11 Visserijwet

Aan de orde is de de voortzetting van de behandeling van:

  • - het wetsvoorstel Tijdelijke wijziging van de Visserijwet 1963 in verband met de invoering van de bevoegdheid tot het treffen van bestuurlijke maatregelen (32658).

Devoorzitter:

Voor de tweede keer vanavond heet ik de staatssecretaris welkom. Ik stel vast dat hij een ander pak aanheeft; hij is er dus helemaal klaar voor.

De algemene beraadslaging wordt hervat.

StaatssecretarisBleker:

Voorzitter. Ik ben zelfs even in bad geweest. Ik dacht: ik doe net als een paling, even badderen. Ik dank de leden en de voorzitter voor het feit dat we dit onderwerp op zo korte termijn konden bespreken. We willen immers voor 1 april maatregelen treffen.

Dit wetsvoorstel zal ertoe moeten leiden dat we voor 1 april verboden kunnen uitvaardigen voor aan te wijzen gebieden. Sinds 2007 zijn we met zijn allen op de hoogte van verontreiniging met dioxines in paling. Dat geldt voor de politiek, dat geldt voor het openbaar bestuur en dat geldt ook voor de vissers. Die verontreiniging werd ook sinds dat moment gemonitord. Er zijn rapporten en risicobeoordelingen, onder andere van de VWA, en er zijn adviezen uitgebracht door de nVWA. Daar heeft de Kamer ook met regelmaat informatie over ontvangen. Ook de sector is sinds 2007 hiervan op de hoogte. Er heeft verschillende malen overleg plaatsgevonden. Daarbij is ook steeds het bedrijfsleven gewezen op de eigen verantwoordelijkheid.

Het in februari uitgebrachte rapport van IMARES en RIKILT onderstreept nog eens dat het om grote gebieden met vervuilde paling gaat. Tegen iedereen die in de Kamer heeft gezegd dat de ernst van de zaak en zeker de omvang van de gebieden waarin dit speelt tegenvallen, en dat de situatie negatiever is dan verwacht, kan ik duidelijk zijn: zo is het ook bij ons. Ik denk dat het ook in de sector zo wordt ervaren. We kenden het probleem, maar dat het in zulke grote gebieden speelt, hadden we niet allemaal voor ogen. Daarnaast is komen vast te staan dat het niet alleen om de paling gaat, maar ook om de wolhandkrab. Daar zijn ook specifieke vragen over gesteld: hoe is die meting? Er is een voorlopige Europese norm ten aanzien van het aantal picogram in wolhandkrab. Dat is niet een beetje op zijn janboerenfluitjes gemeten in Nederland. Er is onderscheid gemaakt tussen bruin vlees en wit vlees. Met name het bruine vlees schijnt te worden geconsumeerd en daarvoor is de norm zelfs zeer ernstig overschreden. Dan heb je het over 95 picogram, terwijl de norm om en nabij de 10 of 15 picogram zou liggen. We hebben dus zowel ten aanzien van de paling als ten aanzien van de wolhandkrab een echt probleem.

Ik ben me ervan bewust dat het instellen van een vangstverbod een heel ingrijpende maatregel is, die vergaande consequenties heeft voor ondernemers, ondernemersgezinnen en een hele sector. Ik zal straks op de vergoedings- en compensatieregeling ingaan. Ik wil het op een nette manier met de sector proberen op te lossen. Alle traceerbare vissers zijn in de afgelopen periode op de hoogte gesteld. Er heeft afgelopen maandag een overleg, een informatiebijeenkomst, plaatsgevonden. Wat is daaruit gekomen? Ik denk dat we daar helder over kunnen zijn: iedereen die er was, is geïnformeerd en iedereen is geschrokken van de omvang van de problematiek. Daar zijn dus geen zaken gedaan. Er is wel benadrukt, ook van die zijde, dat een vergoedings- of compensatieregeling geboden zou zijn, omdat natuurlijk niet de vissers de oorzaak zijn van de vervuilde paling en wolhandkrab.

Op de compensatie kom ik later uitgebreid terug. Ik heb de Kamer daarover al geïnformeerd. Ik wil eerst over het vangstverbod an sich spreken. Het vangstverbod is echt gerelateerd aan de bevindingen die in de diverse gebieden zijn gedaan. Dat is de basis. Er is onderzoek gedaan naar het aantal picogram en naar het aantal dieren dat vervuild was. De ZEMBLA-uitzending heeft een aantal dingen in een versnelling gebracht. Ik zou echter niet willen zeggen dat ZEMBLA het probleem geagendeerd heeft, want eigenlijk is dat al vanaf 2007/2008 gebeurd en toen was er nog geen ZEMBLA-uitzending geweest. Die uitzending bevestigde echter wel dat er vervuilde paling op de markt kwam. De aanwezigheid van vervuilde paling is een, maar die op de markt brengen is twee. Dat is hoe dan ook in strijd met de Warenwet.

Het vangstverbod wordt in deze gebieden voorgesteld omdat daar een omvangrijk deel van de gevangen paling zo zeer vervuild is dat je niet meer over uitzonderingen spreekt, maar de vervuiling eerder regel dan uitzondering is. Dan is het uitvaardigen van een vangstverbod in zo'n gebied een proportioneel verantwoord middel. Het zou niet proportioneel zijn om het vangstverbod voor heel Nederland van toepassing te verklaren. Enkele leden wierpen daar een hengeltje naar uit, maar dat is niet reëel. Je moet bekijken hoe de situatie in de gebieden is.

Door verschillende leden is opgemerkt dat dit probleem vier jaar geleden al geconstateerd is en is gevraagd waarom er niet eerder gehandeld is. Er is gemonitord en de sector is op zijn verantwoordelijkheid gewezen. We hebben het in de gaten gehouden en er zijn inspecties geweest. Op enig moment werd echter duidelijk dat dit niet werkte en dat er verdere stappen gezet moesten worden. Ik heb niet zo veel zin om terug te kijken. Ik denk dat we nu een adequate stap zetten en ik vind het ook heel plezierig dat er vanuit de Kamer brede steun is voor het uitvaardigen van een vangstverbod.

MevrouwOuwehand (PvdD):

Ik heb in mijn eerste termijn gevraagd of de staatssecretaris kon bespiegelen wat de rol van ZEMBLA was. Ik kreeg van burgers de vraag hoe het mogelijk is dat de politiek zo'n programma nodig heeft om in actie te komen. Ik vind dat de staatssecretaris hier iets te gemakkelijk over spreekt. Ik voel er ook niet veel voor om uitgebreid terug te kijken als dat niet nodig is, maar toen ik die uitzending bekeek, bekroop me toch een akelig gevoel. Het is wel leuk om een brief te sturen aan die vissers waarin staat dat ze paling met die waarden niet op de markt mogen brengen, maar de vissers zeiden dat ze daar nog nooit een VWA'er hadden gezien en dat al jaren deden. De vraag blijft relevant in hoeverre de Kamer kan vertrouwen op het toezicht dat onder de verantwoordelijkheid van deze staatssecretaris wordt georganiseerd.

StaatssecretarisBleker:

Deze vraag is een zeer goede opmaat naar mijn volgende blokje. Dat heeft ook betrekking op de inbreng van mevrouw Gerbrands over het toezicht en de handhaving. Zij heeft de volgende interessante stelling geponeerd. Als je heel veel toezicht en handhaving pleegt, zou je in theorie geen vangstverbod hoeven uit te vaardigen. De kans dat er vervuilde paling in de handel en de voedselketen komt wordt daarmee vergaand teruggebracht. In theorie zou je dat inderdaad kunnen zeggen, maar dan moet er wel een zeer intensief controleapparaat bij bijna elke visser functioneren. Dan moet je ook de kosten en de baten op een goede manier in balans zien te krijgen. Naar mijn gevoel schieten we dan door. Ik denk ook niet dat mevrouw Gerbrands dat uiteindelijk zou willen. Zij verbond aan haar inbreng de vraag of ik kies voor een vangstverbod omdat ik niet genoeg geld zou hebben om een adequaat toezichtsapparaat in stelling te brengen. Het antwoord op die vraag is nee. Gelet op de ernst van de vervuiling en het aantal vervuilde dieren is het niet redelijk om daar via toezicht op in te grijpen. Dan kun je beter met een gericht vangstverbod optreden.

MevrouwGerbrands (PVV):

Ik denk dat de staatssecretaris niet helemaal goed begrepen heeft wat ik bedoelde. Ik heb het gehad over een intensivering van de controle en de handhaving. Daar heb ik bij gezegd dat er een afschrikwekkende werking van uitgaat als je de vissers en handelaren met een grote boete om de oren slaat. Is dat gebeurd?

StaatssecretarisBleker:

Er heeft op zich geen verhoging van de boetes plaatsgevonden, maar de Warenwet zegt hier een en ander over. Het mag niet en er staan bepaalde strafbepalingen tegenover. Nogmaals, het begint natuurlijk met de pakkans. Die moet je vergroten. Het gaat om zo'n 100 vissers in deze gebieden. Zij varen natuurlijk heel vaak uit en er gebeuren verschillende dingen. Je moet een wel heel intensief monitoring- en controleapparaat hebben om een redelijke pakkans te creëren, want daarvoor moet geweldig worden geïnvesteerd in personeel. Als we dat doen, is de zaak uit balans.

MevrouwGerbrands (PVV):

Ik constateer dat er dan dus niet op grote schaal gecontroleerd is. Als er wel een aantal vissers gepakt was – en dat lijkt niet of heel weinig gebeurd te zijn – zouden ze minder snel bereid zijn om dat risico te lopen. Dat punt probeerde ik te maken.

StaatssecretarisBleker:

Daarin hebt u gelijk. Als je een aantal "afschrikwekkende" voorbeelden stelt, kan dat ertoe leiden dat vissers zich vaker bedenken voordat ze dit doen. Dat is juist. Daarvoor moet je wel eerst de pakkans stevig vergroten en dat heeft allerlei andere consequenties. Uw redenering is consequent, maar leidt tot een heel groot apparaat. Volgens mij bent u in het algemeen ook geen groot voorstander van die consequentie.

De heerDijkgraaf (SGP):

Ik heb de staatssecretaris iets horen zeggen op de wolhandkrab. Komt hij nog verder terug op het onderscheid tussen de wolhandkrab en paling?

StaatssecretarisBleker:

Jazeker.

De heerDijkgraaf (SGP):

Dan wacht ik dat even rustig af.

StaatssecretarisBleker:

Ik heb het punt van de handhaving inmiddels kort besproken.

Er is mij gevraagd of we het vangstverbod zouden kunnen verzachten door de jonge aaltjes over te plaatsen naar schone gebieden. De heer Van Gerven heeft hierover een amendement ingediend en de fracties van de VVD, de SGP en het CDA hebben er ook over gesproken. Ik verwijs in dezen naar het rapport van IMARES. Daarin zijn nogal wat kritische kanttekeningen over die aanpak opgetekend. Er is geen enkele wetenschappelijke garantie dat een pootaal uitgroeit tot een schone aal. Dat betekent dat je het risico accepteert dat er vervuilde palingen worden gevangen in schone gebieden. Bovendien wordt het hierdoor moeilijker om te handhaven in de vervuilde gebieden, want dan zou je daar wel visserij toestaan, maar alleen op pootaal. De rest zou weer moeten worden teruggezet. Dat is moeilijk controleerbaar. We weten dat een groot deel van de aalpopulatie in deze gebieden vervuild is. Ik vind dat je dus onverantwoorde risico's neemt door dit toe te staan. Bovendien zou dit nogal wat toezichtlasten met zich meebrengen. Er kleven dus inhoudelijk-biologische en administratieve bezwaren aan zo'n constructie.

De heerVan Gerven (SP):

Ik denk dat de staatssecretaris dit ook anders kan zien. Allereerst heeft hij gezegd dat hiermee de vervuiling verplaatst wordt. Bij mijn weten produceren jonge alen echter geen dioxines. Als je ze naar een ander gebied brengt, neemt de hoeveelheid dioxine dus niet toe. Dat lijkt me niet het probleem. De andere punten van IMARES die de staatssecretaris noemt, zijn er wel, maar ik wijs erop dat het ministerie zelf een subsidie van € 350.000 heeft verstrekt voor een experiment. Met ons amendement moet je een ontheffingsgrond hebben op grond van ecologische argumenten. Wij hebben dit als voorbeeld genoemd; wellicht zijn er in de toekomst nog wel andere voorbeelden te bedenken …

Devoorzitter:

Gaat u zo langzamerhand in de richting van een vraag?

