3 Visserijwet

Aan de orde is de behandeling van:

  • - het wetsvoorstel Tijdelijke wijziging van de Visserijwet 1963 in verband met de invoering van de bevoegdheid tot het treffen van bestuurlijke maatregelen (32658).

De algemene beraadslaging wordt geopend.

MevrouwOuwehand (PvdD):

Voorzitter. Wij bespreken vandaag een wijziging van de Visserijwet. Doel is om daarmee een wettelijke grondslag te creëren voor het treffen van maatregelen in de voedselketen, in dit geval de visserijketen, ter bescherming van de volksgezondheid. Die mogelijkheid was er nog niet. De Partij voor de Dieren heeft daar eerder wel om gevraagd, maar voormalig minister Verburg hield de boot af. Zij gaf aan geen wettelijke mogelijkheden te hebben om een vangstverbod af te kondigen, terwijl een vangstverbod wel nodig was. Er zijn echter gebieden in Nederland waarvan de waterbodem zo ernstig is vervuild met dioxine dat de palingen en ook de wolhandkrabben getypeerd kunnen worden als chemisch afval. Dat moet me van het hart.

Ik ben blij dat de staatssecretaris de motie van de Partij voor de Dieren om de Visserijwet met spoed te wijzigen heeft overgenomen. Dat is ook de reden waarom we hier staan. Ik dank het kabinet dat de noodzaak is ingezien om op te treden. Wel steekt het me dat daarvoor een uitzending van ZEMBLA nodig was. Ik heb vele mailtjes en twitterberichtjes ontvangen van mensen die zich afvroegen waarom een uitzending van ZEMBLA nodig was om de politiek in beweging te krijgen. Kan de staatssecretaris daar ook richting die kiezers nog even op reflecteren? Ik zie dat hij glimlacht, dus dat wil hij vast wel.

Wij dringen dus al langer aan op een vangstverbod. Palingen in de vervuilde gebieden, en dat zijn er kennelijk veel meer dan tot nu toe aangenomen, kunnen niet op de markt worden gebracht vanwege een veel te hoog dioxinegehalte. Dit laatste vormt een gevaar voor de volksgezondheid. Nu, vier jaar nadat we dit pleidooi zijn begonnen, worden er dan eindelijk maatregelen genomen. Beter laat, dan nooit. De gehaltes dioxine in de paling in de vervuilde gebieden waren echter bekend. In 2007 is daarover een stevige brief van de Voedsel en Waren Autoriteit gekomen. Gezien het feit dat het probleem in 2007 al bekend was, hebben de vissers zich er dus op kunnen voorbereiden dat de palingvisserij in de grote rivieren een doodlopende weg is.

Naast de dioxineproblematiek speelt ook de zorgelijke toestand van het palingbestand al langer. Meermaals is aangegeven dat er nu moet worden ingegrepen om de soort te behoeden voor uitsterven. De palingstand in ons land is in 50 jaar met meer dan 90% teruggelopen. Als we de paling, een icoon van de Nederlandse wateren, niet beschermen, zullen we afscheid moeten nemen van dit dier. Daarvoor wil ik tijdens mijn bijdrage wel aandacht vragen. We zijn blij dat er nu een vangstverbod wordt afgekondigd vanwege de volksgezondheid en de voedselveiligheid, maar alleen daarmee zijn we er nog niet. Zeker gelet op de compensatiemaatregelen die het kabinet wil treffen om de vissers tegemoet te komen, moeten we ons vandaag de vraag stellen of het naar de vissers toe nog wel eerlijk is om te blijven doen alsof het vangen van paling een toekomstperspectief heeft.

Het voormalige ministerie van LNV heeft verschillende wetenschappers advies gevraagd en, omdat de rapporten niet bevielen, weer nieuwe adviezen gevraagd. De conclusie van de wetenschappers is echter voortdurend hetzelfde: het gaat 60 tot 200 jaar duren voordat de palingpopulatie zich herstelt, maar dan alleen als we nu stoppen met vissen. Door de wetenschappelijke adviezen in de wind te blijven slaan, lopen we twee heel grote risico's. Ten eerste het risico dat de paling uitsterft en ten tweede dat uiteindelijk ook de palingvisser uitsterft. Het is niet eerlijk om te doen alsof dat niet het geval zal zijn. De Partij voor de Dieren heeft in de discussie over het aalbeheerplan steeds gepleit voor een compleet vangstverbod, in ieder geval tot de stand volledig is hersteld. En dat kan dus tientallen jaren duren als het al niet veel langer is.

Wij hebben ook gezien dat de Nederlandse voorstellen niet eens de goedkeuring van Europa konden wegdragen. De plannen die Nederland heeft gepresenteerd, werden weer gecorrigeerd door Europa en eigenlijk schaam ik mij daar wel een beetje voor. Ik zal straks een motie indienen als de staatssecretaris niet toezegt dat hij bereid is om een totaal vangstverbod voor paling af te kondigen.

Een van de oplossingen waarnaar wordt gezocht, is palingkweek. Daarvoor wordt echter wilde paling uit de zee gevangen en dat kan de populatie niet hebben. Het is dus een slecht plan. Palingkweek is niets meer of minder dan jonge paling uit zee halen en in kwekerijen groot laten worden. Consumenten die deze paling eten, hebben echter vaak het gevoel dat zij daarmee de wilde paling ontzien. En dat is dus niet waar!

Paling kent een nogal mysterieus voortplantingsproces. Daarom is voorgesteld om de Leidse universiteit onderzoek te laten doen naar de mogelijkheid om stamcellen van zebravisjes in de paling in te spuiten. Men experimenteert daarmee, omdat het de verwachting is dat de paling dan beter in gevangenschap tot voortplanting kan worden gebracht, iets wat tot nu toe niet is gelukt. Dat wij bereid zijn om dierproeven te doen voor de lekkere trek, vind ik onvoorstelbaar. Wij doen het namelijk niet om de soort te redden, maar om paling te kunnen blijven eten. Ik vraag de staatssecretaris om met het oog op het belang van een gezonde palingstand op te treden en de palingkwekerij in Nederlands en Europees verband te verbieden, dan wel om zich voor zo'n verbod in te zetten.

Een laatste opmerking. Niet zo lang geleden is eindelijk een apparaat beschikbaar gekomen om paling in korte tijd te doden. De Partij voor de Dieren houdt er niet van om dieren dood te maken, maar als dat dan toch gebeurt, geldt in ieder geval voor landbouwhuisdieren de wettelijke verplichting om dieren voorafgaand aan de slacht binnen korte tijd buiten bewustzijn te brengen om de dieren zo min mogelijk pijn en stress te laten verduren.

Voor vissen geldt deze bescherming niet en vooral voor palingen is dat vreselijk. Er worden nog steeds palingen ontslijmd in zoutbaden, wat betekent dat ze een urenlange doodsstrijd moeten doorstaan waarbij het zout de huid verbrandt. Het apparaat is inmiddels beschikbaar; wij hebben er dan ook lang om gevraagd. Nu er eenmaal een alternatief is, zou ik graag zien dat wij afscheid nemen van die zoutbaden. Kan de staatssecretaris dat toezeggen? Mijn fractie pleit al langer voor beschermende maatregelen en voor wetgeving voor het doden van vissen en het beperken van pijn en stress voorafgaand aan de slacht. Ik zou graag zien dat het kabinet hier werk van maakt. Ik heb dan ook een motie voorbereid.

MevrouwVan Veldhoven (D66):

Voorzitter. Eindelijk! Het vangstverbod voor giftige paling ligt voor ons! Het heeft lang geduurd. Vele algemene overleggen, Kamervragen en onderzoeken zijn aan dit verbod gewijd. Laten wij even terugkijken.

Al in maart 2007 was duidelijk dat aal uit de grote rivieren niet aan de norm voldeed, zo schreef de minister in een brief aan de Kamer. Maar de minister wilde de producenten nog graag een kans geven om met een oplossing te komen. Zij schreef dan ook op 15 mei 2007 dat zij pas maatregelen zou nemen als de bescherming niet effectief zou blijken te zijn. Twee jaar later, op 16 april, schrijft de VWA: "De sector is niet geslaagd in het nemen van effectieve maatregelen en ik adviseer, op korte termijn wettelijk te regelen dat paling uit risicogebieden niet langer in de handel komt." Vervolgens gebeurde er niets!

Op 25 september 2010 wist ZEMBLA het dossier inderdaad een duw te geven. Er volgde een fel debat, waarin de minister het gevoerde beleid van stilstand verdedigde en de sector nog meer tijd wilde gunnen om met een keurmerk te komen. Op 7 oktober 2010 heb ik mijn maidenspeech gewijd aan de dioxinepaling en een motie ingediend waarin precies werd voorgesteld wat nu inderdaad wettelijk wordt geregeld, namelijk een vangstverbod. Op diezelfde 7 oktober stemden CDA, VVD en PVV hiertegen. Blijkbaar was de volksgezondheid voor deze fracties niet het allerbelangrijkste. Tijdens het wetgevingsoverleg visserij van 8 november erkende de staatssecretaris, na langdurig aandringen van mijn kant eindelijk dat de sector inderdaad te weinig actie ondernam en kwam er een toezegging van zijn kant dat wij actie mochten verwachten. De Wet dieren bleek op korte termijn geen uitsluitsel te bieden. De Visserijwet doet dat nu wel, maar dat had vier jaar geleden dus ook gekund. Vier jaar lang heeft het toenmalige ministerie van LNV dit gewoon laten lopen. Hulde aan deze staatssecretaris voor het feit dat hij nu wel doorpakt.

Maar ik vraag hem ook: wat heeft hij hier nu van geleerd? Wat is er misgegaan in die vier jaar? Hoe kan het zijn dat onderzoeksjournalisten en volksvertegenwoordigers moeten optreden waar ambtenaren en wetenschappers meerdere keren al alarm hebben geslagen? Was communicatie het probleem? Was het voorzichtigheid met de sector? Wat is er nu veranderd in het contact tussen de nVWA, het ministerie van EL&I en het ministerie van VWS naar aanleiding van dit dossier? Bij het debat over de Q-koorts is er een motie van mij aangenomen over een alarmprocedure, waarmee de regio ervoor kan zorgen dat het ministerie snel gaat ingrijpen. Wat mij betreft krijgt ook de directeur van de nVWA een alarmknop of een hotline, want brieven en rapporten sturen helpt blijkbaar niet. Zo veel is wel duidelijk geworden. Ik heb daarover een motie in voorbereiding, maar uiteraard ben ik ook blij met een toezegging van de staatssecretaris op dit punt.

De sector werkt aan een keurmerk. Dat is nuttig voor andere gebieden, om de kwaliteit te blijven monitoren. Mijn vraag aan de staatssecretaris is: gaat het keurmerk nu nog door of was het alleen een initiatief van de vissers in de sterk vervuilde gebieden? Over het definiëren van die gebieden: ik neem aan dat de staatssecretaris bij het bepalen van de gebieden die schoon of vuil zijn, ook kijkt naar de gemiddelde grootte van de paling die wordt gevangen. Hij stelt voor, een mengmonster te nemen van 30 tot 40 centimeter, maar grotere palingen bevatten meer gif. Als er bijvoorbeeld in het Twentekanaal vooral grotere palingen worden gevangen, ontstaat op basis van een mengmonster met kleinere paling eigenlijk een verkeerde afweging.

De vraag naar wilde paling zal met dit verbod mogelijk weer groeien. Gelukkig kunnen consumenten er nu weer op vertrouwen dat de vis veilig en lekker is. Aan de vraag zal wellicht niet meer helemaal kunnen worden voldaan met vis die uit Nederland komt. Mijn vraag aan de staatssecretaris is: uit welke landen komt eventueel geïmporteerde wilde paling? Is er voldoende zicht op de kwaliteit daarvan?

Dan kom ik nu op het punt van de compensatie. De vissers hebben niet zelf voor de vervuiling gezorgd, dat is waar. Maar het kan niet zo zijn dat wij bewuste wetsovertreders gaan belonen. Deze vissers hebben jarenlang vis op de markt gebracht waarvan zij heel goed wisten dat die giftig was. Dat zij zich hiervan bewust waren, bleek uit de ZEMBLA-uitzending van vorig jaar. Wij herinneren ons allemaal nog de man die zei: handel is handel. Maar ook in de brief van Van der Waal Binnenvisserij, die alle Kamerleden deze week ontvingen, staat letterlijk dat het al tientallen jaren lang bekend was en beschreven is. De staatssecretaris denkt aan compensatie? Ik dacht eerder aan een boete. De gezondheid van mensen is tientallen jaren bewust in gevaar gebracht. Maar goed, het niet langer kunnen uitoefenen van je beroep, zeker als je familie daarin jarenlang actief is geweest, zal zeker als een straf worden ervaren.

Als er compensatie komt, dan in ieder geval geen goudgerande regeling. Het kan niet zo zijn dat wij aan voedselproducenten het signaal geven dat zij structureel de wet kunnen overtreden en vervolgens luxe worden uitgekocht. Ik heb hierover een aantal vragen. Ik neem aan dat de staatssecretaris een bepaalde deadline in zijn hoofd heeft voor investeringen die hij nog wil vergoeden. Ik kan mij voorstellen dat hij daarvoor bijvoorbeeld de datum van het nVWA-advies aanhoudt, of in elk geval de datum van het wetgevingsoverleg, waarin hij erkende dat de vervuilde paling niet meer op de markt mag komen.

