32 733 Beleidsbrief Defensie

Nr. 1 BRIEF VAN DE MINISTER VAN DEFENSIE

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 8 april 2011

Inleiding

De toestand van de rijksbegroting dwingt het kabinet tot ingrijpende maatregelen. Defensie is hiervan niet uitgezonderd en staat voor de zware opgave binnen enkele jaren structureel € 635 miljoen te bezuinigen, ongeveer 9 procent van het beïnvloedbare deel van de defensiebegroting. Daar bovenop moet er binnen de defensiebegroting de komende jaren € 175 miljoen worden bezuinigd en herschikt om de financiële huishouding van de krijgsmacht op orde te brengen. Daarnaast is er extra financiële ruimte noodzakelijk om een aantal innovaties mogelijk te maken. In totaal belopen de bezuinigingen bijna een miljard euro. Annex A bevat een overzicht van de bezuinigingsmaatregelen. In mijn brief van 18 november 2010 (Kamerstuk 32 500 X, nr. 16) heb ik al aangekondigd dat er fundamentele afwegingen aan de orde zijn. Deze brief is de uitkomst van deze afwegingen.

Er is gepoogd zoveel mogelijk bezuinigingen in het bestuur en de bedrijfsvoering te vinden. Ook zijn de investeringen grondig doorgelicht. Pas in laatste instantie is de blik op de bestaande operationele capaciteiten van de krijgsmacht gericht. Vanaf 2015 zal er jaarlijks € 150 miljoen minder aan bestuur en staven worden uitgegeven en bijna € 450 miljoen minder aan bedrijfsvoering en operationele logistiek. Aan operationele capaciteiten zal nog eens € 350 miljoen minder worden uitgegeven. De eerste jaren moet er diep worden gesneden in de investeringen. In 2012 kan er ongeveer € 565 miljoen en in 2013 ongeveer € 375 miljoen minder aan investeringsplannen worden uitgevoerd.

De trap wordt van boven schoon geveegd; in de bestuursstaven komt een op drie functies te vervallen, in de totale defensieorganisatie ruim een op zes. Ongeveer 12 000 functies komen te vervallen. Duizenden medewerkers zullen de organisatie gedwongen moeten verlaten. Eenheden verdwijnen, materieel wordt afgestoten en de toekomst van defensielocaties is ongewis. Veel plannen zijn uitgesteld of geschrapt. De krijgsmacht boet dan ook onvermijdelijk aan gevechtskracht in, kwalitatief en kwantitatief, en de inzetbaarheid zal afnemen. Annex D geeft de gevolgen van de bezuinigingsmaatregelen voor de doelstellingen in 2011 weer.

Het regeerakkoord maakt gewag van een veelzijdig inzetbare krijgsmacht zoals beschreven in het eindrapport van het interdepartementale project Verkenningen uit 2010. Het kabinet onderschrijft de grondige analyse die in het kader van de Verkenningen is uitgevoerd. Ook heeft het zich georiënteerd op de visies van bondgenoten en van politieke partijen. In deze brief wordt uiteengezet waarom de doelstelling in het regeerakkoord de komende jaren niet haalbaar is. Deze brief is dan ook tevens de kabinetsreactie op het rapport waar de vaste commissie voor Defensie 28 juni 2010 om heeft gevraagd.

Op het defensiepersoneel wordt al jaren een zware wissel getrokken. De uitzenddruk is hoog. Tegelijk volgt de ene reorganisatie de andere op en is de ene bezuiniging nog niet verwerkt of de volgende dient zich aan. De opgelopen achterstanden in voorraden, onderdelen en oefenmogelijkheden zijn demotiverend. De nu wederom gevoelde onzekerheid omtrent loopbaanperspectieven is evenmin behulpzaam. Niettemin wordt er onverminderd en vaak onder moeilijke of zelfs gevaarlijke omstandigheden gewerkt met grote inzet en loyaliteit tegenover elkaar en tegenover de organisatie. Alleen al daarom is het mijn stellige inzet de krijgsmacht zo spoedig mogelijk weer geheel op orde te brengen. Vooral 2012 wordt een moeilijk jaar waarin, behalve bij operationele eenheden, de vulling nog zal teruglopen. In 2013 zullen de operationele eenheden weer volledig gevuld raken en in 2014 de overige eenheden. Tegen het einde van de kabinetsperiode, in 2014, moeten ook alle achterstanden zijn opgeruimd en moeten de financiën weer op orde zijn. Nederland beschikt dan over een kleinere krijgsmacht in goede conditie, gereed voor elke inzet binnen haar mogelijkheden.

Via de door mij geopende website hebben enkele duizenden defensiemedewerkers, uit alle lagen van de organisatie, waardevolle ideeën aangedragen die hun weg naar deze brief hebben gevonden. De ideeën geven blijk van een grote betrokkenheid bij de toekomst van Defensie. Ik ben iedereen daarvoor zeer dankbaar. Alle 3 300 voorstellen zijn zorgvuldig beoordeeld en verreweg de meeste zijn nader onderzocht in het kader van bredere onderzoeken of krijgen op een andere manier een vervolg. Vaak betroffen de ideeën de digitalisering van media en salarisstroken, de persoonlijke uitrusting en kleding, dienstreizen en dienstvervoer (zoals civiele dienstauto’s), maatregelen in de sfeer van arbeidsvoorwaarden, de vermindering van het aantal hogere officieren, de verkleining van de Haagse staven en de zeggenschap van de uitvoerende delen van de organisatie. De ideeën in het operationele domein betroffen vooral de inrichting van de landstrijdkrachten en de vervanging van de F-16. Op al deze terreinen worden concrete maatregelen getroffen die recht doen aan de inbreng van medewerkers. Ideeën over de arbeidsvoorwaarden zullen worden betrokken bij het overleg met de centrales van overheidspersoneel. Uit de vele reacties op de website is tevens gebleken dat veel defensiemedewerkers bezorgd zijn over de beperking van oefen- en trainingsactiviteiten en over tekorten aan munitie en reservedelen. Mijn streven naar een krijgsmacht die weliswaar kleiner is, maar die wel weer beschikt over het benodigde personeel om de taken uit te uitvoeren, met voorraden die op peil zijn en met eenheden die naar behoren kunnen oefenen, sluit hier nadrukkelijk bij aan.

1. De bezuinigingen in financieel perspectief

De structurele taakstelling bij Defensie loopt in het regeerakkoord op van € 200 miljoen in 2011 en € 400 miljoen in 2012 tot € 635 miljoen na 2015. De nota van wijziging op de defensiebegroting voor 2011 (Kamerstuk 32 500 X, nr. 11 van 2 november 2010) maakte duidelijk hoe Defensie voldoet aan de taakstelling van € 200 miljoen in 2011. Investeringsprojecten zijn vertraagd en de instroom van nieuw personeel is beperkt door een algemene vacaturestop voor burgerpersoneel en een selectieve vacaturestop voor militair personeel. Oefen- en trainingsprogramma’s zijn beperkt en de aantallen vaardagen, oefendagen en vlieguren verlaagd, waardoor minder eenheden operationeel gereed zijn. Om een verdere daling van de gereedheid te beperken is een deel van het investeringsbudget aangewend ten gunste van het exploitatiebudget, waardoor het investeringspercentage dit jaar in totaal daalt tot 16,5.

Bovenop de taakstelling in het regeerakkoord heeft Defensie de komende jaren ongeveer € 175 miljoen en op langere termijn ongeveer € 150 miljoen in de eigen begroting moeten herschikken. Deze ombuigingen zijn nodig om de financiële huishouding op orde te brengen. De interne problematiek is het gevolg van een opeenstapeling van factoren die eerder in de Verkenningen in kaart zijn gebracht. Zo blijken de kosten om materieel inzetbaar te houden aanzienlijk hoger dan voorzien. Voorts hebben vooral de ervaringen in Afghanistan geleerd dat de inzet van de krijgsmacht onder moeilijke omstandigheden tot meer slijtage, uitval en verlies van militair materieel leidt dan in eerste instantie verondersteld. De onkosten die daarmee samenhangen, kunnen slechts gedeeltelijk ten laste worden gebracht van de Homogene Groep Internationale Samenwerking (HGIS) waaruit crisisbeheersingsoperaties worden betaald, en drukken vooral op de defensiebegroting. De Bos- en Van Geel-gelden die met het oog op de inzet in Afghanistan aan de begroting waren toegevoegd – vier jaren achtereen € 50 miljoen – zijn ontoereikend gebleken om de slijtage aan het materieel volledig op te vangen. Door de financiële crisis heeft Defensie bovendien te maken met tegenvallers bij de verkoop van materieel, terwijl de personeelskosten hoger opliepen dan voorzien onder meer omdat de doorstroming stokte door de ontwikkelingen op de arbeidsmarkt. In de meerjarenbegroting doen zich voorts risico’s voor die niet mogen worden veronachtzaamd. Zo moet Defensie de komende jaren rekening houden met een hogere bijdrage aan de opbouw van pensioenen en moet zij een voorziening treffen voor personeel dat de organisatie verlaat.

De operationele capaciteiten van de krijgsmacht worden op een minder zichtbare manier nog verder beperkt doordat voorgenomen investeringen in de vernieuwing, vervanging en verbetering van materieel noodgedwongen achterwege blijven. Dit gaat zowel ten koste van geplande als van in uitvoering zijnde investeringsprojecten. Een groot aantal projecten wordt uitgesteld of gereduceerd en een kleiner aantal zelfs volledig geschrapt. Annex B bevat een overzicht van de aanpassingen in het investeringsplan van Defensie. Afgezien van deze maatregelen wordt een deel van de benodigde opbrengsten behaald door fors te snijden in het budget voor kleinere projecten waarover de defensieonderdelen zelf kunnen beslissen.

Al met al bedragen de bezuinigingen en de ombuigingen tegen het einde van de kabinetsperiode in totaal bijna een miljard euro, zoals blijkt uit annex A. Dit is fors op een begroting van ongeveer € 8,1 miljard (in 2010, exclusief de HGIS-post crisisbeheersingsoperaties). Zo’n € 1,2 miljard van de defensiebegroting wordt bovendien structureel uitgegeven aan pensioenen en wachtgelden. Deze uitgaven zijn op korte termijn niet beïnvloedbaar en lopen zelfs op, waardoor een grondslag van € 6,8 miljard van de huidige begroting resteert. De bezuinigingen en ombuigingen belopen structureel ruim 14 procent van dat bedrag.

Onderstaand overzicht bevat de taakstellingen in het regeerakkoord en de interne problematiek. In de totaalbedragen in annex A is ook rekening gehouden met de benodigde intensiveringen.

Taakstelling en structurele problematiek: bedragen in miljoenen euro

2011

2012

2013

2014

2015

structureel

Personeel en materieel taakstelling rijk

0

0

29

77

106

125

Doelmatige inzetbaarheid Defensie

0 (200)

400

500

500

500

500

Zakgeldregeling Koninklijke marechaussee

0

0

0

0

10

10

subtotaal taakstelling

0 (200)

400

529

577

616

635

Interne problematiek en voorraden

 

173

178

172

118

135

Totaal

0 (200)

573

707

749

734

770

Ontwikkeling van het defensiebudget in langetermijnperspectief

Tot 1990 groeiden de reële defensie-uitgaven nog stelselmatig. Daarna daalden zij scherp, doordat het «vredesdividend» van het einde van de Koude Oorlog werd geïnd. Vanaf 1998 bleven de defensie-uitgaven relatief stabiel, al bleven ze duidelijk achter bij de groei van de overheidsuitgaven als geheel; het defensieaandeel daarin daalde van bijna 9 procent in 1990 naar ongeveer 5 procent in 2010. Ook bleven de defensie-uitgaven achter bij de groei van de economie en de uitgavennormen die in de Navo zijn afgesproken. Als aandeel van het Bruto Nationaal Product (BNP) zijn de defensie-uitgaven in twintig jaar tijd gedaald van 2,7 procent in 1990 tot 1,4 procent in 2010.

Behalve de reële defensie-uitgaven is ook het investeringspercentage sinds 1990 gedaald, namelijk van ongeveer 25 naar ongeveer 16,5 in 2011.1 De komende jaren is een verdere daling onvermijdelijk, tot minder dan 16 procent, voordat er herstel optreedt. Vooral in de jaren 2012 en 2013 is een ingrijpende verkleining van het investeringsvolume onvermijdelijk gebleken, namelijk met ongeveer € 565 miljoen in 2012 en € 375 miljoen in 2013. Hoe sneller de maatregelen in deze brief worden uitgevoerd, hoe meer het investeringsbudget kan worden ontzien. Het doel van Defensie is het investeringspercentage gaandeweg te herstellen tot boven de 20. Omdat het totaalbudget lager zal zijn dan voorheen, zal het investeringsvolume in euro's kleiner zijn. Veel van de bezuinigingsmaatregelen leveren op de korte termijn nog geen grote financiële opbrengsten op. De verkleining van het personeelsbestand zal tot ontslagen leiden waarbij afvloeiingsregelingen van toepassing zijn. Ook besparingen door de uitbesteding van diensten, internationale samenwerking en de afstoting van materieel kunnen pas op termijn worden ingeboekt. Defensie zal opbrengsten van internationale samenwerking en van verkopen voor intensiveringen aanwenden. Hierover zijn afspraken gemaakt met de minister van Financiën. De verkoopopbrengsten in de latere jaren van deze kabinetsperiode worden geschat op € 120 miljoen.

2. Naar een kleiner bestuur

De bestuursstaf en de staven bij de andere defensieonderdelen worden met 30 procent ingekrompen. De verkleining gaat de komende tijd hand in hand met een vereenvoudiging van de bestuurlijke relaties en processen in de gehele organisatie. De maatregelen moeten resulteren in heldere verhoudingen tussen het bestuur, dat de regie op hoofdlijnen voert, en de operationele commandanten die meer ruimte voor de uitvoering krijgen. Het motto in het regeerakkoord «je gaat erover of niet» is daarbij het richtsnoer. Zoveel mogelijk ondersteunende en uitvoerende elementen worden versoberd, uit de bestuursstaf ontvlochten en elders in de organisatie belegd. Doublures worden opgeheven en verantwoordelijkheden geclusterd en herschikt. Rolvastheid is de norm.

De Secretaris-generaal (SG) is de hoogste ambtenaar van het ministerie en hij is integraal verantwoordelijk. De plaatsvervangend Secretaris-generaal (PSG) beheert de bestuursstaf, de Defensie Materieel Organisatie (DMO) en het Commando DienstenCentra (CDC). Beleid, inclusief kennisontwikkeling en innovatie, is geconcentreerd in de Hoofddirectie Beleid (HDB). De HDB is tevens belast met de politieke ondersteuning van de minister. Een compact comité onder voorzitterschap van de SG rapporteert aan de minister en zal een centrale rol spelen in de verkleinde bestuursstaf. Het comité bestaat voorts uit de Commandant der Strijdkrachten (CDS), de HDB, de Hoofddirecteur Financiën en Control (HDFC) en de PSG.

