidsinstrumentarium

           
 

Diversen

35

– 61

– 60

– 1

– 1

– 1

21.05

Duurzame productketens

           

1.

Afvalproblematiek Caribisch Nederland

1.000

         

2.

Takenoverdracht stimuleringsmaatregelen

       

2.750

2.750

 

Diversen

863

947

1.414

2.219

2.356

2.357

21.06

Natuurlijk kapitaal

           

3.

AGRO

1.900

         
 

Diversen

– 648

352

352

352

352

352

 

Totaal

3.150

1.238

1.706

2.570

5.457

5.458

Ad 1. Toevoeging in het kader van financiële ondersteuning voor afvalpreventie en afvalscheiding op Caribisch Nederland.

Ad 2. De uitvoering van de stimuleringsmaatregelen MIA, VAMIL en Groen Beleggen is overgeheveld van artikel 19 Klimaat naar artikel 21 Duurzaamheid. Deze werkzaamheden sluiten beter aan op de algemene doelstelling van artikel 21. In het kader van de takenoverdracht worden de betreffende middelen overgeboekt van artikel 19 naar artikel 21. Voor de periode 2015–2018 zijn de middelen reeds overgeboekt in de eerste suppletoire begroting 2015.

Ad 3. Toevoeging voor de intensivering van diverse projecten in het kader van onderzoek naar intensieve veehouderij en het gebruik van bestrijdingsmiddelen in de akkerbouw.

Beleidsartikel 22: Omgevingsveiligheid en milieurisico’s
Opbouw uitgaven vanaf de vorige ontwerpbegroting (x € 1.000)

22

Omgevingsveiligheid en milieurisico's

2015

2016

2017

2018

2019

2020

Stand ontwerpbegroting 2015

43.846

48.653

51.596

64.782

71.894

71.906

Mutatie Amendement 2015

– 1.000

         

Mutatie 1e suppletoire begroting 2015

5.023

– 4.383

– 3.950

– 4.232

– 4.137

– 4.237

Nieuwe mutaties

– 16.215

– 10.258

5.065

– 7.408

– 8.249

– 1.647

Stand ontwerpbegroting 2016

31.654

34.012

52.711

53.142

59.508

66.022

Specificatie nieuwe mutaties (x € 1.000)

Uitgaven

2015

2016

2017

2018

2019

2020

22.01

Veiligheid chemische stoffen

           

1.

Bijdrage RWS

1.907

         
 

Diversen

– 1.902

1.462

1.265

292

– 578

– 578

22.02

Veiligheid biotechnologie

0

0

0

0

0

0

22.03

Veiligheid bedrijven en transport

           

2.

Impuls Omgevingsveiligheid

– 16.747

– 15.775

       

3.

Asbestdaken

0

5.500

5.000

– 6.500

– 4.000

0

4.

Safety deals

2.600

0

0

0

– 2.600

0

5.

Bijdrage RWS

– 1.907

         
 

Diversen

– 166

– 1.445

– 1.200

– 1.200

– 1.071

– 1.069

 

Totaal

– 16.215

– 10.258

5.065

– 7.408

– 8.249

– 1.647

Ad 1. Dit betreft een overboeking vanuit artikel 22.03 naar artikel 22.01 ten behoeve van opdrachten aan Rijkswaterstaat (RWS) in het kader van Chemische Stoffen.

Ad 2. Dit betreft een overboeking naar het Provinciefonds ten behoeve van het Programma Impuls Omgevingsveiligheid (IOV) 2015–2018.

Ad 3. Budgettaire ophoging ten behoeve van de stimuleringsregeling asbestcementdaken en -gevelplaten die per 1 januari 2016 van kracht wordt. Het betreft een verschuiving binnen de meerjarenramingen.

Ad 4. Dit betreft middelen ten behoeve van het aangaan van veiligheidscoalities, zogenoemde saftey deals. Deze veiligheidscoalities worden gevormd in het kader van de verbetering van de omgevingsveiligheid in de chemische industrie.

Ad 5. Dit betreft een overboeking vanuit artikel 22.03 naar artikel 22.01 ten behoeve van opdrachten aan Rijkswaterstaat (RWS) in het kader van Chemische Stoffen.

Beleidsartikel 23: Meteorologie, seismologie en aardobservatie
Opbouw uitgaven vanaf de vorige ontwerpbegroting (x € 1.000)

23

Meteorologie, seismologie en aardobservatie

2015

2016

2017

2018

2019

2020

Stand ontwerpbegroting 2015

39.914

41.527

45.086

36.664

36.659

36.665

Mutatie Amendement 2015

           

Mutatie 1e suppletoire begroting 2015

165

         

Nieuwe mutaties

– 1.648

– 8.094

– 3.075

8.380

12.325

1.880

Stand ontwerpbegroting 2016

38.431

33.433

42.011

45.044

48.984

38.545

Specificatie nieuwe mutaties (x € 1.000)

Uitgaven

2015

2016

2017

2018

2019

2020

23.01 Meteorologie en seismologie

           

1.

Herverdeling eenheidsprijzen kantoren

 

1.961

1.961

1.961

1.961

1.961

2.

Herschikking budgetten

2.900

1.100

760

760

760

760

 

Diversen

206

– 158

– 161

– 163

– 163

– 163

23.02 Aardobservatie

           

3.

Herschikking budgetten

– 2.900

– 1.100

– 760

– 760

– 760

– 760

4.

Kasschuif

– 1.945

– 10.000

– 5.000

6.500

10.445

 
 

Diversen

91

103

125

82

82

82

 

Totaal

– 1.648

– 8.094

– 3.075

8.380

12.325

1.880

Ad 1. Betreft de verrekening van huisvestingsbudgetten in verband met de financiële gevolgen van de masterplannen en stelselherziening van de rijkshuisvesting door RVB.

Ad 2 en 3. Voor uitgaven met betrekking tot de vervanging neerslagradar, reken- en opslaginfrastructuur, open data en informatiebeveiliging en dienstverlening met betrekking tot veiligheidsregio’s is het budget tussen Meteorologie en seismologie (23.01) en aardobservatie (23.02) herschikt.

Ad 4. De bij KNMI door te schuiven middelen betreffen gelden die bestemd zijn voor het EU-programma EUMETSAT (weersatellieten). De Nederlandse bijdrage loopt via KNMI. De bijdrage van Nederland aan dit programma is in latere jaren nodig dan was geraamd (programma loopt trager). De middelen worden om deze reden op artikel 23 van KNMI doorgeschoven naar latere jaren.

Beleidsartikel 24: Handhaving en toezicht
Opbouw uitgaven vanaf de vorige ontwerpbegroting (x € 1.000)

24

Handhaving en toezicht

2015

2016

2017

2018

2019

2020

Stand ontwerpbegroting 2015

110.047

107.471

104.448

102.169

102.164

102.170

Mutatie Amendement 2015

           

Mutatie 1e suppletoire begroting 2015

– 2.933

– 3.306

– 4.110

– 4.264

– 4.264

– 4.264

Nieuwe mutaties

9.219

6.490

4.581

4.699

4.700

4.700

Stand ontwerpbegroting 2016

116.333

110.655

104.919

102.604

102.600

102.606

Specificatie nieuwe mutaties (x € 1.000)

Uitgaven

2015

2016

2017

2018

2019

2020

24.01 Handhaving en toezicht

           

1.

Uniformering ICT

4.300

2.200

100

     

2.

Correctie n.a.v. overboeking KFD

4.100

4.100

4.100

4.100

4.100

4.100

 

Diversen

819

190

381

599

600

600

 

Totaal

9.219

6.490

4.581

4.699

4.700

4.700

Ad 1. Als gevolg van de fusie tussen de VROM-inspectie en de Inspectie VenW tot ILT in 2012 zijn verschillende werkprocessen en een divers ICT-landschap ontstaan (zie Kamerbrief over de aanpak van ICT-vraagstukken bij de Inspectie Leefomgeving en Transport van 5 september 2014 (Kamerstukken II, 2013–2014, 26 643, nr. 326)). ILT ontvangt hiervoor een bijdrage in de kosten.

Ad 2. Dit betreft een correctieboeking. Met de overdracht van de Kernfyschische dienst naar ANVS dit jaar zijn de betreffende middelen uit artikel 24 gehaald terwijl dat artikel 97 moest zijn.

Beleidsartikel 25: Brede doeluitkering
Opbouw uitgaven vanaf de vorige ontwerpbegroting (x € 1.000)

25

Brede doeluitkering

2015

2016

2017

2018

2019

2020

Stand ontwerpbegroting 2015

1.782.405

1.825.530

1.809.209

1.795.339

1.795.236

1.792.492

Mutatie Amendement 2015

           

Mutatie 1e suppletoire begroting 2015

91.001

0

0

0

0

0

Nieuwe mutaties

6.185

– 972.842

– 955.690

– 940.341

– 940.292

– 938.939

Stand ontwerpbegroting 2016

1.879.591

852.688

853.519

854.998

854.944

853.553

Specificatie nieuwe mutaties (x € 1.000)

Uitgaven

2015

2016

2017

2018

2019

2020

25.01

Brede doeluitkering

           

1.

Decentralisatie Limburg

0

0

6.000

6.000

6.000

6.000

2.

Lenteakkoord

0

7.500

10.000

     

3.

Maaslijn

0

1.314

7.234

7.234

7.234

7.234

4.

Heerlen – Aken

0

2.000

3.500

1.000

   

5.

Decentralisatie Zwolle – Enschede

238

6.289

13.489

6.289

6.289

6.289

6.

Loon- en prijsbijstelling 2015

5.947

6.049

6.012

5.950

5.945

5.933

7.

Decentralisatie BDU naar Provinciefonds

 

– 995.994

– 1.001.925

– 966.814

– 965.760

– 964.395

 

Totaal

6.185

– 972.842

– 955.690

– 940.341

– 940.292

– 938.939

Ad 1. De stoptreindiensten Roermond – Maastricht Randwyck en Sittard – Heerlen maken per 11 december 2016 geen onderdeel meer uit van het hoofdrailnet, maar van de regionale (multimodale) vervoerconcessie in Limburg. De decentralisatie van deze twee diensten verloopt voor IenM budgetneutraal. De concessieprijs voor het hoofdrailnet is verhoogd. Het bedrag waar de concessieprijs voor het hoofdrailnet mee wordt verhoogd, is beschikbaar gesteld aan de provincie Limburg ten behoeve van de exploitatie van de twee diensten. De middelen worden overgeboekt vanaf het Infrastructuurfonds naar artikel 25 BDU en vervolgens via het Provinciefonds beschikbaar gesteld aan de provincie, in verband met de decentralisatie van de BDU.

Ad 2. Dit betreft een overboeking aan de provincie Gelderland voor de in het Lenteakkoord van 2012 afgesproken bijdrage aan vier regionale spoorlijnen in Oost-Nederland. De middelen worden overgeboekt vanaf het Infrastructuurfonds naar artikel 25 BDU en vervolgens via het Provinciefonds beschikbaar gesteld aan de provincie, in verband met de decentralisatie van de BDU.

Ad 3. De provincie Limburg ontvangt via de BDU een totale bijdrage van € 30,25 miljoen voor de elektrificatie van de Maaslijn. De middelen worden overgeboekt vanaf het Infrastructuurfonds naar artikel 25 BDU en vervolgens via het Provinciefonds beschikbaar gesteld aan de provincie, in verband met de decentralisatie van de BDU.

Ad 4. Op het spoortraject Heerlen – Aken wordt het baanvak Landgraaf – grens geëlektrificeerd. In het Bestuurlijk Overleg MIRT van november 2013 is overeengekomen dat Rijk en Regio hiervoor gezamenlijk € 15 miljoen beschikbaar stellen. De middelen worden overgeboekt vanaf het Infrastructuurfonds naar artikel 25 BDU en vervolgens via het Provinciefonds beschikbaar gesteld aan de provincie, in verband met de decentralisatie van de BDU.

Ad 5. De provincie Overijssel ontvangt via de BDU een exploitatiebijdrage voor de gedecentraliseerde treindienst Zwolle – Enschede. De middelen worden overgeboekt vanaf het Infrastructuurfonds naar artikel 25 BDU en vervolgens via het Provinciefonds beschikbaar gesteld aan de provincie, in verband met de decentralisatie van de BDU.

Ad 6. Dit betreft de verdeling van de loon- en prijsbijstelling.

Ad 7. Met ingang van 1 januari 2015 is de Wet afschaffing plusregio’s in werking getreden. Deze wet maakt een einde aan de verplichte samenwerking in zeven plusregio’s. In deze wet is tevens de decentralisatie van de BDU wettelijk geregeld. Met ingang van 2016 worden de voor de provincies bestemde BDU-middelen toegevoegd aan het Provinciefonds. De BDU-middelen voor de Metropoolregio Rotterdam Den Haag en de Stadsregio Amsterdam worden niet gedecentraliseerd naar het Provinciefonds en blijven verstrekt worden via de begroting van IenM.

Beleidsartikel 26: Bijdrage investeringsfondsen
Opbouw uitgaven vanaf de vorige ontwerpbegroting (x € 1.000)

26

Bijdrage investeringsfondsen

2015

2016

2017

2018

2019

2020

Stand ontwerpbegroting 2015

6.453.944

6.670.619

7.011.539

6.477.778

6.578.486

6.723.128

Mutatie Amendement 2015

           

Mutatie 1e suppletoire begroting 2015

– 405.136

70.544

– 6.029

60.239

149.918

– 552

Nieuwe mutaties

– 169.789

– 365.942

– 400.224

87.520

– 43.373

– 56.023

Stand ontwerpbegroting 2016

5.879.019

6.375.221

6.605.280

6.625.537

6.685.031

6.666.553

Specificatie nieuwe mutaties (x € 1.000)

Uitgaven

2015

2016

2017

2018

2019

2020

26.01 Infrafonds

           

1.

DBFM conversie A12 Ede-Grijsoord

– 59.124

– 14.952

14.321

8.041

6.933

6.411

2.

DBFM conversie A9 Gaasperdammerweg

– 44.587

– 134.735

– 316.328

175.140

44.352

29.455

3.

DBFM conversie Keersluis Limmel

– 27.473

– 694

– 36

4.841

1.890

1.857

4.

Decentralisatie BDU: Heerlen-Aken

 

– 2.000

– 3.500

– 1.000

   

5.

Decentralisatie BDU: Lenteakkoord

 

– 7.500

– 10.000

     

6.

Decentralisatie BDU: Maaslijn

 

– 1.314

– 7.234

– 7.234

– 7.234

– 7.234

7.

Decentralisatie BDU: Zwolle-Enschede

 

– 6.289

– 13.489

– 6.289

– 6.289

– 6.289

8.

Decentralisatie Limburg

   

– 6.000

– 6.000

– 6.000

– 6.000

9.

Eenvoudig Beter

 

– 16.037

       

10.

Generieke Digitale Infrastructuur (GDI)

 

– 4.329

– 3.908

– 3.366

– 2.712

– 2.765

11.

GSM-R interferentie

 

– 5.800

– 9.200

     

12.

Herverdeling eenheidsprijzen kantoren

 

– 3.807

– 3.806

– 3.806

– 3.924

– 4.044

13.

Loonbijstelling 2015

2.468

2.359

2.265

2.201

2.183

2.183

14.

Prijsbijstelling 2015

20.652

19.825

21.599

19.843

20.659

22.003

15.

Raming Infrastructuurfonds

 

– 65.000

15.000

– 100.000

– 100.000

– 100.000

16.

RSP 2015 BZK/Provinciefonds

– 64.560

         

17.

RSP 2015 MinFin/BCF

– 2.550

         

18.

SAP centralisatiebeheer

 

– 2.000

– 4.000

– 4.000

– 4.000

– 4.000

19.

Topsector Logistiek 2016

 

– 1.295

– 13.607

– 4.504

– 2.904

– 1.162

20.

Verdeling Netwerkoverstijgende Kosten

 

– 37.023

– 32.606

– 29.428

– 28.358

– 28.332

21.

Kasschuif t.b.v. rijksbrede beeld

 

– 40.000

40.000

     
 

Diversen

46

14

– 737

– 737

– 737

– 737

26.02 Deltafonds

           

22.

Eenvoudig Beter

 

– 4.009

       

23.

Generieke Digitale Infrastructuur (GDI)

 

– 908

– 657

– 540

– 389

– 362

24.

Kasschuif Bodem

 

– 46.752

10.752

12.000

12.000

12.000

25.

Loonbijstelling 2015

573

556

548

569

569

564

26.

Prijsbijstelling 2015

4.766

4.409

3.977

3.545

3.364

3.281

27.

Raming Deltafonds

 

– 35.000

– 115.000

     

28.

SAP centralisatiebeheer

 

– 500

– 1.000

– 1.000

– 1.000

– 1.000

29.

Verdeling Netwerkoverstijgende Kosten

 

37.023

32.606

29.428

28.358

28.332

 

Diversen

 

– 184

– 184

– 184

– 134

– 184

 

Totaal

– 169.789

– 365.942

– 400.224

87.520

– 43.373

– 56.023

26.01 Bijdrage aan het Infrastructuurfonds

Ad 1. In 2014 is de DBFM-aanbesteding van het project A12 Ede-Grijsoord afgerond. De budgettaire reeksen worden omgezet om aan de beschikbaarheidsvergoedingen te kunnen voldoen.

Ad 2. In 2014 is de DBFM-aanbesteding van het project A9 Gaasperdammerweg, onderdeel van het programma A1/A6/A9 Schiphol-Amsterdam-Almere, afgerond. De budgettaire reeksen worden omgezet om aan de beschikbaarheidsvergoedingen te kunnen voldoen.

Ad 3. In 2014 is de DBFM-aanbesteding van het project Nieuwe Keersluis Limmel afgerond. De budgettaire reeksen worden omgezet om aan de beschikbaarheidsvergoedingen te kunnen voldoen.

Ad 4. De middelen voor de BDU worden overgeheveld naar het Provinciefonds met uitzondering van de middelen voor de Metropoolregio Rotterdam Den Haag en de Stadsregio Amsterdam. Met ingang van 1 januari 2015 is de Wet afschaffing plusregio’s in werking getreden, waarin tevens de decentralisatie van de BDU wettelijk is geregeld die per 1 januari 2016 plaats zal vinden. Bij ontwerpbegroting 2016 worden de reeksen met voor de provincies bestemde BDU-middelen overgeheveld naar het Provinciefonds. Ten behoeve van de decentralisatie van de BDU wordt budget overgeboekt van Infrastructuurfonds artikel 13 Spoorwegen naar Hoofdstuk XII artikel 25 BDU voor het project Heerlen-Aken.

Ad 5. Ten behoeve van de decentralisatie van de BDU wordt budget overgeboekt van Infrastructuurfonds artikel 13 Spoorwegen naar Hoofdstuk XII artikel 25 BDU voor het project lenteakkoordimpuls voor vier spoorlijnen in Oost-Nederland.

Ad 6. Ten behoeve van de decentralisatie van de BDU wordt budget overgeboekt van Infrastructuurfonds artikel 14 Regionaal/lokale infrastructuur naar Hoofdstuk XII artikel 25 BDU voor het project Maaslijn.

Ad 7. Ten behoeve van de decentralisatie van de BDU wordt budget overgeboekt van Infrastructuurfonds artikel 14 Regionaal/lokale infrastructuur naar Hoofdstuk XII artikel 25 BDU voor het project Zwolle-Enschede.

Ad 8. De stoptreindiensten Roermond – Maastricht Randwyck en Sittard – Heerlen maken per 11 december 2016 geen onderdeel meer uit van het hoofdrailnet, maar van de regionale (multimodale) vervoerconcessie in Limburg. De decentralisatie van deze twee diensten verloopt voor IenM budgetneutraal. De concessieprijs voor het hoofdrailnet is verhoogd aangezien het om onrendabele diensten gaat. Het bedrag waar de concessieprijs voor het hoofdrailnet mee wordt verhoogd wordt via het Provinciefonds beschikbaar gesteld aan de provincie Limburg ten behoeve van de exploitatie van de twee diensten. Hiervoor wordt budget overgeboekt van Infrastructuurfonds artikel 13 Spoorwegen naar Hoofdstuk XII artikel 25 BDU.

Ad 9. Voor de stelselherziening van het omgevingsrecht en de implementatie van de Omgevingswet (uitvoeringsregelgeving) wordt er in 2016 € 16,0 miljoen vanuit de voeding van het Infrastructuurfonds overgeboekt naar diverse (beleids)artikelen op de begroting Hoofdstuk XII. De beschikbare investeringsruimte op het Infrastructuurfonds neemt hierdoor met € 16,0 miljoen af.

Ad 10. De afgelopen jaren is de druk op het gebruik van de Generieke Digitale Infrastructuur (GDI) sterk toegenomen. Hierdoor zijn er tekorten ontstaan in de financiering. Om deze problematiek van een oplossing te voorzien is in 2014 de Nationaal Commissaris Digitale Overheid (NCDO) benoemd. Onder regie van de NCDO is onder andere besloten tot interdepartementale versleuteling van de tekorten op de bestaande voorzieningen binnen de GDI. Conform dat besluit heeft IenM bij eerste suppletoire begroting 2015 middelen overgeboekt naar het Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties vanuit de begroting Hoofdstuk XII. Voor de verrekening binnen IenM wordt in totaal € 39,2 miljoen vanuit de voeding van het Infrastructuurfonds overgeboekt naar artikel 99 Nominaal en Onvoorzien op de begroting Hoofdstuk XII. De beschikbare investeringsruimte op het Infrastructuurfonds neemt hierdoor met € 39,2 miljoen af.

Ad 11. Dit betreft een overboeking van middelen van Infrastructuurfonds artikel 13 Spoorwegen naar Hoofdstuk XII artikel 16 Spoor voor de subsidieregeling GSM-R. De uitvoering van de subsidieregeling GSM-R is reeds gestart en dient te worden verantwoord op Hoofdstuk XII. Hiervoor is in totaal € 30,0 miljoen beschikbaar gesteld. Het gereserveerde IenM aandeel staat nog op Infrastructuurfonds artikel 13 Spoorwegen. Om de reeds gedane toezeggingen in de Staatscourant en richting RVO te kunnen verantwoorden op Hoofdstuk XII dient het IenM aandeel naar Hoofdstuk XII te worden overgeboekt.

Ad 12. Dit betreft de verrekening van huisvestingsbudgetten in verband met de financiële gevolgen van de masterplannen en stelselherziening van de rijkshuisvesting door het RVB.

Ad 13. Dit betreft de verwerking van de loonbijstelling 2015.

Ad 14. Dit betreft de toevoeging van de aan het Infrastructuurfonds uitgekeerde prijsbijstelling 2015.

Ad 15. Sinds enige jaren wordt er op de artikelen bij Wegen en Vaarwegen met een overprogrammering gewerkt om zeker te stellen dat de beschikbare middelen ook jaarlijks worden uitgeput. Bij deze begroting wordt het gebruik van dit instrument verder uitgebreid naar het Spoorartikel en het Deltafonds. Over de periode 2016–2020 wordt zo eenmalig € 100 miljoen per jaar vrijgespeeld. Via een kasschuif worden deze middelen in de periode 2021–2025 weer aan de fondsbegrotingen toegevoegd. Dit was mogelijk zonder consequenties op het lopende programma. Vanaf 2026 zal er een structurele ramingsbijstelling van € 100 miljoen per jaar worden toegepast.

Ad 16. Dit betreft de verwerking van een drietal overboekingen van Infrastructuurfonds artikel 14 Regionaal/lokale infrastructuur naar BZK/Provinciefonds van in totaal € 64,6 miljoen:

  • 1. Het regiodeel van het Ruimtelijk Economisch Programma, onderdeel binnen het Regiospecifiek Pakket (RSP), is indertijd geparkeerd op de begroting van IenM. IenM stort, in lijn met 2010, 2011, 2012 en 2014 delen van dit budget in het Provinciefonds. BZK publiceert in haar circulaire vervolgens onder het kopje Decentralisatie-uitkering RSP hoe hoog over 2015 de uitkering aan de provincies Groningen, Fryslân, Drenthe en Flevoland zal zijn (€ 16,1 miljoen).

  • 2. Voor een aantal Concrete projecten binnen het Regiospecifiek Pakket Zuiderzeelijn, vervult Noord Nederland de rol van contracterende partij. Om deze rol te kunnen vervullen stort IenM, in lijn met 2010, 2011 en 2012 delen van het taakstellende budget in het Provinciefonds. BZK publiceert in haar circulaire vervolgens onder het kopje Decentralisatie-uitkering RSP hoe hoog de uitkering over 2015 zal zijn (€ 27,1 miljoen)

  • 3. Voor het project FlorijnAs, Concreet project binnen het Regiospecifiek Pakket Zuiderzeelijn, vervult de gemeente Assen de rol van contracterende partij. Om deze rol te kunnen vervullen stort IenM, in lijn met 2010, 2011, 2012 en 2014 delen van het taakstellende budget in het Gemeentefonds. BZK publiceert in haar circulaire vervolgens onder het kopje Decentralisatie-uitkering RSP hoe hoog de uitkering over 2015 zal zijn (€ 21,4 miljoen).

Ad 17. Voor een aantal Concrete projecten binnen het Regiospecifiek Pakket Zuiderzeelijn, vervult Noord Nederland de rol van contracterende partij. Om deze rol te kunnen vervullen stort IenM delen van het taakstellende budget in het Provinciefonds. 5% van de uitkering wordt toegevoegd aan het BTW-compensatiefonds.

Ad 18. Dit betreft het aandeel van RWS voor het SAP Beheer dat centraal wordt gefinancierd op de begroting Hoofdstuk XII.

Ad 19. Voor de in 2016 op te starten activiteiten Topsector Logistiek wordt in totaal € 23,5 miljoen vanuit de voeding van het Infrastructuurfonds overgeboekt naar beleidsartikel 18 Scheepvaart en Havens op de begroting Hoofdstuk XII. De beschikbare investeringsruimte op het Infrastructuurfonds neemt hierdoor met € 23,5 miljoen af.

Ad 20. Op Infrastructuurfonds artikelonderdeel 18.08 Netwerkoverstijgende Kosten waren de netwerkoverstijgende apparaatskosten (inclusief afschrijving en rente) en overige netwerkoverstijgende kosten van RWS verantwoord. Het gaat hierbij om zowel de kosten die met de overhead van RWS gemoeid zijn als bepaalde onderdelen van Landelijke taken die een netwerk overstijgend karakter kennen. Deze kosten hebben niet alleen betrekking op de activiteiten die verricht worden voor het Infrastructuurfonds, maar hebben tevens betrekking op de activiteiten voor het Deltafonds. Deze middelen worden nu toegewezen aan artikel 12 Hoofdwegennet en artikel 15 Hoofdvaarwegennet van het Infrastructuurfonds en aan artikel 5 Netwerkgebonden kosten en overige uitgaven van het Deltafonds. Dit betreft de overboeking van het Infrastructuurfonds naar het Deltafonds.

Ad 21. Dit betreft een kasschuif ten behoeve van het rijksbrede financiële beeld. De meerjarige programmering wordt hierop niet aangepast.

26.02 Bijdrage aan het Deltafonds

Ad 21. Voor de stelselherziening van het omgevingsrecht en de implementatie van de Omgevingswet (uitvoeringsregelgeving) wordt er in 2016 € 4,0 miljoen vanuit de voeding van het Deltafonds overgeboekt naar diverse (beleids)artikelen op de begroting Hoofdstuk XII. De investeringruimte op het Deltafonds neemt hierdoor met € 4,0 miljoen af.

Ad 22. De afgelopen jaren is de druk op het gebruik van de Generieke Digitale Infrastructuur (GDI) sterk toegenomen. Hierdoor zijn er tekorten ontstaan in de financiering. Om deze problematiek van een oplossing te voorzien is in 2014 de Nationaal Commissaris Digitale Overheid (NCDO) benoemd. Onder regie van de NCDO is onder andere besloten tot interdepartementale versleuteling van de tekorten op de bestaande voorzieningen binnen de GDI. Conform dat besluit heeft IenM bij eerste suppletoire begroting 2015 middelen overgeboekt naar het Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties vanuit de begroting Hoofdstuk XII. Voor de verrekening binnen IenM wordt in totaal € 5,8 miljoen vanuit de voeding van het Deltafonds overgeboekt naar artikel 99 Nominaal en Onvoorzien op de begroting Hoofdstuk XII. De beschikbare investeringsruimte op het Deltafonds neemt hierdoor met € 5,8 miljoen af.

Ad 23. Op artikel 13.04 Ruimtegebruik bodem van Hoofdstuk XII worden de bijdragen aan medeoverheden voor het Meerjarenprogramma bodem verantwoord. In het convenant «Bodem en Ondergrond» van 17 maart 2015 zijn de afspraken over de decentralisatie van die middelen naar het Gemeente- en Provinciefonds voor de periode 2016–2020 vastgelegd. Bij ontwerpbegroting 2015 is besloten om in het jaar 2016 € 60 miljoen in mindering te brengen op deze reeks ten behoeve van het rijksbrede beeld. Om te voorkomen dat de uitvoering van het bodemsaneringsbeleid in 2016 hierdoor wordt bemoeilijkt, wordt de reeks door middel van een kasschuif aangepast Deze kasschuif wordt gefaciliteerd door het Deltafonds.

Ad 24. Dit betreft de verwerking van de loonbijstelling 2015.

Ad 25. Dit betreft de toevoeging van de aan het Deltafonds uitgekeerde prijsbijstelling 2015.

Ad 26. Sinds enige jaren wordt er op de artikelen bij Wegen en Vaarwegen met een overprogrammering gewerkt om zeker te stellen dat de beschikbare middelen ook jaarlijks worden uitgeput. Bij deze begroting wordt het gebruik van dit instrument uitgebreid naar het Spoorartikel en het Deltafonds. Hierdoor wordt over de periode 2016–2020 zo eenmalig € 100 miljoen per jaar vrijgespeeld. Via een kasschuif worden deze middelen in de periode 2021–2025 weer aan de fondsbegrotingen toegevoegd. Het Deltafonds draagt in de periode tot en met 2020 in totaal € 150 miljoen aan deze kasschuif bij. Deze middelen vloeien terug in 2022.

Ad 27. Dit betreft het aandeel van RWS voor het SAP Beheer dat centraal wordt gefinancierd op de begroting Hoofdstuk XII.

