Aan de orde is het debat naar aanleiding van een algemeen overleg op 15 oktober 2009 over water.

De voorzitter:

Zoals men weet, geldt het kerstregime.

De heer Koppejan (CDA):

Voorzitter. Mede namens collega Boelhouwer dien ik de volgende motie in.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat ruim een jaar geleden de tweede Deltacommissie haar advies heeft gepresenteerd;

constaterende dat, om de samenhang en de voortgang te bevorderen, deze commissie adviseerde om een Deltaregisseur aan te stellen;

constaterende dat deze Deltaregisseur inmiddels Deltacommissaris wordt genoemd;

constaterende dat er nog geen Deltacommissaris benoemd is,

overwegende dat de voortgang van het Deltaprogramma gebaat is bij een snelle benoeming van een Deltacommissaris;

overwegende dat de Deltacommissaris gezaghebbend moet kunnen opereren;

overwegende dat deze functionaris gepositioneerd wordt op het kruispunt tussen Rijk en regio en tussen ambtenarij, bestuurders en politiek, zodat voortvarend kan worden toegewerkt naar besluitvorming;

verzoekt de regering, zo spoedig mogelijk, doch uiterlijk eind 2009, een Deltacommissaris te benoemen,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Koppejan en Boelhouwer. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 145(27625).

Mevrouw Neppérus (VVD):

Voorzitter. Ik wil twee moties indienen. Ik zeg er wel bij dat de eerste nadrukkelijk ook ligt op het terrein van de minister van VROM. Ik vertrouw erop, en ik kijk de minister van Verkeer en Waterstaat aan, dat hij er namens het kabinet op zal reageren.

De eerste motie dien ik mede in namens de heer Van der Staaij van de SGP.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat de Nederlandse overheid met het opstellen van het Besluit kwaliteitseisen en monitoring water uitvoering wil geven aan de Europese Kaderrichtlijn Water;

overwegende dat de implementatie van deze richtlijn in omliggende landen in een ander tempo en minder gedetailleerd lijkt plaats te vinden;

verzoekt de regering om het definitieve besluit minder gedetailleerd te maken zodat Nederland niet uit de pas loopt ten opzichte van andere Europese landen,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Neppérus en Van der Staaij. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 146(27625).

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat de Nederlandse overheid met het vastleggen van een norm voor de maximumtemperatuur van oppervlaktewater voldoet aan de Europese Kaderrichtlijn Water;

overwegende dat de implementatie van deze richtlijn in omliggende landen in een ander tempo plaatsvindt;

overwegende dat de beïnvloeding van de temperatuur van oppervlaktewater in Nederland niet slechts aan nationale invloeden onderhevig is, maar tevens aan invloeden vanuit omliggende landen;

overwegende dat Nederlandse elektriciteitsproducenten geen nadelige gevolgen mogen ondervinden van een andere interpretatie of implementatiesnelheid van de Europese Kaderrichtlijn Water in omliggende landen;

van mening dat de huidige uitzonderingspositie in warme perioden voor wateren waaraan elektriciteitscentrales staan, zoals verwoord in het Nationaal Waterplan, niet dekkend is voor het volledige Nederlandse elektriciteitsproductiepark;

verzoekt de regering, de uitzonderingspositie voor wateren waaraan elektriciteitscentrales staan in het Nationaal Waterplan uit te breiden met de categorie "meren",

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Neppérus. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 147(27625).

De vergadering wordt enkele ogenblikken geschorst.

De voorzitter:

Wij gaan luisteren naar het antwoord van de minister, die de staatssecretaris vervangt op een onbekend terrein. Maar daar hebben de Kamerleden begrip voor.

Minister Eurlings:

Voorzitter. Dank u wel. Ik poog de nog steeds zieke staatssecretaris ook nu op een zo goed mogelijke manier te vervangen. Ik dank u voor de coulance dat ik eventjes ruggespraak kon plegen.

De staatssecretaris laat u weten dat zij met tevredenheid terugkijkt naar het debat met uw Kamer van 15 oktober jongstleden waarbij nadrukkelijk is stilgestaan bij de uitvoering van het advies van de Deltacommissie. Bij de uitvoering van dat advies speelt de Deltacommissaris natuurlijk een grote rol. Uw Kamer positioneert zich met de ingediende motie-Koppejan/Boelhouwer heel nadrukkelijk. Ik kan u melden dat de regering uw positie niet alleen begrijpt, maar ook een heel goede positie vindt. Daarom zal de regering, zo de motie wordt aangenomen – daar ziet het ook vanwege de breedte van de ondertekening naar uit – die met graagte uitvoeren. Deze motie vinden wij een ondersteuning van het beleid.