De staatssecretaris schrijft dat er op basis van bestaande huurrechten vergoed zal worden. Daarbij kan ik mij iets voorstellen. Maar de staatssecretaris schrijft ook, dat een vergoeding zal worden ingesteld voor niet-giftige vis die niet gevangen mag worden. Dat lijkt op een bankier die een bonus komt vragen voor alle deals die hij gesloten zou hebben als de bank niet failliet was gegaan.

Dan nu de toekomst. Wij zijn een liberale partij met veel vertrouwen in de markt, maar wij vinden ook dat de consument de markt moet kunnen vertrouwen. Het kan niet zo zijn dat de consument gaat twijfelen over de veiligheid van Nederlands voedsel. De overheid moet optreden als de gezondheid van de consument in het geding is. Een volgend dossier op dit terrein dient zich al aan: de ESBL-bacterie in kippenvlees. Ik neem dat wij ook daarbij een doortastende staatssecretaris zullen zien. Anders helpen wij hem graag daarbij.

De heerSlob (ChristenUnie):

Ik vind mevrouw Van Veldhoven toch wel erg hard tegenover de vissers. Het aantal gebieden waar nu het vangstverbod gaat gelden, is vele malen groter dan wij ooit hadden bevroed. Ik begrijp dat mevrouw Van Veldhoven dat altijd al had overzien en dat zij dus ook heel goed begrijpt dat de vissers minder gecompenseerd hoeven worden dan mogelijk door andere partijen zal worden voorgesteld.

MevrouwVan Veldhoven (D66):

Waar het mij om gaat, is de gezondheid van de Nederlandse consument. Het gaat niet alleen meer over de gebieden waar we het in eerste instantie over hadden. In het rapport van IMARES bleek al een hele lijst met gebieden te staan, waarvan IMARES ook zei dat het waarschijnlijk om al die gebieden gaat. Voor mij staat de gezondheid van de consument voorop. Als dat betekent dat in al die gebieden geen paling meer gevangen moet worden om de gezondheid van de consument te garanderen, dan zeg ik daarop ja. Als het betekent dat de vissers in al die gebieden geen inkomsten meer kunnen krijgen uit de vangst van paling – het zijn geen sportvissers, ze vangen om de vangst op de markt te brengen – dan zeg ik daarop ja. Als je dan een groep hebt die willens en wetens tientallen jaren lang verontreinigd voedsel op de markt heeft gebracht, dan zeg ik dat je inderdaad goed moet kijken naar de regeling die je daarvoor opstelt. Het kan immers niet zo zijn dat je het signaal geeft – ik neem aan dat de ChristenUnie dat met mij eens is – dat het oké is om jarenlang willens en wetens de wet te overtreden. Dat kan ook niet het signaal zijn dat de ChristenUnie graag wil geven. Natuurlijk heb ik er ook begrip voor dat we mensen die nog huurrechten hebben, niet nog drie jaar lang met kosten kunnen opzadelen waar ze geen inkomsten meer tegenover kunnen stellen. Ik vind echter wel dat we moeten oppassen met het signaal dat we geven. Wat mij betreft, komt er geen goudgerande regeling.

De heerSlob (ChristenUnie):

De signalen van de ChristenUnie zal ik straks van achter het spreekgestoelte afgeven aan de staatssecretaris. Ik sloeg even aan op het gemak waarmee mevrouw Van Veldhoven zei dat dit al tientallen jaren bekend is. Ik geef toe dat ik de brief ook heb gezien en daar staat hetzelfde citaat in. Er zijn nu echter ook gebieden in beeld gekomen waarvan ook wij nooit hadden bevroed dat de vervuiling ook daar al zo groot zou zijn. Dan praat je toch over een heel andere situatie. Het is moeilijk om bij een onderwerp als dit de genuanceerdheid in de gaten te houden. Een partij als D66 laat zich altijd voorstaan op genuanceerdheid. Vandaar dat ik even aansloeg.

MevrouwVan Veldhoven (D66):

Ik ben boos op de vissers die het wisten en die toch jarenlang paling op de markt hebben gebracht, terwijl ze wisten dat die niet goed was. Uiteraard zijn er ook vissers die inderdaad niet wisten dat hun gebied eveneens vervuild was. Dat neemt niet weg dat de gezondheid van de consument voorop staat en dat dus ook die vissers zullen moeten stoppen. Daarom zeg ik ook niet: er mag geen enkele compensatie komen, maar ik vind wel dat we moeten oppassen welk signaal we geven, zeker in de richting van de mensen die het wel wisten.

De heerVan Gerven (SP):

Ik vind dat de D66-fractie bepaalde dingen vermengt. Ik wil het van de principiële kant benaderen. Een aantal vissers heeft misschien willens en wetens vis verkocht die niet in de haak was. Is het echter niet zo dat zij aan de oorzaak part noch deel hebben? Die vervuiling is door anderen veroorzaakt, niet door de vissers. Bij de oplossing van het probleem mogen de goeden niet onder de kwaden lijden. D66 scheert nu alle vissers over één kam met het oordeel dat mevrouw Van Veldhoven geeft.

MevrouwVan Veldhoven (D66):

Dat zou zo zijn als ik had gezegd dat er absoluut geen compensatie mag komen, omdat er een paar vissers zijn die bewust de wet hebben overtreden. Als ik een brief krijg van de beroepsgroep, waarin deze zelf ook stelt dat dit al jarenlang bekend is, dan gaat het dus ook niet over een of twee mensen die een heel grote groep andere mensen benadelen. Er is in de sector allang bekend dat de vis die uit bepaalde gebieden komt, een gevaar is voor de volksgezondheid. Het enige wat ik zeg, is: laten we oppassen dat we aan die mensen niet het signaal geven dat het in Nederland oké is om jarenlang de wet te overtreden. Dat signaal wil ik niet geven. Omdat er nu een verbod komt in een aantal gebieden, kunnen ze bepaalde kosten niet meer verhalen op de markt. Voor de vervuiling zijn zij zelf niet verantwoordelijk geweest. Dat heb ik ook gezegd en daarom zeg ik ook niet dat ik tegen elke vorm van compensatie ben, maar ik vind wel degelijk dat we moeten oppassen dat we niet het signaal geven dat het in Nederland oké is om de wet te overtreden.

De heerVan Gerven (SP):

Met het laatste ben ik het eens, maar ik vind toch dat D66 twee dingen door elkaar haalt. Als we het hebben over compensatie of een sociaal plan voor vissers of wat dan ook, dan is dat een andere kwestie dan het feit dat vissers de wet overtreden hebben en dat er onvoldoende toezicht was, ook vanuit de overheid en door de VWA. Dat hebben we immers ook kunnen constateren. Is het dan niet zo dat je dat van elkaar moet scheiden? Het is aannemelijk dat de Kamer akkoord gaat met een vangstverbod, waardoor de toekomst van een aantal vissers niet meer geborgd is. Wij moeten hun toch een fatsoenlijke oplossing bieden?

MevrouwVan Veldhoven (D66):

Ik ben voor fatsoenlijke oplossingen, maar niet voor goudgerande oplossingen die een verkeerd signaal aan de sector zouden geven.

MevrouwJacobi (PvdA):

Voorzitter. Voortbordurend op de discussies van net, hoor ik graag van D66 of zij in dit dossier vindt dat het principe dat de vervuiler betaalt, uitgediept moet worden.

MevrouwVan Veldhoven (D66):

Wat mij betreft vormt het principe dat de vervuiler betaalt, veel grootschaliger en vaker de basis van ons beleid. In dit geval lijkt het me alleen heel lastig om nog te achterhalen wie de vervuiler is.

MevrouwJacobi (PvdA):

Wil D66 dit voorstel aan de regering doen, zodat we in de toekomst, als we zaken compenseren en verrekenen, de zaak in beeld krijgen? Ik zag dat de combinatie van beroepsvissers in hun petitie de vergelijking maakten met spruitjesboeren. Daarbij was de vervuiler heel duidelijk te achterhalen. Is mevrouw Van Veldhoven er op een of andere manier toch voor dat we dit principe toch meenemen?

MevrouwVan Veldhoven (D66):

Als duidelijk is dat vanwege laakbaar gedrag van een partij een andere partij economische schade lijdt, waarvoor die andere partij dan naar de overheid kijkt, vind ik zeker dat de overheid moet nagaan of zij de schade kan verhalen op die ene partij, die door laakbaar gedrag de schade heeft veroorzaakt.

MevrouwGerbrands (PVV):

Voorzitter. Ik wil beginnen met eerste enige nuance uit te spreken. Mijn voorgangers hebben het beeld neergezet dat in iedere viswinkel met dioxine besmette paling ligt. Dat is volgens mij niet het geval. 90% van de paling die in dit land in de winkels ligt, is kweekpaling, terwijl wij het hier over besmettingen van 10% van in het wild gevangen palingen hebben. Dat neemt niet weg dat iedere met dioxine besmette paling slecht is en nooit in de winkel mag komen, maar toch wil ik deze nuance even aanbrengen.

Mijn fractie is teleurgesteld dat het tot deze drastische maatregelen heeft moeten komen. Waar de beroepsvissers actief initiatieven in de palingsector hebben proberen te ontplooien, is dit helaas niet gelukt; er is toch paling uit de vervuilde gebieden in de handel gekomen. Hierin hebben de vissers uiteraard hun verantwoordelijkheid gehad. Wij hebben alleen ook vraagtekens bij de handhaving van het verbod op handelen in vervuilde palingen. In de memorie van toelichting wordt aangegeven dat het handhaven van de wettelijke norm voor dioxines in paling moeilijk en arbeidsintensief is. Er wordt bovendien verwezen naar de hoge kosten van het voorgeschreven onderzoek. Ik hoor dan ook graag van de staatssecretaris hoe intensief de controle en handhaving is geweest en of de hoge kosten van het onderzoek reden of mede de overweging zijn geweest om over te gaan tot dit totale visverbod.

MevrouwVan Veldhoven (D66):

Ik stel mevrouw Gerbrands toch even een vraag ter precisering. Zij zegt het vervelend te vinden dat er toch verontreinigde paling in winkels terecht is gekomen. Die paling zwemt niet vanzelf naar de winkel toe; die is door vissers op de markt gebracht. Vindt mevrouw Gerbrands ook dat alleen via de handhaving had moeten voorkomen dat paling uit gebieden waarvan de vissers allang wisten dat ze verontreinigd waren, in de winkels kwam? Biedt volgens de PVV handhaving, dus als de pakkans groot genoeg is, voldoende waarborg voor de gezondheid van mensen in Nederland?

MevrouwGerbrands (PVV):

Nee, dat heb ik ook gezegd. Ik heb gezegd dat de vissers hier een verantwoordelijkheid in hebben. Ik heb de uitzending van ZEMBLA ook gezien en de visser die willens en wetens wel met dioxine besmette paling verhandelde. Tegelijkertijd vind ik dat ik best vraagtekens bij de handhaving mag plaatsen. Ik denk namelijk dat als de pakkans groter was geweest, er intensiever was gecontroleerd en er forse boetes waren uitgedeeld, de kans ook groter was geweest dat de sector het wel had opgelost of in ieder geval de beslissing had genomen om die besmette paling niet in de handel te brengen.

MevrouwVan Veldhoven (D66):

Helder.

MevrouwOuwehand (PvdD):

In discussies over handhaving in de visserij en in de vee-industrie horen we hier vaak van verschillende partijen dat eerlijke ondernemers die als een enorme last ervaren. Ik zie hier dus wel een beetje een spanningsveld. Het lijkt wel alsof de Partij voor de Vrijheid hier zegt: wij hadden strenger moeten handhaven. In vergelijkbare situaties zien wij dat er gemord wordt vanuit de sector en dat de PVV dan zegt: wij moeten eerlijke ondernemers natuurlijk wel de kans geven om eerlijk te ondernemen. Wat is de keuze die de PVV hierin maakt en wie mag daar dan voor betalen? Want het kost natuurlijk wel bergen geld om zo'n 100%-controle op te tuigen.

MevrouwGerbrands (PVV):

Als er een verbod ligt op het in de handel brengen en het verkopen van met dioxine besmette paling, moet dat verbod wat de PVV betreft gehandhaafd worden. Zo staan wij overal in. Als iets niet mag, moet je het handhaven en beboeten. Als het gaat om de volksgezondheid vind ik dat daar dus geen prijskaartje aan mag hangen. Ik vind dat dat dan ook geen excuus mag zijn om dan maar minder te handhaven omdat het onderzoek zo duur is.

MevrouwOuwehand (PvdD):

Dat is dan duidelijk. "Regel is regel", hoor ik, hartstikke goed, maar het is natuurlijk wel een realiteit dat je iedere paling apart moet controleren als je weet dat er in bepaalde gebieden een enorme vervuiling is en als je daar vangt. Dan kun je al die mensen die dat moeten controleren ofwel uit de staatskas betalen – dat kost veel geld – ofwel je legt die rekening bij de sector neer. Of je gaat over tot wat wij vandaag bespreken. Het is mij niet duidelijk waarom de PVV, die toch ook de bezuinigingen hard verdedigt, niet de redenering lijkt te volgen dat het gewoon te duur is om iedere individuele paling door de overheid te laten testen.

MevrouwGerbrands (PVV):

Dat is niet mijn conclusie geweest. Ik heb aan de staatssecretaris gevraagd of de kosten een overweging zijn geweest om minder controles uit te voeren. Dus dan wil ik graag eerst het antwoord van de staatssecretaris daarop.

