Handeling
Datum publicatie | Organisatie | Vergaderjaar | Vergadernummer | Datum vergadering |
---|---|---|---|---|
Tweede Kamer der Staten-Generaal | 2009-2010 | nr. 85, pagina 7147-7151 |
Zoals vergunningen, bouwplannen en lokale regelgeving.
Adressen en contactpersonen van overheidsorganisaties.
U bent hier:
Datum publicatie | Organisatie | Vergaderjaar | Vergadernummer | Datum vergadering |
---|---|---|---|---|
Tweede Kamer der Staten-Generaal | 2009-2010 | nr. 85, pagina 7147-7151 |
Aan de orde is de behandeling van:
het verslag van een algemeen overleg met de minister van Economische Zaken over het consumentenbeleid (27879, nr. 27).
De voorzitter:
Ik heet de minister van harte welkom.
De beraadslaging wordt geopend.
Mevrouw Aasted Madsen-van Stiphout (CDA):
Voorzitter. Wij hebben enige tijd geleden een algemeen overleg gehad over diverse consumentenzaken. Zowel ik namens het CDA als mijn collega's van de PvdA en de SP hebben er een aantal keren op gehamerd dat consumenten beter beschermd moeten worden tegen de agressieve verkoopmethoden via callcenters, waarbij mensen op meestal zeer ongelegen tijdstippen benaderd worden voor het afsluiten van een contract.
Tijdens het debat was er een verschil van inzicht tussen de minister van Economische Zaken en mij als woordvoerder, waarbij de minister aangaf dat zij er alles aan doet om bedrijven te beboeten die een overtreding begaan. Wij vinden het heel erg belangrijk dat het accent niet zozeer ligt op het beboeten als wel op het voorkomen van ellende. Daarom dien ik de volgende motie in.
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
overwegende dat veel consumenten ongevraagd telefonisch benaderd worden voor de verkoop van een product of dienst, de zogenaamde cold-callingmethode;
overwegende dat door deze cold-callingmethode consumenten ongewild vast kunnen zitten aan contracten die zij niet wensten;
overwegende dat de meeste bedrijven nu voicelogs opnemen van de gevoerde telefoongesprekken en de consument altijd schriftelijk gewezen moet worden op het herroepingsrecht;
overwegende dat de administratieve lasten voor bedrijven zullen verminderen als zij kunnen stoppen met het opnemen van de voicelog;
overwegende dat het toezenden van een offerte ter ondertekening, in plaats van het versturen van een schriftelijke bevestiging, niet leidt tot een toename van administratieve lasten;
roept de regering op, in wet- en regelgeving op te nemen dat een contract dat afgesloten wordt via de methode van cold calling pas bekrachtigd is nadat de consument de offerte schriftelijk of digitaal van een handtekening heeft voorzien;
roept de regering voorts op, deze wetswijziging mee te nemen in de lopende Europese onderhandelingen over de conceptrichtlijn consumentenrechten,
en gaat over tot de orde van de dag.
De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door de leden Aasted Madsen-van Stiphout, Vos en Gesthuizen. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.
Zij krijgt nr. 29(27879).
De heer Elias (VVD):
Eerst een feitelijke correctie. Ook de VVD heeft zich sterk uitgesproken tegen het bedrijfsleven dat zich misdraagt. Alleen, wij komen tot een andere afweging. Hoe verhoudt de indiening van deze motie zich overigens tot het gegeven dat de staatssecretaris van Economische Zaken werkt aan een handtekeningvereiste?
Mevrouw Aasted Madsen-van Stiphout (CDA):
De staatssecretaris heeft inderdaad in een brief staan dat hij werkt aan een handtekeningvereiste. Dat staat in het hoofdstukje waarin hij de Consumentenautoriteit meer bevoegdheden wil geven. Dat zou dus betekenen dat hij werkt aan een handtekeningvereiste in die gevallen waarin een bedrijf zich al buiten de regels heeft bevonden. Het dient dan dus als middel voor de Consumentenautoriteit om dat extra op te leggen. Het is echter geen standaardhandtekeningvereiste maar een instrument als drukmiddel vanuit de Consumentenautoriteit. Wij gaan een stapje verder. Uiteraard bent u van harte welkom om de motie alsnog mede te ondertekenen, omdat u zich hier ook zo sterk voor hebt gemaakt.
Voorzitter. In het algemeen overleg ben ik ingegaan op het punt van de internetsnelheid.