De heerVan Gerven (SP):

Dat lijkt ons een goede uitzondering op de regel. Er is groot draagvlak voor dit experiment.

StaatssecretarisBleker:

Ik heb ook geen bezwaar tegen het experiment. Ik heb bezwaar tegen het uitvoeren van het experiment in sterk vervuilde viswateren. Tegen het overbrengen van het jonge materiaal naar schone gebieden zijn wel bezwaren in te brengen. Ik noem de handhaafbaarheid en het toezicht. Wordt er jonge aal gevangen of wordt er op aal gevist? Je brengt natuurlijk geen verontreinigde bodem naar die andere gebieden, maar de jonge aal groeit wel op tot grote aal, paling en blijft vervuild. Je vermengt een schone populatie dus met een vervuilde populatie. De vraag is of wij dat zouden moeten willen. Ik zie dan nog af van de administratieve en overige lasten die hieraan verbonden zijn. Mijn antwoord op die laatste vraag is: nee.

De heerVan Gerven (SP):

Het is de bedoeling dat de aalstand verbetert. Jonge aal met een bepaalde verontreiniging zal, als zij in schoon water wordt overgeplaatst, langzamerhand een kleinere concentratie van dioxine krijgen. Die concentratie kan dan onder de grenswaarde duiken. Dat is het idee, dat volgens mij zou kunnen werken.

StaatssecretarisBleker:

Over "dat idee" bestaan wetenschappelijke twijfels.

De heerVan Gerven (SP):

Dat weet ik, maar het glas is halfvol of halfleeg. Laat dat experiment in ieder geval een kans krijgen. Het is een mogelijkheid om vissers toekomst te bieden.

StaatssecretarisBleker:

Ik wil niet in herhaling vervallen. Ik heb de overwegingen gegeven waarom het ons niet verstandig lijkt.

De heerDijkgraaf (SGP):

Een van de belangrijke bezwaren van de staatssecretaris betreft de oncontroleerbaarheid. Je gaat gezonde paling vermengen met mogelijk vervuilde paling. Je weet niet precies wat er dan gebeurt, maar ik volg de heer Van Gerven hierin. Je kunt ook een andere oplossing kiezen: opvissen en in een ander gebied opkweken. Dan heb je ze geconcentreerd, dan is er geen vermenging met gezonde paling. Als er dan een probleem is, kun je het ook detecteren. Dan kun je zeggen: experiment mislukt. Dat is een andere situatie dan de aal uitzetten in een gebied waar vermenging plaatsvindt.

StaatssecretarisBleker:

Ik wil dit punt nog wel eens in studie nemen, maar de bezwaren van het toezicht, de administratieve lasten en de controleerbaarheid blijven bestaan.

MevrouwOuwehand (PvdD):

Voordat zulke opties overwogen worden, ben ik eigenlijk wel benieuwd of de staatssecretaris recente gegevens heeft over de hoeveelheid jonge aal die onze kust bereikt. Ik heb begrepen dat Zweden de visserij inmiddels heeft stilgelegd, omdat er nauwelijks meer glasaal komt. Mijn bange vermoeden is dat dit probleem vanuit het noorden naar beneden zal zakken en dat ook Nederland binnenkort niet al te veel glasaal meer zal zien.

StaatssecretarisBleker:

Daar kan ik nu geen zinnige reactie op geven. Ik ga niet in de glazen bol kijken.

MevrouwOuwehand (PvdD):

Ik weet niet wanneer de Kamer hierover nieuwe informatie kan verwachten.

StaatssecretarisBleker:

Wij hebben een Aalbeheerplan, dat wij gelet op de ontwikkelingen nog eens goed tegen het licht zullen houden. Het resultaat daarvan zullen wij in de tweede helft van dit jaar aan de Kamer presenteren. Dit punt kan daarbij aan de orde komen.

MevrouwOuwehand (PvdD):

Als de staatssecretaris dit idee in overweging neemt, wil ik dat deze cijfers erbij betrokken worden.

StaatssecretarisBleker:

Prima.

De oorzaak van alle ellende is gelegen in de bodem. Vanaf de jaren vijftig is die bodem door allerlei bronnen vervuild, ook door bronnen buiten Nederland gelegen. De verantwoordelijkheid voor de bodemsanering ligt bij het ministerie van I en M. Daarvan is de Kamer op de hoogte. Om de zoveel jaar wordt er een soort saneringsplan gepresenteerd waarin staat, welke wateren wanneer voor welke sanering in aanmerking komen. Dat staat in het beheer- en ontwikkelplan voor rijkswateren, en dat gebeurt in het kader van internationale afspraken. Daarin wordt het bestaande beleid voortgezet. Hierover is een aantal schriftelijke vragen gesteld, die schriftelijk zullen worden beantwoord door de minister van I en M.

De heer Koppejan stelde een vraag over PCB-vervuiling. Is uit onderzoek bekend of dit nog steeds plaatsvindt? Dat wordt gemonitord. Als er verhoogde normen worden waargenomen, wordt ook geprobeerd de bron te achterhalen. Ook hier zullen de schriftelijke vragen worden beantwoord door de minister van I en M.

Wat de compensatie betreft zijn er twee elementen. Zij zijn ook geschetst in de brief van afgelopen vrijdag. In de eerste plaats is dat een soort privaatrechtelijke relatie die de Staat als beheerder van rijkswateren heeft waar het gaat om het geven van toestemming, het uitgeven van visrechten en het sluiten van huurovereenkomsten. Voor de tussentijdse beëindiging van die overeenkomsten zijn spelregels. Wij gaan ons heel netjes, royaal en loyaal, en niet op een kruideniersachtige manier aan de spelregels die daarvoor gelden houden. Als er al huurpenningen zijn betaald voor de komende jaren terwijl in die jaren niet meer wordt gevist, zullen die gelden zo snel mogelijk worden geretourneerd aan de ondernemer. Wij zullen ook met de sector overleggen over investeringen, in wat voor zin dan ook, die zijn gedaan en waarvan mocht worden verondersteld dat ze als het ware in de komende jaren geheel of gedeeltelijk zouden worden terugverdiend, waarin niet mag worden gevist vanwege het vangstverbod. Dat zullen we doen volgens de geldende spelregels. Dat is eigenlijk een vrij eenvoudige operatie. Nogmaals, ik wil dit richting de vissers en de ondernemers die het betreft netjes, correct, royaal en snel afwikkelen.

Een volgend punt is compensatie voor derving van ondernemersinkomen. Daar zitten natuurlijk heel veel haken en ogen aan. Is het gerechtvaardigd? Ik vind van wel. Wij verbieden de vangst. Hoewel de vissers wetenschap hadden van een mogelijke beperking van de visserijmogelijkheden, en misschien zelfs een mogelijk vangstverbod in bepaalde gebieden, konden ze bij de aanvang van de huurovereenkomst niet voorzien dat dat zou gebeuren. Wij doen dit het algemeen belang, de volksgezondheid en dergelijke. Dan is het reëel om te bezien of er een sobere, maar correcte compensatieregeling kan worden getroffen. Niks goudgerand, maar eens even goed kijken waarover we het hebben. Je gaat als het ware uit van een bepaalde periode – enkele jaren, maar dat moeten we nader bezien – waarvan je kunt zeggen: daar treedt inkomensverlies op door het vangstverbod. Dat inkomensverlies kan, als de vissers zich aan de wet houden, uiteindelijk alleen maar betrekking hebben op paling die schoon is. Vervuilde paling had namelijk niet op de markt mogen worden gebracht – kan niet op de markt worden gebracht – en is dus ook niet een bron van inkomsten. Daarom gaan wij over een aantal jaren berekenen welk inkomen gegenereerd zou kunnen worden met dat deel van de vangst dat als schoon en op de markt te brengen zou kunnen worden aangemerkt. Dat geldt zowel voor de wolhandkrab als voor de paling. Dat gaan wij nu op een goede manier uitzoeken.

Wij gaan dus kijken over welke periode wij het doen. Verder gaan wij kijken welk deel van de vangst reëel tot inkomen had kunnen leiden. Vervolgens kunnen wij daarop een compensatieregeling van toepassing verklaren. Daar zitten natuurlijk ook elementen in van maximum en minimum en een eigen risico en een ondernemersrisico. Dat is het pakket waar wij op een goede manier mee aan de slag willen. Ik kan daar op dit moment maar een ding over zeggen. Ik heb de wil om die compensatie van het reële inkomensverlies op een correcte manier te gaan regelen. Die regeling zullen wij heel precies moeten uitwerken. Dat wil ik in nauw overleg met de sector doen. Ze zal verder de toets der kritiek vanuit de Europese Commissie moeten kunnen doorstaan. Ten slotte moeten wij die ook nog kunnen betalen. Het zal binnen de begroting van het ministerie van Economie, Landbouw en Innovatie zijn beslag moeten krijgen, want wij kunnen niet makkelijk extra potten met geld opvissen.

De heerVan Gerven (SP):

Ik wil even ingaan op het voorstel dat gecompenseerd wordt voor het gedeelte aal dat gezond is en dat op de markt gebracht zou kunnen worden. Het kan natuurlijk zijn dat in gebied A, bijvoorbeeld de Biesbosch, 100% van de paling vervuild is en als chemisch afval gekwalificeerd en afgevoerd moet worden. Dat betekent dus nul compensatie. Dat verandert echter niet de werkelijkheid zoals die tot nu toe was, namelijk dat de hele vangst verhandeld werd. Ik krijg hier graag een reactie op. Verder wil ik de staatssecretaris vragen om in te gaan op het voorstel van de SP om te komen tot een sociaal plan voor als mensen willen omschakelen naar een ander beroep.

StaatssecretarisBleker:

Een concrete casus is een visser die uitsluitend vist in een gebied waarvan wij moeten vaststellen dat het onmogelijk zou zijn geweest om daar überhaupt gezonde paling te vangen. Ik weet niet of die casus zich voordoet. Ik heb zojuist aangegeven dat ik denk dat wij van een soort minimum, een basiscompensatie, uit moeten gaan. Daarna kunnen wij dan kijken of er gebiedsspecifieke of ondernemerspecifieke redenen zijn voor aanpassing. De heer Van Gerven vraagt nu echter wel heel veel. Ik kom voordat de regeling definitief wordt vastgesteld, en na overleg met de sector, een goede juridische toetsing en consultatie van Europa, in de Kamer terug om over die regeling van gedachten te wisselen.

De heerVan Gerven (SP):

Ik had nog een vraag over de situatie dat mensen begeleid moeten worden naar een ander beroep en over een soort sociaal plan. Verder zou wellicht in extreme gevallen een soort hardheidsclausule een uitweg kunnen bieden voor heel bijzondere en schrijnende gevallen.

StaatssecretarisBleker:

Ik vind ook dat er in die situaties een soort hardheidsclausule moeten zijn, want niet alles laat zich vangen in algemene regels. Ik kom straks nog even terug op het sociaal beleid. Ik ben namelijk van plan om op redelijk korte termijn te komen met de vergoedingsregeling voor de huren en de compensatieregeling voor het inkomensverlies. Ik wil ook in meer algemene zin naar de toekomst van de binnenvisserij kijken; dat zal wat later gebeuren. Daarbij kan ook aan de orde zijn het eventueel creëren van faciliterende en begeleidende voorwaarden voor vissers die vanwege deze reden moeten stoppen. Daarbij kunnen ook de door u genoemde punten aan de orde komen.

De heerVan Gerven (SP):

Kan de staatssecretaris een termijn noemen waarop hij met zijn plannen komt?

StaatssecretarisBleker:

Op dat laatste punt, de toekomst van de binnenvisserij, de "wijkers" en de blijvers, zal dat in overleg met alle actoren moeten. Daar willen ik en ons ministerie ook ons steentje aan bijdragen. Dat wordt dus de tweede helft van dit jaar.

De heerSlob (ChristenUnie):

Ik twijfel niet aan de intentie van de staatssecretaris om hier met de vissers uit te komen. Terugkijkend naar het verleden, waarin meer van dit soort onderwerpen en dossiers aan de orde zijn geweest, weten wij echter dat dit een ontzettend juridisch getouwtrek kan worden. Ik wil de staatssecretaris best een kans geven om dit eerst zelf te proberen, maar welke termijn heeft hij voor ogen voor het rapporteren aan de Kamer? Ik heb nog een vraag, want de staatssecretaris heeft, ook in de brief van 10 maart, kort samengevat waaruit de compensatieregeling zou moeten bestaan, maar hij heeft daar nu een argument bijgevoegd, namelijk dat hij dit uit zijn eigen begroting moet kunnen betalen. Ik neem aan dat dit geen eigenstandig argument is en dat dus niet het bedrag leidend is maar dat recht moet worden gedaan aan de aangerichte schade en dat daar een reële compensatie voor wordt gegeven. Uiteraard moet daar een dekking voor komen, maar alles moet wel in de juiste volgorde.

