12 Verzamelwet SZW 2012

Aan de orde is de behandeling van:

  • - het wetsvoorstel Wijziging van enkele wetten van het ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid (Verzamelwet SZW 2012) (33015).

De algemene beraadslaging wordt geopend.

De heer Ulenbelt (SP):

Voorzitter. Deze verzamelwet had misschien een hamerstuk kunnen zijn, maar ik heb er een heel groot probleem mee. Twee jaar geleden is afgesproken dat de toen ingevoerde regeling voor premiekorting voor 50-plussers die in dienst worden genomen en voor 62-plussers die in dienst worden genomen en in dienst worden gehouden, geëvalueerd zou worden. Dat is toentertijd op initiatief van de minister in de wet gezet, maar in deze verzamelwet wordt die evaluatie, die er nu had moeten zijn, ineens geschrapt.

De SP-fractie vindt dat bizar. Het gaat op jaarbasis om een bedrag van ongeveer 600 mln., maar er zijn gerede twijfels of dat bedrag wel doet wat daarmee wordt beoogd. Ik denk nooit aan complotten, want zo zit ik niet in elkaar, maar mijn vraag aan de minister is waarom hij die evaluatie niet wil uitvoeren over iets waar heel veel twijfel over is. Het gaat niet om een paar centen, maar om 600 mln. Daarom heb ik een amendement ingediend om die evaluatiebepaling niet te schrappen en om deze alsnog uit te voeren. Het kabinet noemt als argument dat het in het regeerakkoord staat, maar dat lijkt mij geen reden om van een evaluatie af te zien en de Kamer die informatie te onthouden. Bovendien wordt er op de een of andere wijze opnieuw voortgegaan met vormen van premiekorting. Voordat wij daarover besluiten nemen, is het heel verstandig om te weten of deze wel effectief zijn.

Ik heb nog twee puntjes. Bij het lezen van deze wet kwam ik achter een nieuwe vorm van misbruik van WW, waar ik nog nooit van had gehoord, ook al heb ik er al heel wat voorbij zien komen. Er is een bedrijf dat failliet gaat en dat zijn werknemers tijdens de opzegtermijn in de WW stopt. Vervolgens is er een sluwe curator die deze mensen detacheert bij een andere werkgever. De curator steekt de centen niet in zijn eigen zak, hoewel dat ook kan gebeuren, maar daar ga ik maar niet vanuit, maar hij stopt deze in de boedel.

De minister wil dat terecht onmogelijk maken, complimenten daarvoor. Maar nu hebben we ook een klein akkefietje in Boekelo. Daar is een bedrijf failliet gegaan. Dat bedrijf betaalde uit de bedrijfshuishouding de VUT-gelden voor deze mensen. Het bedrijf is failliet en de VUT-gelden zijn weg, zodat deze mensen zonder inkomen zitten. Als de minister de curatoren wil aanpakken, dan is dat terecht. Het probleem is heel erg klein. We hebben daar vragen over gesteld. Het is nog nooit eerder voorgekomen. Het gaat om vijf mensen. Zou de minister voor dit geval een oplossing willen zoeken, zodat deze vutters na dertig of veertig jaren werken, waarin ze altijd premies hebben betaald, niet vlak voor hun AOW aan de bedelstaf raken?

Ik heb nog één vraag. In de nota naar aanleiding van het verslag zegt de minister dat iemand die van een werkgever een aanbod krijgt om vijf uur langer te werken dan zijn oude contract, dat moet accepteren. De minister zegt: als je dat in het verleden hebt gedaan, dan is dat redelijk. Dan is dat passende arbeid. Mijn vraag aan de minister is de volgende. Het is voorstelbaar dat iemand om goede redenen van een 30-uurscontract naar een 25-uurscontract is gegaan. Die persoon wordt vervolgens ontslagen. Waarom zou zo iemand dan weer een 30-uurscontract moeten accepteren? Die goede redenen kunnen van alles zijn. Dat kan studie zijn, dat kan werk ergens anders zijn, dat kan zorg voor kinderen zijn, dat kan mantelzorg zijn. Is het niet een beetje hard om iemand een maatregel op te leggen als iemand om goede redenen vijf uur langer werken niet wil accepteren?

