11 Noten Schriftelijke antwoorden van de minister van Defensie op vragen gesteld in de eerste termijn vande behandeling van de begroting van het ministerie van Defensie voor het jaar 2013 (33400-X).

Noot 1 (zie item 4)

Schriftelijke antwoorden op enkele vragen, gesteld tijdens de eerste termijn van de begrotingsbehandeling Defensie op 12 december 2012

Lid: De Roon, PVV

Kan de minister aangeven of het klopt dat Rusland Iskander-raketten heeft geleverd aan Syrië? Hoe zal de minister de Nederlandse troepen die naar Turkije gaan, beschermen tegen deze raketten of tegen eventuele gifgasaanvallen vanuit Syrië?

De ontplooiing van de Patriot-eenheden geschiedt op verzoek van Navo-bondgenoot Turkije met als doel de bescherming van het grondgebied en de bevolking. Informatie over de wapens in handen van de strijdende partijen in Syrië kan ik hier niet geven. Wel kan ik bevestigen dat de Nederlandse troepen, die overigens vanwege het bereik van de Patriot-raketten op ruime afstand van de grens met Syrië worden ingezet, voldoende zijn beschermd.

Lid: De Roon, PVV

Bronnen melden dat er voorbereidingen worden getroffen voor een militair ingrijpen door een Westers-Arabische interventiemacht. De VS, Frankrijk, het Verenigd Koninkrijk, Turkije, Jordanië en andere landen zouden plannen hebben gemaakt om luchtaanvallen uit te voeren in combinatie met de inzet van speciale eenheden. In hoeverre is de minister hiervan op de hoogte?

Daarvan is mij niets bekend.

Lid: De Roon, PVV

Kan de minister aangeven hoeveel marechaussees in 2013 gedwongen worden ontslagen? Is de minister bereid om zich in 2013 sterk te maken voor dit krijgsmachtdeel in plaats van het uit te hollen?

De heer De Roon sprak zijn zorg uit over de operationele capaciteit van de Koninklijke marechaussee (Kmar). Ik deel die zorg niet. Het overgrote deel van de bezuinigingen op de Kmar heeft betrekking op het bestuur en de ondersteuning. De operationele capaciteiten zijn zoveel mogelijk ontzien, waardoor de operationele taken niet in het geding zijn. Tot de niet-operationele capaciteiten van de Koninklijke marechaussee behoren het Landelijk Opleidings- en Kenniscentrum Kmar, de staf van de Kmar in Den Haag en de stafcapaciteit op de brigades en de districten. Daarnaast wordt ook bij de Kmar de omvang van een aantal ondersteunende diensten verkleind. Deze diensten, zoals personeellogistiek, control en audit en informatievoorziening, komen echter voor een deel terug bij de centrale, ondersteunende diensten waarvan de Kmar gebruik kan maken.

De personele vullingsgraad van de KMar zal als gevolg van de reorganisatie tijdelijk teruglopen. Vooruitlopend op de reorganisatie geldt een externe vacaturestop voor burgers en worden niet meer alle vacatures gevuld. Zo wordt geprobeerd gedwongen ontslagen van het zittende personeel zoveel mogelijk te voorkomen. Ik verwacht niettemin dat er toch sprake zal zijn van gedwongen ontslagen bij de Kmar. Over het aantal gedwongen ontslagen zal midden 2013 meer duidelijkheid ontstaan als het personeel heeft kunnen solliciteren op de functies in de nieuwe organisatie. De gedwongen ontslagen zullen hoofdzakelijk vallen op de staf van de Kmar. In 2013 wordt hier, net als bij andere stafafdelingen van Defensie, een vermindering van 30 procent toegepast als gevolg van de maatregelen uit de beleidsbrief van 8 april 2011 (Kamerstuk 32733, nr. 1).

Lid: Vuijk, VVD

In 2010 is een motie aangenomen over aanbesteden volgens het principe "militair, tenzij". Dat houdt in dat wezenlijke belangen van nationale veiligheid een uitzondering mogen vormen op Europese regels. De VVD vraagt de minister om ons in een brief te informeren over de vraag in hoeverre bij de aanschaf van militair materieel sinds 2010 rekening is gehouden met die uitzonderingsmogelijkheid.