StaatssecretarisBleker:

Ja, in die volgorde, maar het is wel een belangrijk punt.

De heerSlob (ChristenUnie):

Er zou een hoog bedrag uit kunnen rollen, maar als de vissers daar recht op hebben, moet hun recht gedaan worden, ook in financiële zin. Dat is de insteek van mijn opmerking over uw kanttekening dat dit betaald moet worden. Ik wil ook graag antwoord op mijn eerste vraag over de termijn. U wilt het eerst zelf proberen, maar ik heb ook voorgesteld om een commissie schadevergoeding in te stellen. Bij de kokkelvisserij is zo'n commissie destijds met enig gezag met een advies gekomen dat direct door iedereen is geaccepteerd, zodat wij er direct met elkaar uit waren.

StaatssecretarisBleker:

Ik wil graag voor het zomerreces een ontwerp hebben voor een compensatieregeling die wij in eerste aanleg al hebben gesondeerd bij de Europese Commissie, zodat wij de formele goedkeuring vanuit Europa vlak na de zomer zouden kunnen verkrijgen. Dan zouden wij hier bijvoorbeeld vlak voor het zomerreces over kunnen spreken. Dat is dan nog geen regeling die al helemaal door alle Europese procedures is gegaan, maar ik heb daar dan met de sector wel een eerste consultatie van Europa op gepleegd.

MevrouwVan Veldhoven (D66):

De vissers hebben de vervuiling inderdaad niet zelf veroorzaakt. Als wij in het algemeen belang tussentijds een privaatrechtelijke overeenkomst verbreken, moeten wij dat dus inderdaad netjes doen. Daar ben ik het helemaal mee eens. Met een hardheidsclausule moet je uiteraard altijd bijzonder goed kijken naar schrijnende gevallen. Tot zover ben ik het hiermee eens. Wat de compensatie voor de gederfde vangst betreft: ik begrijp wat de staatssecretaris wil doen en daar zit ook enige mate van realisme in, maar toch vind ik dit het lastigste aspect van wat hij ons voorlegt. Het is namelijk heel lastig vast te stellen wat die gederfde inkomsten werkelijk zijn. De staatssecretaris zegt zojuist dat wij ook moeten bekijken of de inspanningen in verhouding zijn tot het doel en dat in de vervuilde gebieden vervuilde paling de regel is en niet de uitzondering. Gaat hij dan niet voor een heel klein gedeelte van de gederfde inkomsten – namelijk datgene wat wel op de markt mocht worden gebracht – een heel circus optuigen? Als hij dat toch wil doen, ben ik blij met de toezegging dat dit niet goudgerand zal gebeuren en dat hij het normale ondernemersrisico zal meenemen. Is de staatssecretaris echter ook bereid om hierbij mee te nemen dat de sector, zoals hij zelf heeft gezegd, sinds 2007 op de hoogte was van deze situatie? Of gaat hij daar volledig aan voorbij?

StaatssecretarisBleker:

Ik ga daar niet aan voorbij, want wij proberen om de compensatie van een eventueel inkomensverlies te baseren op wat reëel op de markt had kunnen worden gebracht. Als vissers dat de afgelopen jaren hadden gedaan, dan … Laat ik het anders zeggen: wij compenseren geen inkomensverlies als gevolg van wat mevrouw Van Veldhoven mogelijk wangedrag, of in ieder geval gedrag in strijd met de Warenwet heeft genoemd. In die zin vind ik dat wij nu ontzettend evenwichtig de outline van zo'n compensatieregeling schetsen. Goudgerand? Volgens mij moet je echt een ander beroep hebben gekozen dan palingvisser om een goudgerande inkomensvergoeding te krijgen die alleen betrekking heeft op het deel dat gezond was. Dan had je een andere tak van sport moeten kiezen.

Devoorzitter:

Mevrouw Van Veldhoven, kort en puntig.

MevrouwVan Veldhoven (D66):

De staatssecretaris beantwoordt niet helemaal mijn vraag. Die luidde of hij bereid is om in de regeling voor de toekomst rekening te houden met het feit dat de vissers in het verleden wel degelijk de Warenwet hebben overtreden, zoals hij zelf ook heeft erkend.

StaatssecretarisBleker:

Dat is ontzettend lastig, want wij weten niet precies wat, hoe, wanneer en in welke mate. Je moet er geen grootscheepse recherche op gaan plegen, want dat werkt ook niet. Door de manier waarop wij het nu doen, door dit toe te spitsen op die 20% voor een beperkt aantal jaren en op schone vis, vullen wij de compensatie heel verantwoord en voor een deel ook sober in.

MevrouwVan Veldhoven (D66):

Over hoeveel jaren denkt de staatssecretaris dit dan uit te smeren? Wij horen nu het percentage van 20. Dat hebben wij nog niet eerder gehoord.

StaatssecretarisBleker:

Nee, dat is als voorbeeld, als het om 20% schone vangst zou gaan.

MevrouwVan Veldhoven (D66):

Dan nog is de vraag voor hoeveel jaren de staatssecretaris dit voor ogen heeft. Bij de huurovereenkomsten is het duidelijk dat de compensatie er is voor de kosten die de vissers inderdaad maken en waarvoor zij niets meer kunnen terugverdienen. Het is logisch dat dit gaat over de loop van de huurperiode. Denkt de staatssecretaris bij de gederfde inkomsten aan dezelfde huurperiode, wat ik logisch zou vinden? Daarna was immers helemaal niet met zekerheid te voorspellen of die visser opnieuw zo'n huurovereenkomst zou aangaan.

StaatssecretarisBleker:

Ik weet het nog niet. Ik weet het over enige tijd wel, want wij komen met een voorstel dat hier ter sprake komt voor het definitief door mij wordt vastgesteld. Sommige zaken weet ik pas later dan mevrouw Van Veldhoven misschien hoopte.

MevrouwOuwehand (PvdD):

Hier zat wel mijn punt. Als de staatssecretaris denkt aan vergoeding voor gederfde inkomsten, voor vis die je had kunnen vangen, maar nu niet kunt vangen, dan vraag ik mij af waarop hij zich gaat baseren. Het gaat namelijk helemaal niet zo goed met de paling. Is straks sprake van een vergoeding voor gederfde inkomsten voor fictieve niet-gevangen paling die er helemaal niet meer zat? Hoe gaat hij daarmee om?

StaatssecretarisBleker:

Het gaat erom een beetje te bekijken hoe de situatie de afgelopen jaren was, welk percentage paling redelijkerwijs gesproken schoon is. Dat kun je niet bikkelhard kwantificeren. Daarvoor geldt het plausibiliteitscriterium. Wat is op redelijkerwijs aannemelijke wijze te bepalen, waar het gaat om een deel inkomensverlies dat moeten worden gecompenseerd? Mevrouw Ouwehand kijkt vanuit een biologische hoek, maar ik kijk hiernaar meer vanuit een bestuurlijk-juridische hoek. Wat is in dit soort gevallen gangbaar? Er zijn wel andere gangbare situaties denkbaar.

MevrouwOuwehand (PvdD):

Mijn punt is het volgende. Een aantal fracties maakt daartegen bezwaar en dat begrijp ik niet. Er zijn meer zorgen over de paling dan alleen die rond de dioxine. Als wij bekijken wat wij moeten vergoeden, wat vissers hadden kunnen vangen en wat zij niet kunnen vangen vanwege dit verbod, dan moet je daarbij ook kijken naar wat er straks nog in het water zit. Je kunt dit niet los van elkaar zien. Mijn verzoek aan de staatssecretaris was dan ook om die compensatieregeling, dat model dat hij gaat uitwerken, te bekijken in het licht van het toekomstperspectief dat wij mogelijk ook vangstbeperkende maatregelen moeten instellen. De staatssecretaris kent onze positie daarin. Ik sluit niet uit dat hij dat volgend jaar alsnog moet doen. Het zou dom zijn om dat nu niet in zijn totaliteit te bezien. Op die vraag krijg ik graag een antwoord.

StaatssecretarisBleker:

Nee, je gaat niet de bepaling van de compensatie laten beïnvloeden door eventueel in de toekomst te nemen maatregelen inzake vangstbeperking. Dat vind ik niet reëel. Je gaat dan de vissers van nu in dit gebied tweemaal pakken. Wat zij nu voor de kiezen krijgen, vind ik al meer dan genoeg. Dat moeten wij niet royaal, maar netjes en correct met de mensen zien af te wikkelen. Natuurlijk zullen er mensen zijn geweest die misbruik hebben gemaakt. Let wel, er zijn heel veel mensen die te goeder trouw en met goede intenties hebben gevist en gehandeld.

Devoorzitter:

Heel kort, mevrouw Ouwehand.

MevrouwOuwehand (PvdD):

Loopt de compensatie voor de vis die een visser had kunnen vangen, maar niet mag vangen terug als de palingstand terugloopt? Dat is de concrete vraag waar de staatssecretaris antwoord op moet geven.

StaatssecretarisBleker:

Niet direct, nee.

De heerDijkgraaf (SGP):

Mijn zorg zit een beetje bij de financiering van de compensatie. Stel dat wij op een gegeven moment hebben vastgesteld dat wij het gerechtvaardigd zouden vinden om een x bedrag te compenseren. Dan zou het toch niet zo moeten zijn dat wij voor een lager bedrag kiezen omdat wij een probleem hebben op de begroting van EL&I? Wij kunnen toch niet de vissers de dupe laten zijn van de financiële problemen die wij op landelijk niveau hebben? Ik wil hiermee niet het probleem ontkennen, want ik begrijp dat het groot is. Wij kunnen dat echter niet oplossen over de rug van de vissers, lijkt mij.

StaatssecretarisBleker:

Toch is het altijd zo dat de financiële armslag van de overheid mede bepaalt wat zij in staat is om te doen. Het is geen optelsom van een aantal criteria waar een bepaald compensatiebedrag uitkomt, in welke omstandigheden dan ook. Je moet kijken wat redelijk is in deze situatie.

De heer Dijkgraaf en ook de heer Koppejan hebben de kokkelvisserij genoemd. Dat was een knap andere situatie. Er zat ongeveer 800 mln. in het compensatiefonds voor de Wadden. Ik was toen gedeputeerde in het Noorden. Voor wij er erg in hadden, was daar meen ik 180 mln. uit gepakt voor de kokkelvisserij. Ja, dat is lekker en makkelijk. Er staat nu niet ergens een paar honderd miljoen waar wij op een slimme manier deze compensatie uit kunnen betalen. Wij moeten de financiële situatie van de rijksoverheid dus gewoon meewegen. Dat is toch redelijk? Het is toch een afweging, uiteindelijk?

De heerDijkgraaf (SGP):

De staatssecretaris noemt een willekeurig percentage van 20. Stel dat wij uitkomen op een bedrag van 60 mln., om maar even een willekeurig bedrag te noemen. Stel dat wij 60 mln. gerechtvaardigd achten, maar dat wij maar 30 mln. kunnen betalen. Dan belasten wij die vissers met 50%.

StaatssecretarisBleker:

Ja, en dan moet een afweging worden gemaakt wat redelijk en verstandig is. Dat is uiteindelijk een politieke afweging die hier moet worden gemaakt. Het geld zal immers ergens anders vandaan moeten komen. Ik denk uit de begroting van het ministerie van Economie, Landbouw en Innovatie. Ik ben hier nu zes maanden werkzaam. Ik heb gemerkt dat zodra ik iets extra's wil, er meteen wordt gezegd dat ik dat uit mijn eigen begroting moet halen. Als ik dan vraag waar, wordt gezegd dat het nog niet zo makkelijk is.

De heerDijkgraaf (SGP):

Dat vind ik een mooi punt. Ik zou graag zien dat die afweging hier terugkomt. Ik vraag de staatssecretaris om transparanter te maken welk bedrag eigenlijk moet worden gecompenseerd en wat binnen de begroting van EL&I mogelijk is. Als wij meer willen, moeten wij naar mijn mening hier de moed hebben om een financieringsbron te vinden, waar dan ook. Dan wordt wel de afweging gemaakt waar dat hoort.

StaatssecretarisBleker:

Ik denk dat wij dat wel transparant kunnen presenteren.

