33 043 Groene economische groei in Nederland (Green Deal)

Nr. 41 BRIEF VAN DE STAATSSECRETARIS VAN INFRASTRUCTUUR EN MILIEU

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 15 april 2015

We willen nu en in de toekomst welvarend en gezond leven, daarom gaan we op een verantwoorde manier om met grondstoffen en met het natuurlijke kapitaal dat ons grondstoffen, voedsel, schone lucht, water en energie levert. Het Rijk werkt daarvoor in het programma Van Afval Naar Grondstof aan het versnellen van de transitie naar een circulaire economie. Het programma is één van de acht domeinen van het groenegroeibeleid van het kabinet (Kamerstuk 33 043, nr. 14). Verder zijn er duidelijke raakvlakken met Biobased Economy, waarbij het optimaal gebruik van hernieuwbare grondstoffen («cascadering van biomassa») met duurzaamheid als randvoorwaarde centraal staat. Op 28 januari 2014 bent u in de brief Invulling Programma Van Afval Naar Grondstof (Kamerstuk 33 043, nr. 28) geïnformeerd over de opzet van het programma. Mede namens de Minister van Economische Zaken ontvangt u hierbij de voortgangsrapportage over het eerste jaar van het programma.

In deze rapportage wordt nader ingegaan op de doelen van het programma en worden de belangrijke (tussen)resultaten en de uitdagingen voor komend jaar benoemd. In bijlage 1 vindt u een gedetailleerd overzicht van de stand van zaken van de acties uit het programma1. Uw Kamer heeft het kabinet verzocht geïnformeerd te worden over het beleid omtrent een circulaire economie (motie Cegerek c.s., kst. 34 000-XII, nr. 30). Het programma Van Afval Naar Grondstof is de uitwerking van het beleid van het kabinet richting een meer circulaire economie. Met dit programma en deze voortgangsrapportage komt het kabinet tegemoet aan dit verzoek.

Het is belangrijk dat het programma Van Afval Naar Grondstof zich blijft ontwikkelen. Daarom is het Planbureau voor de Leefomgeving (PBL) gevraagd ex ante een evaluatie uit te voeren. Deze heeft het PBL op 30 september 2014 gepubliceerd. In bijlage 2 van deze brief wordt ingegaan op de aanbevelingen van het PBL over de opzet van het programma2. Daarmee kom ik tegemoet aan de motie Van Tongeren/Van Veldhoven (Kamerstuk 30 872, nr. 181). In bijlage 2 wordt ingegaan op de «10 richtingwijzers naar een circulaire economie» van het lid Dik-Faber en wordt een overzicht gegeven van de moties en toezeggingen die met deze rapportage zijn afgerond.

De circulaire economie

Een circulaire economie is een economisch systeem dat de herbruikbaarheid van producten en materialen en het behoud van natuurlijke hulpbronnen als uitgangspunten neemt en waardecreatie in iedere schakel van het systeem nastreeft. In een circulaire economie zijn kringlopen gesloten en ketens optimaal ingericht. Afval en emissies bestaan niet meer, afwenteling op mens en milieu wordt voorkomen en van het opraken van grondstoffen of het uitputten van de aarde is geen sprake meer.

Het kabinet heeft met het programma Van Afval Naar Grondstof drie doelen: het vitaal houden van ons natuurlijk kapitaal, het verbeteren van de voorzieningszekerheid en het versterken van het verdienvermogen van de Nederlandse economie. De kracht van het concept circulaire economie is dat deze doelen niet los van elkaar gezien of bereikt kunnen worden. Een ambitie voor een meer circulaire economie alleen gericht op het milieu of op de economie komt niet van de grond. Circulaire economie is een integrale benadering, die dus ook een kabinetsbrede inzet vraagt. De aanpak van het programma verbindt economische groei, werkgelegenheid en concurrentiepositie aan het vitaal houden van ons natuurlijk kapitaal. Het programma Van Afval Naar Grondstof is daarbij gericht op alle stappen in de keten: duurzaam winnen van grondstoffen, het circulair maken van diensten en van ontwerp, productie en consumptie van goederen en – omdat er nog heel lang afval ontstaat – tot slot ook de afvalfase.