De voorzitter:
Mevrouw Aasted Madsen. U moet nu toch echt snel uw motie indienen.
Mevrouw Aasted Madsen-van Stiphout (CDA):
Consumenten krijgen van aanbieders te horen dat hun snelheid maximaal 40 Mb bedraagt, terwijl die in de praktijk soms onder de 10 Mb uitkomt doordat mensen toevallig te ver van het kastje wonen. Vandaar de volgende motie.
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
overwegende dat internetabonnees van providers bij het aangaan van een abonnement alleen informatie krijgen over theoretische down- en uploadsnelheden en daardoor in de praktijk vaak merken dat ze veel Aasted Madsen-van Stiphoutminder krijgen dan gesuggereerd;
overwegende dat providers op dit moment de vrijheid hebben, de consument niet te informeren of zij al dan niet door investeringen en technische maatregelen zich inzetten om de geadverteerde snelheden ook daadwerkelijk waar te maken;
constaterende dat op dit gebied in het Verenigd Koninkrijk en de Verenigde Staten regels zijn gesteld en dat ook Europees commissaris Kroes van mening is dat juist in een zo technisch complex systeem als internet de consument kristalhelder moet kunnen weten wat de uitwerking is van de technische en financiële keuzes van providers;
overwegende dat ook providers in Nederland veel kennis hebben over wat consumenten in de praktijk mogen verwachten van hun abonnement;
overwegende dat op dit moment consumenten niet alleen onvoldoende informatie krijgen maar ook onvoldoende zijn beschermd;
verzoekt de regering, te bewerkstelligen dat providers voorafgaand aan het afsluiten of verlengen van internetabonnementen op voor leken transparante wijze informatie geven over de realistisch te bereiken snelheden van vaste en mobiele internetabonnementen,
en gaat over tot de orde van de dag.
De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door de leden Aasted Madsen-van Stiphout en Vos. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.
Zij krijgt nr. 30(27879).
De heer Elias (VVD):
Het klinkt allemaal heel sympathiek hoor, maar hoe moet het kabinet dat dan doen?
Mevrouw Aasted Madsen-van Stiphout (CDA):
Het kabinet kan er bijvoorbeeld voor kiezen om het op dezelfde manier te doen als in de Verenigde Staten en het Verenigd Koninkrijk. Daar wordt van de providers geëist dat ze transparant zijn. Bedrijven daar moeten op een transparante manier uitleggen wat zij hebben gedaan en wat een realistische snelheid is.
Als iemand in een nieuwbouwwijk een 3-in-1-pakket afsluit met maximaal 40 Mb, dan blijkt soms al bij de installatie door de monteur dat er maar maximaal 7 Mb binnen kan komen, doordat de afstand tussen het nieuwe huis en het kastje te groot is. Mensen zitten dan echter wel vast aan een contract van jaar, ook al krijgen zij niet wat zij dachten te krijgen.
De heer Elias (VVD):
Mijn vraag was: wat moet er gebeuren? Moet het kabinet met wet- en regelgeving komen? Hoe wil mevrouw Aasted het nu concreet regelen?
Mevrouw Aasted Madsen-van Stiphout (CDA):
Ik wil dat het kabinet het bewerkstelligt. Hoe het kabinet het regelt, laat ik graag aan het kabinet over. Mevrouw Kroes, een partijgenoot van de heer Elias, onderschrijft mijn bezwaren overigens ook. Zij is eveneens met goede ideeën gekomen en ik denk dan ook dat het uiteindelijk Europees zal worden geregeld. Ik denk tegelijkertijd dat wij daarop niet hoeven te wachten, want wij kunnen als Nederland nu al dezelfde stappen zetten als het Verenigd Koninkrijk en de Verenigde Staten.
Mevrouw Gesthuizen (SP):
Voorzitter. Kortheidshalve zal ik mij beperken tot een motie. Wij hebben dit onderwerp overigens uitgebreid besproken in het algemeen overleg. Net als mevrouw Aasted Madsen maak ik mij zorgen over de aanhoudende problemen van consumenten die op een ongunstig tijdstip met een telefoontje zijn lastiggevallen. Het gebeurt maar al te vaak dat zij daarna, na gebrekkige informatie te hebben gekregen, vast blijken te zitten aan een contract, hetzij voor de eenmalige aanschaf, hetzij voor een abonnement.
Omdat ik consumenten goed wil beschermen en omdat is gebleken dat de prestatiebeloning in callcenters en bij telefonische verkoop vaak leidt tot het opzoeken en overschrijden van grenzen, dien ik de volgende motie in.