Defensie heeft bij de verwerving van materieel van geval tot geval bezien of de nationale belangen aan de orde waren. Indien dit het geval was, is artikel 346 VWEU toegepast. In 2009 heeft Defensie 543 keer een beroep gedaan op artikel 346 en in 2010 259 keer. Het jaar 2010 was niet maatgevend vanwege de verplichtingenstop die in dat jaar gold in verband met de tekorten in het budget voor de materiële exploitatie. In 2011 heeft Defensie 505 keer een beroep gedaan op artikel 346. Voor 2012 zijn nog geen gegevens beschikbaar.

Lid: Van Dijk, SP

Wat is de conclusie van het gesprek met het personeel van CAMS Force Vision?

De directeur van de Defensie Materieel Organisatie heeft 4 december jl. een gesprek gevoerd met een deel van de groep verontruste medewerkers. Het betrof de medewerkers die een probleem hebben met de procesbegeleiding. Het gesprek verliep in een goede sfeer. Tijdens dit gesprek is de mogelijkheid van een andere procesbegeleiding verkend en daarbij heeft de directeur de medewerkers een voorstel gedaan. De groep laat op korte termijn weten of zij hiermee instemt. Ik blijf er daarom bij dat aanvullende maatregelen waarvan de heer Van Dijk sprak vooralsnog niet nodig zijn.

Lid: Van Dijk, SP

Naar verluidt heeft de regering in haar stemverklaring over de resolutie in de Verenigde Naties over verarmd uranium het voorzorgprincipe niet onderschreven. Kan de minister uitleggen waarom zij dat principe niet erkent? Dat rijmt niet met de voorzorgsrichtlijnen die voor militair personeel gelden. Wil de minister zelf initiatieven nemen voor meer onderzoek naar het gebruik van verarmd uranium?

Ik zal deze vragen doorgeleiden naar mijn collega van Buitenlandse Zaken. Overigens heeft Defensie, zoals uiteengezet in de beantwoording van schriftelijke vragen van 3 mei 2011 (Handelingen TK 2010–2011, aanhangsel nr. 2432), een richtlijn met voorzorgsmaatregelen opgesteld voor situaties waarin sprake kan zijn van de blootstelling van personeel aan resten van munitie met verarmd uranium.

Lid: Van Dijk, SP

Er is een ambitieus plan voor een NAVO-raketschild. Het radarsysteem wordt veel geprezen, maar het kan namaakkoppen op aanstormende raketten niet onderscheiden van echte. Dat erkent ook de minister. Kunnen andere onderdelen van het beoogde antiraketsysteem dat wel of berust het project op de hoop dat men deze cruciale technologie ooit onder de knie krijgt?

Het Nederlandse SMART-L radarsysteem en het Patriot-systeem kunnen deel gaan uitmaken van de verdedigingscapaciteit van de Navo tegen ballistische raketten. Deze twee wapensystemen maken inderdaad geen onderscheid tussen onechte en echte raketkoppen. Dit neemt niet weg dat zij van grote waarde zijn voor de bescherming van het Navo-grondgebied.

Lid: Van Dijk, SP

Kan de Kamer worden geïnformeerd over afspraken die minister Rosenthal heeft gemaakt over drones? Onderschrijft de minister dat het gebruik van drones voor het doden van mensen zonder vorm van proces buiten oorlogsgebied moet worden verboden en dat het gebruik van bewapende drones moet worden gestaakt totdat de afspraken er zijn?

De minister van Buitenlandse Zaken zal de Kamer op korte termijn in antwoord op de vragen van de leden Van Bommel en Van Dijk (kenmerk 2012Z16537 en kenmerk 2012Z19179) nader informeren over de internationale discussie over de rechtmatigheid van het gebruik van onbemande vliegtuigen.

Lid: Van Dijk, SP

Drones kunnen de opmaat zijn naar robotic warfare. Het zijn volledig geautomatiseerde systemen die zelfstandig menselijke doelwitten aanvallen. Het Pentagon is er druk mee bezig. Wordt er in Nederland ook onderzoek naar gedaan?