Nederland Circulair!

Nederland heeft een goede uitgangspositie om hotspot en proeftuin van de circulaire economie te zijn. We hebben een ondernemersgeest gericht op het vroegtijdig implementeren van innovaties. Als poort van Europa is Nederland met haar grote havens en goede infrastructuur een belangrijke schakel in internationale materiaalstromen, wat ons de kans geeft om een hubfunctie te vervullen, ook voor gerecyclede en biobased materialen. Dutch Design is internationaal toonaangevend, we hebben een goede kennisinfrastructuur en een volwassen afval- en recyclingsector. Tot slot heeft Nederland een bestuurs- en samenwerkingscultuur waarin overleg en het zoeken naar gezamenlijke oplossingen centraal staat. Dit stelt ons in staat om verder te kijken dan ons eigen domein en samen te werken in de keten. De transitie naar een circulaire economie is in Nederland dan ook in volle gang en wordt vormgegeven door de inzet van bedrijven uit alle productiesectoren van de economie, initiatieven van burgers en consumenten, maatschappelijke organisaties, financiële en juridische dienstverleners en de wetenschap.

Coalities

Met het programma Van Afval Naar Grondstof versnelt het kabinet de transitie door deze partijen actief te steunen, initiatieven te verbinden en zo de maatschappelijke dynamiek en energie optimaal te benutten. Dit vraagt om een overheid die snel leert, zich aanpast aan de omstandigheden, als partner coalities aangaat en initiatief durft te nemen. Dit doet het kabinet door het creëren van de juiste prikkels en het scheppen van mogelijkheden tot het nemen van eigen verantwoordelijkheid. Dat vraagt om interventies op systeemniveau, bijvoorbeeld in (internationale) regelgeving, fiscaliteit en financierings- en bedrijfsmodellen. Ook vraagt deze dynamiek om een overheid die niet eenzijdig doelen stelt, maar maatschappelijke partijen en bedrijven helpt hun ambities te halen. Daarbij is het belangrijk om ook met concrete voorbeelden elkaar te inspireren. Van Afval Naar Grondstof omvat dus zowel het creëren van de juiste voorwaarden als het stimuleren van inspirerende voorbeelden. Waar nodig hanteert de overheid het instrument van regelgeving en handhaving binnen deze aanpak.

Nationaal heeft het Rijk het initiatief genomen om in de RACE-coalitie (Realisatie Acceleratie Circulaire Economie) met koplopers samen te werken, met als doel de transitie naar een circulaire economie systeembreed te versnellen. De maatschappelijke spelers binnen RACE zijn: The Circle Economy, Click NL, De Groene Zaak, Het Groene Brein, en MVO Nederland. RACE wordt ondersteund door Rijksdienst Voor Ondernemend Nederland (RVO) in opdracht van de ministeries van Infrastructuur en Milieu en Economische Zaken. De thema’s die worden aangepakt, komen voort uit verschillende onderdelen van het programma Van Afval Naar Grondstof en zijn onder meer gericht op circulair ontwerpen, hoogwaardig hergebruik en het aanjagen van nieuwe initiatieven voor het sluiten van ketens.

Dynamische wet- en regelgeving

Een onderdeel van het groenegroeibeleid is het laten aansluiten van wet- en regelgeving op de kansen die er zijn, waarbij de beleidsdoelstellingen veiligheid, leefbaarheid en gezondheid worden gerespecteerd. Innovatieve investeringen van ondernemers zijn belangrijk om de beleidsdoelstellingen te realiseren. Ondernemers kunnen daarbij aanlopen tegen belemmeringen in wet- en regelgeving. Het Kabinet heeft daarom het programma Ruimte in Regels voor Groene Groei gestart. Het programma verzamelt belemmeringen die ondernemers ervaren bij innovatie die past bij de transitie naar een circulaire economie en initieert trajecten om oplossingen te realiseren. Verdere innovatiekansen worden opgepakt per keten, onder andere binnen de coalities RACE en Meer en Betere Recycling.