In aanvulling op de vraag over de kosten ben ik ook heel benieuwd om hoeveel geconstateerde vervuilde paling in de voedselketen het uiteindelijk gaat. Nogmaals, mijn fractie vindt het ook onacceptabel dat vervuilde paling in de winkels terechtkomt, gezien het gevaar voor de volksgezondheid. Wij zullen ons dan ook niet verzetten tegen deze wetswijziging om een vangstverbod op paling in vervuilde gebieden te kunnen bewerkstelligen.

Waar mijn fractie wel moeite mee heeft, is de manier waarop wij met de beroepsgroep omgaan. De vissers in Nederland hebben al enorm te lijden gehad door verstikkende wet- en regelgeving vanuit Brussel. De palingvissers hebben nog eens extra te lijden gehad van decentraal aalbeheer. Deze tweede tik – of liever gezegd: mokerslag – betekent waarschijnlijk voor 85 bedrijven dat zij ophouden te bestaan. Het gaat hier wat mij betreft niet alleen om het economisch belang, maar ook de eeuwenoude cultuur en de oer-Hollandse traditie van hardwerkende vissersfamilies van generatie op generatie, waaraan nu een eind dreigt te komen. Dit zonder dat de vissers enige schuld hebben aan de vervuiling.

Ook wat de PVV betreft, is het de vervuiler die moet betalen, maar wij snappen ook wel dat dit een moeizaam verhaal is. Dat neemt niet weg dat de voorgestelde compensatiemaatregelen wat ons betreft tekortschieten. Ik vraag de staatssecretaris niet om een zak met geld in deze tijden van bezuinigingen, maar ik vraag hem wel om met de sector om de tafel te gaan zitten om tot een redelijke compensatie te komen en naar alternatieven te kijken.

De beroepsgroep zelf heeft hierover een aantal ideeën, zoals een klein deel van de door de dioxineproblemen getroffen vissers de mogelijkheid te geven om te kunnen verwerven uit de vangst van jonge aal, die vervolgens kan worden overgebracht naar dioxinearme wateren, om daar door te groeien naar volwassenheid. In eerdere debatten heb ik al eens gevraagd aan de voormalige minister om te kijken naar de splitsing van de visrechten. Als er ooit een moment is om te kijken naar de splitsing van de visrechten is het nu wel. Laten wij de palingvissers ook het recht geven om te vissen op schubvis. Dat voorkomt een hoop ellende.

MevrouwJacobi (PvdA):

De PVV houdt een stoer betoog in de trant van: handhaven, gezondheid voorop, wij staan het niet toe. Nu was er in september een motie van D66, PvdA en anderen, die toen door de PVV is verworpen. De motie riep de overheid juist op om te handhaven en maatregelen te nemen om de gezondheid te beschermen. Waarom hebt u die motie toen niet gesteund als u dit zo stellig vindt?

MevrouwGerbrands (PVV):

Ik kan mij even niet de precieze motie voor de geest halen, maar misschien ging het puur om het handhaven van het in de handel brengen. Als u de motie even laat zien, zal ik er zo dadelijk naar kijken en kom ik er in tweede termijn op terug.

MevrouwJacobi (PvdA):

Dan zijn wij maanden te laat. Die motie ging erover om geen verdere gezondheidsrisico's te lopen en daarom een verbod in te stellen.

MevrouwGerbrands (PVV):

Het ging daarbij om een vangstverbod. Mijn fractie heeft toen gezegd dat wij de sector eerst graag in staat wilden stellen om dit netjes te regelen en om ervoor te zorgen dat er geen besmette paling zou worden verhandeld. Als met de motie waarover mevrouw Jacobi spreekt, een vangstverbod werd nagestreefd, dan heeft mijn fractie om die reden ertegen gestemd.

MevrouwJacobi (PvdA):

Ik concludeer dat handhaven bij de PVV toch niet echt handhaven is.

MevrouwGerbrands (PVV):

Nee, nee, voorzitter …

MevrouwJacobi (PvdA):

Voorzitter, dit is mijn conclusie. Mevrouw Gerbrands kan het daar niet mee eens zijn, maar het is mijn conclusie.

Een tweede punt dat ik wil aansnijden, gaat over de schubvisrechten. Jaren geleden zijn deze rechten "verdeald" tussen de sportvisserij en de beroepsvisserij. In hoeverre verwacht mevrouw Gerbrands dat de schubvisrechten nog een oplossing zouden kunnen bieden voor de beroepsvisserij?

MevrouwGerbrands (PVV):

Ik kom eerst nog even terug op het eerste punt van mevrouw Jacobi, over de handhaving. De PVV is voor handhaving. Als toentertijd de motie waarop mevrouw Jacobi doelt, was aangenomen en het vangstverbod was ingesteld, dan was de PVV ook voor handhaving van het vangstverbod geweest. Als zo'n maatregel er ligt, moet je hem handhaven. De motie is echter niet aangenomen.

Ik kom op het tweede punt dat mevrouw Jacobi aansnijdt. Ik zeg niet dat wij rücksichtslos visrechten moeten gaan splitsen, maar wel dat het gesprek daarover moet worden gevoerd. Wellicht kunnen wij in samenwerking met de sportvisserij onderzoeken of wij dit wat eerlijker kunnen verdelen, zodat er geen 85 bedrijven over de kop gaan.

Ik heb nog een aantal vragen. Is het nodig om de aalvisrechten echt af te nemen? Veel vissers willen die rechten graag behouden voor de beroepsvisserij. Ze zijn bang dat als die rechten nu door de overheid worden ingetrokken, de beroepsvisserij deze rechten nooit meer zal terugkrijgen. Voor vele vissers zijn deze rechten ook een oudedagsvoorziening. Die raken ze op deze manier ook kwijt. Ik vraag dus of dit wellicht op een andere manier kan worden geregeld, in samenhang met dit vangstverbod.

De Kamer heeft gisteren een petitie mogen ontvangen van de Combinatie van Beroepsvissers. Men doet daarin een aantal voorstellen. Ik verzoek de staatssecretaris nogmaals om met de beroepsgroep om de tafel te gaan zitten om tot een redelijke oplossing te komen. De beroepsgroep heeft zich in het verleden ook een betrouwbare partner getoond toen wij spraken over het decentraal aalbeheer. Daaraan is zeer actief meegewerkt en er was sprake van initiatieven van de beroepsgroep zelf. Als er een gesprek tussen de staatssecretaris en de beroepsgroep kan plaatsvinden, dan hoeven wij in de Kamer niet te steggelen over een compensatieregeling en kunnen beide partijen naar tevredenheid naar een oplossing zoeken.

MevrouwJacobi (PvdA):

Voorzitter. De afgelopen maanden is duidelijk geworden dat er, ondanks afspraken met de sector, nog steeds met dioxine vervuilde paling op de markt is gekomen. Ondanks dat de staatssecretaris heeft toegezegd dat de VWA de naleving van het verkoopverbod van deze giftige rivierpaling zou controleren, bleek de handel toch door te gaan. Samen met de fractie van D66 en andere fracties heeft de PvdA in september 2010 al om een verbod op de vangst gevraagd van paling in de met dioxine vervuilde gebieden. Voor het "experimenteren" met vrijwillige afspraken met de sector vonden wij het risico voor de volksgezondheid te groot. Daarom vinden wij het goed dat er nu toch een verbod komt. Op die manier kunnen wij er zeker van zijn dat deze vis niet meer op de markt komt. Het verbod komt wat ons betreft maanden te laat. Ik zei al dat er in september 2010 nog geen Kamermeerderheid was voor de motie waarin werd gevraagd om een vangstverbod. Die motie werd toen nipt verworpen. Ik begrijp dat de coalitiepartijen deze zaken nu toch steunen.

Een meerderheid van de Kamer was destijds bereid om 1 mln. vrij te maken voor een certificeringsproject voor niet-giftige paling. Ik sluit mij aan bij de vragen van de fractie van D66 hierover. Hoe gaan we nu door met dit certificeringstraject? Blijven wij daarmee toch doorgaan voor heel Nederland, of is dit nu weggevallen doordat er ook voor de grote rivieren en voor de Biesbosch een vangstverbod geldt?

In januari bleek dat er nog steeds vervuilde paling op de markt komt. Op 20 januari hebben de fractie van de Partij voor de Dieren en de fractie van de PvdA nogmaals een motie ingediend waarin werd verzocht om tot een vangstverbod te komen. Deze motie hebben wij vervolgens aangehouden vanwege een toezegging van de staatssecretaris. Op 28 januari jongstleden kondigde hij aan om via een spoedprocedure de Visserijwet 1963 toch te gaan wijzigen, zodat het verbod voor het begin van het vangstseizoen op 1 april kan ingaan.

De palingen die zich in de risicogebieden ophouden, kruipen door het slib. Slib met dioxine en pcb's. Dioxine lost niet op, wast niet weg en verdwijnt niet zomaar. Mensen die palingen eten die in deze rivieren zwemmen, krijgen deze dioxines en pcb's binnen. Deze zaken hopen zich op in het vet. Daar blijft het in zitten, met alle gevolgen van dien. Mensen kunnen er uiteindelijk erg ziek van worden. Voor zwangere vrouwen is het sowieso extra risicovol, omdat zij hun ongeboren kinderen hierdoor kunnen verliezen.

De vissers hebben een aantal jaren de kans gekregen om zelf met een oplossing te komen. Het tv-programma ZEMBLA toonde aan dat ze deze kans over het algemeen niet grepen en dat de toenmalige minister dit schijnbaar min of meer accepteerde. Vissers vingen paling in de grote rivieren of bij de Biesbosch en verkochten deze rondom het IJsselmeer, zodat het leek alsof de palingen niet uit een zwaar verontreinigde streek kwamen. Ik moet zeggen dat niet alleen de vissers maar ook de handelaren fout hebben gehandeld. Ik vraag de staatssecretaris wat hiervan valt te leren. De PVV zei: er moet gehandhaafd worden. Dat vonden wij ook. Waarom is de handhaving niet van de grond gekomen? Aangezien de sector niet zelf met een oplossing kwam, was de PvdA-fractie van mening dat de minister moest ingrijpen. Vissers die vergiftigde vangst verkochten, hebben niet alleen de gezondheid in gevaar gebracht, maar ze hebben het zeker ook verbruid voor hun collega-vissers die wel verantwoordelijk omgingen met hun vangst.

De Voedsel en Waren Autoriteit bedacht twee oplossingen voor het probleem. Het vangstverbod was het eenvoudigst. De andere oplossing was zeer omslachtig: een keurmerk voor niet-giftige paling. De minister had een voorkeur voor deze laatste, nogal ingewikkelde en dure oplossing. Voor de handelaren en de vissers betekende deze aanpak een enorme hoeveelheid administratieve last. Bovendien werd met deze oplossing de verantwoordelijkheid uiteindelijk bij de koper neergelegd. Wij vonden dit een fout uitgangspunt. De koper moest maar hopen dat de gekochte paling geen bedreiging voor de gezondheid vormde. Daarom zagen wij er weinig in. Uiteindelijk bleek ook dat afspraken over een keurmerk met deze sector niet te maken waren. Daarom is uiteindelijk toch gekozen voor een vangstverbod. Wij weten nu waar wij aan toe zijn, de vissers, de handelaren en ook de consument.

In de afgelopen jaren is er intensief met de Combinatie van Beroepsvissers gesproken om tot een duurzame visserij te komen. Telkens weer lopen deze afspraken spaak. Blijkbaar zijn er steeds weer cowboys die zich niet aan de afspraken met de beroepsvereniging willen houden.

Afgelopen september is er door de coalitiepartijen, inclusief de PVV, voor gekozen om 1 mln. extra vrij te maken voor de handhaving van deze complexe situatie waarin je wel mocht vangen, maar de vangst niet op de markt mocht brengen. Ons voorstel was toen al om dit geld in te zetten voor een andere toekomst voor de beroepsvissers. Daar wilde de sector toen niet aan. Nu zal men moeten. Wat ons betreft is de ingezette lijn redelijk. Ik hoef niet te herhalen wat de D66-fractie gezegd heeft. De staatssecretaris heeft een brief geschreven over de manier waarop hij met deze compensatie denkt om te gaan. Ik betitel deze compensatie als "niet goud gerand". Ze moet volgens de voorwaarden uitgevoerd worden. Ik zou graag van de staatssecretaris een concreter beeld krijgen van de manier waarop hij een en ander gaat uitwerken. Dan komt er wat mij betreft een vervolg.

De heerSlob (ChristenUnie):

Voorzitter. De kern van het debat is wat ons betreft niet de inhoud van het wetsvoorstel. Wij steunen het wetsvoorstel dat een wettelijke grondslag beoogt voor de instelling van een vangstverbod in met dioxine vervuilde gebieden ter aanvullende bescherming van de volksgezondheid. Er is al op gewezen dat dit een langlopende discussie is. Willen wij voorkomen dat verontreinigde paling als levensmiddel op de markt wordt gebracht, dan is dit onvermijdelijk. Wij hebben ook naar andere oplossingen gekeken, maar uiteindelijk is dit onvermijdelijk. De kern van het debat is wat de gevolgen zijn van deze wetgeving ook voor de beroepsgroep, de vissers, de bedrijven. Er werd terecht gewezen op de historie die deze bedrijven hebben. Ook familiebedrijven zullen door deze maatregelen worden getroffen. Ik las in het Visserijnieuws dat het als een mokerslag bij hen is aangekomen. Zoals is gebleken uit gesprekken die ik heb gevoerd, heeft dat er niet mee te maken dat men het niet zag aankomen. Het heeft er vooral mee te maken dat de omvang van de gebieden waar wij nu over spreken, vele malen groter is dan wij hadden voorzien.