De heerSlob (ChristenUnie):

Ik wil nog kort reageren op dit punt. De staatssecretaris gaat nu toch verder dan hij in zijn brief heeft gedaan, door het traject dat hij nu ingaat ook te belasten met vragen rond de betaalbaarheid ervan. Natuurlijk moet het betaald worden. Er moet echter ook recht worden gedaan aan mensen. Dat staat voorop. Ik vind het jammer dat de staatssecretaris dat argument hier nu zo nadrukkelijk bij betrekt. Hij zegt dat er in het geval van de kokkelvissers veel geld beschikbaar was, dus dat de compensatie toen betaald kon worden. Nee, in het geval van de kokkelvissers is een hele berekening gemaakt – er is ook gekeken naar een sociaal plan – van waar deze bedrijven recht op hadden gezien het feit dat hun bedrijfsvoering werd stilgelegd door overheidsingrijpen. Dat zou hier toch ook gewoon moeten gelden?

StaatssecretarisBleker:

Dat is ook het vertrekpunt. Ik geef echter wel aan – dat geldt volgens mij voor elke compensatieregeling in de komende jaren – dat de compensatie wel moet worden betaald door een overheid die in een bepaalde financiële context opereert. Dat zal altijd in redelijkheid worden meegewogen. De Kamer is ervoor om te controleren of een goede afweging is gemaakt. Ik vind het wel eerlijk om dit gewoon te melden.

Devoorzitter:

Ik hoop dat de staatssecretaris een beetje in de afrondende sfeer komt.

StaatssecretarisBleker:

Ja, ik ben in de afrondende sfeer.

Ik kom nu op de visrechten, een interessant punt. Visrechten zijn een oudedagsvoorziening. Dat kan inderdaad het geval zijn. Dat is regelmatig zo. Onder anderen de heer Koppejan en de heer Dijkgraaf hadden daarover de volgende gedachte. Het actief gebruikmaken van die rechten wordt gestopt. Zou je die rechten niet ergens kunnen parkeren, zodat ze toch op de een of andere manier terug kunnen komen als het aan de orde is? Ik wil dit serieus vanuit een positief uitgangspunt bezien. Het is natuurlijk niet de bedoeling om die visrechten te beëindigen om ze vervolgens over enige tijd, als de omstandigheden zich voordoen, aan bijvoorbeeld de sportvisserij over te dragen. Het is de bedoeling dat ze, als er weer kans is om te vissen, weer naar dezelfde sector teruggaan. Ik wil serieus bekijken hoe we dat zouden kunnen doen.

Over het herverdelen van de schubvisrechten zijn ook enkele vragen gesteld; ik meen onder anderen door de heer Houwers. Dat is ontzettend ingewikkeld. Ik denk net als de Kamer dat dit erg moeilijk zal zijn. Ik weet ook niet of het wat oplevert voor de betrokken sector. Ik ga wel met partijen rond de tafel zitten.

De heerHouwers (VVD):

Niet ik maar de heer Dijkgraaf heeft deze vraag gesteld. Ik heb het wel met hem besproken. Het lijkt mij belangrijk om dat even vast te stellen.

StaatssecretarisBleker:

Voordat u de hele sportvisserij over u heen krijgt.

Devoorzitter:

Stuur die maar naar de heer Dijkgraaf.

StaatssecretarisBleker:

Die sturen we dan naar de heer Dijkgraaf. Hij is iets minder van brood en spelen; die houdt wel van spelen, maar meer van brood. Wij zullen dat dus goed adresseren. Tot zover de vragen over de compensatie.

Er is nog een aantal specifieke vragen gesteld. De heer Koppejan heeft gevraagd naar de evaluatie van het aalbeheerplan, die geboekt staat voor 2010. Wij bekijken of we dat nog iets kunnen versnellen, maar wij moeten wel ook de nodige onderzoeksgegevens hebben. Het vangstverbod van nu zal echter consequenties hebben voor een nieuwe periode van een aalbeheerplan. Dat zullen wij dus ook moeten doen. Ook de heer Dijkgraaf heeft ernaar gevraagd. Volgens mij heb ik daarmee ook antwoord gegeven op zijn vraag. Wij kunnen nu nog niet zeggen wat het effect van het vangstverbod is op de schieraaluittrek. Dat zal uit nader onderzoek moeten blijken. Op dat punt moeten wij dus nadere gegevens hebben.

De heren Van Gerven en Koppejan hebben gevraagd wat andere landen doen aan dioxinevervuiling. Elke lidstaat is verplicht om maatregelen te treffen zodat vervuilde paling niet op de markt komt. Daar zijn we dus allemaal gelijk in: voor allen gelden dezelfde normen en aantallen picogram. De Europese Commissie ziet toe op de correcte naleving van die bepalingen.

Mevrouw Van Veldhoven was op een gegeven moment het spoor even bijster, want die kwam bij het kippenvlees terecht. Kippenvlees onder water: dat gaat niet goed. Haar vraag had betrekking op de ESBL-bacterie. Op 13 april is er een AO gepland waarin dit aan de orde komt. Op dat moment zal ik ook op het door mij voorgestane beleid voor de ESBL-bacterie in kippenvlees terugkomen. Ik hoop dat mevrouw Van Veldhoven mij toestaat om dat nu even zo af te doen in het belang van de kip.

MevrouwVan Veldhoven (D66):

Volgens mij is de staatssecretaris een beetje in de war, want dat was slechts een opmerking en geen vraag. Ik had een vraag gesteld over de import van wilde paling uit het buitenland. De staatssecretaris heeft zojuist terecht aangegeven dat deze norm voor alle Europese landen geldt. We mogen er dus van uitgaan dat hopelijk ook daarbij de norm wordt gehanteerd en gehandhaafd. Betekent dit dat de staatssecretaris zegt dat er geen wilde paling van buiten de Europese Unie wordt geïmporteerd? Als dat wel zo is, hoe wordt er dan toegezien op de kwaliteit van de paling?

StaatssecretarisBleker:

Er is inderdaad sprake van import uit verschillende ons omringende landen. Ik weet uit zeer recente overlevering dat de import soms nog wel uit niet-EU-landen komt, maar dat betreft echt grote uitzonderingen. De exporterende en importerende landen zijn zelf verantwoordelijk voor controle en toezicht op de kwaliteit en op de mate waarin wordt voldaan aan de eisen van voedselveiligheid. De nVWA controleert dus ook eventueel geïmporteerde dieren die in de handel terechtkomen.

Hoeveel vervuilde paling is in de keten terechtgekomen? Mevrouw Gerbrands begon in haar speech met een goed punt door te zeggen: laten wij even bekijken over welk marktaandeel wij het eigenlijk hebben. Het marktaandeel uit de vervuilde gebieden is 4% van het totale aanbod op de Nederlandse markt. De wildvangpaling is overigens voornamelijk voor export bestemd. In de schappen in Nederland ligt dus bijna alleen gerookte paling van aquacultuur. Deze is dus schoon. Dat geeft ook aan dat wij niet over een massief volksgezondheidsprobleem spreken, maar wel over een probleem dat getackeld moet worden.

Steunt de overheid de sector om de consument met een certificaat veilige en duurzame paling te garanderen? De verantwoordelijkheid voor de certificering ligt bij de ondernemer. Met zo'n certificaat kan inderdaad het vertrouwen van de consument worden versterkt. Ik ondersteun het duurzaamheidskenmerk, zoals wij dat met het MSC-certificaat kennen in de zeevisserij. Daarmee gaan wij ook door. Wij leveren een financiële bijdrage aan het Productschap Vis om tot zo'n keurmerk te komen.

De paling wordt niet alleen gevangen maar daarna ook gedood. Daarover hebben mevrouw Ouwehand, mevrouw Jacobi en de heer Van Gerven vragen gesteld. Het gaat hun om het afscheid nemen van de zogenaamde zoutbaden. Dat vinden wij een heel goede zaak. Er is nu een nieuw dodingsapparaat operationeel. Het is naar ik meen enige weken geleden officieel in werking gesteld. Het onderzoek naar zo'n dodingsapparaat hebben wij financieel ondersteund. Het is nu aan de sector om dit sectorbreed toe te passen. Dat betekent dat er op dit moment ook nog wel wordt gewerkt met die zoutbaden, die inderdaad op termijn moeten verdwijnen. De stichting Duurzame Palingsector Nederland heeft het voornemen om diervriendelijk doden van paling op te nemen in de criteria voor certificering. Dat is misschien wel een heel effectieve maatregel.

MevrouwOuwehand (PvdD):

Ik ben blij dat de staatssecretaris vindt dat die zoutbaden moeten verdwijnen. Ik zou hem willen vragen om dat ook gewoon wettelijk te regelen, want anders kunnen wij niet garanderen dat die zoutbaden echt niet meer voorkomen.

StaatssecretarisBleker:

De sector zelf heeft nu het initiatief genomen om met een diervriendelijkere dodingsmethode te komen, iets wat veel voeten in de aarde had. De sector is ook bereid om dit in de certificeringsprocedure op te nemen. Laten wij dit nu dan vooral even aan de samenleving en het bedrijfsleven overlaten voordat wij weer een regel toevoegen. Het gaat gewoon de goede kant op voor de paling op dit punt.

MevrouwOuwehand (PvdD):

Daar ben ik blij om. Ik weet niet of de staatssecretaris het weet, maar ik kom uit een vissersdorp. Niet iedereen koopt zo'n apparaat, hoor. Zeker bij palingen doen mensen het gewoon thuis, in een schuurtje: een bakje zout en een paling, of twee, of drie erin. Dat gaan wij hiermee natuurlijk niet stoppen. Als wij dit erkennen als dierenmishandeling, moeten wij toch gewoon wettelijk regelen dat je strafbaar bent als je dat wel doet?

StaatssecretarisBleker:

Wat iemand in zijn schuurtje doet, zelfs in het vissersdorp waar mevrouw Ouwehand woont, kunnen wij natuurlijk niet allemaal vanuit de overheid controleren. Het principe is dat de bedrijfsmatige tak, de sector, toe wil naar toepassing van deze methode, mede als onderdeel van de certificering wat betreft duurzaamheid en diervriendelijkheid. Dat is prima.

De heerVan Gerven (SP):

Het kan soms heel spannend zijn in een schuurtje, maar daar wil ik het niet over hebben. Ik wil even terugkomen op de zoutbaden. Op 7 oktober 2010 is met algemene stemmen een motie aangenomen waarin het kabinet wordt opgeroepen om met een plan van aanpak te komen. Dat hoeft niet meteen tot wetgeving te leiden, maar het gaat wel verder dan wat de staatssecretaris hier zegt. Hij moet volgens de motie zelf met een plan van aanpak komen. Wat verstaat de staatssecretaris onder een plan van aanpak?

StaatssecretarisBleker:

Misschien kan ik met de heer Van Gerven en met de Kamer een afspraak maken. We zien nu dat de sector ermee bezig is. Ik zal de Kamer aan het einde van het jaar rapporteren over de vorderingen van de sector op dit punt. Daarna kunnen wij de discussie voeren of er reden is voor overheidsoptreden.

De heerVan Gerven (SP):

Dat is niet wat in de motie wordt beoogd. De staatssecretaris stelt voor om te rapporteren over hoe het er aan het einde van het jaar voorstaat. De Kamer heeft echter gevraagd om een actieve opstelling van het kabinet. Zij wil dat het kabinet zelf met voorstellen komt om de sector ertoe te brengen om een einde te maken aan het werken met zoutbaden.

StaatssecretarisBleker:

De sector zelf heeft het initiatief genomen tot het ontwerpen van de nieuwe dodingsmethode, overigens met steun van de overheid. De sector zelf zegt ook dat zij deze methode breed wil toepassen. De sector zelf is aan het bekijken of zij dit in de certificeringseisen kan opnemen. Wat moet dan in vredesnaam een plan van aanpak van de staatssecretaris van Economie, Landbouw en Innovatie nog toevoegen? Ik zou zeggen: super dat het aan de gang is. Aan het einde van het jaar rapporteer ik de Kamer. Misschien is een plan van aanpak dan al helemaal niet meer nodig, doordat het namelijk al aangepakt wordt in de praktijk.

De heerVan Gerven (SP):

Een plan van aanpak is toch echt iets anders dan het monitoren van hoe het gaat. Ik zal niet ontkennen dat er het een en ander gebeurt en dat zaken zich ontwikkelen, maar ik zou dan toch ten minste van de staatssecretaris verwachten – hij voert alle moties van de Kamer natuurlijk loyaal uit – dat hij duidelijke afspraken maakt met de sector over wanneer zoutbaden tot het verleden behoren. Alleen een certificering is natuurlijk geen garantie dat aan de zoutbaden een einde komt. Dat is een middel, maar volgens mij zal het niet afdoende zijn.