Internationale samenwerking

Om de transitie naar een circulaire economie te versnellen is een internationale aanpak onmisbaar. Dit doet het kabinet door proactieve inbreng richting de Europese Commissie en de aangekondigde nieuwe mededeling circulaire economie. Nederland wil het aanstaande voorzitterschap gebruiken om de Nederlandse visie op en ervaringen met thema’s als behoud van vitaal natuurlijk kapitaal, ketenaanpak, duurzame handel en verbreding van het productenbeleid uit te dragen. Het doel hiervan is om een gezamenlijke aanzet voor Europees beleid te realiseren.

Daarnaast zet Nederland in op het ook internationaal verbinden van NGO’s en bedrijven voor het verduurzamen van ketens, bijvoorbeeld door het internationaal opschalen van onze Green Dealaanpak. Tot slot neemt Nederland samen met Groot-Brittannië, Duitsland, Frankrijk en België het initiatief tot een grondstoffenrotonde voor het Noordzeegebied (North Sea Resources Roundabout). Hierbij wordt gezocht naar afstemming in de interpretatie van en toezicht op regelgeving. Een grotere zekerheid rondom de status van een grondstof en het transport er van, leidt niet alleen tot meer handel, maar ook tot meer bedrijfszekerheid waardoor er meer innovatieve investeringen in de circulaire economie loskomen.

Operationele doelen en mijlpalen

Met de kennis opgedaan in het eerste jaar van het programma is opnieuw gekeken naar de opzet van het programma. De operationele doelen zijn aangevuld en logisch geordend. De in de brief van 28 januari 2014 benoemde ambities zijn hier onderdeel van. Concretisering en het verder «SMART» maken van de doelstellingen in acties gebeurt in samenwerking met maatschappelijke partijen.

De operationele doelstellingen van het programma zijn:

  • 1. Natuurlijk kapitaal in beeld brengen, duurzaam beheren en benutten;

  • 2. Ontwerp en ontwikkeling van producten richten op circulariteit;

  • 3. Kennis van de circulaire economie vergroten, toepasbaar maken en verspreiden;

  • 4. Grondstofonafhankelijk ondernemen bevorderen;

  • 5. Circulair maken van ketens;

  • 6. Ontwikkelen van financiële en andere marktprikkels;

  • 7. Circulair maken van consumptiepatronen en inkoop;

  • 8. Afvalbeleid richten op de circulaire economie en verbetering van afvalinzameling en -recycling;

  • 9. Indicatoren en statistieken ontwikkelen die de transitie naar circulaire economie inzichtelijk maken.

In bijlage 1 van deze brief vindt u een overzicht van alle acties, inclusief de voortgang per actie. Bij een aantal acties zijn ook rapporten gevoegd, deze zijn ook als bijlage opgenomen bij deze brief3. In bijlage 2 wordt een overzicht gegeven van de moties en toezeggingen met betrekking tot het programma Van Afval Naar Grondstof.

Hieronder vindt u de voortgang per operationele doelstelling en de belangrijkste resultaten van het eerste jaar Van Afval Naar Grondstof.

1. Natuurlijk kapitaal in beeld brengen, duurzaam beheren en benutten

Natuurlijk kapitaal verschaft ons grondstoffen en daarnaast verbetert het ook de kwaliteit van de leefomgeving en draagt bij aan onze gezondheid. Een bekend voorbeeld hiervan is groen in de stad. Dat zorgt voor verminderd gebruik van materialen, minder hittestress, minder fijnstof en een gezondere bevolking. Voor een zekere voorziening van deze diensten moet dit kapitaal vitaal blijven en zich op natuurlijke wijze kunnen herstellen.