Mevrouw Hamer (PvdA):

Voorzitter. Aan de orde is de Verzamelwet Sociale Zaken en Werkgelegenheid. Mijn fractie was al kritisch over deze verzamelwet, maar is dat eigenlijk naar aanleiding van het advies van de Raad van State nog meer geworden. De Raad van State is buitengewoon kritisch hierover. Hij geeft aan dat deze verzamelwet, nog los van de inhoud, ook procesmatig niet voldoet. De verschillende onderdelen hebben geen samenhang, de verschillende onderdelen zijn nu ook in verschillende wijzigingen uiteengevallen en de verschillende punten zijn niet op elkaar afgestemd. Dat maakt ons sowieso zeer bezorgd over deze wet.

Onder deze verzamelwet die op zichzelf een aantal vriendelijke dingen lijkt te regelen, wordt naar onze mening op vrij slinkse wijze toch weer verdergegaan met de uitholling van de bescherming van de werknemer, waarbij met name mensen van een vast contract naar een flexcontract worden gebracht. Ook hier komt dus weer op stiekeme wijze, zoals we dat eerder hebben gezien, het ontslagrecht in het geding. Wij staan daarom buitengewoon kritisch tegenover dit wetsvoorstel.

De voorzitter:

Ik heb mevrouw Van Gent op mijn lijstje staan. Zij is echter afwezig.

Het woord is aan de heer Huizing.

De heer Huizing (VVD):

Voorzitter. Ik zal het erg kort houden, maar ik denk dat het goed is om ook een positief geluid te laten horen over het wetsvoorstel dat hier vanavond voorligt. Dit wetsvoorstel behelst gewoon een aantal oplossingen voor knelpunten in de uitvoering van de sociale zekerheid, met als gevolg een besparing op de uitvoeringskosten. Deze besparingen dragen weer bij aan het realiseren van een zeer forse taakstelling waar het UWV en de SVB voor staan. Tegelijkertijd zijn ze natuurlijk ook gewoon een gevolg van wat dit voorjaar door de minister al aangekondigd was.

Wij zijn dus positief over het wetsvoorstel. Het draagt bij aan een kleinere en efficiënte overheid. Een goed voorbeeld is het vervallen van de jaarlijkse herbeoordeling van volledige en duurzame arbeidsongeschiktheid. Dit leidt tot een verlaging van de lasten bij zowel de uitkeringsgerechtigden als het UWV, terwijl het resultaat in grote lijnen hetzelfde blijft. Als het dienstverband van een werknemer van rechtswege wordt ontbonden maar hem toch een verlenging is aangeboden, wordt dit vanaf nu gezien als een schending van de plicht om werk te aanvaarden. Daarmee vervalt nu het recht op WW. Dit voorstel past dan ook naadloos bij het streven van het kabinet en de VVD om meer mensen aan het werk te krijgen, zeker als ze dat ook kunnen.

De voorzitter:

Dank u wel. Mij is gebleken dat de minister direct kan antwoorden.

Minister Kamp:

Voorzitter. Ik ga eerst in op hetgeen de heer Ulenbelt naar voren heeft gebracht. Hij is van mening dat de premiekortingsregeling toch zou moeten worden geëvalueerd. Ik begrijp dat hij die opvatting is toegedaan. Voor mij – en mogelijk ook voor de Kamer – is echter van belang dat er in het regeerakkoord een duidelijke afspraak is gemaakt om deze premiekortingsregeling te handhaven. Dat is natuurlijk niet het laatste woord; de Kamer moest zich er nader over beraden. De Kamer heeft dat ook gedaan. Ik heb deze premiekorting alsmede andere premiekortingen en bonussen uitgewerkt in een vitaliteitspakket dat ik in een brief aan de Kamer heb gepresenteerd. De Kamer heeft het behandeld en de uitwerking uiteindelijk ook geaccordeerd. Daarmee hebben wij de zaak geregeld, eerst in het regeerakkoord en daarna met de acceptatie van het vitaliteitspakket. Het heeft geen zin om dan weer te evalueren. Wij moeten niet evalueren om het evalueren.

