Aan de orde is de voortzetting van de behandeling van:

het wetsvoorstel Vaststelling van de begrotingsstaten van het Ministerie van Justitie (VI) voor het jaar 2010 (32123 VI).

De algemene beraadslaging wordt hervat.

Staatssecretaris Albayrak:

Voorzitter. De fracties van SGP en ChristenUnie maakten zich zorgen over een wetsvoorstel in Iran dat de doodstraf zet op mensen die zich bekeren tot het christelijk geloof. Voor zover wij hebben kunnen nagaan, ook middels het ministerie van Buitenlandse Zaken, is dit wetsvoorstel nog niet erdoor. We weten ook niet zeker of het uiteindelijk kracht van wet zal krijgen en in welke vorm. We kunnen er in dat opzicht nog niet op vooruitlopen, maar we houden het in de gaten en zullen de Kamer de ontwikkelingen melden zodra die te melden zijn.

De heer Van Haersma Buma vraagt mij om geen nieuwe vormen van categoriale bescherming in te voeren. De wet biedt de mogelijkheid om mensen die vluchten voor oorlog te beschermen, ook vanwege het feit dat ze uit dat land komen, en voor een geringe individuele beoordeling. Als ergens in de wereld een situatie ontstaat waar mensen voor op de vlucht slaan, zal ik ons beleid moeten toepassen. Ik praat er altijd met de Kamer over of dat in dat incidentele geval ook nodig is. Iets anders is de discussie die wij binnenkort met de Kamer voeren over een brief die ik voor het kerstreces nog zal sturen over de houdbaarheid van het beleid als zodanig. Je moet echter zuiver zijn. Als het in de wet staat, dan moet je het toepassen als daar redenen voor zijn.

De heer Van Haersma Buma (CDA):

Ik heb de neiging om te zeggen dat het op termijn niet houdbaar is. De staatssecretaris zegt dat we daarover gaan praten. Dan praten we dus over de wet en de toekomst. Dat is een prima antwoord. Ik neem daar genoegen mee. We zullen daarop terugkomen, waarbij onze stelling is dat het beleid op termijn niet houdbaar is.

Staatssecretaris Albayrak:

Ik heb zelf al een paar keer in de Kamer aangegeven dat de consequenties voor Nederland, in Europa, omdat wij een hogere bescherming bieden dan veel andere landen, inmiddels niet meer acceptabel zijn. Ik ben aan het bekijken hoe we het beleid zo kunnen aanpassen dat we gerichter de echte vluchtelingen beschermen en zo min mogelijk de mensen die fraude en misbruik plegen.

De heren Van Haersma Buma en Anker vragen naar het Platform Duurzame Terugkeer. Ik heb al gesproken over de samenwerking met de minister voor Ontwikkelingssamenwerking. Er is een platform opgericht waarin vooral kerkelijke en niet-kerkelijke organisaties op het gebied van terugkeer actief zijn. Ik ben ontzettend blij met deze ontwikkeling, omdat dat veel ngo's zijn die misschien wel voor het eerst zo hartstochtelijk gaan voor het meewerken aan terugkeer. Dat vind ik winst. Daarom geloven wij erin en is ook het budget van 10 mln. hiervoor beschikbaar gekomen. We hebben het voornemen om zeer binnenkort een besluit te nemen over welke organisaties binnen dat platform actief zullen zijn en over de voorstellen, want wij wachten op concrete voorstellen om bij de terugkeer te helpen. Daar willen we in geloven. We zullen al die initiatieven serieus bekijken.

Mevrouw Verdonk (Verdonk):

Waar zijn die 10 mln. voor bedoeld?

Staatssecretaris Albayrak:

Die zijn bedoeld voor projecten om de terugkeer van mensen, waar mogelijk vrijwillig en met ondersteuning van deze organisaties, duurzaam vorm te geven.

Mevrouw Verdonk (Verdonk):

Wat gaan die organisaties toevoegen aan het beleid dat de IND nu al uitvoert en aan het beleid dat uitgevoerd wordt door die heel mooie nieuwe Dienst Terugkeer en Vertrek die niets te doen heeft? Wat voegen ze nog toe?