Hiervoor moeten we weten hoe omvangrijk dit kapitaal is en hoe omvang en kwaliteit zich in de loop van de tijd ontwikkelen. Het kabinet brengt het natuurlijk kapitaal in beeld en werkt aan instrumenten voor bedrijven, overheden en anderen om zelf verantwoordelijkheid te nemen voor de eigen impact op het natuurlijk kapitaal. In 2014 is gestart met de ontwikkeling van de Digitale Atlas Natuurlijk Kapitaal. Deze wordt in het voorjaar van 2015 gelanceerd en de komende jaren samen met gebruikers verder ontwikkeld. De atlas levert overheden, bedrijven, en particuliere initiatieven informatie om het natuurlijk kapitaal beter te benutten. Hierdoor kunnen bestemmingsplannen gericht worden op het lokaal sluiten van natuurlijke kringlopen. Ook is van belang dat zichtbaar wordt wat de economische waarde van het natuurlijk kapitaal is. Hiervoor worden de natuurlijk kapitaal rekeningen in 2015 als onderdeel van de nationale rekeningen door het CBS verder uitgewerkt.

2. Ontwerp en ontwikkeling van producten richten op circulariteit

Door bij het ontwerpen van producten en processen al rekening te houden met circulariteit wordt het gebruik van duurzame en gerecyclede grondstoffen vergroot en het verlies van materialen aan de achterkant vermeden. Het programma CIRCO Creating business through Circular Design is in 2014 als onderdeel van RACE van start gegaan. In dit programma worden de praktische toepassing en wetenschappelijke ontwikkeling van productontwerp voor een circulaire economie op een hoger peil gebracht.

Daarnaast heeft Nederland in 2014 een verkenning uitgevoerd naar de wijze waarop de Europese productregelgeving in de EU Richtlijn Ecodesign verbreed kan worden. Tevens is een consortium van Universiteit Leiden, TU Delft en Erasmus Universiteit Rotterdam gevraagd de opties uit te werken die bijdragen aan een verbeterd Europees productenbeleid. Beide worden ingebracht in Brussel voor het formuleren van de nieuwe mededeling circulaire economie van de commissie.

3. Kennis van de circulaire economie vergroten, toepasbaar maken en verspreiden

Voor de nieuwe ronde Kennis- en Innovatieagenda's wordt nog meer dan voorheen aandacht gevraagd voor de wijze waarop binnen de topsectoren wordt gewerkt aan maatschappelijke uitdagingen, zoals de circulaire economie. Het concreet maken van het benodigde onderzoek gericht op het bedrijfseconomisch interessant maken van circulaire economie binnen de topsectoren is de volgende stap.

Voorts is het belangrijk dat ook in het onderwijs aandacht wordt besteed aan circulaire economie en ontwikkelde kennis toegepast wordt onder andere in het MKB. Door sectoren en kennis- en onderwijsinstellingen zijn kennisagenda’s en onderzoeksvragen op het terrein van kunststof, metalen en gft-verwerking geformuleerd. In 2014 heeft het kabinet besloten een subsidieregeling in te stellen. Vanaf medio 2015 wordt een twee jaar durend programma PRO VANG (Praktijkgericht Onderzoek Van Afval Naar Grondstof) gestart. Hogescholen kunnen in samenwerking met bedrijven studenten laten werken aan specifieke technische oplossingen die passen in de circulaire economie. Er worden 110 projecten gefinancierd. Resultaten worden gebruikt bij de ontwikkeling van opleidingsagenda’s, zodat de opgebouwde kennis wordt verspreid via het HBO-onderwijs en bij bedrijven.

Binnen het RACE thema Jongeren en Onderwijs wordt in 2015 circulaire economie in de curriculae van accountancy en finance opleidingen geïntegreerd. Tot slot heeft RACE-partner het Groene Brein een kenniskaart Circulaire Economie opgesteld.4 Het kabinet bekijkt samen met wetenschappelijke partners of het mogelijk is te komen tot een kennisagenda circulaire economie.

4. Grondstofonafhankelijk ondernemen bevorderen

In 2014 is onderzoek gedaan naar de 22 belangrijkste kritische materialen voor het Nederlandse bedrijfsleven. Op 16 juni 2014 is dit onderzoek

Materialen in de Nederlandse economie – een beoordeling van de kwetsbaarheid aan uw Kamer verzonden. In 2015 wordt het vervolgonderzoek voor 64 metalen en mineralen uitgevoerd. Daarin wordt bekeken waar in de economie deze gebruikt worden, in welke mate Nederland van import afhankelijk is, welke voorzieningszekerheidrisico’s (ecologische, economische en sociaal) er zijn, met welke handelingsperspectieven deze risico’s verkleind kunnen worden en wat het verbeterpotentieel is voor meer dan 100 sectoren.