Ad 28. Op Infrastructuurfonds artikelonderdeel 18.08 Netwerkoverstijgende Kosten waren de netwerkoverstijgende apparaatskosten (inclusief afschrijving en rente) en overige netwerkoverstijgende kosten van RWS verantwoord. Het gaat hierbij om zowel de kosten die met de overhead van RWS gemoeid zijn als bepaalde onderdelen van Landelijke taken die een netwerk overstijgend karakter kennen. Deze kosten hebben niet alleen betrekking op de activiteiten die verricht worden voor het Infrastructuurfonds, maar hebben tevens betrekking op de activiteiten voor het Deltafonds. Deze middelen worden nu toegewezen aan artikel 12 Hoofdwegennet en artikel 15 Hoofdvaarwegennet van het Infrastructuurfonds en aan artikel 5 Netwerkgebonden kosten en overige uitgaven van het Deltafonds. Dit betreft de overboeking van het Infrastructuurfonds naar het Deltafonds.

Niet-beleidsartikel 97: Algemeen departement
Opbouw uitgaven vanaf de vorige ontwerpbegroting (x € 1.000)

97

Algemeen departement

2015

2016

2017

2018

2019

2020

Stand ontwerpbegroting 2015

45.445

46.831

44.479

45.763

44.010

44.013

Mutatie Amendement 2015

           

Mutatie 1e suppletoire begroting 2015

1.359

– 1.595

– 900

– 1.625

– 700

– 1.000

Nieuwe mutaties

4.706

502

221

226

232

235

Stand ontwerpbegroting 2016

51.510

45.738

43.800

44.364

43.542

43.248

Specificatie nieuwe mutaties (x € 1.000)

Uitgaven

2015

2016

2017

2018

2019

2020

97.01 Algemeen departement

           

1.

Regeringsvliegtuig

2.246

         

2.

ANVS

4.032

4.032

4.032

4.032

4.032

4.032

3.

Correctie n.a.v. overboeking KFD

– 4.100

– 4.100

– 4.100

– 4.100

– 4.100

– 4.100

4.

Diversen

2.528

570

289

294

300

303

 

Totaal

4.706

502

221

226

232

235

Ad 1. Voor het onderhoud aan motoren, toegenomen gebruik van het regeringsvliegtuig en de marktverkenning vervanging regeringsvliegtuig zijn er hogere uitgaven voor het regeringsvliegtuig in 2015.

Ad 2. In de ministerraad van 24 januari 2014 is besloten om de expertise op het gebied van nucleaire veiligheid en stralingsbescherming van het Ministerie van IenM en het Ministerie van EZ samen te voegen tot de Autoriteit Nucleaire Veiligheid en Stralingsbescherming (ANVS) en onder te brengen bij het Ministerie van IenM. Dit betreft de bijdrage van EZ voor de uitgaven op programma ten behoeve van ANVS.

Ad 3. Dit betreft een correctieboeking. Met de overdracht van de Kernfyschische dienst naar ANVS dit jaar zijn de betreffende middelen uit artikel 24 gehaald terwijl dat artikel 97 moest zijn.

Opbouw ontvangsten vanaf de vorige ontwerpbegroting (x € 1.000)

97

Algemeen departement

2015

2016

2017

2018

2019

2020

Stand ontwerpbegroting 2015

3.373

3.373

3.373

3.373

3.373

3.373

Mutatie 1e suppletoire begroting 2015

– 1.100

– 1.100

– 1.100

– 1.100

– 1.100

– 1.100

Nieuwe mutaties

1.109

– 279

– 279

– 279

– 279

– 279

Stand ontwerpbegroting 2016

3.382

1.994

1.994

1.994

1.994

1.994

Specificatie nieuwe mutaties (x € 1.000)

Ontvangsten

2015

2016

2017

2018

2019

2020

1.

Omboeking ontvangsten

– 279

– 279

– 279

– 279

– 279

– 279

2.

Surplus eigen vermogen agentschappen

1.388

         
 

Totaal

1.109

– 279

– 279

– 279

– 279

– 279

Ad 1. Op artikel 97 komen er ontvangsten binnen die betrekking hebben op het apparaat. Hiertoe worden de middelen overgebracht naar artikel 98 Apparaat van het kerndepartement voor een correcte verantwoording van de middelen.

Ad 2. Bij eerste suppletoire begroting is voorgesteld om het surplus van het eigen vermogen van de agentschappen op artikel 99 te plaatsen. Artikel 99 is een technisch artikel waarop geen ontvangsten worden verantwoord. Derhalve worden de ontvangsten op artikel 97 overgebracht.

Niet-beleidsartikel 98: Apparaatsuitgaven kerndepartement
Opbouw uitgaven vanaf de vorige ontwerpbegroting (x € 1.000)

98

Apparaatsuitgaven kerndepartement

2015

2016

2017

2018

2019

2020

Stand ontwerpbegroting 2015

300.273

293.725

253.520

254.316

255.639

251.595

Mutatie Amendement 2015

           

Mutatie 1e suppletoire begroting 2015

28.323

24.816

19.348

20.129

18.892

19.048

Nieuwe mutaties

3.323

21.607

12.075

12.091

12.330

12.496

Stand ontwerpbegroting 2016

331.919

340.148

284.943

286.536

286.861

283.139

Specificatie nieuwe mutaties (x € 1.000)

Uitgaven

2015

2016

2017

2018

2019

2020

98.01

Personeel

           

1.

Herverdeling budgetten ANVS

– 7.096

– 6.276

– 5.673

– 5.516

– 5.516

– 5.516

2.

Bijdrage EZ ANVS

1.747

1.747

1.747

1.908

1.908

1.908

3.

Extra inzet PBL

 

1.400

1.400

1.400

1.400

1.400

4.

Randstad Perspectief

1.600

2.500

2.320

     

5.

Implementatie Omgevingswet

 

5.500

       
 

Diversen

2.455

850

2.097

766

1.691

1.678

               

98.02

Materieel

           

6.

Herverdeling budgetten ANVS

5.260

5.540

5.410

5.253

5.253

5.253

7.

Bijdrage EZ ANVS

2.351

2.351

2.351

2.190

2.190

2.190

8.

Centraal betaalde uitgaven ICT

7.630

         

9.

Generieke Digitale infrastructuur

– 182

9.000

       

10.

Bijdrage extra kosten Inspectie Leefomgeving en Transport

– 4.509

– 2.602

– 706

– 808

– 808

– 808

11.

Centtralisatie SAP-beheer

 

3.892

6.392

6.392

6.392

6.392

12.

Afboeking ontvangstenreeks

– 1.683

– 1.683

– 1.683

– 1.683

– 1.683

– 1.683

13.

Herverdeling eenheidsprijzen Masterplan huisvesting

 

1.495

1.494

1.460

1.578

1.698

14.

Randstad Perspectief

– 1.600

– 2.500

– 2.320

     
 

Diversen

– 2.650

393

– 754

729

– 75

– 16

 

Totaal

3.323

21.607

12.075

12.091

12.330

12.496

Ad 1. De verlaging betreft een herverdeling (naar 98.02 en naar artikel 97) van de bij eerste suppletoire begroting overgeboekte bijdragen vanuit EZ en ILT met betrekking tot de Autoriteit Nucleaire Veiligheid en Stralingsbescherming (ANVS). Deze dienst valt per 1 januari 2015 onder IenM.

Ad 2. Vanuit EZ zijn per 1 januari 2015 het RVO/Stralingslab en de directie NIV overgegaan in de ANVS en vanuit de ILT is de Kernfysische Dienst overgegaan. De verhoging betreft de bijdrage vanuit EZ in de personele kosten.

Ad 3. Dit betreft middelen van PBL die worden ingezet voor tijdelijk aangestelde capaciteit. PBL krijgt hiervoor ontvangsten binnen van derden (EU, VN, OECD, IDDRI) als bijdragen aan onderzoek. Bij eerste suppletoire begroting zijn de verplichtingen reeds geaccordeerd.

Ad 4. De kosten voor de Randstadregeling Perspectief BD (personeel), in het kader van de invulling van de taakstelling, worden voor de jaren 2015 en 2016 gedekt uit het daarvoor bestemde transitiebudget en voor het jaar 2017 uit het budget corporate organisatie ontwikkeling (98.02) zie ook ad 13.

Ad 5. Binnen het programma Eenvoudig Beter wordt er gewerkt aan de stelselherziening van het omgevingsrecht en de implementatie van de Omgevingswet (uitvoeringsregelgeving). Hiertoe worden financiële middelen beschikbaar gesteld. Waarvan € 5,5 miljoen in 2016 ten gunste van dit artikel. Voor 2016 worden de middelen overgeboekt vanuit de voeding van het Infrastructuurfonds (€ 16 miljoen) en het Deltafonds (€ 4 miljoen). Het resterende bedrag (circa € 14,5 miljoen) betreft het programmadeel.

Ad 6. De verhoging betreft een herverdeling (vanuit 98.01) van de bij eerste suppletoire begroting overgeboekte bijdragen vanuit EZ en ILT met betrekking tot de Autoriteit Nucleaire Veiligheid en Stralingsbescherming (ANVS). Deze dienst valt per 1 januari 2015 onder IenM.

Ad 7. Vanuit EZ zijn per 1 januari 2015 het RVO/Stralingslab en de directie NIV overgegaan in de ANVS en vanuit de ILT is de Kernfysische Dienst overgegaan. De verhoging betreft de bijdrage vanuit EZ in de materiële kosten.

Ad 8. Een deel van de centraal betaalde uitgaven voor ICT en facilitaire dienstverlening vindt plaats ten behoeve van agentschappen. Hiervoor vindt een interne verrekening plaats door middel van facturering, zie ook de ontvangsten.

Ad 9. Dit betreft enerzijds de verrekening van de bijdrage 2015 voor de dekking van de kosten Generieke Digitale Infrastructuur (GDI) ten behoeve van de ontwikkeling van een solide en toekomstbestendige digitale overheid. Deze kosten zijn bij eerste suppletoire begroting voorlopig technisch van artikel 99 afgeboekt. Anderzijds betreft het de bijdrage van Financiën uit de Aanvullende post GDI van vrijgegeven middelen door het Bureau Digicommissaris, ten behoeve van het MSW (in 2015 € 4,5 miljoen en in 2016 € 9 miljoen).

Ad 10. Dit betreft een bijdrage aan de Inspectie voor Leefomgeving en Transport met name voor ICT-uitgaven.

Ad 11. In 2013 is besloten tot de centrale betaling van de kosten voor het beheer van het bedrijfsvoeringssysteem SAP. Met ingang van 2016 worden de bijdragen vanuit de Agentschappen overgedragen.

Ad 12. In de begroting van IenM is een structurele ontvangstenreeks opgenomen waar geen ontvangsten op binnen komen. Vermoedelijk is dit ontstaan bij conversies tijdens de fusie van VenW en VROM tot IenM. Om te voorkomen dat dit probleem jaarlijks terug komt, wordt de ontvangstenreeks afgeboekt. Dit betreft de bijbehorende correctie voor de uitgaven.

Ad 13. Dit betreft de interne verrekening van huisvestingsbudgetten naar aanleiding van de financiële gevolgen van de masterplannen en stelselherziening van de rijkshuisvesting door RVB.

Ad 14. De kosten voor de Randstadregeling Perspectief BD (personeel), in het kader van de invulling van de taakstelling, worden voor de jaren 2015 en 2016 gedekt uit het daarvoor bestemde transitiebudget en voor het jaar 2017 uit het budget corporate organisatie ontwikkeling. Zie ook ad 4.

Opbouw ontvangsten vanaf de vorige ontwerpbegroting (x € 1.000)

98

Apparaatsuitgaven kerndepartement

2015

2016

2017

2018

2019

2020

Stand ontwerpbegroting 2015

2.434

2.434

2.434

2.434

2.434

2.434

Mutatie 1e suppletoire begroting 2015

10.991

1.100

1.100

1.100

1.100

1.100

Nieuwe mutaties

6.226

– 4

– 4

– 4

– 4

– 4

Stand ontwerpbegroting 2016

19.651

3.530

3.530

3.530

3.530

3.530

Specificatie nieuwe mutaties (x € 1.000)

Ontvangsten

2015

2016

2017

2018

2019

2020

1.

Afboeking ontvangstenreeks

– 1.683

– 1.683

– 1.683

– 1.683

– 1.683

– 1.683

2.

Centraal betaalde uitgaven ICT

7.630

         

3.

Extra inzet PBL

 

1.400

1.400

1.400

1.400

1.400

 

Diversen

279

279

279

279

279

279

 

Totaal

6.226

– 4

– 4

– 4

– 4

– 4

Ad 1. In de begroting van IenM is een structurele ontvangstenreeks opgenomen waar geen ontvangsten op binnen komen. Vermoedelijk is dit ontstaan bij coverversies tijdens de fusie van VenW en VROM tot IenM. Om te voorkomen dat dit probleem jaarlijks terug komt, wordt de ontvangstenreeks afgeboekt. Dit betreft de bijbehorende correctie voor de uitgaven.

Ad 2. Een deel van de centraal betaalde uitgaven voor ICT en facilitaire dienstverlening vindt plaats ten behoeve van agentschappen. Hiervoor vindt een interne verrekening plaats door middel van facturering, zie ook de ontvangsten.

Ad 3. Dit betreft middelen van PBL die worden ingezet voor tijdelijk aangestelde capaciteit. PBL krijgt hiervoor ontvangsten binnen van derden (EU, VN, OECD, IDDRI) als bijdragen aan onderzoek. Bij eerste suppletoire begroting zijn de verplichtingen reeds geaccordeerd.

Niet-Beleidsartikel 99: Nominaal en onvoorzien
Opbouw uitgaven vanaf de vorige ontwerpbegroting (x € 1.000)

99

Nominaal en onvoorzien

2015

2016

2017

2018

2019

2020

Stand ontwerpbegroting 2015

8.593

510

– 2.065

2.149

4.743

4.743

Mutatie Amendement 2015

           

Mutatie 1e suppletoire begroting 2015

55.493

29.811

33.968

29.855

31.351

32.573

Nieuwe mutaties

– 64.086

– 30.296

– 31.903

– 30.055

– 35.396

– 32.773

Stand ontwerpbegroting 2016

0

25

0

1.949

698

4.543

Specificatie nieuwe mutaties (x € 1.000)

Uitgaven

2015

2016

2017

2018

2019

2020

99.01

Nominaal en onvoorzien

           

1.

Generieke Digitale Infrastructuur

5.591

6.235

5.738

5.127

4.230

4.230

2.

Toedeling Eindejaarsmarge

– 23.212

 

– 2.400

     

3.

Toedeling Loon- en prijsbijstelling

– 37.584

– 36.046

– 37.306

– 34.982

– 35.581

– 36.803

4.

Kasschuif KNMI

3.845

     

– 3.845

 

5.

Toedeling Nominaal en Onvoorzien

– 12.726

– 485

2.065

– 200

– 200

– 200

 

Totaal

– 64.086

– 30.296

– 31.903

– 30.055

– 35.396

– 32.773

Ad 1. Voor de digitale voorzieningen in het kader van de Generieke Digitale Infrastructuur heeft IenM middelen overgeboekt naar het Ministerie van Binnenlandse Zaken vanuit artikel 99 Nominaal en Onvoorzien. Dit betreft de versleuteling over de IenM begrotingen.

Ad 2. Bij eerste suppletoire begroting is het voordelig saldo voor 2014 via de eindejaarsmarge aan de IenM begroting Hoofdstuk XII toegevoegd. Bij Ontwerpbegroting 2016 is de eindejaarmarge verdeeld binnen Hoofdstuk XII.

Ad 3. Bij eerste suppletoire begroting is de loon- en prijsbijstelling voor alle IenM begrotingen voorlopig technisch op artikel 99 geparkeerd. Bij Ontwerpbegroting 2016 zijn deze middelen verdeeld over de IenM begrotingen.

Ad 4. Middels artikel 99 wordt een kasschuif gefaciliteerd om het kasritme van de EUMETSAT programma’s op artikel 23 Meteorologie, seismologie en aardobservatie in het juiste kasritme te krijgen.

Ad 5. Artikel 99 biedt ruimte om tekorten in het jaar 2015 te dekken. Het betreft onder meer de financiering van de tekorten op artikel 13 voor Eenvoudig Beter en Omgevingsloketonline en artikel 21 voor Agro en afval problematiek. Verder wordt het negatieve budget op artikel 99 in 2017 opgelost.

Bijlage 4.3 Moties en toezeggingen

Moties

Bron

Omschrijving

Bewindspersoon

Stand van zaken

VAO Verkeersveiligheid en CBR

03-07-2008

Motie Madlener 29 398-112 over regels voor dekking van examencentra door heel Nederland.

Minister IenM

De Minister van IenM heeft in 2014 ingestemd met een nieuw locatiebeleid van CBR dat thans wordt geïmplementeerd. Hierin wordt rekening gehouden met de bereikbaarheid.

VAO initiatiefnota Koopmans «De grenzen voorbij»

22-04-2010

Motie Anker/Mastwijk 32 351-8 over meenemen van de inbouw van ERTMS in de infrastructuur.

Stas IenM

Na voorkeursbeslissing ERTMS (Kamerstukken II, 2013–2014, 33 652, nr. 14) is gestart met de planuitwerkingsfase. Daar wordt deze motie in meegenomen.

VAO Eenvoudig beter 23-11-2011

Motie De Rouwe/Houwers 31 953-45 verzoekt de regering naast een vereenvoudiging van het omgevingsrecht gelijktijdig te onderzoeken hoe met deze vereenvoudiging een verbetering en herziening van landelijk verplichte onderzoeken en inhoudelijke (milieu)normen plaats kan vinden, zonder dat daadwerkelijk belangrijke voorwaarden op het gebied van cultuur en milieu in het geding komen.

Minister IenM

Deze motie wordt meegenomen bij de vormgeving van het Besluit Kwaliteit Leefomgeving.

Debat Ontwerpbesluit wijziging Crisis- en herstelwet

26-01-2012

Gewijzigde motie Van Veldhoven 32 127-154 verzoekt de regering in gesprekken met het bevoegd gezag en de exploitant erop aan te dringen dat zij onderzoeken met welke maatregelen, zoals bijvoorbeeld het aanbrengen van een oxidatielaag, extra methaanuitstoot kosteneffectief kan worden teruggebracht.

Minister IenM

De TK wordt na ondertekening van de Green Deal in oktober 2015 geïnformeerd.

Debat Wet Basisnet (32 862)

14-06-2012

Motie Jansen 32 862-43 verzoekt de regering, binnen een jaar een voorstel aan de Kamer te doen om het toezicht op de externe veiligheid bij het spoor in één hand te brengen.

Stas IenM

Er is een bestuurlijke tafel ingericht om voor emplacementen tot een landelijke aanpak te komen. Naar verwachting kan de Kamer

1 oktober 2015 worden geïnformeerd.

VAO Vervoers-concessie Hoofdrailnet

20-12-2012

Motie Van Veldhoven c.s. 29 984-350 verzoekt de regering, na vijf jaar de ervaringen van de op dat moment reeds gedecentraliseerde lijnen in kaart te brengen en hierbij de wenselijkheid van het decentraliseren van aanvullende verbindingen te verkennen, en tevens te evalueren of een eventuele openbare aanbesteding van het hoofdrailnet vanaf 2025 in het belang van de reiziger is.

Stas IenM

De ervaringen met decentralisatie worden conform motie in kaart gebracht bij de midterm review.

Het convenant tussen IenM en de provincie Limburg en de nieuwe vervoerconcessie bevatten bepalingen voor het uitvoeren van een evaluatie.

VAO Zee- en binnenvaart

14-03-2013

Motie Remco Dijkstra c.s 31 409-51 verzoekt de regering om, in IMO-verband te ijveren voor een systeem waarbij verladers niet verplicht worden tot het wegen van containers, maar ervoor te pleiten dat er alternatieven voor het vaststellen van het juiste gewicht van containers worden ontwikkeld en tevens om met de sector in overleg te treden over een uitvoerbare en minder kostbare methode ter bevordering van veilig vervoer van containers.

Minister IenM

In de vergadering van IMO/MSC november 2014 is de tekst goedgekeurd en zal 1,5 jaar later (juli 2016) van kracht zal worden. Belangrijk element daarbij is de nauwkeurigheid waarmee de massa van de container bepaald / berekend kan worden.

NO MIRT Infra

08-04-2013

Motie De Boer/Kuiken 33 400-A-95 verzoekt de regering om eerst sluitende afspraken te maken met de regio over de dekking van de exploitatieverliezen voor de 1e fase, het zogenaamde voorloopbedrijf waarbij zonder infrastructurele investeringen een diesel-IC moet gaan rijden vanaf 2014 danwel de huidige Euregiobaan wordt voortgezet;

overwegende dat aansluitend voor de tweede fase maximaal 18 miljoen euro extra benodigd is voor de infrastructuur tussen Heerlen en Herzogenrath;

verzoekt de regering tevens, als voorwaarde hierbij afspraken te maken over de tweede fase met betrokken partijen (provincie Limburg, de Duitse overheid en vervoerders) over de noodzakelijke stappen om een geëlektrificeerde IC-verbinding te realiseren en als de plannen nader uitgewerkt zijn afspraken te maken over de daarvoor benodigde kosteneffectieve infrastructurele investeringen en de verdeling van de exploitatieverliezen om de IC tussen Eindhoven-Heerlen-Aken op een verantwoorde manier te kunnen laten rijden.

Stas IenM

Met bijlage 1. bij de brief aan de Kamer van 18 november 2013 over de uitkomsten van het MIRT-overleg is de Kamer geïnformeerd over de afspraken die er gemaakt zijn tussen IenM en de provincie Limburg over de elektrificatie van de grensoverschrijdende verbinding naar Aken. Zodra de elektrificatie gereed is (ws. voorjaar 2018) zal de sneltrein Maastricht-Heerlen-Aken gaan rijden. De studie naar de mogelijkheid en haalbaarheid van een IC- verbinding naar Aken is ver gevorderd en wordt nog in 2015 afgerond. Inzet daarbij is de Kamer nog voor het AO MIRT van eind 2015 over de uitkomst van de studie te informeren.

VAO Grondstoffen en afval

05-06-2013

Motie Van Gerven 30 872-140 spreekt uit dat met de industrie harde afspraken moeten worden gemaakt om te komen tot een snelle overschakeling naar biologisch afbreekbare plastics als verpakkingsmateriaal.

Stas IenM

Er wordt samen met EZ een beleidsvisie opgesteld, gereed eind 2015.

VAO Gewasbescherming

01-07-2013

Motie Schouw-Jacobi 27 858-206 verzoekt de regering, de voor- en nadelen in kaart te brengen van het verplichten van een emissiereductieplan als de waterkwaliteitsnorm gehanteerd bij toelating van een gewasbeschermingsmiddel ruimer is dan de waterkwaliteitsnorm van de KRW.

Stas IenM

De Kamer wordt naar verwachting na het zomerreces 2015 geïnformeerd.

VAO Gewasbescherming

01-07-2013

Motie Geurts 27 858-205 verzoekt de regering, de Kamer na twee jaar te informeren over de voortgang in de verbetering van de waterkwaliteit alvorens nadere maatregelen te treffen.

Stas IenM

Volgens planning wordt de ontwerpwijziging van het Activiteitenbesluit in 2015 voorgehangen aan de Tweede Kamer; inwerkingtreding zou medio 2016 moeten plaatsvinden. De Tweede Kamer zal vervolgens conform motie medio 2018 geïnformeerd worden.

VAO Natura 2000 inclusief Westerschelde

01-10-2013

Motie Geurts 32 760-77 verzoekt de regering, de beschermde zones als gevolg van de Kader-richtlijn Mariene Strategie, te evalueren met het oog op de sociaaleconomische impact van het sluiten van grote delen van de Noordzee voor vissers.

Minister IenM

De informatie waarnaar wordt gevraagd, komt beschikbaar met maatregelenprogramma KRM, wat weer vrijkomt met NWP-inspraak.

De Kamer zal naar verwachting begin 2016 worden geïnformeerd.

VAO Biobrandstoffen

03-10-2013

Motie Dik-Faber 32 813-65 verzoekt de regering om, met ingang van 2014 jaarlijks op bedrijfsniveau te rapporteren over de aard, herkomst en duurzaamheid van de bio-energie die energiebedrijven op de markt brengen.

Stas IenM

In de 2e helft van het jaar verschijnt een openbare rapportage op bedrijfsniveau over de aard, herkomst en duurzaamheid van de bio-energie die de energiebedrijven op de markt brengen. De Kamer wordt uiterlijk eind december 2015 hierover geïnformeerd.

VAO Groene groei 05-11-2013

Motie Dik-Faber 33 034-19 verzoekt de regering, samen met genoemde instanties te onderzoeken wat een sociaal- en verkeersveilig lichtniveau is zodat genoemde normen en richtlijnen kunnen worden aangepast om lichtvervuiling tegen te gaan en de Kamer te informeren over de onderzoeksresultaten en de vertaling daarvan in aangepaste normen.

Stas IenM

Het gevraagde onderzoek wordt verricht door NSVV. Resultaten worden verwacht in oktober 2015. Daarna worden deze met een begeleidende brief naar de Kamer gestuurd.

Begrotings

behandeling IenM 05-11-2013

Motie Dik-Faber 33 750-XII-45 verzoekt de regering, zich in Brussel hard te maken voor het ten spoedigste, en uiterlijk in 2017, geldig worden van emissie-eisen voor ultrafijnstof voor bromfietsen, kwalitatief gelijk aan het niveau van personenauto».

Stas IenM

De motie ondersteunt de inzet van de Staatssecretaris in Europa.

Begrotings

behandeling IenM 05-11-2013

Motie Dik-Faber 33 750-XII-46 verzoekt de regering, de controle op voertuigeisen van bromfietsen aanzienlijk te verscherpen, zowel op papier als in de praktijk, om zo een halt toe te roepen aan de verkoop van bromfietsen die feitelijk niet aan de wetgeving voldoen.

Stas IenM

Er is een wetstraject in gang gezet waarbij onder meer het sanctiestelsel in het licht van Verordening (EU) 186/2013 zal worden bezien. Daarin zal hetgeen qua uitbreiding van de handhaving nog mogelijk is, in art. 34 van de Wvw 1994 worden meegenomen.

VAO OV, taxi en OV-chipkaart

26-11-2013

Motie Dik-Faber/De Boer 23 645-553 verzoekt de regering, de transformatie richting ov-chip 2.0 maximaal te stimuleren door zo spoedig mogelijk maar uiterlijk 1 januari 2016 te bewerkstelligen dat:

1. TLS het ov-chipkaartplatform opent zodat ook aanbieders van andere betaalsystemen, zoals Touch & Travel, efficiënt gebruik kunnen maken van bestaande controle en in- en uitcheckapparatuur;

2. Een systeem van roaming mogelijk wordt onder toezicht van de ACM, zodat elke partij die vervoer wil aanbieden, capaciteit kan inkopen en/of verrekenen bij ov-bedrijven en vrij is om deze ingekochte capaciteit aan te bieden tegen zelf vorm te geven reisproducten en prijzen, zoals kilometerbundels met een tarief voor trein, tram en bus.

Stas IenM

De eerste stappen in transformatie zijn: opstellen van gezamenlijke visie op OV-betalen, herpositionering TLS en inrichten van toezicht op OV-betaalmarkt. Zodra deze stappen gezet zijn kan de OV-betaalmarkt zich verder ontwikkelen en is er zicht op welke innovaties op welke termijn mogelijk zijn.

AO Grondstoffen en afval

26-11-2013

Motie Van Gerven 30 872-153 verzoekt de regering, in overleg met de kunststofrecyclers in kaart te brengen welke mogelijkheden er zijn om de kwalitatieve resultaten van de recycling te verbeteren, welke belemmeringen er zijn om dit in praktijk te brengen en de Kamer voor 1 mei 2014 te informeren over hoe de mogelijkheden beter zijn te benutten.

Stas IenM

De Kamer wordt uiterlijk 31 december 2015 geïnformeerd.

Parlementair agenda punt [25-11-2013] – MIRT

Motie De Rouwe cs. 33 750-A-31 Verzoekt de regering om samen met de verantwoordelijke decentrale overheden de uitwerking van de Toekomstagenda voor Snelfietsroutes te ondersteunen, zodat maatregelenten behoeve van het fietsgebruik onderdeel kunnen zijn van het programma Beter Benutten en daarna kunnen de uitkomsten bij het MIRT-overleg worden besproken.

Minister IenM

In het kader van motie De Rouwe c.s. (Kamerstukken II, 2013–2014, 33 750 A, nr. 31) kan voorts worden gemeld dat veel regio’s plannen uitwerken voor het realiseren van snelfietsroutes of ontbrekende schakels in snelfietsroutes. In de meeste gevallen moet nog een verdere uitwerking plaatsvinden voordat definitief kan worden besloten over de uitvoering. In de meeste gevallen vindt definitieve besluitvorming in het najaar plaats.

De Kamer wordt over de voortgang van het vervolgprogramma geïnformeerd bij gelegenheid van het overleg over het MIRT in het najaar.

NO MIRT

25-11-2013

Motie Van Veldhoven/Dik-Faber 33 750-A-55 verzoekt de regering, bij de herziening van de OEI-richtlijnen te onderzoeken hoe de MKBA-systematiek op deze punten, waar wenselijk, zou kunnen worden gemoderniseerd.

Minister IenM

Het Ministerie van EZ organiseert voor de zomer 2015 in samenwerking met o.a. het Planbureau voor de Leefomgeving een workshop over de natuur-aspecten die – als een uitwerking van de Algemene Leidraad MKBA van december 2013 – in een MKBA Werkwijzer Natuur moeten worden opgenomen. Daar zal de actuele stand van zaken rond mogelijkheden en methoden voor identificatie, kwantificering en monetarisering van natuur-effecten (kosten en baten) deel van uitmaken. Bij deze uitwerking zal ook gebruik worden gemaakt van de ervaringen, die zijn en worden opgedaan in het TEEB-NL programma (tot 2014) en de opvolger daarvan: het programma Natuurlijk Kapitaal Nederland (NKN) van het PBL (2014–2016). De resultaten van de projecten in het NKN programma komen achtereenvolgens vanaf het voorjaar 2015 beschikbaar en worden geconsolideerd in een Syntheserapport, dat voorjaar 2016 uit zal komen.

VAO Spoor

29-01-2014

Motie Van Tongeren/Van Veldhoven 29 984-449 verzoekt de regering om, gevaarlijke stoffen bij voorkeur te vervoeren over de Betuweroute en te monitoren wanneer van dit principe wordt afgeweken.

Stas IenM

De Tweede Kamer is op 14 oktober 2014 geïnformeerd over het maatregelenpakket bouwperiode derde spoor. Hierin is aangegeven dat het streven is zoveel mogelijk gevaarlijke stoffen via de Betuweroute te vervoeren.