In de bestuursstaf wordt de positie van de CDS versterkt. Voortaan stelt de CDS zowel de gereedstellingsopdrachten voor de operationele commandanten en de daarmee samenhangende opdrachten aan de DMO en het CDC vast als de bijbehorende budgetten, uiteraard in overeenstemming met het beleid en binnen het kader van de begroting die leidend is.2 Verdelingsvraagstukken die de gereedstelling en geld betreffen, worden voortaan opgelost door de CDS en zijn operationele commandanten. Uitgangspunt is dat besluitvorming over activiteiten en budgetten synchroon verloopt. DMO en CDC hebben een adviserende rol bij bestedingsbeslissingen. De operationele commandanten bepalen binnen de kaders van de gereedstellingsopdracht en het beschikbare budget welke diensten zij bij DMO en CDC afnemen. Zij leggen hierover periodiek verantwoording af aan de CDS, terwijl de HDFC het begrotingstoezicht uitoefent.

De CDS is de militaire adviseur van de minister. Vanuit de bestuursstaf geeft hij leiding aan het primaire proces van Defensie, de militaire organisatie. Hij is verantwoordelijk voor de planvorming en formuleert de operationele doelstellingen die het richtsnoer vormen voor de operationele commandanten en ondersteunende onderdelen. Hij wijst bovendien de financiële middelen (programmagelden) aan de defensieonderdelen toe en neemt de besluiten als zich knelpunten in het uitvoeringsjaar voordoen. Hij stuurt militaire operaties aan en bepaalt de behoefte aan nieuw materieel.

Topfunctionarissen

Sinds de Personeelsbrief van 16 september 2003 is het organieke bestand topfunctionarissen verkleind van 136 naar 109. Op dit ogenblik is de personele vulling 119, onder wie 93 militairen. Dit aantal is hoger dan in 2003 was beoogd, onder meer omdat enkele topfunctionarissen zijn ingezet in projecten en militaire topfunctionarissen bij operaties in het buitenland.

Mede als gevolg van de maatregelen in deze brief zal het aantal topfunctionarissen de komende jaren afnemen tot 80. Deze vermindering hangt samen met de nadrukkelijke wens de overhead waar mogelijk te verkleinen. Er komt daarnaast een tijdelijke pool van tien topfunctionarissen die, gelet op de omvang en complexiteit van de veranderingen bij Defensie, op projectbasis zullen worden ingezet voor de uitvoering van reorganisaties.

Informatievoorziening

Om de doelmatigheid en de doeltreffendheid van de informatievoorziening te bevorderen, de integratie van operationele en bestuurlijke IV te versterken en vraag en aanbod in het IV-domein beter op elkaar af te stemmen, wordt een Joint IV Commando (JIVC) opgericht. Het JIVC, waarin de Bedrijfsgroep IVENT van het CDC en het ressort C4I3 van de DMO worden samengevoegd, stuurt alle IV- en ICT- uitvoeringsorganisaties aan. Daarmee worden ook besparingen bereikt. De bestuursstaf zal ook in de toekomst de «wat»-vraag formuleren. Het «hoe» is de aangelegenheid van het nieuwe JIVC. Aan besluiten over sourcing van delen van de IV en de IV-organisatie (zoals telefonie en mainframe hosting) wordt in de sourcing agenda aandacht besteed.

Materieellogistiek

Binnen de kaders die de CDS daarvoor stelt, worden de verantwoordelijkheden van de operationele commandanten voor de gereedstelling uitgebreid met de zeggenschap over de systeemlogistieke bedrijven. Door het Marinebedrijf in Den Helder, het Logistiek Centrum Woensdrecht (LCW) en het Defensiebedrijf Grondgebonden Systemen (DBGS) in Amersfoort te ontkoppelen van de DMO en bij de operationele commando’s te voegen, worden de commandanten tevens verantwoordelijk voor het onderhoud van hun systemen. Deze maatregel, die de operationele commandanten meer ruimte in de uitvoering biedt, levert ook doelmatigheidswinst op. Een aantal functies bij de operationele commando’s en de DMO dat elkaar nu nog overlapt, komt namelijk te vervallen. Bovendien worden de bedrijven zo doelmatig mogelijk ingericht. Samenwerking met het bedrijfsleven en uitbesteding moeten daartoe bijdragen. Een deel van de besparingen in het materieellogistieke domein wordt aangemerkt als opbrengsten voor het programma Speer.

De drie ketenbedrijven die voor de gehele krijgsmacht werken, te weten het Kleding- en Persoonsgebonden Uitrusting Bedrijf (KPU), het Defensie Munitiebedrijf en het Defensie Bedrijfsstoffen Bedrijf (DBB), blijven bij de DMO. Evenals de systeemlogistieke bedrijven die bij de operationele commando’s worden gevoegd, worden de ketenbedrijven zo doelmatig mogelijk ingericht. Waar mogelijk worden onderdelen uitbesteed. Hoe dan ook zal in de ketenlogistiek zoveel mogelijk met externe partijen worden samengewerkt. Voorraden worden zoveel mogelijk rechtstreeks van de leverancier betrokken en bij de eindgebruiker afgeleverd, eigen voorraden worden geminimaliseerd en gecentraliseerd. Per keten zijn er maximaal twee voorraadpunten. Ook de directie Wapensysteemmanagement en de directie Projecten en Verwerving blijven bij de DMO. Beide worden aanzienlijk verkleind. Alle investeringsprojecten boven € 5 miljoen worden in de laatstgenoemde directie geconcentreerd. De DMO heeft geen beleidsmatige functies meer.

Voortaan wordt materieel als regel van de plank gekocht. Het kan daarbij gaan om civiele producten (commercial off the shelf – COTS) of militaire producten (military off the shelf – MOTS). Bij kopen van de plank bestaat op voorhand meer zekerheid over de kosten en de looptijd dan bij de ontwikkeling van een product. In uitzonderingsgevallen moet in DMP-documenten, op grond van een strikt toetsingskader, overtuigend worden aangetoond dat het benodigde materieel alleen of aanzienlijk goedkoper kan worden verkregen door te deel te nemen aan een ontwikkeling of door de systeemontwikkeling en -integratie gedeeltelijk in eigen beheer uit te voeren. Alleen nog in deze uitzonderingsgevallen is Defensie als smart specifier en smart developer betrokken bij de ontwikkeling van defensiemiddelen. Het innovatieve vermogen van de krijgsmacht zal vooral gestalte moeten krijgen door van de plank verworven materieel zo slim mogelijk te combineren en te gebruiken (smart user) en nieuwe technologieën snel binnen de krijgsmacht toe te passen (early adopter). Voorts worden de totale kosten gedurende de levensduur van een wapensysteem (life cycle costs) van zwaarwegend belang bij de aanschaf van materieel. Standaardisering, een modulaire benadering en multifunctionaliteit zijn uitgangspunten bij de materieelverwerving. Missiespecifieke systemen worden via Fast Track Procurement verworven.

Infrastructuur

Een groot aantal infrastructuurprojecten zal vertraging oplopen door de noodzaak snel opbrengsten te vinden. Annex B bevat een overzicht van deze infrastructuurprojecten. Het effect van de maatregelen is de facto een vrijwel volledig moratorium op nieuwe projecten tot en met 2012.

De opheffing van eenheden en andere maatregelen nopen tot een herziening van de belegging van het vastgoed. Doelmatigheid is hierbij een belangrijk uitgangspunt en waar locaties kunnen worden vrijgespeeld zal Defensie daartoe overgaan. Dit wordt vastgelegd in een Strategisch Vastgoedplan dat op 1 juli a.s. gereed is. Het gebruik van kantoren, zoals de Kromhoutkazerne in Utrecht, zal doelmatiger worden door de toepassing van de normen van het Nieuwe Werken. Dit zal defensiebrede gevolgen hebben voor de huidige kantoorbezetting. Bij eenheden van het Commando landstrijdkrachten (CLAS) is een verhuizing aan de orde naar kazernes en legeringscomplexen die beschikbaar komen door de opheffing van andere eenheden. Ook de afstoting van locaties waar eenheden zijn gelegerd die zelf in stand blijven, behoort nadrukkelijk tot de mogelijkheden.

Ook de maatregelen ten aanzien van helikopters en jachtvliegtuigen hebben gevolgen voor de vastgoedbehoefte van Defensie. Er ontstaat ruimte op de vliegbasis Gilze-Rijen door de opheffing van de Cougar-eenheid en op de vliegbases Leeuwarden en Volkel door de vermindering van het aantal F-16»s. Deze ruimte neemt nog toe doordat het hoger onderhoud van de helikopters en de jachtvliegtuigen zal worden geconcentreerd op de vliegbasis Woensdrecht. Defensie is bereid in overleg met de medegebruikers en de lagere overheden een uiterste poging te doen Maritiem Vliegkamp De Kooy open te houden, onder meer door een andere kostenverdeling.

De luchttransportvloot van het Commando luchtstrijdkrachten (CLSK) is gestationeerd op de vliegbasis Eindhoven. Uitgangspunt is dat Eindhoven een civiele luchthaven wordt. Militair medegebruik zal afhangen van alternatieve mogelijkheden, zoals samenwerking met België. Te denken is aan een geïntegreerde uitvoering van het luchttransport en de stationering van middelen op één locatie.

In- en uitbesteding en het werken voor anderen

De uitbesteding van activiteiten kan resulteren in besparingen en om die reden zal Defensie voortvarend te werk gaan om de mogelijkheden in kaart te brengen. Uitbesteding kan ook bijdragen tot een afname van de bestuurlijke complexiteit en een verhoging van de flexibiliteit en het aanpassingsvermogen van de defensieorganisatie. De keuze hiervoor vergt van geval tot geval een zorgvuldige afweging. Uiteraard gaat het om de vraag of de doeltreffendheid en de doelmatigheid van de defensieorganisatie met uitbesteding zijn gediend, maar ook moet worden beoordeeld of er een kerncompetentie in het geding is die Defensie in huis moet hebben om de inzetbaarheid van de krijgsmacht te waarborgen.

Defensie zal de komende jaren activiteiten sourcen. Niet-strategische onderhoudsactiviteiten worden zoveel mogelijk uitbesteed. Bij strategische onderhoudsactiviteiten die rechtstreeks samenhangen met de inzet van de krijgsmacht zal meer worden samengewerkt met het bedrijfsleven. Ook wordt aandacht besteed aan de omgekeerde benadering; om het rendement te verhogen van kostbare kapitaalgoederen en specialistische kennis en capaciteiten die Defensie in huis houdt, wil Defensie diensten aan tweeden (in de rijksoverheid) en derden (buiten de overheid) gaan leveren. De wet- en regelgeving ter bevordering van eerlijke concurrentieverhoudingen tussen publieke en private partijen zal daarbij uiteraard niet uit het oog worden verloren. De samenwerking met bedrijven komt ook het innoverende vermogen van Defensie ten goede.

Ook in andere landen is in toenemende mate sprake van uiteenlopende vormen van samenwerking. In Nederland zijn er sprekende voorbeelden, zoals het onderhoud dat het Marinebedrijf verricht voor marines van andere landen, maar ook de uitbesteding door Defensie van het onderhoud aan wissellaadsystemen en van de opleiding van militaire monteurs. De positionering van het LCW in het kader van een Europese Maintenance Valley voor het onderhoud aan vliegtuigmotoren is nog een voorbeeld, evenals het netwerkbeheer dat Defensie uitvoert voor de rijksbrede, geclassificeerde informatiesystemen.

Een programmabureau op centraal niveau ondersteunt en stimuleert de uitvoering van sourcing projecten bij de defensieonderdelen. Dit bureau ondersteunt ook de initiatieven om werk voor tweeden en derden te verrichten. Als eerste is het voornemen tot uitbesteding van de catering voorgelegd aan de Centrale Medezeggenschapscommissie Defensie. Na instemming zal de projectleider nog dit jaar de uitvoering in gang zetten.

Voor 2011 zijn zeven dienstverleningsgebieden aangewezen waarop de mogelijkheden voor sourcing worden onderzocht. Uit sourcing-toetsen zal blijken of er redenen zijn de dienstverlening geheel zelf te blijven uitvoeren, of samenwerking binnen de rijksoverheid, met andere krijgsmachten of met het bedrijfsleven voordelen kan bieden, of dat de dienstverlening voor uitbesteding in aanmerking komt. Het betreft de volgende onderwerpen:

  • medische keuringen;

  • psychologische selectie;

  • ICT (mainframe hosting, werkpleklogistiek, connectivity & datacenters, IV-diensten en telefonie);

  • vastgoed (nieuwbouw en lokaal afroepbare diensten);

  • onderhoud van kleine vaartuigen;

  • onderhoud van calibratie-, meet- en testapparatuur;

  • onderhoud van luchtverkeersbeveiligingssystemen.

Ook het bedrijfsleven onderzoekt de mogelijkheden tot samenwerking. Het onderzoek zal de situatie bij de onderhoudsbedrijven inventariseren en zal uitwijzen op welke deelgebieden kansen bestaan voor samenwerking of uitbesteding aan de defensiegerelateerde industrie en of Defensie en het bedrijfsleven daar belang bij kunnen hebben. De onderzoeksresultaten worden openbaar en zullen beschikbaar zijn voor geïnteresseerde partners. Na dit onderzoek zal Defensie bij de onderhoudsbedrijven een sourcing toets uitvoeren.

Vanaf 2012 zijntoetsen voor de volgende dienstverlening voorzien:

  • P&O (gedragswetenschappen, juridische dienstverlening, personeelsvoorziening, re-integratie);

  • gezondheidszorg (arbozorgtaken, logistiek, bijzondere medische beoordelingen);

  • bewaking & beveiliging (buiten het geweldsspectrum);

  • bevoorrading kleding & persoonsgebonden uitrusting.

Als laatste beziet Defensie de mogelijkheden tot sourcing bij investeringsprojecten. Het project Defensiebrede Vervanging Operationele Wielvoertuigen en het project Vervanging Elektronische Toegangssystemen bieden naar verwachting mogelijkheden op dit gebied.

Een innovatieve en flexibele organisatie

Om de ambitie van een inzetbare krijgsmacht gericht op vernieuwing te ondersteunen, moet de komende jaren ruimte worden geschapen voor nieuwe ideeën, technologieën en processen bij Defensie. Defensiemedewerkers beschikken voorts over veel vakkennis die in kenniscentra en netwerken wordt samengebracht. Om deze kennis te behouden en verder te ontwikkelen, wordt de operationele kennis bij de operationele commando’s gebundeld.

Om de krijgsmacht met kennis en innovatie te ondersteunen is een strategie-, kennis- en innovatieagenda (SKIA) opgesteld die binnenkort naar de Kamer wordt gestuurd. Deze nieuwe agenda vervangt de strategische kennisagenda (Kamerstuk 31 700 X, nr. 60 van 25 november 2008). Met de SKIA wordt ook de werkwijze van de Verkenningen ingebed in het beleidsproces van Defensie. Zij komt tevens tegemoet aan het verzoek van de Tweede Kamer tijdens het algemeen overleg van 3 februari 2010 om een integrale visie op veiligheid en het R&D-cluster en geeft gevolg aan aanbevelingen in het jaarverslag 2009 van de Inspecteur-generaal der Krijgsmacht (Kamerstuk 32 123 X, nr. 139 van 19 mei 2010).