Dan dringt zich de vraag op hoe wij met deze families omgaan. Dan spreken wij over de compensatieregeling die voor hen getroffen zou moeten worden nu zij met deze maatregelen worden geconfronteerd, en over de proportionaliteit van de compensatie. Het ministerie heeft afgelopen maandag, ik dacht in Ridderkerk, overlegd met de beroepsgroep. Ik wil graag van de staatssecretaris weten wat dat overleg heeft opgeleverd. Hoe ziet hij de nu voorgestelde compensatie in historisch kader?

Als wij even terugkijken naar situaties in de recente of wat minder recente geschiedenis, dan zien wij het volgende. De meest recente situatie waar de staatssecretaris zelf mee te maken heeft gehad, is die bij Moerdijk. Dat ging om spruiten of – laat ik het wat verbreden – wintergroenten. Hoewel de staatssecretaris zei er eigenlijk niet toe verplicht te zijn om een compensatieregeling te treffen – overigens heeft de Kamer daartoe wel enige druk uitgeoefend – besloot hij dat uiteindelijk wel te doen voor de bedrijven die getroffen werden door alles wat zich daar heeft afgespeeld en waar zij zelf ook niets aan konden doen. Dat kwam bij wijze van spreken over hen heen. Daar heeft de staatssecretaris een behoorlijke compensatieregeling voor getroffen.

In de visserij nam de overheid in de jaren 50 en 60 besluiten die de oester- en mosselkwekers raakten. Daarvoor zijn destijds compensatieregelingen getroffen. Iets minder ver in het verleden, namelijk in 2005, hebben wij in de Kamer uitgebreide discussies gevoerd over de mechanische kokkelvisserij. Daar heb ik zelf als Kamerlid aan deelgenomen. Toen werd ook door de overheid besloten dat zij niet meer verder mochten vissen. Dat is een jarenlange discussie geweest, waarvan je zou kunnen zeggen: gezien het sentiment hadden ze aan kunnen zien komen dat dat besluit zou vallen. Uiteindelijk is daar een heel goede compensatie voor gegeven.

MevrouwJacobi (PvdA):

Wij hebben destijds schouder aan schouder met de ChristenUnie geknokt voor compensatie van de spruitjesboeren. Dat is uiteindelijk geen goudgerande compensatie geweest maar een compensatie voor de oogst die niet op de markt kon komen. De spruitjesboeren hebben hun spruiten ook niet op de markt gebracht. Er was in dit geval ook een duidelijk relatie in die zin dat de vervuiler betaalt. Als je het over compensatie hebt, heb je het op een gegeven moment ook over de hoogte daarvan. Naar onze beleving is bij de kokkelvisserij sprake geweest van een erg goudgerande compensatie. Onze inzet bij de vissers in de Biesbosch en de grote rivieren is dat over compensatie valt te spreken maar niet over een goudgerande. Wat is de inzet van de ChristenUnie, aangezien compensatie zo divers kan zijn?

De heerSlob (ChristenUnie):

Mevrouw Jacobi heeft gelijk dat compensatie heel divers kan zijn. Zelfs over de beoordeling of iets goudgerand is, kun je van mening verschillen. Ik weet nog heel goed dat de gevolgen voor de kokkelvissers heel groot waren. Daarbij ging het trouwens om niet zo veel bedrijven. Wij spraken toen over elf bedrijven en een uiteindelijke compensatie van 85 mln. Dat was op zich fors maar daar zat ook een heel sociaal plan aan vast. Als je nadenkt over compensatie, is het ook van belang dat je daar oog voor hebt. Maar ik vind mijzelf als Kamerlid niet bevoegd om even te bepalen hoe groot de compensatie zou moeten worden. Het is niet onze verantwoordelijkheid om te zeggen wat wij tussen niets en goudgerand moeten toekennen. Onze verantwoordelijkheid is wel dat wij erop toezien dat de regering een goede compensatieregeling treft die ook proportioneel is in het licht van wat er heeft plaatsgevonden. Daarom sloeg ik even aan bij mevrouw Van Veldhoven, die zei: ze hadden het kunnen weten, maar ze hebben het willens en wetens jarenlang gedaan. Ik hoor wat nu de omvang van het gebied is. Er zitten echt gebieden tussen waarvan ik niet vermoed had, dat zij in de gevarenzone zaten wat betreft vervuiling. De vissers die daar hun bedrijfsvoering hadden, hebben dit dus ook niet vermoed; zij worden nu echt overvallen door wat er gebeurt. Ik zeg erbij: als het moet gebeuren, moet het gebeuren. Volksgezondheid staat voorop. Er zijn normen, wet- en regelgeving waaraan wij gewoon gehouden zijn; soms overschrijden deze zelfs onze landsgrenzen. Daar zullen wij rekening mee moeten houden.

Mijn voorstel is – ik was nog niet zover in mijn bijdrage – om nu te doen wat wij ook bij de kokkelvissers hebben gedaan. Wij hebben toen in de Kamer heen en weer gepraat over de vraag wat wel of niet billijk en proportioneel zou zijn en daar kwamen wij niet goed uit. Toenmalig minister Veerman heeft een heel wijs besluit genomen: hij heeft een adviescommissie ingesteld. Die commissie heeft een voorstel gedaan dat uiteindelijk, na bespreking ervan in de Kamer, is opgevolgd. Ik vraag de staatssecretaris om ook voor deze zaak een adviescommissie in te stellen. Deze kan rekening houden met alle verschillen, misschien zelfs met de verschillen in de gebieden over de vraag wat je wel en niet had kunnen weten en dergelijke. Ten slotte kan zij tot een soort Salomo's oordeel komen, dat recht doet aan de mensen die keihard worden geraakt door wat er nu gaande is.

MevrouwOuwehand (PvdD):

De ChristenUnie pleit ervoor om de nu voorgestelde compensatie en de ontwikkelingen en de mogelijkheden te bekijken in het licht van eerdere dossiers. Dat lijkt mij op zijn plaats. Is de ChristenUnie bereid om de maatregelen die nu worden voorgesteld te bekijken in het licht van de discussie die ook nog steeds loopt, namelijk die over de achteruitgang van de palingstand en de Nederlandse inzet om de soort te laten herstellen? Als de beurs nu toch wordt getrokken en wij hierover met ons allen gaan nadenken, is het dan niet beter voor zowel de palingstand als de palingsector om duidelijkheid te hebben en de conclusies over te nemen die wetenschappers hebben getrokken, namelijk dat je beter kunt stoppen met vissen? Laten wij daar dan een saneringsplan voor maken. Is de ChristenUnie bereid om dat mee te wegen?

De heerSlob (ChristenUnie):

In haar eigen bijdrage heeft mevrouw Ouwehand gepleit voor een totaal vangstverbod. Daarmee zijn wij het niet eens. Wij vinden wel dat, als er gevangen wordt, de vangst moet voldoen aan de normen die wij hebben gesteld in het kader van de volksgezondheid. Als die normen in een aantal gebieden worden overschreden – dat is een langdurige discussie – moet er worden ingegrepen, al is dat heel pijnlijk en vervelend. Wij gaan echter absoluut niet zover dat wij een totaal vangstverbod willen. Natuurlijk moeten wij met elkaar wel de discussie voeren over de omvang van bepaalde bestanden en over de vraag hoe je kunt bevorderen dat bepaalde soorten in ons land blijven bestaan, maar ik heb eigenlijk geen zin om dit debat daarmee te "bevuilen", om dat woord te gebruiken. Dat is een ander punt. Misschien moeten wij daar volgende week over praten, als wij weer over de visserij spreken met de staatssecretaris. Wat mij betreft is dit nu geen onderwerp.

MevrouwOuwehand (PvdD):

Ik heb daarover twee opmerkingen. Het gaat nu juist over compensatie en wij trekken dus de beurs. Dan is het heel relevant om na te gaan wat er nog meer speelt. Ik vind het dus een beetje vreemd dat de woordvoerder van de ChristenUnie zegt dat hij geen zin heeft om het debat daarmee te vervuilen.

Het gaat ook over het toekomstperspectief van deze vissers. Ik vind het een beetje oneerlijk om geen duidelijkheid te scheppen en te zeggen: de Kamer zal ieder jaar praten over de totale toegestane vangsthoeveelheden en die zijn afhankelijk van internationale afspraken die wij daarover hebben gemaakt. Dat wordt ieder jaar opnieuw een robbertje vechten over de toekomst van de vissers. Dat lijkt mij toch geen betrouwbare overheid.

De heerSlob (ChristenUnie):

Ik verbaas mij over deze opmerking, omdat wij ieder jaar weer praten over quota, bestanden en de vraag hoe wij verder moeten. Dat is bij wijze van spreken ook voor de vissers corebusiness. Dat het niet altijd heel plezierig is omdat er soms te grote schommelingen zitten in de wijze waarop hiermee, ook door de overheid, wordt omgegaan, is een heel ander verhaal. Deze wet is nodig om een wettelijke grondslag te bieden als er overschrijding van normen plaatsvindt, zodat een vangstverbod kan worden ingesteld. Daar zijn wij het mee eens. Dat is een sluitstuk van een heel langdurige discussie. De vervolgvraag is: hoe ga je om met de gevolgen van deze wet voor een bepaalde beroepsgroep, die hierdoor als met een mokerslag wordt getroffen? Daarover wil ik graag spreken. Laten wij de overige discussies op een nader bepaald moment voeren.

MevrouwVan Veldhoven (D66):

Ik ben even naar de interruptiemicrofoon gelopen, omdat de heer Slob mij zo nadrukkelijk noemde. Ik ben blij dat hij in zijn inbreng duidelijk maakt dat hij mijn verontwaardiging deelt over een deel van de vissers die willens en wetens vervuilde vis op de markt brachten. Ik deel met hem dat er wellicht vissers zijn die zich er echt niet van bewust waren dat hun gebied ook tot de vervuilde gebieden behoorde. Dat is een andere situatie. Ik vind de suggestie van een commissie heel interessant. Als wij door een vangstverbod in een bepaald gebied naar verminderde vangst gaan, heeft dat ook effect op de visstand. Daarom is de suggestie van mevrouw Ouwehand om een dergelijke commissie ook een bespiegeling te laten geven over de ontwikkeling van de aalstand in geheel Nederland, erg logisch. Laten wij niet commissie op commissie instellen. Laat een dergelijke commissie ook de situatie van deze diersoort en de desbetreffende beroepsgroep in Nederland bekijken.

De heerSlob (ChristenUnie):

Ik ben bang dat zo'n commissie dan alles heel lang zal moeten bestuderen. Wij hebben behoefte aan volstrekte helderheid over de hoogte van het compensatiebedrag, het sociaal plan en de juridische mogelijkheden en onmogelijkheden. Ik weet dat dit voor de kokkelvissers binnen een aantal maanden geregeld is, met de commissie die toen is ingesteld. Dat punt is hierbij nadrukkelijk aan de orde. Wij kunnen heel veel willen, maar wij mogen niet alles; ook gelet op de juridische hobbels op de weg bij dit soort regelingen. Het moet zorgvuldig worden uitgezocht en het is goed als een commissie dat doet.

MevrouwVan Veldhoven (D66):

Ik begrijp dat voor de heer Slob vooral de timing belangrijk is. Mag ik daaruit concluderen dat hij geen principieel bezwaar heeft tegen hetgeen binnen de timing alsnog mogelijk blijkt om een indruk te krijgen van het totale aalbeheer? Is hij het daarmee eens als het maar niet ten koste gaat van de timing? Mag ik concluderen dat de ChristenUnie er geen fundamenteel bezwaar tegen heeft als wij zo'n commissie een aantal vragen voorleggen, waaronder de vraag of zij in staat is om binnen een bepaalde termijn een indicatie te geven om die te kunnen meenemen in de totale afweging?

De heerSlob (ChristenUnie):

Ik heb aangegeven dat ik duidelijkheid wil hebben over de vraag waar bedrijven financieel recht op hebben. Dat geldt ook voor een sociaal plan voor alle mensen die bij die bedrijven werken. Dat is mijn prioriteit. Als wij zo'n opdracht uitbreiden met allerlei andere vragen, lopen wij het risico dat de antwoorden op de eerste twee vragen te lang op zich laten wachten. Daar voel ik niet zoveel voor.

Ik heb overigens de indruk dat de volgende gedachte leeft: wij hebben één vis binnen met het vangstverbod, nu bekijken we of wij de andere vis ook op het droge kunnen krijgen. Ik zeg niet dat dit voor mevrouw Van Veldhoven geldt, maar laten wij proberen om de discussie zuiver te houden en recht te doen aan degenen die met angst en beven kijken naar de ontwikkelingen die hier gaande zijn.

MevrouwOuwehand (PvdD):

Zo ligt het natuurlijk niet. Het is niet zo chique dat de heer Slob zegt dat fracties die zich zorgen maken over de palingstand, de ene vis binnenhalen, maar ook de andere vis even lekker makkelijk willen binnenhalen.

De heerSlob (ChristenUnie):

Dat was geen vraag.

De heerHouwers (VVD):

Voorzitter. In januari van dit jaar is met algemene stemmen een motie aangenomen waarin de staatssecretaris wordt verzocht om voor aanvang van het vangstseizoen – die hebben wij bepaald op 1 april – een vangstverbod voor paling in te stellen in de met dioxine vervuilde gebieden. Van belang is daarbij vast te stellen dat de huidige vissers niet verantwoordelijkheid zijn voor de vervuiling. Zij dragen echter, met de samenleving, de gevolgen van die vervuiling. Dat is vervelend, maar de daadwerkelijke verantwoordelijken zijn naar mijn mening niet meer te vinden of daarvoor nog verantwoordelijk te stellen. Wij kunnen de schade dus niet verhalen en daarom neemt de maatschappij een en ander voor haar rekening. Dat beeld bestaat bij mij tenminste.