TNO en het Nationaal Lucht- en Ruimtevaartlaboratorium (NLR) verrichten onderzoek naar remotely piloted systems, systemen die door mensen moeten worden bediend, en autonomous systems, systemen die volledig zelfstandig functioneren. TNO en het NLR voeren dit onderzoek op eigen initiatief uit. Defensie gebruikt alleen remotely piloted vehicles. Het betreft bijvoorbeeld robots van de Explosieven Opruimingsdienst, robots voor het vrijmaken van routes van geïmproviseerde explosieven en Unmanned Aerial Vehicles (UAV’s) voor waarneming. Bewapening is niet aan de orde.

Lid: Eijsink, PvdA

Nederland is internationaal een gewaardeerd voortrekker op het gebied van implementatie van VN-resolutie 1325. Hoe kunnen wij dit blijven uitvoeren? De rol van de civil society in (post-)conflictgebieden of transitie wordt kleiner en de budgetten in het Westen slinken. Wat kunnen wij nog meer doen op het gebied van nationale actieplannen voor vrouwen en meisjes?

Ik onderschrijf het belang van de resolutie 1325. Defensie blijft dan ook in de geest van deze resolutie handelen. Daarom worden er nog steeds vrouwelijke agenten opgeleid in Kunduz en levert Defensie nog steeds een genderadviseur aan Regional Command North. Ook worden er genderopleidingen uitgevoerd samen met Spanje. Defensie blijft streven naar diversiteit in de teams die zij uitzendt.

Lid: Hachchi, D66

D66 maakt zich zorgen over de knelpunten en wat het betekent als de verzoeken straks weer op het bordje van de krijgmacht landen. Mijn fractie wil daarom vooraf een helder overzicht waarin staat welke soort missies wel en welke niet mogelijk zijn in 2013, gezien het tekort aan mensen, munitie, oefeningen en geld. Kan de minister een dergelijk overzicht via een brief aan de Kamer sturen?

Het staat buiten kijf dat 2013 voor Defensie een zwaar jaar wordt, waarbij veel inspanningen nodig zijn om de reorganisaties uit te voeren en het programma SPEER te stroomlijnen en om het beheer en de krijgsmacht op orde te krijgen. Het is echter beslist niet zo dat «de winkel tijdens de verbouwing is gesloten». De aangekondigde internationale inzet in Afghanistan, bij de hoorn van Afrika, het Midden-Oosten, de Balkan en – sinds kort – Turkije loopt gewoon door. Ook de nationale inzet, waaronder die van de Koninklijke marechaussee, explosievenopruiming, luchtruimbewaking, kustwacht, militaire bijstand en steunverlening, gaat onverminderd verder, evenals de inzet in het Caribisch deel van het Koninkrijk. Ondanks alle knelpunten wordt deze inzet op verantwoorde wijze uitgevoerd en vrijwel zonder uitzondering met succes. Ook verder wordt er gevaren, gevlogen en geoefend, zij het niet zoveel als voor de instandhouding van het gereedheidsniveau op de lange termijn nodig is.

Defensie beschikt over een scala aan eenheden die ook nog eens in uiteenlopende rollen kunnen worden ingezet. Het aantal inzetscenario’s is daarmee groot en een uitputtende lijst van alle soorten missies is praktisch niet haalbaar. Het is wel mogelijk in algemene zin iets te zeggen over de negen inzetbaarheidsdoelstellingen die sinds de beleidsbrief worden gehanteerd. Deze zijn opgenomen in de ontwerpbegroting 2013 en zijn weergegeven in de onderstaande tabel. Zoals gewisseld met de Tweede Kamer werkt het kabinet nu aan een nieuwe Visie op de krijgsmacht voor de toekomst.De inzetbaarheidsdoelstellingen maken daarvan deel uit. De doelstellingen brengen tot uitdrukking wat de inzet is die de krijgsmacht moet kunnen leveren, gegeven de samenstelling en toerusting en de financiële kaders na uitvoering van de maatregelen in de beleidsbrief van 8 april 2011. In de doelstellingen zijn de gevolgen van de bezuinigingen die voortkomen uit de beleidsbrief verdisconteerd. Ondanks alle knelpunten kan aan alle inzetbaarheidsdoelstellingen nog steeds worden voldaan, zij het soms met enige concessies:

  • 1. Er kan op dit moment maar één eenheid helikopters (afhankelijk van het type, twee tot zes toestellen) voor korte duur worden ingezet. Hiermee zijn de inzetbaarheidsdoelstellingen met helikopters (2a) aan beperkingen onderhevig en voor langdurige inzet (3c) zelfs niet haalbaar.