Het vitaliteitspakket is niet zo maar vastgesteld. Het is een belangrijk onderdeel van de uitwerking van het pensioenakkoord. Het Centraal Planbureau zal het pensioenakkoord doorrekenen, zowel op de houdbaarheid – de problematiek van jonge en oude generaties – als op de participatie-effecten. Over dat laatste spreek je als je het hebt over deze premiekorting en over de werkbonussen. Het Centraal Planbureau zal ook dit onderdeel, dus het vitaliteitspakket, betrekken bij de doorrekening van het pensioenakkoord. Ik wijs ook op de afspraak om in het jaar 2019 alle oudere regelingen nog eens integraal te bezien in het licht van het streven naar gelijke arbeidsparticipatie van 55-plussers. Er zijn dus vier redenen: ten eerste staat het in het regeerakkoord, ten tweede is het geaccepteerd met het vitaliteitspakket, ten derde wordt het vitaliteitspakket als onderdeel van het pensioenakkoord doorgerekend en ten vierde bezien wij in 2019 wat het resultaat is geweest van alle regelingen die wij hebben en of die ook het gewenste effect hebben gehad, waarna de zaak opnieuw heroverwogen kan worden. Ik denk dat wij het daarmee op een ordentelijke manier hebben geregeld. Ik pleit er dan ook voor om het amendement van de heer Ulenbelt niet te steunen. Met andere woorden, ik moet aanvaarding van het amendement van de heer Ulenbelt ontraden.

De heer Ulenbelt (SP):

Het gaat mij erom dat er in het land grote twijfels zijn of de premiekortingen wel werken of gewerkt hebben. Voor iemand van 63 die in dienst blijft, krijgt de werkgever in een keer een korting. Die korting is echter geen reden om hem in dienst te houden. Omdat het hier gaat om een bedrag van 400 mln. per jaar lijkt het mij heel verstandig om te kijken of het effectief wordt besteed. Dat was oorspronkelijk ook de bedoeling, want kennelijk waren er twijfels of het allemaal werkte. De minister wuift dat vervolgens weg door te zeggen dat het in het regeerakkoord is geregeld. Wij kijken wel vaker terug of geld fatsoenlijk is besteed. Dat was mijn bedoeling ermee.

Minister Kamp:

Het zal de heer Ulenbelt niet zijn ontgaan dat ik niet alleen naar het regeerakkoord heb verwezen, maar nog een drietal andere overwegingen naar voren heb gebracht. Deze premiekorting is een van de elementen van het veel bredere vitaliteitspakket. Er is ook een regeling om de mobiliteit van ouderen te bevorderen. Daarnaast is er een regeling om werkloze 50-plussers in dienst te nemen. Er wordt gekeken naar de mogelijkheid om mensen met een arbeidshandicap voor een bonus in aanmerking te laten komen. Verder wordt er een doorwerkbonus voor oudere werknemers geregeld. Er is een regeling om 55-plussers die een baan hebben en die bereid zijn om naar een andere baan over te stappen te faciliteren. Dat geheel is in dat vitaliteitspakket samengebracht. Daar is uitgebreid met de Kamer over gesproken. Het heeft ook de instemming van de Kamer gekregen.

De heer Ulenbelt (SP):

Ik heb gesproken met de minister over de toekomst en dat vitaliteitspakket. Het gaat mij nu om de vraag – het is een plicht van het parlement om te kijken wat er in het verleden met het geld is gebeurd – of die 400 tot 500 mln. effectief zijn besteed. Dat vitaliteitspakket wordt geëvalueerd, hoop ik.

Laat ik een beroep doen op mijn collega's: wij hebben de dure plicht om te kijken waar het geld is gebleven, dus steunt u alstublieft mijn amendement.