Staatssecretaris Albayrak:

Mevrouw Verdonk weet dat de Dienst Terugkeer en Vertrek sinds de twee jaar dat zij is opgericht, zeer effectief werkt en een bijdrage levert aan hogere vertrekcijfers, waarbij ook sprake is van gedwongen uitzet. Het Platform Duurzame Terugkeer gaat vooral helpen mensen vrijwillig tot terugkeer te bewegen, omdat wij menen dat dit een veel duurzamere manier van teruggaan is. Het gaat om ontwikkelingsorganisaties die vaak in de landen zelf zitten, zoals kerkelijke organisaties die mensen kunnen helpen met het opbouwen van een bestaan als zij terug zijn.

Mevrouw Verdonk (Verdonk):

Weer een hoop geld over de balk. Het cijfer van gedwongen terugkeer, dat volgens u zo is gestegen, was 6000 in de eerste helft van 2007. In de eerste helft van 2009 is dat 3500. Dat komt uit uw eigen Vreemdelingenrapportage. Dat is een flinke stijging.

Staatssecretaris Albayrak:

Ja, maar u moet ook goed luisteren naar wat ik zeg. Het aandeel daarbinnen dat via DT&V is uitgezet, is gestegen. Dat is wat ik zei. Ik had het niet over de absolute cijfers.

Mevrouw Verdonk (Verdonk):

Ik noem u de aantallen gedwongen terugkeer. De gedwongen terugkeer is gedaald van 6000 naar 3500. Simpel. Het staat in uw eigen overzicht. Zeg nou gewoon dat het erin staat.

Staatssecretaris Albayrak:

Ik heb dat al gezegd, maar dat was uw vraag niet. U had het over een dienst die niet functioneert. Ik zeg: die dienst functioneert en steeds beter. Het aandeel dat via die dienst is weggegaan binnen het totaal, is gestegen.

Mevrouw Verdonk (Verdonk):

Kleine correctie: ik heb niet gezegd dat die dienst niet functioneert, maar dat die dienst niets heeft te doen omdat er niemand uit hoeft.

De voorzitter:

De staatssecretaris vervolgt haar betoog.

Staatssecretaris Albayrak:

De heer Fritsma vraagt hoeveel criminelen er in Nederland zijn op artikel 3 EVRM. De geautomatiseerde registratie van de IND stelt ons niet in staat om die cijfers zo aan te reiken.

De heer Fritsma (PVV):

Nu breekt echt mijn klomp. Wij weten dus niet hoeveel oorlogsmisdadigers, hoeveel terroristen, hoeveel moordenaars en hoeveel andere criminelen in Nederland rustig een bestaan kunnen opbouwen omdat zij niet mogen worden uitgezet vanwege artikel 3 EVRM. Dit is toch niet te geloven! De staatssecretaris vertelt doodleuk dat wij geen flauw idee hebben over dat aandeel.

Staatssecretaris Albayrak:

Nee, ook u moet goed luisteren, mijnheer Fritsma.

De heer Fritsma (PVV):

Voorzitter, ik ben aan het woord.

Mevrouw Albayrak, u zegt net dat u geen idee hebt hoeveel oorlogsmisdadigers, terroristen, moordenaars et cetera hier in Nederland bescherming genieten in gevolge artikel 3 EVRM, omdat de IND dat niet registreert. Dat zegt u en dat is onacceptabel.

Staatssecretaris Albayrak:

Wilt u ook nog een antwoord?

De voorzitter:

Mijnheer Fritsma, u moet via mij spreken. U moet dus niet "u" zeggen, maar "voorzitter", "de staatssecretaris is van mening ..."

De heer Fritsma (PVV):

Ik begrijp het, voorzitter.

De voorzitter:

Ja, nu al? Fijn.

De heer Fritsma (PVV):

Ik wil nu graag een antwoord.