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
constaterende dat telefonische verkoop nog altijd in te veel gevallen leidt tot problemen voor de koper;
constaterende dat de problemen vrijwel altijd een gevolg zijn het niet naleven van de regels die gelden voor telefonische verkoop en dat telefonische verkopers aangeven dat dit vaak gebeurt vanwege een extreem hoge druk op zo veel mogelijk verkopen vanuit de werkgever;
van mening dat prestatiebeloning voor telefonische verkopers een zwaar pressiemiddel is voor deze medewerkers;
verzoekt de regering om te onderzoeken hoe het gebruik van prestatiebeloning bij telefonische verkoop kan worden ontmoedigd en in het uiterste geval kan worden verboden,
en gaat over tot de orde van de dag.
De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door het lid Gesthuizen. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.
Zij krijgt nr. 31(27879).
Mevrouw Vos (PvdA):
Is mevrouw Gesthuizen niet bang dat zij daarmee juist mensen met een heel lage inkomen, die vaak juist bij dat soort callcenters werken, treft?
Mevrouw Gesthuizen (SP):
Ik zie niet in waarom werkgevers er in het algemeen niet voor zouden kunnen kiezen om mensen een fatsoenlijk uurloon te betalen. Dan hebben de werknemers geen prestatiebeloning nodig. In mijn ogen is een prestatiebeloning in heel veel gevallen en zeker ook in dit geval, waarbij wij keer op keer zien dat het fout gaat, een perverse prikkel.
Mevrouw Vos (PvdA):
Volgens mij ligt de oorzaak Gesthuizenvan het probleem elders, namelijk bij de aansturing door de werkgevers. Zij blijken te veel ruimte te geven om op een heel agressieve wijze te verkopen en daarmee wellicht een bonus te krijgen. Hoort de vraag of je dat kunt voorkomen ook bij het onderzoek waar mevrouw Gesthuizen om vraagt? Ik zou niet willen dat mensen er uiteindelijk financieel slechter van worden.
Mevrouw Gesthuizen (SP):
Dat is uiteraard niet de bedoeling. Zoals ik reeds zei: een fatsoenlijk uurloon is gewenst. Ik ben er niet voor dat werknemers die meer resultaat behalen een betere beloning krijgen dan werknemers die het misschien iets minder goed kunnen. Dat geldt ook voor andere sectoren, zoals de postsector, waarover wij elkaar regelmatig spreken. Ik ben van mening dat je daar solidair in moet zijn. Ik vind het een prima voorstel om de vraag hoe je ervoor kunt zorgen dat werkgevers hun medewerkers oproepen om zich fatsoenlijk te gedragen en zich aan de regels te houden, te betrekken bij een onderzoek.
Mevrouw Aasted Madsen-van Stiphout (CDA):
Ik begrijp wat mevrouw Gesthuizen beoogt en ik onderschrijf dat ook. Stel je echter voor dat de motie die ik zojuist heb ingediend voor een handtekeningvereiste, schriftelijk of digitaal, wordt aangenomen; gezien de ondertekening lijkt het daar wel op. Denkt mevrouw Gesthuizen dat verkeerde informatie in de praktijk dan nog verstrekt zal worden? Is het dan nog een issue? Mensen krijgen in de schriftelijke bevestiging immers wel de juiste informatie. Wordt het onderzoek niet overbodig als mijn motie wordt aangenomen? Dan krijgen mensen immers altijd schriftelijk de juiste informatie voordat zij bevestigen.
Mevrouw Gesthuizen (SP):
Mevrouw Aasted Madsen-van Stiphout doet een heleboel veronderstellingen. Zij veronderstelt dat de motie wordt aangenomen, wat gezien de ondertekening inderdaad wel is te verwachten. Zij veronderstelt ook dat door het aannemen van haar motie, die er in principe in een andere vorm al ligt doordat de Consumentenautoriteit met een aanwijzing kan gaan werken, het euvel van mensen verkeerd informeren per definitie van de baan is. Dat waag ik te betwijfelen. Haar motie is een heel goed instrument – ik heb deze ook met plezier medeondertekend – maar het is geen wondermiddel om ervoor te zorgen dat mensen ofwel telefonisch ofwel schriftelijk fatsoenlijk worden geïnformeerd.
De heer Elias (VVD):
Ik neem aan dat wij het erover eens zijn dat wat mevrouw Gesthuizen wil bestrijden, voortkomt uit het feit dat werkgevers en bepaalde kleine afdelingen van het bedrijfsleven zich misdragen.