Daarnaast is in 2014 gestart met het inrichten van een online platform en een kennisplein gericht op circulaire economie en grondstoffen. Dit wordt in 2015 gelanceerd. Doel is alle beschikbare kennis over grondstoffen en circulaire economie samen te brengen. RVO houdt het kennisplein actueel en samen met de RACE-coalitie wordt gebouwd aan een actief netwerk van gebruikers en experts. Tevens bevat het platform een portfolio van circulaire voorbeelden, een gereedschapskist voor circulair ontwerpen en wordt verbinding gelegd met internationale kennisbronnen.

De resultaten van bovengenoemde onderzoeken naar kritische materialen worden gebruikt voor het bouwen van een zelfscan, waarmee bedrijven een analyse kunnen maken van hun eigen kwetsbaarheden en risico’s op het gebied van grondstoffen. Bedrijven kunnen naast de zelfscan ook specifieke vragen indienen over gebruik van kwetsbare materialen en mogelijke handelingsperspectieven. Het kennisplein komt breed beschikbaar via de netwerken van Kamers van Koophandel, VNO-NCW en branches.

5. Circulair maken van ketens

Het programma Van Afval Naar Grondstof richt zich op het beter sluiten van ketens. De aanpak van de volgende ketens is in 2013 en 2014 in gang gezet: beton, voedsel, verpakkingen, fosfaat, hout, textiel, kunststof en biotische ketens. Per keten wordt samengewerkt met maatschappelijke partijen en bedrijven, vaak in de vorm van ketenakkoorden of Green Deals. Belangrijke voorbeelden hiervan zijn het Kunststofketenakkoord, de Raamovereenkomst Verpakkingen en de Green Deal Duurzaam Bosbeheer. In samenwerking met de RACE-coalitie is een analyse gemaakt van de belangrijkste ketens met de grootste potentie voor Nederland. De RACE-coalitie gaat zich inzetten op het verduurzamen van drie nieuwe ketens. De keuze vindt in april 2015 plaats.

Recent voorbeeld van succes met de ketenaanpak is het thermisch behandelen van teerhoudend asfaltgranulaat (TAG), waarbij het teer vernietigd wordt. De export van TAG naar landen waar het ongereinigd wordt gebruikt, is in 2014 scherp gedaald. Met een gedragscode Milieuverantwoord Wegbeheer maken Rijkswaterstaat en regionale wegbeheerders manifest dat zij zich aan het TAG-beleid houden.

Een meer specifieke uiteenzetting van de activiteiten per keten is te vinden in bijlage 1.

6. Ontwikkelen van financiële en andere marktprikkels

Per 1 januari 2015 wordt er niet alleen afvalstoffenbelasting geheven op het storten, maar ook op het verbranden van afval. Verder wordt er gewerkt aan het vormgeven van de exportheffing in de afvalstoffenbelasting. Deze belasting treedt op een bij koninklijk besluit te bepalen tijdstip in werking. Streven van het kabinet is inwerkingtreding per 1 juli 2015.

Voor het verder ontwikkelen van het thema fiscaliteit in het kader van de circulaire economie is een Europese benadering nodig en wordt samenwerking gezocht met gelijkgestemde lidstaten. Het kabinet stelt in 2015 een inventarisatie op van de kansen en belemmeringen van een Europese fiscale vergroeningsagenda tijdens het Nederlands voorzitterschap van de EU.

In 2014 is de Green Deal Take Back Chemicals getekend. Bij Take Back Chemicals wordt de leverancier van chemicaliën niet meer betaald voor de hoeveelheid van het geleverde materiaal, maar voor de functionaliteit oftewel het gebruik. Er ontstaat zo een financiële prikkel om materialen te hergebruiken en er komt een samenwerking tussen toeleverancier en afnemer tot stand die draait om hoogwaardig materiaalgebruik. Niet alleen de milieudruk wordt hiermee verlaagd, ook wordt voorzien in een stabiele en betrouwbare grondstofvoorziening. Doel is in vijf concrete casus ervaring op te doen. De casus zijn gestart en worden in 2015 en 2016 afgerond.