Staatssecretaris Albayrak:

Die specifieke vraag, vraagt een registratie die op dit moment niet wordt gedaan. Dat is echter wat anders dan dat wij geen zicht hebben op hoeveel 3-EVRM'ers er zijn. U vraagt specifiek hoeveel criminelen niet uitgezet mogen worden omdat ze worden gedood dan wel gemarteld als zij worden uitgezet. Dat mogen wij niet. Dat weet u. U vraagt in hoeveel gevallen dat aan de orde is. Wij hebben verschillende categorieën waarin dat aan de orde is en daar hebben wij steeds zicht op. Het gaat om de 1F'ers, de oorlogsmisdadigers en andere criminelen. De IND-registratie genereert echter geen optelsom van dat alles. Ik zou niet weten met welk doel, want wij hebben al gericht beleid op elk van die onderdelen.

De voorzitter:

Het verzoek om via de voorzitter te spreken, geldt ook voor de staatssecretaris. Ook u moet Kamerleden niet rechtstreeks aanspreken.

De heer Fritsma (PVV):

Ik zal de staatssecretaris vertellen wat het doel is en waarom dit belangrijk is. Ik heb een heleboel vragen gesteld over die Irakese moordenaar.

Staatssecretaris Albayrak:

Daar kom ik nog over te spreken.

De heer Fritsma:

Ik hoop het van harte, maar het gaat om dit soort gevallen. Dit soort beesten kan rustig in Nederland een bestaan opbouwen omdat artikel 3 EVRM bestaat. Hoeveel van deze categorie criminelen of andere criminelen, terroristen en oorlogsmisdadigers hebben wij? Iemand die niet crimineel is en waarvoor artikel 3 EVRM geldt, is niet te vergelijken met personen in zo'n zaak die ik net noemde. Binnen de categorie mensen die bescherming geniet op grond van artikel 3 EVRM, moet de staatssecretaris kunnen zeggen hoeveel er crimineel of oorlogsmisdadiger zijn.

De voorzitter:

Duidelijk. Dank u wel mijnheer Fritsma.

De heer Fritsma (PVV):

Daar moet je toch zicht op hebben?

Staatssecretaris Albayrak:

Ik weet werkelijk niet hoe de heer Fritsma het in zijn hoofd haalt dat criminelen die wij niet kunnen uitzetten, een verblijfsvergunning krijgen. Ik kom nog te spreken te spreken over de individuele zaken.

De heer Fritsma (PVV):

Voorzitter ...

De voorzitter:

Nu is de staatssecretaris aan het woord.

Staatssecretaris Albayrak:

Als wij artikel 3 EVRM tegenwerpen, dus als wij mensen niet mogen uitzetten naar een land waar men gedood gaat worden, dan is niet het alternatief dat zij een verblijfsvergunning krijgen. Wij geven mensen dan een aanzegging tot vertrek. Veel van die mensen gaan ook weg, zij vertrekken. Wij hebben de discussie over 1F gevoerd en daarbij is feilloos aangetoond hoe wij zelf proberen om oorlogsmisdadigers te vervolgen, en dat, als dat niet het geval is, mensen in ieder geval niet in aanmerking komen voor een verblijfsvergunning.

De heer Fritsma (PVV):

Ik heb het over artikel 3 EVRM. Ik heb het helemaal niet over verblijfsvergunningen. Het punt is dat deze mensen in Nederland kunnen blijven, omdat zij inderdaad niet uitgezet kunnen worden; dus zij blijven hier! Hoeveel criminelen zitten daarbij? Hoeveel oorlogsmisdadigers? Hoeveel terroristen? Dat is een relevante vraag en die vraag kunt u niet eens beantwoorden.

De voorzitter:

Beiden zouden via mij spreken.