  • 2. Door tekorten aan reservedelen kunnen reparaties van defect materieel langer duren dan gewenst. Dit kan leiden tot tijdelijke beperkingen in de inzetbaarheid.

  • 3. Voor bepaalde capaciteiten en vormen van ondersteuning zal een groter beroep moeten worden gedaan op bondgenoten en host nation support. In de praktijk zal Nederland bij expeditionaire inzet een aandeel leveren aan een internationale coalitie. Daarbij kan rekening worden gehouden met de genoemde beperkingen aan Nederlandse kant.

  • 4. Meer inzet zal de gereedstelling verder onder druk zetten, waardoor het voortzettingsvermogen wordt verminderd en het langer zal duren om daarna de gereedstelling weer op het gewenste niveau te krijgen. Voor bepaalde, schaarse eenheden zal de gereedstelling mogelijk helemaal stilvallen. Het zal dus – meer dan voorheen – noodzakelijk zijn de inzetduur beperkt te houden en na de inzet voldoende recuperatietijd te reserveren.

De huidige knelpunten hebben beperkte gevolgen voor de breedte van de inzetopties. Wel hebben de knelpunten belangrijke gevolgen voor de duur van de inzet (voortzettingsvermogen). Aangezien de inzet in een lopende operatie altijd prioriteit krijgt boven gereedstelling, zijn de gevolgen van de knelpunten in eerste instantie te merken bij de gereedstelling. Daarom is het vooral met het oog op het gereedheidsniveau op de lange termijn noodzakelijk de knelpunten op te lossen.

De krijgsmacht is inzetbaar voor:

  • 1. De bescherming – en zo nodig verdediging – van het eigen en het bondgenootschappelijke grondgebied, inclusief de Caribische delen van het Koninkrijk, zo nodig met alle beschikbare middelen;

  • 2. Eenmalige bijdragen aan internationale interventieoperaties met:

  • a. een taakgroep van brigadeomvang, inclusief helikopters;

  • b. een squadron jachtvliegtuigen;

  • c. een batterij Patriot-raketverdediging;

  • d. een maritieme taakgroep, inclusief helikopters.

    Een combinatie van deze bijdragen of bijdragen met andere eenheden waarover de krijgsmacht beschikt, zijn eveneens mogelijk;

  • 3. Langdurige bijdragen aan stabilisatieoperaties. Het gaat hierbij in het bijzonder om bijdragen:

  • a. aan maximaal twee operaties te land met bataljonstaakgroepen;

  • b. aan één operatie in de lucht met jachtvliegtuigen, waarbij als uitgangspunt gemiddeld acht toestellen worden ingezet;

  • c. met een eenheid bewapende helikopters en een eenheid transporthelikopters;

  • d. aan maximaal twee operaties op zee met, afhankelijk van de operationele vereisten, een fregat, een ander groot oppervlakteschip, Alkmaarklasse Mijnenbestrijdingsvaartuig (AMBV) of een onderzeeboot.

    De krijgsmacht kan hiermee ook langdurig bijdragen aan de bescherming, in het bijzonder tegen piraterij, van aanvoerlijnen die van belang zijn voor de Nederlandse economie, de handhaving van een embargo of een vliegverbod en de bewaking van de buitengrenzen van de Europese Unie (Frontex). Een combinatie van deze bijdragen of bijdragen met andere eenheden waarover de krijgsmacht beschikt, zijn eveneens mogelijk. Voor de logistieke ondersteuning is de krijgsmacht vooral bij langdurige operaties gedeeltelijk afhankelijk van derden. In het geval van een beroep op de krijgsmacht ten behoeve van een interventieoperatie, kan het nodig zijn bijdragen aan stabilisatieoperaties – tijdelijk – te verminderen of te beëindigen;