Uit het onderzoeksverslag dat de staatssecretaris naar de Kamer heeft gestuurd, blijkt dat de situatie zorgelijker is dan wij aanvankelijk dachten. Anderen hebben daar ook al iets over gezegd. Niet alleen de paling voldoet niet aan de norm, maar er is ook geconstateerd dat de wolhandkrab te hoge dioxinegehaltes bevat. Daarnaast blijkt dat deze verontreiniging is aangetroffen in een groot aantal gebieden, een veel groter aantal dan wij in gedachten hadden. Met het oog op de volksgezondheid is het niet verantwoord om deze paling voor consumptie op de markt te brengen. Ook voor het consumentenvertrouwen in de productie van paling is het niet goed dat dit gebeurt. Dus én de volksgezondheid én het consumentenvertrouwen spelen daarin een rol.

De VVD spreekt dan ook haar steun uit voor het vangstverbod dat de staatssecretaris door middel van dit wetsvoorstel wil realiseren. Het is overigens geen totaal vangstverbod. In die zin sluit ik aan bij de woorden van de heer Slob. Wij vinden dit ook niet het moment om over een totaal vangstverbod te spreken. Dat heeft namelijk een andere achtergrond en een andere insteek. Net werd de term "niet chic" gebruikt. Iedereen heeft zijn eigen kwalificatie. Het is een beetje jammer dat dit in dit debat meegaat. Ik denk toch dat het een andere discussie is.

MevrouwOuwehand (PvdD):

Nu stelt ook de VVD de vraag waarom een aantal partijen, waaronder mijn partij, de discussie breder trekt naar de ontwikkeling van de palingstand en de betekenis daarvan voor de sector. Nogmaals, dat lijkt mij heel relevant. Ik wil wel een argumentatie van de VVD waarom dit niet relevant zou zijn. De beurs wordt getrokken voor compensatiemaatregelen. Daarover gaat dit debat ook. Er zijn echter ook andere, donkere wolken boven deze sector. Het zou toch getuigen van een enorme oogkleppenpolitiek als je daar niet naar kijkt, terwijl we nu uitgebreid discussiëren over de mogelijke compensatie en de toekomst die deze sector nog heeft. Dat is toch raar?

De heerHouwers (VVD):

In mijn verdere bijdrage zult u beluisteren dat wij daar nadrukkelijk wel oog voor hebben. Wij hebben dat ook eerder gehad. Het lijkt echter een doelstelling te zijn om tot een totaal vangstverbod te komen. Daarvan denken wij dat het wellicht niet nodig is. In ieder geval vinden wij dat een andere discussie dan deze discussie. Wij hebben het hier over volksgezondheid en consumentenvertrouwen. Wij vinden het ook jammer dat de sector dit niet zelf heeft opgepakt. Anders dan net werd gesteld, was het niet zo dat er een volledig coalitiefront was tegen de toenmalige motie. Dat was dacht ik in november. Wij hebben toen nog de sector het vertrouwen gegeven. Uiteindelijk is dat helaas niet opgepakt. Dat betekent dat wij nu onze verantwoordelijkheid nemen. Dat is toch iets anders dan nu spreken over een totaal vangstverbod. Wij vinden de omstandigheden ook vervelend en ook een beetje triest voor een aantal van die bedrijven. Wij vinden dit niet het juiste moment om verdergaande maatregelen te treffen. Dit treft de sector, een heleboel bedrijven en gezinnen al hard genoeg. Ook daarvoor kunnen wij aandacht hebben in een dergelijk debat. Dus vandaag is het wat ons betreft niet aan de orde.

Duidelijk is dat dit vangstverbod voor vele vissers, vele vissersbedrijven en vele vissersgezinnen, vergaande consequenties heeft en wellicht het einde of het voorlopige einde kan betekenen voor hun bedrijf. Op basis van de algemene bepalingen van huurovereenkomsten wordt een compensatieregeling voor deze vissers toegepast. De staatssecretaris heeft hierover een brief aan de Kamer geschreven. Daarin wordt echter niet gerept over bedragen. Wij zijn benieuwd of de staatssecretaris daarover al iets kan zeggen. Onze vraag aan de staatssecretaris is dus of hij ons al kan aangeven over welke budgetten en welke hoeveelheid wij dan spreken. Gezien de omvang hebben wij het idee dat wij over substantiële bedragen spreken.

De Kamer heeft de staatssecretaris al eerder erop attent gemaakt dat naast financiële compensatie – daarover hebben eerdere woordvoerders ook gesproken – andere compensatie denkbaar is. Denk aan mogelijkheden voor alternatieve beroepen en begeleiding daarin. Wij denken dan bijvoorbeeld aan boa's in de waterrecreatie. Wellicht zijn sommige bedrijven geneigd om op de een of andere manier recreatief met de vis iets te doen. Wij weten dat dit voor een beperkt aantal vissers kan gelden. Wij weten ook dat er nu al mogelijkheden zijn voor bedrijfsplanbegeleiding. Wij zouden het goed vinden als wij in de gesprekken met de sector ook op die manier aandacht schenken aan de toekomst van de sector. Dat betekent voor ons ook dat een andere splitsing van visrechten bijvoorbeeld niet de oplossing voor de lange termijn zal zijn. Dat is voor ons ook aanleiding om ons daarin heel terughoudend op te stellen.

Een alternatieve mogelijkheid voor inkomsten geldt wat ons betreft ook voor de vangst van pootaal en het uitzetten hiervan naar schone gebieden. Uit onderzoek dat naar de Kamer is gestuurd, blijkt evenwel dat er geen garantie is dat die uitgezette pootaal ook niet uitgroeit tot aal die niet aan de normen voldoet. We zouden graag van de staatssecretaris willen vernemen hoe we het risico dat daarin wellicht zit, kunnen begrenzen. Het zou raar zijn als we nu oplossingen hiervoor gaan verzinnen en we vervolgens een nieuw probleem creëren.

Wellicht is het een optie om de huurrechten niet volledig te laten vervallen.

De heerDijkgraaf (SGP):

Ik heb toch nog een vraag over de splitsing van de rechten. Ik snap het punt van de heer Houwers wel. Tegelijkertijd is het natuurlijk wel een van de mogelijkheden om ze juist andere bronnen van inkomsten te geven. Is de heer Houwers het met mij eens dat het op zijn minst waardevol is om intensiever te zoeken naar de mogelijkheden voor het benutten van die rechten? Dit temeer daar de heer Houwers de term wellicht gebruikt. Dus ook hij is kennelijk nog niet zeker dat dit geen oplossing biedt.

De heerHouwers (VVD):

Nee, dat klopt. Als je er niet grondig onderzoek naar gedaan hebt en je niet met alle partijen gesproken hebt, is het mijns inziens te snel om er vergaande conclusies aan te verbinden. Wel zien we dat de sportvisserij een belangrijke sector is en dat die wellicht zou lijden onder zo'n wijziging in die splitsing. Die weging makend en kijkend naar het probleem dat we zouden oplossen als we de beroepsvissers meer ruimte zouden geven bij de schubvisvangst, denken we dat we er toch wat voorzichtig in moeten zijn. Het is zeker niet zo dat we de illusie willen wekken dat dit dé oplossing en dus hét toekomstbeeld is voor de beroepsvissers. We vinden dat we ook eerlijk over de toekomst van de beroepsvissers moeten zijn. Dus je kan er naar kijken, maar we moeten wel uitermate voorzichtig zijn om er te grote verwachtingen aan te verbinden.

De heerDijkgraaf (SGP):

Ik ben blij met de voorzichtige bewoordingen van de heer Houwers, want daarmee doet hij de deur volgens mij niet 100% dicht en zal hij het waarderen als de staatssecretaris straks in zijn eerste termijn gaat toezeggen dat hij intensief gaat kijken of er mogelijkheden op dit punt zijn.

De heerHouwers (VVD):

Ik zal uiteraard uiterst zorgvuldig luisteren naar de voorstellen die de staatssecretaris doet, met name als het gaat om de toekomst van deze beroepsvissers. Wij willen namelijk zo breed mogelijk kijken naar mogelijkheden om deze mensen een toekomst te geven. Dan kijken wij verder dan alleen maar nu een bedrag naar de bank overmaken. Dat laatste geeft veel mensen ook qua gevoel namelijk niet het juiste beeld.

Ook gisteren bij de petitieaanbieding hebben wij gemerkt, dat men er bij de beroepsvissers wel voor zou voelen om op de een of andere manier de huurrechten gereserveerd te krijgen, zodat ze dus niet volledig vervallen, maar gereserveerd worden voor de bedrijven die deze rechten hadden. Dat zou dan een soort eerstegegadigdenlijst kunnen zijn of een soort reservelijst. Als er in de naaste toekomst toch weer mogelijkheden zijn om tot vissen over te gaan, zouden deze bedrijven die op die lijst staan, daarvoor dan in aanmerking komen. Mij realiserend dat ik daarmee een stukje hoop creëer, wil ik een beetje voorzichtig zijn en wat aan verwachtingenmanagement doen, maar ik wil er wel bij zeggen dat de gedachte mij sympathiek lijkt dat wanneer er zich weer mogelijkheden aandienen, zij de eerste gegadigden zijn.

Uit de beantwoording op de vragen over de compensatieregeling hebben we begrepen dat we ook nog moeten wachten op antwoord uit Europa. Kan de staatssecretaris aangeven op welke termijn er over die compensatieregeling berichten uit Europa te verwachten zijn, zodat wij dan ook definitief weten wat kan en wat niet kan?

Verder willen wij als Kamer – ik proef dat ook bij een aantal collega-woordvoerders op dit dossier – betrokken zijn bij de totstandkoming van de definitieve compensatieregeling. De een wil geen goudgerande regeling, de ander wil misschien weer een wat beperktere of een wat ruimere regeling, maar misschien is het een gedachte dat wij er als Kamer betrokken bij kunnen blijven. Mijn vraag aan de staatssecretaris is hoe deze betrokkenheid kan worden ingevuld; hoe hij ons kan meenemen. Daarbij kan wellicht ook worden gedacht aan een aparte commissie.

De heerKoppejan (CDA):

Voorzitter. De CDA-fractie betreurt het dat dit wetsvoorstel noodzakelijk is naar aanleiding van dusdanig vervuilde rivierbodems in een groot deel van het Nederlands rivierengebied dat het met het oog op de volksgezondheid niet langer verantwoord is om uit deze gebieden afkomstige paling en wolhandkrab te blijven consumeren. We zijn ook erg geschrokken van de omvang van de te sluiten gebieden. Het gaat om een veel groter deel van het Nederlandse rivierengebied dan wij van tevoren hadden ingeschat, toen de Kamer pleitte voor het sluiten van gebieden wegens met dioxine vervuilde paling. Daarmee zijn de gevolgen van dit wetsvoorstel ook veel groter geworden, vooral voor de binnenvisserij als beroepsgroep. Dachten we eerst nog dat er zo'n 20 beroepsvissers door deze maatregel getroffen zouden worden, nu blijken het er zo'n 85 zijn.

Het voorliggende voorstel is dan ook keihard aangekomen bij de vissers, temeer daar er nog veel onduidelijkheid is over de compensatie voor de gedupeerde vissers. De CDA-fractie voelt mee met de vissers die van de ene op de andere dag hun boterham niet meer kunnen verdienen met de vangst van paling en wolhandkrab. We betreuren ook dat dit wetsvoorstel nodig is, omdat in de praktijk is gebleken dat ondanks het herhaaldelijk aanspreken van de beroepsgroep op zijn verantwoordelijkheid voor de volksgezondheid, enkele palingvissers en handelaren toch paling met het risico van een te hoog dioxinegehalte in de handel zijn blijven brengen. Daarmee werd overheidsingrijpen onvermijdelijk.

Daarom steunt de CDA-fractie ook deze wetswijziging. Tegelijkertijd vinden wij wel dat er in het kader van behoorlijk bestuur ook oog moet zijn voor de belangen van de getroffen vissers, want zij zijn niet verantwoordelijk voor de met pcb's en dioxine vervuilde waterbodems.

MevrouwVan Veldhoven (D66):

Een mooi betoog van de heer Koppejan. Hij stelt dat hij het wetsvoorstel wel steunt, maar dat hij het zeer betreurt dat dit nodig is, omdat enkele leden van de beroepsgroep hun verantwoordelijkheid niet nemen. Dat was al bekend op 16 april van vorig jaar. Op 7 oktober van vorig jaar heb ik een motie ingediend waarin ik exact hetzelfde zei, maar daar heeft de heer Koppejan tegen gestemd, want hij vond dat de beroepsgroep nog de kans moest krijgen om het zelf op te lossen. Hij wist ook toen al dat de beroepsgroep daartoe niet in staat was. Ik ben uiteraard blij dat hij dit nu steunt, maar waarom heeft hij toen tegen gestemd? Wat heeft de CDA-fractie in de afgelopen twee maanden zo drastisch van inzicht doen veranderen?