Staatssecretaris Albayrak:

De heer Fritsma vraagt eigenlijk naar de bekende weg. Wij hebben een halfjaarlijkse rapportage over de vreemdelingenketen, waarin heel veel staatjes staan. Ik heb de heer Fritsma uitgenodigd om aan te geven hoe die rapportage kan worden verbeterd en welk type informatie hij structureel wil ontvangen. Een deel daarvan hebben wij al verwerkt en met een ander deel daarvan zijn wij nog bezig. Wij zullen erop reageren. Ik zeg het nogmaals: elke manier van registreren die ergens aan bijdraagt, zoals beargumenteerd door de heer Fritsma, willen wij graag in overweging nemen als wij beter kunnen registeren. Een optelsom van verschillende categorieën moet hem dat aantal al geven. Hij heeft de rapportages.

De heer Fritsma (PVV):

Voorzitter ...

De voorzitter:

Mijnheer Fritsma, u hebt drie keer uw vraag kunnen stellen. Dat is de regel hier in dit huis. Als u er nog meer aan wilt toevoegen, hebt u daar straks de tweede termijn voor.

De staatssecretaris vervolgt haar betoog.

Staatssecretaris Albayrak:

Voorzitter. De heer Anker vraagt eigenlijk weer naar het antwoord op een van zijn eerder gestelde vragen. Hij heeft gevraagd of de B9-regeling in Italië aanzuigend werkt: de bescherming van slachtoffers. Ik heb al toegezegd dat de effecten van de Italiaanse aanpak zullen worden gekoppeld aan de evaluatie van de Europese richtlijn bestrijding mensenhandel. Ik verwacht dat die evaluatie medio 2010 klaar zal zijn. Wij kijken ook naar het beleid in andere landen dan alleen Italië.

Over de Belgiëroute wil ik kort zijn. Deze route wordt zowel op nationaal niveau als in onze bilaterale relatie met België alsook op Europees niveau door dit kabinet aangepakt. Binnenkort krijgt de Kamer een brief over dit onderwerp. Daarna zullen wij hierover spreken.

De heer Fritsma verzoekt om een exitonderzoek onder emigranten. Nederland heeft geen beleid meer inzake emigratie: mensen die Nederland verlaten. Vroeger is dat overigens wel het geval geweest. Ik zie daar ook geen reden voor. De heer Fritsma beperkt zich namelijk tot een deel van de emigranten. Als hij zich zorgen maakt om het vertrek van Nederlanders uit Nederland, maakt hij zich dan ook zorgen om Turken, die nu in grote getale teruggaan naar Turkije? Dat zijn ook Nederlanders die teruggaan. Ik zie werkelijk geen doel van een exitonderzoek onder emigranten. Ik zie werkelijk niet dat dit een bijdrage zou kunnen leveren aan een beter emigratiebeleid.

De heer Fritsma (PVV):

Ik bedoel emigranten, geen remigranten. U moet toch erkennen dat het handig is om te weten waarom zo veel mensen emigreren naar landen als Canada en Australië. Ik weet zeker, ook op grond van mails die de PVV-fractie binnenkrijgt, dat heel veel mensen Nederland beu zijn in verband met massa-immigratie, islamisering en overbevolking.

Staatssecretaris Albayrak:

Dat kan zijn.

De heer Fritsma (PVV):

Daar moet naar gekeken worden, omdat ook dat een gevolg is van de massa-immigratie. Een gevolg van de massa-immigratie is dat tienduizenden mensen uit Nederland vertrekken, omdat zij die massa-immigratie niet willen. Daar moet u naar kijken. Anders sluit u, zoals gewoonlijk, uw ogen voor de gevolgen van massa-immigratie. Het exitonderzoek waar ik om heb gevraagd, is noodzakelijk.

Staatssecretaris Albayrak:

Er zijn meerdere redenen waarom mensen Nederland in komen en uit gaan. Wij zijn een open economie, er zijn heel veel Nederlanders die tijdelijk naar het buitenland gaan om bijvoorbeeld te werken en daarna weer terugkomen. Er zijn mensen die ervoor kiezen om permanent naar het buitenland te gaan, om welke reden dan ook. Soms heeft dat er inderdaad mee te maken dat zij zich niet meer prettig voelen in Nederland. Ik zou dat betreurenswaardig vinden. Er moet geen enkele reden zijn die gegeven is door de situatie in Nederland om in een ander land te willen gaan wonen. Dat werkt beide kanten op, mijnheer Fritsma. In uw ogen kan dit zijn omdat het immigratiebeleid niet deugt, maar dat kan ook zijn omdat de wijze waarop wij met elkaar in Nederland over mensen zijn gaan spreken, die mensen helemaal niet aanstaat. Ik heb reden om te vermoeden dat de redenen voor emigratie zo breed zijn dat een slim iemand zoals u die echt wel zelf kan bedenken.