De huishouding op orde

Een beter inzicht in de kosten en in het normeren van activiteiten en de daarvoor benodigde middelen, inclusief die voor ondersteunende diensten, is een voorwaarde om stapsgewijs weer een structureel evenwicht tussen doelstellingen, activiteiten en middelen te bewerkstelligen. Ook zullen de bedrijfsvoering en het beheer verder worden verbeterd, mede op grond van aanbevelingen van de Algemene Rekenkamer.

Voor het financieel beheer zijn maatregelen genomen die in al 2011 moeten leiden tot verbeteringen, waarbij het verplichtingenbeheer en het betaalgedrag voorrang hebben. Samen met de aandacht voor het financieel beheer onder leidinggevenden is zo een basis gelegd voor verdere verbeteringen in de komende jaren. Om het financieel beheer een impuls te geven wordt zo snel mogelijk één (financieel) administratie- en beheerkantoor opgericht voor het volledige proces van behoeftestelling tot en met betaling en voor het beheer daarvan. De centralisering van de financiële en ontvangstenadministratie is doelmatig, leidt tot meer kwaliteit en tot minder kans op fouten en bevordert de eenvormigheid van financiële processen.

In de stuur- en verantwoordingsinformatie is de samenhang tussen de begroting, managementrapportages en het jaarverslag verbeterd. De komende jaren wordt aan verdere verbetering gewerkt, vooral aan de kwaliteit van de verantwoordingsinformatie over de operationele gereedheid. Interne en externe rapportages worden geautomatiseerd, hun opzet wordt vereenvoudigd en de frequentie gaat omlaag.

Tijdens de overgangsperiode waarin de reorganisaties hun beslag krijgen, is een tijdelijke verlaging van de kwaliteit van het beheer onvermijdelijk. Vooral in het materieelbeheer zullen de wijzigingen in de defensieorganisatie merkbaar zijn. Met behulp van risicoanalyses zal worden getracht de effecten van de terugval zoveel mogelijk te beperken en zo nodig zullen gerichte maatregelen worden genomen. In het financieel beheer maken de centralisering en de automatisering van processen het mogelijk proactief op te treden.

3. Personeel

Het personeel van Defensie heeft in de afgelopen jaren grote prestaties geleverd. Duizenden militairen en vele burgers zijn op missie geweest en nog eens duizenden militairen en burgers hebben hiervoor de ondersteuning geleverd. Ook de komende jaren zullen de defensieambities door het personeel moeten worden waargemaakt. Onder het huidige financiële gesternte is een verkleining van het personeelsbestand echter onafwendbaar. In de opleidingen en in de organisatie van de personeelsdiensten gaat er bij Defensie het nodige veranderen. Doelmatigheid met behoud van kwaliteit zijn hierbij sleutelwoorden. Beperkende maatregelen van structurele aard in de sfeer van leef- en werkomstandigheden zijn zoveel mogelijk vermeden.

Defensie zal haar personeelsleden zo snel en zo goed mogelijk informeren over de gevolgen van de besluiten in deze beleidsbrief en in overleg treden met de centrales van overheidspersoneel en de medezeggenschap. Het huidige Sociaal Beleidskader loopt op 1 januari 2013 af. Op kortere termijn echter moet met de centrales van overheidspersoneel worden gesproken over het flankerend sociaal beleid bij de nu aangekondigde, omvangrijke bezuinigingsmaatregelen, waarvan sommige spoedig ingaan. Een activerend sociaal beleid is van belang om de personeelsreducties de komende jaren zorgvuldig en voortvarend te laten verlopen.

Defensie wil de reorganisatie ook benutten om het arbeidsvoorwaardenstelsel te moderniseren en op langere termijn betaalbaar te houden. Te denken is aan de herziening en harmonisering van het bezoldigingsbeleid en de toelagesystematiek voor militair personeel. Het regeerakkoord biedt voorlopig geen ruimte voor loonontwikkeling. Defensie ziet niettemin voldoende aanknopingspunten voor een constructieve gedachtewisseling met de partners en zal op korte termijn het initiatief nemen om de onderhandelingen te heropenen. Defensie zal ook zo snel mogelijk met de medezeggenschap in overleg treden over de gevolgen van de politieke besluiten voor de organisatie en de bedrijfsvoering en over andere relevante aspecten.

Om de operationele gereedheid en de betaalbaarheid van de defensieorganisatie structureel te waarborgen is het noodzakelijk de personeelsopbouw aan te passen. Als Defensie dat gedurende de komende reorganisatie nalaat, zal de druk op de personele exploitatie opnieuw toenemen door oplopende loonkosten en zal de operationele inzetbaarheid van de krijgsmacht afnemen door verdere scheefgroei in het militaire personeelsbestand. Verjonging van het militaire personeelsbestand is essentieel om op termijn een inzetbare krijgsmacht te behouden, al blijft personeel dat ervoor kiest langer bij Defensie te blijven en zo belangrijke ervaring opbouwt, onveranderd van grote waarde. Ook hier geldt dat een andere verhouding tussen ervaren personeel en nieuwkomers gerichte maatregelen vergt.

Om de organisatie- en personeelsopbouw te kunnen reguleren zullen aantallen medewerkers per rang en schaal worden vastgesteld. Daarbij hoort een herverdeling van taken tussen de functioneringsniveaus. In het militaire personeelsbestand wordt de helft van het aantal te verminderen functies gevonden in het topsegment van de onderofficieren en officieren, de andere helft in het lagere segment. Het beoogde effect is dat 60 procent van het uiteindelijke militaire personeelsbestand zal worden gevormd door het lage segment en 40 procent door het hoge. Bij deze bestandopbouw is er naar verwachting voor één op de drie militairen perspectief om door te stromen naar het topsegment van onderofficieren en officieren. Bij het burgerpersoneel worden maatregelen getroffen om de mobiliteit te bevorderen. Mede met behulp van loopbaanbeleid zullen burgers worden gestimuleerd om minimaal eens per vijf jaar van functie te wisselen.

De verkleining van de krijgsmacht gaat de komende jaren gepaard met een verlies van 12 000 arbeidsplaatsen, ruim 18 procent van de huidige omvang. Met de huidige vulling gaat het om meer dan 10 000 defensiemedewerkers. Bij de agentschappen zal sprake zijn een vergelijkbare verkleining. Ook de keuze om de personeelsopbouw actief te reguleren – numerus fixus – laat niemand ongemoeid. Gedwongen ontslagen zijn onvermijdelijk. Als gevolg van de bezuinigingsmaatregelen in combinatie met de keuze voor de numerus fixus zullen uiteindelijk naar schatting 6 000 medewerkers worden getroffen door «harde» overtolligheid en in het traject terechtkomen van externe herplaatsing en de bemiddeling naar werk.

Herinrichting van de personeelslogistiek

In het personele functiegebied is besloten tot de verdergaande concentratie van defensiebrede, uitvoerende aspecten. Het overgrote deel van de P&O-capaciteiten wordt gebundeld in een nieuwe Directie Personeel & Organisatie Defensie (DPOD) bij het CDC. In de nieuwe DPOD worden de uitvoerende elementen opgenomen uit de Hoofddirectie Personeel, de Defensie Personele Diensten van het CDC en delen van de huidige P&O-directies van de defensieonderdelen. De bundeling van capaciteiten in één centrale directie leidt tot inzicht in de planning, de bezetting en de formatie van de gehele organisatie. De bundeling levert bovendien een beperking van doublures op en krijgsmachtbrede uniformiteit in de uitvoering van beleid en regelgeving van alle personeelsaspecten. Bovendien kan één DPOD de arbeidsmarktontwikkelingen goed volgen.

De centrale Directie Personeel & Organisatie Defensie dient ter ondersteuning van de commandantenverantwoordelijkheden en bevoegdheden. Capaciteit voor operationele personeelsondersteuning, P&O-advies en loopbaanbegeleiding ter ondersteuning van commandanten blijft op het uitvoerende niveau belegd, in de nabijheid van eenheden. Daarnaast behouden defensieonderdelen capaciteit voor de aspecten die te maken hebben met functietoewijzing en bestandsbeheer en blijven zij beschikken over enige stafcapaciteit.

Bij de vorming van de DPOD worden de mogelijkheden van samenwerking met andere overheidsdiensten en van uitbesteding meegenomen. Deze herinrichting moet de professionaliteit en de effectiviteit van de ondersteuning van commandanten en medewerkers aanzienlijk verhogen. Aanvullende maatregelen zijn de versterking van de professionaliteit van zowel leidinggevenden als P&O-adviseurs, de verbetering van de toegankelijkheid van self service voorzieningen, de verdere automatisering van beheerstaken en de vereenvoudiging van regels.

Opleidingen

Als onderdeel van de herinrichtingen in het personele domein zal ook het opleidingsveld van de defensieorganisatie de komende jaren vergaand veranderen. De uitgangspunten «competentiegericht», just in time, just enough, «paars tenzij» en «civiel tenzij» blijven gehandhaafd. In vervolg op de brief van 16 september 2009 (Kamerstuk 32 123 X, nr. 5) zijn nu een aantal fundamentele wijzigingen aan de orde. Zo worden de Algemene Militaire Opleiding en de Vaktechnische Opleiding beperkt vanwege de instroom via de module «Veiligheid en vakmanschap» van de Regionale Opleidingscentra. Initiële opleidingen worden compacter en delen ervan zullen bij operationele eenheden worden belegd. De civiele certificering van functieopleidingen wordt maximaal benut. Het aanbod van studierichtingen bij de Nederlandse Defensie Academie (NLDA) wordt verkleind tot drie bacheloropleidingen. Hierdoor ontstaan grotere klassen waardoor schaalvoordeel wordt behaald. Het aantal profielen en minors wordt tot een minimum beperkt en delen van de opleiding worden op civiele universiteiten gevolgd. Onderzocht wordt of de NLDA door de geringere instroom als gevolg van de maatregelen in deze beleidsbrief en de optimalisering van het cursusaanbod de belegging kan concentreren op twee locaties. De locatie Ypenburg wordt dan afgestoten. De Leergang Topmanagement Defensie verdwijnt.

Leerlingen krijgen bij de initiële officiersopleidingen niet langer wedde maar zakgeld. Voorts komt er een gemeenschappelijk referentiemodel met een defensiebrede normering en procesgang voor de opleidingsorganisaties van de operationele commando’s. Een belangrijk kenmerk van dit model is de onderbrenging in één organisatie per operationeel commando van opleiders, trainers en kenniswerkers. Dit leidt tot een significante reductie van de opleidingscapaciteit en zorgt voor meer transparantie in het opleidingsveld. Binnen de kaders van het model heeft elk operationeel commando de ruimte om vaktechnische en doctrinaire kennis in te passen. De kenniscentra Leidinggeven en Opleidingskunde worden ondergebracht bij de NLDA en de Koninklijke Militaire School (KMS). De herinrichting van de Opleidingen Koninklijke Marine, het Opleidings- en Trainingscommando CLAS, de Koninklijke Militaire School Luchtmacht, het Landelijk Opleidings- en Kenniscentrum KMar en het Instituut Defensie Geneeskundige Opleidingen van het CDC levert een besparing van 171 functies en € 10 miljoen op. Ten slotte wordt de functieduur voor militair personeel verlengd, wat een dempend effect heeft op de opleidingsbehoefte. Ook kunnen kennis en ervaring beter worden verankerd.

Reservisten

Ook in de nieuwe krijgsmacht vervullen reservisten een belangrijke rol. Zowel bij de uitvoering van nationale taken, waar zij vaak een ondersteunende rol vervullen, als in internationale missies brengen zij hun deskundigheid mee. Dat kan zijn als backfill in Nederland voor militairen die uitgezonden zijn of als frontfill waarbij uitgezonden eenheden van hun (civiele) specialistische kennis gebruikmaken. Ook burgermedewerkers kunnen als reservist worden ingezet.

Veteranen

De verantwoordelijkheid voor het personeel stopt niet bij de uitstroom. Defensie heeft een bijzondere verantwoordelijkheid voor veteranen, in het bijzonder oorlogs- en dienstslachtoffers. De directe (na)zorg voor (voormalige) medewerkers en de ondersteuning van commandanten rondom de operationele inzet zal dicht bij de lijn en het individu georganiseerd blijven. Defensie zal alle eerdere toezeggingen op het terrein van nazorg en veteranenbeleid gestand doen. Het regeerakkoord maakt in dit kader gewag van een Veteranenwet. Daarover is nauw overleg gaande met de Tweede Kamer en er wordt samen aan wetgeving gewerkt.

Integriteit

Defensie heeft de ambitie een integere organisatie te zijn met een goed functionerend systeem van integriteitszorg. In zo’n organisatie is het prettig werken. Defensie scoorde nog niet goed genoeg in een rapportage over integriteitszorg bij het Rijk van de Algemene Rekenkamer over 2009. Daarom zal Defensie het stelsel van integriteitszorg verder professionaliseren. De bevindingen en de aanbevelingen van de onderzoekscommissie integriteitszorg die ten tijde van het verschijnen van deze beleidsbrief actief is, zullen daarbij worden betrokken. De onderzoekscapaciteit van de Centrale Organisatie Integriteit Defensie (COID) wordt uitgebreid.

4. Ingrepen in de operationele capaciteiten

Het regeerakkoord maakt gewag van een veelzijdig inzetbare krijgsmacht met het bijbehorende ambitieniveau zoals uitgewerkt in het eindrapport Verkenningen uit 2010. Met de financiële kaders van het regeerakkoord kan deze doelstelling niet volledig worden waargemaakt. De veranderlijkheid van de internationale veiligheidssituatie en de eisen die zij aan de krijgsmacht stelt, laten de wenselijkheid van een veelzijdig inzetbare krijgsmacht niettemin onverlet. Om in de toekomst werkelijk van een dergelijke krijgsmacht te kunnen spreken is aanpassing van het defensiebudget nodig. Deze afweging is aan het volgende kabinet, ook tegen de achtergrond van de dan geldende staat van de openbare financiën.

Hieronder worden de gevolgen van de afgesproken bezuinigingen voor de operationele capaciteiten van de krijgsmacht beschreven. De gevechtskracht en het voortzettingsvermogen van de krijgsmacht nemen onvermijdelijk af. Uitgangspunt blijft echter dat de samenstelling van de krijgsmacht verschillende inzetopties voor de politiek mogelijk moet maken. Dat betekent bijvoorbeeld dat de krijgsmacht capaciteiten moet behouden om in zware conflicten te kunnen meedoen. De sterke, onderscheidende punten van de krijgsmacht, te weten de hoge kwaliteit van haar personeel en materieel en een moderne en innovatieve uitstraling, moeten zo min mogelijk geweld worden aangedaan en op onderdelen zelfs worden versterkt. Meer met minder doen is de komende jaren echter niet aan de orde. De ingrepen in de operationele capaciteiten die hieronder per domein worden opgesomd maken dat onmogelijk. De operationele eenheden die worden opgeheven, worden 9 mei a.s. stilgezet ter voorbereiding op het reorganisatietraject.