De heerKoppejan (CDA):

De CDA-fractie vindt dat de overheid niet alles moet willen oplossen met wetgeving, maar dat de samenleving dat zelf zou kunnen oppakken. Wij hadden inderdaad gehoopt dat de sector dit zelf zou oppakken, maar dat is niet gelukt. De motie van oktober vorig jaar verzoekt de regering per direct een visverbod in te stellen voor paling. Daar hebben we tegen gestemd, want we vinden dat we dit zorgvuldig en in alle redelijkheid moeten doen. Ik dacht dat redelijkheid ook een van de kenmerken was van D66. Mevrouw Van Veldhoven heeft in november wederom een motie ingediend, waarin zij zich al veel genuanceerder uitspreekt. Zij verzoekt de regering te concluderen dat de sector zijn eigen verantwoordelijkheid niet neemt en dus conform de toezegging over te gaan tot het aankondigen van een vangstverbod voor paling uit de vervuilde gebieden, in het belang van zowel de sector als de consumenten. Dat vonden wij een redelijke motie, dus die hebben wij wel gesteund. Wij beoordelen moties van haar hand naar de mate van redelijkheid.

MevrouwVan Veldhoven (D66):

De positie van D66 wordt door alle partijen vandaag grondig onder de loep genomen, net als onze uitgangspunten. Ik ben blij dat wij over het algemeen als redelijk en genuanceerd bekendstaan. Toch even terug naar het begin. De heer Koppejan zegt dat voor hem van doorslaggevend belang is dat de sector niet in staat is gebleken om zelf maatregelen te nemen. Dat wist hij ook al op 16 april, maar toen is er niets gebeurd. Terwijl er een CDA-minister verantwoordelijk was voor dat departement, was er een uitzending van ZEMBLA voor nodig om hier verder mee te gaan. En als ik het heb over het per direct instellen van een vangstverbod, betekent dat natuurlijk niet dat dit er morgen moet zijn; ook het voorbereiden van een vangstverbod heeft immers tijd nodig. Ik vroeg de staatssecretaris wel om daar per direct mee aan de gang te gaan. De heer Koppejan was daartegen.

De heerKoppejan (CDA):

U had het over een per direct vangstverbod, dat vonden wij ongenuanceerd. U heeft later een genuanceerdere motie ingediend en die hebben wij gesteund. Was die uitzending van ZEMBLA niet in december?

MevrouwVan Veldhoven (D66):

Die was op 25 september 2010.

De heerKoppejan (CDA):

Goed.

Ik vervolg mijn betoog. Wij hebben de nodige vragen over de schadeloosstelling van de getroffen vissers en daaraan gerelateerd de juridische houdbaarheid en de financiële gevolgen voor de overheid bij mogelijke schadeclaims. Een tegemoetkoming aan de getroffen vissers zal wel binnen het vastgestelde financiële kader moeten passen, dus zullen de middelen moeten worden gevonden binnen de EL&I-begroting. Of ziet de staatssecretaris andere mogelijkheden, zoals cofinanciering vanuit Europese fondsen? Graag een reactie van de staatssecretaris.

Gezien de vereiste goedkeuring van de Europese Commissie voor de Nederlandse steunmaatregelen, hebben wij er begrip voor dat de regering op dit moment nog geen volledige duidelijkheid kan geven over de compensatie en tegemoetkoming voor gederfde inkomsten van de vissers. Maar gezien de omvang van de problematiek en de grote individuele gevolgen voor de vissers, hecht het CDA wel aan de betrokkenheid van de Tweede Kamer bij de definitieve vaststelling van de regeling die de vissers compenseert. Wij overwegen dan ook een motie in te dienen om deze betrokkenheid van de Tweede Kamer te waarborgen.

Nog een aantal vragen van meer juridische aard. Een gevolg van dit wetsvoorstel is dat voor staatswateren verhuurovereenkomsten worden beëindigd, of toestemming voor het uitoefenen van visserij wordt ingetrokken. Daarbij zullen de op de overeenkomsten van toepassing zijnde algemene voorwaarden in acht worden genomen. Onze vraag is of hierbij ook sprake kan zijn van het ontnemen van eigendom en wat voor effect het heeft dat dit wetsvoorstel nu voorligt, terwijl de compensatieregeling grotendeels nog onbekend is. Vervallen met het aannemen van dit wetsvoorstel voor eens en voor altijd de aalvisrechten aan de overheid, of vallen ze helemaal weg? En hoe staat de staatssecretaris tegenover de suggestie van de Combinatie van Beroepsvissers om de huurovereenkomsten voor een symbolisch bedrag in bewaring te geven bij de combinatie, of bij Productschap vis, of bij een hiervoor speciaal op te richten stichting? Zo blijven, in afwachting van betere tijden, de aalrechten behouden voor de beroepsgroep van de vissers. Graag een reactie van de staatssecretaris.

Indien ervan wordt uitgegaan dat het verbod geen formele ontneming van eigendom inhoudt, dient vervolgens te worden nagegaan of er de facto ook geen sprake van ontneming van eigendom is. Er zou sprake van de-facto-ontneming van eigendom kunnen zijn, omdat de nu in het wetsvoorstel voorgestelde maatregelen zulke ingrijpende gevolgen voor de betrokken vissers hebben. Er blijft voor hen immers geen zinvolle alternatieve vorm van gebruik over. Graag een reactie van de staatssecretaris.

De staatssecretaris stelt in zijn brief van 10 maart dat alle vissers op grond van dezelfde criteria worden gecompenseerd. Dat vinden wij een goede toezegging. Wij vragen wel hoe hij dat gaat bewerkstelligen voor huurovereenkomsten en toestemmingen die zijn uitgegeven op grond van visrechten van andere overheden en particulieren. Is voldoende verzekerd dat deze inmenging niet in strijd is met het rechtszekerheidsbeginsel of met het verbod op willekeur? Is de nationale rechtsbasis voor inmenging in voldoende mate precies toegankelijk en voorzienbaar?

Hoe zit het met de verleende toestemmingen? Moeten we die zien als een afspraak met een harde juridische einddatum? Kan de staatssecretaris daarover meer helderheid geven? En op welke wijze wordt het waardeverlies van de palingvisrechten en bedrijfsmiddelen, alsook de inkomstenderving van verkoop van vergunningen aan onder andere sportvissers, verwerkt in de algemene voorwaarden en de uit te keren vergoeding? Kan de staatssecretaris ook daarover meer duidelijkheid verschaffen?

Hoe sterk staat de overheid bij mogelijke gerechtelijke procedures, bijvoorbeeld wanneer de kwestie van inmenging in het eigendomsrecht in een gerechtelijke procedure aan de orde wordt gesteld? Is voldoende aantoonbaar dat de inmenging een gerechtvaardigd algemeen belang dient? Antwoorden op deze vragen zijn naar ons oordeel van belang om het juridisch kader sluitend te krijgen. Graag een reactie van de staatssecretaris.

Al vanaf 2007 heeft de overheid met de visserijsector gesproken over de dioxineproblematiek, maar in hoeverre is er ook gesproken over alle gebieden waarvan nu de sluiting wordt voorgesteld? Of lag de nadruk slechts op enkele gebieden, zoals het Haringvliet, de Biesbosch en de Nieuwe Maas en de Nieuwe Waterweg? Als dat laatste het geval is, vragen wij ons af of het wel zo redelijk is dat de staatssecretaris stelt dat de visserijsector op de grote rivieren zich had kunnen instellen op een nadere maatregel van overheidswege in het kader van de dioxineproblematiek. Dat kan dan toch ten hoogste opgaan voor een klein deel van de betrokken vissers?

Kortom, veel vragen over het juridische deel van dit wetsvoorstel in relatie met de nog niet ingevulde compensatieregeling voor de gedupeerde vissers. Immers, de kans is groot dat de Staat met diverse schadeclaims te maken krijgt wanneer de nog niet definitief vastgestelde compensatie aan gedupeerde vissers niet goed wordt onderbouwd. Het is voor een deel terecht dat een volledig uitgewerkt voorstel voor compensatie op dit moment nog ontbreekt vanwege de benodigde goedkeuring van de Europese Commissie. Kan de staatssecretaris aangeven wanneer hij verwacht dat het onderzoek is afgerond? Wat is de startdatum van het uit te keren deel van dit deel van de tegemoetkoming. Daarbij gaan wij er overigens vanuit dat deze met terugwerkende kracht wordt uitgekeerd.

Zoals eerder gezegd, is de CDA-fractie geschrokken van het grote gebied dat nu gesloten wordt. Het is veel groter dan eerder gedacht. Het effect is dus eveneens veel groter dan verwacht, mede omdat het vangstverbod zich eveneens uitstrekt tot water dat met vervuilde gebieden in open verbinding staat. Dat roept de volgende vragen op. Waarom was in het eerdere overleg over vervuilde waterbodems en dioxine in de paling, de huidige omvang van de riviergebieden als ook het aspect van de open verbinding niet in beeld? Is hierdoor veel meer met dioxine vervuilde paling op de markt gekomen en hebben consumenten daardoor meer gevaar gelopen dan eerder werd gedacht?

Zijn de eerdergenoemde bevindingen ook gedeeld binnen de Europese Unie? In hoeverre speelt deze problematiek ook in andere Europese landen, zoals Duitsland, België en Frankrijk? Wat is de toestand van de waterbodems aldaar als ook van de dioxinegehaltes in krabben en aal? Welke maatregelen hebben deze landen getroffen? Hanteren zij dezelfde normen als Nederland en worden de vissers met dezelfde beperkingen geconfronteerd? Zijn de nu voorliggende maatregelen gebaseerd op Europese normen en regelgeving, die elders in Europa ook worden toegepast? Kan de staatssecretaris garanderen dat er ten aanzien van dioxine en paling en wolhandkrab een gelijk speelveld in Europa wordt gehanteerd? Zo niet, welke acties zal de staatssecretaris dan ondernemen?

Vanaf 2010 vallen de waterbodemsaneringen niet meer onder de Wet bodembescherming, maar onder de Waterwet. Welke acties vinden er nu plaats om de vervuilde waterbodems aan te pakken? Welke middelen worden hiervoor ingezet? De staatssecretaris schrijft in de nota naar aanleiding van het verslag dat de vervuiling in de Nederlandse wateren na de jaren negentig weinig tot niet afneemt. Hij schrijft ook dat er op korte termijn geen substantiële verbetering wordt verwacht. Wat gebeurt hieraan in Europees verband? Wat mogen wij in dit verband van de Europese Kaderrichtlijn Water verwachten, zowel op nationaal als op internationaal niveau? Op welke termijn mogen wij substantiële verbeteringen van de waterbodemkwaliteit verwachten, met uitzicht op opheffing van het vangstverbod op paling en wolhandkrab?

De vervuiling van de waterbodem met pcb's is vooral van historische aard, maar in hoeverre moeten we er rekening mee houden dat er nog steeds vervuiling plaatsvindt als gevolg van dioxine-uitstoot van industrieën? Is hier onderzoek over bekend? Wat doet de regering hieraan, zowel nationaal als in Europees verband? Kan de staatssecretaris aangeven in hoeverre ook jonge aal, de zogenaamde pootaal, in de nu te sluiten gebieden een te hoog dioxinegehalte bevat? Als dat niet het geval is, is het wellicht te overwegen om de vangst van pootaal nog wel te blijven toestaan en deze over te laten zetten naar dioxinearme wateren of kwekerijen, om daar door te groeien naar volwassenheid. Is de staatssecretaris bereid om deze optie nader te onderzoeken en ook in wetgeving open te laten? Dit temeer daar de voorganger van de staatssecretaris de vissers in 2008 nog heeft opgeroepen tot het verder uitwerken van dergelijke initiatieven en het ministerie in 2010 nog een subsidie van € 350.000 heeft toegekend aan een pootaalonderzoeksproject.

De noodzaak tot herstructurering van de beroepsvisserij is al enkele jaren geleden gesignaleerd, onder andere in een door het ministerie van LNV opgestelde toekomstvisie voor de binnenvisserij. Tot concrete oplossingen is het echter tot op heden niet gekomen. Het Aalbeheerplan heeft deze noodzaak nog eens versterkt. Het project bedrijfsplan en beroepsvisserij dat momenteel met begeleiding van het LEI wordt uitgevoerd, geeft wel een belangrijke aanzet om te komen tot herstructurering van de sector. Het voorliggende wetsvoorstel maakt het nog urgenter om met een visie op de toekomst van de binnenvisserij te komen.

Kan de staatssecretaris bewerkstelligen dat er op zo kort mogelijke termijn een visie met concrete voorstellen en een plan van aanpak komt, gericht op de toekomst van de binnenvisserij? Een en ander in navolging van de eerdere nota en met aanscherpingen voortkomende uit de ervaringen van het LEI. Is de staatssecretaris bereid om in het kader van een plan van aanpak, in samenspraak met de binnenvissers, te kijken naar mogelijkheden voor alternatieve inkomstenbronnen op het gebied van aal, natuurbeheertoezicht en recreatie, en de mogelijkheden voor om-, her- en bijscholing?

De staatssecretaris refereert aan de mogelijkheid voor een tussentijdse aanpassing of wijziging van het Nederlandse aalbeheerplan, dit als alternatief voor de voorliggende wetswijziging. Nu de regering genoodzaakt is om zulke ingrijpende maatregelen te nemen, het op korte termijn sluiten van grote gebieden voor de aalvisserij, mag hiervan toch zeker sowieso een gunstig effect worden verwacht op de schieraaluittrek? Daarvoor hoeven wij toch zeker niet te wachten op de evaluatie van het aalbeheerplan in 2012? Met het oog hierop pleit de CDA-fractie voor een tussentijdse wijziging van het aalbeheerplan en vragen wij de staatssecretaris om alvast met de voorbereiding hiervan te starten, te beginnen met een versneld onderzoek naar het effect van het sluiten van gebieden op de schieraaluittrek en het daarmee samenhangende aalherstel.