StaatssecretarisBleker:

Ik vind dat er in de sector op termijn een einde moet komen aan deze methode om palingen aan hun eind te helpen. We moeten hiervan af. De sector heeft nu een belangrijke stap gezet en is van plan om verder te gaan. Als aan het einde van het jaar blijkt dat de sector geen voortgang boekt of dat er geen perspectief is op goed resultaat op enige termijn, dan kom ik in actie, maar niet eerder.

Niets is mooier dan wanneer een motie wordt uitgevoerd door de samenleving zonder dat de regering daar iets aan doet. Dat moet de heer Van Gerven aanspreken.

Ik wil nog iets zeggen over de toekomst. We hebben het nu over de Visserijwet 1963. In 1963 hadden we dit probleem niet. Ik was toen tien jaar en mijn vader ving palingen bij het leven. Dat deed hij waarschijnlijk illegaal, maar dit is al lang verjaard. De sector was volop in ontwikkeling, kleinschaliger dan nu. Zo'n vijftien jaar geleden vingen mijn zoons ook wel eens een palinkje. Dat hoort bij Nederland. De visserij hoort ook bij Nederland. Ik ben het daarom eens met mevrouw Gerbrands en de heer Dijkgraaf, die stellen dat we ons ervoor moeten inzetten dat de sector vooruit kan in de gebieden waar de bodem gezond is. Waar we kunnen, zouden we op de een of andere manier iets moeten kunnen betekenen voor de vissers die nu niet verder kunnen. Daar wil ik aan werken, samen met de sector. Ik wil kijken naar een soort toekomstvisie, ook voor deze tak van de binnenvisserij. Het is inderdaad cultureel erfgoed. Ik wist niet dat er al in 1382 bestuursovereenkomsten zijn gesloten. In welk een traditie verkeren de Kamer en wij gezamenlijk niet?

MevrouwOuwehand (PvdD):

Voorzitter. Dit debat over het vangstverbod dat straks mogelijk is vanwege de wijziging van de Visserijwet die wij hier vandaag bespreken, kan niet los worden gezien van de grote donkere wolk die boven de visserijsector en de ecologieliefhebbers – laat ik ze zo maar even noemen – hangt. Het gaat helemaal niet goed met de paling. Nu doen alsof je één probleem voor de vissers zelfstandig en geïsoleerd kunt oplossen en kunt wegkijken van die donkere wolk, is onvoorstelbaar naïef. Dat is oogkleppenpolitiek waar ik helemaal niets van begrijp.

Het onbegrip over dit dossier bestaat al jaren. Ik herinner de staatssecretaris maar zeker ook mijn collega-Kamerleden aan de commissie-Eijsackers, een commissie van biologen die gedegen onafhankelijk onderzoek heeft gedaan naar de toekomst van de paling. Het is heel ongebruikelijk dat een adviescommissie zich uitspreekt in de krant, maar haar voorzitter kon niet anders dan zeggen: hoe kan het dat onze keiharde informatie niet doordringt tot de Kamerleden? Leden van die adviescommissie hebben gezegd dat er niet gevist kan worden als het doel is om de paling te redden. En dat lijkt me wel, anders zijn er ook geen vissers. Er kan pas gevist worden als de intrek van glasaal vijftien keer hoger is dan nu. Sinds dat advies is de intrek alleen maar lager geworden, is mijn bange vermoeden.

Het is een beetje een herhaling van zetten als wij hier doen alsof onze neus bloedt en alsof er nog een bloeiende toekomst voor de binnenvisserij is. Ik denk niet dat die er is en ik vind dat je daar eerlijk over moet zijn, ook in het belang van de vissers zelf.

Voorzitter. Ik dien de volgende motie in.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat de staatssecretaris van EL&I naar aanleiding van het aangekondigde vangstverbod op paling in met dioxine vervuilde gebieden een compensatiemodel uitwerkt voor de binnenvisserij;

overwegende dat het aantal palingen met 90% is gedaald en nog steeds terugloopt;

verzoekt de regering, bij de uitwerking van het compensatiemodel rekening te houden met de (teruglopende) palingstand en daarbij de toekomst van de gehele palingsector tegen het licht te houden,

en gaat over tot de orde van de dag.

Devoorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Ouwehand. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 9 (32658).

MevrouwOuwehand (PvdD):

Ik maak nog een opmerking over de motie. De staatssecretaris heeft beloofd dat de Kamer de compensatieregeling nog te zien krijgt. Als geen rekening wordt gehouden met de teruglopende palingstand, lopen we het risico dat we gaan betalen voor vissen die er niet meer zijn. Dat is misschien leuk in virtuele computerspelletjes, maar niet als het gaat om echte centjes. Ik druk de staatssecretaris daarom op het hart om er serieus mee om te gaan. Vergoedingen voor fictieve vissen, daar moeten we niet aan beginnen.

Ik heb een aantal moties die beogen de vangst van de paling te beperken in het belang van deze bedreigde diersoort. Ze zijn oplopend in ernst, dus men kan kiezen welke motie men wil steunen. Het liefst natuurlijk allemaal.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat het gezien het dreigende uitsterven van de paling ongewenst is, glasaal te onttrekken aan de natuur;

constaterende dat de paling zich niet in gevangenschap blijkt voort te planten en dat in kwekerijen uitsluitend glasaal wordt opgekweekt die eerder uit het wild gevangen is;

verzoekt de regering, zich in te zetten voor een Europees verbod op het kweken van paling,

en gaat over tot de orde van de dag.

Devoorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Ouwehand. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 10 (32658).

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat de kweek van paling afhankelijk is van vangst van glasaal in het wild;

constaterende dat de paling met uitsterven bedreigd is en de wildvangst van glasaal ten koste gaat van de mogelijkheden van deze soort om zich te herstellen;

verzoekt de regering, geen (financiële) ondersteuning te geven aan palingkwekerijen;

verzoekt de regering tevens, het beleid om palingkweekactiviteiten niet te financieren noch te ondersteunen, ook als aanwijzing mee te geven aan de provincies,

en gaat over tot de orde van de dag.

Devoorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Ouwehand. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 11 (32658).

MevrouwOuwehand (PvdD):

Mijn volgende motie gaat over een nationaal verbod op het kweken van paling.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat het gezien het dreigende uitsterven van de paling ongewenst is, glasaal te onttrekken aan de natuur;

constaterende dat de paling zich niet in gevangenschap blijkt voort te planten, en dat in kwekerijen uitsluitend glasaal wordt opgekweekt die eerder uit het wild gevangen is;

verzoekt de regering, te komen tot een verbod op het kweken van paling,

en gaat over tot de orde van de dag.

Devoorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Ouwehand. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 12 (32658).

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat de toekomst van de paling aan een zijden draadje hangt en dat nu alles op alles moet worden gezet om de paling nog voor uitsterven te kunnen behoeden;

constaterende dat een vangstverbod daarom onontkoombaar is, mede gelet op het feit dat andere maatregelen veel minder effect sorteren of pas op langere termijn kunnen worden gerealiseerd;

overwegende dat Ierland reeds een permanent vangstverbod in binnenwateren heeft afgekondigd om de paling te kunnen redden;

verzoekt de regering, een totaal vangstverbod voor paling af te kondigen, in ieder geval totdat duidelijk is in welk tempo en in welke mate andere maatregelen zullen kunnen bijdragen aan een duurzaam herstel van de palingstand;

verzoekt de regering, een sociaal plan te presenteren voor de sanering van de palingsector,

en gaat over tot de orde van de dag.

Devoorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Ouwehand. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 13 (32658).

MevrouwJacobi (PvdA):

Wellicht is het een beetje stout, maar we zijn hier voor de aanpassing van de wetgeving op grond van ernstig vervuilde gronden in de grote rivieren en de Biesbosch, en een vangstverbod voor dat gebied. Het gaat dus specifiek over die situatie en over een compensatie ervoor. Ik zou mevrouw Ouwehand willen verzoeken om de moties die zij indient, aan te houden totdat we er echt een debat over hebben gevoerd. Ik vind het namelijk eigenlijk niet zo chic om al die moties hier nu neer te leggen, terwijl we er geen indringende discussie over hebben gehad en het debat er ook niet echt over gaat. Zijdelings is dat wel de wereld waarin we zitten, maar we hebben er geen debat over gevoerd. Dat wil ik toch opgemerkt hebben, voorzitter.

MevrouwOuwehand (PvdD):

Ik houd staande dat de vangst van met dioxine vervuilde paling eigenlijk zijdelings een onderwerp is in het hele palingdossier. De stand kan het niet hebben. Ik vind dus dat we het in samenhang moeten bezien en ik wacht in elk geval eerst de reactie van de staatssecretaris af. Als mevrouw Jacobi bereid is om in het toekomstige debat over de visserij een andere positie in te nemen of in elk geval anders stelling te nemen dan we de laatste tijd van de PvdA hebben gezien, en daarmee mijn moties meer kans geeft, dan zal ik het natuurlijk wel overwegen. Ik zie dan echter graag een beweging bij de PvdA.

MevrouwVan Veldhoven (D66):

Misschien even ter toelichting: ik heb de vraag van mevrouw Jacobi zo begrepen dat zij graag in bredere zin hier nog eens over wil spreken, en eigenlijk vindt dat die moties in de context van die discussie heel goed zouden passen. Als ik het verzoek van mevrouw Jacobi zo goed interpreteer, ondersteun ik het graag. Ik kan me voorstellen dat mevrouw Ouwehand de reactie van de staatssecretaris wil afwachten, maar ik kijk ook uit naar die bredere discussie.

MevrouwOuwehand (PvdD):

Ik zie dat de heer Houwers van de VVD-fractie iets soortgelijks wil zeggen.

De heerHouwers (VVD):

Ja, ik heb een soortgelijke opmerking. Ook door ons is die discussie op die manier aangezwengeld. Ik zou het onderwerp inderdaad ook eerst in den brede willen bespreken voordat we wellicht kortweg over de moties van mevrouw Ouwehand oordelen op een manier die zij niet prettig vindt.

Devoorzitter:

En volgende week hebt u nog een AO visserij.

De heerHouwers (VVD):

Ik sluit me er ook bij aan.

MevrouwOuwehand (PvdD):

En ook het CDA.

Devoorzitter:

Kijk eens aan. Een Kamerbreed verzoek.

MevrouwOuwehand (PvdD):

En de Partij voor de Vrijheid.

Devoorzitter:

De SGP ook.

MevrouwOuwehand (PvdD):

Voorzitter, ik ben een positief ingesteld mens. Ik vat dit zo op dat de collega-Kamerleden serieus de in mijn moties gedane verzoeken in overweging willen nemen. Dat zou een stap vooruit zijn ten opzichte van de laatste keer dat we het over de paling hadden.

Devoorzitter:

Dat is niet wat ik gehoord heb, hoor, maar ik prijs uw optimisme.

MevrouwOuwehand (PvdD):

Nee, ik vat het positief op. Ik zeg nog niets over het aanhouden. Ik wacht de reactie van de staatssecretaris even af. Ik ben zeker bereid om het te overwegen, maar ik houd mijn punt dus staande dat we dit debat niet los kunnen zien van de toestand van de paling in zijn geheel. Ik wil de staatssecretaris daarop laten reageren in zijn tweede termijn. Daarna zal ik u laten weten wat ik met de moties doe.

Devoorzitter:

De staatssecretaris gaat natuurlijk over zijn eigen woorden, maar het debat wordt nu dramatisch breder getrokken. En nogmaals: volgende week woensdag hebt u een AO visserij. Mijn verzoek aan de staatssecretaris is dan ook om er zeer, zeer kort op te antwoorden.

MevrouwOuwehand (PvdD):

Dan gaan we dat zien.

Ik heb nog één motie en die gaat natuurlijk wel over de dodingsmethode van paling. Ik vond het zeer curieus dat de staatssecretaris zojuist zei: wat iemand in zijn schuurtje doet, dat kunnen we natuurlijk niet gaan controleren. Dat lijkt me niet de bedoeling, zeker niet met het oog op de aangekondigde dierenpolitie. Ik hoop dat we niet op die manier naar dierenmishandeling gaan kijken. Ik dien deze motie in en dan zie ik daarna wel of ik haar aanhoud.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat de traditionele methode voor het doden van de paling, met zout of een mengsel van ijswater en zout, veel pijn en stress oplevert voor de vis in een langdurige doodsstrijd;

constaterende dat de Raad voor Dieraangelegenheden daarom in 2003 al concludeerde dat het ontslijmen met zout een onacceptabele dodingsmethode is;

overwegende dat er inmiddels een alternatief beschikbaar is waarbij palingen voorafgaand aan de slacht binnen een seconde kunnen worden verdoofd;

verzoekt de regering, een verbod in te voeren op het doden van palingen middels een zoutbad en regelgeving te ontwikkelen voor bedwelming voorafgaand aan de slacht,

en gaat over tot de orde van de dag.

Devoorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Ouwehand. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 14 (32658).

MevrouwOuwehand (PvdD):

Ik ben zeer benieuwd naar de reactie van de staatssecretaris en ik zal laten weten wat ik met de moties doe. Ik zal het verzoek van een groot deel van de Kamer natuurlijk zwaar laten wegen.

Devoorzitter:

Dat hebben we dan maar even binnengehaald.

MevrouwVan Veldhoven (D66):

Voorzitter. Ik dank de staatssecretaris voor zijn beantwoording. Volgens de analyses levert één broodje met dioxinepaling per maand al een gezondheidsrisico op en toch is er vier jaar lang aangemodderd. Dat kunnen we niet terugdraaien. Met de staatssecretaris kijk ik graag vooruit, al vind ik wel dat hij heel summier terug heeft gekeken. Wat is zijn lesson learned? Volgens mij maar een. Dat moet toch lukken. Laten we er in ieder geval voor zorgen dat dit niet nog een keer gebeurt.

Dit wetsvoorstel pakt het probleem van de dioxinepaling effectief aan. Dat is uitstekend. Ik verheug me alweer op een broodje paling. Als we er zeker van zouden zijn dat er nooit meer een ander probleem zou ontstaan, zou ik zelfs zeggen: case closed. Helaas zijn daarvoor geen garanties te geven. Naast dit wetsvoorstel wil ik een soort rode telefoon, een hotline, voor de nVWA. Daarmee kan de nVWA voor elkaar krijgen dat er snel een besluit genomen wordt over het al dan niet instellen van voorzorgsmaatregelen. In 2007 had dat bijvoorbeeld een tijdelijk vangstverbod moeten zijn in de bekende risicogebieden als een time-out waarin bekeken kon worden welke structurele maatregelen nodig waren zonder dat de consument in de tussentijd, zonder het te weten, giftig voedsel zou kopen. Daarom dien ik de volgende motie in.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat het de regering vier jaar heeft gekost om te reageren op verontrustende rapporten van de nVWA over de zogeheten dioxinepaling;

overwegende dat het in het algemeen belang is dat tijdig actie wordt ondernomen wanneer voedingsmiddelen een gevaar voor de volksgezondheid vormen;

overwegende dat de geschiedenis van de dioxinepaling heeft laten zien dat het sturen van rapporten en brieven door de nVWA onvoldoende snel effect heeft;

verzoekt de regering om een spoedprocedure in te stellen die snel leidt tot een besluit over het al dan niet instellen van een aantal voorzorgsmaatregelen;

verzoekt de regering tevens om de mogelijkheden van een dergelijke alarmprocedure te onderzoeken en vorm te geven,

en gaat over tot de orde van de dag.

Devoorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Van Veldhoven en Koppejan. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 15 (32658).

De heerHouwers (VVD):

In hoeverre vindt mevrouw Van Veldhoven het echt noodzakelijk om daarvoor nieuwe procedures te beginnen? Ik zou me kunnen voorstellen dat we eerst naar bestaande procedures kijken en die wellicht beter toepassen en waar nodig verbeteren. Ik heb nu de angst dat we straks twee parallelle trajecten hebben die wellicht allebei niet functioneren.

MevrouwVan Veldhoven (D66):

Het gaat mij erom dat we voorkomen dat er nog eens vier jaar lang rapporten in een la blijven liggen of dat daarmee niet serieus genoeg wordt omgegaan. Ik wil de bestaande procedures tegen het licht houden om te zien of zo'n snelle actie noodzakelijk is. Als dat te bereiken is met een goede aanscherping van wat er is, vind ik dat prima, want het gaat mij om het resultaat. Ik wil dat er een snelle tussentijdse maatregel genomen kan worden. Daar gaat die hotline over.

Mijn tweede en laatste motie gaat over het bepalen van gebieden waar het vangstverbod geldt. Grotere paling heeft meer vet en bevat dus ook meer gif. Als je het gemiddelde gifgehalte van de paling uit een bepaald gebied meet om te zien of deze op de markt mag komen, moet je niet te kleine paling meten. Daarnaast is vervuiling meestal iets van de lange termijn, zeker als het gaat om het vanzelf verdwijnen ervan, maar het kan ook heel snel optreden. Het vangstverbod komt nu wettelijk vast te liggen en daarmee is het stabiel voor de lange termijn. Het is wel belangrijk om periodiek te bekijken of we de juiste gebieden op het oog hebben voor dit vangstverbod. Los van de discussie over de aalstand: als een gebied op een bepaald moment weer schoon is, hoeft het niet meer om volksgezondheidsredenen op de lijst van verboden gebieden te staan.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat de giftigheid van paling (TEQ-gehaltes dioxine) wordt bepaald op basis van mengmonsters met een aallengte van 30 cm tot 40 cm;

overwegende dat bij langere aal het vetgehalte toeneemt en daarmee ook het dioxinegehalte;

overwegende dat in sommige gebieden zoals het Twentekanaal hoofdzakelijk paling van 40 cm en langer wordt gevangen;

verzoekt de regering, in de aanwijzing van gebieden voor vangstverboden rekening te houden met de lengte van de hoofdzakelijk gevangen paling;

verzoekt de regering tevens, de gebieden waarin het vangstverbod geldt, periodiek te herijken op basis van wetenschappelijk advies,

en gaat over tot de orde van de dag.

Devoorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Van Veldhoven en Jacobi. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 16 (32658).

MevrouwVan Veldhoven (D66):

Mijn laatste opmerking wil ik nog aan deze laatste motie wijden. Periodiek betekent wat mij betreft niet elk jaar. We hebben het hier over langjarige trajecten. Ik laat het graag aan de staatssecretaris over om, indien hij deze motie ondersteunt, te beoordelen wat een juiste periode zou zijn.

MevrouwGerbrands (PVV):

Voorzitter. Ik bedank de staatssecretaris voor zijn antwoorden, vooral voor de toezegging dat hij om tafel gaat zitten met de sector om tot een oplossing te komen. Ik ben ook blij met de toezegging dat hij gaat bekijken of het behouden van de huurovereenkomst tot de mogelijkheden behoort. Dat is heel belangrijk.

Ik heb nog één punt. Ik heb het in mijn inbreng ook gehad over de rechten op het vissen op schubvis. De staatssecretaris heeft gezegd dat het heel moeilijk is om die rechten te splitsen, maar heel moeilijk is bij mij niet hetzelfde als onmogelijk. Ziet de staatssecretaris misschien toch nog een mogelijkheid om in overleg met de sportvisserij te bekijken of we dit op een vriendelijke manier kunnen regelen tussen de sportvisserij en de beroepsvisserij? Met een beetje druk vanuit Den Haag moet dat lukken.

MevrouwJacobi (PvdA):

Voorzitter. Ik bedank de staatssecretaris voor de uitgebreide beantwoording. Ik zou in de volgende termijn graag nog een reactie op twee punten willen. Ik heb in eerste termijn vragen gesteld over de nVWA. Wat valt er te leren van het feit dat de handhaving niet is geslaagd? Daarnaast zou ik graag vernemen wat we gaan doen aan de vervuiling van de rivierbodem. Hoe kunnen we in de toekomst een betere situatie creëren? En kan de staatssecretaris in dezen het principe "de vervuiler betaalt" meenemen?

De heerSlob (ChristenUnie):

Voorzitter. Mijn fractie steunt de staatssecretaris in dit wetsvoorstel. Er moet een wettelijke grondslag komen voor het moment dat er echt moet worden ingegrepen. Ik steun hem ook in zijn inzet voor de compensatieregeling, maar ik ben niet helemaal gerust. Ik vind het jammer dat hij dit punt heeft belast met zijn opmerkingen over de financiën. Natuurlijk moet dit worden betaald, maar dat mag geen voorwaarde zijn voor de afspraken die zullen worden gemaakt. Uiteindelijk moet recht worden gedaan aan vissers die te maken krijgen met gederfde inkomsten. Daaruit rolt dan een bedrag dat nodig is voor een sociaal plan. De overheid moet ervoor zorgen dat de financiering daarvoor rondkomt. We hebben in het verleden vaker te maken gehad met dergelijke situaties. Ik heb de gevallen met de oesterkwekers, de mosselkwekers en de kokkelvissers al genoemd. Dat waren niet direct gelijksoortige zaken, maar bij al die zaken is gezocht naar compensatie voor het overheidsingrijpen.

Ik ben bang dat we een heel langdurig traject ingaan dat juridisch van aard zal zijn. Ik hoop dat dit niet het geval is en dat de staatssecretaris met gezag vrij snel tot overeenstemming kan komen. Ik zou graag van de staatssecretaris na het meireces horen wat de voortgang is. Mocht blijken dat hij op dat moment langzaam maar zeker in een moeras aan het wegzakken is met deze zaak, dan zou ik alsnog mijn optie willen inbrengen om een commissie in te stellen die gaat kijken naar de schadevergoeding. Graag een toezegging van de staatssecretaris dat hij ons daarover zal informeren.

De staatssecretaris heeft aangegeven dat er overleg met Europa moet zijn. Dat spreekt voor zich. Er is altijd de vrees voor ongeoorloofde staatssteun. Van de precedenten weten wij dat een schaderegeling als deze niet geldt tot begunstiging van de betrokken ondernemingen, maar tot vergoeding van de door deze ondernemingen geleden schade vanwege overheidsingrijpen, in dit geval in het kader van de volksgezondheid. Het Hof van Justitie heeft daar, naar ik meen in 1988, al een keer een arrest over uitgesproken. Er zou in zo'n geval geen sprake zijn van staatssteun. Het moet natuurlijk nog even getoetst worden, maar ik geloof niet dat dit het grootste obstakel is. Het gaat erom dat er een verantwoorde compensatie komt. Graag gelijk na het meireces informatie over deze zaak. Het zou fantastisch zijn als het deze staatssecretaris lukt, zoals hem dat op andere dossiers in de afgelopen maanden ook gelukt is, om met een fantastisch resultaat naar de Kamer terug te komen.

De heerHouwers (VVD):

Voorzitter. Ik dank de staatssecretaris voor de uitgebreide beantwoording, een beantwoording die volgens ons toekomst biedt, voor zover dat mogelijk is voor de binnenvisserij in Nederland.

Ik had een iets uitgebreider antwoord verwacht over de compensatie. Ik heb de staatssecretaris om een schatting of een idee gevraagd, maar ik hoor hem nu iets zeggen over een percentage van 20. Dat zou het percentage zijn dat niet vervuld is en dat een basis voor een rekensom kan zijn. Ik ben benieuwd of de staatssecretaris er iets meer over te melden heeft. Ik hoorde daarnet van een van mijn collega's een bedrag van 60 mln. Natuurlijk is ook belangrijk waar dat geld vandaan komt. De staatssecretaris gaf zelf aan dat er keuzes gemaakt worden. Het is niet een louter mathematische rekensom in de zin van "x maal y is de compensatie". Er is een aantal keuzes te maken, bijvoorbeeld voor hoeveel jaar je wilt meerekenen.

Wij hebben het vertrouwen in de sector nog niet verloren. Als de sector aangeeft dat hij zelf iets wil doen aan de zoutbadendoding, dan is dat wat ons betreft op dit moment voldoende. Wij hebben er vertrouwen in dat dit op een goede manier wordt opgelost.

Tot slot het wellicht allerbelangrijkste. Wij zijn heel blij dat de staatssecretaris met de sector in overleg wil om naar een goed toekomstplaatje te kijken. Wij zien ook best dat een herverdeling van schubvis moeilijk is, maar wellicht zijn er andere dingen waarin wij de sportvissers wat tegemoet kunnen komen, naast de financiën.

De heerKoppejan (CDA):

Voorzitter. Ik dank de staatssecretaris voor de uitgebreide beantwoording en de diverse toezeggingen. De staatssecretaris merkte terecht op dat de voorstellen die vandaag ter tafel liggen, de vissers zwaar treffen. Hij heeft toegezegd dat hij de zaken met gedupeerde vissers netjes, correct en niet krenterig wil afwikkelen. Daar zullen wij hem aan houden. Ik heb verder genoteerd dat de staatssecretaris de voorstellen naar de Kamer zal sturen voordat zij in werking treden, en dat dat nog voor het zomerreces zal gebeuren.