Zeestrijdkrachten

Bij het Commando zeestrijdkrachten (CZSK) zijn als gevolg van de bezuinigingen de volgende maatregelen getroffen:

  • vier van de tien mijnenjagers worden afgestoten. De mijnenbestrijdingscapaciteit op zee wordt daardoor beperkt tot de minimaal benodigde capaciteit voor de uitvoering van structurele taken op de Noordzee, zoals in het kader van de kustwacht en de explosievenruiming op zee. Er resteert slechts een beperkte mijnenbestrijdingscapaciteit om bij te dragen aan internationale operaties en aan de Standing Naval Forces van de Navo, waardoor de bewegingsvrijheid op zee kan worden ingeperkt. De lopende modernisering in het kader van het Project Aanpassing Mijnenbestrijdingscapaciteit (PAM) wordt voltooid om de kans op verkoop te behouden. Van de herintroductie van de mijnenveegcapaciteit wordt echter afgezien. Onderzocht wordt of de samenwerking met België, Duitsland en het Verenigd Koninkrijk kan worden geïntensiveerd om de schaarsere mijnenbestrijdingscapaciteit zo doeltreffend mogelijk vorm te geven;

  • twee van de vier patrouilleschepen worden afgestoten. Twee patrouilleschepen komen voor verkoop beschikbaar. De contractuele verplichtingen worden nagekomen. Patrouilleschepen zijn primair bedoeld en toegerust voor handhavingstaken en search and rescue op de Noordzee en in de West. De resterende twee patrouillevaartuigen worden ingezet in de Caribische regio en voor kustwachttaken in Nederland. De permanente beschikbaarheid van een patrouilleschip voor deze taken kan echter niet langer worden gewaarborgd, waardoor ook andere oppervlakteschepen hiervoor zullen moeten worden ingezet. De halvering van het aantal patrouilleschepen betekent ook dat er nauwelijks capaciteit in de vorm van patrouilleschepen resteert voor internationale operaties, zoals die ter bescherming van de koopvaardij tegen piraterij, de bewaking van de Europese buitengrenzen en de bestrijding van de illegale immigratie;

  • een van de twee bevoorradingsschepen wordt afgestoten. Hr.Ms. Zuiderkruis wordt eind 2011, dat wil zeggen anderhalf jaar eerder dan gepland, uit dienst gesteld na de voorziene inzet in de operatie Atalanta. Hr.Ms. Amsterdam is sinds begin dit jaar in afwachting van onderhoud en een instandhoudingsprogramma om de zeewaardigheid te behouden. Dit programma wordt sterk ingekort. Het schip blijft nog tot 2014 in de vaart en wordt vervangen door het Joint Support Ship (JSS). Omdat het JSS in de loop van 2015 beschikbaar komt, zal het CZSK gedurende een jaar niet over een logistiek ondersteuningsschip beschikken. De afhankelijkheid van logistieke ondersteuning door andere landen en van de bevoorrading in havens zal toenemen, terwijl het voortzettingsvermogen en de effectieve inzetbaarheid van de zeestrijdkrachten afnemen;

  • de luchtverdedigingsmiddelen en de mortieren 120mm van het Korps mariniers worden met die van andere eenheden gebundeld.De draagbare Stinger-capaciteit van het Korps mariniers wordt samen met dezelfde capaciteit van de Luchtmobiele brigade belegd bij de (mobiele) Stinger-pelotons van het Commando grondgebonden luchtverdediging (GLVD). De mortieren 120mm van het Korps mariniers en die van de Luchtmobiele brigade worden belegd in één afdeling veldartillerie van het Commando landstrijdkrachten, waarbij de bedienaars worden opgeleid op zowel de pantserhouwitser als het mortier 120mm.

Landstrijdkrachten

Bij het Commando landstrijdkrachten (CLAS) zijn de volgende maatregelen getroffen:

  • beide tankbataljons worden opgeheven. Deze maatregel is een gevoelig verlies voor de slagkracht van de krijgsmacht, omdat de beide gemechaniseerde brigades worden ontdaan van het gevechtsvoertuig met de grootste vuurkracht van de landstrijdkrachten. Van oudsher heeft de gevechtstank een belangrijke rol gespeeld in het manoeuvreoptreden van de krijgsmacht. De laatste jaren is de rol van de gevechtstank veranderd, maar het is een belangrijk middel gebleven met het oog op escalatiedominantie. Complementaire systemen, zoals de Apache-gevechtshelikopter en het CV-90 pantserinfanterievoertuig, kunnen dit verlies gedeeltelijk opvangen, maar als er in een operatie behoefte is aan gevechtstanks, kan Nederland daarin niet meer voorzien;

  • een kleiner aantal pantserhouwitsers wordt met de 120mm mortieren in één afdeling veldartillerie ondergebracht. Het aantal operationeel inzetbare pantserhouwitsers wordt verminderd tot achttien, waardoor nog eens zes stukken voor verkoop worden aangeboden. Los hiervan blijven zeven houwitsers voor opleidings- en trainingsdoeleinden beschikbaar. Ook worden de zes 120mm mortieren van het Korps mariniers en de twaalf van de Luchtmobiele brigade bij de veldartillerie ondergebracht. Met de vermindering van het aantal pantserhouwitsers en de centralisatie van de 120mm mortieren levert de krijgsmacht veel vuurkracht in. De mogelijkheden om bij stabilisatieoperaties escalatiedominantie en het voortzettingsvermogen te waarborgen nemen daardoor af;

  • met Duitsland worden personele reducties in het Duits-Nederlandse legerkorpshoofdkwartier overeengekomen. Het gaat, afhankelijk van de uitkomsten van het overleg, om 70 tot 100 functies. Ook wordt bezien of de ondersteunende eenheden, met inbegrip van de verbindingseenheden, anders kunnen worden ingericht. De verdragsafspraken met Duitsland zullen in overleg worden herzien;

  • de staf van het Operationeel Ondersteuningscommando Land (OOCL) wordt aanzienlijk verkleind. Een deel van het takenpakket van de staf zal door andere eenheden worden overgenomen. Het OOCL blijft in staat de deployment en redeployment bij operaties te ondersteunen;

  • de genieconstructiecapaciteit wordt verminderd. De constructiecompagnieën van het 101 Geniebataljon worden gereduceerd tot twee (aangepaste) constructiecompagnieën. Daarmee blijft een minimale (voortzettings)capaciteit bestaan voor operaties op hogere geweldsniveaus en voor de nationale taken. Deverkleining van de genieconstructiecapaciteit betekent dat er minder mensen en middelen beschikbaar zijn om bij operaties kampementen te bouwen. Er zal nog slechts voldoende capaciteit zijn voor de opbouw en de ontmanteling van kampementen. Voor de instandhouding zal een beroep moeten worden gedaan op externe partijen. Ook is er minder capaciteit om steun te verlenen bij het herstel van infrastructuur en gebouwen in een conflictgebied en bij nationale en internationale noodhulpoperaties;

  • de pantsergeniecapaciteit wordt verminderd. Twee staven van pantsergeniecompagnieën worden opgeheven. De vier pelotons van beide compagnieën worden verdeeld over de resterende pantsergeniecompagnieën;

  • de luchtverdedigingscapaciteit van de landstrijdkrachten wordt gehalveerd. Bij de grondgebonden luchtverdediging worden een batterijstaf en een logistiek peloton opgeheven, evenals drie pelotons uitgerust met de Stinger op de Mercedes Benz. De verkleining van het aantal Stinger-luchtverdedigingssystemen vermindert de mogelijkheden om op te treden tegen een dreiging vanuit de lucht. Ook neemt het voortzettingsvermogen af;

  • de helft van de 80 Medium Range Anti Tank wapensystemen wordt geschrapt. De organisatie van de pantserinfanteriebataljons en verkenningseenheden zal worden aangepast;

  • grondwapensysteembestrijding. De 101 Artillerieondersteuningsbatterij wordt opgeheven. De taken van deze eenheid worden belegd bij de grondgebonden luchtverdediging. Met de huidige middelen wordt een bijdrage geleverd aan de bestrijding van grondwapensystemen. Na de (geplande) vervanging van de hiervoor benodigde sensoren kan ook een bijdrage worden geleverd aan de verdediging tegen Rockets Artillery and Mortars (CRAM);

  • de onderhoudscapaciteit wordt gereduceerd. De zes onderhoudscompagnieën worden gereduceerd tot vier. Er blijven één onderhoudscompagnie luchtmobiel, twee onderhoudscompagnieën gemechaniseerde brigade en één onderhoudscompagnie OOCL over. Het vredesonderhoud wordt ondergebracht bij het Defensiebedrijf Grondgebonden Systemen.

Luchtstrijdkrachten

Bij het Commando luchtstrijdkrachten (CLSK) zijn de volgende maatregelen getroffen:

  • vermindering jachtvliegtuigen

    Het aantal F-16 gevechtsvliegtuigen wordt verminderd van 87 tot 68. Ook het aantal jachtvliegers wordt 68. De overtollige negentien toestellen worden afgestoten en gerelateerde projecten zullen proportioneel worden ingekrompen. Er resteren tien toestellen voor opleiding en training in de Verenigde Staten en 58 operationele toestellen die bij vier squadrons worden ondergebracht. Leeuwarden en Volkel blijven in gebruik als jachtvliegbases. Langer doorvliegen met de F-16 zal gepaard gaan met een stijgende onderhoudswerklast. Door de grotere behoefte aan reparaties zal de beschikbaarheid voor oefeningen en operationele inzet afnemen en zullen de exploitatiekosten toenemen. De kosten van het langer doorvliegen met 68 F-16's worden geschat op € 300 miljoen.

    De vermindering van het aantal jachtvliegtuigen betekent dat Nederland minder mogelijkheden heeft om luchtsteun te leveren aan eigen eenheden en die van bondgenoten in operaties. In operationeel opzicht zal de F-16 allengs minder voldoen aan de eisen van de tijd. Twee F-16 gevechtsvliegtuigen blijven 24 uur per dag, zeven dagen per week paraat voor de Quick Reaction Alert in het kader van de nationale veiligheid.

    In overeenstemming met het regeerakkoord blijft in deze kabinetsperiode de besluitvorming over de vervanging van het F-16 jachtvliegtuig beperkt tot de aanschaf van twee JSF-testtoestellen met het oog op de deelneming aan het operationele test- en evaluatieprogramma in de Verenigde Staten. Gelijktijdig met deze beleidsbrief is de Tweede Kamer de brief toegegaan over de aanschaf van het tweede testtoestel.

    Er zullen geen verplichtingen voor andere toestellen worden aangegaan. Gezien de bestelsystematiek die de Amerikaanse overheid hanteert, heeft dit tot gevolg dat de beoogde opvolger van de F-16 niet voor 2019 bij de luchtstrijdkrachten zal instromen. Met het oog op de financiële staat van Defensie en in afwachting van een vervangingsbesluit in een volgende kabinetsperiode, mogelijk in relatie tot de dan beschikbare onbemande systemen, wordt in het investeringsoverzicht € 4,5 miljard gereserveerd voor de vervanging van de F-16. De betrokkenheid van overheid en bedrijfsleven bij de ontwikkeling en de productie van de JSF blijft ongewijzigd en hetzelfde geldt voor het Nederlandse planningsaantal;

  • afstoting van de Cougar-helikopters. Er is in operaties grote behoefte aan helikopters voor transport en verkenning omdat zij snel inzetbaar, flexibel en effectief zijn. Desondanks is besloten de Cougar-helikopters af te stoten. Hiermee wordt eerder dan voorzien het aantal typen helikopters bij Defensie verminderd, wat aanzienlijke besparingen oplevert in de bedrijfsvoering. Het wegvallen van de Cougar-helikopter heeft gevolgen voor de verplaatsbaarheid van (luchtmobiele) grondeenheden en voor de logistieke bevoorrading in het operatiegebied. Drie toestellen en vier bemanningen worden gehandhaafd totdat in 2012 voldoende NH-90 helikopters beschikbaar zijn om de Search & Rescue taken op de Noordzee en het patiëntenvervoer op de Waddeneilanden over te nemen. De afstoting van de Cougars onderstreept de noodzaak de inzetbaarheid van de Chinooks te verbeteren en de transportversie van de NH-90 in gebruik te nemen;

  • de Patriot-luchtverdedigingscapaciteit: van vier naar drie batterijen. Het onlangs gemoderniseerde Patriot-wapensysteem is een Air and Missile Defence capaciteit waarmee Nederland in Europa met enkele andere landen voorop loopt. Een van de vier batterijen wordt opgeheven en de drie resterende batterijen worden in één eenheid bij het CLAS samengebracht, waardoor eveneens één van de twee commandovoering- en logistieke elementen kan worden opgeheven. Het materieel van de opgeheven batterij wordt aangehouden als operationele en logistieke reserve. De vermindering van het aantal batterijen betekent dat de mogelijkheden afnemen om uitgezonden eenheden of bevolkingscentra en objecten tegen raketten te beschermen. Met Duitsland wordt gezocht naar een intensivering van de samenwerking. Dit kan op termijn leiden tot een internationaal samengestelde eenheid met een gezamenlijk operatieconcept. Die samenwerking zou het wegvallen van een deel van de Nederlandse capaciteit compenseren;

  • afstoting DC-10. De voorziene uitbreiding van de strategische luchttransportcapaciteit met een derde DC-10 zal niet worden voltooid. Nadat het toestel luchtwaardig is verklaard, zal het voor verkoop worden aangeboden. De terugval in capaciteit moet worden opgevangen door internationale initiatieven, zoals het C-17 initiatief van de Navo om de strategische luchttransportcapaciteit te vergroten (SAC C-17) en het EATC in Eindhoven, of door civiele inhuur. Bij het CLSK resteren dan twee KDC-10 (tanker/transport) en vier C-130 toestellen;

  • opheffen twee Object Grondverdedigings (OGRV)-pelotons. Twee pelotons met als primaire rol taak grondverdediging tijdens expeditionaire operaties, worden opgeheven. Deze taak zal in voorkomend geval worden uitgevoerd door de drie resterende pelotons. De capaciteit aan hondengeleiders van beide op te heffen pelotons zal zoveel mogelijk worden herbelegd.

Koninklijke marechaussee

Algemene maatregelen, zoals de reducties in het bestuur en de bedrijfsvoering, gelden ook onverkort voor de Koninklijke marechaussee. Deze worden structureel gevonden in doelmatigheid. In de eerste jaren is er echter sprake van capaciteitsverlies. Dit vergt herprioritering in overleg met het gezag. De vaartuigen van de Koninklijke marechaussee worden ondergebracht bij de rijksrederij als de uitkomsten van de business case dit rechtvaardigen. De aanschaf van een vaartuig voor de Zeeuwse wateren wordt geschrapt. Het operationele concept wordt herzien, waarbij meer controles op land en een intensiever gebruik van de vaartuigen van andere organisaties van de rijksoverheid aan de orde zijn.