7. Circulair maken van consumptiepatronen en inkoop

Belangrijk in de ketengerichte benadering van het programma Van Afval Naar Grondstof is het onderkennen van de potentiële bijdrage van consumenten aan de transitie naar een circulaire economie. Om beter in te kunnen spelen op het gedrag van consumenten is er een Aanpak Verduurzamen Consumentengedrag opgesteld. Deze vindt u in bijlage 3 van deze brief5. Het belangrijkste uitgangspunt is de duurzame keuze makkelijker en aantrekkelijker maken dan deze nu is. Dat doet het kabinet door kennisontwikkeling en verspreiding, en door initiatieven uit de samenleving te faciliteren en stimuleren. Hierbij wordt volop gebruik gemaakt van recente kennis uit gedragswetenschappen6. Voor de toepassing van deze kennis wordt het kabinet ondersteund door het Behavioural Insights Netwerk (BIN) waarin alle departementen zijn aangehaakt. BIN is opgericht naar aanleiding van het advies van de raden om gedragswetenschappelijke kennis sterker in te bedden in de beleidsvorming.

Voor het zomerreces 2015 wordt het plan van aanpak duurzaam inkopen, zoals toegezegd in het AO Duurzaamheid van 5 februari jl., aangeboden aan de Kamer. In dit plan van aanpak wordt een integraal uitvoeringsplan van duurzaam- en innovatiegericht inkopen beschreven, dus people, planet, profit, inclusief de sociale aspecten en specifieke onderwerpen als biobased en circulair inkopen. De nieuwe aanbestedingsrichtlijn die per 1 januari 2016 geïmplementeerd wordt, geeft extra mogelijkheden om bij de aanbesteding te werken met echte prijzen («true pricing»).

Om het goede voorbeeld te geven, gaat het Kabinet overtollige ICT-apparatuur van de rijksoverheid, daar waar dat met het oog op dataveiligheid kan, op de markt brengen voor hergebruik. Het gaat om 95% van de pc's en laptops die jaarlijks overtollig zijn. De ICT-apparatuur wordt met gecertificeerde software gewist en hoeft dan niet meer vernietigd te worden. Daarna wordt de apparatuur – conform de regeling materieel beheer – verkocht middels openbare verkoop. Het onderzoek dat hiervoor de basis is en aan uw Kamer is toegezegd (beantwoording Kamervragen Dik-Faber en Rebel, 30 september 2013, Aanhangsel Handelingen II 2013/14, nr. 123), is als bijlage 4 bij deze brief bijgevoegd7.

8. Afvalbeleid richten op de circulaire economie en verbetering van afvalinzameling en -recycling

Het programma Ruimte in Regels voor Groene Groei verzamelt belemmeringen die ondernemers ervaren bij innovatie die past bij de transitie naar de circulaire economie. Trajecten om oplossingen te realiseren worden ingezet. Binnen dit programma zijn op die manier 38 belemmeringen opgepakt. Het gaat hier bijvoorbeeld om het onderscheid afval – geen afval, het stimuleren van de toepassing van de status van einde-afval en bijproduct, het zoeken van ruimte in de relevante regelgeving voor recycling en het ondersteunen van bedrijven bij het werken met REACH. Het programma gaat in 2015 door met het verzamelen van belemmeringen. Belemmeringen kunnen aangemeld worden: info@ruimteinregels.nl en de website www.biobasedeconomy.nl/ruimteinregels (medio 2015 www.ruimteinregels.nl).

In november 2014 heeft Rijkswaterstaat een webtoets gelanceerd (www.ishetafval.nl), waarmee bedrijven kunnen beoordelen of een materiaal als afvalstof moet worden beschouwd of een grondstof is. Hierdoor is het voor bedrijven makkelijker te bepalen aan welke wetgeving zij moeten voldoen. Desgewenst kunnen ze na invulling van de toets ook een rechtsoordeel van het Ministerie van Infrastructuur en Milieu aanvragen.