  • 4. Het optreden als leidinggevende natie (lead nation) op het niveau van een brigade of een maritieme taakgroep en, samen met andere landen, op legerkorpsniveau. Ook moeten in de domeinen zee, land en lucht staffunctionarissen kunnen worden geleverd aan internationale operationele staven;

  • 5. De uitvoering van speciale operaties in het buitenland ter bescherming van de belangen van het Koninkrijk, met inbegrip van contraterrorisme-operaties en operaties ter evacuatie van Nederlandse staatsburgers;

  • 6. Deelneming aan politiemissies, waaronder die van de European Gendarmerie Force (EGF), met functionarissen en eenheden van de Koninklijke marechaussee en aan kleinschalige missies met een civiel-militair karakter;

  • 7. Het op voortdurende basis beschikbaar stellen van deskundigen uit de staande organisatie ten behoeve van de training en advisering van veiligheidsorganisaties in andere landen;

  • 8. Bijdragen binnen de grenzen van het Koninkrijk aan de veiligheid van onze samenleving, onder civiel gezag. Het gaat hierbij in het bijzonder om:

  • a. de uitvoering van structurele nationale taken, zoals de politietaken van de Koninklijke marechaussee (onder meer het grenstoezicht, de bestrijding van de grensoverschrij-dende criminaliteit en de illegale migratie), het beheer van de kustwachten in Nederland en in de Caribische delen van het Koninkrijk, de ruiming van explosieven op het land en te water en de bestrijding van het luchtvaartterrorisme (in het bijzonder met behulp van de quick reaction alert taak van jachtvliegtuigen);

  • b. militaire bijstand bij de handhaving van de openbare orde en veiligheid evenals de strafrechtelijke handhaving van de rechtsorde, zoals door middel van de structurele bijdrage aan de bijzondere bijstandseenheden;

  • c. militaire bijstand bij de bestrijding van branden, rampen, crises of bij ernstige vrees voor het ontstaan daarvan, in overeenstemming met de bestuurlijke en wettelijke afspraken;

  • 9. Het op verzoek van civiele autoriteiten met beschikbare middelen bijdragen aan internationale noodhulpoperaties.

Lid: Segers, ChristenUnie

In 2010 was de conclusie van het rapport (Verkenningen) dat Defensie jaarlijks tussen de 100 en 150 miljoen tekortkomt om het ambitieniveau te handhaven. Graag een reactie van de minister. Is bijvoorbeeld een onderzoek naar de Nederlandse situatie gewenst, zoals ook in het rapport wordt gesuggereerd?

Begin 2010 werd in de Verkenningen geconcludeerd dat, rekening houdend met onzekerheden, Defensie voor het bestendigen van de krijgsmacht in de exploitatiesfeer jaarlijks tussen de € 100 en 150 miljoen tekort zou komen. In de beleidsbrief van 8 april 2011, waarin de bezuinigingen van het regeerakkoord van het kabinet Rutte-I zijn verwerkt, is daarom de komende jaren € 175 miljoen per jaar en op de lange termijn € 150 miljoen per jaar herschikt om de financiële huishouding van de krijgsmacht weer op orde te krijgen. Aan de aangehaalde conclusie van het rapport Verkenningen is dus gevolg gegeven.

Lid: Segers, ChristenUnie

Is de minister het met mij eens dat de rol van de geestelijke verzorgers cruciaal is, gezien hun vertrouwensfunctie en de vrije rol die zij binnen Defensie hebben? Is de minister bereid om toe te zeggen dat er in het geheel niet gekort wordt op de beschikbaarheid van geestelijke verzorgers tijdens haar ambtsperiode?

Conform de toezegging van mijn ambtsvoorganger is er tot 2016 geen verkleining van het bestand aan geestelijke verzorgers voorzien. In overleg met de zendende instanties is besloten de komende periode een hernieuwd ‘pilarenonderzoek’ uit te voeren. De uitkomsten van dit onderzoek kunnen op termijn leiden tot een aanpassing van de omvang en samenstelling van het bestand aan geestelijke verzorgers aan die van de gehele krijgsmacht.

Naar boven