5. Ondersteuning krijgsmachtbreed

  • Een poolsysteem voor alle operationele wielvoertuigen

    De eenheden van de operationele commando’s zijn met verschillende typen operationele wielvoertuigen uitgerust die vrijwel alle voldoen aan militaire specificaties met het oog op de operationele inzet. Deze specificaties brengen doorgaans hoge investerings- en exploitatiekosten mee. In het opleidings- en trainingsproces is het niet noodzakelijk dat elke eenheid permanent over het maximale aantal operationele wielvoertuigen beschikt en ook hoeven niet alle voertuigen volledig aan de militaire specificaties te voldoen. Soms voldoen civiele voertuigen. Door minder operationele wielvoertuigen bij eenheden in te delen en kritisch de noodzaak van militaire specificaties te bezien, kan het opleidings- en trainingsproces tegen lagere kosten worden uitgevoerd. Vanuit een pool kunnen eenheden zo nodig tijdelijk worden voorzien van extra voertuigen. Dat geldt zeker als een eenheid zich klaar maakt voor operationele inzet. Door poolvorming kan de krijgsmacht toe met bijna een kwart minder operationele wielvoertuigen, die ook nog eens intensiever worden benut dan nu het geval is. Hierdoor, en door waar mogelijk civiele voertuigen te gebruiken, dalen de exploitatielasten. Het poolconcept wordt niet toegepast op gevechtsvoertuigen; deze blijven organiek bij de eenheden ingedeeld.

  • Civiele dienstauto’s en VIP-vervoer

    Alle 6 000 civiele dienstauto’s worden centraal in beheer genomen. Door de 3 500 algemene dienstpersonenauto’s en bestelbussen onder te brengen in decentrale pools in combinatie met facility services van CDC wordt de bezettingsgraad aanzienlijk verhoogd en worden inhuur en eigen vervoer beperkt. De overige 2 500 specifieke voertuigen (bijvoorbeeld voertuigen voor hondenbewaking) worden wel permanent aan de gebruiker beschikbaar gesteld. Ook wordt het aantal voertuigtypen verkleind.

    Het VIP-vervoer wordt versoberd en doelmatiger ingericht, waarmee 30 procent op de kosten wordt bespaard. Een poolsystematiek op centraal en decentraal niveau wordt verder ontwikkeld, er worden goedkopere dienstauto’s aangeschaft en het totale bestand kleinere dienstauto’s wordt ingekrompen. Het chauffeursbestand wordt verkleind en de taxikaart voor de regio Den Haag wordt afgeschaft. De bezuinigingsmaatregelen, waaronder de vermindering van het aantal topfunctionarissen, zullen resulteren in een verdere afname van het VIP-vervoer. Met deze maatregelen wordt het aantal civiele dienstauto’s met 1 000 verminderd en het VIP-vervoer aanzienlijk versoberd.

  • Gezondheidszorg

    De operationele eerstelijnsgezondheidszorg is gedimensioneerd op achterhaalde verwachtingen ten aanzien van gevechtsvormen en verliezen. Er is daardoor een capaciteitsoverschot, bijvoorbeeld in aantallen hulpposten en medische afvoerploegen. Een aanpassing van die capaciteit en een herziening van het aantal gezondheidscentra en de personele bezetting bieden besparingsmogelijkheden.

    Om besparingen op het terrein van de gezondheidszorg te bereiken voert Defensie een model in dat voldoende operationele capaciteit voor inzet garandeert. De drie grote operationele commando’s behouden de eigen role-1 capaciteit en er komt een gecentraliseerde, lichte role-2 capaciteit in Single Service Management bij het CLAS. Reguliere en aanvullende capaciteiten worden samengebracht in een ondersteunend gezondsheidszorgbedrijf onder het CDC. Hiermee blijft een gezondheidszorgorganisatie in stand die passende geneeskundige ondersteuning biedt, die voldoet aan de wettelijke kwaliteitseisen en die doelmatig is ingericht.

6. Innovatie en intensivering

Een krijgsmacht die zich niet op de toekomst voorbereidt, is kwetsbaar. Daarom is het belangrijk ook de komende jaren ruimte voor intensiveringen en innovatie te scheppen. Noodgedwongen zal die ruimte pas gaandeweg deze kabinetsperiode ontstaan. De intensiveringen die hieronder worden toegelicht berusten mede op geleerde lessen tijdens operaties en sluiten aan bij prioriteiten die de Navo tijdens de Top van Lissabon in november 2010 is overeengekomen in het kader van Lisbon Capability Package (Kamerstuk nr. 28 676, nr. 123 van 14 december 2010). Annex C bevat een overzicht van de voorgenomen intensiveringen.

Digitale weerbaarheid en cyberoperaties

Cyber is voor de krijgsmacht een wapensysteem in ontwikkeling. Om de inzetbaarheid van de Nederlandse krijgsmacht te waarborgen en haar effectiviteit te verhogen, zal Defensie haar digitale weerbaarheid de komende jaren versterken en het vermogen ontwikkelen tot het uitvoeren van cyber operations. Deze intensivering, die is aangekondigd in de Nationale Cyber Security Strategie Strategie (Kamerstuk 26 643, nr. 174 van 22 februari 2011), behelst onder meer de volgende elementen:

  • de ontwikkeling van een operationele cybercapaciteit ter ondersteuning van het optreden van de krijgsmacht. De effectiviteit in operaties kan worden versterkt en de eigen operationele netwerken en wapensystemen moeten kunnen worden beschermd, bijvoorbeeld tegen een digitale aanval;

  • de gerichte uitbreiding van de inlichtingencapaciteit bij de Militaire Inlichtingen- en Veiligheidsdienst, zowel voor defensieve als offensieve doeleinden;

  • de verbetering van de bescherming van netwerken, systemen en informatie van Defensie. Het gaat om de versterking van het Defensie Computer Emergency Response Team (DefCERT), dat de digitale beveiliging van alle bij Defensie in gebruik zijnde geclassificeerde en ongeclassificeerde computernetwerken en informatiesystemen in één organisatie onderbrengt;

  • de oprichting van een Defensie Cyber Expertise Centrum met een research & development capaciteit. Het cyber expertisecentrum van Defensie is nadrukkelijk gericht op kennisuitwisseling tussen het civiele en het militaire domein en zal nauw samenwerken met het eveneens in oprichting zijnde Nationale Cyber Security Centrum.

De cybercapaciteit van Defensie zal gefaseerd worden ingevoerd. Het zwaartepunt ligt de komende jaren bij het verbeteren van de bescherming van de netwerken, systemen en informatie van Defensie en de uitbreiding van de inlichtingencapaciteit in het digitale domein. Een programmamanager wordt belast met de ontwikkeling van een initiële operationele cybercapaciteit. In het operationele domein is een belangrijke, uitvoerende rol weggelegd voor het CLAS. Voor de periode 2011 to 2015 bedraagt de totale intensivering € 50 miljoen, inclusief de personele exploitatie. De volledige cybercapaciteit zal in 2016 gereed zijn. Daarna bedraagt de intensivering structureel € 21 miljoen.

Onbemande luchtsystemen (UAV’s)

Defensie gaat over tot de verwerving van een Medium Altitude Long Endurance (MALE) capaciteit die onder het CLSK komt te vallen. Het gaat om één systeem met vier vliegtuigen uitgerust met sensoren, grondelementen voor de bediening en apparatuur voor de gegevensverwerking. Dit is voldoende om gedurende een half jaar dag en nacht met een grondsysteem waarnemingsactiviteiten vanuit de lucht uit te voeren boven land en zee. Andere landen hebben gunstige ervaringen opgedaan met de lange inzetduur, unieke sensorcapaciteiten en grote reikwijdte van de vliegtuigen. Het systeem zal eerst in het buitenland worden gestationeerd om de ervaringsopbouw te vergemakkelijken en vanwege de daar beschikbare opleidings- en trainingsfaciliteiten en materieellogistieke ondersteuning. Bovendien is er nog geen Europese regelgeving voor de luchtruimintegratie van deze systemen, waardoor op dit ogenblik alleen kan worden gevlogen in delen van het luchtruim die voor deze systemen worden bestemd.

Middelen voor het optreden in netwerken (Network Enabled Capabilities)

In een kleinere krijgsmacht neemt het relatieve belang van interoperabiliteit eerder toe dan af. De krijgsmacht moet daarom beschikken over meer en betere middelen om het genetwerkte militaire optreden mogelijk te maken, de Network Enabled Capabilities. Het betreft onder andere het project MAJIIC van negen Navo-landen die streven naar meer coördinatie bij de inzet van sensoren en naar een betere verspreiding van sensordata in een operatiegebied. Het samenwerkingsmodel en de methodiek blijken zo doeltreffend dat het project is verbreed van de verspreiding van videodata afkomstig van luchtsystemen naar meer datasoorten afkomstig van een verscheidenheid aan sensoren. Het projectteam richt zich op de gezamenlijke ontwikkeling van technologie en procedures. Door MAJIIC wordt de doelmatigheid van de inzet van schaarse middelen voor Intelligence, Surveillance and Reconnaissance (ISR) in een missiegebied aanzienlijk vergroot. Ook enige andere projecten zullen worden geïntensiveerd.

Bescherming tegen geïmproviseerde explosieven

De intensieve aandacht van Defensie voor de bescherming van het personeel en het materieel tegen geïmproviseerde explosieven (counter IED) blijft de komende jaren belangrijk. De ervaringen in Afghanistan worden daar uiteraard bij betrokken. Om de bescherming van het personeel en het materieel tegen geïmproviseerde explosieven structureel te verbeteren, wordt een reeks maatregelen getroffen. De belangrijkste hiervan betreft de oprichting van een permanente joint C-IED-organisatie, die de uitbreiding van innovatieve, operationele C-IED-capaciteiten waarborgt.

Versterking van de samenwerking bij speciale operaties

Bij de uitvoering van speciale operaties is joint optreden sinds enkele jaren eerder regel dan uitzondering. Gezien het specifieke en veeleisende karakter van speciale operaties, die dikwijls onder hoge dreiging worden uitgevoerd, wordt de operationele samenwerking tussen de Special Operations Forces, te weten het Korps Commandotroepen (KCT), de Maritieme Speciale Operaties (MSO) compagnie, de Unit Interventie Mariniers (UIM), en andere eenheden verder versterkt. Procedures worden op elkaar afgestemd en getraind. Het gaat vooral om het intensiveren van de operationele samenwerking tussen de MSO-compagnie en de mariniersbataljons en tussen het KCT en de luchtmobiele bataljons, die meer dan de gemechaniseerde bataljons gewend zijn op te treden met helikopters en van wie de toerusting en opleiding goed aansluiten bij de praktijk van speciale operaties.

Effectieve beïnvloeding in operaties

Ervaringen in recente operaties onderstrepen het belang van de beïnvloeding van doelgroepen met behulp van psychological operations («psyops»). Deze capaciteit is op dit ogenblik versnipperd. Er is geen structureel belegde integrale organisatie voor de planning, de training en de uitvoering van dit soort operaties. De «psyops»-capaciteit wordt daarom bij het CIMIC-bataljon van het CLAS ondergebracht. Ook andere landen kiezen voor een dergelijke aanpak. Op deze manier ontstaan ook betere mogelijkheden voor internationale samenwerking.

Geïntegreerde vuursteun (Joint Fires)

Voor het snel en nauwkeurig verlenen van vuursteun aan grondtroepen is de samenwerking tussen jachtvliegtuigen, gevechtshelikopters, artillerie en mortieren en de voorwaartse waarnemers voor grondgebonden vuursteun en Forward Air Controllers onontbeerlijk. De inzet in Afghanistan heeft duidelijk gemaakt dat op dit punt organisatorische aanpassingen en verbeteringen in de uitrusting nodig zijn. Voorwaartse waarnemers en Forward Air Controllers zullen worden samengevoegd in zogeheten Fire Support Teams, die op compagniesniveau worden ingedeeld. Uitrustingsstukken worden aangevuld en de kwaliteit van apparatuur om doelen te helpen bepalen wordt verbeterd. De uitwisselbaarheid tussen de Fire Support Teams van het CZSK en van het CLAS zal verder worden vergroot. Omdat vuursteun intensief moet worden gecoördineerd en gesynchroniseerd met andere effecten op de grond en omwille van de coördinatie met andere gebruikers van het luchtruim, worden op brigade- en bataljonsniveau speciale coördinatiecellen ingericht.

Verdediging tegen ballistische raketten

De raketverdedigingsmiddelen van de krijgsmacht zijn een sprekend voorbeeld van technologisch hoogwaardige capaciteiten die er in internationaal verband toe doen. Gelet op de voortgaande verspreiding van rakettechnologie naar risicolanden, is ten tijde van de Navo-top in Lissabon in november 2010 het belang van deze capaciteiten opnieuw onderstreept. Met de Patriot-luchtverdedigingscapaciteit en de radarcapaciteit aan boord van de LC-fregatten heeft Nederland in de Navo een sterke positie waarin Defensie wil blijven investeren. Met de modificatie van de SMART-L radar aan boord van de LC-fregatten verkleint Nederland het tekort in de Navo aan raketverdedigingssensoren. Het kabinet ziet zich om financiële redenen wel genoodzaakt een van de vier Patriot-luchtverdedigingsbatterijen op te heffen en het materieel in reserve te houden. De Patriot-capaciteit als zodanig blijft echter behouden en de samenwerking met Duitsland wordt de komende jaren geïntensiveerd.

Satellietcommunicatie

Commandovoering in moderne operaties vereist voldoende bandbreedte. De behoefte aan bandbreedte neemt toe, onder andere door steeds betere waarnemingsmiddelen. Daarom sluit Nederland zich aan bij een internationaal initiatief dat gegarandeerde satellietbandbreedte biedt en dat bovendien op termijn goedkoper is dan commerciële inhuur. Dit initiatief zal groeien tot negen satellieten in 2018 met een mondiale dekking. Op uitnodiging van de Verenigde Staten werkt Nederland samen met Canada, Denemarken, Luxemburg en Nieuw-Zeeland de mogelijkheden voor samenwerking uit. Het doel is het verkrijgen van (gegarandeerde) toegang tot Wideband Global Satcom (WGS) in ruil voor een bijdrage in de kosten van de negende satelliet. Het partnerschap zal lopen van 2012 tot en met 2031.

7. Internationale defensiesamenwerking

De afgelopen maanden heeft Defensie tot op ministerieel niveau de mogelijkheden voor internationale samenwerking nadrukkelijk onderzocht. Het aantal functies dat Nederland in de commandostructuur van de Navo en in het Duits-Nederlandse legerkorpshoofdkwartier vervult, wordt met in totaal 200 verkleind. Als gevolg van de bezuiniging op het postennetwerk neemt voorts het aantal defensieattachés af. Over maatregelen ten aanzien van het postennetwerk wordt u door de minister van Buitenlandse Zaken ingelicht.