VAO Spoor

29-01-2014

Motie Van Tongeren/Van Veldhoven 29 984-451 verzoekt de regering om, samen met de NS te bezien of het mogelijk is om als tussenoplossing in elk geval laadpalen op de stations en perrons te plaatsen waar reizigers hun tablets, telefoons en laptops kunnen opladen.

Stas IenM

Mede op basis van de kostenopgave van NS voor het realiseren van stopcontacten in de tweede klas van de Intercity’s zal de Staatssecretaris in 2015 in samenspraak met vervoerders en ProRail een besluit nemen over zowel stopcontacten in treinen als oplaadpalen op stations. Deze kostenopgave ontvangt IenM rond de zomer 2015 van NS.

VAO Spoor

29-01-2014

Motie Van Veldhoven/De Rouwe 29 984-462 verzoekt de regering, in kaart te brengen welke gevolgen de tijdelijke toename van goederenvervoer op deze trajecten betekent voor de toename van geluid, trillingen en veiligheidsrisico’s, en in overleg met gemeenten en provincies die te maken krijgen met dit toenemend goederenvervoer, te zorgen voor maatregelen die deze overlast zo veel mogelijk beperken; verzoekt de regering tevens, de Kamer hierover bij de uitwerking van het gehele maatregelenpakket in het najaar van 2014 te informeren.

Stas IenM

De Kamer is op 14 oktober 2014 geïnformeerd over het maatregelenpakket bouwperiode derde spoor. Hierin is aangegeven dat er geregeld contact is met betrokken gemeentes. Decentrale overheden zijn vertegenwoordigd in de stuurgroep. In eerstvolgende voortgangsbrief zal uitgebreider worden ingegaan op de gevolgen voor de omgeving en evt. maatregelen.

VAO Duurzaam hout

20-02-2014

Motie Van Veldhoven c.s. 30 196-238 verzoekt de regering, te garanderen dat de TPAC bij deze toets met bijbehorend veldonderzoek ook vertegenwoordigers van inheemse volkeren en lokale milieuorganisaties consulteert, in het bijzonder JOAS, de Jaringan Orang Asal SeMalaysia (The Indigenous Peoples Network of Malaysia) en MNS, de Malaysian Nature Society.

Stas IenM

De Tweede Kamer wordt uiterlijk 1 maart 2016 geïnformeerd.

VAO Duurzaam hout

20-02-2014

Motie Van Veldhoven c.s. 30 196-239 verzoekt de regering, in overleg met de Malaysian Timber Certification Council een tijdsgebonden stappenplan op te zetten om ervoor te zorgen dat het MTCS-keurmerk binnen twee jaar volledig voldoet aan de door de TPAC vier geconstateerde tekortkomingen in het eindoordeel van TPAC over MTCS (d.d. 22 oktober 2010) en op die manier dus ook volledig voldoet aan inkoopcriteria duurzaamheid van de rijksoverheid; verzoekt de regering tevens, te bewerkstelligen dat deze eindevaluatie van TPAC binnen twee jaar wordt afgerond en dat daarbij geen uitloop zal zijn; verzoekt de regering voorts, te garanderen dat indien de TPAC over twee jaar constateert dat MTCS nog niet op alle vier de eerder genoemde punten voldoet aan de inkoopcriteria van de rijksoverheid voor duurzaam hout dit er toe zal leiden dat hout met het MTSC-keurmerk niet langer zal worden toegestaan voor het Nederlandse duurzaam inkoopbeleid.

Stas IenM

De Tweede Kamer wordt uiterlijk 1 maart 2016 geïnformeerd.

VAO Gewasbeschermings

middelen buiten de landbouw

20-02-2014

Motie Van Tongeren 27 858-239 verzoekt de regering om, alleen uitzonderingen op het verbod toe te staan die voldoen aan de criteria goud en zilver van de Barometer Duurzaam Terreinbeheer van de Stichting Milieukeur.

Stas IenM

De Kamer zal medio 2015 worden geïnformeerd.

VAO Luchtvaart

20-02-2014

Motie Graus 31 936-178 verzoekt de regering om borging van een gelijk speelveld, waaronder verkrijging van eerlijke concurrentie, voor alle Nederlandse luchtvaart-maatschappijen, zo ook bij de ontwikkeling van regionale luchthavens.

Stas IenM

Deze motie is ondersteuning van bestaand beleid. Ingezet wordt voor o.a. een goede marktwerking en een concurrerend kostenniveau en dat ook bij het selectiviteitsbeleid handhaving van een gelijk speelveld en eerlijke concurrentie een belangrijk uitgangspunt is.

VAO Gewasbeschermingsmiddelen buiten de landbouw

20-02-2014

Motie Van Gerven 27 858-241 verzoekt de regering, de uitzonderingen op dit verbod zo beperkt mogelijk te houden.

Stas IenM

Planning is dat medio 2015 een conceptwijzigingsbesluit naar de Kamer wordt gestuurd.

VAO Gewasbeschermingsmiddelen en bijensterfte

12-03-2014

Motie 27 858-253 Dik-Faber verzoekt de regering, zich ervoor in te spannen dat op korte termijn ook een green deal voor recreatieterreinen wordt gesloten, waarbij deze green deal gelijk op gaat lopen met de green deal voor sportterreinen.

Stas IenM

De Kamer zal naar verwachting eind 2015 worden geïnformeerd.

VAO – OV, OV-chipkaart en Taxi

26-03-2014

Motie Dik-Faber 23 645-563 verzoekt de regering, de ov-begeleiderskaart zo spoedig mogelijk te verchippen zodat een extra toegangskaart voor deze doelgroep niet nodig is.

Stas IenM

De NOVB werkgroep Toegankelijkheid is gevraagd dit onderwerp te beoordelen en vervolgens terug te rapporteren aan het NOVB directeurenoverleg. Het NOVB rapporteert over de uitkomst hiervan in de voortgangsrapportage in het najaar van 2015.

Debat Wijziging van de Wet milieubeheer

20-05-2014

Motie Van Gerven/Van Veldhoven 33 834-21 verzoekt de regering, over drie jaar de werking van voorliggende Wijzigingvan de Wet milieubeheer onafhankelijk te laten evalueren waarbij douanegegevens geanalyseerd worden om te bezien of de kwantiteit van de daadwerkelijke importstromen overeenkomt met de gegevens uit het HBEsysteem.

Stas IenM

Evaluatie is toegezegd en wordt uitgevoerd in 2018.

VAO Milieuraad

10-06-2014

Motie De Liefde/Van Dekken 21 501-08-517 verzoekt de regering, de Kamer actief te betrekken tijdens het opstellen van een nationaal afwegingskader voor de teelt van ggo’s op Nederlands grondgebied.

Stas IenM

De motie wordt conform dictum uitgevoerd, de Kamer is laatstelijk op 18 juni 2015 geïnformeerd.

VAO Waterkwaliteit

17-06-2014

Motie Jacobi/Van Veldhoven 27 625-325 verzoekt de regering om de waterkrachtcentrales van Linne en Lith aan te wijzen als proeflocaties voor experimenten met niet-bewezen, nieuwe technieken, opdat de gezamenlijke vissterfte van beide centrales ver beneden de norm van 10% komt te liggen.

Minister IenM

De oplossingsrichtingen worden verkend. Hiervoor is RWS in gesprek met de exploitanten van de centrales bij Linne en Lith en met de TU Eindhoven.

VAO Waterkwaliteit

17-06-2014

Motie Smaling 27 625-321 verzoekt de regering, te komen tot een juridische verankering van de bescherming van drinkwaterbronnen met als primair doel de drinkwater-voorziening in Nederland duurzaam veilig te stellen.

Minister IenM

Vóór het AO Water in juni 2015 is duidelijk of drinkwater in de OW zelf is verankerd.

Uitwerking hiervan in het uitvoeringsbesluit kwaliteit leefomgeving zal later plaatsvinden.

VAO Ruimtelijke Ordening

24-06-2014

Motie Albert de Vries 33 118-15 verzoekt de regering om, het instrument stedelijke herverkaveling voorafgaand aan het in werking treden van de Omgevingswet en naar analogie van de Wilg al op korte termijn te verankeren in wetgeving.

Minister IenM

De Kamer wordt in het najaar 2015 geïnformeerd.

VAO Vervoer en beheer hoofdrailnet

25-06-2014

Motie De Rouwe/Hoogland 29 984-510 verzoekt de regering om, met de NS, ROCOV en de Noordelijke regio oplossingen in kaart te brengen om de reistijd eerder te verkorten dan 2021, en de Kamer hierover in het najaar te informeren.

Stas IenM

De uitvoering van de motie is in gang gezet.

Het overleg hierover in Noord-Nederland heeft plaatsgevonden. De regionale bestuurders hebben in de media al een voorschot genomen op de nog in te boeken reistijdwinst. Het incasseren van de besproken maatregelen hangt af van de dienstregelingwijziging in 2017. Daar wordt nu druk aan gewerkt. De Kamer zal dit najaar hier nader over worden geïnformeerd.

VAO EU Klimaat- en Energiepakket

02-10-2014

Motie Van Veldhoven 33 858-19 verzoekt de regering, niet akkoord te gaan met minder dan een onvoorwaardelijk CO2-reductiedoel van 40% in 2030.

Stas IenM

De motie is ondersteuning van beleid.

VAO EU Klimaat- en Energiepakket

02-10-2014

Motie Jan Vos en Remco Dijkstra 33 868-26 verzoekt de regering, namens Nederland te pleiten voor een ambitieus standpunt, waarbij de EU de bereidheid moet hebben om in de wereld-wijde onderhandelingen over een nieuw mondiaal klimaatverdrag verder te gaan dan een CO2-reductie van 40%, als de rest van de wereld samen met ons deze stap wil zetten.

Stas IenM

De motie is ondersteuning van beleid.

VAO Milieuraad

16-10-2014

Motie van de leden Agnes Mulder en Cegerek 21 501-08-529 over een stappenplan voor microplastics in cosmetica.

Stas IenM

De Kamer wordt in het najaar van 2015 geïnformeerd.

VAO Milieuraad

16-10-2014

Motie van het lid Van Veldhoven 21 501-08-532 over hoogwaardige afvalstromen.

Stas IenM

De Kamer wordt in het najaar van 2015 geïnformeerd.

VAO Milieuraad

16-10-2014

Motie van het lid Van Veldhoven 21 501-08-533 over een hogere Europese doelstelling voor energiebesparing.

Stas IenM

Motie is ondersteuning van beleid.

De kamer is geïnformeerd op 23 oktober 2014 (Kamerstukken II, 2014–2015, 33 858, nr.31).

Begrotings-behandeling IenM

29-10-2014

Motie Mulder/Cegerek 34 000-XII-29 verzoekt de regering om, met de cosmeticabranche voor de hele branche duidelijke bindende afspraken te maken om het gebruik van microplastics in cosmetica tot nul te reduceren en de sector te verleiden om dit voor 2017 te realiseren.

Stas IenM

De Kamer wordt in 2016 geïnformeerd.

Begrotings-behandeling IenM

29-10-2014

Motie Van Veldhoven c.s. 34 000-XII-35 verzoekt de regering:

– met lokale en regionale overheden, het openbaar vervoer en met betrokkenheid van het bedrijfsleven, een uitrol- en investeringsagenda uit te werken, waarin knelpunten in regelgeving en praktijk onderzocht en opgelost worden;

– daarbij ook te bespreken hoe een investeringsfonds (gefinancierd door rijksoverheid, regionale overheden, bedrijfsleven en de EU gezamenlijk) kan worden ingericht om de uitrol financieel mogelijk te maken;

– ervoor te zorgen dat eventuele voorstellen die hieruit voortvloeien waar passend ook kunnen worden opgenomen in het actieplan duurzame brandstoffenmix dat in het kader van het SER-energieakkoord wordt voorbereid;

– de Kamer voor de zomer 2015 over de voortgang te informeren.

Stas IenM

De Kamer is op 1 juli 2015 geïnformeerd over de voortgang van de uitvoering van deze motie. Voor het einde van het jaar wordt de Kamer geïnformeerd over de voortgang van deze motie.

Begrotings-behandeling IenM

29-10-2014

Motie Van Veldhoven 34 000-XII-37 overwegende dat groene ondernemers, die met innovatieve technieken op CO2-uitstoot en water- en grondstoffengebruik besparen, bij aanbesteden en inkopen vaak op achterstand staan, omdat hieraan niet de juiste waarde kan worden toegekend; overwegende dat de overheid in haar aanbestedingsbeleid de volledige prijs van verschillende aanbiedingen met elkaar zou moeten kunnen vergelijken; verzoekt de regering om, de bestaande CO2-prestatieladder hiertoe door te (laten) ontwikkelen, zodat bedrijven geprikkeld worden om steeds te blijven innoveren.

Stas IenM

De Kamer wordt voor 1 oktober 2015 geïnformeerd d.m.v. brief plan van aanpak Duurzaam Inkopen.

Begrotings-behandeling IenM

29-10-2014

Motie Dik-Faber cs. 34 000-XII-40 verzoekt de regering, namens Nederland ervoor te pleiten dat de EU, ongeacht de uitkomst van de wereldwijde onderhandelingen over een nieuw mondiaal klimaatverdrag, voor Europa zelf vasthoudt aan ten minste 40% CO2-reductie.

Stas IenM

De motie is ondersteuning van beleid.

Begrotings-behandeling IenM

29-10-2014

Motie Bisschop cs. 34 000-XII-45 verzoekt de regering, te bevorderen dat de tachograafkaarten zo veel mogelijk op kostprijsniveau worden verkocht en de Kamer hierover nader te informeren.

Minister IenM

In de brief aan de Kamer van 21 april 2015 heeft de Minister van IenM aangegeven dat er op dit moment onderzoek wordt gedaan naar de tarieven van tachograafkaarten en dat zij voornemens is die resultaten van het onderzoek medio 2015 met de wegvervoersector te bespreken. Hierna zal de Tweede Kamer worden geïnformeerd.

Begrotings-behandeling IenM

29-10-2014

Motie Smaling/De Rouwe 34 000-XII-50 verzoekt de regering, jaarlijks bij de begroting van IenM in beeld te brengen wat de voortgang, aard en omvang is van het onderhoud van de infrastructuur van Nederland; verzoekt de regering tevens, de stand van zaken aan de Kamer te melden ten aanzien van de resultaten en voortgang van de geplande efficiencyverbeteringen en versoberingen.

Minister IenM

IenM zal in de Bijlage bij de Begroting het integrale overzicht van instandhouding van alle hoofdinfra (HWN, HVWN, HWS, Spoor) bieden. In deze bijlage zal tevens ingegaan worden op de voortgang van efficiency verbeteringen en versoberingen (RWS netwerken).

VAO HSL/Fyra

29-10-2014

Motie De Boer/Hoogland 22 026-473 verzoekt de regering om uiterlijk voor 1 juni 2015 in overleg met de gemeente en omwonenden een oplossing klaar te hebben voor dit probleem in een zorgvuldig participatieproces waarin een onafhankelijke blik geborgd is.

Stas IenM

Een zorgvuldig participatieproces is een belangrijk element in deze motie. De bestuurders van de gemeenten langs de lijn hebben om meer tijd gevraagd om in gesprek te kunnen gaan met raden en omwonenden om draagvlak te vinden voor de voorstellen. Gevraagd werd om de besluitvorming over de zomer te tillen. Ook de bewoners hebben tijdens de avonden aangegeven een zorgvuldig proces en een gedragen pakket voorop te stellen. Gegeven de tijd die hiervoor nodig is zal de Kamer vóór 1 oktober over de uitkomst geïnformeerd worden.

NO Water

17-11-2014

Motie Geurts 34 000-J-14 verzoekt de regering, de variant om sluizen aan te leggen in de Nieuwe Waterweg op korte termijn beter te onderzoeken, waarbij eventuele verlaging van de waterstanden achter de sluis en de effecten op het tegengaan van verzilting worden meegenomen, en de voor- en nadelen, ook ten aanzien van de kosten, voor te leggen aan de Tweede Kamer.

Minister IenM

Naar verwachting kan de Kamer vóór de begrotingsbehandeling worden geïnformeerd.

NO Water

17-11-2014

Motie Smaling 34 000-J-24 verzoekt de regering, een inventarisatie te doen samen met provincies, gemeenten, waterschappen, kennisinstellingen en het bedrijfsleven om te bezien welke oplossingen noodzakelijk zijn voor het probleem van de slappe bodems en bodemdaling, waarbij kennisdeling, kennisontwikkeling en oplossingen voor de lange termijn centraal staan.

Minister IenM

Uitvoering van de motie is in volle gang, de Kamer wordt na de zomer 2015 geïnformeerd.

NO MIRT

24-11-2014

Motie Van Helvert c.s. 34 000-A-45 verzoekt de regering om binnen het project Nieuwe Sluis Terneuzen in overleg met de stakeholders te komen tot een veilige locatie voor maritieme dienstverlening, waarin kwaliteit en continuïteit van dienstverlening zijn geborgd, op een zodanige termijn dat het project geen vertraging oploopt.

Minister IenM

Binnen de ontwikkeling en uitwerking van de te realiseren variant wordt een nieuwe plaats gezocht voor de sluisgebonden functies. De Kamer wordt hierover te zijner tijd geïnformeerd.

NO MIRT

24-11-2014

Motie Hoogland c.s. 34 000-A-44 verzoekt de regering daarom uit de gereserveerde middelen voor de Ruit Eindhoven zo spoedig mogelijk de A67 en A58 te versterken, verzoekt de regering vervolgens te onderzoeken welke opgaven -naar landelijke maatstaven- aanvullend nog noodzakelijk zijn om de doorstroming naar voldoende niveau te brengen, en in kaart te brengen welke maatregelen daarvoor in aanmerking zouden kunnen komen, inclusief niet- asfalt gerelateerde maatregelen, waaronder smart mobility, en deze uit de resterende middelen te financieren, spreekt uit dat de «oost-west verbinding» daarbij niet in beeld komt, tenzij de Kamer in meerderheid uitspreekt dat de onderzochte alternatieven aantoonbaar onvoldoende oplossing bieden.

Minister IenM

De Kamer is op 22 januari 2015 per brief over de stand van zaken omtrent de Ruit Eindhoven geïnformeerd. De Kamer heeft deze brief geagendeerd voor het AO MIRT dat op 27 mei jl. heeft plaatsgevonden. Dit najaar zal een besluit worden genomen over de verkenning InnovA58.

NO MIRT

24-11-2014

Motie De Boer/Jacobi 34 000-A-24 Verzoekt de regering om via de samenwerking met andere overheden, en dmv het bedienen van sluizen op afstand, de sluisbediening op het oude niveau te krijgen.

Minister IenM

De Kamer zal vóór het notaoverleg MIRT over de uitkomsten van de evaluatie worden geïnformeerd.

NO MIRT

24-11-2014

Motie Bashir/Bisschop 34 000-A-30 verzoekt de regering in te zetten op voldoende en veilige afmeer voor de binnenvaart.

Minister IenM

Dit is ondersteuning van staand beleid. Huidige ligplaatsen worden op een sobere manier onderhouden met een gedifferentieerd aanbod aan faciliteiten. Waar sprake is van een capaciteitstekort wordt in het MIRT naar oplossingen gezocht via betere benutting of uitbreiding van ligplaatsen.

VSO Advies Corbey inzake dubbeltelling biobrandstoffen, ILUC-akkoord en toezeggingen biobrandstoffenbeleid

04-12-2014

Motie van Veldhoven/Van Tongeren 32 813-97 verzoekt de regering om, het bijmengpercentage van conventionele biobrandstoffen te beperken tot 5%.

Stas IenM

Kamer is op 28 mei geïnformeerd over het eindresultaat van de ILUC-onderhandelingen: Lidstaten, behalve Tsjechië hebben op 1 april ingestemd met akkoord Op 28 april heeft het EP ingestemd. Na juridisch-linguïstische check wordt het als hamerstuk in de Raad geagendeerd (waarschijnlijk 2de helft 2015). Na publicatie door EC hebben lidstaten 24 maanden de tijd om de richtlijn te implementeren.

VAO Grondstoffen en Afval

04-12-2014

Motie Cegerek/Van Veldhoven 30 872-171 verzoekt de regering, in overleg met de bedrijven uit de frisdrankensector en de milieuorganisaties te komen met een plan van aanpak dat zal leiden tot een aantoonbare overall-reductie van de milieudruk van verpakkingen in 2022.

Stas IenM

Aan het eind van de raamovereenkomst in 2022 zal bekeken worden of de milieudruk is gedaald.

VAO Grondstoffen en Afval

04-12-2014

Motie Ouwehand 30 872-177 verzoekt de regering, gemeenten op te roepen om het oplaten van ballonnen actief te ontmoedigen.

Stas IenM

De Kamer wordt najaar 2015 geïnformeerd.

VAO Grondstoffen en Afval

04-12-2014

Motie Van Tongeren 30 872-180 verzoekt de regering, erop toe te zien dat als Nederland al vuilnis importeert dit in ieder geval geen chemische of nucleaire verontreinigingen heeft.

Stas IenM

De Kamer wordt najaar 2015 geïnformeerd.

VAO Openbaar vervoer, OV-chipkaart en taxi

04-12-2014

Motie De Rouwe 23 645-589 verzoekt de regering, te bewerkstelligen dat reizigersorganisaties een volwaardige en eigenstandige plek krijgen in de nieuwe TLS-organisatie.

Stas IenM

Het overleg met de consumentenorganisaties is gaande.

VAO Openbaar vervoer, OV-chipkaart en taxi

04-12-2014

Motie Van Veldhoven 23 645-593 (was 585) verzoekt de regering, in overleg met de NS ervoor te zorgen dat de service aan buitenlandse toeristen wordt verbeterd, bijvoorbeeld door meertalige servicemedewerkers op stations waar veel toeristen komen en de mogelijkheid om een ov-chipkaart aan te schaffen in internationale treinen zoals de Thalys.

Stas IenM

Het NOVB heeft in de werkagenda voor 2015 twee projecten opgenomen die het voor toeristen eenvoudiger en aantrekkelijker moeten maken om met het OV te reizen, te weten een project voor toeristen in Amsterdam en een project voor toeristen in de rest van Nederland. Daarnaast komt dit onderwerp in de gesprekken met OV-sector en Schiphol aan bod.

VSO Aanbieding Besluit externe veiligheid in verband met het vervoer van gevaarlijke stoffen over transportroutes

04-12-2014

Motie De Boer 30 373-56 verzoekt de regering, af te stemmen met Duitse collega’s om te komen tot zoveel mogelijk gelijke regelgeving ten aanzien van het vervoeren van gevaarlijke stoffen om daarmee een level playing field te bewerkstelligen en de bereikte resultaten binnen een jaar terug te koppelen naar de Kamer.

Stas IenM

Het eerste overleg met Duitsland is geweest, de Kamer zal conform de motie worden geïnformeerd.

VSO Aanbieding Besluit externe veiligheid in verband met het vervoer van gevaarlijke stoffen over transportroutes

04-12-2014

Motie van Tongeren 30 373-57 verzoekt de regering, te bewerkstelligen dat het akkoord tot beëindiging van chloortransporten gehandhaafd wordt en de Kamer hierover te informeren.

Stas IenM

De Kamer wordt in december voor het kerstreces geïnformeerd over de wijze waarop de huidige chloortransporten kunnen worden beëindigd.

VSO Ontwerpbesluit tot wijziging van het Activiteitenbesluit milieubeheer, het Besluit omgevingsrecht en enkele andere besluiten

22-01-2015

Motie Van Veldhoven 30 196-288 verzoekt de regering om, met de gemeenten en uitvoeringsdiensten te overleggen opdat zij aan de actieve handhaving hiervan prioriteit geven, en hen hierin ook waar mogelijk te ondersteunen.

Stas IenM

De motie is ondersteuning van beleid.

NO Initiatiefnota Uitbouw en betere benutting Nederlandse wandel- en fietsnetwerk

19-01-2015

Motie Bashir c.s. 33 888-9 verzoekt de regering:

– bij tracébesluiten de Kamer inzicht te bieden in de gemaakte belangen-afweging tussen mobiliteit van het snelle en van het «doorkruiste» langzamere verkeer;

– bij afwijken van de CROW-methode dit duidelijk te motiveren;

– belangen van fietsers en wandelaars in een vroegtijdig stadium mee te wegen en belangenorganisaties van langzaam verkeer te consulteren.

Minister IenM

De Kamer is per brief d.d. 21 april 2015 over de uitvoering van de motie geïnformeerd.

NO Initiatiefnota Uitbouw en betere benutting Nederlandse wandel- en fietsnetwerk

19-01-2015

Motie Van Helvert c.s 33 888-13 verzoekt de regering, zich te laten inspireren door de initiatiefnota «Een stap vooruit», de voorstellen uit de nota mede op te pakken als bouwstenen voor op te stellen fiets- en wandelbeleid en hier jaarlijks interdepartementaal over te rapporteren.

Minister IenM

De Kamer is per brief d.d. 21 april 2015 over de uitvoering van de motie geïnformeerd.

NO MIRT

24-11-2014

Motie Bashir 34 000-A-55 verzoekt de regering, in de begroting over 2016 een hoofdstuk actieve mobiliteit/langzaam verkeer, zowel utilitair als recreatief, toe te voegen aan het MIRT.

Minister IenM

Om invulling te geven aan deze motie voeg ik in het MIRT projectenoverzicht 2016, dat uitkomt op Prinsjesdag 2015, in de beleidscontext een onderdeel toe over langzaam verkeer. Waar relevant stem ik de invulling hiervan ook af met andere departementen.

VAO Wegverkeer en Verkeersveiligheid

11-03-2015

Motie Hoogland/Van Veldhoven 29 398-457 verzoekt de regering om, in overleg met de gemeente Amsterdam en stakeholders de problematiek op de fietspaden in Amsterdam in kaart te brengen en de opties en de gevolgen daarvan in beeld te brengen voor het verplaatsen van de snorscooter van het fietspad naar de rijbaan;verzoekt de regering tevens, op basis van dit inzicht het verplaatsen van de snorscooter naar de rijbaan op zorgvuldige wijze mogelijk te maken in samenhang met lokale maatregelen ter vergroting van de verkeersveiligheid op fietspaden, en hierover voor 1 oktober 2015 aan de Kamer te rapporteren.

Minister IenM

De Kamer zal vóór 1 oktober a.s. over de uitkomsten worden geïnformeerd.

VAO Waddenzee en Noordzee

11-03-2015

Motie Smaling/Jacobi 33 450-40 constaterende dat de behoefte eerder is om «meer samen te doen» dan om «samen meer te doen»; verzoekt de regering voor eind 2016 onafhankelijk te laten evalueren of de aanbevelingen van de Algemene Rekenkamer voldoende zijn opgevolgd.

Minister IenM

De motie wordt conform dictum uitgevoerd.

VAO Scheepvaart

11-03-2015

Motie Albert de Vries/De Boer 31 409-74 verzoekt de regering, in de CCR een praktische hardheidsclausule voor te stellen waarmee de lidstaten binnen die randvoorwaarden zelf op een eenvoudig wijze individuele ontheffingen kunnen verlenen.

Minister IenM

Per bepaling zal worden bezien of een eenvoudige systematiek kan worden opgezet. Is dit het geval, dan zullen hiervoor voorstellen worden gedaan aan de CCR.

VAO Scheepvaart

11-03-2015

Motie Van Helvert 31 409-77 verzoekt de regering, bij het uitwerken van de rijksbrede maritieme strategie:

• de rol van de visserijsector voor de voedselzekerheid nadrukkelijk op te nemen;

• de diversiteit van de binnenvaartvloot als kwaliteit nadrukkelijk op te nemen.

Minister IenM

De tekst van de maritieme strategie wordt niet meer aangepast. De uitwerking van de maritieme strategie start op korte termijn en heeft een dynamisch karakter. Waar nodig zal de diversiteit van de binnenvaartvloot daarbij worden betrokken. Ambtelijk EZ is geïnformeerd over de motie inzake visserij. Bij de uitwerking van de maritieme strategie zal deze motie worden betrokken via een beoogde jaarlijkse voortgangsbrief over de implementatie van de maritieme strategie die interdepartementaal wordt afgestemd in samenwerking met EZ.

VAO Leefomgeving

17-03-2015

Motie Cegerek 30 175-214 verzoekt de regering om, inzichtelijk te maken welke stoffen er op een traject per jaar worden vervoerd.

Stas IenM

Motie wordt conform het gestelde in de motie afgedaan in april 2016.

VAO Leefomgeving

17-03-2015

Motie Cegerek/Remco Dijkstra 30 175-215 verzoekt de regering om alle mogelijke maatregelen om overlast van trillingen en geluid tegen te gaan te inventariseren en daarover de Kamer dit jaar te informeren.

Stas IenM

Uitvoering van de motie wordt voorbereid.

VAO Leefomgeving

17-03-2015

Motie Van Tongeren c.s 30 175-216 verzoekt de regering, naast een beleid gericht op het halen van normen, beleid te ontwikkelen gericht op een permanente afname van de emissies en concentraties, ook in gebieden die (net) aan de norm voldoen.

Stas IenM

Uitvoering van de motie wordt voorbereid.

VAO Milieuraad

17-03-2015

Motie Jan Vos 21 501-08-553 verzoekt de regering, een extra inspanning te leveren om door middel van bilaterale en multilaterale overeenkomsten met minder ontwikkelde landen klimaatvervuiling tegen te gaan.

Stas IenM

Uitvoering van de motie wordt voorbereid.

VAO Milieuraad

17-03-2015

Motie Ouwehand 21 501-08, nr. 576 verzoekt de regering druk op de Europese Commissie uit te oefenen om de opgestelde criteria zo snel mogelijk om te zetten in een beleidsaanpak voor een snelle uitfasering van hormoonverstorende stoffen.

Stas IenM

De motie is ondersteuning van beleid.

VAO Milieuraad

17-03-2015

Motie Remco Dijkstra c.s. 21 501-08-557 verzoekt de regering, zich binnen de EU, wanneer het gaat om de nieuwe voorstellen voor een circulaire economie, hard te maken voor het bevorderen van investeringen en het wegnemen van belemmeringen.

Stas IenM

De Kamer wordt uiterlijk 1 april 2016 geïnformeerd.

VAO Milieuraad

17-03-2015

21 501-08 nr. 555 de gewijzigde motie Remco Dijkstra c.s. over de gevolgen van REACH.

Stas IenM

De Kamer wordt in september 2015 geïnformeerd.