Mevrouw Neppérus heeft twee moties ingediend, waarvan de eerste is meegetekend door de heer Van der Staaij. De motie verzoekt de regering om het definitieve Besluit Kwaliteitseisen en Monitoring Water minder gedetailleerd te maken en niet uit de pas te lopen ten opzichte van andere Europese landen. Eigenlijk impliceert deze motie dat wij in Nederland een soort nationale kop hebben en gewoon te veel doen. Ik heb ruggespraak gepleegd, want ik ben niet iemand van nationale koppen: geen gekke Henkie in Europa. Maar ik ben ook niet iemand van infractieprocedures en het niet uitvoeren van Europese besluiten. Ik vind dat wij moeten doen wat de Europese democratie met onze Nederlanders daar aanwezig heeft afgesproken, niet meer, maar ook niet minder. Volgens ons beeld gebeurt de implementatie van de Kaderrichtlijn Water precies zoals Europa het voorschrijft en doen ook bijna alle andere landen dat. Als er een uitzonderingsland is – er lijkt er eentje te zijn niet zo ver van ons land vandaan – dat minder doet dan Europa vraagt, riskeert zo'n land als vanzelfsprekend een infractieprocedure. Die weg willen wij niet opgaan. Ik moet de motie ontraden, omdat wij volgens ons beeld niet meer doen dan Europa vraagt. Maar ik kan u wel toezeggen dat wij ook niet meer zullen doen dan Europa vraagt. Wij zijn geen gekke Henkie.

De voorzitter:

Het is kerstregime, mevrouw Neppérus: alleen als u het niet begrijpt, maar niet voor een debat. Daarvoor hebt u het AO gehad.

Mevrouw Neppérus (VVD):

Ik begrijp de conclusie van de minister. Het punt is dat in dat debat toch echt aan de orde is geweest, ook aan de zijde van het kabinet, dat bij dat ontwerpbesluit wel eens zou kunnen spelen dat wij wat meer gedetailleerd zijn. Ik zou de minister dat toch in de gedachtevorming voor de toekomst willen meegeven.

Minister Eurlings:

Dat is helder. Het lijkt erop dat de manier waarop je het implementeert ook samenhangt met de wetgeving die wij in Nederland al op dat vlak hebben. Als die heel gedetailleerd is, zou het strikt uitvoeren van datgene wat Europa vraagt ook daar tot detaillering kunnen leiden. Dat vergt dat wij meer in den brede kijken hoe wij onze wetgeving op dit gebied minder gedetailleerd kunnen maken. Nogmaals, ik vind niet dat hier een nationale kop is. Daarom moet ik deze motie ontraden. Maar het punt van mevrouw Neppérus – let op uw zaak, ga niet te ver – spreekt ook mij zeer aan.

De tweede motie van mevrouw Neppérus verzoekt de regering, de uitzonderingspositie voor wateren waaraan elektriciteitscentrales staan in het Nationaal Waterplan uit te breiden met de categorie "meren". Volgens ons inzicht – ik heb er net nadrukkelijk met de beleidsmedewerkers over gesproken – geeft de huidige richtlijn de mogelijkheid van tijdelijke uitzonderingsposities, ook voor meren. Op basis daarvan zou mijn beantwoording zijn: er is dus geen noodzaak hiertoe, wij moeten de motie ontraden. Maar ik wil mevrouw Neppérus een handreiking doen. De staatssecretaris is op dit moment niet aanwezig. Als mevrouw Neppérus de motie kan aanhouden, kan ik haar toezeggen dat de staatssecretaris middels een schrijven aan uw Kamer nadrukkelijker zal ingaan op de beantwoording van de vraagstelling die zij hier voorlegt. Ik zie mevrouw Neppérus knikken, dus ik hoop dat het kan.

De voorzitter:

Mevrouw Neppérus houdt haar motie aan.

Minister Eurlings:

Waarvoor dank. Ik dank u vriendelijk.

De voorzitter:

Op verzoek van mevrouw Neppérus stel ik voor, haar motie (27625, nr. 147) van de agenda af te voeren.

Daartoe wordt besloten.

De beraadslaging wordt gesloten.

De voorzitter:

Bij de aanvang van de middagvergadering stemmen wij over de moties over water en over vreemdelingen.

Naar boven