Defensie neemt deel aan een aantal succesvolle pooling & sharing initiatieven, zoals EATC en SAC C-17. Met deze initiatieven zijn voor Nederland op betaalbare wijze capaciteiten gecreëerd. Vanwege de druk op de defensiebudgetten van de lidstaten van de EU en de Navo staat pooling & sharing momenteel bij beide organisaties hoog op de agenda. Het Europees Defensie Agentschap (EDA) en een taakgroep onder leiding van het NATO Allied Command Transformation inventariseren momenteel bij de lidstaten de mogelijkheden en de bereidheid om intensiever met andere landen samen te werken en daarmee kosten te besparen. Daarnaast biedt pooling & sharing de mogelijkheid capaciteiten in een multinationale variant te behouden. Nederland neemt actief deel aan de zoektocht naar nieuwe, multinationaleinitiatieven.

Verdieping van de Benelux-defensiesamenwerking

De ministeriële intentieverklaring van 10 maart 2011 bevat de afspraak verdere mogelijkheden tot samenwerking en integratie op militair gebied, naar het voorbeeld van Belgisch-Nederlandse marinesamenwerking (Benesam), uit te werken, met als doel de krijgsmachten dichter tot elkaar te brengen, kosten te delen en besparingen te boeken. Bij landmacht en luchtmacht zullen stelselmatig de samenwerkingsmogelijkheden worden onderzocht, onder meer op het gebied van:

  • materieellogistiek en onderhoud, waaronder de gemeenschappelijke organisatie van onderhoud en de stationering van middelen op één locatie;

  • opleidingen en gereedstelling, waaronder een taakverdeling voor opleidingen;

  • de geïntegreerde uitvoering van luchtruimbewaking en luchttransport;

  • materieelverwerving, waaronder structurele samenwerking bij verwerving en met het oog op standaardisatie en interoperabiliteit.

Een hoogambtelijke stuurgroep zal de verdere besluitvorming op ministerieel niveau voorbereiden.

Verdieping van de samenwerking met Duitsland

Nederland hecht eraan de samenwerking met Duitsland in het gezamenlijke legerkorps voort te zetten. Het snel inzetbare Duits-Nederlandse legerkorpshoofdkwartier in het Duitse Münster wordt gehandhaafd vanwege het belang van dit hoofdkwartier in de Navo en de EU. Wel is met Duitsland afgesproken de inrichting van het hoofdkwartier kritisch tegen het licht te houden en op de kosten te besparen. Ook worden de volgende mogelijkheden tot intensievere samenwerking onderzocht:

  • instandhouding en onderhoud van gemeenschappelijk materieel, zoals het Boxer-gevechtsvoertuig en de Pantserhouwitser, op medisch gebied en bij de gemeenschappelijke aanschaf en het beheer van munitiesoorten;

  • grondgebonden luchtverdediging, dat wil zeggen de overeenkomstige Patriot-raketverdedigingssystemen;

  • meer gezamenlijke maritieme oefeningen, wederzijds gebruik van maritieme opleidingen en samenwerking bij maritieme Theatre Ballistic Missile Defence.

Ook hier zal een hoogambtelijke stuurgroep verdere besluitvorming op ministerieel niveau voorbereiden.

Samenwerking met Navo-agentschappen

Defensie zal intensiever gaan gebruikmaken van de mogelijkheden die het NATO Maintenance and Supply Agency (NAMSA) biedt op het gebied van materieellogistieke ondersteuning. NAMSA speelt een belangrijke rol bij de planning, de verwerving en de uitvoering van logistieke taken ten behoeve van internationale missies. Door de behoeften van landen te combineren kan NAMSA gunstigere prijsafspraken maken met de internationale defensie-industrie en dienstenleveranciers dan afzonderlijke landen. Op dit ogenblik betrekt Defensie via NAMSA al logistieke producten en diensten. Onderzocht wordt welke besparingen mogelijk zijn door de verwerving van goederen en diensten stelselmatig via NAMSA uit te besteden, niet alleen bij missies maar in de breedste zin van het woord. Ook de samenwerking met het NATOConsultation, Command & Control Agency (NC3A) wordt versterkt. Nederland gebruikt bij voorkeur door de Navo ontwikkelde software voor operationele IV-systemen, tenzij deze voor nationale doeleinden ontoereikend is.

Europees defensieagentschap (EDA)

Nederland steunt de rol van het EDA omdat het relatief klein is en op geïntegreerde wijze het Europese capaciteitenprobleem kan aanpakken, dat wil zeggen vanuit de militaire behoeftestellingen, materieelsamenwerking, technologie en onderzoek, maar ook vanuit marktwerking en industriële aspecten. De Nederlandse bijdragen om via het EDA tekorten aan militaire capaciteiten op te lossen, worden voortgezet. Naast lopende EDA-projecten, zoals op het gebied van luchttransport, onbemande systemen, maritieme mijnenbestrijding, communicatiemiddelen en de strijd tegen geïmproviseerde explosieven, overweegt Nederland onder meer deel te nemen aan gemeenschappelijke investeringsprogramma’s voor onderzoek en technologie.

Technologie en innovatie: toetreding tot de «Letter of Intent»

Nederland wil toetreden tot het samenwerkingsverband van zes Europese landen met grotere defensie-industrieën (in het kader van de zogenoemde Letter of Intent). Toetreding tot dit samenwerkingsverband zou goede aanknopingspunten bieden voor samenwerking op het gebied van technologie en innovatie. Toetreding komt ook de Nederlandse defensiegerelateerde industrie ten goede.

8. De krijgsmacht en nationale veiligheid

De verkleining van de krijgsmacht leidt onvermijdelijk ook tot een verminderde beschikbaarheid voor nationale taken. Hoewel op zichzelf aan de huidige bestuurlijke afspraken over de gegarandeerde beschikbaarheid kan worden voldaan, zal het de krijgsmacht meer moeite kosten deze afspraken in voorkomend geval gestand te doen. Met het oog op de groeiende kwetsbaarheid van de Nederlandse samenleving voor maatschappelijke ontwrichting blijft het belang van de bijdragen van de krijgsmacht aan de veiligheid binnen de grenzen van het Koninkrijk toenemen. Het gaat zowel om structurele taken als om incidentele militaire bijstand en militaire steunverlening. De krijgsmacht is, in overeenstemming met het regeerakkoord, ook een veiligheidspartner in de strijd tegen de drugshandel (bijvoorbeeld in het Caribisch gebied), terrorisme, illegale immigratie en piraterij. Ook de bijdragen van de krijgsmacht aan het bewaken en beveiligen van de buitengrenzen van de EU, in het bijzonder in Frontex, worden belangrijker. Op de Noordzee en in het Caribisch gebied voert zij kustwachttaken uit.

De aanpak in het regeerakkoord van de georganiseerde misdaad en van de illegaliteit heeft ook gevolgen voor de Koninklijke marechaussee. Mensensmokkel, mensenhandel en grensoverschrijdende criminaliteit in Nederland worden onder meer door mobiele controles van de Koninklijke marechaussee harder aangepakt. De juridische basis daarvan moet worden versterkt. Bij de uitoefening van haar taken wordt de Koninklijke marechaussee ondersteund door innovaties zoals Pardex, nieuwe informatiesystemen en de uitwisseling van gegevens en technieken voor identiteitsvaststelling. Daarnaast wordt het terugkeer- en uitzetbeleid geïntensiveerd en wordt het aantal liaisons van de Koninklijke marechaussee uitgebreid. De Koninklijke marechaussee en de op te richten nationale politie gaan intensief samenwerken bij de handhaving van de openbare orde en veiligheid en bij de bestrijding van de criminaliteit.

Voorts is het takenpakket van de Koninklijke marechaussee in de nieuwe staatkundige structuur uitgebreid doordat Nederland verantwoordelijk is geworden voor de grensbewaking van Bonaire, Sint Eustatius en Saba. Deze taak wordt op Saba en Sint Eustatius gecombineerd met de basispolitiezorg. Daarnaast zal de Koninklijke marechaussee ondersteuning blijven leveren op Sint Maarten en Curaçao, onder andere op het gebied van grenstoezicht en de bestrijding van drugs- en geweldscriminaliteit.

Binnen het stelsel speciale eenheden zijn naast de Dienst Speciale Interventies (DSI/KLPD) ook de Brigade Speciale Beveiligingsopdrachten (BSB) van de Koninklijke marechaussee en de UIM van het CZSK actief. Elk van deze eenheden heeft zelfstandige taken die complementair zijn aan elkaar. Co-locatie en intensivering van de samenwerking tussen DSI, BSB en UIM zullen de kwaliteit en de doelmatigheid bevorderen. Trainingsfaciliteiten worden samengebracht en deskundigheid wordt gedeeld. Er is aanleiding de mogelijkheden tot co-locatie op korte termijn samen met de betrokken instanties nader uit te werken. Defensie zal daartoe het initiatief nemen.

De bijdragen die de krijgsmacht dagelijks aan de nationale veiligheid levert, blijven te vaak onderbelicht. Zo is al meer dan 260 keer een beroep gedaan op Defensie in het kader van de bestuursafspraken Intensivering Civiel-Militaire Samenwerking (ICMS) die Defensie, VWS en BZK in 2007 overeenkwamen en wordt de explosievenopruimingsdienst van Defensie jaarlijks ongeveer 1 500 keer ingezet. De bestuursafspraken voorzien in de gereedstelling van gegarandeerde capaciteiten voor de ondersteuning van civiele autoriteiten. Deze capaciteiten, die zijn opgesomd in de ICMS-catalogus, bestaan uit specialistische defensiecapaciteiten, zoals geneeskundige hulpposten, een noodhospitaal, stafcapaciteit voor de aansturing van operaties bij rampen en crises, havenbeschermingseenheden, kleine onbemande vliegtuigen en verbindings- en communicatieapparatuur. Tot die capaciteiten behoren ook 3 000 militairen voor de inzet bij rampen en crises. Zo zijn militairen in 2010 ingezet bij bos-, duin- en heidebranden en de wateroverlast in Limburg.

In de komende jaren worden de huidige gegarandeerde capaciteiten voor civiel-militaire samenwerking verder uitgebreid met een CBRN response team en een CBRN detectie- en ontsmettingscompagnie. Op grond van de bestuursafspraken over ICMS uit 2005 zijn defensiecapaciteiten gegarandeerd beschikbaar met afgesproken reactietijden. Daarnaast levert de krijgsmacht ook steun met niet-gegarandeerde capaciteiten, zoals met bluswagens tijdens de brand in Moerdijk. Niet alle civiele autoriteiten zijn voldoende bekend met de militaire capaciteiten en de aanvraagprocedures, ondanks de grote verspreiding van de ICMS-catalogus. Mogelijkheden om defensiecapaciteiten in te zetten kunnen dan ook beter worden benut. Defensie zal daartoe samen met de veiligheidspartners aanvullende initiatieven nemen.

In het kader van ICMS voert Defensie samen met Luchtverkeersleiding Nederland een haalbaarheidsstudie uit naar verdere samenwerking tussen de civiele en militaire luchtverkeersleidingsorganisaties. Dit kan leiden tot de samenvoeging van deze organisaties en tot doelmatigheidswinst voor Defensie. De Tweede Kamer zal hierover binnenkort nader worden geïnformeerd.

Crisisbeheersing en rampenbestrijding zijn per definitie een multidisciplinaire aangelegenheid. Bestuurders, politie, brandweer, de Geneeskundige Hulpverlening bij Ongevallen en Rampen (GHOR) en Defensie worden geconfronteerd met complexe problemen en de inzet van diverse disciplines om het hoofd te bieden aan een crisis of ramp. Dit vraagt om gezamenlijk multidisciplinair oefenen en om geïntegreerde concepten. Defensie kan deze deskundigheid beschikbaar maken in het landelijke ondersteuningsnetwerk multidisciplinair oefenen en trainen. De operationele commando’s hebben ruime ervaring met besluitvorming onder (grootschalige) crisisomstandigheden. Defensie hanteert het uitgangspunt dat militaire inzet integraal deel uitmaakt van een multidisciplinaire aanpak. Gezamenlijk multidisciplinair oefenen zal worden geïntensiveerd. Ook de kennis en ervaring bij Defensie op het gebied van netwerkcentrisch optreden kunnen van toegevoegde waarde zijn voor civiele toepassing. Er wordt gewerkt aan een verbeterde uitwisseling van deze kennis en ervaring met civiele autoriteiten.

9. Inlopen achterstanden

Twee kritische succesfactoren zijn bepalend om weer op het vereiste voorraad- en onderhoudsniveau te kunnen komen en daarmee de vereiste materiële gereedheid te kunnen herstellen. De eerste kritische succesfactor is tijd in relatie tot het beschikbare budget. Zo dienen de vereiste budgetten op de juiste momenten beschikbaar te worden gesteld om de noodzakelijke bestedingsprogramma’s meerjarig te kunnen uitvoeren. De tweede kritische succesfactor is de beschikbaarheid van voldoende verwervings- en herstelcapaciteit. Hieronder volgt per hoofdassortiment een prognose:

  • Brandstof. Momenteel wordt aanzienlijk ingeteerd op bestaande brandstofvoorraden. Daarnaast wordt Defensie geconfronteerd met rekeningen uit voorgaande jaren. In 2012 komt de brandstofvoorraad weer op een aanvaardbaar niveau.

  • Kleding en uitrusting. Voor 38 van de 48 artikelsoorten is dit jaar budget beschikbaar om de vereiste voorraadniveaus aan te vullen. Voor de overige tien artikelsoorten wordt dit jaar verder ingeteerd op voorraden. De voorraadachterstanden op het gebied van kleding en uitrusting zijn eind 2012 ingelopen.

  • Reservedelen. De problematiek van de reservedelen is weerbarstiger dan die van brandstof en kleding en uitrusting. In 2012 en 2013 ligt de prioriteit bij de aanschaf van long lead items, het sluiten van meerjarige herstel- en reparatiecontracten en het aanvullen van die artikelsoorten waarvan de voorraad (nagenoeg) ontbreekt. Hierbij is Defensie afhankelijk van derden. De beschikbaarheid van deze onderdelen beïnvloedt in hoge mate de inzetbaarheid van (hoofd)wapensystemen. In 2013 en 2014 volgt het herstel van de meer gangbare artikelen. Gegeven de budgettaire realiteit, de beschikbare logistieke en verwervingscapaciteit in combinatie met een reeks aan externe factoren, is de verwachting dat defensiebreed in 2014 de reservedelenvoorraad en het onderhoud zijn gestabiliseerd.