VAO Spoor

28-04-2015

Motie De Boer 29 984-594 verzoekt de regering, een vergelijking te maken met het Zwitserse, Britse en Japanse systeem en de voor- en nadelen van deze systematiek inzichtelijk te maken en daarover terug te rapporteren aan de Kamer.

Stas IenM

Uitvoering van de motie wordt voorbereid.

VAO Spoor

28-04-2015

Motie De Boer 29 984-595 verzoekt de regering om, in overleg met de NS onderzoek te doen naar het rondje rond de kerk, waarbij personeel veel meer dan nu wordt ingezet op vaste trajecten, en aan de Kamer daarover terug te rapporteren.

Stas IenM

Uitvoering van de motie wordt voorbereid.

VAO Spoor

28-04-2015

Motie Madlener 29 984-598 verzoekt de regering, het landelijk mogelijk te maken om incidenten- en politiegegevens aan elkaar te koppelen om de sociale veiligheid in het openbaar vervoer te verbeteren.

Stas IenM

Voor de zomer wordt stand van zaken van het totale maatregelenpakket sociale veiligheid aan de Kamer gemeld. Onderdeel van het pakket is samenwerking NS en politie. Het uitwisselen van gegevens is hier onderdeel van. VenJ en IenM ondersteunen dit waar nodig in de randvoorwaarden voor de uitwisseling van gegevens.

VAO Wegverkeer en Verkeersveiligheid

28-05-2015

Motie Visser en Hoogland 29 398-472 verzoekt de regering, samen met betrokken partijen na te gaan welke eisen minimaal aan een helm gesteld moeten worden ter bescherming van berijders van gemotoriseerde tweewielers met snelheden van tussen 25 en 45 km/u, dit als nieuwe norm vast te leggen en te stimuleren dat nieuwe producten zo snel als mogelijk op de markt kunnen worden gebracht.

Minister IenM

Uitvoering van de motie wordt voorbereid.

Wijziging van de Wet personenvervoer 2000 (34 042)

27-05-2015

Motie Van Helvert 34 042-15 verzoekt de regering, spoedig te komen met een tijdsplan om het in- en uitchecken bij het overstappen naar andere vervoerders definitief te beëindigen.

Stas IenM

Uitvoering van de motie wordt voorbereid.

Wijziging van de Wet personenvervoer 2000 (34 042)

27-05-2015

Motie De Boer/Dik-Faber 34 042-17 verzoekt de regering, de toegezegde visie op de ov-betaalmarkt binnen zes maanden naar de Kamer te sturen en hierin de voor- en nadelen en de gevolgen voor de bestaande concessies van het voorgestelde systeem van roaming verder uit te werken.

Stas IenM

Uitvoering van de motie wordt voorbereid.

Wetsvoorstel wijziging Spoorwegwet (2e termijn)(33 965)

27-05-2015

Motie De Boer 33 965-17 verzoekt de regering, te onderzoeken in overleg met havens, verladers en vervoerders welke impact die boetesystematiek heeft op de aantrekkelijkheid van het Nederlandse spoorgoederenvervoer en de aantrekke-lijkheid van onze havens, te onderzoeken hoe dit in het buitenland is geregeld en de Kamer binnen drie maanden hierover te informeren.

Stas IenM

Wordt meegenomen bij de vergelijking tussen de gebruiksvergoeding in Nederland en een aantal andere Europese landen.

Debat Fraude NS bij aanbesteding in Limburg

09-06-2015

Motie Van Tongeren 28 165-208 verzoekt de regering, te onderzoeken in hoeverre de geldende wet- en regelgeving moet worden verduidelijkt, zodat voor alle vervoerders helder is welke goederen, diensten en informatie NS of NS-dochters bij aanbestedingen en concessies van regionale lijnen dienen te leveren.

Stas IenM

Uitvoering van de motie wordt voorbereid.

VAO Milieuraad

10-06-2015

Motie Van Tongeren/Cegerek 21 501-08 nr 567 verzoekt de regering om, zich nadrukkelijk in te zetten op Europees niveau om zo snel mogelijk tot criteria te komen om hormoonverstorende stoffen te kunnen verbieden, te onderzoeken welke stappen op nationaal niveau kunnen worden gezet gezien het voorbeeld in de omringende landen en op nationaal niveau zo snel mogelijk goede voorlichting te geven aan kwetsbare groepen, waaronder zwangere vrouwen, die voorgelicht moeten worden over de risico’s van deze stoffen.

Stas IenM

Uitvoering van de motie wordt voorbereid.

VAO Milieuraad

10-06-2015

Motie Van Tongeren 21 501-08, nr. 568 overwegende dat de Raad een nieuw innovatie- en moderniseringsfonds voorstelt dat hieraan zou moeten bijdragen; verzoekt de regering om, te bewerkstelligen dat deze fondsen slechts projecten zullen ondersteunen die daadwerkelijk bijdragen aan decarbonisatie en de Kamer hierover te informeren.

Stas IenM

Ondersteuning beleid: steeds als er nieuwe informatie is over het nieuwe innovatiefonds wordt deze opgenomen in het Milieuraadsverslag of BNC-fiche. De inzet van Nederland wordt daarbij vermeld.

VAO Milieuraad

10-06-2015

Motie Van Veldhoven 21 501-08, nr. 572 verzoekt de regering, zich er in de EU hard voor te maken dat vanaf 2020 alleen bedrijven met een bewezen risico op carbon leakage gratis emissierechten of andere vormen van ETS-gerelateerde (Emissions Trading System: emissiehandels systeem) staatssteun ontvangen en dat ook bedrijven die gratis rechten ontvangen een sterke prikkel krijgen om emissies te reduceren en om te investeren in schone en efficiënte technologie.

Stas IenM

Uitvoering van de motie wordt voorbereid.

VAO Milieuraad

10-06-2015

Motie Van Veldhoven/Remco Dijkstra 21 501-08, nr. 577 verzoekt de regering, zich er in de EU hard voor te maken dat bij de allocatie van emissierechten de administratieve lasten en de complexiteit van het ETS niet teveel toenemen en dat emissiereducties worden beloond.

Stas IenM

Uitvoering van de motie wordt voorbereid.

VAO OV, OV Chipkaart en taxi

16-06-2015

Motie Hoogland/Visser 23 645-600 verzoekt de regering, ook experimenten in grootstedelijk gebied te stimuleren, om zo inzicht te krijgen in de effecten van het loslaten van regels op de grootstedelijke taximarkt en in te zetten op een start van deze experimenten in 2015.

Stas IenM

Uitvoering van de motie wordt voorbereid.

VAO OV, OV Chipkaart en taxi

16-06-2015

Motie Van Veldhoven 23 645-601 verzoekt de regering, voorstellen uit te werken waarbij innovatieve taxivervoerders de mogelijkheid krijgen op punten van taxiregelgeving af te wijken als zij kunnen aantonen dat zij veiligheid, kostentransparantie en betrouwbaarheid kunnen waarborgen.

Stas IenM

Uitvoering van de motie wordt voorbereid.

VAO OV, OV Chipkaart en taxi

16-06-2015

Motie van Tongeren 23 645-603 verzoekt de regering, zo snel mogelijk een level playing field voor alle aanbieders van mobiliteitsarrangementen tot stand te brengen en de Kamer hierover te informeren.

Stas IenM

Uitvoering van de motie wordt voorbereid.

VAO Duurzaamheid

16-06-2015

Motie Van Veldhoven 30 196-321 verzoekt de regering, te verzekeren dat per 1 juni 2016 alle negen minimumeisen voor de inkoop van duurzaam hout voor de Nederlandse overheid weer onverkort gelden.

Stas IenM

Uitvoering van de motie wordt voorbereid.

VAO Duurzaamheid

16-06-2015

Motie Dik-Faber 30 196-322 verzoekt de regering om, in het plan van aanpak duurzaam inkopen, duurzame bedrijvenkoepels nauw te betrekken bij het ontwikkelen van marktontmoetingen, opleidingstrajecten voor inkopers en ambitieuzere inkoopcriteria.

Stas IenM

De Kamer wordt eind september 2015 geïnformeerd.

VAO Duurzaamheid

16-06-2015

Motie Dijkstra 30 196-332 Verzoekt de regering helderheid te scheppen in het woud aan criteria en keurmerken en daarbij zo spoedig mogelijk een gelijk speelveld te bereiken.

Stas IenM

Uitvoering van de motie wordt voorbereid.

VAO Duurzaamheid

16-06-2015

Motie Dijkstra 30 196-330 verzoekt de regering om zich te richten op «total cost of ownership» bij duurzaam inkoopbeleid.

Stas IenM

De Kamer wordt eind september 2015 geïnformeerd.

VAO Duurzaamheid

16-06-2015

Motie Cegerek 30 196-327 verzoekt de regering, jaarlijks een prijs uit te reiken aan de gemeente en de provincie met het duurzaamste inkoopbeleid.

Stas IenM

De Kamer wordt eind september 2015 geïnformeerd.

VAO Duurzaamheid

16-06-2015

Motie Cegerek 30 196-328 verzoekt de regering, met koplopers uit het bedrijfsleven in gesprek te gaan om daarmee kennisoverdracht en professionalisering voor duurzaam inkopen te verbeteren.

Stas IenM

De Kamer wordt eind september 2015 geïnformeerd.

VAO Duurzaamheid

16-06-2015

Motie Cegerek/Van Veldhoven 30 196-333 verzoekt de regering, duurzaam en circulair inkopen prioriteit te maken binnen de inkoop en aanbestedingen van het Rijk, bijvoorbeeld bij de renovatie van het Binnenhof.

Stas IenM

De Kamer wordt eind september 2015 geïnformeerd.

VAO Spoorveiligheid/

ERTMS

17-06-2015

Motie De Boer en Hoogland 29 893-193 verzoekt de regering om in de aanbestedingsstrategie de volgende aspecten te borgen en duidelijkheid te hebben over deze aspecten alvorens de aanbesteding kan plaatsvinden:

• de afstemming tussen materieel en baan, die passend moet zijn en waarbij minder uitval dan met het huidige ATB en GSM-R mag voorkomen;

• de verschillende levels en systemen van ERTMS moeten op elkaar aansluiten;

• duidelijkheid ten aanzien van het aantal en de omvang van de kavels, waarin het spoor en materieel worden aanbesteed en een duidelijke fasering waarbij niet alle kavels in een keer worden aanbesteed;

• de aanleg van ERTMS moet afgestemd worden met de buurlanden;

• de uitwerking van ERTMS in wet- en regelgeving die Europees is afgestemd;

• een duidelijke verantwoordelijkheidsverdeling van het project, ook na het aflopen van de huidige concessieperiode;

• een goede financiële verantwoording met jaarlijks goedkeurende accountantscontrole.

Stas IenM

Uitvoering van de motie wordt voorbereid.

VAO Spoorveiligheid/

ERTMS

17-06-2015

Motie Bashir 29 893-194 verzoekt de regering om, ook andere spoorvervoerders aan te sporen om gebruik te maken van het ORBIT-systeem.

Stas IenM

Uitvoering van de motie wordt voorbereid.

VAO Spoorveiligheid/

ERTMS

17-06-2015

Motie Hoogland en De Boer 29 893-195 verzoekt de regering om, op basis van de voorwaarden van het Landelijk Verbeterprogramma Overwegen (zoals 50% cofinanciering door de regio en een gezamenlijk gedragen integrale probleemanalyse) nog dit jaar actie te ondernemen op de overweg. Vierpaardjes bij Venlo in het kader van het LVO.

Stas IenM

Uitvoering van de motie wordt voorbereid.

VAO Luchtvaart

18-06-2015

Motie Visser/Leenders 31 936-284 Verzoekt de regering in overleg te treden met andere EU-lidstaten om hen te bewegen het Nederlandse voorbeeld te volgen om geen extra landingsrechten te verlenen aan luchtvaartmaatschappijen uit de Golf totdat er een onderhandelingsmandaat is en de Tweede Kamer over de uitkomsten van dit overleg zo snel mogelijk te informeren.

Stas IenM

Uitvoering van de motie wordt voorbereid.

VAO Luchtvaart

18-06-2015

Motie Hachchi 31 936-282 verzoekt de regering, er zorg voor te dragen dat ook de psychologische gesteldheid van piloten en het testen daarvan volwaardig onderdeel worden van de samenwerking binnen de ASG; verzoekt de regering tevens, er zorg voor te dragen dat alle luchtvaart-maatschappijen die onder de Nederlandse wetgeving vallen, deel uitmaken van deze samenwerking.

Stas IenM

Uitvoering van de motie wordt voorbereid.

VAO Luchtvaart

18-06-2015

Motie Hachchi 31 936-283 verzoekt de regering, zo spoedig mogelijk ervoor zorg te dragen dat de resultaten van onderzoeken naar geurincidenten door luchtvaartmaat-schappijen met het ABL worden gedeeld; verzoekt de regering tevens, de analyses van het ABL op dit punt te betrekken bij de werkzaamheden van de Nationale Adviesgroep Cabinelucht.

Stas IenM

Uitvoering van de motie wordt voorbereid.

Wetsvoorstel taken meteorologie en seismologie

18-06-2015

Motie Van Tongeren 33 802-19 verzoekt de regering, erop toe te zien dat de gewenste cultuurverandering bij het KNMI tot stand komt en de Kamer hierover te informeren.

Stas IenM

Uitvoering van de motie wordt voorbereid.

VAO Scheepvaart

23-06-2015

Motie Jacobi en Van Helvert 31 409-83 verzoekt de regering, te onderzoeken hoe de handhaving op het water slimmer en eenvoudiger kan worden gemaakt en hierbij een alternatief voor heterdaad en de mogelijkheden van moderne media te onderzoeken.

Minister IenM

Uitvoering van de motie wordt voorbereid.

VAO Scheepvaart

23-06-2015

Motie Jacobi en Aukje de Vries 31 409-84 verzoekt de regering, voor 1 september 2015 te komen met een voorstel welke kortetermijnoplossingen haalbaar en realistisch zijn voor het oplossen van de vertraging van de boot Holwerd-Ameland; verzoekt de regering tevens, op korte termijn duidelijkheid te scheppen over welke PIANCnorm nu geldt voor de vaargeul Ameland;verzoekt de regering voorts, in het openplanproces nadrukkelijk ook het verkorten (met doorsteken) van de vaargeul Ameland mee te nemen en de financiële gevolgen daarvan (structureel en incidenteel) in kaart te brengen;spreekt uit dat zij bereid is, indien dat nodig is voor een structurele oplossing van de vaargeul Ameland, om de PKB Waddenzee en eventueel andere noodzakelijke regelgeving aan te passen.

Minister IenM

Uitvoering van de motie wordt voorbereid.

VAO Scheepvaart

23-06-2015

Motie Bashir 31 409-85 verzoekt de regering, om zowel binnen het CCR als de CESNI een voortrekkersrol te bekleden in het schrappen van onnodige technische voorschriften aan binnenvaartschepen en de Tweede Kamer halfjaarlijks te informeren over de vorderingen op dit vlak.

Minister IenM

Uitvoering van de motie wordt voorbereid.

VAO Scheepvaart

23-06-2015

Motie De Boer en Jacobi 31 409-86 verzoekt de regering om in overleg met de vertegenwoordigende organisaties in de binnenvaart te komen tot een kostendekkingsnorm die is gebaseerd op de afgifte van substantieel meer passen dan 500.

Minister IenM

Uitvoering van de motie wordt voorbereid.

VAO Scheepvaart

23-06-2015

Motie De Boer en Jacobi 31 409-87 verzoekt de regering om te onderzoeken hoe de onderhouds en toezichtskosten in Nederland naar beneden kunnen worden bijgesteld en daarbij te kijken naar een alternatief waaronder private inspecties die vervolgens door de Nederlandse betrokken inspectie kunnen worden gecontroleerd, wat kan leiden tot een daling van de Nederlandse inspectie- en toezichtskosten, en vooruitlopend hierop deze kosten voor alle sectoren niet te verhogen.

Minister IenM

Uitvoering van de motie wordt voorbereid.

Debat Omgevingswet

24-06-2015

Motie Ronnes/Veldman 33 962-174 verzoekt de regering te onderzoeken wat de gevolgen zijn van de afschaffing van het systeem van de vergunningverlening van rechtswege en of gehele of gedeeltelijke invoering ervan mogelijk en wenselijk is en de Kamer daarover te informeren.

Minister IenM

Uitvoering van de motie wordt voorbereid.

Debat Omgevingswet

24-06-2015

Motie Van Veldhoven/Ronnes 33 962-175 verzoekt de regering om, onderzoek te doen naar de mogelijke negatieve gevolgen hiervan voor deze werelderfgoederen en op basis hiervan zo nodig voorstellen te doen om de vergunningsvrije bouwmogelijkheden in deze erfgoederen af te schaffen dan wel in te perken.

Minister IenM

Uitvoering van de motie wordt voorbereid.

Debat Omgevingswet

24-06-2015

Motie Van Veldhoven 33 962-136 verzoekt de regering, gemeenten in staat te stellen om zonder te veel administratieve lasten te sturen op de kwaliteit van de leefomgeving.

Minister IenM

Uitvoering van de motie wordt voorbereid.

Debat Omgevingswet

24-06-2015

Motie Van Veldhoven/Dik-Faber 33 962-137 verzoekt de regering, de lopende projecten in het kader van Eenvoudig Beter specifiek te evalueren op het punt van participatie, en de Kamer daar voorafgaand aan de invoeringswet over te informeren; verzoekt de regering tevens, participatie expliciet mee te nemen in de reeds voorziene evaluatiemomenten van de stelselherziening.

Minister IenM

Uitvoering van de motie wordt voorbereid.

Debat Omgevingswet

24-06-2015

Motie Dik-Faber c.s. 33 962-147 verzoekt de regering, afspraken te maken met de bouwsector over hogere eisen voor duurzaamheid in de bestaande bouw bij verbouw en de resultaten hiervan te verwerken in de op te stellen algemene maatregel van bestuur.

Minister IenM

Uitvoering van de motie wordt voorbereid.

Debat Omgevingswet

24-06-2015

Motie Van Tongeren c.s. 33 962-142 verzoekt de regering om, bij het vaststellen van het Besluit kwaliteit leefomgeving een omgevingswaarde vast te stellen die overeenkomt met de door de rechter opgedragen verplichting en de Kamer hierover te informeren.

Minister IenM

Uitvoering van de motie wordt voorbereid.

Debat Omgevingswet

24-06-2015

Motie 33 962-176 verzoekt de regering om, het nationale belang van de transitie hernieuwbare energie en de daarvoor benodigde installaties en voorzieningen in wet- en regelgeving te verankeren en stelselmatig in het omgevingsrecht te betrekken en de Kamer daarover te informeren.

Minister IenM

Uitvoering van de motie wordt voorbereid.

Debat Omgevingswet

24-06-2015

Motie Bisschop/Veldman 33 962-146 verzoekt de regering, te bezien hoe onnodige verlenging van de reguliere voorbereidingsprocedure ingeperkt kan worden, bijvoorbeeld door invoering van een motiveringsplicht of een verplichte legeskorting.

Minister IenM

Uitvoering van de motie wordt voorbereid.

Debat Omgevingswet

24-06-2015

Motie Veldman 33 962-113 verzoekt de regering, het Adviescollege toetsing regeldruk (Actal) opnieuw te consulteren ten aanzien van de financiële effecten van de uitvoeringsregelgeving op de regeldruk en de Tweede Kamer te informeren over de conclusies van Actal.

Minister IenM

Uitvoering van de motie wordt voorbereid.

Debat Omgevingswet

24-06-2015

Motie Veldman c.s 33 962-170 Verzoekt de regering middels een aanpassing van artikel 219, tweede lid, van de Gemeentewet, of op andere wijze te bewerkstellingen dat een gemeentelijke belasting cq. heffing ten behoeve van een algemene voorziening zoals het riool of de inzameling van afvalstoffen niet afhankelijk mag worden gesteld van het eigendom van een aangesloten object, maar via het aangesloten zijn op de voorziening geregeld moet worden.

Minister IenM

Uitvoering van de motie wordt voorbereid.

Debat Omgevingswet

24-06-2015

Motie Veldman/De Vries 33 962-120 verzoekt de regering om, in het implementatietraject van de Omgevingswet gemeenten te stimuleren de adviescommissie (zoals genoemd in art 17.9) ook in te zetten om initiatiefnemers aan de voorkant van het proces te adviseren en uit te dagen om hun plannen met zo veel mogelijk kwaliteit en consensus te realiseren en het welstandstoezicht achteraf geleidelijk af te bouwen.

Minister IenM

Uitvoering van de motie wordt voorbereid.

Debat Omgevingswet

24-06-2015

Motie De Vries 33 962-121 verzoekt de regering om, aan de hand van de uitkomsten van het onderzoek bedoeld in de motie-Paulus Jansen c.s. na te gaan of de bepalingen uit het wetsvoorstel voor de Omgevingswet over de grondex-ploitatie aanvulling of herziening behoeven om de werking van de wettelijke bepalingen voor de uitvoeringspraktijk te verbeteren, en deze zo nodig via de aanvullingswet grondeigendom door te voeren.

Minister IenM

Uitvoering van de motie wordt voorbereid.

Debat Omgevingswet

24-06-2015

Motie De Vries/Dik-Faber 33 962-122 verzoekt de regering, dit VN-verdrag na ratificering bij de invoeringswet op te nemen in artikel 4.20 van de Omgevingswet.

Minister IenM

Uitvoering van de motie wordt voorbereid.

Debat Omgevingswet

24-06-2015

Motie De Vries c.s. 33 962-123 verzoekt de regering om, de verdere ontwikkeling van de MGR krachtig te ondersteunen, zodat een breed en gebruiksvriendelijk instrument ontstaat, waarmee gemeenten gezondheidsrisico’s beter kunnen meenemen in hun besluitvorming.

Minister IenM

Uitvoering van de motie wordt voorbereid.

Debat Omgevingswet

24-06-2015

Motie De Vries c.s. 33 962-124 verzoekt de regering om, te bezien of het mogelijk is om bij AMvB (algemene maatregel van bestuur) een verplichting op te nemen om voorafgaand aan de uitvoering van vergunningvrije werkzaamheden aan rijksmonumenten de start hiervan te melden bij de gemeente.

Minister IenM

Uitvoering van de motie wordt voorbereid.

Debat Omgevingswet

24-06-2015

Motie De Vries 33 962-126 overwegende dat er een bestuursovereenkomst is aangekondigd met de betrokken overheden over de uitvoering van de Omgevingswet; overwegende dat in die bestuursovereenkomst het uitvoeren van een onderzoek zal worden opgenomen volgens artikel 2 van de Financiële-verhoudingswet teneinde te bezien of overheden financieel voldoende zijn toegerust om de hun toebedeelde taken op een adequaat kwaliteitsniveau uit te voeren; verzoekt de regering, dit onderzoek na vijf en tien jaar te herhalen.

Minister IenM

Uitvoering van de motie wordt voorbereid.

Debat Omgevingswet

24-06-2015

Motie De Vries c.s. 33 962-173 verzoekt de regering, in de rijksomgevingsvisie aan te geven welke afspraken nodig zijn om de recreatieve fiets-, wandel- en vaarnetwerken in stand te houden en hoe deze afspraken doorwerken in provinciale en gemeentelijke omgevingsvisies.

Minister IenM

Uitvoering van de motie wordt voorbereid.

Debat Omgevingswet

24-06-2015

Motie Smaling 33 962-128 verzoekt de regering:

– bij het implementatietraject expliciet aandacht te schenken aan de kennis en kunde van overheden op dit gebied;

– te onderzoeken of een kennisplatform zoals het Kennisplatform Veehouderij en Humane gezondheid hier een rol in kan spelen.

Minister IenM

Uitvoering van de motie wordt voorbereid.

Debat Omgevingswet

24-06-2015

Motie Smaling 33 962-129 verzoekt de regering, in de aanvullingswet grondeigendom waterdichte mechanismen op te nemen die te allen tijde voorkomen dat een dergelijke situatie opnieuw kan ontstaan.

Minister IenM

Uitvoering van de motie wordt voorbereid.

Debat Omgevingswet

24-06-2015

Motie Smaling 33 962-130 verzoekt de regering, de resultaten van de evaluatie van de Crisis- en herstelwet, de jurisprudentie die zich de komende jaren ontwikkelt, het voortschrijdend inzicht uit het programma Nu Eenvoudig Beter én de ervaringen van zowel bestuurders als ambtenaren die met de Omgevingswet moeten werken een plaats te geven in de Invoeringswet Omgevingswet.

Minister IenM

Uitvoering van de motie wordt voorbereid.

Debat Omgevingswet

24-06-2015

Motie Smaling 33 962-131 verzoekt de regering, één of meerdere interactieve games te laten ontwikkelen die:

– harde en zachte waarden van de fysieke leefomgeving goed met elkaar verbinden;

– het leren denken in verschillende ruimte- en tijdschalen ondersteunen;

– inzichtelijk maken hoe het maken van afwegingen zich vertaalt in keuzes voor de inrichting van de fysieke leefomgeving;

– zowel individueel als in de aardrijkskundeles goed toepasbaar zijn.

Minister IenM

Uitvoering van de motie wordt voorbereid.

Debat Omgevingswet

24-06-2015

Motie Veldman c.s. 33 962-117 verzoekt de regering om, in het voorgenomen Besluit kwaliteit leefom-geving een regeling op te nemen die voorziet in de afwijkingsmogelijk-heden naar analogie van de regeling voor ontwikkelingsgebieden in de Crisis- en herstelwet en de regeling van de interim-wet stad-en milieubenadering.

Minister IenM

Uitvoering van de motie wordt voorbereid.

Debat Omgevingswet

24-06-2015

Motie Veldman/Ronnes 33 962-172 Verzoekt de regering in te zetten op een versimpeling van de ladder van duurzame verstedelijking.

Minister IenM

Uitvoering van de motie wordt voorbereid.

VSO Invoering BCT en uitvoering motie De Boer

01-07-2015

Motie Visser en Hoogland 31 521-92 verzoekt de regering, geen nieuwe eisen aan taxiondernemers op te leggen ten aanzien van de BCT totdat er duidelijkheid is omtrent de eisen, updates,handhaving en meerkosten, de evaluatie van de BCT indien mogelijk te starten voor medio 2016 en zo snel als mogelijk af te ronden, en de Kamer over de gewijzigde planning te informeren.

Stas IenM

Uitvoering van de motie wordt voorbereid.

VAO MIRT

02-07-2015

Motie Dik-Faber 34 000-A-72 verzoekt de regering in het MIRT-onderzoek A9 Badhoevedorp-Alkmaar ook de mogelijkheid van een aansluiting van de N208 op de A9/A22 bijVelserbroek te onderzoeken.

Minister IenM

Uitvoering van de motie wordt voorbereid.

VAO MIRT

02-07-2015

Motie Visser 34 000-A-67 verzoekt de regering te onderzoeken of op korte termijn, met de inzet van beperkte middelen uit bestaande programma's, aanvullende maatregelen genomen kunnen worden om de verkeersveiligheid en de doorstroming bij de aansluiting A1/A30 te verbeteren; Verzoekt de regering adequaat te monitoren of bij deze aansluiting geen sprake zal zijn vaneen (toekomstige) situatie waarbij de doorstroming onaanvaardbaar verslechtert;Vérzoekt de regering de Kamer het eerste kwartaal van 2016 hierover te informeren.

Minister IenM

Uitvoering van de motie wordt voorbereid.

VAO MIRT

02-07-2015

Motie Hoogland 34 000-A-74 Verzoekt de regering hierover constructief met de regio in gesprek te gaan, en de Kamer over de uitkomsten van dit overleg voor het aanstaande Notaoverleg MIRT te informeren.

Minister IenM

Uitvoering van de motie wordt voorbereid.

VAO MIRT

02-07-2015

Motie Hoogland en Visser 34 000-A-75 verzoekt de regering, naar de mogelijkheden van de huidige systematiek te kijken door ook aandacht te besteden aan andere criteria dan reistijd, waaronder economische schade en relatie hoofd- en onderliggend netwerk, en de Kamer over de voortgang hiervan dit najaar te informeren.

Minister IenM

Uitvoering van de motie wordt voorbereid.

VAO MIRT

02-07-2015

Motie Hoogland 34 000-A-76 verzoekt de regering, via ProRail en RWS een proactieve rol te spelen om te verzekeren dat in de toekomst bij nieuwe tunnels reeds in de aanlegfase telecomproviders betrokken worden om een mobiel netwerk aan te leggen.

Minister IenM

Stas IenM

Uitvoering van de motie wordt voorbereid.

Toezeggingen

Bron

Omschrijving

Bewindspersoon

Stand van zaken

EK-behandeling over de Modernisering van de regelgeving over de milieueffectrapportage

08-12-2009

De Minister van VROM zegt de Kamer toe, naar aanleiding van opmerkingen de heer De Boer in de evaluatie aandacht te besteden aan de borging van cultuurhistorische waarden in kleine MERprojecten.

Minister IenM

Is gekoppeld aan evaluatie MER; einddatum 2015.

Notaoverleg Evaluatie Spoorwegwetgeving

12-10-2009

Alvorens de juridische eigendom van het spoor wordt overgedragen aan de Staat zal de Kamer worden geïnformeerd over de afspraken met Prorail en de Dienst Domeinen.

Stas IenM

De afspraken tussen RVB en ProRail zijn rond. Dit jaar kan het administratieprotocol waarin deze afspraken zijn vastgelegd worden getekend. Vervolgens kan bij koninklijk besluit de juridische eigendom van het spoor aan de Staat worden overgedragen.

AO Moties en toezeggingen

02-04-2009

De evaluatie van de pilot met snelwegbussen en het voorstel van een landelijke formule voor een nationaal interlinernet kan de Kamer na afloop van de driejarige pilot in Utrecht tegemoet zien.

Stas IenM

Op 12 mei 2014 is de Tweede Kamer geïnformeerd over de tussenevaluatie (Kamerstuk 23 645, nr. 573). Na afloop van de pilot zal een eindevaluatie plaatsvinden. De Tweede Kamer wordt hier eind 2015 over geïnformeerd.

De pilot is afgerond. De eindevaluatie vindt nu plaats. Tevens wordt een document opgesteld waarin de bevindingen toegankelijk worden beschreven zodat decentrale overheden en Beter Benutten van de ervaringen gebruik kunnen maken. Dit document is in Q3 2015 gereed. Na gereedkomen van dit document wordt een informatiedag voor de decentrale overheden georganiseerd via het CROW.

AO Loodsenwet

21-04-2010

De Minister zal het uitvoeren van de eindevaluatie naar Bedienen op afstand breder betrekken, en ook ondermeer Schuttevaer benaderen.