De heer Fritsma (PVV):

Waar het hier om gaat, is dat de bevolkingssamenstelling van dit land echt ongelooflijk aan het veranderen is. Tienduizenden Nederlanders pakken hun biezen, gaan naar landen als Australië en Canada. Zij vinden het hier niet fijn meer en ondertussen laat u tienduizenden kansarmen in dit land toe, mensen uit Marokko, Afghanistan en andere landen. Dat trekt een zware wissel op de economie. Het is belangrijk om de gevolgen van de veranderende samenstelling voor de economie in kaart te brengen. Dat moet het kabinet toch met mij eens zijn.

Staatssecretaris Albayrak:

Natuurlijk, ik zei al dat ik mij zorgen maak als ook maar één individu uit Nederland weggaat, omdat hij zich hier niet meer prettig voelt, zeker als dat een nadelig effect op de economische ontwikkeling zou hebben. U heeft het over remigranten. Ik maak mij echter zorgen omdat Turks-Nederlandse jongeren die hier geboren zijn, teruggaan naar Turkije omdat ze daar economische kansen zien. Dat is geen remigratie, maar emigratie, want ik heb het over Nederlanders die hier geboren zijn. Ik heb liever dat deze mensen, die wij met Nederlands geld hebben opgeleid, hier blijven en een bijdrage aan onze samenleving leveren.

De heer Fritsma (PVV):

Dan is het simpel: breng al die gevolgen in kaart. Kijk naar de veranderende bevolkingssamenstelling. Neem al die tienduizenden mensen die weggaan in aanmerking en ook al die tienduizenden die wij ervoor terugkrijgen en die vaak analfabeet zijn. Trek daarna uw conclusies en laat zien wat dit betekent voor de Nederlandse economie, voor de Nederlandse kenniseconomie.

Staatssecretaris Albayrak:

Voorzitter. Ik zeg nogmaals: ik heb geen behoefte aan een dergelijk onderzoek.

Mevrouw Verdonk (Verdonk):

Voorzitter. De staatssecretaris maakt het debat op haar manier weer heel schimmig. Het gaat erom dat jonge veelbelovende mensen uit Nederland weggaan om elders een toekomst op te bouwen. Het doet er dan niet toe of dat de tweede generatie Turken is of dat dat autochtone Nederlanders zijn. Dat maakt mij niets uit. Van een goed onderzoek naar de aantallen vertrekkende mensen en hun reden voor vertrek kunnen wij toch allemaal alleen maar beter worden?

Staatssecretaris Albayrak:

Dat zou veronderstellen dat wij beleid moeten voeren om die mensen hier te houden. Dat lijkt me verdomd lastig. Excuses, voorzitter.

Mevrouw Verdonk (Verdonk):

Je begint met een analyse. Je kijkt eerst om hoeveel mensen het gaat en daarna ga je na waarom ze vertrekken. Dat er daarna aan de hand van de gegevens beleid gevoerd kan worden, is punt twee, maar het gaat om het onderzoek, zodat wij weten waarom al die jonge, veelbelovende mensen ons land verlaten. Ik neem toch aan dat u dat ook wilt weten.