  • Munitie. Bij de verwerving van munitie spelen specifieke marktfactoren een rol waarop Defensie niet of nauwelijks invloed heeft. Dit leidt tot lange doorlooptijden om de benodigde aantallen en de vereiste kwaliteit te verwerven. De meest urgente munitietekorten kunnen in de periode 2012 en 2013 worden ingelopen. Het op niveau brengen van alle munitievoorraden vergt meer tijd. Uiteindelijk is de verwachting dat alle munitievoorraden in de loop van 2014 voldoende zijn aangevuld.

  • Geoefendheid. Eenheden die als gevolg van de reorganisatie opnieuw worden samengesteld hebben naar verwachting ten minste zes maanden nodig om het gewenste niveau te bereiken. Met deze integratie kan pas worden begonnen nadat de reorganisatie van de desbetreffende eenheid is voltooid. Aanpassingen in de oefenprogramma’s die het gevolg zijn van de bezuinigingsmaatregelen moeten worden verwerkt in de bedrijfsplannen. De gemiddelde tijd om het bedrijfsplan aan te passen is één tot anderhalf jaar. Dit proces kan aanvangen zodra de plannen voor de reorganisatie zijn goedgekeurd. Op basis hiervan kan er in 2013 weer een volledig oefenprogramma zijn. Wanneer de personele vulling en de materiële situatie weer op orde is, kan dat programma worden voltooid.

10. Ten slotte: Een kleinere krijgsmacht in een onrustige wereld

Nederland doet ertoe in de wereld. Hoewel ons land in vergelijking met veel andere landen klein is qua inwonertal en oppervlakte, is onze inbreng in de wereld relatief groot. Onze economie behoort tot de meest ontwikkelde in de wereld en het inkomen per hoofd van de bevolking ligt hoog. De haven van Rotterdam is met afstand de grootste van Europa en Schiphol is een van de belangrijkste luchthavens van ons werelddeel. Nederland is ook de belangrijkste digitale toegangspoort tot Europa. Nederland heeft voorts een relatief omvangrijke koopvaardijvloot. Ons land is de vestigingsplaats van belangrijke internationale juridische instellingen, zoals het Internationaal Gerechtshof in het Vredespaleis en het Internationaal Strafhof.

Wat er in de wereld gebeurt, raakt ons. Een groot deel van onze welvaart wordt in het buitenland verdiend en is afhankelijk van vrije handel, het onbelemmerde vervoer van goederen en de vrije toegang tot grondstoffen. Onze veiligheid is dan ook afhankelijk van sterke internationale kaders en kan door gebeurtenissen op grote afstand van onze landsgrenzen worden geraakt. Soms treden veranderingen schoksgewijs op. Het einde van de Koude Oorlog kwam onverwacht. Tien jaar geleden hielden weinig mensen rekening met de mogelijkheid van terroristische aanslagen van islamitische fundamentalisten op Amerikaans grondgebied en daarna in Europese hoofdsteden als Madrid en Londen. Vijf jaar geleden was piraterij als veiligheidsvraagstuk relatief onbekend. Ook de stormachtige ontwikkelingen in Noord-Afrika en het Midden-Oosten maken duidelijk hoe onverwachts veranderingen zich kunnen aandienen.

Betrokkenheid en afhankelijkheid brengen verplichtingen mee. Nederland kan als lid van de Navo en de EU niet aan de zijlijn blijven staan; het moet zijn verantwoordelijkheden nemen, ook als het moeilijk wordt. De Nederlandse krijgsmacht wordt de komende jaren kleiner. Het wordt een krijgsmacht die zich de komende periode vooral zal moeten toeleggen op korte, krachtige en hoogwaardige bijdragen aan internationale operaties.

Tijdens het ombuigingstraject zal de krijgsmacht nadrukkelijk minder inzetbaar zijn. Pas in de loop van 2014 is de krijgsmacht geheel op orde. Wij zullen haar hard nodig hebben om onze welvaart en ons welzijn op lange termijn te beschermen en te behouden.

De minister van Defensie,

J. S. J. Hillen

Annex A: totaaloverzicht van de maatregelen

Maatregelen: Bedragen in M€ 

2012

2013

2014

2015

2016

structureel

Spoor 1 (bestuur)

 

 

 

 

 

 

Bestuur (min 30 procent)

0,0

35,5

148,6

151,0

151,0

151

 

 

 

 

 

 

 

Spoor 2 (ondersteuning)

 

 

 

 

 

 

Materieellogistiek (onderhoudsbedrijven onder opco's)

3,0

89,2

63,7

66,3

68,4

68,4

Personeelslogistiek

4,6

32,2

28,5

28,5

28,5

28,5

Aanpassing vullingspercentage (2012)

43,9

34,9

0,0

0,0

0,0

0,0

Reservisten

0,0

0,0

0,0

1,0

2,0

6,0

Informatievoorziening

16,0

47,8

51,9

50,9

51,8

51,8

Control & Audit

0,0

0,0

0,0

6,6

6,6

6,6

Infrastructuur (normering)

0,0

18,5

28,2

38,9

50,1

54,3

Opleidingen (zakgeldregeling)

3,5

8,9

10,1

11,6

11,6

11,6

Opleidingsveld

48,5

108,5

117,3

119,6

119,6

119,6

Gezondheidszorg

0,0

27,9

42,2

42,2

42,2

42, 2

Bladen, media, postverzorging

10,2

12,6

13,0

13,3

13,3

13,3

Militaire muziek, ceremonieel, traditiekamers

1,6

5,3

5,4

5,6

5,8

5,8

Combineren functies (sportinstructeurs)

0,0

10,3

10,3

10,3

10,3

10,3

Afzien van aanschaf vaartuig (KMar)

0,9

0,9

0,9

0,9

0,9

0,9

Poolen operationele wielvoertuigen/civiele voertuigen

6,6

26,6

40,6

67,8

36,8

37,5

Vip-vervoer

0,4

1,6

1,7

1,8

1,8

1,8

Operationele catering

0,0

3,9

4,2

4,5

4,7

4,7

Operationele kennis

1,0

1,9

1,4

1,4

1,4

1,4

Afname politietaken KMar

1,6

1,6

1,6

1,6

1,6

1,6

Kazernelogistiek

0,0

0,2

0,2

0,2

0,2

0,2

 

 

 

 

 

 

 

Spoor 3 (operationeel)

 

 

 

 

 

 

Inlichtingen & veiligheid

0,0

7,1

8,6

9,2

10,2

10,2

Internationale samenwerking (functies)

0,0

4,0

6,0

9,0

9,0

9,0

Duits-Nederlands legerkorps

0,2

12,3

15,8

16,0

16,2

16,2

Luchtverdediging (Stinger)

0,3

3,2

5,6

5,8

6,0

6,0

Lucht- en raketverdediging ( Patriot)

0,6

5,2

8,0

8,0

8,0

8,0

Mijnenbestrijding (van 10 naar 6)

2,3

9,2

14,3

14,3

14,3

14,3

Afstoting bevoorradingsschip

2,9

10,8

16,0

16,0

16,0

16,0

OPV (van vier naar twee)

3,2

10,7

15,4

15,4

15,4

15,4

Grondgebonden vuursteun

1,0

12,6

18,9

18,9

18,9

18,9

Afschaffing tanks

20,4

58,3

91,4

91,4

91,4

91,4

Aanpassing capaciteiten CLAS (MRAT, GLVD, OOCL)

1,1

18,1

27,8

27,8

27,8

27,8

Reductie jachtvliegtuigen ( 2 MOB)

10,3

30,2

41,4

41,4

41,4

41,4

Afstoting DC/10, reductie OGRV

2,6

10,7

13,0

13,0

13,0

13,0

Afstoting zeventien Cougars

9,2

30,7

49,4

49,4

49,4

49,4

Reductie constructiegeniecapaciteit

0,4

3,4

4,9

4,9

4,9

4,9

Opheffing artillerie ondersteuningsbatterij

0,0

3,1

4,5

4,5

4,5

4,5

       

Totaal aan maatregelen

196,7

697,8

911,0

969,2

955,2

964,0

Annex B: overzicht van aanpassingen in het investeringsplan van Defensie

Deze annex biedt een overzicht van de belangrijkste aanpassingen in het investeringsplan van Defensie. De investeringsprojecten zijn bij Defensie onderverdeeld in Groot materieel, Informatievoorziening (IV) en Infrastructuur. Per categorie worden hieronder de belangrijkste aanpassingen opgesomd.

Groot materieel

Projecten die worden geschrapt (projectbudget meer dan € 100 miljoen)

Project

Consequenties

Vervanging tanks

Afstoting volledige tankcapaciteit

Vervanging Hr.Ms. Amsterdam

Beperking aantal bevoorradingsschepen

Cougar-gerelateerde projecten

Cougar wordt afgestoten. Beperking aantal transporthelikopters

Herintroductie Mijnenveegcapaciteit

Geen beschikking over mijnenveegcapaciteit

Projecten die worden geschrapt (projectbudget minder dan € 25 miljoen)

Project

Consequenties

LCF munitie

Geen aanschaf Vulcano precisiemunitie voor 127 mm kanon LCF

Software-integratie Patriot/Shorad luchtverdediging

Software-integratie luchtverdedigingssystemen komt niet tot stand, Shorad en Patriot worden niet softwarematig gekoppeld

BADS (mobiele biologische verkenningscapaciteit)

Geen biologische detectiecapaciteit beschikbaar voor nationale en internationale inzet. Defensiespecifieke kennisbasis bij TNO op het gebied van biologische wapens kan niet langer in stand worden gehouden. Investeringen worden ongedaan gemaakt

Versterking Rapid Deployment (RSOM) capaciteit

Afzien van mogelijkheid tot inrichten van Air Point Of Debarcation (APOD)

Projecten die worden gereduceerd en/of vertraagd (projectbudget meer dan € 100 miljoen)

Project

Aanpassing (nieuw jaar aanvang)

Consequenties

Vervanging F-16

+3 jaar en vermindering budget

Toestellen – met uitzondering van testtoestellen – niet voor 2019 beschikbaar, budget wordt verminderd

F-16 Verbetering Lucht-grondbewapening (fase II)

+2 jaar (deels naar 2018)

Latere beschikbaarheid nieuwe capaciteit, tijdelijk hoger risico voor onbedoelde nevenschade. Gesloten deelcontract voor Small Diameter Bomb (€ 30 miljoen) ongewijzigd

Vervanging lichte mortier 81 mm

+1 jaar (2017)

Vervangende capaciteit later beschikbaar

Vervanging 120 mm mortier

+2 jaar (2017)

Vervangende capaciteit later beschikbaar. Aantal wordt verminderd

Verbeterd Operationeel Soldaat Systeem

Gedeeltelijk vertraagd

Totaalvolume ongewijzigd. Latere beschikbaarheid van trainings- en opleidingssets. Operationele capaciteit op tijd beschikbaar

Defensiebrede Vervanging Operationele Wielvoertuigen

Herfasering

Einddatum +1 jaar (2020)

In 2012 en 2013 is een besparing doorgevoerd. Nieuwe fasering biedt ruimte voor heroverweging van het totale volume

Joint Logistiek Ondersteuningsschip (JSS)

Herfasering

Geen consequenties

Ship to manoeuvre objective (STOM)

+1 jaar (2021)

Latere beschikbaarheid nieuwe capaciteit

Vervanging M-fregatten

+1 jaar (2020)

Vervangende capaciteit later beschikbaar

Vervanging wissellaadsystemen

+1 jaar (2022)

Vervangende capaciteit later beschikbaar

Vervanging Stinger

+1 jaar (2019)

Vervangende capaciteit later beschikbaar. Aantal wordt verminderd

Vervanging TACTIS

+2 jaar (2022)

Vervangende capaciteit later beschikbaar

Vervanging Mobile Combat Training Centre

+3 jaar (2022)

Vervangende capaciteit later beschikbaar

Apache Midlife Update

+1 jaar (2021)

Capaciteit later beschikbaar

Vervanging mijnenbestrijdings-capaciteit

+1 jaar (2019)

Vervangende capaciteit later beschikbaar

Boxer

Herfasering

Herfasering, geen operationele consequenties.

Apache Block II upgrade

Herfasering

Kan binnen contract worden gerealiseerd

Tactical Ballistic Missile Defence LC-fregatten

Herfasering

Eerst mogelijke beschikbaarheid eind 2016 – begin 2017 in plaats van 2015

Projecten die worden gereduceerd en/of vertraagd (projectbudget tussen € 25 miljoen en € 100 miljoen)

Project

Aanpassing

Consequenties

Instandhouding Goalkeeper

+1 jaar (2013)

Instandhoudingprobleem vanaf 2013, hoger risico op uitval van zelfbeschermingscapaciteit

Patriot vervanging COMPATRIOT (communicatiesysteem)

+1 jaar (2013)

Gevolgen voor inzetbaarheid door veroudering

Verwerving HV-brillen

+1 jaar (2013)

Vermindering capaciteit nachtoptreden, pooling noodzakelijk, hogere slijtage

Vervanging brugleggende tank

+3 jaar (2017)

Gevolgen voor bedrijfsvoering

Precisiemunitie pantserhouwitser

Gereduceerd zonder vertraging

Verlaging operationele eis t.a.v. bereik, meer afhankelijkheid van andere systemen zoals Apache en jachtvliegtuig

Vervanging mortieropsporingsradar

+1 jaar (2013)

Vernieuwde capaciteit één jaar later beschikbaar

CE-pakketten Infanterie Gevechtsvoertuig

+2 jaar (2014)

Verminderde bescherming IGV tegen moderne pantserdoorborende wapens voor de tijd van uitstel

Kwantitatieve versterking manoeuvre bataljons KMarns

+5 jaar (2017)

Personeel blijft langer gehuisvest in tijdelijke accommodatie

Titaan fase 5

Herfasering

Beperkte verschuiving

Vervanging grondterminals Milsatcom

+1 jaar (2018)

Vervangende capaciteit later beschikbaar

Instandhoudings-programma Walrus-onderzeeboten

Herfasering

Beperkte verschuiving

Instandhoudings-programma

M-fregatten

Herfasering

Beperkte verschuiving

Instandhoudings- programma BV 206

Herfasering

Beperkte verschuiving

Vervanging Tropco’s 400 en 650 KN

+1 jaar (2022)

Vervangende capaciteit later beschikbaar

Zelfbescherming F-16

Einddatum + 1 jaar (2014)

Totale capaciteit een jaar later beschikbaar

Totaal NBC-projecten

 

Vermindering van omvang

C-IED (intensivering)

Herfasering

C-IED op sterkte begin 2015

F-16 infrarood geleide lucht-lucht raket

+1 jaar (2013)

Latere beschikbaarheid nieuwe capaciteit

Verbetering EOV

+1 jaar (2014)

Latere beschikbaarheid nieuwe capaciteit

Apache verbetering bewapening

Herfasering

Beperkte verschuiving

Vervanging Mk 46 torpedo

+1 jaar (2017)

Vervangende capaciteit later beschikbaar

Projecten die worden gereduceerd en/of vertraagd met een omvang van minder dan € 25 miljoen

Project

Aanpassing

Consequenties

Instandhouding Hr.Ms. Rotterdam

+1 jaar, 2e deel +4 jaar (2017)

Verminderde inzetgereedheid, gevolgen voor bedrijfsvoering

Vervanging hijskranen

+1 jaar (2013)

Beperkte vertraging en reductie

Extra Special Forces voertuigen

+1 jaar (2013)

Beperkingen bij inzet SF

Satellietcommunicatie- terminals onderzeeboten

+1 jaar (2013)

Latere uitbreiding communicatiemogelijkheden, tijdelijke lagere interoperabiliteit, langer gebruik maken van ad hoc oplossing

Vervangen sleepboten

+1 jaar (2013)

Extra kosten instandhouding en inhuur

NEC-ontwikkelingen

Gereduceerd zonder vertraging

Lager budget voor innovatietrajecten en experimenten in 2012.