Mevrouw Gesthuizen (SP):
Dat klopt.
De heer Elias (VVD):
De staatssecretaris van Economische Zaken, die thans geen deel meer uitmaakt van het kabinet, heeft gezegd dat daaraan wordt gewerkt. Men is er druk mee bezig. De mogelijkheid van het opleggen van hoge boetes zal worden ingevoerd; de termen last- en dwangsom zijn genoemd en de bedragen lopen tot honderdduizenden euro's op. Dat is toch het meest effectieve wat hiertegen kan worden gedaan? Als een werkgever die zich misdraagt daadwerkelijk een boete krijgt, is dat hele onderzoek toch niet meer nodig?
Mevrouw Gesthuizen (SP):
Ik denk daar anders over. De praktijk van de afgelopen jaren leert ons dat de consument nog steeds het slachtoffer wordt van werkgevers die zich slecht gedragen, ondanks het feit dat wij er in de Kamer al een aantal jaren over praten. Ik wil dat op deze manier graag ondervangen.
De heer Elias (VVD):
De staatssecretaris heeft – naar mijn idee volkomen terecht – gezegd dat we een aantal procedures door moesten. Dat kost tijd. Sinds kort kunnen wij effectief boetes opleggen. Wat mevrouw Gesthuizen wil, vind ik zo'n verhaal voor de bühne, in verkiezingstijd!
Mevrouw Gesthuizen (SP):
Nee, wij kunnen al heel lang effectieve boetes opleggen. Elk bedrijf dat zich niet netjes houdt aan de regels die wij in dit land hebben, kan op ieder moment een boete opgelegd krijgen. Er is echter een verschuiving gaande. Jaren terug was er veel meer colportage en misschien komt dat wel terug. Het parlement moet zich gewoon aanpassen aan de veranderende omstandigheden. Ik constateer dat er nog steeds veel klachten zijn van consumenten die zeggen: ik word niet alleen op een ongunstig tijdstip gebeld maar ik word ook nog eens beduveld aan de telefoon. Ik wil daaraan een einde maken en wat mij betreft, zijn er meer wegen die naar Rome leiden.
Minister Hirsch Ballin:
Voorzitter. Ik reageer graag op de drie ingediende moties. Ik doe dat mede namens mijn collega van Economische Zaken, mevrouw Van der Hoeven, die de taken en verantwoordelijkheden op dit terrein volledig behartigt na het aftreden van de staatssecretaris van Economische Zaken, naar wie in het debat nog werd verwezen.
Ik ga allereerst in op de motie van mevrouw Aasted Madsen-van Stiphout, mevrouw Vos en mevrouw Van Gesthuizen over telefonische verkoop. Wij hebben begrip voor de achterliggende gedachte van die motie, namelijk voorkomen dat de consument wordt overrompeld. Toch hebben wij ook enige bezwaren tegen die motie. Het voorstel dat vervat is in de motie betekent dat op initiatief van de ondernemer geen telefonische overeenkomsten meer kunnen worden gesloten. Dat zou een belangrijke en laagdrempelige wijze van contract sluiten onmogelijk maken. Die wijziging zou bovendien voor alle ondernemers gelden. Dat is disproportioneel; daarmee worden de ondernemers die het goed doen de dupe van incidenten die veroorzaakt zijn door enkele kwaadwillenden. De schriftelijke bevestiging zou alleen gelden voor de diensten waarbij het initiatief tot het gesprek van de ondernemer is gekomen, niet als de consument zelf heeft gebeld. Dat onderscheid lijkt mij moeilijk te handhaven. Het is ook gemakkelijk te omzeilen. Een ondernemer kan op internet adverteren met een aanbieding en de klant laten bellen naar een gratis telefoonnummer of tijdens het gesprek de consument vragen om terug te bellen. Het zal ook niet leiden tot een reductie in administratieve lasten omdat er geen wettelijke verplichting tot het opnemen van een voicelog bestaat. De huidige specifieke wet- en regelgeving inzake verkoop op afstand kent al voldoende bescherming voor de consumenten. Hij moet tijdens het telefoongesprek de voorgeschreven informatie ontvangen. De consument krijgt daarvan ook een schriftelijke bevestiging en heeft vervolgens een herroepingsrecht van zeven werkdagen. Ik vind echter wel – dat vindt mijn collega van Economische Zaken ook – dat er nog harder en sneller kan worden opgetreden tegen incidenten. Mijn collega zal daarom de handhavingsbevoegdheden van de consumentenautoriteit verder versterken. Zoals al is aangekondigd tijdens het AO in april is daarvoor een wetswijziging in voorbereiding. Die wijziging zal niet alleen betrekking hebben op de specifieke situatie van de telefonische verkoop maar generiek van karakter zijn en voor alle aanbiedingsvormen gelden. Het voorstel omvat een aanwijzingsbevoegdheid voor de consumentenautoriteit, een informatie- en waarschuwingsbevoegdheid, het verhogen van de boetes en het opleggen van aanvullende maatregelen bij een last onder dwangsom. Die zou ook kunnen worden opgelegd als in een specifiek geval sprake blijkt van misbruik van telefonische contacten. Ik herhaal dat ik sympathie heb voor de doelstelling van de motie. Een bepaling die inhoudt dat een contract pas bekrachtigd wordt nadat de consument een handtekening heeft geplaatst, schriftelijk of digitaal, gaat in mijn ogen echter verder dan noodzakelijk is.