Op 6 februari 2015 zijn bij ministeriële regeling nationale einde-afvalcriteria voor recyclinggranulaat van kracht geworden. De regeling creëert duidelijkheid over de kwaliteit van recyclingproducten van bouw- en sloopafval, wat de toepassing van deze materialen – in gewicht een derde van ons afval – aantrekkelijker maakt.

Per 1 april 2015 is een ministeriële regeling in werking getreden die het mogelijk maakt om het productieresidu ruwe glycerine, indien dit een verantwoorde toepassing krijgt, aan te merken als bijproduct in plaats van als afvalstof. De regeling is zodanig opgesteld dat andere materiaalstromen gemakkelijk kunnen worden opgenomen. Dit bevordert dat deze stromen opnieuw gebruikt worden.

Voor het verbeteren van de recycling is samenwerking gezocht met het afvalverwerkende bedrijfsleven en de recyclingbranche. Dit heeft geresulteerd in het convenant Meer en Betere Recycling dat op 16 maart 2015 is ondertekend. Deze vindt u in bijlage 5 van deze brief8. Hiermee wordt samengewerkt aan een twintigtal projecten, waarmee enerzijds meer recycling (massa) en anderzijds hoogwaardiger recycling (kwaliteit) wordt bereikt. Dit gebeurt bijvoorbeeld door het verhogen van het rendement van sorteerprocessen, het stimuleren van innovaties in het afvalbeheer en het bevorderen van het gebruik van recyclaat. Dit moet samen met de inzet eerder in de keten resulteren in de halvering van het verlies aan materiaal van 10 naar 5 miljoen ton de komende 10 jaar.

Daarnaast is samen met gemeenten het Publiek Kader Huishoudelijk Afval en het Uitvoeringsprogramma VANG Huishoudelijk Afval afgesloten. Kern is het sluiten van huishoudelijke product- en materiaalketens. De uitgangspunten zijn: de vervuiler betaalt, bedrijven en burgers krijgen ruimte en marktfalen wordt aangepakt. Met deze aanpak wordt de inzet naar 100 kg restafval per inwoner in 2020 uitgewerkt. Het publiek kader en het uitvoeringsprogramma zijn gezamenlijk eind 2014 naar uw Kamer verstuurd. Per 1 januari 2015 is een gezamenlijk programmabureau gestart met de uitvoering.

Afvalscheiding thuis wordt steeds meer de norm, maar ook buiten de deur ontstaat afval dat vergelijkbaar is met huishoudelijk afval. Om het bewust omgaan met afval te stimuleren is een project gestart om meer afvalscheiding aan te bieden buitenshuis. Naast het beter benutten van de materialen leidt dit ook tot een beter besef van de waarde ervan. Een groter bewustzijn van verantwoord omgaan met afval heeft ook effect op het terugdringen van zwerfafval. De eerste stap is de op 23 februari afgesloten Green Deal met NS en Prorail over afvalscheiding door treinreizigers. Hiermee wordt een start gemaakt met het afval scheiden op stations en in treinen. Afspraken voor meer deelgebieden zijn in voorbereiding.

Op 5 januari 2015 is het gewijzigde Landelijk Afvalbeheerplan (LAP 2) in werking getreden. Besloten is de looptijd van dit gewijzigd LAP 2 te verlengen tot 24 december 2017, waarna het wordt opgevolgd door een LAP 3. De verlenging van het huidige plan maakt het mogelijk om bij de voorbereiding van een nieuw plan in te spelen op de herziening van de EU afvalregelgeving en de ontwikkelingen naar een circulaire economie.

9. Indicatoren en statistieken ontwikkelen die de transitie naar circulaire economie inzichtelijk maken

Samen met het CBS wordt gewerkt aan het verbreden van de Monitor Materiaalstromen. De huidige monitor wordt uitgebreid met onder andere (afval) water. Voorts wordt gekeken naar het statistisch in beeld brengen van nieuwe thema’s, bijvoorbeeld: reparatie en hergebruik van producten, dematerialisatie van goederen en diensten en recycling, substitutie en verduurzaming van grondstoffen.