Biologische alarmeringsdetector

+1 jaar (2013)

Latere beschikbaarheid nieuwe capaciteit

Vervanging gasverkennings-uitrusting

+2 jaar (2014)

Vervangende capaciteit later beschikbaar, gevolgen voor bedrijfsvoering

Vervanging Klein Kaliber Wapens simulator

Splitsing in reeks

Eerste deel nodig voor langer aanhouden oude simulator (tot 2017). Resterende deel vertraagd tot 2022 vanwege vervanging Glock en Diemaco

IJsbestrijding voertuigen Nederlandse vliegvelden

Herfasering

Vervangende capaciteit een jaar later beschikbaar

Kleine projecten

2012 – 2015

In de periode 2012 tot 2015 worden verscheidene kleine projecten met een totale omvang van € 50 miljoen geherfaseerd.

Informatievoorziening

Het IV-investeringsplan wordt met 20 procent (€ 20 miljoen) gekort in 2012–2014 en met 10 procent (€ 10 miljoen) in 2015–2016.

Infrastructuur

Infrastructuurprojecten zijn zoveel mogelijk uit 2012 en 2013 doorgeschoven naar latere jaren. Afgezien van de noodzaak om in die jaren investeringsbudget vrij te maken, wordt hiermee ruimte geschapen voor het Strategisch Vastgoedplan dat de totale infrastructurele belegging van Defensie herijkt. Aan de hand van het Strategisch Vastgoedplan zal worden bepaald welke projecten uiteindelijk doorgang vinden of worden geschrapt.

Projecten die worden vertraagd (projectbudget meer dan € 25 miljoen)

Project

Aanpassing

Consequenties

Huisvesten District landelijke en buitenlandse eenheden Nieuw Milligen KMar

+1 jaar (2015)

Verouderde accommodatie langer gebruikt. Daarnaast moeten vergunningen worden verlengd

Huisvesting CDC-eenheden op Soesterberg

+ 5 jaar (2017)

Consequenties duidelijk na uitwerking beleidsbrief

Infrastructuur Koninklijke Militaire Academie Breda

+3 jaar (2015)

Verouderde accommodatie langer gebruikt

Projecten die worden vertraagd (projectbudget minder dan € 25 miljoen)

Project

Aanpassing

Consequenties

Scheepshal/schepenlift Den Helder

+5 jaar (2017)

Onvoldoende capaciteit, hogere exploitatie door uitbesteding

Logistiek Centrum Woensdrecht schildersfaciliteiten

+2 jaar (2015)

Huidige faciliteit voldoet niet aan arbo-eisen

Nieuwbouw objecten Van Horne Kazerne Weert

+4 jaar (2015)

Faciliteiten later beschikbaar

Werkplaatsen Havelte

+5 jaar (2018)

Mogelijke problemen bij onderhoud Boxer

Onderhoudshangaar 3

vliegbasis Leeuwarden

+4 jaar (2019)

Langer gebruik maken van oude faciliteiten. Gevolgen voor bedrijfsvoering

Onderhoudshangaar 4

vliegbasis Leeuwarden

+ 4 jaar (2018)

Langer gebruik maken van oude faciliteiten. Gevolgen voor bedrijfsvoering

Nieuwbouw Nationaal Instituut Militaire Historie

+4 jaar (2015)

Faciliteiten later beschikbaar

Onderhoudscomplex Vliegbasis Volkel

+4 jaar (2021)

Langer gebruik maken van oude faciliteiten. Gevolgen voor bedrijfsvoering

Motorenproefdraaiplaats Eindhoven

Herfasering

Verschuiving bouw, einddatum blijft gelijk

Aanpassen en uitbreiding infrastructuur BSB Soesterberg

Herfasering

Verschuiving bouw, einddatum blijft gelijk

Infrastructuur voor inlichtingencapaciteit DOIC

+1 jaar (2013)

Infrastructuur DOIC later beschikbaar

Kantoorgebouwen Oranjekazerne Schaarsbergen

+5 jaar (2019)

Langer gebruik maken van oude faciliteiten. Gevolgen voor bedrijfsvoering

Bedrijfsrestaurant Margrietkazerne Wezep

+3 jaar (2017)

Langer gebruik maken van oude faciliteiten. Gevolgen voor bedrijfsvoering

Bedrijfsrestaurant Bernhardkazerne Amersfoort

+1 jaar (2016)

Langer gebruik maken van oude faciliteiten. Gevolgen voor bedrijfsvoering

Officierslegering Willemsoord, Den Helder

+5 jaar (2018)

Langer gebruik maken van oude faciliteiten. Gevolgen voor bedrijfsvoering

Bedrijfsrestaurant Korps mariniers te Doorn

+2 jaar (2015)

Langer gebruik van oude faciliteiten en niet kunnen voldoen aan HACCP-eisen

Kantooraccommodatie Den Helder

+3 jaar (2015)

Na het verlopen van de tijdelijke vergunning kan mogelijk een tekort ontstaan aan kantoorruimte

Uitbreiding legering Van Braam Houckgeest Kazerne Doorn

+1 jaar (2013)

Langer gebruik maken van oude faciliteiten. Gevolgen voor bedrijfsvoering

Annex C: Overzicht van intensiveringen

Project

Betreft

Omvang investeringen groter dan € 100 miljoen

Medium Altitude Long Endurance Unmanned Aerial Vehicles (MALE UAV)

Verwerving van één MALE UAV systeem, bestaande uit vier vliegtuigen met sensoren, grondelementen voor de bediening en de apparatuur voor dataverwerking

Tactical Ballistic Missile Defence LC-fregatten

Modificatie van de huidige SMART-L radar aan boord van de vier Luchtverdedigings- en Commandofregatten tot een radar geschikt voor verdediging tegen ballistische raketten

  

Omvang investeringen groter dan € 25 miljoen maar kleiner dan € 100 miljoen

Counter-Improvised Explosive Devices (C-IED)

Oprichting van een permanente Joint C-IED organisatie om de doeltreffendheid van C-IED maatregelen te verbeteren, inclusief de daarbij behorende capaciteiten

Satellietcommunicatie

Verwerving in internationaal verband van voldoende satellietbandbreedte om daarmee ook in de toekomst aan de groeiende behoefte te kunnen voldoen

  

Omvang investeringen kleiner dan € 25 miljoen

Cyber

Vergroting van de digitale weerbaarheid van Defensie en het ontwikkelen van vermogen om cyberoperaties uit te voeren

Network Enabled Capabilities

Intensivering van projecten ten behoeve van de verbetering van de interoperabiliteit in nationaal en internationaal verband

Psychologische operaties (Psyops)

Het concentreren van staf- en uitvoerende psyops-capaciteiten bij het CIMIC-bataljon van het CLAS

Joint Fires

Organisatorische en investeringsmaatregelen om de doeltreffende inzet van vuursteunmiddelen aan grondtroepen te verzekeren

Taalonderwijs

Investeringen in opleidingen en trainingen in het gebruik van Engels als operationele voertaal

Centrale Organisatie Integriteit Defensie

Uitbreiding van de onderzoekscapaciteit in het kader van het integriteitsbeleid

Annex D: Gevolgen van de bezuinigingsmaatregelen voor de doelstellingen in 2011

De ambitie voor 2011 is vorig jaar fors verlaagd om de acute problemen bij de materieelexploitatie op te vangen. De ambitie voor 2011 is daarmee al beperkt voor een krijgsmacht in de huidige samenstelling. De effecten van de maatregelen in de beleidsbrief zijn daarom voor 2011 relatief gering: een aantal op te heffen eenheden had al een gereduceerd oefen- en trainingsprogramma. De effecten van de reducties zullen zich veelal pas vanaf 2012 manifesteren.

Voorts betreffen sommige maatregelen de herbelegging van capaciteiten en de herinrichting van operationele eenheden. Eenheden worden groter of kleiner, evenals hun organieke taak, maar hun aanduiding blijft gelijk. Omdat de operationele doelstellingen (OD)4 zijn geformuleerd in aantallen eenheden, zijn de effecten van de maatregelen in een aantal gevallen niet volledig zichtbaar. Er worden ogenschijnlijk evenveel (en soms zelfs meer) eenheden gereedgesteld, maar dit zijn wel andersoortige eenheden: veelal kleiner en met een gewijzigde organieke taak.

CZSK

Onderstaande tabel geeft weer wat de verwachte effecten zijn op de realisatie van de operationele doelstellingen in de begroting 2011.

Operationele doelstellingen 1, 2 en 3 van het Commando zeestrijdkrachten

Groep

Organieke eenheid

Geplande inzet (OD1)

Totaal aantal eenheden

Totaal aantal operationeel gerede eenheden (OD1+ OD2)

Voort-zettings-vermogen (OD3)

Specifiek

Organiek

Vlooteenheden

Bevoorradingsschepen1

 

2

 

0,7

1,3

Mijnenbestrijdingsvaartuigen

1,5

10 → 6

3

1

6 → 2

Marinierseenheden

Ondersteunende mariniersbataljons

 

2

1 → 0

1 → 22

 
X Noot
1

Hr.Ms. Zuiderkruis wordt in december 2011 stilgelegd, na beëindiging van de al geplande EU-missie Atalanta. Er zijn voor 2011 dus geen gevolgen voor de operationele doelstellingen.

X Noot
2

Met het verplaatsen van een deel van de capaciteit (Stinger en 120mm mortieren) vermindert de organieke taak van het amfibisch gevechtssteunbataljon. Door deze gereduceerde taak kan het bataljon wel organiek worden gereedgesteld.

CLAS

Onderstaande tabel geeft weer wat de verwachte effecten zijn op de realisatie van de operationele doelstellingen in de begroting 2011.

Operationele doelstellingen 1, 2 en 3 van het Commando landstrijdkrachten

Groep

Organieke eenheid

Geplande inzet (OD1)

Totaal aantal eenheden

Totaal aantal Operationeel gerede eenheden (OD1+ OD2)

Voortzettingsvermogen (OD3)

Specifiek

Organiek

Air Manoeuvre Brigade

Gevechtssteuneenheden

 

3 → 1,5

 

1,6 → 0,9

1,4 → 0,6

Gemechaniseerde Brigades (13, 43 Mechbrig)

Pantserinfanterie/ Tankbataljon

 

6 → 4

1 → 0

0,8

4,2 → 3,2

Afdeling Veldartillerie1

 

2 → 1

 

0,33 → 0,25

1,7 → 0,75

Brigadeverkenningseskadron2

 

2

 

0,4

1,6

Pantsergeniebataljon3

 

2

 

0,5

1,5

Operationeel Ondersteunings

Commando Land (OOCL)

Geniebataljon4

 

1

 

0,5 → 0,6

0,5 → 0,4

JISTARC-modules5

0,1

7

 

1,3

5,7

Luchtdoelartillerie

(2 x batterij)

 

2 → 1

 

1

1 → 0

X Noot
1

De resterende afdeling zal over drie batterijen beschikken, tegenover twee per afdeling nu.

X Noot
2

50 procent van de MRAT-capaciteit wordt geschrapt binnen MRAT-pelotons.

X Noot
3

Per Pantsergeniebataljon wordt een staf van een compagnie opgeheven; de vier pelotons worden verdeeld onder de overige compagnieën.

X Noot
4

Eén constructiecompagnie wordt verdeeld over twee resterende (aangepaste) compagnieën.

X Noot
5

De artillerieondersteuningsbatterij wordt opgeheven, de taak gaat over naar Commando Grondgebonden Luchtverdediging.

CLSK

Onderstaande tabel geeft weer wat de verwachte effecten zijn op de realisatie van de operationele doelstellingen in de begroting 2011.

Operationele doelstellingen 1,2 en 3 Commando luchtstrijdkrachten

Groep

Organieke eenheid

Geplande inzet (OD1)

Totaal aantal eenheden

Totaal aantal operationeel gerede eenheden

(OD1 en OD2)

Voortzettings-vermogen (OD3)

 

Specifiek

Organiek

Jachtvliegtuigen

F-16

Squadron1

0,1

5 → 4

 

1,8 → 1,8

3,2 → 2,2

Helikopters (DHC)

AS-532 Cougar

Squadron

 

1 → 0,2

 

0,5 → 0,1

0,5 → 0,1

Geleide Wapens

Patriot-batterij

Batterij

 

4 → 3

 1 → 0

3

 

Luchttransport

(K)DC-10

Squadron2

0,2

1

 

0,6 → 0,5

0,4 → 0,5

X Noot
1

In de begroting 2011 is al een tijdelijke reductie in het aantal vlieguren F-16 verwerkt, waardoor de operationele gereedheid al was verlaagd van 2,3 squadron naar 1,8 squadron. Deze tijdelijke aanpassing heeft met de huidige reductie van negentien F-16»s een definitief karakter gekregen.

X Noot
2

In de begroting 2011 bestaat het squadron uit drie toestellen (2 x KDC-10 en 1 x DC-10). Na aanpassing resteren nog twee toestellen KDC-10.

CKMar

Intensiveringen in het regeerakkoord op het gebied van de nationale veiligheid die de Marechaussee betreffen, moeten binnen de formatie en de budgettaire kaders worden verwezenlijkt. Deze kaders worden op grond van doelmatigheidsmaatregelen minder ruim. In overleg met het gezag zullen de prioriteiten opnieuw worden bezien. Ook de politiezorg ten behoeve van de krijgsmacht is bij de Koninklijke marechaussee belegd. De verkleining van de krijgsmacht heeft gevolgen voor die capaciteit.


X Noot
1

Hiertoe worden behalve investeringen in militair materieel ook investeringen in infrastructuur en bestuurlijke informatietechnologie gerekend.

X Noot
2

Vanwege de gezagsrelatie met andere departementen en het Openbaar Ministerie wijkt de positie van de Koninklijke marechaussee ten opzichte van de CDS af van die van de andere operationele commando’s.

X Noot
3

Command, Control, Communication, Computers & Information.

X Noot
4

OD 1: beschikken over expeditionaire eenheden voor geplande internationale en nationale inzet,

OD 2: beschikken over (specifiek) operationeel gerede expeditionaire eenheden,

OD 3: beschikken over voortzettingsvermogen voor gereedstelling eenheden.

Naar boven