Minister IenM

Conform de toezegging aan de TK om een evaluatie uit te voeren van twee pilotprojecten: Zeeland (project MOBZ) en Limburg (project Regiocentrale zuid) waarbinnen bediening op afstand wordt gerealiseerd. Huidige planning: Limburg in 2016 en Zeeland in 2018/2019. De evaluatie kan pas worden opgesteld zodra deze pilotprojecten zijn afgerond. Naar verwachting oktober 2019.

AO Waterkwantiteit (2e termijn)

20-06-2011

De Kamer ontvangt in 2018 de evaluatie van de 50/50% financiering tussen Rijk en waterschappen van het Hoogwaterbeschermingsprogramma.

Minister IenM

De Tweede Kamer wordt in 2018 hierover geïnformeerd.

AO Geluid

14-12-2011

Bij de evaluatie van het Besluit geluid milieubeheer en het invoeringsbesluit geluidproductieplafonds zal de Staatssecretaris specifiek aandacht geven aan gevoelige bestemmingen in samenhang met luchtkwaliteit.

Stas IenM

Besluit is op 1 juli 2012 in werking getreden. Evaluatie zal te zijner tijd worden meegenomen in de Swung-II evaluatie eind 2015.

AO Luchtvaart

12-06-2013

De Staatssecretaris zal in de Wijziging van de Wet luchtvaart inzake de exploitatie van luchthaven Schiphol uitvoeriger omschrijven wat zal worden verstaan onder uitzonderlijke, onvoorziene gevallen die aanleiding kunnen zijn voor extra tariefstijgingen.

Stas IenM

Wordt meegenomen in Wijziging Wet luchtvaart.

AO Structuurvisie Wind op Land

20-06-2013

De Minister van IenM zal de Kamer eind 2013 informeren over de uitkomsten van het onderzoek naar benutting van rijksgronden ten behoeve van windenergie. Zij zal daarbij ook ingaan op de stand van zaken ten aanzien van de uitvoering van de motie Holtackers/ Van Tongeren over een windmolenpark op de Afsluitdijk (Kamerstuk 33 000-XII, nr. 72).

Minister IenM

Toezegging deels afgedaan (Afsluitdijk). Hoe dit benutten moet nog antwoord op komen. Dat gebeurd met de volgende voortgangsrapportage.

AO Waterkwaliteit

27-06-2013

In 2015 zal de Minister de Kamer, samen met haar EZ-collega, informeren over de effecten van de uitvoering van de Kaderrichtlijn Water op EZ-beleidsterreinen als visserij.

Minister IenM

Het onderzoek loopt. Een deelrapportage is nagenoeg en eind 2015 worden de bevindingen van de Europese internationale harmonisatie (Intercalibratie) van doelen voor vis aan de eindrapportage toegevoegd.

Het wordt mede begeleid door vertegenwoordigers van de sportvisserij en Natuurmonumenten.

33 125 Wijziging van de Wet veiligheid wegtunnels

04-06-2013

De Minister van Infrastructuur en Milieu zegt de Kamer, naar aanleiding van vragen en opmerkingen van het lid Schouwenaar, toe om bij het Kenniscentrum voor Tunnels expliciet de vraag neer te leggen hoe ervoor gezorgd kan worden dat gebruikers van tunnels meer actieve kennis krijgen over wat zij moeten doen in onveilige situaties in tunnels en om te vragen op welke wijze dit het beste georganiseerd kan worden.

Minister IenM

In het (concept-) jaarplan 2015 van het Kennisplatform Tunnelveiligheid staat hierover: ... in de eerste helft van 2015 samen met RWS een voorstel ontwikkelen voor een hoofdstuk «Tunnels» in het ANWB theorieboek voor het rijexamen;... samen met RWS een voorstel ontwikkelen voor nadere invulling van publieksvoorlichting voor mensen die reeds in bezit van een rijbewijs zijn. De verwachting is dat in het najaar inhoudelijk meer duidelijk is, waarna de Kamer geïnformeerd kan worden.

AO Spoor

12-09-2013

De Staatssecretaris zal de Kamer jaarlijks informeren over het «omgevingsmanagement» in verband met de tijdelijke sluiting van het spoor tussen Emmerich en Oberhausen in verband met de aanleg van het derde spoor. Daarbij zal ook worden ingegaan op de afspraken met de Drechtsteden en het plan van aanpak ten behoeve van veilig vervoer van gevaarlijke stoffen in dat gebied.

Stas IenM

De Tweede Kamer zal halfjaarlijks worden geïnformeerd dmv de voortgangsbrief Betuweroute. Eerstvolgende zal eind maart/begin april worden verstuurd.

Met de Drechtsteden is op

12-11-2014 een uitvoeringsplan overeengekomen voor extra externe veiligheidsmaatregelen. Dit wordt binnenkort aan de Kamer bericht.

AO Milieuraad

09-10-2013

De Staatssecretaris houdt de Kamer in de geannoteerde agenda's voor de Milieuraad op de hoogte van haar inzet om andere landen ertoe aan te zetten regelgeving en handhaving ten aanzien van uitstoot door brom- en snorfietsen te verbeteren.

Stas IenM

Deze toezegging is een continu proces. De Kamer zal regelmatig worden geïnformeerd over de voortgang van de onderhandelingen.

AO Grondstoffen en afval

14-11-2013

De Staatssecretaris informeert de Kamer voor de zomer van 2014 over het ontwikkelen van een visie op duurzaam stortbeheer bij gemeenten.

Stas IenM

De Kamer wordt uiterlijk 1 december 2015 geïnformeerd.

AO Klimaat

13-11-2013

De Staatssecretaris zegt toe dat de implementatie van de Klimaatagenda aansluit bij het SER-energieakkoord en dat zij zo veel mogelijk andere landen betrekt om tot een klimaatakkoord te komen.

Stas IenM

Deze toezegging is een continu proces. De Kamer zal regelmatig worden geïnformeerd over de voortgang.

AO Duurzaam Hout (2e termijn)

04-12-2013

De Staatssecretaris van IenM gaat in overleg met het Verenigd Koninkrijk en andere gelijkgezinde EU-lidstaten over harmonisatie van of gezamenlijke toetsing van MCTS en informeert de Kamer hierover voor de zomer van 2014.

Stas IenM

De Staatssecretaris heeft de stand van zaken in AO 5 februari 2015 toegelicht en aangegeven begin 2016 eerste resultaten te verwachten.

AO Duurzaam Hout (2e termijn)

04-12-2013

Bij de evaluatie van MCTS over twee jaar zal ook ter plaatse worden gekeken.

Stas IenM

De Tweede Kamer wordt voor 1 januari 2017 geïnformeerd. (evaluatie vindt plaats in eerste helft 2016).

AO Externe veiligheid en handhaving

12-12-2013

De Kamer wordt geïnformeerd of het is gelukt om een verbod op het ontgassen van schepen in te stellen.

Stas IenM

Mogelijk dat de CVP eind juni 2015 een concept aanpassing van het CDNI verdrag gaat vaststellen. Daarna kan de bedoelde brief van de Staatssecretaris aan de Tweede Kamer worden opgesteld als dat besluit is genomen. In december 2015 wordt de aanpassing vastgesteld volgens de huidige planning. Dan is pas zekerheid over het ontgassingverbod en is het het meest zeker de Kamer te informeren.

AO Leefomgeving

15-01-2014

Vóór de zomer ontvangt de Kamer van de Staatssecretaris een ontwerp-AMvB over de gebruiksvergoeding voor het spoor waarin ook ingegaan wordt op differentiatie daarvan.

Stas IenM

In 2015 ontvangt de Tweede Kamer een ontwerpAMvB over de prijsprikkels bij de gebruiksvergoeding.

De gewijzigde AMvB is per 13 april 2015 in werking getreden.

AO Milieuraad

19-02-2014

De regering zal de Kamer pro-actief en tijdig informeren over ontwikkelingen in het onderhandelingsproces omtrent luchtkwaliteit die van invloed zijn op het welslagen van de Nederlandse inzet en/of aanpassing van deze inzet vereisen.

Stas IenM

Deze toezegging is een continu proces. De Kamer zal regelmatig worden geïnformeerd over de voortgang van de onderhandelingen.

33781 rijbewijsplicht voor landbouw- en bosbouwtrekkers en motorrijtuigen met beperkte snelheid (T-rijbewijs)

10-04-2014

Bij de evaluatie van de Wijziging van de Wegenverkeerswet 1994 en de Wet rijonderricht motorvoertuigen 1993 zal de Minister rekening houden met administratieve kosten, proportionaliteit (welke groepen bestuurders vallen wel of niet onder de wet) en zal eventuele mazen in de wet onderzoeken.

Minister IenM

De toezegging zal bij de evaluatie worden betrokken.

Waddenveren

23-04-2014

De Staatssecretaris bericht de Kamer over de uitkomsten van het onderzoek naar de mogelijkheid om de concessieverlening voor de Waddenveren te decentraliseren naar de provincie.

Stas IenM

Onderzoek moet nog gestart worden. Dit jaar worden hierover afspraken gemaakt met provincie Fryslân.

33 834 Wijziging van de Wet milieubeheer (jaarverplichting hernieuwbare energie vervoer, hernieuwbare brandstofeenheden en elektronisch register hernieuwbare energie vervoer)

20-05-2014

De Staatssecretaris zal de definitieve nalevingsstrategie voor hernieuwbare energie uiterlijk medio 2016 naar de Kamer sturen. NB: in 2015 zal eerst ervaring worden opgedaan met de strategie en zullen eventuele veranderingen worden doorgevoerd.

Stas IenM

De Kamer zal conform toezegging worden geïnformeerd.

AO Transportraad

28-05-2014

De Staatssecretaris biedt aan de Kamer in een technische briefing nader te informeren over de wijze waarop zij de afspraken en suggesties voor een betere informatievoorziening aan de Kamer over Europese voorstellen en Europese Raden op IenM-terrein wil vormgeven, opdat de Leden zich daar een oordeel over kunnen vormen.

Stas IenM

De Tweede Kamer gaat deze op korte termijn inplannen.

AO Transportraad

28-05-2014

In het voorjaar van 2015 zal de Kamer nader worden geïnformeerd over het nader onderzoek naar de cabotageactiviteiten in Nederland en over de handhaving hierop in Nederland en andere EU-lidstaten.

Minister IenM

De Tweede Kamer wordt d.m.v. een verzamelbrief t.b.v. het AO Wegen en Verkeersveiligheid dat op 28 mei a.s. plaatsvindt, meegedeeld dat de Minister verwacht de Kamer hierover in het najaar te kunnen informeren.

AO Transportraad

28-05-2014

De Kamer zal binnenkort worden geïnformeerd over de vraag of de Inspectie Leefomgeving en Transport (ILT) voldoende instrumenten heeft om de cabotageregels te kunnen handhaven. Daarbij nodigt de Staatssecretaris de Leden uit om een bezoek te brengen aan de ILT.

Stas IenM

Deze toezegging wordt betrokken bij het vervolgonderzoek over cabotage.

AO Scheepvaart

10-06-2014

De Minister stuurt de Kamer twee jaar na 1 juli 2014 een evaluatie van het huisvuilabonnement voor de binnenvaart.

Minister IenM

Het nieuwe abonnement is per 1 juli 2014 ingegaan. RWS volgt de uitvoering.

AO ERTMS/Spoorveiligheid

24-06-2014

De Staatssecretaris brengt bij de planuitwerking van ERTMS in beeld welke trajecten buiten PHS extra aandacht krijgen en waarom.

Stas IenM

Deze toezegging wordt meegenomen in de

onderzoeken die plaatsvinden in de Planuitwerkingsfase. Hier wordt de Tweede Kamer over geïnformeerd.

AO Externe veiligheid en handhaving

19-06-2014

De Staatssecretaris stuurt de resultaten van de evaluatie van de Regionale Uitvoeringsdiensten (RUD's) vóór de zomer van 2015 naar de Kamer. Daarbij zal zij de interventiebevoegdheid nader toelichten en ingaan op de noodzakelijkheid daarvan.

Stas IenM

De resultaten van de evaluatie zullen op korte termijn naar de Kamer gestuurd worden.

AO Externe veiligheid en handhaving

19-06-2014

De Staatssecretaris zegt toe de verschillen tussen regio's mee te nemen in de eerstvolgende «Staat van de Veiligheid majeure risicobedrijven».

Stas IenM

De eerst volgende «Staat van de Veiligheid majeure risicobedrijven» wordt op korte termijn naar de Kamer gezonden.

Wet aanpassing waterschaps-verkiezingen (33 719)

09-12-2013

Bij de evaluatie van het waterschapsbestel na 2015 zal ook aan de orde komen

• het punt van de geborgde zetels;

• de vertegenwoordiging van de geborgde zetels in het dagelijks bestuur;

• de bezoldiging van de leden van het dagelijks bestuur van de waterschappen in relatie tot de ruimte binnen het bestaande budget van de waterschappen.

Minister IenM

De resultaten van de evaluatie zullen voor het kerstreces 2015 naar de Kamer gestuurd worden.

Begrotingsonderzoek

09-10-2014

De Minister zal vanaf de begroting voor 2016 een tabel in de begroting opnemen met daarin het budget voor beheer, onderhoud en vervanging per modaliteit per jaar, in een oogopslag.

Minister IenM

IenM zal in de Bijlage bij de Begroting het integrale overzicht van instandhouding van alle hoofdinfra (HWN, HVWN, HWS, Spoor) bieden. In deze bijlage zal tevens ingegaan worden op de voortgang van efficiency verbeteringen en versoberingen (RWS netwerken).

Begrotingsonderzoek

09-10-2014

De Minister biedt aan voortaan bij begrotingen technische briefings te laten geven.

Minister IenM

Deze toezegging is een continu proces.

AO Vervoer en Beheer Hoofdrailnet (concept-ontwerpconcessies) – 2e termijn

15-10-2014

De Staatssecretaris bericht de Kamer na de evaluatie van het Actieplan Fietsparkeren in 2015 schriftelijk over hoe dit in de toekomst vorm gaat krijgen in de samenwerking tussen de betrokken partijen.

Stas IenM

De Tweede Kamer zal voor het einde van het jaar hierover worden geïnformeerd.

AO Vervoer en Beheer Hoofdrailnet (concept-ontwerpconcessies) – 2e termijn

15-10-2014

De Staatssecretaris informeert de Kamer schriftelijk over de besteding van boetes die aan NS zijn opgelegd.

Stas IenM

Deze toezegging wordt tzt in het kader van het uitwerken van de beheer- en vervoerconcessie uitgevoerd.

AO Vervoer en Beheer Hoofdrailnet (concept-ontwerpconcessies) – 2e termijn

15-10-2014

De staatsecretaris informeert de Kamer er schriftelijk over als ze een besluit neemt over een voorstel van NS om tariefdifferentiatie toe te passen.

Stas IenM

Deze toezegging wordt tzt in het kader van het uitwerken van de beheer- en vervoerconcessie uitgevoerd.

AO Vervoer en Beheer Hoofdrailnet (concept-ontwerpconcessies) – 2e termijn

15-10-2014

De Staatssecretaris informeert de Kamer binnen twee maanden schriftelijk over hoe de aandacht voor het goederenvervoer geborgd wordt in de samenstelling van de directie van ProRail.

Stas IenM

Aan deze toezegging kan pas voldaan worden als de opheffing van KeyRail afgerond is. De Kamer zal naar verwachting na de zomer van 2015 een reactie krijgen.

AO Openbaar Vervoer/OV-chipkaart

16-10-2014

De Staatssecretaris vraagt de vervoerders om vóór de begroting van 2016 in de voortgangsrapportage Nationaal Openbaar Vervoerberaad te rapporteren over deur-tot-deur-pilots met betalen in het openbaar vervoer.

Stas IenM

De pilots zijn opgenomen in de NOVB-werkagenda. Daardoor wordt over de voortgang gerapporteerd in de voortgangsrapportage.

AO Grondstoffen en Afval (tweede termijn)

16-10-2014

De Staatssecretaris van Infrastructuur en Milieu informeert de Kamer over de percentages inzake de zuiverheid van verpakkingsmaterialen. De Staatssecretaris gaat daarbij in op de 2%/10%-norm en op het betrekken van meerdere productgroepen bij deze norm.

Stas IenM

De Kamer wordt voor 31 december 2015 geïnformeerd.

Begrotingsbehandeling IenM

29-10-2014

De Staatssecretaris van Infrastructuur en Milieu informeert de Kamer voorafgaand aan het notaoverleg MIRT d.d. 24 november 2014 over de uitkomsten van het overleg met de regio inzake de problemen omtrent de Valleilijn.

Stas IenM

Het overleg van IenM met Gelderland en Connexxion over de uitbreiding van de capaciteit van de treinen in de spits is nog gaande. IenM heeft al geruime tijd een bijdrage van € 7,5 miljoen beschikbaar uit het Programma Beter Benutten. De provincie Gelderland en Connexxion proberen de financiering van hun bijdragen rond te krijgen zodat nog in de zomer in totaal 2 of 3 extra treinstellen door Connexxion kunnen worden besteld.

Begrotingsbehandeling IenM

29-10-2014

De Staatssecretaris van Infrastructuur en Milieu informeert de Kamer in de loop van 2015 over haar zoektocht samen met het bedrijfsleven, de Stichting Klimaatvriendelijk Aanbesteden & Ondernemen (SKAO) en Stichting True Price om te komen tot een goede manier om de CO2-prestatieladder door te ontwikkelen.

Stas IenM

De Tweede Kamer wordt voor 1 oktober 2015 geïnformeerd.

AO Water

17-11-2014

De Minister zal overleg plegen met haar ambtsgenoot van financiën over de verlenging van het Infrastructuurfonds en het Deltafonds en zal de Kamer daar in verband met de ontwerpbegroting 2016 over informeren.

Minister IenM

De Tweede Kamer wordt na het zomerreces 2015 geïnformeerd.

AO Water

17-11-2014

In het volgende Deltaprogramma zal ook informatie worden overgenomen over de integrale aanpak en het meekoppelen in waterprojecten.

Minister IenM

De Kamer zal conform toezegging worden geïnformeerd.

AO Water

17-11-2014

In het voor in 2015 voorziene nieuwe Nationaal Waterplan 2016–2021 zal ook worden ingegaan op een systematische en integrale aanpak waterkwaliteit en zoetwatervoorziening.

Minister IenM

De Kamer wordt voor 31 december 2015 geïnformeerd.

AO Water

17-11-2014

Zoals de Staatssecretaris van Infrastructuur en Milieu aan de Kamer heeft laten weten in haar brief «Appreciatie RIVM rapport en stand van zaken microplastics en geneesmiddelen» d.d. 28 oktober 2014, zal eind 2014 door het kabinet een «Green Deal duurzame bedrijfsvoering zorgsector» aan de Kamer worden gezonden, dat ook een plan van aanpak voor medicijnresten in het oppervlaktewater zal bevatten.

Stas IenM

De Green deal Zorg met bouwstenen van EZ wordt eind zomer 2015 uitgestuurd.

AO Luchtvaart

26-11-2014

De Staatssecretaris informeert de Kamer zodra de voorzitter van de Omgevingsraad Schiphol benoemd is.

Stas IenM

De Tweede Kamer wordt na het zomerreces 2015 geïnformeerd.

AO Luchtvaart

26-11-2014

De Staatssecretaris informeert de Kamer over de begroting van de Omgevingsraad Schiphol en in hoeverre daarbij financieel synergievoordeel is behaald.

Stas IenM

De Tweede Kamer wordt na het zomerreces 2015 geïnformeerd.

AO Transportraad

27-11-2014

In de toekomstige verslagen over de Transportraad zal worden aangegeven of de bewindspersonen daar zelf bij aanwezig waren en zo nee, waarom niet.

Minister IenM

Stas IenM

Deze toezegging is een continu proces.

Debat over de eventuele gevolgen van het IPCC rapport voor het Nederlandse beleid

03-12-2014

Het kabinet stuurt de Kamer voor de zomer van 2015 een reactie op het rapport «Naar een voedselbeleid» van de Wetenschappelijke Raad voor het Regeringsbeleid (WRR) en gaat daarbij tevens in op het rapport van Chatham House «Livestock – Climate Change’s Forgotten Sector. Global Public Opinion on Meat and Dairy Consumption».

Stas IenM

De Tweede Kamer wordt rond de zomer 2015 geïnformeerd.

Notaoverleg MIRT

24-11-2014

De Minister zal het onderzoek naar nut- en noodzaak van de kanteldijk bij de Blankenburgtunnel, reeds door haar gestart, betrekken bij het ontwerp van de tunnel, rekening houdend met de veiligheid. Zij zal hierover rapporteren in het ontwerp-tracébesluit (OTB) dat na de zomer van 2015 ter inzage wordt gelegd en zal dit tevens aan de Kamer doen toekomen, inclusief het rapport van Horvat en partners getiteld «Advies Waterveiligheid Tunnel NWO» en inclusief andere rapporten met alternatieven, met daarbij technische onderbouwingen.

Minister IenM

RWS onderzoekt de nut en noodzaak van de kanteldijk. Het ENW-rapport (op verzoek van het Hoogheemraadschap en RWS opgesteld) is medio december opgeleverd, waarin wordt aangegeven dat het in principe is toegestaan de tunnelconstructie onderdeel te laten zijn van de primaire waterkering (geen kanteldijk nodig), maar dat naar de specifieke situatie moet worden gekeken. RWS onderzoekt of dit ook geldt voor deze specifieke situatie. De verwachting is dat eind mei een integrale analyse gereed is op basis waarvan de Minister kan worden geadviseerd over wel of geen kanteldijk in dit specifieke geval en hoe dit zijn weerslag zal krijgen in het OTB.

Notaoverleg MIRT

24-11-2014

De Minister zal – in samenspraak met haar ambtsgenoot van het Ministerie van Financiën – in de verkenning naar de wijze waarop de verlenging van het Infrastructuurfonds in de toekomst vorm kan krijgen verschillende opties uitwerken, waaronder de optie van een automatische jaarlijkse verlenging. Zoals reeds toegezegd tijdens het Wetgevingsoverleg Water van 17 november 2014 zal zij de Kamer deze verkenning doen toekomen in aanloop naar de behandeling van de Ontwerpbegroting 2016.

Minister IenM

De Tweede Kamer wordt volgens planning toezegging geïnformeerd.

Debat Invoering van de rijbewijsplicht voor landbouw- en bosbouwtrekkers en motorrijtuigen met beperkte snelheid (T-rijbewijs) 33 781

02-12-2014

De Minister van Infrastructuur en Milieu zegt de Kamer, naar aanleiding van vragen en opmerkingen van het lid Schaap van de VVD-fractie, toe de Kamer te informeren zodra de uitkomsten van het uitwerkingsoverleg met de AOC Raad bekend zijn.

Minister IenM

De Eerste Kamer wordt conform toezegging over de uitkomsten van het uitwerkingsoverleg met de AOC Raad geïnformeerd.

AO Scheepvaart

21-01-2015

De Minister informeert de Kamer over de mogelijkheid de BTW op walstroom af te schaffen.

Minister IenM

Deze vraag loopt mee in de implementatie van de richtlijn Clean Power voor Transport. Er zal in overleg met de branche het gesprek met onder andere Financiën geopend worden. De uitkomsten zullen voorjaar 2016 aan de Kamer gemeld worden.

AO Scheepvaart

21-01-2015

De Minister stuurt de Kamer na 13 mei 2015 informatie over de mogelijke verdieping van de toegang van de haven van Vlissingen.

Minister IenM

De Kamer zal rond de zomer 2015 worden geïnformeerd.

AO Scheepvaart

21-01-2015

De Minister stuurt de lijst van indicatorstoffen voor ongewenste bijmenging in scheepsbrandstof naar de Kamer.

Minister IenM

Stas IenM

Lijst is pas beschikbaar na overleg met de sector in het IMO. Verwachting is 2e helft 2015.

AO Scheepvaart

21-01-2015

De Minister bericht de Kamer over de onderhandelingen over de stikstofemissiebeheergebieden (NECA's) zodra het noodzakelijk is besluiten te nemen over de te volgen strategie.

Minister IenM

Stas IenM

De Kamer zal rond de zomer 2015 worden geïnformeerd.

Initiatiefnota Uitbouw en betere benutting Nederlandse wandel- en fietsnetwerk

19-01-2015

De Minister zal voor zover het Rijksprojecten betreft, indien afgeweken wordt van de CROW-richtlijn, daar een motivatie voor geven.

Minister IenM

De Kamer zal medio 2015 geïnformeerd worden.

Initiatiefnota Uitbouw en betere benutting Nederlandse wandel- en fietsnetwerk

19-01-2015

De Minister heeft toegezegd de Richtlijn Fietsverkeer opnieuw tegen het licht te houden en de Kamer daarover te informeren.

Minister IenM

De Kamer wordt voor 31 december 2015 geïnformeerd.

Initiatiefnota Uitbouw en betere benutting Nederlandse wandel- en fietsnetwerk

19-01-2015

De Minister zal bij de MIRT-rapportage inzichtelijk maken wat de regering op het inhoudelijke beleidsterrein van de Initiatiefnota doet.

Minister IenM

De Kamer wordt voor 31 december 2015 geïnformeerd.

Initiatiefnota Uitbouw en betere benutting Nederlandse wandel- en fietsnetwerk

19-01-2015

De Minister zal met haar ambtsgenoot van Economische Zaken in overleg treden over het verder openstellen van ecoducten ten behoeve van wandel- en fietspaden.

Minister IenM

De Kamer zal in het najaar 2015 worden geïnformeerd.

AO Waddenzee en Noordzee

04-02-2015

De Minister zal de evaluatie van de Samenwerkingsagenda Waddenzee aan de Kamer doen toekomen.

Minister IenM

Het betreft de tussenevaluatie van de samenwerkingsagenda Verbetering Beheer Waddenzee. Bij brief aan de Kamer van 2 juli 2014 is aangegeven dat deze plaatsvindt in 2016.

AO Duurzaamheid

05-02-2015

De Staatssecretaris van Infrastructuur en Milieu stuurt de Kamer, waarschijnlijk vóór de zomer van 2015, samen met de Minister voor Wonen en Rijksdienst en de Minister van Economische Zaken het plan van aanpak duurzaam inkopen. Hierin wordt nader ingegaan op de vragen gesteld over duurzaam inkopen in dit algemeen overleg. Tevens wordt ingegaan op de brief d.d. 27 januari 2015 van VNO-NCW en een vijftal andere organisaties inzake duurzaam inkopen.

Stas IenM

De Kamer wordt voor 1 oktober 2015 geïnformeerd.

AO Duurzaamheid

05-02-2015

De Staatssecretaris van Infrastructuur en Milieu stuurt de Kamer in 2015 een evaluatie van de Timber Procurement Assessment Committee (TPAC).

Stas IenM

De Kamer wordt voor 31 december 2015 geïnformeerd.

AO Wegverkeer en Verkeersveiligheid

12-02-2015

De Minister stuurt zo snel mogelijk het voorstel voor de aanpassing van de Wegenverkeerswet inzake de tijdens dit Algemeen Overleg besproken problematiek rond de verkeersregelaars aan de Kamer.

Minister IenM

Voortouw ligt bij VenJ, planning naar verwachting rond de zomer 2015.

AO Leefomgeving

26-02-2015

De Staatssecretaris van Infrastructuur en Milieu informeert de Kamer over de uitkomst van het overleg met het lid Van Veldhoven (D66) inzake aanpassing van de nalevingsverslagen geluidsproductieplafonds met betrekking tot de werkruimte van 1,5 db.

Stas IenM

Het aangekondigde overleg van de Staatssecretaris met het lid Van Veldhoven heeft nog niet plaatsgevonden. Nadat dit overleg heeft plaatsgevonden informeert de Staatssecretaris de Kamer.

AO Leefomgeving

26-02-2015

De Staatssecretaris van Infrastructuur en Milieu informeert de Kamer over de resultaten van het gesprek met de regio inzake AWACS, en neemt de mogelijkheid tot het instellen van een leefbaarheidsfonds daarin mee. De gesprekken met de regio staan gepland voor de maand maart 2015.

Stas IenM

De gesprekken vinden op verzoek van de lokale overheden later plaats. Daarna wordt de Kamer spoedig geïnformeerd.

AO Milieuraad

04-03-2015

In de verslagen over de Milieuraad zal de Staatssecretaris – waar aan de orde – terugkomen op het Franse verbod op het gebruik van Bisfenol A in verpakkingsmateriaal dat in contact komt met voedsel.

Stas IenM

Deze toezegging is een continu proces.

AO Milieuraad

04-03-2015

De Staatssecretaris zal de Kamer rapporteren over de extra inspanning die geleverd wordt ten aanzien van het tegengaan van CO2-uitstoot in minder ontwikkelde landen, in aanloop naar de COP in Parijs in december 2015.

Stas IenM

De Kamer wordt voor 31 december 2015 geïnformeerd.

Dertigledendebat Europese kerncentrales d.d.

06-03-2013

Het jaarlijks melden van de voortgang van de sanering van het historisch afval in Petten bij de begroting.

Minister IenM

Deze toezegging is een continu proces.

Dertigledendebat Europese kerncentrales d.d.

06-03-2013

Jaarlijks (bij de begrotingsbehandeling) zal de TK worden geïnformeerd over de voortgang bij de uitvoering van de stresstestmaatregelen in Borssele.

Minister IenM

Deze toezegging is een continu proces.

Dertigledendebat Europese kerncentrales d.d.

06-03-2013

Voor zover nadere informatie over veiligheid van buitenlandse kerncentrales (...) zal die bij de rapportage bij de begroting aan de Kamer worden gegeven.

Minister IenM

Deze toezegging is een continu proces.

Mondelinge vragen Van Veldhoven (D66)

22-01-2013

De Minister heeft toegezegd de Kamer te informeren als er meer duidelijkheid is hoe hoog de kosten zijn en waar de kosten van opruimen landen.

Minister IenM

De Kamer wordt eind 2015 geïnformeerd

Dertigledendebat Thermphos d.d. 02-04-2015

De Minister zegt volledig toe inzicht te geven aan de Tweede Kamer als het hele proces, waaronder het zoveel mogelijk verhalen van de kosten op de boedel, achter de rug is.

Minister IenM

De Kamer wordt eind 2015 geïnformeerd.

Dertigledendebat Thermphos d.d. 02-04-2015

De Minister zegt toe dit jaar een onderzoek uit te laten voeren naar de wenselijkheid van het verplichten van bedrijven die in de categorie laagradioactieve stoffen vallen om een financiële zekerheid te stellen. Hierbij zal in beeld worden gebracht wat de financiële gevolgen zijn voor overheid en bedrijfsleven en zal de internationale context in beeld worden gebracht. Vervolgens zal ik samen met mijn collega van IenM nagaan welke conclusies wij moeten trekken uit de onderzoeksresultaten.