Minister Kamp:

Waar dit geld blijft, is duidelijk. Het is een onderdeel van een pakket van maatregelen dat is gericht op het bevorderen van de arbeidsdeelname van ouderen. Er zijn regelingen voor de werkende ouderen zelf en regelingen voor werkgevers. Soms wordt er een bonus gegeven voor het in dienst nemen van iemand. De andere keer gebeurt dat als iemand van de ene baan naar de andere gaat. Het is een pakket van maatregelen, goed afgewogen. Dat is een uitwerking van eerdere afspraken, dat bovendien de instemming van de Kamer heeft gekregen. Het wordt betrokken bij de doorrekening door het CPB. In 2019 zal dit in overleg met de sociale partners worden heroverwogen. Ik denk dat wij dit op een correcte manier doen.

Ik dank de heer Ulenbelt voor zijn steun voor het voorstel om te voorkomen dat in het geval van een faillissement het WW-geld in de boedel verdwijnt, terwijl mensen elders werken en daarvoor betaald krijgen. Dat is niet de bedoeling van de heer Ulenbelt en ook niet van het kabinet. Ik hoop dat de Kamer daarmee kan instemmen. Dat zou mij genoegen doen. De heer Ulenbelt noemde een zaak die zich in Boekelo heeft afgespeeld, waar hij al twee keer aandacht heeft gevraagd middels schriftelijke vragen. Ik heb die beantwoord. Ik kan hem hierin niet tegemoet komen. Een VUT-regeling is iets tussen een werkgever en een werknemer. Er is geen relatie tussen een VUT-regeling en de WW. Als er in een VUT-regeling iets misgaat, is dat iets wat misgaat tussen de werkgever en de werknemer. Dat kan niet via de WW worden opgelost. Ik ben ook niet bereid om dat te doen.

De heer Ulenbelt vroeg of iemand 5 uur extra werk moet accepteren. Als iemand geen werk kan krijgen, moet je daar als collectief een voorziening voor treffen. Dat kan in de vorm van WW of van bijstand. Als iemand een baan heeft van bijvoorbeeld 25 uur en hij of zij kan een andere baan krijgen voor 30 uur, denk ik dat de gemeenschap, die het geld moet opbrengen, aan de betreffende persoon kan vragen om die te aanvaarden en een oplossing te vinden voor dat verschil van 5 uur. Volgens mij moeten wij niet iemand een uitkering geven omdat hij niet bereid is om 5 uur meer te werken. Uitkeringen moeten alleen worden verstrekt als het echt nodig is, als het echt noodzakelijk is om de belastingbetaler of de premiebetaler te laten betalen voor iemand voor wie geen werk is of die niet kan werken.

Mevrouw Hamer zei dat het ontslagrecht wordt ondermijnd met dit wetsvoorstel. Ik kan dat niet helemaal plaatsen. Ik kan mij een uitspraak van de rechter voor de geest halen, in dit geval van de Centrale Raad voor Beroep, waarin naar voren kwam dat er een probleem is in de uitvoering van de toepassing van artikel 24, lid 7, van de WW. Als iemand die een contract heeft voor bepaalde tijd, bijvoorbeeld van een jaar, na afloop daarvan een nieuw contract voor bepaalde tijd aangeboden krijgt en dat contract weigert, kan het UWV niet weigeren hem een WW-uitkering te verstrekken. Dat is absoluut niet de bedoeling van de wetgever, zo is onze overtuiging. Het is in elk geval niet de bedoeling van het kabinet. Vandaar dat wij dit voorstel hebben gedaan. Wij hebben de Kamer voorgesteld om de wet op dit punt aan te passen zodat een persoon met een tijdelijk contract die kan blijven werken met een nieuw tijdelijk contract niet thuis kan gaan zitten met een WW-uitkering.

Ik denk dat dit niets te maken heeft met aantasting van het ontslagrecht, maar dat dit opnieuw een voorbeeld is van hoe je op zorgvuldige wijze met het geld van de belasting- en premiebetaler moet omgaan. Dat wil trouwens niet zeggen dat er in zo'n geval automatisch een uitspraak wordt gedaan door het UWV. Iedere keer dat zo'n kwestie zich voordoet, gaat het UWV datgene wat zich in het concrete geval heeft afgespeeld, toetsen aan de Richtlijn passende arbeid. Daarbij wordt met allerlei criteria rekening gehouden. Er komt een zorgvuldige afweging en dan wordt er een besluit genomen. Het mag echter niet zo zijn dat het UWV in dit soort gevallen niets anders zou kunnen doen dan WW gaan betalen, terwijl iemand in staat is om voor zijn eigen inkomen te zorgen. Dat is de reden waarom wij het voorstel aan de Kamer hebben gedaan zoals dat is gedaan.