Ik heb gevraagd naar de sanering van onze rivierbodems. Daarop kwam een wat formeel antwoord. Er werd verwezen naar de collega van I en M. Kan de staatssecretaris aangeven wat wij mogen verwachten? Wij besluiten nu met elkaar dat heel veel gebieden voor de vissers gesloten gaan worden, maar welk perspectief is er dat die gebieden op enig moment weer opengaan?

Dan het toekomstperspectief voor de binnenvisserij. Wij juichen het toe dat de staatssecretaris in gesprek met de sector gaat. Wij vragen hem om voor het eind van dit jaar naar de Kamer terug te komen met een toekomstvisie voor de binnenvisserij.

Ik heb ook goed geluisterd naar wat de staatssecretaris heeft gezegd over de aanpassing van het Nederlandse Aalbeheerplan. Toch wil ik hierover een motie vastleggen.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat van het vangstverbod van paling in met dioxine vervuilde gebieden een positief effect verwacht mag worden op het behalen van de doelstellingen van het aalherstelplan;

overwegende dat de mogelijkheid bestaat om het Nederlandse Aalbeheerplan tussentijds aan te passen aan gewijzigde omstandigheden;

verzoekt de regering, versneld onderzoek in te zetten naar het effect van het sluiten van gebieden op de schieraaluittrek en het daarmee samenhangende aalherstel;

verzoekt de regering om in samenspraak met de sector te bezien of er met de sluiting van gebieden ook met minder vergaande maatregelen dan de huidige drie maanden sluiting van de aalvangst voldaan kan worden aan de doelstellingen van de Europese aalverordening,

en gaat over tot de orde van de dag.

Devoorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Koppejan, Houwers, Gerbrands, Slob en Dijkgraaf.

Zij krijgt nr. 17 (32658).

Het woord is aan de heer Van Gerven van de CDA-fractie.

De heerVan Gerven (SP):

Voorzitter. Het is afwachten of het CDA ooit nog zal opgaan in de SP, maar dat gaat vanavond niet meer gebeuren! We zullen het maar als onderscheiden fracties zien.

De SP heeft een amendement ingediend om een uitzonderingsbepaling op te nemen dat op basis van ecologische motieven bijvoorbeeld toch in die gebieden waarover wij het nu hebben mag worden gevangen. De staatssecretaris zei dat hij zijn oor te luisteren heeft gelegd bij IMARES, waar men het niet erg waarschijnlijk vindt dat het werkt wat de SP voorstelt, overigens ook op advies van een aantal vissers die daarin letterlijk brood ziet. Nu wil het geval dat het onderzoeksvoorstel van minister Verburg is uitgebracht met steun van let wel IMARES, dat daar dus kennelijk ook brood in ziet. Ik vraag de staatssecretaris of hij er nog eens over wil nadenken of hij die ruimte toch niet wil gunnen, ook omdat in het amendement staat dat het moet kunnen, dus niet per se moeten. Als het amendement niet wordt aangenomen, is dat experiment niet mogelijk. Dat zou wat ons betreft niet goed zijn. Ter illustratie: als een aal van 100 gram 35 picogram bevat en doorgroeit naar 500 gram, daalt hij onder die waarde van 10. Dan heb je weer een gezonde aal, in die zin dat die aal kan worden geconsumeerd.

Ik kom toe aan de schadevergoeding en het sociaal plan. Het is goed dat de staatssecretaris zorgvuldig wil zijn. Het is echter de vraag of, als we wachten tot de tweede helft van het jaar, een aantal vissers dan niet al in grote problemen is gekomen. Wat de voorgestelde regeling betreft noem ik een voorbeeld. Laten we visser Henk nemen, die visrechten in water A koopt. Visser Marie koopt visrechten in water B. Beiden zijn zich niet bewust van de dioxinevervuiling, en schrikken zich een hoedje als blijkt dat water A en water B zijn vervuild. Water A is sterk vervuild, en water B licht. Dan krijgt Henk € 3000, en Marie € 100, of andersom. Dat lijkt ons geen goede uitkomst. Ik heb naar aanleiding daarvan samen met de heer Dijkgraaf van de SGP-fractie een motie voorbereid en die luidt als volgt.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat de beroepsvissers geen schuld hebben aan de vervuiling van rivierbodems met dioxine en pcb's;

overwegende dat de oplossing van de dioxinevervuiling jaren vergt;

van mening dat het sociaal wenselijk is om de beroepsvissers te begeleiden naar een nieuwe baan dan wel een nieuw bedrijf dan wel (aangepaste) voortzetting van het huidige bedrijf voor zover dit toegestaan is binnen de wet en past binnen genomen maatregelen en eventuele herstructurering;

verzoekt de regering, in lijn met het voorgaande een sociaal plan op te stellen voor de getroffen beroepsvissers, inclusief een tijdelijke tegemoetkoming inkomensderving, om ervoor te zorgen dat de getroffen beroepsvissers nieuw toekomstperspectief op kunnen bouwen binnen of buiten de sector,

en gaat over tot de orde van de dag.

Devoorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Van Gerven en Dijkgraaf. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 18 (32658).

Wordt de motie ook ondersteund door Henk en Marie?

De heerVan Gerven (SP):

Henk en Marie zullen daar vast voor zijn. Misschien Marie wel meer dan Henk, maar dat weet ik niet.

De heerHouwers (VVD):

De heer Van Gerven heeft het over Henk en Marie. Stel dat Henk en Marie niet geconfronteerd worden met ons besluit, maar dat zij gewoon de actieve handhavers tegenkomen die zien dat zij op enig moment vis op de markt brengen die met dioxine vervuild is. Dan zou Henk een bepaald percentage niet kunnen verkopen en Marie een bepaald gedeelte ook niet. Dat wisten zij wellicht allebei niet, maar die wetenschap hebben wij en hebben zij nu wel. Zonder ons besluit zou op basis van bestaande wetgeving gehandhaafd moeten worden en dan hadden zij een deel ook niet naar de markt kunnen brengen en hadden zij ook schade opgelopen. Wil de heer Van Gerven daar eens op reageren?

De heerVan Gerven (SP):

Het punt is dat zowel Henk als Marie bijvoorbeeld visrechten heeft verworven en daarin geïnvesteerd heeft, maar dat niet door hun toedoen de een een veel groter nadeel heeft dan de ander. Dat is wat ik constateer. Ik begrijp ook wel de overweging van de staatssecretaris. Hij zegt dat de vangstpotentie bij de een groot is en bij de ander klein en dat hij daarnaar kijkt. Ik kijk echter ook naar de uitkomst, omdat beide vissers geen weet hadden van wat precies de potentie was. Zij gingen ervan uit dat zij allebei een gelijke vangstpotentie hadden, die er uiteindelijk echter niet bleek te zijn.

Voorzitter. De SP heeft in eerste termijn veel gezegd over het bij de bron aanpakken van de vervuiling. De heer Koppejan van het CDA komt daar ook op terug. Hij heeft een punt dat de staatssecretaris heel formeel antwoordt, maar het kabinet spreekt toch met één mond. Ik vind wel dat de staatssecretaris wat meer kan zeggen dan alleen te memoreren dat de normen in het buitenland hetzelfde zijn als hier. Dat is namelijk geen antwoord op de vraag of het kabinet er ook echt werk van gaat maken dat de vervuiling wordt teruggedrongen en er geen nieuwe vervuiling ontstaat. Vandaar de volgende motie.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

verzoekt de regering, een plan van aanpak op te stellen om dioxinevervuiling aan te pakken en om serieus werk te maken van sanering van vervuilde gebieden;

verzoekt de regering tevens, in dit plan van aanpak het al dan niet op vakantie gaan van de inspectie te integreren,

en gaat over tot de orde van de dag.

Devoorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Van Gerven. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 19 (32658).

De heerDijkgraaf (SGP):

Voorzitter. Ik denk dat de staatssecretaris duidelijk heeft laten merken, zeker aan het slot van zijn betoog, dat hij hart voor de vis heeft. Dat is een goede zaak. Als de staatssecretaris inderdaad – en daar ga ik van uit – gaat werken met de sector om het ambacht te behouden, dan is deze Kamer daar in overgrote meerderheid blij mee. Het gaat erom toekomstperspectief proberen te bieden, hoe moeilijk dat ook is met alle realisme dat wij nodig hebben.

Ik dank de staatssecretaris voor zijn toezegging met betrekking tot de schubvis. Mevrouw Gerbrands van de PVV heeft daar ook het nodige over gezegd. Ik heb nog een motie boven de Kamer hangen over de splitsing van de rechten, maar ik ga die maar niet in stemming brengen, want ik weet wat dan de uitkomst zal zijn. Ik betreur dat, maar ik ervaar ook dat de steun maand na maand weg gehengeld wordt door de sportvissers. Ik ben helemaal niet tegen sportvissen. Het is een mooie bezigheid en het moet ook vooral gebeuren, maar ik betreur en vind het triest dat deze Kamer niet de moed heeft om de mogelijkheden van sportvissers versus proefvissers goed te bezien. Daar zit immers wel degelijk ruimte. Ik ken de historische situatie, maar ik vind dat wij die moed moeten hebben. Ik dank de staatssecretaris dus voor de toezegging. Ik begrijp hoe lastig het is, zeker gelet op de houding van de Kamer. Ik vertrouw er echter op dat hij probeert om het beste eruit te halen.

De door de staatssecretaris geschetste route op het punt van de compensatie is in grote lijnen redelijk. Ik ga ervan uit dat er een mooie regeling uit komt die wij straks natuurlijk positiefkritisch gaan beoordelen.

Ik zit nog wel met het zojuist ook door de heer Van Gerven genoemde punt van "het percentage schoon". Kan de visser daar iets aan doen? Dat is natuurlijk het punt. Als je net in het goede gebied zit, krijg je een hoge compensatie als daar een verbod geldt. Als je in een heel slecht gebied zit, krijg je een lage compensatie. Daar zit een rare redenering achter, want de visser kan daar niets aan doen. Ik vertrouw erop dat daarmee rekening wordt gehouden in de regeling die de staatssecretaris naar voren gaat brengen met hardheidsclausules, minimumbedragen aan steun en dergelijke.

Ook de koppeling van de compensatie aan de financiële mogelijkheden van het Rijk zit mij dwars. Ik begrijp dat punt wel, maar als er een probleem is in een sector, kan de in het eerste jaar geldende vergoeding niet ineens gehalveerd worden in het tweede jaar omdat de banken een financiële crisis hebben veroorzaakt. Ik wil dit niet alleen op het bordje van de staatssecretaris leggen. Daar hoort dit immers niet thuis, ook al moet hij natuurlijk wel binnen zijn begroting zoeken naar mogelijkheden. Ik vind dus dat wij als Kamer de moed moeten hebben om dan bepaalde keuzes te maken. Ik vind dat de beroepsvissers de compensatie moeten krijgen die zij daadwerkelijk verdienen. Ik dank de staatssecretaris dus voor de toezegging om dit transparant te maken, want dat maakt de besluitvorming in dit huis helder. Dan schuiven wij dit ook niet op het bordje van de staatssecretaris. Nee, dan moeten wij als Kamer onze verantwoordelijkheid nemen en transparant maken welke keuzes wij als Kamer durven nemen ten behoeve van die vissers.

Net als anderen heb ik een alternatief voor de jonge paling naar voren gebracht. Ik dien daarover een motie in.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat de regering met het aangekondigde vangstverbod geen ruimte biedt voor de vangst van jonge paling voor uitzet in schone gebieden of opkweek;

overwegende dat de uitzet van jonge paling in schone gebieden een bijdrage kan leveren aan het herstel van de palingstand en hiervoor al projecten gestart en gesubsidieerd zijn;

overwegende dat bij de vangst van jonge paling in verontreinigde gebieden en de uitzet van deze paling in schone gebieden of de opkweek in palingkwekerijen de normen voor dioxine en pcb's nauwelijks in het geding zijn;

overwegende dat in het kader van het Aalbeheerplan door het voorgenomen vangstverbod ruimte kan worden geboden voor het (gedeeltelijk) opheffen van het periodieke vangstverbod en het beschikbaar stellen van vrijvallende compensatiegelden voor de vangst van jonge paling in verontreinigde gebieden en de uitzet in schone gebieden;

verzoekt de regering, de noodzakelijke ontheffingen te verlenen voor de vangst van jonge paling en de uitzet of opkweek van deze jonge paling en in het kader van het Aalbeheerplan ruimte te zoeken voor financiering van deze projecten,

en gaat over tot de orde van de dag.

Devoorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Dijkgraaf. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 20 (32658).

Er is nog een huishoudelijke mededeling van mevrouw Ouwehand.