Minister IenM

De Kamer wordt eind 2015 geïnformeerd.

Dertigledendebat Europese kerncentrales d.d. 06-03-2013

De Tweede Kamer wordt geïnformeerd over de besluitvorming en de planning voor eindberging van radio-actief afval.

Minister IenM

De Kamer wordt eind 2015 geïnformeerd.

AO Kernenergie d.d. 21-04-2011

De Kamer zal in 2013 worden geïnformeerd over de uitkomsten van de tienjaarlijkse evaluatie veiligheid Borssele.

Minister IenM

De Kamer wordt eind 2015 geïnformeerd.

AO Spoor (tweede deel)

29-04-2015

De Staatssecretaris beziet of het mogelijk is om feitelijke informatie over het vervoer van gevaarlijke stoffen openbaar te maken en informeert de Kamer daarover.

Stas IenM

De Kamer wordt gelijktijdig met de motie Cegerek 30175-214 voor april 2016 afgedaan.

AO Ruimtelijke ordening

29-04-2015

De Minister zal de Kamer een brief sturen over de procedure die zij wil volgen inzake de snelle realisatie van de Wet stedelijke herverkaveling en de Wet inrichting landelijk gebied en zal in deze brief mogelijkheden rond loskoppeling schetsen indien andere onderdelen vertraging oplopen.

Minister IenM

De Kamer wordt in het najaar 2015 geïnformeerd.

AO Openbaar vervoer, OV-chipkaart en taxi

28-05-2015

De Staatssecretaris zal het functioneren van de Toegelaten Taxi Organisaties (TTO's) nader evalueren, in aanvulling op de evaluaties van de tariefstructuur en de boordcomputer taxi.

Stas IenM

De Kamer zal conform toezegging worden geïnformeerd.

AO Openbaar vervoer, OV-chipkaart en taxi

28-05-2015

De Staatssecretaris komt bij de volgende voortgangsrapportage van het Nationaal Openbaar Vervoerberaad (NOVB) terug op de stand van zaken van de open brondata in het openbaar vervoer.

Stas IenM

De Kamer zal conform toezegging worden geïnformeerd.

AO Openbaar vervoer, OV-chipkaart en taxi

28-05-2015

De Staatssecretaris houdt de Kamer op de hoogte van de ontwikkelingen omtrent het sluiten van poortjes op stations.

Stas IenM

De Kamer zal conform toezegging worden geïnformeerd.

AO Luchtvaart

04-06-2015

De Staatssecretaris informeert de Kamer over de actie die ze met de Minister van SZW onderneemt om het evenwicht op de arbeidsmarkt van piloten te bevorderen, in november of december 2015. Mocht dat langer duren, dan bericht ze de Kamer daar voor die tijd over.

Stas IenM

De Kamer zal conform toezegging worden geïnformeerd.

AO Luchtvaart

04-06-2015

De Staatssecretaris bericht de Kamer voor het Kerstreces van 2015 over haar gesprek met de EVO over het vrachtvervoer vanaf Schiphol

Stas IenM

De Kamer zal conform toezegging worden geïnformeerd

AO Luchtvaart

04-06-2015

De Staatssecretaris geeft voor 1 september 2015 duidelijkheid over de transformatie in de tweede geluidszone rond Schiphol.

Stas IenM

De Kamer zal conform toezegging worden geïnformeerd.

AO Luchtvaart

04-06-2015

De Staatssecretaris doet de Kamer een brief toekomen over wat ze nationaal kan doen aan de psychologische keuring van piloten.

Stas IenM

De Kamer zal conform toezegging worden geïnformeerd.

AO Spoorveiligheid/ERTMS

17-06-2015

In de derde voortgangsrapportage ERTMS informeert de Staatssecretaris de Kamer onder meer over de maatregelen naar aanleiding van het rapport van de Auditdienst en over het monitoringkader voor ERTMS en daarmee samenhangende projecten.

Stas IenM

De Kamer zal conform toezegging worden geïnformeerd.

AO Spoorveiligheid/ERTMS

17-06-2015

De Staatssecretaris informeert de Kamer in september 2015 over de eerste tussenrapportage van de Inspectie Leefomgeving en Transport over het verbeterprogramma PGO van ProRail.

Stas IenM

De Kamer zal conform toezegging worden geïnformeerd.

AO Spoorveiligheid/ERTMS

17-06-2015

De Staatssecretaris informeert de Kamer voor het Kerstreces 2015 over de uitkomsten van de derde tranche van het Landelijk Verbeterprogramma Overwegen.

Stas IenM

De Kamer zal conform toezegging worden geïnformeerd.

AO Scheepvaart

23-06-2015

De Minister bericht de Kamer in het laatste kwartaal van 2015 over het aanbieden van wifi bij sluizen.

Minister IenM

De Kamer zal conform toezegging worden geïnformeerd.

WGO Jaarverslagen

25-06-2015

De Kamer ontvangt begin 2016 de evaluatie/effectmeting Beter Benutten.

Minister IenM

De Kamer wordt over de uitkomsten van de effectmetingen van het lopende Beter Benutten programma, de eerste effectmetingen van de maatregelen voor het regionaal spoor en de voortgang van het vervolgprogramma geïnformeerd bij gelegenheid van het overleg over het MIRT in het najaar.

WGO Jaarverslagen

25-06-2015

Over de bestuurlijke afspraken rond het wandel- en fietsnetwerk, (de subsidiëring van) het Fietsplatform en de coördinerende rol van de Minister wordt gerapporteerd in de brief «Bestuurlijke overleggen MIRT» van het najaar van 2015. Daarmee samenhangend zal de Minister de Kamer vóór de begrotingsbehandeling informeren over wat haar intenties in deze zijn.

Minister IenM

De Kamer zal conform toezegging worden geïnformeerd.

WGO Jaarverslagen

25-06-2015

De Staatssecretaris zal de Kamer informeren over de resultaten van het initiatief tot (de organisatie van) een «grensoverschrijdend spoor-top», dat zij samen met de regio zal nemen.

Stas IenM

De Kamer zal conform toezegging worden geïnformeerd.

AO Water

24-06-2015

De Minister zal in het najaar een brief aan de Kamer sturen inzake de berekeningen ten aanzien van de 18.000 kuub bij Lobith-discussie waarbij zij de relevante rapporten betrekt.

Minister IenM

De Kamer zal conform toezegging worden geïnformeerd.

AO Water

24-06-2015

De Minister zal in november een routekaart ten aanzien van de aanpak voor wat betreft het Nationaal Waterplan en aanverwante zaken aan de Kamer sturen, waarbij zij specifiek aandacht zal besteden aan het programma rond waterkwaliteit, mede gelet op de motie Jacobi-Hachchi (34 000-J, nr. 18) en de zogenaamde «Verklaring van Amersfoort».

Minister IenM

De Kamer zal conform toezegging worden geïnformeerd.

AO Water

24-06-2015

De Minister zal in het najaar een overzicht geven van de belemmeringen inzake innovaties in de waterketen, waarbij zij de op dat moment reeds beschikbare oplossingen noemt. Voorts zal zij zal wanneer deze oplossingen nog gezocht moeten worden daar iets over opmerken.

Minister IenM

De Kamer zal conform toezegging worden geïnformeerd.

AO Water

24-06-2015

De Minister zal de informatie rond drinkwatervoorziening en drinkwatertarieven in het najaar van 2015 aan de Kamer sturen.

Minister IenM

De Kamer zal conform toezegging worden geïnformeerd.

AO Water

24-06-2015

De Minister heeft toegezegd dat zij er voor zal zorgen dat in de eerder door de Staatssecretarissen van Infrastructuur en Milieu en van Economische Zaken inzake de samenhang tussen de toelating van gewasbeschermingsmiddelen en de Kaderrichtlijn Water (KRW) ook de samenhang tussen KRW en de Nitraatrichtlijn zal worden meegenomen.

Minister IenM

De Kamer zal conform toezegging worden geïnformeerd.

AO Water

24-06-2015

In december zal de Minister een brief sturen inzake het wel of niet toestaan van het doorvaren van vissersschepen met een lengte tussen de 25 en 45 meter door windmolenparken.

Minister IenM

Vanuit het NWP2 zal in de aanbiedingsbrief TK bij het Nationaal Waterplan 2016–2021 met bijlagen o.a. Beleidsnota Noordzee 2016–2021 expliciet aandacht zijn voor deze toezegging. De toezegging zal worden afgedaan door de beleidstekst in de Beleidsnota Noordzee 2016–2021 over Doorvaart en Medegebruik.

AO Grondstoffen en Afval en ILT rapport

25-06-2015

De Staatssecretaris zal de Kamer het plan van aanpak voor de pilot voor het retourpremiesysteem in oktober aan de Kamer doen toekomen.

Stas IenM

De Kamer zal conform toezegging worden geïnformeerd.

AO Grondstoffen en Afval en ILT rapport

25-06-2015

De Staatssecretaris zal de Stichting Afvalfonds vragen de afspraken uit 2007 over statiegeld schriftelijk te herbevestigen en die reactie naar de Kamer sturen.

Stas IenM

De Kamer zal conform toezegging worden geïnformeerd.

AO Grondstoffen en Afval en ILT rapport

25-06-2015

Nadat de Staatssecretaris afspraken met de sector heeft gemaakt over hout, zal zij aan het eind van het jaar de eindresultaten hiervan naar de Kamer sturen.

Stas IenM

De Kamer zal conform toezegging worden geïnformeerd.

AO Grondstoffen en Afval en ILT rapport

25-06-2015

In het derde kwartaal zal de Staatssecretaris de Kamer informeren over de brancheverduurzamingsplannen.

Stas IenM

De Kamer zal conform toezegging worden geïnformeerd.

AO Grondstoffen en Afval en ILT rapport

25-06-2015

De Staatssecretaris zal een reactie op het zespuntenplan van de heer Dijkstra (VVD), uitgereikt tijdens het AO, aan de Kamer doen toekomen.

Stas IenM

De Kamer zal conform toezegging worden geïnformeerd.

AO Grondstoffen en Afval en ILT rapport

25-06-2015

In de volgende voortgangsrapportage VANG zal de Staatssecretaris per actie ingaan op de verschillende indicatoren, zoals de betrokken partijen en de financiële instrumenten.

Stas IenM

De Kamer zal conform toezegging worden geïnformeerd.

AO Grondstoffen en Afval en ILT rapport

25-06-2015

De Kamer zal na de zomer de regeling voor het verbod op gratis plastic tassen ontvangen.

Stas IenM

De Kamer zal conform toezegging worden geïnformeerd.

AO Grondstoffen en Afval en ILT rapport

25-06-2015

De Staatssecretaris zal nagaan of er ten aanzien van kassabonnetjes fiscale verplichtingen zijn en de Kamer hierover informeren.

Stas IenM

De Kamer zal conform toezegging worden geïnformeerd.

AO Grondstoffen en Afval en ILT rapport

25-06-2015

De Kamer zal eind 2015 een interdepartementale visie ontvangen over de duurzame inzet van biomassa, waarin ook duurzaamheidscriteria en borgsystemen voor na 2020 worden meegenomen. Hierin zal ook worden ingegaan op de mogelijkheid van Europese certificering.

Stas IenM

De Kamer zal conform toezegging worden geïnformeerd.

AO Grondstoffen en Afval en ILT rapport

25-06-2015

In de volgende voortgangsrapportage VANG zal de Kamer worden geïnformeerd over de recycling van tweewielers.

Stas IenM

De Kamer zal conform toezegging worden geïnformeerd.

Bijlage 4.4 Subsidieoverzicht

Begrotings- artikel

Naam subsidie (regeling) (met hyperlink naar vindplaats)

2014

2015

2016

2017

2018

2019

2020

Aantal verle-ningen 2014

Laatste evaluatie1 (jaartal) (met hyperlink naar vindplaats)

Volgende evaluatie2 (jaartal)

Einddatum subsidie3 (regeling) (jaartal)

 

Artikel 11 Integraal Waterbeleid

                       
 

Programma

                       
   

Subsidieprogramma wereldwijd werken met water: Partners voor Water (HGIS)

11.788

8.628

1.474

0

0

0

0

0

*

2015

2015

 
   

Subsidieprogramma wereldwijd werken met water 2016–2021

0

0

8.886

8.886

8.886

8.886

8.886

0

*

2021

2021

4

 

Besluit

                       
   

St. Rioned – Project Kenniscoaches

0

0

0

331

0

0

0

0

2014

*

2011

5

 

Incidenteel

                       
   

Incidentele subsidies 11.01 Waterkwantiteit

21

0

0

0

0

0

0

0

2014

2019

   
   

Totaal artikel

11.809

8.628

10.360

9.217

8.886

8.886

8.886

0

       

Artikel 12 Waterkwaliteit

                       
 

Besluit

                       
   

St. Rioned – Project Kenniscoaches

100

212

0

0

0

0

0

0

2014

*

2011

4

 

Incidenteel

                       
   

Incidentele subsidies 12.01 Waterkwaliteit

177

76

0

0

0

0

0

1

2011

2015

   
   

Totaal artikel

277

288

0

0

0

0

0

1

       

Artikel 13 Ruimtelijke Ontwikkeling

                       
 

Regeling

                       
   

Bedrijvenregeling bodemsanering

6.924

9.479

10.000

10.000

10.000

10.000

10.000

7

2013

2015

2007

6

 

Besluit

                       
   

Regiecollege Waddengebied – Rijksbijdrage secretariaat Regiecollege Waddengebied (RCW)

194

150

90

90

90

90

90

1

2014

2019

 

7

   

St. Kennisontwikkeling Kennisoverdracht Bodem (SKB) – Programma Duurzame Ontwikkeling Ondergrond 2010–2014

1.050

350

0

0

0

0

0

0

2014

*

2009

 
 

Begroting

                       
   

Klimaatbuffers

829

346

0

0

0

0

0

0

2014

*

2010

8

   

St. Bureau Commissie voor de Milieu-Effectrapportage – Programma Commissie MER

4.655

2.000

2.000

2.000

0

0

0

1

2013

2018

2012

9

 

Convenant

                       
   

St. Bodemsanering NS (SBNS) – Bodemsanering NS-percelen

4.538

4.538

0

0

0

0

0

0

2010

2015

2015

10

 

Incidenteel

                       
   

Landelijk Samenwerkingsverband GBKN – Subsidies Basisregistraties

11.195

12.152

1.619

0

0

0

0

0

2013

2018

2013

 
   

Staatsbosbeheer – Bodemsanering Staatsbos

2.200

0

0

0

0

0

0

1

2014

*

2014

 
   

St. Geonovum – Basisprogramma Geonovum

300

380

380

380

380

380

380

0

2014

2019

2010

11

   

Beleidsprogramma AAARO: Actieagenda Architectuur en Ruimtelijk Ontwerp 2013–2016

616

3.036

616

0

0

0

0

0

2014

2016

2012

 
   

Incidentele subsidies 13.01 Ruimtelijk Instrumentarium

325

370

350

0

0

0

0

0

2014

2020

   
   

Incidentele subsidies 13.04 Ruimtegebruik Bodem

80

20

0

0

0

0

0

1

2014

2020

   
   

Totaal artikel

32.906

32.821

15.055

12.470

10.470

10.470

10.470

13

       

Artikel 14 Wegen en Verkeersveiligheid

                       
 

Regeling

                       
   

Subsidieregeling Veilig Verkeer Nederland

3.620

3.660

3.660

3.659

3.659

3.659

3.659

1

2014

2018

2018

 
   

Subsidieregeling SWOV

3.729

3.958

3.958

3.958

3.958

3.958

3.958

 

2014

2018

2018

 
   

Subsidieregeling Team Alert

789

763

758

758

758

758

758

1

2015

2019

2018

12

   

Subsidieregeling Fietsersbond

574

577

577

577

577

577

577

 

2012

2016

2016

 
 

Incidenteel

                       
   

St. Instituut voor Duurzame Mobiliteit – Project Het nieuwe rijden

513

0

0

0

0

0

0

0

2012

2017

2010

 
   

Incidentele subsidies 14.01 Wegvervoer

325

654

135

60

0

0

0

1

2012

2017

   
   

Incidentele subsidies 14.02 Veiligheid Wegen

505

328

1.260

1.260

1.260

1.260

1.260

2

2012

2017

   
   

Totaal artikel

10.055

9.940

9.948

10.272

10.212

10.212

10.212

5

       

Artikel 15 Openbaar Vervoer

                       
 

Begroting

                       
   

Vereniging Reizigers Openbaar Vervoer (ROVER) – OV-loket 2013–2015

296

541

0

0

0

0

0

0

2010

2015

2012

 
 

Incidenteel

                       
   

Incidentele subsidies 15.01 Openbaar Vervoer

440

552

485

485

485

485

485

3

2014

2020

   
   

Totaal artikel

736

1.093

485

485

485

485

485

3

       

Artikel 16 Spoor

                       
 

Wet

                       
   

Subsidie Contractsector/Bijzondere spoordiensten

10.000

0

0

0

0

0

0

0

2012

*

2014

 
 

Regeling

                       
   

Subsidieregeling beheersing GSM-R interferentie

0

10.500

10.300

9.200

0

0

0

0

*

2017

2016

 
 

Programma

                       
   

Actieplan Groei op het Spoor: Subsidieprogramma mobiliteitsvouchers

594

36

0

0

0

0

0

0

2011

2015

2014

 
 

Convenant

                       
   

St. Bodemsanering NS (SBNS) – Bodemsanering NS-percelen

9.076

9.076

9.076

0

0

0

0

0

2010

2015

2015

10

   

Veiligheidsregios – Subsidie CLU+ op HSL-BR (Complete Lijnuitschakeling + op hogesnelheidslijn en Betuweroute)

2.211

2.158

2.241

2.211

2.211

2.211

2.211

8

*

2015

2016

13

 

Incidenteel

                       
   

Incidentele subsidies 16.01 Spoor

829

39

29

59

59

59

59

1

2012

2018

   
   

Totaal artikel

22.710

21.809

21.646

11.470

2.270

2.270

2.270

9

       

Artikel 17 Luchtvaart

                       
 

Regeling

                       
   

Bijdrage Commissie Regionaal Overleg luchthaven Schiphol (CROS)

264

369

520

520

520

520

520

1

2013

2017

 

14

   

Regeling commissies regionaal overleg burgerluchthavens van nationale betekenis

162

140

140

140

140

140

140

4

*

2017

 

15

   

Subsidieregeling KDC (Bijdrage Knowledge Development Centre)

40

39

50

50

50

50

50

1

2010

2017

2017

 
   

Regeling Bijdrage onderwerken graanresten

1.700

1.900

0

0

0

0

0

71

2014

2017

2017

 
 

Incidenteel

                       
   

Incidentele subsidies 17.01 Luchtvaart

118

215

200

200

0

0

0

2

2009–2012

2017

   
   

Totaal artikel

2.284

2.663

910

910

710

710

710

79

       

Artikel 18 Scheepvaart en havens

                       
 

Regeling

                       
   

Tijdelijke subsidieregeling EICB 2012

40

0

0

0

0

0

0

0

2012

*

2013

 
   

Tijdelijke subsidieregeling kennismakingsstages scheepvaart

298

250

250

250

0

0

0

766

2014

2017

2017

 
 

Programma

                       
   

Subsidieprogramma innovaties duurzame binnenvaart

160

200

0

0

0

0

0

6

*

2015

2015

 
 

Incidenteel

                       
   

NWO – Subsidie Topsector Logistiek

0

1.750

4.337

7.775

4.495

2.000

0

0

*

2020

2015

16

   

Incidentele subsidies 18.01 Scheepvaart en Havens

45

75

0

0

0

0

0

1

2014

2016

   
   

Totaal artikel

543

2.275

4.587

8.025

4.495

2.000

0

773

       

Artikel 19 Klimaat

                       
 

Regeling

                       
   

Projectstimuleringsregeling Interreg V

0

1.000

500

0

0

0

0

0

*

2020

2020

 
 

Programma

                       
   

Subsidieprogramma Milieu en Technologie (ProMT)

181

100

0

0

0

0

0

0

2013

2015

2011

 
 

Incidenteel

                       
   

Incidentele subsidies 19.01 Klimaat

1.515

3.999

102

0

0

0

0

2

2013

2018

   
   

Totaal artikel

1.696

5.099

602

0

0

0

0

2

       

Artikel 20 Lucht en Geluid

                       
 

Programma

                       
   

Subsidieprogramma Euro-6 (taxi’s en bestelwagens)

1.833

1.939

0

0

0

0

0

0

*

2015

2014

 
   

Subsidieprogramma Euro-VI (trucks en bussen)

9.828

0

0

0

0

0

0

0

2014

*

2014

 
   

Subsidieregeling Milieuzonering

0

1.000

2.000

1.004

0

0

0

0

*

2020

2020

17

   

Totaal artikel

11.661

2.939

2.000

1.004

0

0

0

0

       

Artikel 21 Duurzaamheid

                       
 

Besluit

                       
   

St. Milieu Centraal – Programma Duurzaam Consumeren

520

520

300

300

300

300

300

1

2014

2015

2013

 
 

Incidenteel

                       
   

Incidentele subsidies 21.05 Duurzame Productketens

1.140

1.081

282

220

220

220

220

3

2014

2020

   
   

Incidentele subsidies 21.06 Natuurlijk Kapitaal

631

0

359

359

359

359

359

1

2014

2020

   
   

Totaal artikel

2.291

1.601

941

879

879

879

879

5

       

Artikel 22 Externe veiligheid en risico’s

                       
 

Regeling

                       
   

Subsidieregeling asbestdaken

0

0

10.000

12.000

15.091

17.583

21.594

0

*

2021

2021

18

 

Europese regeling

                       
   

EU-project NANoReg

270

6.165

698

425

0

0

0

0

*

2018

2017

 
 

Incidenteel

                       
   

Incidentele subsidies 22.01 Veiligheid Stoffen

100

275

275

175

175

175

175

6

2013

2018

   
   

Incidentele subsidies 22.03 Externe veiligheid inrichten en transport

510

3.634

490

490

290

290

290

1

2013

2018

   
   

Totaal artikel

3.876

12.546

11.463

13.090

15.556

18.048

22.059

7

     

19

Artikel 97 Algemeen Departement

                       
 

Begroting

                       
   

NOW – Programma Duurzame Logistiek

250

250

250

250

250

0

0

1

*

2018

2014

 
   

NWO – Programma Duurzame bereikbaarheid Randstad

869

0

0

0

0

0

0

0

2014

*

2009

 
 

Overige subsidies

                       
   

NWO – Programma Water en Klimaat

0

250

250

250

250

250

300

0

*

2020

 

20

   

NOW – Programma Smart Urban Regions of the Future (SURF)

0

750

750

750

750

750

800

0

*

2020

 

21

   

Totaal artikel

1.119

1.250

1.250

1.250

1.250

1.000

1.100

1

       
                             
   

Totaal Hoofdstuk XII

101.963

102.952

78.747

69.072

55.213

54.960

57.071

898

       
                             

Infrastructuurfonds

                       
 

Regeling

                       
   

Bijdrageregeling opgeviste explosieven 1992

15

8

8

15

15

15

15

 

geen

2015

 

22

   

Premieregeling opgeviste milieugevaarlijke stoffen

0

0

0

0

0

0

0

0

geen

2015

 

22

   

Subsidieregeling riolering woonboten

533

60

560

560

49

0

0

0

2010

*

2010

 
   

Tijdelijke regeling subsidiëring Vereniging van Oud Medewerkers van de Rijkswaterstaat

85

85

85

85

0

0

0

0

*

2016

2013

 
   

Subsidieprogramma ZeehavenInnovatieProject voor duurzaamheid

0

2.000

0

0

0

0

0

0

*

2016

2014

 
 

Begroting

                       
   

St. Koninklijke Nederlandse Redding Maatschappij (KNRM) – Subsidie KNRM: Communicatiemiddelen SAR

130

130

130

0

0

0

0

0

*

2016

2013

 
 

Incidenteel

                       
   

Incidentele subsidies IF

38

6

0

0

0

0

0

0

       
   

Totaal Infrastructuurfonds

801

2.289

783

660

64

15

15

0

       
                             
                             
   

Totaal IenM

102.764

105.241

79.530

69.732

55.277

54.975

57.086

898

       

Toelichting

  • 1 Een * in deze kolom betekent dat een eerder evaluatiemoment op grond van de vigerende regelgeving niet aan de orde is.

  • 2 Een * in deze kolom betekent dat een volgend evaluatiemoment op grond van de vigerende regelgeving niet aan de orde is.

  • 3 Bij de subsidies die aangegeven zijn als Incidentele Subsidies is geen einddatum aangegeven. Deze posten betreffen diverse subsidies die conform de Awb artikel 4:23 derde lid sub d worden verleend. Hieraan ligt derhalve geen subsidieregeling aan ten grondslag; een einddatum is niet aan de orde.

  • 4 Art. 11 Subsidieprogramma Wereldwijd werken met Water 2016–2021. Dit is een nieuwe regeling die naar verwachting ultimo 2015 in werking treedt. De regeling is nog niet gepubliceerd.

  • 5 Art. 11 en 12 St. Rioned – Project Kenniscoaches. Deze subsidie is in 2014 geëvalueerd, de evaluatie is echter nog niet gepubliceerd.

  • 6 Art. 13 Bedrijvenregeling Bodemsanering. De regeling die aan deze subsidie ten grondslag ligt, het Besluit financiële bepalingen bodemsanering, kent geen einddatum, mede omdat er in deze regeling onder meer specifieke uitkeringen zijn geregeld. Voor wat betreft de Bedrijvenregeling geldt dat aanmeldingen voor subsidie-aanvragen uiterlijk 1 januari 2008 moesten zijn gemeld. Nieuwe subsidie-aanvragen die niet waren gemeld waren na die datum niet meer mogelijk.

  • 7 Art. 13 Regiecollege Waddengebied. Dit betreft de jaarlijkse subsidieverstrekking conform afspraken Regie College Waddengebied Nieuwe Stijl (loopt tot de beëindiging van het Waddenfonds) en de subsidie van de visieontwikkeling ten behoeve van het Noordzee Kanaalgebied.

  • 8 Art. 13 Klimaatbuffers. Deze middelen zijn gedecentraliseerd naar provincies (natuurakkoord 2013); de laatste 2 projecten worden in 2015 afgerond

  • 9 Art. 13 St. Bureau Commissie voor de Milieu-Effectrapportage – Programma Commissie MER. De Commissie MER heeft een wettelijke basis in de Wet milieubeheer. Het betreft een structurele exploitatiesubsidie die wordt afgebouwd i.v.m. overgang naar tarieffinanciering.

  • 10 Art. 13 en 16 St. Bodemsanering NS – Bodemsanering NS percelen. In 2010 is deze subsidie volgens de voorwaarden uit het convenant geëvalueerd. Het rapport van deze evaluatie, de «Derde Herijking Bodemsanering NS-percelen» is niet gepubliceerd.

  • 11 Art. 13 De Stichting Geonovum ontvangt structureel subsidie van IenM om haar basisprogramma te kunnen uitvoeren.

  • 12 Art. 14 De Subsidieregeling TeamAlert 2015–2019 wordt in de tweede helft van 2015 van kracht.

  • 13 Art. 16 Veiligheidsregio’s – Subsidie CLU+ op HSL-BR. Indien er geen nieuwe afspraken worden gemaakt wordt deze subsidie telkens met één jaar verlengd.

  • 14 Art. 17 Bijdrage Commissie Regionaal Overleg Luchthaven Schiphol. Deze commissie is verankerd in de Wet luchtvaart, het is een structurele exploitatiesubsidie.

  • 15 Art. 17 Regeling commissies regionaal overleg burgerluchthavens van nationale betekenis. Deze commissies zijn verankerd in de Wet luchtvaart, het zijn structurele exploitatiesubsidies.

  • 16 Art. 18 NWO – Subsidie Topsector Logistiek. Indien dit subsidieprogramma een langere looptijd zal krijgen dan 4 jaar, zal een subsidieregeling worden opgesteld.

  • 17 Art. 20 Subsidieregeling Milieuzonering. Dit is een nieuwe regeling die naar verwachting op 1 september 2015 in werking treedt. De regeling is nog niet gepubliceerd.

  • 18 Art. 22 Subsidieregeling Asbestdaken. Dit is een nieuwe regeling die naar verwachting begin 2016 in werking treedt, zie TK 28663 nr. 62. De regeling is nog niet gepubliceerd.

  • 19 Art. 22 Het totaal bedrag is inclusief € 3,876 miljoen resp. € 2,472 miljoen voor de Mesothelionoomregeling, vanwege administratieve redenen in de begrotingsstaat opgenomen onder het instrument subsidies in plaats van het instrument Inkomensoverdrachten

  • 20 Art. 97 NWO – Programma Water en Klimaat. Dit is een nieuwe subsidie waarvan de grondslag nog nader zal worden bepaald.

  • 21 Art. 97 NWO – Programma Smart Urban Regions of the Future (SURF). Dit is een nieuwe subsidie waarvan de grondslag nog nader zal worden bepaald.

  • 22 IF Bijdrageregeling opgeviste explosieven 1993 en Premieregeling opgeviste milieugevaarlijke stoffen. Deze regelingen zullen worden samengevoegd tot een nieuwe regeling waarbij conform regelgeving een horizonbepaling wordt opgenomen. Het aantal verleningen in 2014 m.b.t. de Bijdrageregeling opgeviste explosieven 1993 is nog niet bekend.

Bijlage 4.5 Evaluatie- en overig onderzoek

Soort onderzoek

Onderwerp

Artikel

Start

Afronding

Vindplaats

 

Waterkwantiteit

11

     

Ex-post onderzoek naar doeltreffendheid en doelmatigheid van beleid

         

Beleidsdoorlichtingen

         
 

Waterkwantiteit

11

2014

2014

https://zoek.officielebekendmakingen.nl/blg-442254

 

Waterkwantiteit

11

2019

2020

 

Ander ex-post onderzoek naar doeltreffendheid en doelmatigheid

         
 

Effectenonderzoek ex-post evaluatie van enkele onderdelen van de waterwet

11

2013

2014

https://zoek.officielebekendmakingen.nl/kst-27625–336.html

 

Effectenonderzoek ex-post: evaluatie Waterschapswet verkiezingsstelsel

11

2015

2015

 
 

Leefomgevingsbalans (1x per 2 jaar)

11

 

2014

2016

http://themasites.pbl.nl/balansvandeleefomgeving/2014

 

Tussentijds evaluatie Bestuursakkoord water

11

2013

2015

https://zoek.officielebekendmakingen.nl/kst-28966–28.html

 

MIRT-onderzoeken in het kader van (de deelprogramma’s van)het Deltaprogramma gericht op voorstellen van het Deltaprogramma in 2014 voor de Deltabeslissingen

(hebben betrekking op de waterveiligheid, zoetwaterstrategie, peilbeheer Ijsselmeergebied, Rijn-Maasdelta en ruimtelijke adaptatie).