De heer Huizing was verheugd dat wij hiermee de taakstelling van het UWV voor een deel helpen invullen. Ik denk dat dit een heel goede zaak is. Het UWV moet binnen een periode van vier jaar tot een korting op het jaarlijkse budget van 0,5 mld. zien te komen. Daar is heel veel voor nodig, waaronder vereenvoudiging van regels. Ook datgene wat deel uitmaakt van deze verzamelwet, levert daaraan een bijdrage. Ik ben blij met de steun van de heer Huizing. Wij zullen op dit punt nog met verdere voorstellen bij de Kamer komen.

De voorzitter:

Ik kijk rond om te zien of er behoefte is aan een tweede termijn. Mijnheer Ulenbelt, als u een vraag hebt, kunt u die ook aan de interruptiemicrofoon stellen.

De heer Ulenbelt (SP):

Ik kom terug op de kwestie van de vijf uur. In de nota naar aanleiding van het verslag wordt iets anders geschreven dan wat de minister hier zegt. Daarin staat namelijk ook dat er bij zo'n aanbod van vijf uur extra zal worden gekeken naar de persoonlijke omstandigheden. Misschien is het voor de wetsgeschiedenis goed als de minister hierover nog iets zegt. Kan het zo zijn dat iemand vroeger wel 30 uur heeft gewerkt en vervolgens 25 uur is gaan werken, bijvoorbeeld in verband met mantelzorg, en dat het dan niet terecht is dat het UWV in het kader van passende arbeid eist dat deze persoon 30 uur gaat werken? Daarbij is die persoon dus voor dit doel recent, een jaar of twee jaar geleden, een 25 uurscontract aangegaan.

Minister Kamp:

Voor deze vijf uur vind ik het inderdaad verantwoord. Als iemand 25 uur heeft gewerkt en dan een aanbod krijgt voor 30 uur, is het naar mijn mening niet goed dat hij kan zeggen: die vijf uur extra bevalt mij niet; ik blijf thuis, en geef mij maar WW. Dat is niet reëel. Ik denk ook niet dat het zo moet zijn dat iemand die vijf uur heeft gewerkt en 36 uur krijgt aangeboden, daartoe onmiddellijk verplicht moet worden. Het moet allemaal in redelijkheid. Ik denk dat de vijfuursgrens een redelijke grens is, waarbij betrokkenen in staat zijn om oplossingen te vinden. Iedereen moet in de eerste plaats zijn of haar eigen verantwoordelijkheid dragen. Op deze wijze wordt daarop naar mijn overtuiging geen onredelijk beroep gedaan.

De voorzitter:

Mijnheer Ulenbelt, uw laatste vraag.

De heer Ulenbelt (SP):

In de nota naar aanleiding van het verslag staat toch echt: er wordt rekening gehouden met persoonlijke omstandigheden. Dan ben ik wel benieuwd om van de minister te horen wat persoonlijke omstandigheden kunnen zijn die rechtvaardigen dat er geen maatregel komt als iemand die vijf uur extra niet wil.

Minister Kamp:

In alle gevallen is het zo dat er niet digitaal wordt beslist. Er wordt altijd in het individuele geval bekeken wat daarvoor de uitkomst moet zijn. Het is evenwel ook nodig om daaraan guidance te geven met de vijf uur als uitgangspunt dat wordt vastgelegd, terwijl het UWV vervolgens bij de beoordeling op een zorgvuldige manier zijn werk doet. Ik denk dat wij daarmee een adequate regeling hebben getroffen.

De algemene beraadslaging wordt gesloten.

De voorzitter:

Hiermee zijn wij gekomen aan het eind van de behandeling van de verzamelwet Sociale Zaken en Werkgelegenheid. Wij gaan door met het volgende onderwerp.

Naar boven