MevrouwOuwehand (PvdD):

Voorzitter. Ik laat me om 22.55 uur eens van mijn redelijke kant zien. Ik heb zes moties ingediend. De eerste motie betreft het compensatiemodel en heeft dus betrekking op het debat van vandaag. Ik stel voor dat de staatssecretaris op de andere vijf moties schriftelijk reageert en dat wij die betrekken bij het AO van volgende week. Dan meen ik te hebben voldaan aan het verzoek van mijn collega's.

Devoorzitter:

Dat lijkt ons alleszins royaal.

StaatssecretarisBleker:

Voorzitter. Het is natuurlijk zeer verheugend dat er brede steun is voor de wijziging van de Visserijwet, zodat wij het probleem van de dioxinepaling in deze gebieden kunnen aanpakken. Het is ook verheugend dat de Kamer mij het vertrouwen geeft om in goed overleg met de sector tot een compensatieregeling te komen. Ik zal de Kamer direct na het meireces over de voortgang informeren, zoals door de heer Slob is gevraagd. Ik zal mij inspannen om voor het zomerreces met een ontwerp te komen dat een eerste consultatie in Europa heeft ondergaan. Dank daarvoor, dan kan de procedure op dat punt verder gaan.

Mevrouw Van Veldhoven vroeg wat ik ervan heb geleerd. Dat weet ik nog niet precies. Zij heeft in haar maidenspeech over de paling gesproken en ik heb begrepen dat ik extra moet letten op maidenspeeches. Die kunnen kennelijk een begin van een wetswijziging inluiden. Ik weet het nog niet precies. Ik ga er nog eens goed naar kijken.

De alarmklok van de nVWA is er.

MevrouwVan Veldhoven (D66):

Als de staatssecretaris het wel weet, verneem ik dat graag in een bericht aan de Kamer.

StaatssecretarisBleker:

Dat zal ik doen als ik weet wat ik ervan heb geleerd, wat wij ervan kunnen leren.

De hotline van de nVWA is er. De inspecteur-generaal van de nVWA heeft ook een wat sterkere positie in de bestuursraad van het ministerie van Economie, Landbouw en Innovatie gekregen dan in het verleden. Ik ontvang in het geval van alarmerende zaken met regelmaat sms'jes van de inspecteur-generaal en zijn directe vervanger. Die procedure werkt dus en wordt trouwens ook in de Wet dieren nader uitgewerkt. Daarin wordt er een basis voor gelegd.

Dan de schubvis. Dat is heel mooi. Mevrouw Gerbrands heeft gezegd: dat iets moeilijk is, betekent nog niet dat het onmogelijk is. Dat is ook zo. Wij gaan het overleg wel aan, maar het is wel heel moeilijk.

Op de kwestie van de voortgang ben ik ingegaan jegens de heer Slob. De heer Houwers heeft een aantal vragen gesteld over de compensatieregeling. Ik begrijp zijn nieuwsgierigheid, maar ik hoop dat hij begrijpt dat wij net aan het begin staan. Ik heb een aantal weken nodig om dit verder uit te werken. Ik kan daarover wel bepaalde redeneringen opbouwen. Eigenlijk is wel vrij plausibel te maken hoe je het zou moeten doen. Alleen doe ik dan iets wat hij niet wil. Ik zou het namelijk in overleg met de sector doen. Daarmee zou ik daarover contact hebben. Om dat nu van een hypotheek te voorzien, lijkt mij niet verstandig.

Onder andere de heer Koppejan heeft gevraagd hoe het staat met de sanering van de waterbodems. Ik blijf het formele antwoord geven: u krijgt daarop een schriftelijke reactie. Elk woord dat ik er nu aan toevoeg is niet goed gefundeerd. Dat doe ik dus niet.

De toekomstvisie op de binnenvisserij is inderdaad een belangrijk punt. Aan de ontwikkeling van die toekomstvisie zal ons ministerie een steen bijdragen. Daarbij komt ook deze tak van sport in beeld. Wij zijn niet de enigen die aan zet zijn om die toekomstvisie tot stand te brengen. Ik zal druk uitoefenen zodat dit voortgang krijgt. Ik hoop dat wij de Kamer daarover in de tweede helft van het jaar het een en ander kunnen rapporteren, maar ik ben ook afhankelijk van andere partijen.

Ik kom op het amendement en de kwestie van het overzetten van aal, van kleine aaltjes uit vervuilde gebieden naar andere gebieden. Het argument dat ik heb gebruikt, was tweeërlei. Ten eerste stel je een vangstverbod in en maak je vissen vervolgens mogelijk via ontheffingen. Dat is administratief en qua handhaving lastig, echt lastig. Ten tweede zijn er ook nog biologische vragen. Ik heb gezegd dat ik bereid ben om naar die biologische onzekerheden nadere studie te laten doen. Laten wij de rapportage daarover afwachten en dan bezien of het eventuele nut opweegt tegen de extra lasten en de risico's die je oproept met de handhaving in de gebieden waar het vangstverbod geldt.

De heerVan Gerven (SP):

De staatssecretaris geeft een opening. In het amendement staat "kan". Als hij zegt dat het wellicht toch mogelijk is – ik kijk even naar de ecologische kant – vind ik dat hij het amendement rustig kan overnemen. Hij zei ook nog iets over het toezicht. Als je ontheffing verleent aan een aantal vissers, bijvoorbeeld tien of vijftien, moeten die zich legitimeren als zij daar vissen. Dat is volgens mij dus heel gemakkelijk te handhaven. Ik zie het probleem dus niet zo, wat betreft de handhaving.

StaatssecretarisBleker:

Bij mij is het "nee, tenzij". Wij doen het niet, tenzij uit de studie blijkt dat het verantwoord is om het te doen en het echt toegevoegde waarde heeft. Ik vind niet dat je amendementen moet aannemen die uitgaan van "ja, mits". Ik ga uit van "nee, tenzij". Daarom ontraad ik de aanvaarding van zowel het amendement als de motie die hier betrekking op heeft. Ik doe wel de toezegging dat een studie zal laten doen naar de ecologische en biologische toegevoegde waarde.

De heerVan Gerven (SP):

De staatssecretaris maakt het daarmee onmogelijk bij wet om dat experiment uit te voeren. Dat is het probleem. Hij doet dit terwijl het kabinet eerder heeft opgeroepen om met experimenten te komen. Het "nee, tenzij" staat overigens niet in het amendement. In het amendement staat slechts dat de staatssecretaris op grond van ecologische motieven kan besluiten om dat toe te staan. Hij heeft zijn handen dus volledig vrij. Volgens mij verzet niets zich tegen het aannemen van dit amendement.

StaatssecretarisBleker:

Volgens mij is het experiment uitvoerbaar in de gebieden waar geen vangstverbod geldt. Klaar.

Devoorzitter:

Ik stel voor dat wij naar de moties gaan.

StaatssecretarisBleker:

Ik ontraad de motie op stuk nr. 9. De argumenten daarvoor heb ik eerder al gegeven. Ik vind dit in de richting gaan van het een tweede keer duperen van ondernemers die al gedupeerd zijn. Ook de motie op stuk nr. 14 over het doden van palingen ontraad ik. Ik zal de Kamer daar eind dit jaar over informeren. Ik heb al eerder toegezegd dat ik mij ook op Europees niveau inzet voor het beëindigen van het gebruik van dit type dodingsmethoden, waar terecht bezwaren tegen bestaan.

De motie op stuk nr. 15 van mevrouw Van Veldhoven en de heer Koppejan beschouw ik als ondersteuning van beleid. Ik heb net al gezegd dat de alarmprocedure voor een deel al bestaat. Voor een ander deel zullen wij zien of die nog nader kan worden vormgegeven. Ook de motie op stuk nr. 16 van mevrouw Van Veldhoven en mevrouw Jacobi beschouw ik als ondersteuning van beleid.

De motie op stuk nr. 17 van de heer Koppejan beschouw ik ook als ondersteuning van beleid. Wij hebben echter wel resultaten van wetenschappelijk onderzoek nodig om dat op een goede manier te doen. De beschikbaarheid van die wetenschappelijke onderzoeksresultaten is een voorwaarde.

De motie op stuk nr. 18 van de heer Van Gerven en de heer Dijkgraaf vind ik echt ver gaan, eigenlijk te ver. Ik ben bereid om met de sector te werken aan een toekomstperspectief voor de binnenvisserij, inclusief deze tak ervan. Dat moeten wij even los zien van de effecten die op de korte termijn optreden bij de gedupeerde ondernemers en de regelingen die wij daarvoor treffen. De ideeën die ik heb geventileerd over de compensatieregeling moeten naar mijn mening uiteindelijk toereikend zijn. In deze motie gaat het meer om de langetermijnontwikkeling, de toekomst van deze sector. Er worden zaken aan elkaar gekoppeld die niet aan elkaar gekoppeld moeten worden. Er wordt gepreludeerd op een toekomstvisie waar ook alweer compensatie- en tegemoetkomingsregelingen in zouden zitten. Wij ontraden het aanvaarden van deze motie.

Het aanvaarden van de motie op stuk nr. 19 van de heer Van Gerven, moet ik ontraden. Ik kan dat op dit moment niet toezeggen. De vragen die aan mijn collega van Infrastructuur en Milieu zijn gesteld, moeten worden beantwoord voordat wij hier stappen zetten. Om die reden ontraad ik het aanvaarden van deze motie. Daarbij komt dat ik het ook wel een bijzondere motie vind, omdat ze wel heel verschillende dingen aan elkaar koppelt, namelijk vervuilde gebieden en de inspectievakantie. Nu is het feit dat een motie bijzonder is, nog geen reden om die motie te ontraden, maar op inhoudelijke gronden ontraad ik haar.

Devoorzitter:

De heer Van Gerven heeft nog een korte vraag.

De heerVan Gerven (SP):

Mijn vraag gaat over de vorige motie, op stuk nr. 18. De staatssecretaris zei dat hierin korte termijn en lange termijn aan elkaar worden gekoppeld. Maar dat is ook terecht. Dat moet je ook doen. Het gaat immers uiteindelijk om het langetermijnperspectief.

Devoorzitter:

Wat is uw vraag?

De heerVan Gerven (SP):

Er staat wel "tijdelijke inkomenssuppletie" of iets van die strekking. Het is dus echt niet voor de eeuwigheid. Ik zie dan ook niet in waarom de staatssecretaris dit niet kan overnemen, mede gezien het debat dat wij vanavond hebben gevoerd.

StaatssecretarisBleker:

Het dijt een beetje uit. Wij hebben hierbij met ondernemers te maken, met familiebedrijven, klein en groot, vooral middelgroot en klein. Daarmee gaan wij het netjes afwikkelen wat betreft de huurovereenkomst en de visrechten. Over de laatste heb ik ook een toezegging gedaan. Ik probeer die als het ware ergens op de plank te laten leggen, als dat ook maar enigszins lukt. Wij gaan het inkomensverlies compenseren. Dan is het voor een ander deel aan de ondernemers hoe ze verder gaan. We moeten ondernemers en vissers ook niet "sufpamperen" met sociale plannen en dat soort dingen meer. Dat is een deel van het verhaal. Dat moeten we op een nette manier oplossen; daarnaast gaan wij aan het eind van het jaar, als dat eventjes kan, een schets presenteren van een toekomstvisie voor de binnenvisserij, inclusief deze sector. Dan zal de discussie ontstaan welke voorwaarden de overheid daarvoor eventueel heeft te creëren. Dat staat echter los van dit vangstverbod en het op een nette manier afwikkelen van de consequentie met de betrokken ondernemers.

Devoorzitter:

Tot slot de motie van de heer Dijkgraaf op stuk nr. 20.

StaatssecretarisBleker:

Ik heb de argumentatie zojuist gegeven bij het standpunt over het amendement. Ik ontraad haar dus.

Devoorzitter:

Mevrouw Ouwehand nog, met een stichtelijk afsluitingswoord.

MevrouwOuwehand (PvdD):

Precies, zo laat op de avond. De staatssecretaris heeft wel gereageerd op mijn motie op stuk nr. 14. Dat had niet gehoeven. Dank daarvoor, maar ik wil er nog een woordje over wisselen; dat doe ik dan in het AO van volgende week.

Devoorzitter:

Heel goed. Dat is volgende week woensdag. Dan vindt er een AO plaats over visserij.

De algemene beraadslaging wordt gesloten.

Devoorzitter:

Ik heb nog een belangrijke mededeling: morgen wordt er gestemd over het wetsvoorstel, over het amendement en over de moties. Dat gebeurt rond de klok van 13.00 uur.

Sluiting 23.10 uur.

Naar boven