11

2009

2014

http://www.deltacommissaris.nl/deltaprogramma/inhoud/publicaties

 

¾ Evaluatie Ruimte voor de Rivier

11

2012

2013

https://zoek.officielebekendmakingen.nl/blg-216364.html

 

Evaluatie Deltawet (experimenteerartikel in 2021/2)

11

2016

2017

 
 

Diverse voortgangsrapportages in het kader van de «Regeling grote projecten», oa HWBP2,Ruimte voor de rivier en Maaswerken

11

2012

Einde project

https://zoek.officielebekendmakingen.nl/kst-26399–13.html

https://zoek.officielebekendmakingen.nl/dossier/32698/kst-32698–13?resultIndex=1&sorttype=1&sortorder=4

https://zoek.officielebekendmakingen.nl/dossier/30080

https://zoek.officielebekendmakingen.nl/kst-18106–221.html

 

Evaluatie structuurvisie Waddenzee

Conform

11

2015

2015

https://zoek.officielebekendmakingen.nl/kst-29684–112.html

Ex-ante onderzoek naar doeltreffendheid en doelmatigheid van beleid

         

MKBA’s

         
 

CPB: MKBA waterveiligheid IJsselmeergebied

11

2010

2013

http://www.cpb.nl/publicatie/economisch-optimale-waterveiligheid-het-ijsselmeergebied

 

MKBA bij ontwerp RGV

11

2014

2014

https://zoek.officielebekendmakingen.nl/kst-33531–2.html

Ander ex-ante onderzoek naar doeltreffendheid en doelmatigheid

         
 

Nader onderzoek Windenergie op Zee-aanvulling Hollandse Kust

11

2015

2016

 
 

Deltaprogramma

Ontwerp Nationaal Waterplan 2016–2021

Onder andere: overstromingsrisicobeheersplannen

11

   

https://zoek.officielebekendmakingen.nl/kst-31710–35.html

 

Onderzoeken mbt totstandkoming omgevingswet

11

   

Zie toelichting onder deze tabel

Overig onderzoek

         
 

Policy dialoque n.a.v. OESO onderzoek gericht op toekomstige opgaven in het waterbeheer

11

2013

2014

http://www.oecd.org/env/watergovernanceprogramme.htm

https://zoek.officielebekendmakingen.nl/kst-28966–27.html

http://www.rijksoverheid.nl/nieuws/2014/03/17/schultz-oeso-rapport-bevestigt-noodzaak-wake-up-call-waterrisico-s.html

 

Jaarlijkse voortgangsrapportage waterbeleid in Nederland 2014 (Water in Beeld)

11

12

 

Jaarlijks

https://zoek.officielebekendmakingen.nl/kst-27625–317.html

 

Periodieke toetsing van primaire waterkeringen:

ILT:Rapportage Derde toets primaire waterkeringen; Landelijke toets 2006–2011

ILT:Rapportage verlengde derde toetsing

11

 

2011

2014

https://zoek.officielebekendmakingen.nl/kst-31710–22.html

https://zoek.officielebekendmakingen.nl/kst-31710–26.html

https://zoek.officielebekendmakingen.nl/kst-31710–32.html

 

Toetsing van de Basiskustlijn (kustlijnkaartenboek)

11

 

Jaarlijks

http://www.rijkswaterstaat.nl/water/veiligheid/bescherming_tegen_het_water/veiligheidsmaatregelen/kustlijnzorg/kustlijnkaarten/

 

Verkenning van de veiligheid in Nederland fase 2

11

2006

2015

https://zoek.officielebekendmakingen.nl/kst-27625–335.html

 

5-jaarlijkse evaluatie activiteiten Schelde estuarium conform verdrag met Vlaanderen inzake samenwerken beleid en beheer

11

2012

2013

https://zoek.officielebekendmakingen.nl/kst-30862–95.html

 

Nader onderzoek naar de doorwerking van het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening voor het Waddengebied

11

2015

2015

https://zoek.officielebekendmakingen.nl/kst-29684–121.html

 

PBL: Monitor SVIR

11

12

13

14

2013

2014

https://zoek.officielebekendmakingen.nl/kst-32660–60.html

http://www.compendiumvoordeleefomgeving.nl /onderwerpen/nl0041-Monitor- Infrastructuur-en-Ruimte.html?i=40

           
 

Waterkwaliteit

12

     

Ex-post onderzoek naar doeltreffendheid en doelmatigheid van beleid

         

Beleidsdoorlichtingen

         
 

Waterkwaliteit

12

2015

2015

 

Ander ex-post onderzoek naar doeltreffendheid en doelmatigheid

         
 

PBL: Leefomgevingsbalans (1x per 2 jaar)

12

 

2014

2016

http://themasites.pbl.nl/balansvandeleefomgeving/2014

 

Actualisatie initiële beoordeling KRM: beoordeling het bereiken van de goede milieutoestand en daarbij behorende doelen in 2020 n.a.v. het treffen van maatregelen in het kader van bestaand en voorgenomen beleid

12

 

2018

 
 

Voortgangsrapportage uitvoering Programma van Maatregelen KRM, cf. art.8

12

2017

2018

 
 

Evaluatie doelmatigheid drinkwatervoorziening (evaluatie van hoofdstuk 5 vd drinkwaterwet ogv art 60 vd drinkwaterwet)

12

2015 of 2016

2016

 
 

Evaluatieonderzoek of de aanbevelingen van de Algemene Rekenkamer voldoende zijn opgevolgd (Gewijzigde motie van de leden Smaling en Jacobi TK 33 450 nr 40).

12

2016

2016

 

Ex-ante onderzoek naar doeltreffendheid en doelmatigheid van beleid

         

MKBA

         
 

MKBA maatregelen en kosten uitvoering maatregelen voor terugdringen zwerfvuil in zee Kaderrichtlijn Mariene strategie

12

2014

2015

 
 

MKBA beschermingsmaatregelen Centrale Oestergronden Friese Front, KRM

12

2015

2015

 

Overig onderzoek

         
 

De kwaliteit van het drinkwater in Nederland 2012 (jaarlijkse ILT rapportage)

12

 

2013

https://zoek.officielebekendmakingen.nl/kst-27625–313.html

 

De kwaliteit van het drinkwater in Nederland 2013.

12

   

https://zoek.officielebekendmakingen.nl/kst-27625–333.html

 

Policy dialoque n.a.v. OESO onderzoek gericht op toekomstige opgaven in het waterbeheer

11

2013

2014

http://www.oecd.org/env/watergovernanceprogramme.htm

https://zoek.officielebekendmakingen.nl/kst-28966–27.html

 

Midterm review beleidsnota drinkwater

12

2017

2017

 
 

Eindrapport visitatiecommissie Waterketen

12

2013

2015

https://zoek.officielebekendmakingen.nl/kst-28966–28.html

 

EC evaluatie over toestand zwemwater (jaarlijks)

12

 

Jaarlijks

https://zoek.officielebekendmakingen.nl/kst-27625–290.html

 

RIVM beleidsevaluatie legionellapreventie

12

2015

2016

(https://zoek.officielebekendmakingen.nl/kst-27625–316.html p. 48)

 

Evaluatie nieuwe regelgeving voor badinrichtingen

12

2016

2019

http://www.internetconsultatie.nl/zwembaden

 

RIVM: bescherming drinkwaterbronnen in het nationaal beleid

12

 

2013

http://www.rivm.nl/Documenten_en_publicaties/Wetenschappelijk/Rapporten/2013/april/Bescherming_drinkwaterbronnen_in_het_nationaal_beleid

 

ILT: bedrijfsvergelijking in de drinkwatersector

(benchmark 2012–2013)

12

 

2014

https://zoek.officielebekendmakingen.nl/blg-277498.html

 

ILT: Jaarevaluatie drinkwatertarieven

(jaarlijks)

12

 

2013

2015

https://zoek.officielebekendmakingen.nl/kst-27625–309.html

 

PBL: Monitor SVIR

12

2013

2015

2014

2016

https://zoek.officielebekendmakingen.nl/kst-32660–60.html

http://www.compendiumvoordeleefomgeving.nl /onderwerpen/nl0041-Monitor- Infrastructuur-en-Ruimte.html?i=40

 

Ex-ante evaluatie van de ontwerp stroomgebiedbeheersplannen door PBL

12

2015

2016

 
           
 

Ruimtelijke ontwikkeling

13

     

Ex-post onderzoek naar doeltreffendheid en doelmatigheid van beleid

         

Beleidsdoorlichtingen

         
 

Ruimtelijke ontwikkeling

13

2013

2014

https://zoek.officielebekendmakingen.nl/blg-442256

 

Ruimtelijke ontwikkeling

13

2019

2020

 

Ander ex-post onderzoek naar doeltreffendheid en doelmatigheid van beleid

         
 

Leefomgevingsbalans PBL (1x per 2 jaar)

13

2013

2015

2014

2016

http://themasites.pbl.nl/balansvandeleefomgeving/2014

 

Evaluatie Basisregistratie Gebouwen

13

2013

2013

https://zoek.officielebekendmakingen.nl/kst-33926–1.html

 

Evaluatie Besluit en regeling financiele bepalingen bodemsanering

13

2015

2015

 
 

Eindevaluatie sleutelprojecten

13

 

2020

https://zoek.officielebekendmakingen.nl/kst-32861–8.html

Ex-ante onderzoek naar doeltreffendheid en doelmatigheid van beleid

         

MKBA’s

         
 

KEA SMASH

13

2013

2014

https://zoek.officielebekendmakingen.nl/kst-32660–57.html

 

MKBA Zandhonger Oosterschelde

13

2012

2013

http://www.rijkswaterstaat.nl/water/plannen_en_projecten/vaarwegen/oosterschelde/oosterschelde_zandhonger/

 

MKEA/MKBA Haalbaarheidsstudie 12-mijlszone

13

2013

2013

http://www.rijksoverheid.nl/documenten-en-publicaties/rapporten/2013/06/27/quickscan-haalbaarheidsstudie-windparken-binnen-12-mijlszone.html

 

MKBA Structuurvisie Ondergrond

13

2013

 

http://www.rijksoverheid.nl/onderwerpen/bodem-en-ondergrond/ruimtelijke-ordening-ondergrond

Overig onderzoek

         
 

Structuurvisies

13

   

http://www.ruimtelijkeplannen.nl/web-roo/roo/bestemmingsplannen?tabFilter=VISIE

 

PBL: Monitor SVIR

13

2013

2015

2014

2016

http://www.compendiumvoordeleefomgeving.nl/ onderwerpen/nl0041-Monitor- Infrastructuur-en-Ruimte.html?i=40

 

Inspire monitor EU

13

2011

2017

http://inspire.jrc.ec.europa.eu/index.cfm/pageid/182

 

Ex-durante Evaluatie AmvB Ruimte 1e tranche

13

 

2017

 
 

Ex-durante evaluatie Wet voorkeursrecht gemeenten

13

2015

2015

 
 

Evaluatie ladder voor duurzame verstedelijking

13

2013

2014

http://www.pbl.nl/publicaties/infrastructuur-en-verstedelijking-kennis-en-beleid-voor-een-betere-afstemming

https://zoek.officielebekendmakingen.nl/kst-32861–8.html

 

Uitvoeringsmonitor SVIR

13

 

jaarlijks

http://www.pbl.nl/publicaties/2012/monitor-infrastructuur-en-ruimte-2012-nulmeting

 

Plan MER Structuurvisie Ondergrond

13

2013

2015

http://www.rijksoverheid.nl/onderwerpen/bodem-en-ondergrond/structuurvisie-ondergrond

 

Heroverweging bodem(sanerings)beleid

13

2013

2014/2015

http://www.rijksoverheid.nl/onderwerpen/bodem-en-ondergrond/ruimtelijke-ordening-ondergrond

 

Voortgangsrapportage Groot Project RRAAM

13

 

2014

https://zoek.officielebekendmakingen.nl/kst-31089–109.html

 

Ex-durante evaluatie SVIR

 

2014

2015

 
           
 

Wegen en Verkeersveiligheid

14

     

Ex-post onderzoek naar doeltreffendheid en doelmatigheid van beleid

         

Beleidsdoorlichtingen

         
 

Wegen en verkeersveiligheid

14

2016

2017

 

Ander ex-post onderzoek naar doeltreffendheid en doelmatigheid

         
 

Verslag over de wijze waarop tracéwet is toegepast

14

2013

2015

http://mirt2015.mirtprojectenoverzicht.nl/financien/bijlage_2_vgr/index.aspx

https://zoek.officielebekendmakingen.nl/kst-33750-A-69.html

 

Verslag over de wijze waarop de Tracéwet is toegepast (incl. infrastructuurfonds art 12)

14

2015

2016

 
 

Voortgang Beter Benutten

 

2014

2014

https://zoek.officielebekendmakingen.nl/kst-34000-A-15

 

Monitoring en evaluatie «beter benutten»

14, 15 en 16

2012

jaarlijks

https://zoek.officielebekendmakingen.nl/blg-264684.html

 

ARK rapport instandhouding hoofdwegennet

 

2013

2014

https://zoek.officielebekendmakingen.nl/kst-34000-A-8.html

 

Effectonderzoek Wet Rijonderricht motorrijtuigen

14

2012

2013

http://wetten.overheid.nl/BWBR0024674/geldigheidsdatum_24-07-2013

 

Evaluatie meerjarenprogramma Geluidsanering

14

2016

2016

 
 

Evaluatie aantal doden en gewonden in het verkeer

14

 

jaarlijks

https://zoek.officielebekendmakingen.nl/kst-29398–463.html

 

NMCA

14

 

Tweejaarlijks vanaf 2015

https://zoek.officielebekendmakingen.nl/blg-264683

Ex-ante onderzoek naar doeltreffendheid en doelmatigheid

         

MKBA

         
 

MIRT Projectenboek

   

Jaarlijks bij begroting

 
 

Uitkomsten bestuurlijke overleggen MIRT

     

https://zoek.officielebekendmakingen.nl/kst-34000-A-15

Overig onderzoek

         
 

Mobiliteitsbeeld 2014

14

15

16

17

18

2013

2014

https://zoek.officielebekendmakingen.nl/kst-31305–211.html

 

Alcoholslotprogramma

14

2014

2014

https://zoek.officielebekendmakingen.nl/kst-29398–430.html

 

ILT: Staat van de veiligheid in de leefomgeving en transport 2014

14

16

17

 

2014

https://zoek.officielebekendmakingen.nl/kst-28089–28.html

 

Publieksrapportage rijkswegennet 2014

14

 

Elke 4 maanden

https://zoek.officielebekendmakingen.nl/kst-34000-A-56.html

           
 

OV-keten

15

     

Ex-post onderzoek naar doeltreffendheid en doelmatigheid van beleid

         

Beleidsdoorlichtingen

         
 

Openbaar vervoer

 

2014

2014

https://zoek.officielebekendmakingen.nl/blg-442259

 

OV-keten

15

2019

2020

 

Ander ex-post onderzoek naar doeltreffendheid en doelmatigheid

         
 

Evaluatie sociale veiligheid ov

15

2014

2016

https://zoek.officielebekendmakingen.nl/kst-28642–60.html

 

Evaluatie taxiwet

15

2014

2015

http://www.rijksoverheid.nl/ministeries/ienm/documenten-en-publicaties/kamerstukken/2015/05/05/evaluatie-taxiwet.html

 

Evaluatie boordcomputer taxi

15

2015

2016

 
 

Ruimte voor de fiets

15

 

3 jaarlijkse monitoring

https://zoek.officielebekendmakingen.nl/kst-29984–317.html

 

Evaluatie dubbeltariefsysteem taxi

15

2013

2013

https://zoek.officielebekendmakingen.nl/kst-31521–72.html

 

OV-klantenbarometer

15

2013

2013

http://www.ovklantenbarometer.nl/

 

Eindrapport «Krachten bundelen voor toekomstvast doelgroepenvervoer en OV»

15

2013

2013

https://zoek.officielebekendmakingen.nl/kst-25847–117.html

 

Beleidsevaluatie maximum tarieven taxivervoer

15

2015

2015

 

Overig onderzoek

         
 

Ruimte voor de fiets

15

 

3 jaarlijkse monitoring

http://www.rijksoverheid.nl/onderwerpen/fiets/meer-fietsenstallingen-bij-stations

 

OV-klantenbarometer

15

2014

2014

http://www.crow.nl/vakgebieden/verkeer-en-vervoer/bibliotheek/kennisdocumenten/resultaten-onderzoek-ov-klantenbarometer-2014

 

Eindrapport «Krachten bundelen voor toekomstvast doelgroepenvervoer en OV»

15

2013

2013

https://zoek.officielebekendmakingen.nl/blg-239777

 

Mobiliteitsbeeld 2014

15

2013

2014

https://zoek.officielebekendmakingen.nl/kst-31305–211.html

           
 

Spoor

16

     

Ex-post onderzoek naar doeltreffendheid en doelmatigheid van beleid

         

Beleidsdoorlichtingen

         
 

Spoor

16

2017

2018

 

Ander ex-post onderzoek naar doeltreffendheid en doelmatigheid

         
 

Parlementair onderzoek onderhoud en innovatie spoor

16

2011

2012

https://zoek.officielebekendmakingen.nl/kst-32707–27.html

 

Evaluatie HSL-Zuid groot project status IF artikel 17

16

   

Kamerstukken II, 22026

Ex-ante onderzoek naar doeltrefffendheid en doelmatigheid van beleid

         

MKBA’s

         
 

ERTMS (voorkeursbeslissing)

16

2013

2014

https://zoek.officielebekendmakingen.nl/kst-33652–14.html

 

PHS (voorkeursbeslissing)

16

 

2014

https://zoek.officielebekendmakingen.nl/kst-32404–74.html

Overig onderzoek

         
 

ERTMS groot project

16

2013

 

https://zoek.officielebekendmakingen.nl/kst-33652–4.html

 

Evaluatie spoorwetgeving

 

2013

2013

https://zoek.officielebekendmakingen.nl/kst-31987–10.html

 

LTSA-1

16

2013

2013

https://zoek.officielebekendmakingen.nl/kst-29984–384.html

 

LTSA-2

16+15

2013

2014

https://zoek.officielebekendmakingen.nl/kst-29984–474.html

 

Jaarlijkse evaluatie one stop shop op corridors Rotterdam-Genua en Rotterdam-Lyon

16

2014

 

https://zoek.officielebekendmakingen.nl/kst-21501-33-508.html

 

Staat van de veiligheid in de leefomgeving en transport

16

 

jaarlijks

https://zoek.officielebekendmakingen.nl/blg-478750

 

MER Evaluatie Betuweroute Aspect Sociaal

16

2013

2013

https://zoek.officielebekendmakingen.nl/blg-239593.html

 

Impact analyse EU DG Transport

16

2012

2013

http://ec.europa.eu/transport/facts-fundings/evaluations/index_en.htm

 

Jaarverslag van de Nederlandse Autoriteit voor spoorveiligheid

16

   

https://zoek.officielebekendmakingen.nl/kst-29893–156.html

           
 

Luchtvaart

17

     

Ex-post onderzoek naar doeltreffendheid en doelmatigheid

         

Beleidsdoorlichtingen

         
 

Luchtvaart

17

2016

2017

 

Ander ex-post onderzoek naar doeltreffendheid en doelmatigheid

         
 

Luchtvaart (GIS)

17

2012

2013

https://zoek.officielebekendmakingen.nl/kst-26959–140.html

 

Jaarverslagen alderstafel en evaluatie

17

   

https://zoek.officielebekendmakingen.nl/kst-29665–214.html

 

Evaluatie schipholbeleid

17

2014

2015

https://zoek.officielebekendmakingen.nl/kst-29665–211.html

 

Evaluatie gebruiksprognose Schiphol en safety

17

2014

2015

https://zoek.officielebekendmakingen.nl/kst-31936–263.html

Ex-ante onderzoek naar doeltreffendheid en doelmatigheid van beleid

         

MKBA’s

         
 

KEA SMASH

13

2013

2014

https://zoek.officielebekendmakingen.nl/kst-32660–57.html

 

Actualisatie quick scan MKBA Schiphol en Lelystad Airport Middellange termijn

 

2014

2014

https://zoek.officielebekendmakingen.nl/blg-342891

 

Luchthavenbesluit Twente

17

   

https://zoek.officielebekendmakingen.nl/kst-31936–198.html

 

Luchthavenbesluit Lelystad

Quick Scan Maatschappelijke Kosten en Baten Analyse

17

2014

2015

https://zoek.officielebekendmakingen.nl/kst-31936–264.html

Ander ex-ante onderzoek naar doeltreffendheid en doelmatigheid

         
 

Bekostiging luchtverkeersleiding

     

https://zoek.officielebekendmakingen.nl/kst-31936–258.html

Overig onderzoek

         
 

Uitvoeringsagenda Luchtvaartnota

17

2014

2015

 
 

Wettelijke ZBO evaluatie functioneren LVNL

17

2013

2014

https://zoek.officielebekendmakingen.nl/kst-30398–1.html

 

Externe veiligheid

17

2013

 

http://easa.europa.eu/language/nl/home.php

 

Beleidsagenda luchtvaartveiligheid

17

2015

2016

 
 

Evaluatie subsidie Knowledge & Development Center (KDC)

17

2017

2017

 
           
 

Scheepvaart en havens

18

     

Ex-post onderzoek naar doeltreffendheid en doelmatigheid van beleid

         

Beleidsdoorlichtingen

         
 

Scheepvaart en havens

18

2015

2016

 

Ander ex-post onderzoek naar doeltreffendheid en doelmatigheid van beleid

         
 

Evaluatie Loodsenwet/toezicht ACM

18

2013

2013

https://www.acm.nl/nl/publicaties/publicatie/11402/Autoriteit-Consument-en-Markt-verlaagt-vergoeding-vermogenskosten-Loodswezen/

 

Evaluatie zeevaartbeleid 2008–2013

18

2013

2014

https://zoek.officielebekendmakingen.nl/kst-31409–67

 

Evaluatie van fiscaal maritiem beleid met financiën

18

2013

2014

https://zoek.officielebekendmakingen.nl/blg-381165

 

Evaluatie subsidieregeling Zeehaveninnovatieproject IF artikel 15

18

2014

2015

 
 

Evaluatie Quick wins binnenhavens IF artikel 15

18

2016

2017

 
 

Evaluatie Project Mainport Rotterdam (evaluatie status groot project) IF artikel 17

18

2013

2013

https://zoek.officielebekendmakingen.nl/kst-24691–119.html

 

Actualisatie MKBA IDVV programma

 

2014

2015

http://www.beterbenuttenvaarwegen.nl/Rapporten+en+publicaties/RP+Eindrapporten/default.aspx

Ex-ante onderzoeken naar doeltreffendheid en doelmatigheid van beleid

         

MKBA’s

         
 

KBA Volkeraksluizen

(voorkeursbeslissing)

18

2013

2013

https://zoek.officielebekendmakingen.nl/kst-33400-A-53.html

 

Capaciteitsuitbreiding Ligplaatsen Ijssel, onderdeel Boven-Ijssel (voorkeursbeslissing)

18

2013

2013

https://zoek.officielebekendmakingen.nl/kst-33750-A-5.html

 

KBA Twentekanalen

(voorkeursbeslissing)

18

2013

2013

https://zoek.officielebekendmakingen.nl/kst-33750-A-56.html

Ander ex-ante onderzoek naar doeltreffendheid en doelmatigheid

         
 

Totaaloverzicht Beheer, onderhoud, vervanging en renovatie wegen, vaarwegen en water

 

2015

2015

https://zoek.officielebekendmakingen.nl/blg-413631

 

Toelichting programma IDVV: De Nederlandse vaarwegen beter benut

 

2013

2014

https://zoek.officielebekendmakingen.nl/kst-33750-A-61

 

Versterking marktstructuur binnenvaart

 

2014

2015

https://zoek.officielebekendmakingen.nl/kst-31409–79.html

 

Rijksbrede maritieme strategie 2015–2025

 

2014

2015

https://zoek.officielebekendmakingen.nl/kst-31409–70.html

Overig onderzoek

         
 

Beveiliging door moedwillige verstoring – audit EC

18

2012

2012

Vertrouwelijk

 

Onderzoek naar de concurrentieverhoudingen tussen de zeehavens in Duitsland, Frankrijk, Nederland, Vlaanderen en het Verenigd Koninkrijk

18

2013

2014

https://zoek.officielebekendmakingen.nl/kst-29862–24.html

 

Havenstaatcontrole 2013

 

2013

2014

https://zoek.officielebekendmakingen.nl/kst-31409–66.html

           
 

Klimaat

19

     

Ex-post onderzoek naar doeltreffendheid en doelmatigheid van beleid

         

Beleidsdoorlichtingen

         
 

klimaat

 

2017

2018

 

Ander ex-post onderzoek naar doeltreffendheid en doelmatigheid van beleid

         
 

Hernieuwbare energie: evaluatie Europese richtlijn (EZ)

EZ

   

http://ec.europa.eu/energy/studies/index_en.htm

 

Lokale klimaatinitiatieven

19

2013

2015

 
 

SER energieakkoord (EZ)

EZ

2016

2016

 
 

ECN: Evaluatie Besluit Emissie-eisen middelgrote stookinstallaties

19

2012

2013

https://zoek.officielebekendmakingen.nl/blg-231228.html

 

Kabinetsreactie op parlementair onderzoek naar klimaat

19

2013

2013

https://zoek.officielebekendmakingen.nl/kst-33193–7.html

 

MIA/VAMIL

19

 

2013

https://zoek.officielebekendmakingen.nl/kst-33752–5.html

 

CDM

19

 

2013

https://zoek.officielebekendmakingen.nl/blg-346237.html

Ex-ante onderzoeken naar doeltreffendheid en doelmatigheid van beleid

         
 

– 

       

Overig onderzoek

         
 

Voortgang klimaatbeleid in de balans voor de leefomgeving

19

 

2 jaarlijks

https://zoek.officielebekendmakingen.nl/kst-31253–32.html

 

Agentschapsevaluatie NEa

19

2013

2015

 
           
 

Geluid

20

     

Ex-post onderzoek naar doeltreffendheid en doelmatigheid van beleid

         

Beleidsdoorlichtingen

         
 

Geluid

 

2014

2015

 

Ander ex-post onderzoek naar doeltreffendheid en doelmatigheid van beleid

         
 

Swung IenII

20

2015

2015

 

Ex-ante onderzoek naar doeltreffendheid en doelmatigheid

         
 

       
           
 

Lucht

20

     

Ex-post onderzoek naar doeltreffendheid en doelmatigheid van beleid

         

Beleidsdoorlichtingen

         
 

Nationaal samenwerkingsprogramma luchtkwaliteit

 

2016

2017

 

Ander ex-post onderzoek naar doeltreffendheid en doelmatigheid van beleid

         
 

Eindevaluatie NSL

20

 

2017

 
 

Rapportage Euro VI subsidieregeling ongebruikte vrachtwagens en bussen

 

2014

2014

https://zoek.officielebekendmakingen.nl/blg-363446

 

Rapportage Euro VI subsidieregeling emissiearme taxi’s en bestelwagens

 

2015

2015

 

Ex-ante onderzoek naar doeltreffendheid en doelmatigheid van beleid

         
 

– 

       

Overig onderzoek

         
 

Jaarlijks monitoringrapport NSL

20

 

jaarlijks

https://zoek.officielebekendmakingen.nl/kst-30175-E.html

           
 

Duurzaamheid

21

     

Ex-post onderzoek naar doeltreffendheid en doelmatigheid van beleid

         

Beleidsdoorlichtingen

         
 

Duurzaamheid

21

2014

2014

https://zoek.officielebekendmakingen.nl/blg-442260

 

Duurzaamheid

21

2019

2020

 

Ander ex-post onderzoek naar doeltreffendheid en doelmatigheid van beleid

         
 

Evaluatie instrument duurzaam inkopen

21

2013

2013

https://zoek.officielebekendmakingen.nl/blg-290001.html

 

Evaluatie ketenaanpak

21

2013

2013

http://www.rwsleefomgeving.nl/onderwerpen/duurzaam_produceren/ketenaanpak/nieuws-ketenaanpak/

 

Voortgangsrapportage programma Van Afval Naar Grondstof (VANG)

21

2014

2015

https://zoek.officielebekendmakingen.nl/kst-33043–41.html

 

Evaluatie of de voordelen van covergisting opwegen tegen de nadelen (EZ en IenM)

21

2014

2015

https://zoek.officielebekendmakingen.nl/kst-33037–152.html

 

Evaluatie Activiteitenbesluit milieubeheer mbt landbouwactiviteiten

21

2015

2016

 

Ex-ante onderzoek naar doeltreffendheid en doelmatigheid van beleid

         

Ander ex-ante onderzoek naar doeltreffendheid en doelmatigheid

         
 

Ex-ante-evaluatie ontwikkelingsrichtingen mestbeleid op realisatie milieudoelen voor de veehouderij

21

2013

2013

https://zoek.officielebekendmakingen.nl/blg-281083.html

 

Evaluatie Green Deals

21

2013

2013

https://zoek.officielebekendmakingen.nl/blg-264765.html

 

Ex-ante evaluatie Circulaire economie (inclusief consumentenbeleid en Van Afval naar Grondstof (VANG))

21

2013

2013

https://zoek.officielebekendmakingen.nl/blg-234688.html

 

Evaluatie LAP 1 en 2

21

2014

2014

https://zoek.officielebekendmakingen.nl/blg-342379

Overig onderzoek

         
 

Voortgangsrapportage uitvoering Landelijk Afval Plan

21

2014

https://zoek.officielebekendmakingen.nl/kst-30872–161.html

 

National ecosystem assessment

PBL Quick Scan Hoofdlijnennotitie

21

2013

 

https://zoek.officielebekendmakingen.nl/blg-252785.html

 

PBL ea:monitor duurzaam Nederland

21

 

2014

http://www.pbl.nl/publicaties/2011/monitor-duurzaam-nederland-2011

           
 

Omgevingsveiligheid en milieurisico’s

22

     

Ex-post onderzoek naar doeltreffendheid en doelmatigheid van beleid

         

Beleidsdoorlichtingen

         
 

Externe veiligheid en risico’s

22

2017

2018

 

Ander ex-post onderzoek naar doeltreffendheid en doelmatigheid

         
 

Evaluatie GGO-beleid 2000–2013

22

2014

2015

 
 

Evaluatie TNS regeling

22

2014

2015

https://zoek.officielebekendmakingen.nl/kst-28663–62.html

 

Voortgangsrapportage op grond van biocideverordening

22

2014

2015

 

Ex-ante onderzoek naar doeltreffendheid en doelmatigheid van beleid

         
 

       

Overig onderzoek

         
 

Derde vijfjaarlijkse evaluatie resultaten beleid prioritaire stoffen

22

2016

2016

 
 

Tweede tussentijdse evaluatiedoelstelling vernieuwing stoffenbeleid (REACH/SOMS)

Gevolgen voor MKB Reach

22

2013

2015

https://zoek.officielebekendmakingen.nl/blg-210976

https://zoek.officielebekendmakingen.nl/kst-21501-08-548.html

 

Tussentijdse evaluatie omgaan met risico’s van nanotechnologie

22

2015

2015

 
 

Vierjaarlijkse wettelijke evaluatie Commissie Genetische Modificatie

22

2015

2015

 
 

Evaluatie VTH, inclusief BRZO-OD structuur

22

2014

2015

 
           
 

Meteorologie, seismologie en aardobservatie

23

     

Ex-post onderzoek naar doeltreffendheid en doelmatigheid van beleid

         

Beleidsdoorlichtingen

         
 

Meteorologie, seismologie en aardobservatie

23

2018

2019

 

Ander ex-post onderzoek naar doeltreffendheid en doelmatigheid

         
 

Evaluatie Agentschap KNMI

 

2014

2015

 

Ex-ante onderzoek naar doeltreffendheid en doelmatigheid van beleid

         
 

– 

       

Overig onderzoek

         
 

Verkenning toekomst KNMI en heroverweging wet KNMI

23

 

2013

https://zoek.officielebekendmakingen.nl/kst-32379–8.html

 

Evaluatie wet taken metereologie en seismologie

23

2018

 

https://zoek.officielebekendmakingen.nl/kst-33802–3.html

 

Belang Eurometsat satellieten voor KNMI

23

2012

 

http://www.knmi.nl/cms/content/95298/nieuwe_serie_meteosat-weersatellieten

           
 

Handhaving en Toezicht

24

     

Ex-post onderzoek naar doeltreffendheid en doelmatigheid van beleid

         

Beleidsdoorlichtingen

         
 

Handhaving en toezicht (keuzes die in het handhavings- en toezichtbeleid door de ILT kunnen worden gemaakt).