Mevrouw Aasted Madsen-van Stiphout (CDA):
Voorzitter. De minister vertelt dat de goeden onder de kwaden leiden omdat telefonische verkoop niet meer mogelijk zou zijn. Die conclusie is onjuist. Met mijn motie sta ik de telefonische verkoop niet in de weg. Ik stel slechts voor om de 2% tot 3% die toehapt op de aanbieding, dat nog eventjes te laten bevestigen. Het levert nul administratieve lasten op, omdat de aanbieder nu al een enveloppe moet sturen met daarin de algemene voorwaarden en de uitleg over het herroepingsrecht. Het enige wat hij hoeft te doen, is iets anders in de enveloppe stoppen, namelijk de offerte. Wat dat betreft, is er eigenlijk niets aan de hand. Waar het ministerie het accent legt op het beboeten van de bedrijven, leggen wij het accent op het voorkomen van ellende. Wij willen de consument beschermen. Wij vinden dat belangrijker dan het beboeten van bedrijven.
Minister Hirsch Ballin:
Ik dank mevrouw Aasted Madsen-van Stiphout voor de gegeven toelichting. Dat neemt niet weg dat ik in de motie lees dat de regering wordt opgeroepen om te bepalen dat de overeenkomst pas is bekrachtigd nadat er een handtekening is geplaatst, schriftelijk of digitaal. Dat betekent dus, in juridische termen verwoord, dat de overeenkomst dan pas rechtsgeldig tot stand is gekomen. Het is dan geen telefonische verkoop meer, maar een telefonische inleiding tot een schriftelijke verkoop.
De heer Elias (VVD):
Of ik heb niet goed opgelet, of ik heb het politieke oordeel van de minister over de motie niet gehoord.
Minister Hirsch Ballin:
Ik heb geprobeerd om te verwoorden waarom wij het aanvaarden van de motie ontraden. Misschien heb ik dat, wegens mijn sympathie voor de achterliggende intenties alsmede onze wens om de consument toereikende bescherming te geven – ik heb ook verwezen naar de toezegging van collega Van der Hoeven op het punt van de Consumentenautoriteit – zo mild doen klinken dat het de heer Elias ontging.
De heer Elias (VVD):
Wij zijn het erover eens dat de consument moet worden beschermd, alleen denkt mijn fractie dat dit daarbij niet helpt.
Minister Hirsch Ballin:
Voorzitter. Ik kom bij de motie van mevrouw Aasted Madsen-van Stiphout en mevrouw Vos over de internetsnelheden. Ook die motie is sympathiek. Ik zal goed opletten dat ik het dictum zo dadelijk ook helder verwoord. Transparantie is erg belangrijk en internetsnelheid ook, zo voeg ik daaraan uit eigen ervaring toe. De consument moet weten waaraan hij of zij toe is en een goede keuze kunnen maken op basis van juiste informatie. De feitelijke internetsnelheid is, zoals de indiensters ongetwijfeld weten, van veel technische factoren afhankelijk, zowel in het netwerk van de internetprovider als bij de consument thuis. De toenmalige staatssecretaris, de heer Heemskerk, heeft dat eerder bij de beantwoording van vragen van uw Kamer tot uitdrukking gebracht. Collega Van der Hoeven heeft dat op 8 april ook gedaan. Absolute duidelijkheid over de daadwerkelijke snelheid is dus moeilijk te geven, maar ik ben het wel met de indiensters eens dat in de informatievoorziening over internetsnelheden een belangrijk aandachtspunt ligt. Ik zal dan ook graag kijken of wij die kunnen verbeteren, waarbij wij ook de vrijwillige gedragscode van de Britten zullen betrekken. In die code is onder meer neergelegd dat aanbieders consumenten informeren dat de aangegeven snelheid een maximum betreft en dat de daadwerkelijke internetsnelheid, afhankelijk van technische factoren, waarschijnlijk lager is. Ik hoop dat deze toezegging ook wordt herkend door de indiensters van de motie. Ik probeer nu non-verbaal contact met hen te maken, wat even moeilijk valt nu de heer Graus mevrouw Aasted Madsen in beslag neemt en mevrouw Vos door haar bagage in beslag wordt genomen. Nu ik hun aandacht weer heb, zeg ik dat ik de indruk heb dat deze intentie goed spoort met wat zij met de motie beogen. Ik merk deze motie aan als ondersteuning van het beleid. Een eventuele aanneming ervan door uw Kamer zullen wij met vreugde tegemoet zien.