Graag krijg ik verder de toezegging van de staatssecretaris dat hij in overleg met de sector van de beroepsvissers zal bezien welke mogelijkheden er zijn om de huidige sluiting van de aalvangst met drie maanden te herzien en te bekijken of ook met minder vergaande maatregelen kan worden volstaan om aan de doelstellingen van de Europese aalverordening te voldoen. Graag een toezegging van de staatssecretaris. Eventueel zal ik hierover een motie indienen.

De heerVan Gerven (SP):

Voorzitter. Er was eens een land dat vergiftigd was geraakt met dioxine. In de rivieren zwom giftige paling. De mensen waren erg ongelukkig en werden ziek van het eten van die giftige paling. Maar toen kwam staatssecretaris Bleker! Hij stelde een vangstverbod in en toverde de giftige paling weg. Alles was opgelost en iedereen leefde nog lang en gelukkig. Tot zover het sprookje van de dioxinepaling. Ondertussen verkeren wij in de echte wereld en kan staatssecretaris Bleker niet toveren en wordt met dit wetsvoorstel het probleem van de dioxinevervuiling niet opgelost.

In het verleden hebben fabrieken grote stappen gezet om de dioxine-uitstoot te verminderen. Bedrijven als Corus zijn een stuk schoner geworden, maar wij zijn er nog zeker niet. Er is geen reden om achterover te leunen. Vooral kleine bedrijven en afvalverwerkers stoten nog steeds te veel dioxine uit, denk bijvoorbeeld aan Thermphos in Vlissingen.

Dioxine hoopt zich op in de omgeving. Er is dan ook alle reden voor de overheid om een duidelijk en streng beleid op te zetten. Maar doet deze regering dat ook? Nee. Deze regering stuurt de inspectie op vakantie. Bij vervuilende bedrijven als Thermphos is jarenlang onvoldoende gehandhaafd. Wat vindt de staatssecretaris ervan dat dioxinevervuiling kan optreden doordat de inspectie door de overheid faalt? En hoe zit het met onze Belgische, Duitse en Franse buren? Vervuilen die ook rustig door? Ik vraag dat ook, omdat de vervuiling in de rivieren sinds 1990 niet duidelijk is afgenomen.

Als er niet wordt gesaneerd, dan lossen wij de problemen niet op. Dat feit wordt door veel collega's over het hoofd gezien en ook door de staatssecretaris.

De heerHouwers (VVD):

Ik heb er een probleem mee dat de heer Van Gerven een probleem dat in het verleden is ontstaan en dat op dit moment niet meer precies toe te wijzen is, in verband brengt met de huidige stop op controle en handhaving voor bedrijven die het goed doen. Ik leg de nadruk op "goed", want alleen bij die bedrijven is dat aan de orde. Ik vind de kritiek van de heer Van Gerven op het regeringsbeleid om terughoudend te zijn met controles in dit verband onterecht.

De heerVan Gerven (SP):

Thermphos in Vlissingen was onlangs uitgebreid in het nieuws. Daarbij werd vernietigende kritiek geuit op het toezicht door de overheid. Corus, het voormalige Hoogovens, in IJmuiden is een ander voorbeeld, want de Raad van State was in 2008 vernietigend over het toezicht op dit bedrijf. Bovendien moeten wij onderscheid maken tussen soorten vervuiling. De VVD heeft een punt als het gaat over pcb's. Die kwestie speelde meer in het verleden. De dioxinekwestie is echter nog steeds niet opgelost. Dit wetsvoorstel is ingediend wegens de dioxinepaling. De dioxinevervuiling gaat nog steeds door. De VVD moet het toch met de SP eens zijn dat de beste oplossing toch de aanpak bij de bron is.

De heerHouwers (VVD):

Dat vindt de VVD zeker, en mijn vraag aan de heer Van Gerven is of hij samen met ons wil optreden tegen bedrijven die nog steeds vervuilen. Ook de VVD vindt dat bedrijven moeten worden aangepakt als zij zich niet aan de regels houden. Bent u met ons bereid om het in dit debat vooral te hebben over dioxine en de vissers?

De heerVan Gerven (SP):

Wij zullen het over beide hebben. Wij hebben het over de problematiek van de vissers en de voorgestelde wetgeving. Maar wij willen het ook hebben over de oorzaak. Wij zijn altijd voor het oplossen van het probleem bij de bron.

Ons milieu wordt vergiftigd. Een vangstverbod haalt dioxine niet uit het milieu. Waarom stelt het kabinet niet ook voor om de vervuilde rivierbeddingen te saneren? De staatssecretaris stelt niet voor om naar de buurlanden te gaan om het probleem van de dioxinevervuiling aan de kaak te stellen. Daarom stel ik het hier maar weer eens voor. Ik vraag de staatssecretaris, wat het kabinet op dat gebied van plan is. Ik wil een structurele oplossing en een aanpak van de vervuiling bij de bron. Wat ons betreft kan de vakantie van de inspectie worden ingetrokken. Pak de vervuiling in Nederland aan en maak met de buurlanden afspraken over de sanering aldaar, want anders blijft het dweilen met de kraan open.

Wij moeten constateren dat de omgeving en de rivieren vervuild zijn met dioxines en pcb's. Ik moet zeggen dat, toen ik van de staatssecretaris het kaartje kreeg met de af te sluiten gebieden, het mij duidelijk werd hoe ernstig en wijdverbreid die vervuiling is. De generatie paling die opgroeit in onze ernstig vervuilde rivieren is niet meer te redden, maar een volgende generatie wellicht wel. Vooruitlopend op de sanering en de aanpak van de bron van de vervuiling, moet er een plan komen om deze bedreigde diersoort zo veel mogelijk te redden. Daarom pleit de SP er al tijden voor om niet een volledig vangstverbod in te stellen, maar om een uitzonderingsbepaling vast te stellen voor het weg vangen van aal en deze uit te zetten in schone wateren. De staatssecretaris stond daar niet afwijzend tegenover. Het mooie is dat er al een plan ligt voor de benedenrivierse vissers. Ook de CDA-fractie memoreerde het al: er ligt een toegekend subsidievoorstel van € 350.000. Het plan kan echter niet worden uitgevoerd, omdat het ministerie geen ontheffing verleent. Dit lijkt mij het gedrag van een overheid waarvan de linkerhand niet weet wat de rechterhand doet. Een en ander is gebeurd op instigatie van voormalig minister Verburg. Ik vraag daarom de staatssecretaris, die ontheffing wel te verlenen en een einde te maken aan deze toch wat onzinnige situatie. De jonge aal die nog toekomst heeft, kan worden uitgezet in schone wateren en zo opgroeien tot paling met verantwoorde dioxineniveaus. Dat is van belang voor het voortbestaan van deze bedreigde diersoort.

Het is niet de schuld van de vissers dat er dioxine in de omgeving is. Daarom is de SP voor een tijdelijke tegemoetkoming in inkomensderving voor de komende periode, en voor een sociaal plan voor de getroffen vissers. De staatssecretaris kan niet zeggen dat hij wel een regeling treft voor de spruitjesboeren, na de brand in Moerdijk, maar dat hij niet ook iets doet voor de binnenvissers. Ik neem aan dat je als bewindspersoon niet kieskeurig kunt zijn, in de zin dat je alleen van spruitjes houdt en niet van vis. De vissers verdienen dus ook steun, naar analogie van de spruitjesboeren. Daarbij hebben de vissers voor vele tienduizenden tot honderdduizenden euro's visrechten gekocht. Dit, en hun bedrijf, vormt de oudedagsvoorziening voor deze 85 vissers en hun gezinnen. Ook hebben zij bedrijfsmiddelen aangeschaft, zoals de net aangepaste aalfuiken, die geschikt gemaakt zijn voor de wolhandkrab. Bovendien zitten bedrijven met personeelskosten en eventuele ontslagkosten. In de sector zelf wordt intensief nagedacht over een sanering en herstructurering van de sector. Ik wil de staatssecretaris dan ook vragen om met de sector hierover in gesprek te gaan en ons binnen enkele maanden te informeren over de uitkomsten. Uiteraard verwacht ik voor die tijd een brief met daarin de inzet van de staatssecretaris voor een sociaal plan en een nadere duiding van die tijdelijke tegemoetkoming inkomensderving.

Ik pak de brief van de staatssecretaris er even bij. Ik moet toch zeggen dat ik het een vreemde brief vind. Hij schrijft: ik zal bezien of er een tegemoetkoming kan worden verleend. Die baseert hij dan op de hoeveelheid gezonde vissen, dus beneden de norm vervuilde wolhandkrabben en palingen. Er is een totaal vangstverbod, dus dat is dan toch een wat merkwaardige constructie? Ik wil daar graag een toelichting op, want feit is natuurlijk dat ze die niet meer mogen vangen. Kan de staatssecretaris dat uitleggen? Dat kan hij ongetwijfeld.

Voorzitter. De SP-fractie vindt het schandalig dat er paling in de verkoop is geweest die ernstig vervuild was met dioxine. Dat had niet mogen gebeuren in een land als Nederland. Ik vind het dan ook ernstig dat het zo lang getolereerd is door de overheid. Het was immers allang bekend bij de VWA en dus ook bij het kabinet. We moeten de burger in Nederland kunnen garanderen dat er geen giftige paling op zijn bordje terechtkomt. De burger had dus moeten kunnen vertrouwen op de overheid en op de VWA. Wat de SP betreft, staat de VWA voorop. Ik wil daar ook nog graag een reactie op van de staatssecretaris.

Dan kom ik nog even terug op de palingstand. We hebben een amendement ingediend waarmee we het middels een uitzonderingsbepaling op ecologische gronden mogelijk willen maken om ten dienste van het algemeen belang wel jonge aal op te kunnen vissen en uit te kunnen zetten in schone wateren. Graag hoor ik daarover het oordeel van de staatssecretaris.

Afsluitend nog een punt dat daaraan raakt. Er is enige tijd terug een motie van mijn hand met algemene stemmen aangenomen over een plan van aanpak om het doden van vis zoals paling en meerval door middel van zoutbaden zo snel als mogelijk te verbieden. Ik zie dat plan niet terug in de brief van de staatssecretaris van 9 februari. Ik hoor graag hoe het daarmee staat, want dat zou nieuwe moties van de Kamer op dat gebied overbodig maken.

De heerDijkgraaf (SGP):

Voorzitter. Net kwam al even de vraag aan de orde of de staatssecretaris van spruitjes houdt. Dat weet ik niet, maar ik heb hem er in ieder geval nog niet van kunnen betichten dat hij een spruitjeslucht verspreidt. Er geldt nog wel een ander punt, namelijk of hij van vis houdt. De binnenvisserij is een eeuwenoud ambacht. Dat blijkt al uit het feit dat in 1382 de heer van Arkel, zeg maar de voorganger van deze staatssecretaris, de uitoefening van zijn visrecht op de Merwede afstond aan de poorters van Gorinchem. Als vergoeding daarvoor moest elke vissersschuit jaarlijks een zalm afdragen, en wel de vierde zalm die werd gevangen op de dag voor kerst. Nu kan ik mijn verzoek aan de staatssecretaris simpel houden. Kan hij de compensatie zo vormgeven dat ook hij deze kerst een mooie vis van de binnenvissers krijgt? Dan gaat het er niet om dat de staatssecretaris omgekocht wordt, want daar zou hij het niet voor doen.

Voorzitter. U begrijpt mijn suggestie: kunnen we dit eeuwenoude ambacht ook in dit land, wat ons betreft in een zo gunstig mogelijke vorm, in stand houden? De vissers krijgen wel klap na klap. We hebben voor de palingvisserij een gesloten periode gehad in verband met het aalbeheerplan en nu krijgt de sector een nieuwe opdoffer, want met het voorliggende wetsvoorstel wordt het mogelijk gemaakt dat vanaf april een vangstverbod van paling in de verontreinigde gebieden ingevoerd wordt. Laat ik duidelijk zijn: wij steunen dat. Wij hebben begrip voor deze maatregel. Normen moeten gehandhaafd worden en er zijn dingen gebeurd die niet mogen gebeuren, maar er zit ook nog wel een punt richting overheid. Want je kunt niet zomaar als overheid wat doen zonder een goede compensatie te geven voor vissers die dat ook niet kunnen helpen. Laten wij het niet op het bordje van de vissers schuiven. Wij vinden dat er voldoende compensatie moet worden geboden of dat er voldoende alternatieven moeten zijn voor de visserij.

Het gaat veelal om familiebedrijven, die al decennialang actief zijn. Zij waren natuurlijk al actief nog voordat er sprake was van enige noemenswaardige vervuiling van de waterbodems. Een visser verwoordde het zo: "De overheid verhuurt aan de beroepsvissers een vervuilde rivierbodem en stelt de beroepsvissers vervolgens verantwoordelijk voor de kwaliteit van wat er op de bodem leeft en wordt geoogst." De overheid heeft in feite eerst toegelaten dat waterbodems vervuild raakten, scherpt vervolgens de gezondheidsbelangen voor dioxine aan en stelt nu dat beroepsvissers zich hadden kunnen instellen op overheidsmaatregelen.

Ik zie de staatssecretaris bewegen. Mijn volgende zin was: ik erken dat dit scherp is aangezet. Dat helpt al, maar het geeft wel aan dat de verontreiniging van waterbodems en de gevolgen daarvan niet op het conto van de binnenvissers te schrijven valt. Maar wel op het conto van de industrie en ook gerelateerd aan overheidsbeleid.