Daarnaast is er door het CBS e.a. een rapport gemaakt Reporting on sustainable development at national, company and product levels, gericht op meten van duurzaamheid op nationaal-, bedrijfs- en productniveau. Nederland wil haar kennis op het gebied van statistiek inzetten voor een logische samenhang, ook internationaal, van verschillende methodieken op verschillende niveaus. Ook bij het Europees Milieuagentschap en bij het vergroenen van het Europese Semester maakt Nederland zich sterk voor het ontwikkelen van goede indicatoren die de transitie naar een circulaire economie daadwerkelijk meten. Dit moet gebeuren door een koppeling te leggen tussen efficiënt en hoogwaardig grondstoffengebruik, duurzaam gebruik van natuurlijk kapitaal, economische groei en werkgelegenheid.

Meetbare resultaten

In de brief van 28 januari 2014 over het programma is de ambitie genoemd om de hoeveelheid materiaal die de economie «verlaat» in 10 jaar tijd te halveren, van 10 miljoen ton naar 5 miljoen ton. Dat moet bereikt worden door inzet in de hele keten, door van de ontwerp tot aan de afvalfase te werken aan preventie, hergebruik en recycling. Het is na een jaar Van Afval Naar Grondstof nog te vroeg om zichtbare resultaten te presenteren. Tegelijk geldt dat de transitie naar een circulaire economie dusdanig complex is dat deze zich niet laat meten in kilogrammen of euro’s. Ook op EU niveau wordt gezocht naar goede indicatoren. Hieraan wordt aandacht besteed bij het Nederlandse voorzitterschap. Het programma Van Afval Naar Grondstof kan aan kracht winnen door de afrekenbaarheid verder te concretiseren. De negende operationele doelstelling is specifiek gericht op het ontwikkelen van goede indicatoren om de transitie naar een circulaire economie te kunnen meten. Medio 2017 wordt het programma Van Afval Naar Grondstof geëvalueerd, binnen de reguliere beleidsevaluatie.

Dat het een uitdaging is om de voortgang in de transitie goed te meten, neemt niet weg dat voor afzonderlijke acties specifieke, concrete, meetbare en afrekenbare doelen gesteld zijn, samen met maatschappelijke partners. Voorbeelden hiervan zijn de doelen om te komen tot maximaal 100 kg huishoudelijke afval per persoon in 2020, het wegnemen van 38 belemmeringen voor de circulaire economie in 2015, het hergebruiken van 95% van de Rijks ICT-apparatuur. Dat de hoeveelheid geëxporteerde TAG sterk is gedaald en een derde van de totale hoeveelheid afval nu door de ministeriële regeling aan einde-afvalcriteria voldoet, zijn tastbare resultaat van een jaar Van Afval Naar Grondstof.

Tot slot, met deze voortgangsrapportage kijkt het kabinet terug op het eerste jaar Van Afval Naar Grondstof. Een jaar waarin veel activiteiten in gang zijn gezet en de eerste resultaten zijn behaald. Een jaar dat uitdagend en leerzaam was. De belangrijkste constatering daarbij is dat het idee circulaire economie leeft en kan rekenen op veel creativiteit en energie uit de maatschappij. Het kabinet gaat er ook in 2015 voor deze creativiteit en energie de ruimte te geven en samen te werken aan een circulair Nederland.

De Staatssecretaris van Infrastructuur en Milieu, W.J. Mansveld


X Noot
1

Raadpleegbaar via www.tweedekamer.nl

X Noot
2

Raadpleegbaar via www.tweedekamer.nl

X Noot
3

Raadpleegbaar via www.tweedekamer.nl

X Noot
5

Raadpleegbaar via www.tweedekamer.nl

X Noot
6

Kabinetsreactie op adviesrapporten van RLI, RMO en WRR over de benutting van gedragswetenschappelijke kennis in beleid, Kamerstuk 34 000 XIII, nr. 140, 4 december 2014

X Noot
7

Raadpleegbaar via www.tweedekamer.nl

X Noot
8

Raadpleegbaar via www.tweedekamer.nl

Naar boven