Mevrouw Gesthuizen (SP):
Er is over dit onderwerp een aantal Kamervragen gesteld aan het begin van dit jaar. Begrijp ik goed dat de minister van mening is dat internetproviders in hun advertenties moeten aangeven dat het maximumsnelheden betreft, zoals zijn voorganger op dit dossier, de heer Heemskerk, zei? Is hij nog steeds van mening dat die transparantie in ieder geval gegarandeerd moet zijn?
Minister Hirsch Ballin:
Ik heb net gezegd wat bepalend is voor de feitelijke internetsnelheid. Als de redactie van een advertentie de indruk wekt dat de snelheid die men aangeeft ook daadwerkelijk de via het apparaat van de consumenten te ontvangen snelheid is, dan zou dat geen juiste informatie zijn. De juiste informatie zou zijn dat dit de maximaal te realiseren snelheid is onder de vereiste omstandigheden van doorgifte en ontvangst.
Mevrouw Gesthuizen (SP):
De minister kan internetproviders dus ook dwingen om aan te geven dat het maximale snelheden betreft?
Minister Hirsch Ballin:
Het betreft civiel recht. De consument, respectievelijk de collectieve belangenbehartiger van de consument, is dus degene die dwingt. Daarnaast zijn er nog de mogelijkheden in geval van onjuiste informatievoorziening uit het oogpunt van concurrentie en eerlijke mededinging.
Ten slotte ga ik in op de motie van mevrouw Gesthuizen over de beloningsstructuur van callcentra. Het kabinet ziet geen reden om in te grijpen in de beloningsstructuur van medewerkers van callcentra. Dat is iets voor werkgevers en werknemers. Perverse prikkels die ertoe leiden dat verkopers consumenten misleiden of agressief benaderen, zijn volstrekt ongewenst. Daar zullen wij zo nodig brancheorganisaties op aanspreken. Dergelijke praktijken kunnen door middel van de Wet oneerlijke handelspraktijken worden aangepakt door de Consumentenautoriteit.
Brancheorganisaties van callcentra, maar ook van bijvoorbeeld energiebedrijven, zien in dat consumenten op een eerlijke manier moeten worden geïnformeerd. Uiteindelijk gaat het niet om ingrijpen in de beloningen, maar wel om hard optreden tegen verkopers die de wet- en regelgeving met voeten treden. Die aanpak staat het kabinet voor ogen. Daarom ontraad ik deze motie.
Ik hoop hiermee van regeringszijde de vereiste duidelijkheid te hebben gegeven.
De beraadslaging wordt gesloten.
De voorzitter:
Wij zullen bij de eindstemming stemmen over de bij dit VAO ingediende moties.
Kopieer de link naar uw clipboard
https://zoek.officielebekendmakingen.nl/h-tk-20092010-85-7147.html
De hier aangeboden pdf-bestanden van het Staatsblad, Staatscourant, Tractatenblad, provinciaal blad, gemeenteblad, waterschapsblad en blad gemeenschappelijke regeling vormen de formele bekendmakingen in de zin van de Bekendmakingswet en de Rijkswet goedkeuring en bekendmaking verdragen voor zover ze na 1 juli 2009 zijn uitgegeven. Voor pdf-publicaties van vóór deze datum geldt dat alleen de in papieren vorm uitgegeven bladen formele status hebben; de hier aangeboden elektronische versies daarvan worden bij wijze van service aangeboden.