Ik wil hier ook weer opmerken dat de stelling dat beroepsvissers zich hadden kunnen instellen op een vangstverbod wat mij betreft een bureaucratische stellingname is, die voorbijgaat aan het functioneren van familiebedrijven.

Bovendien was het voor een deel van de gebieden volstrekt onbekend. Daarnet werd hier gezegd: men had zich daar toch op kunnen voorbereiden? Ook de Kamer is verrast door de grootte van het gebied en het ministerie is daar volgens mij ook door verrast. Dat geeft wel aan dat wij dat niet zo een op een richting sector kunnen zeggen. Men kon zich niet in de omvang voorbereiden zoals die zich nu laat aanzien. Wij vinden daarom dat de staatssecretaris zich in overleg met de sector moet inzetten voor alternatieve bedrijvigheid, een sociaal plan en een sanering of compensatie.

De staatssecretaris geeft in een separate brief aan dat hij een beperkte compensatie wil voor het intrekken van huurovereenkomsten en voor paling onder de normen. De reikwijdte daarvan is nog onduidelijk. Dat is de staatssecretaris niet kwalijk te nemen, maar onze inschatting is dat het onvoldoende zal zijn om het probleem op te lossen dat zich voordoet. De beroepsvissers hebben veel geld gestoken in de aankoop van visrechten en bedrijfsmiddelen. Die kun je niet zomaar afschrijven, en terugverdienen wordt ook een groot probleem. Voor sommige vissers vormen de visrechten ook nog eens een keer hun oudedagsvoorziening, waarop zij gerekend hadden in hun bedrijfsstrategie. Het gaat om forse bedragen, die niet zomaar voor rekening van de beroepsvissers mogen worden gelaten. Hier is meer nodig.

Wat ons betreft, worden maatregelen met betrekking tot alternatieve bedrijvigheid en compensatie gekoppeld aan het initiatief van de sector voor het opstellen van een totaalplan om de sector te saneren en te herstructureren. De gesloten periode in het kader van het aalbeheerplan en het voorgestelde vangstverbod vormen de nekslag voor veel bedrijven en schreeuwen om herstructurering van de sector. De SGP-fractie roept de staatssecretaris op om aan te haken bij dit initiatief. Het is zaak om een deel van de bedrijven in de sector weer perspectief te bieden. Is de staatssecretaris daartoe bereid?

Het herstructureringsplan zou dit jaar kunnen worden opgesteld en uitgewerkt. Via een tijdelijke compensatieregeling moet dan voor dit jaar voor overbrugging worden gezorgd. Een van de grote problemen vind ik dat wij nu wel praten over een tijdelijk verbod en tijdelijke compensatie, maar als dat onvoldoende is en als wij wel perspectief hebben voor de lange termijn, zijn er mogelijk geen vissers meer over die dat kunnen doen. Is de staatssecretaris daartoe bereid?

MevrouwOuwehand (PvdD):

Ook aan de SGP-fractie stel ik de vraag in hoeverre deze partij bereid is om verder te kijken naar andere ontwikkelingen die van belang zijn voor de palingsector. Ik noem het aalbeheerplan en de opgave die er ligt om de paling voor uitsterven te behoeden. Ik vraag me dit in het bijzonder af omdat ik de heer Dijkgraaf hoorde zeggen: waarop heeft men zich nu kunnen voorbereiden, wat hebben vissers kunnen zien aankomen? Welke rol neemt de SGP in als er drie onafhankelijke wetenschappelijke rapporten liggen waarin staat dat er een vangstverbod moet komen? Is de SGP ook bereid om de sector daarop voor te bereiden en dat te laten meewegen als het gaat om de herstructurering, die in de ogen van de SGP-fractie nodig is?

De heerDijkgraaf (SGP):

Wij lopen hier niet met oogkleppen op. Wij kennen de rapporten en wij horen de sombere geluiden die de sector ook hoort. Als ik met vissers spreek, merk ik dat ook zij geen oogkleppen op hebben. Ook zij zijn zich bewust van deze ontwikkelingen. Dit is precies de reden waarom ik aan de staatssecretaris vraag om helder te maken wat het perspectief is voor de sector. Ik hoor de sector ook zeggen: als er geen perspectief is, dan horen wij dat liever duidelijk, want dan kunnen wij onze maatregelen nemen. De sector heeft de grootst mogelijke moeite met de onduidelijkheid en de lange duur van de maatregelen die worden genomen. Ik ben echter niet zo ver dat ik al zeg dat er geen enkel perspectief is. Laten wij de feiten laten spreken en laten wij de staatssecretaris met een visie laten komen op de toekomst van deze sector op de lange termijn. Het gaat mij te snel om tijdens dit debat al te zeggen: nu ja, laten wij maar kiezen voor een totaal verbod en laat de sector zich daarop maar voorbereiden.

MevrouwOuwehand (PvdD):

Over het laatste kunnen wij nog van mening verschillen. Ik blijf het vreemd vinden dat de heer Dijkgraaf dit stelt, gelet op de inhoud van de onafhankelijke adviezen, maar vooruit dan maar. Ik ben wel blij dat ook de SGP-fractie in elk geval erkent dat niemand zit te wachten op een vals toekomstperspectief voor de palingsector. Dit kan ook voor andere sectoren gelden. Wij mogen in geen geval een vals toekomstperspectief schetsen. Dat voorkomen, moeten wij in de Kamer als onze collectieve verantwoordelijkheid zien.

De heerDijkgraaf (SGP):

Laat duidelijk zijn dat de SGP altijd voorstander is van een helder toekomstperspectief. Dit geldt niet alleen voor het toekomstperspectief van de vissector, maar voor dat van de hele samenleving. Als er iets belangrijk is, is het een leven zonder vals perspectief. Dat maken wij op verschillende punten duidelijk.

Voor mijn fractie is het heldere perspectief voor deze sector wel een belangrijke voorwaarde om in te kunnen stemmen met het vangstverbod. Dat heldere perspectief moet bovendien gekoppeld zijn aan een herstructureringsplan en aan een duidelijke compensatie om de tijd door te komen die nodig is. Wat mijn fractie betreft is er daarbij ruimte om onderscheid te maken tussen "volwaardige" bedrijven en de veredelde hobbyvissers. Ook op dat punt hoor ik graag een reactie van de staatssecretaris.

Er is al het nodige uitgewisseld over de huurovereenkomsten. Wij zijn het eens met de stellingname van verscheidene fracties in de Kamer. Kunnen we dit zomaar intrekken? Wij gaan daarmee niet zomaar akkoord. Wij vinden het van belang dat vissers hun huurovereenkomsten direct weer kunnen benutten als het in de toekomst mogelijk beter gaat. Dat is juist belangrijk met het oog op het toekomstperspectief. Wij vrezen ook dat het intrekken van de huurovereenkomsten de formele en informele positie, de zeggenschap en het stemrecht van beroepsvissers in de visstandbeheercommissies ondergraaft. En juist daar loopt het al zo moeilijk.

In het kader van de visplannen moet worden gezocht naar ruimte voor duurzame schubvisserij voor beroepsvissers. Ik heb de indruk dat het met alleen een schriftelijke toestemming aan de beroepsvissers lastiger wordt om deze ruimte te vinden. Dat heeft de geschiedenis ons ondertussen wel geleerd. Wij vragen de staatssecretaris daarom, de huurovereenkomst indien nodig aan te passen, maar wel voor een symbolisch bedrag overeind te houden.

In aansluiting hierop wil ik nog een vraag stellen over de ruimte bij de schubvisserij voor de beroepsvisserij. Is de staatssecretaris bereid om in het kader van de visplannen in overleg met de betrokken partijen intensief en op een creatieve manier te zoeken naar ruimte voor de duurzame benutting van schubvis door de beroepsvisserij? Het is van belang dat hiervoor op korte termijn een goede registratie komt. Wellicht moet daarvoor ook de splitsing van visrechten ongedaan worden gemaakt. Als ik de reacties lees in de bladen van de sportvissers op de motie die ik nog steeds boven de markt heb hangen, dan heb ik er alle vertrouwen in dat sportvissers daarover op een heel positieve manier mee gaan denken. Dit is een understatement. Belangrijker dan de juridische regeling van de rechten vind ik eigenlijk nog dat partijen serieus met elkaar het bestaan van een probleem erkennen en met elkaar de ruimte benutten die er is. Wil de staatssecretaris zich daarvoor inzetten?

Ik kom op de wolhandkrab. Daarover is al het nodige uitgewisseld. Uit onderzoek van IMARES zou blijken dat in verschillende gebieden ook de wolhandkrab boven de dioxine- en pcb-normen zit. Wij zetten daarbij toch wel enige vraagtekens. Is het waar dat de Europese norm voor de wolhandkrab nog niet definitief is vastgesteld? In het genoemde rapport staat ook dat de Europese norm geldt voor het witvlees. Daarbij ligt volgens mij nu juist niet het probleem. De norm zou niet gelden voor het bruinvlees, waarbij het probleem juist wél ligt. Als dat zo is, is deze norm eigenlijk een rare grond om het vangstverbod op te baseren. In het onderzoek wordt bruinvlees en witvlees echter op één hoop gegooid. Dat lijkt mij niet terecht. Waarom is hiervoor gekozen? Waarom gaat men overhaast te werk? Hoe zit het met import en export van wolhandkrab? Gaan wij het probleem niet verplaatsen, gaat het ook naar landen buiten de Europese Unie? Hebben andere Europese lidstaten ook gekozen voor een vangstverbod voor wolhandkrab in verontreinigde gebieden? Wat ons betreft zijn er nog heel veel vragen rondom die wolhandkrab. Mijn hoofdvraag is: zijn wij niet overhaast in de besluitvorming over deze wolhandkrab?

De SGP-fractie vindt er meer ruimte moet komen voor de vangst van jonge paling. De SP-fractie heeft dit zo-even ook al aangegeven. Deze ruimte zou gebruikt kunnen worden voor de uitzet in schone gebieden of voor de opkweek in palingkwekerijen, al dan niet in Nederland. In het gros van de gevallen zijn de normen voor dioxine en pcb's dan niet in het geding. Is de staatssecretaris bereid, in de aangekondigde ministeriële regeling ontheffing te verlenen voor de vangst van jonge paling voor uitzet of opkweek? Dat biedt onder meer ruimte voor projecten waarbij vissers pootaal opvangen en uitzetten in schone gebieden. Voor één project is zelfs al subsidie toegekend. Mijn fractie vindt dat de staatssecretaris gehouden is om deze projecten door te zetten en hiervoor de noodzakelijke ontheffingen te verlenen.

De SGP-fractie heeft in het schriftelijk verslag voorgesteld om het periodieke vangstverbod in het kader van het aalbeheerplan in te trekken en de vrijkomende compensatiegelden in te zetten voor de uitzet van jonge paling uit verontreinigde gebieden in schone gebieden. De staatssecretaris heeft aangegeven dat de evaluatie in 2012 afgewacht moet worden. Is dat echter wel strikt noodzakelijk? Waarom wachten wij op monitoringgegevens als de maatregelen in het aalbeheerplan gebaseerd zijn op modelberekeningen? Waarom kunnen deze modelberekeningen niet gebruikt worden om de consequenties van het nu voorgestelde vangstverbod voor de uittrek van schieraal door te rekenen en te bezien hoeveel ruimte er is voor opheffing van het periodieke vangstverbod in het aalbeheerplan? Juist in een tijd waarin wij met elkaar constateren dat wij niet een grote pot geld hebben om allerlei dingen te compenseren – helaas is dat het geval – zullen wij creatief moeten zijn in het benutten van de mogelijkheden die er zijn. De staatssecretaris schrijft dat hij ook nog Brusselse goedkeuring nodig heeft. Natuurlijk, maar als hij ten aanzien van de dioxineproblematiek snel schakelt, kan hij toch ook snel schakelen richting de Europese Commissie?

Tot slot twee laatste vragen en een oproep. De verontreiniging van waterbodems is de oorzaak van het probleem. Met het oog op de toekomst is het van belang dat deze verontreiniging aangepakt wordt. Hoe gaat het kabinet ervoor zorgen dat Rijkswaterstaat op dit punt haar verantwoordelijkheid blijft nemen? Ook andere Europese lidstaten kampen met vervuilde waterbodems en dioxinepaling. Hoe gaan deze lidstaten daarmee om? Tot slot een oproep aan de staatssecretaris: laat onze beroepsvissers niet in de steek!

De algemene beraadslaging wordt geschorst.

Devoorzitter:

Voortzetting van dit debat zal later op de dag plaatsvinden, dus niet direct na de middagpauze. Er wordt gezocht naar een tijdstip.

MevrouwVan Veldhoven (D66):

Naar ik begrijp, hebben wij direct na de middagpauze de stemmingen en het verslag van de Ombudsman. Ik mag echter aannemen dat dit debat een vervolg vindt na deze agendapunten. Het is immers gebruikelijk dat wij debatten eerst afmaken.

Devoorzitter:

Er zal hierover niet direct na de middagpauze verder gedebatteerd worden. Er blijkt meer tijd nodig te zijn dan aanvankelijk gedacht. Er wordt gezocht naar een tijdstip, opdat dit debat kan worden afgerond. Ik denk dat de Kamer hierover in de loop van de middag een mailtje ontvangt.

De heerVan Gerven (SP):

Is het de bedoeling dat het debat vandaag nog wordt voortgezet?

Devoorzitter:

Dat is wel de bedoeling.

De vergadering wordt van 13.07 uur tot 13.30 uur geschorst.

Voorzitter: Verbeet

Naar boven