24

2018

2019

 

Ander ex-post onderzoek naar doeltreffendheid en doelmatigheid

         
 

Evaluatie agentschap ILT

24

2014

2015

 

Ex-ante onderzoek naar doeltreffendheid en doelmatigheid van beleid

         
 

Meerjarenplan 2015–2019 ILT

14

16

17

24

2013

2014

https://zoek.officielebekendmakingen.nl/blg-480938

Overig onderzoek

         
 

       

Toelichting

Bij MIRT projecten en de te nemen voorkeursbeslissingen ligt altijd een MKBA ten grondslag. Deze wordt bij de voorkeursbeslissing openbaar. Over de voortgang van de besluitvorming over MIRT projecten wordt de Tweede Kamer ieder half jaar geïnformeerd via een rapportage.

De onderzoeks- en adviesrapporten met betrekking tot de totstandkoming van de omgevingswet staan op pleio (https://omgevingswet.pleio.nl/pages/view/361708/onderzoeksrapporten en https://omgevingswet.pleio.nl/pages/view/361455/adgviesrapporten).

KIM publiceert haar werkprogramma en rapporten op http://www.kimnet.nl

PBL publiceert haar werkprogramma en onderzoeken op de site http://www.pbl.nl

ILT publiceert haar rapporten op http://ilent.nl/

Bijlage 4.6 Overzichtsconstructie Milieu

In de ministerraad van 24 augustus 2001 is besloten om vanaf de begroting 2003 een Overzichtsconstructie Milieu op te nemen als vervanging van het Milieuprogramma. Dit is een overzicht waarin informatie bijeen wordt gebracht van (onderdelen van) beleidsartikelen van verschillende begrotingen met een milieudoelstelling. In de overzichtsconstructie zijn operationele doelen uit beleidsartikelen van de verschillende departementen opgenomen, exclusief de Zelfstandige Bestuursorganen (ZBO’s) en de Baten- en Lastendiensten, die overwegend een uitvoerend karakter hebben.

Het opnemen van een overzichtsconstructie door een daartoe aangewezen Minister dient louter een informatiefunctie voor de Staten-Generaal. Op deze wijze wordt het integrale overheidsbeleid op een beleidsterrein zichtbaar gemaakt in één begroting of jaarverslag, ook al wordt het beleid door meerdere ministers ontwikkeld en/of uitgevoerd. De individuele ministeriële verantwoordelijkheid blijft daarbij gehandhaafd.

De Overzichtsconstructie Milieu is opgezet volgens de vigerende Regeling Rijksbegrotingsvoorschriften. Er wordt een overzicht gegeven van alle met milieubeleid in verband houdende artikelen en onderdelen bij IenM en andere ministeries. Begrotingsprestaties en -bedragen worden niet opgenomen; in de begroting van de andere ministeries kan de precieze invulling van de beleidsartikelen worden teruggevonden.

De Overzichtsconstructie Milieu kent primair een thematische indeling waarbij is uitgegaan van de kerntaken van het milieubeleid bij het Ministerie van IenM:

  • 1. Klimaatverandering en luchtkwaliteit

  • 2. Duurzaam produceren

  • 3. Verminderen van risico’s van stoffen, straling en GGO’s

  • 4. Versterken van het internationale milieubeleid

  • 5. Leefomgevingskwaliteit

Aangezien een artikelonderdeel kan bijdragen aan meerdere taken, komen sommige onderdelen in de overzichtsconstructie op meerdere plaatsen voor. De overzichtsconstructie bevat geen andere informatie dan in de individuele begrotingen is terug te vinden. De kwaliteit van de informatie is daarom direct afhankelijk van de informatie die is opgenomen in de afzonderlijke departementale begrotingen.

Niet alle ministeries hebben specifieke beleidsdoelstellingen op milieugebied of de milieubijdrage is niet expliciet ondergebracht in een artikelonderdeel:

  • III Algemene Zaken (AZ)

    Algemene Zaken heeft geen specifieke beleidsdoelstellingen op het milieugebied en ook geen significante milieu-uitgaven.

  • VII Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties (BZK)

    De Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties is verantwoordelijk voor het beleid en de kaders op het terrein van de bedrijfsvoering van de rijksdienst. Dit betreft onder meer duurzame faciliteiten, duurzame huisvesting en ict, duurzame mobiliteit en duurzaam inkopen. De uitgaven hiervoor maken onderdeel uit van de begrotingen van departementen zelf.

    Gemeentes en Provincies ontvangen van het Rijk verschillende bijdragen voor milieu. Deels staan die uitgaven op de betreffende departementale begrotingen (specifieke- of verzameluitkering) en deels maken zij onderdeel uit van het Gemeente- (B) en/of het Provinciefonds (C) (algemene, integratie- of decentralisatieuitkering). De Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties is Fondsbeheerder voor beide fondsen; de Staatssecretaris van Financiën is medefondsbeheerder.

  • VIII Onderwijs, Cultuur en Wetenschappen (OCW)

    In het kader van wetenschapsbeleid heeft OCW geen taken en specifieke doelen ten aanzien van milieubeleid. OCW oormerkt geen subsidies of begrotingsbedragen aan milieubeleid.

  • IX Financiën (Fin)

    Financiën heeft geen specifieke beleidsdoelstellingen op het milieugebied en ook geen significante milieu-uitgaven.

    Voor de volledigheid is voor de fiscale ontvangsten uit de diverse vergroeningsmaatregelen wel een verwijzing in de overzichtsconstructie opgenomen naar het desbetreffende belastinguitgavenoverzicht in bijlage 5 en het belastingontvangstenoverzicht in bijlage 2 van de Miljoenennota. Er mag overigens geen relatie gelegd worden tussen fiscale ontvangsten en milieu-uitgaven; milieugerelateerde fiscale ontvangsten zijn uit hun aard niet geoormerkt voor milieu-uitgaven.

  • X Defensie (Def)

    Defensie heeft in de Ontwerpbegroting voor 2016 geoormerkte uitgaven voor energiebesparende maatregelen voor de bestaande infrastructuur (artikel 6). Daarnaast heeft Defensie niet zichtbare milieu-uitgaven in investerings- en exploitatiebudgetten. Deze niet zichtbare uitgaven betreffen onder andere de (meer)kosten voor inkoop van groene stroom, meerkosten voor duurzaam bouwen en energie-efficiënte apparaten en voertuigen, het bodemsaneringsprogramma en energiebesparende maatregelen op militaire kampementen.

Taak 1: Klimaatverandering en luchtkwaliteit

Hoofdstuk

Ministerie

Artikel

Nr AO

Naam onderdeel

VII

BZK

6

6.1

Een doelmatige uitvoeringspraktijk van de Rijkshuisvesting

X

Def

6

6.02

Voorzien in Infrastructuur / Energie Prestatie Adviezen

XII

IenM

14

14.01

Netwerk

XII

IenM

15

15.01

Openbaar vervoer

XII

IenM

16

16.01

Spoor

XII

IenM

17

17.01

Luchtvaart

XII

IenM

18

18.01

Scheepvaart en havens

XII

IenM

19

19.01

Tegengaan klimaatverandering

XII

IenM

20

20.01

Gezonde lucht en tegengaan geluidshinder

XII

IenM

23

23.01

Meteorologie en seismologie

XII

IenM

24

24.01

Handhaving en toezicht (ILT)

XIII

EZ

14

 

Een doelmatige en duurzame energievoorziening

XIII

EZ

16

 

Concurrerende, duurzame, veilige agro-, visserij- en voedselketens

XVIII

WenR

2

2.01

Energie en bouwkwaliteit

 

Fin

Bijlage Milj.nota

 

Toelichting op de belastingontvangsten in bijlage 2 van de Miljoenennota

 

Fin

Bijlage Milj.nota

 

Toelichting op de belastinguitgaven in bijlage 5 van de Miljoenennota

Taak 2: Duurzaam produceren

Hoofdstuk

Ministerie

Artikel

Nr AO

Naam onderdeel

XII

IenM

11

11.02

Waterveiligheid

XII

IenM

11

11.04

Waterkwaliteit

XII

IenM

16

16.01

Spoor

XII

IenM

21

21.04

Duurzaamheidsinstrumentarium

XII

IenM

21

21.05

Duurzame Productketens

XII

IenM

21

21.06

Natuurlijk kapitaal

XII

IenM

24

24.01

Handhaving en toezicht (ILT)

XIII

EZ

16

 

Concurrerende, duurzame, veilige agro-, visserij- en voedselketens

XIII

EZ

18

 

Natuur en Regio

XVII

BHOS

2

2.02

Verbeterd waterbeheer, drinkwater en sanitatie

 

Fin

Bijlage Milj.nota

 

Toelichting op de belastinguitgaven in bijlage 5 van de Miljoenennota

Taak 3: Verminderen van risico’s van stoffen, straling en GGO’s

Hoofdstuk

Ministerie

Artikel

Nr AO

Naam onderdeel

VI

VenJ

36

36.02

Contraterrorisme en Nationale Veiligheid

XII

IenM

17

17.01

Luchtvaart

XII

IenM

18

18.01

Scheepvaart en havens

XII

IenM

22

22.01

Veiligheid chemische stoffen

XII

IenM

22

22.02

Veiligheid biotechnologie

XII

IenM

22

22.03

Veiligheid bedrijven en transport

XII

IenM

24

24.01

Handhaving en toezicht (ILT)

XIII

EZ

16

 

Concurrerende, duurzame, veilige agro-, visserij- en voedselketens

XV

SZW

1

 

Subsidies, bekostiging en opdrachten

XV

SZW

6

 

Inkomensoverdrachten

 

Fin

Bijlage Milj.nota

 

Toelichting op de belastingontvangsten in bijlage 2 van de Miljoenennota

 

Fin

Bijlage Milj.nota

 

Toelichting op de belastinguitgaven in bijlage 5 van de Miljoenennota

Taak 4: Versterken van het internationale milieubeleid

Hoofdstuk

Ministerie

Artikel

Nr AO

Naam onderdeel

V

BZ

1

1.01

Goed functionerende internationale instellingen met een breed draagvlak

V

BZ

2

2.04

Bevordering van veiligheid, stabiliteit en rechtsorde in internationaal verband

V

BZ

3

3.01

Een democratische, slagvaardige en transparante Europese Unie die haar burgers vrijheid, recht, veiligheid, welvaart en duurzame economische groei biedt

V

BZ

3

3.02

Een effectief, efficiënt en coherent optreden van de Unie ten opzichte van derde landen en regio’s, incl. ontwikkelingslanden

V

BZ

3

3.03

Een hechtere Europese waardengemeenschap

XII

IenM

16

16.01

Spoor

XII

IenM

17

17.01

Luchtvaart

XII

IenM

18

18.01

Scheepvaart en havens

XII

IenM

19

19.02

Internationaal beleid, coördinatie en samenwerking

XII

IenM

24

24.01

Handhaving en toezicht (ILT)

XIII

EZ

13

 

Een excellent ondernemingsklimaat

XIII

EZ

16

 

Concurrerende, duurzame, veilige agro-, visserij- en voedselketens

XIII

EZ

18

 

Natuur en Regio

XVI

VWS

1

10

Gezondheidsbescherming

XVI

VWS

6

10

Passend sport- en beweegaanbod

XVI

VWS

10

21 en 22

Gezondheidsraad

XVII

BHOS

2

2.01

Toename van voedselzekerheid

XVII

BHOS

1

1.03

Versterkte private sector en een verbeterd investeringsklimaat in ontwikkelingslanden

XVII

BHOS

2

2.03

Duurzaam gebruik natuurlijke hulpbronnen, tegengaan van klimaatverandering en vergrote weerbaarheid van de bevolking tegen onafwendbare klimaatverandering

XVII

BHOS

2

2.02

Verbeterd waterbeheer, drinkwater en sanitatie

XVIII

WenR

2

2.01

Energie en bouwkwaliteit

 

Fin

Bijlage Milj.nota

 

Toelichting op de belastinguitgaven in bijlage 5 van de Miljoenennota

Taak 5: Leefomgevingskwaliteit

Hoofdstuk

Ministerie

Artikel

Nr AO

Naam onderdeel

VII

BZK

9

9.01

Stim.architectonische kwaliteit

XII

IenM

11

11.04

Waterkwaliteit

XII

IenM

13

13.01 en 13.04

Ruimtelijk Instrumentarium en Ruimtegebruik bodem

XII

IenM

16

16.01

Spoor

XII

IenM

18

18.01

Scheepvaart en havens

XII

IenM

20

20.01

Gezonde lucht en tegengaan geluidshinder

XIII

EZ

18

 

Natuur en Regio

XVII

BHOS

2

2.02

Verbeterd waterbeheer, drinkwater en sanitatie

XVIII

WenR

2

2.03

Kwaliteit woon- en leefomgeving

 

Fin

Bijlage Milj.nota

 

Toelichting op de belastinguitgaven in bijlage 5 van de Miljoenennota

Bijlage 4.7 Afkortingenlijst

A.

 

AAARO

Actieagenda Architectuur en Ruimtelijke Ontwerp

AAS

Amsterdam Airport Schiphol

ABS

Absolute waarde

ACM

Autoriteit Consument & Markt

AMvB

Algemene Maatregel van Bestuur

ANVS

Autoriteit Nucleaire Veiligheid en Stralingsbescherming

ANWB

Algemene Nederlandse Wielrijders Bond

AO

Algemeen Overleg

APK

Algemene Periodieke Keuring

AR

Algemene Rekenkamer

ATB-V

Arbeidstijdenbesluit Vervoer

AWACS

Airbone Warning And Control Station

AWB

Algemene Wet Bestuursrecht

AZ

Ministerie van Algemene Zaken

   

B.

 

BAG

Basisregistratie Adressen en Gebouwen

BAW

Bestuursakkoord Water

BBP

Bruto Binnenlands Product

BDU

Brede Doeluitkering

BES

Bonaire, st. Eustatius en Saba

Bevb

Besluit externe veiligheid buisleidingen

Bevi

Besluit externe veiligheidinrichtingen

Bevt

Besluit externe veiligheid transportroutes

BGT

Basisregistratie Grootschalige Topografie

BIRK

Budget Investeringen Ruimtelijke Kwaliteit

BNP

Bruto Nationaal Product

BOA

Beleidsondersteuning en Advies

BRG

Bestaand Rotterdams Gebied

BRK

Basisregistratie Kadaster

BRT

Basisregistratie Topografie

BRZO

Besluit Risico’s Zware Ongevallen

BSV

Bureau Sanering Verkeerslawaai

BuZa

Ministerie van Buitenlandse Zaken

BZK

Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties

   

C.

 

CACC

Climate and Clean Air Coalition

CBR

Centraal Bureau Rijvaardigheidsbewijzen

CBS

Centraal Bureau voor de Statistiek

CCR

Centrale Commissie voor de Rijnvaart

CDM

Clean Development Mechanism

Chw

Crisis- en herstelwet

CLH

Classification and Labelling Harmonisation

CLRTAP

Convention on Long-Range Transboundary Air Pollution

CLSK

Commando Luchtstrijdkrachten

CO2

Koolstofdioxide

COGEM

Commissie Genetische Modificatie

CPB

Centraal Planbureau

CROS

Commissie Regionaal Overleg luchthaven Schiphol

CTBTO

Comprehensive Nuclear-Test-Ban Treaty Organisation

Ctgb

College voor de toelating van gewasbeschermingsmiddelen en biociden

   

D.

 

dB(A)

Decibel (audio)

DBFM

Design-Build-Finance-Maintenance

DCC

Departementaal Coördinatiecentrum Crisisbeheersing

DEF

Ministerie van Defensie

DF

Deltafonds

DGB

Directoraat-Generaal Bereikbaarheid

   

E.

 

EASA

European Aviation Safety Agency

EB

Eenvoudig Beter

EC

Europese Commissie

ECAC

European Civil Aviation Conference

ECHA

European Chemicals Agency

ECMFW

European Centre for Medium-Range Weather Forecasts

ECN

Energieonderzoek Centrum Nederland

EEA

European Environment Agency

EICB

Expertise- en InnovatieCentrum Binnenvaart

EMSA

Europese Maritieme Veiligheidsagentschap

EMV

Meerjarige onderzoeksprogramma elektromagnetische velden

ERA-NET

European Research Area Network

ERRU

European Register of Road Transport Undertakings

ERTMS

European Rail Traffic Management System

ESA

European Space Agency

ESD

Effort Sharing Decision

ESO

Ernstige Scheepsongevallen

EU

Europese Unie

EU ETS

Europese CO2 emissiehandelssysteem / EU Emissions Trading System

EVOA

Europese Verordening Overbrenging Afvalstoffen

EZ

Ministerie van Economische Zaken

   

F.

 

FABEC

Functional Airspace Block Europe Central

Fin

Ministerie van Financiën

FLO

Functioneel Leeftijdontslag

FP

Functioneel Parket

FWSI

Fatalities and Weighted Serious Injuries

   

G.

 

GBKN

Grootschalige Basiskaart Nederland

GGO

Genetisch Gemodificeerd Organisme

GDI

Generieke Digitale Infrastructuur

GIS

Geluidsisolatie Schiphol

GT

Bruto Tonnage

GVKA

Geïntegreerde Verplichtingen-Kasadministratie

GWP

Global Water Partnership

   

H.

 

HGIS

Homogene Groep Internationale Samenwerking

HSL

Hogesnelheidslijn

HVWN

Hoofdvaarwegennet

HWBP

Hoogwaterbeschermingsprogramma

HWN

Hoofdwegennet

   

I.

 

IBO

Interdepartementaal Beleidsonderzoek

ICAO

International Civil Aviation Organization

ICT

Informatie en Communicatie Technologie

IDDRI

Institute for Sustainable Development and International Relations

IenM

Ministerie van Infrastructuur en Milieu

IF

Infrastructuurfonds

IGRAC

International Groundwater Resources Assessment Centre

ILT

Inspectie Leefomgeving en Transport

IMO

International Maritime Organisation

Inspire

Europese Richtlijn voor harmonisatie van geo-informatie

Interreg

Programma voor transnationale samenwerking op het gebied van de ruimtelijke ordening

IOD

Inlichtingen- en Opsporingsdienst

IOV

Impuls Omgevingsveiligheid

IPCC

Intergovernmental Panel on Climate Change

IPM

Integraal Project Management

IPO

Interprovinciaal Overleg

ITS

Intelligente Transportsystemen

IWA

Internationale Wateraanpak

   

K.

 

KDC

Knowledge & Development Center

KIM

Kennisinstituut voor Mobiliteitsbeleid

KLM

Koninklijke Luchtvaart Maatschappij N.V.

KNMI

Koninklijk Nederlands Meteorologisch Instituut

KNRM

Koninklijke Nederlandse Redding Maatschappij

KpVV

Kennisplatform Verkeer en Vervoer

KRM

Kaderrichtlijn Mariene Strategie

KRW

(Europese) Kaderrichtlijn Water

Kton

Kiloton (miljoen kilo)

   

L.

 

LAP

Landelijk Afvalbeheerplan

LAVS

Landelijk Asbest Volg Systeem

Lden

Day-evening-night level

LIB

Luchthavenindelingbesluit

Lnight

Night Level

LPG

Liquified Petrol Gas

LSNed

Leidingenstraat Nederland

LTSA

Lange Termijn Spooragenda

LVB

Luchthavenverkeerbesluit Schiphol

LVNL

Luchtverkeersleiding Nederland

   

M.

 

MARPOL

Maritieme Pollutie

MDN

Monitor Duurzaam Nederland

MER

Milieueffectrapportage

MESMA

Monitoring en Evaluation of Spatially Managed Areas

MIA

Milieu investeringsaftrek

MIRT

Meerjarenprogramma Infrastructuur, Ruimte en Transport

MJPG

Meerjarenprogramma Geluidsanering

MKB

Midden- en Kleinbedrijf

MKBA

Maatschappelijke Kosten-Batenanalyse

MMP

Modernisering Milieubeleid

MOU

Memorandum of Understanding

MSW

Maritiem Single Window

Mton

Megaton (1 miljard kilo)

MW

Megawatt

MWA

Moving Weighted Average (voortschrijdend gewogen gemiddelde)

   

N.

 

NAS

Nationale Adoptie Strategie

NCAP

New Car Assessment Programme

NDOV

Nationale Data Openbaar Vervoer

Nea

Nederlandse Emissieautoriteit

NEC

National Emission Ceiling

NGO

Non-gouvernementele organisatie

NGR

Nationaal Geo Register

NH3

Ammoniak

NIWO

Stichting Nationale en Internationale Wegvervoerorganisatie

NKWK

Nationaal Kennis- en Innovatieprogramma Water en Klimaat

NLC

Nederlandse Loodsencorporatie

NLR

Nationaal Lucht- en Ruimtevaart Laboratorium

NMCA

Nationale Markt- en Capaciteitsanalyse

NMVOS

Vluchtige organische stoffen, exclusief methaan

NO2

Stikstofdioxide

NONS

Notification of New Substances

NOVB

Nationaal Openbaar Vervoer Beraad

NOx

Stikstofoxiden

NRV

National Reference Value

NS

Nederlandse Spoorwegen

NSL

Nationaal Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit

NSP

Nieuwe Sleutel Projecten

NWO

Nederlandse Organisatie voor Wetenschappelijk Onderzoek

NWP

Nationaal Waterplan

   

O.

 

OCW

Onderwijs, Cultuur en Wetenschap

OD

Omgevingsdiensten

OECD

Organisation for Economic Co-operation and Development

OESO

Organisatie voor Economische Samenwerking en Ontwikkeling

OLO

Omgevingsloket Online

ORS

Omgevingsraad Schiphol

OSPAR

Oslo-Parijs

OTIF

Organisation pour les Transports Internationaux Ferroviaires

OV

Openbaar vervoer

OvV

Onderzoeksraad van de Veiligheid

Ow

Omgevingswet

   

P.

 

PBL

Planbureau voor de Leefomgeving

PBT

Persistent Bioaccumulative and Toxic

PDOK

Publieke Dienstverlening op de Kaart

PGS

Publicatiereeks Gevaarlijke Stoffen

PHS

Programma Hoogfrequent Spoorvervoer

PM10

Fijnstof met een aerodynamische diameter kleiner dan 10 micrometer

PROVIA

Global Programme on Climate Change, Vulnerability, Impacts and Adaption

PRTR

Kiev Protocol on Pollutant Release and Transfer Registers

ProMT

Programma Milieu en Technologie

PSR

Projectstimuleringsregeling

   

R.

 

RAC

Committee for Risk Assessment

RACE

Realisatie Acceleratie Circulaire Economie

RCW

Regiecollege Waddengebied

RDW

Rijksdienst voor het Wegverkeer

REACH

Registratie, Evaluatie en Autorisatie Chemische Stoffen

Revb

Regeling externe veiligheid buisleidingen

RGV

Rijksstructuurvisie Grevelingen-Volkerak-Zoommeer

RHB

Rijkshoofdboekhouding

RIONED

Stichting Riolering Nederland

RIVM

Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu

RMO

Risk Management Options

RMRG

Regeling Maatregelen Rijvaardigheid en Geschiktheid

RPAS

Remotely Piloted Aircraft Systems

RRAAM

Rijk – regioprogramma Amsterdam-Almere-Markermeer

RSP

Regiospecifiek Pakket

RUD

Regionale Uitvoeringsdiensten

RVO

Rijksdienst voor ondernemend Nederland

RvS

Raad van State

RWS

Rijkswaterstaat

RWT

Rechtspersoon met een wettelijke taak

   

S.

 

SACN

Stichting Airport Coordination Netherlands

SAGEO

Stichting Arbeidsmarkt Geo

SBNS

Stichtingen Bodemsanering Nederlandse Spoorwegen

SCP

Sociaal en Cultureel Planbureau

SECA

Sulphur Emmission Control Area

SER

Sociaal Economische Raad

SEV-III

Derde Structuurschema Elektriciteitsvoorziening

SKB

Stichting Kennisontwikkeling en Kennisoverdracht Bodem

SMASH

Structuurvisie Mainport Schiphol Haarlemmermeer

SO2

Zwaveldioxide

SSO

Shared Services Organisatie

SSP

State Safety Programme 2015–2019

StAB

Stichting Advisering Bestuursrechtspraak

STS

Stoptonend Sein

SURF

Smart Urban Regions in the Future

SVHC

Substance of Very High Concern

SVIR

Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte

SVOV

Sociale Veiligheid Openbaar Vervoer

SWOV

Stichting Wetenschappelijk Onderzoek Verkeersveiligheid

SWUNG

Samen Weken aan de Uitvoering van Nieuw Geluidsbeleid

SZW

Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid

   

T.

 

TCB

Technische Commissie Bodembescherming

TK

Tweede Kamer

TLS

Trans Link System

TNO

Nederlandse Organisatie voor Toegepast Natuurwetenschappelijk Onderwijs

TRG

Totaal Risicogewicht Grenswaarde

TVG

Totaal Volume Geluid

   

U.

 

UNISDR

United Nations International Strategy for Disaster Reduction

UNEP

United Nations Environment Programme

UNESCO

United Nations Educational, Scientific and Cultural Organization

UNFCCC

United Nations Framework Convention on Climate Change

UvW

Unie van Waterschappen

   

V.

 

VAMEX

Stichting Vaarbewijzen- en Marifoon Examens

VAMIL

Vrijwillige afschrijving milieuinvesteringen

VANG

Van Afval Naar Grondstof

VenW

Verkeer en Waterstaat

VN

Verenigde Naties

VNECE

Economische Commissie voor Europa van de Verenigde Naties (United Nations Economic Commission for Europe, UNECE)

VNG

Vereniging Nederlandse Gemeenten

VOS

Vluchtige Organische Stoffen

VROM

Ministerie van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer

VTH

Vergunningverlening, Toezicht en Handhaving

VVN

Veilig Verkeer Nederland

VWS

Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport

   

W.

 

Wabo

Wet algemene bepalingen omgevingsrecht

Wbb

Wet bodembescherming

WenR

Ministerie voor Wonen en Rijksdienst

WGR

Wet Gemeenschappelijke Regelingen

WMO

Wereld Meteorologische Organisatie

   

Y.

 

YEP

Young Expert Programme

   

Z.

 

ZBO

Zelfstandig Bestuursorgaan

ZESO’s

Zeer Ernstige Scheepvaartongevallen


X Noot
5

The Global Competitiveness Report 2014–2015

X Noot
7

COM (2015) 337

X Noot
10

28 663, nr.60

X Noot
11

PBL, Balans van de Leefomgeving 2014, deel 4: Landbouw en voedsel

X Noot
14

Alle resultaten zoals opgenomen in de OV-Klantenbarometer 2013 zijn te vinden op www.kpvv.nl/klb.

X Noot
16

Er zijn drie indicatoren op het gebied van punctualiteit vervallen: aankomstpunctualiteit 3 minuten, aankomstpunctualiteit 5 minuten en klantoordeel over op tijd rijden. Hierover rapporteert NS op de website van NS (zie http://www.ns.nl/over-ns/wat-doen-wij).

X Noot
18

United Nations Framework Convention on Climate Change.

X Noot
19

SWUNG: Samen Werken aan de Uitvoering van Nieuw Geluidbeleid

X Noot
20

Milieu-investeringsaftrek.

X Noot
21

Willekeurige afschrijving milieu-investeringen; voorheen: «vervroegde».

X Noot
22

BRZO: Besluit Risico's Zware Ongevallen.

X Noot
23

European Organisation for the Exploitation of Meteorological Satellites; www.eumetsat.int.

X Noot
24

European Centre for Medium-Range Weather Forecasts; www.ecmwf.int.

X Noot
25

World Metereological Organization; www.wmo.ch.

X Noot
26

Bedrijven die vallen onder het Besluit Risico Zware Ongevallen.

X Noot
27

Reach staat voor: Registratie, Evaluatie, Autorisatie en restrictie van Chemische stoffen.

X Noot
28

www.pbl.nl

X Noot
30

www.kimnet.nl

X Noot
31

www.nwo.nl

X Noot
32

www.stab.nl

Naar boven