Staatssecretaris Albayrak:

Er zijn al rapporten. Er zijn sociologische onderzoeken uitgevoerd. Het Nederlands Interdisciplinair Demografisch Instituut doet onderzoek onder de mensen die weggaan uit Nederland. Het gaat na of die mensen permanent weggaan of tijdelijk. Uit het onderzoek van dat instituut blijkt dat een deel van deze mensen gewoon terugkomt. Ik wil elk onderzoek waarom u vraagt laten uitvoeren, maar wel alleen dan als ik van mening ben dat de overheid maatregelen kan nemen om bepaalde redenen voor vertrek weg te nemen. Ik wil echter geen enkele Nederlander die weg wil iets opleggen en tegen zijn zin in Nederland laten blijven. Ik kan wel beleid maken dat het aantrekkelijk maakt om hier te blijven, bijvoorbeeld omdat er hier kans op arbeid is. Dat beleid voert dit kabinet echter als geen ander.

Mevrouw Verdonk (Verdonk):

Ik wil hier niemand binnen hebben die kansloos is, die het niet gaat redden en die ons allen alleen maar heel veel geld kost. Daarover zijn u en ik het niet eens. U wilt die mensen namelijk wel binnen hebben. Ik wil duidelijkheid. Ik meen dat aan de hand van de gegevens beleid gevoerd moet worden. Als u over een onderzoek beschikt, kijk daar dan eens naar en laat met een brief de Kamer weten wat wij kunnen doen om die uitstroom van jonge, veelbelovende mensen uit Nederland tegen te gaan.

Staatssecretaris Albayrak:

Misschien helpt het u als wij proberen om een overzicht te maken van alle onderzoeken die er de afgelopen jaren op dit onderwerp zijn geweest. Ik zal u dat overzicht graag sturen. Dan kunt nagaan wat u ermee wilt.

Voorzitter. De PVV-fractie heeft wederom bij monde van de heer Fritsma het verzoek gedaan om een immigratiestop in te voeren voor mensen uit moslimlanden. Hierop heeft eerder de MP geantwoord. Daarop heeft de minister van Justitie geantwoord en ik heb hierop zelf geantwoord: het kabinet zal dit niet doen, omdat dat in strijd zou zijn met de beginselen van de rechtsstaat, die Nederland is.

De heer Fritsma zegt dat de regels die bij Justitie gelden, terzijde worden gelegd.

De heer Fritsma (PVV):

Voorzitter ...

De voorzitter:

Nee, mijnheer Fritsma, ik heb u niet het woord gegeven.

De heer Fritsma (PVV):

Maar ik mag tot wel een vraag stellen.

De voorzitter:

Nog niet.

De heer Fritsma (PVV):

Waarom mag ik geen vraag stellen?

De voorzitter:

Ik ga een keer samen met u een uurtje zitten om alle details van het Reglement van Orde uit te leggen. Iedereen heeft dit nu gehoord. Dan komt dit onderwerp ook aan de orde. Ik bepaal of iemand het woord krijgt. De heer Fritsma krijgt nu even niet het woord, maar later. Nogmaals, de heer Fritsma krijgt op dat moment de gelegenheid om een vraag te stellen. De staatssecretaris maakt nu haar betoog af.

Staatssecretaris Albayrak:

De heer Fritsma haalt in zijn eerste termijn een zin aan die afkomstig is uit een bundel die gemaakt is bij het afscheid van de hoofddirecteur van de IND. De zin gaat over het functioneren van de IND. In het betreffende stuk van Theo Lodder gaat het over de ontrobotisering. IND'ers moeten geen afvinkmachines zijn, zij moeten vooral zelf nadenken of de conclusie van dat afvinken juist is. Als het een "ja" is, zeggen mensen vaak dat ze in dit geval reden hebben om fraude en misbruik te vermoeden. Dat werkt uitdrukkelijk zo. Het ontrobotiseren van de IND moet geen formalisme zijn. Dat is ook in onze opvatting zeer gewenst.

De heer Van Haersma Buma vroeg waarom wij met betrekking tot rechtshulp bij asiel en migratie niet bij meerdere kantoren offertes laten aanvragen. Wij zijn bezig met een brede heroverweging op dit terrein. De rechtshulp is daarvan nadrukkelijk onderdeel, net zoals immigratie in den brede, asiel en integratie. Ik neem dit op als een suggestie van de heer Van Haersma Buma om bij de heroverweging te betrekken.

De heer Van Haersma Buma (CDA):

Als die heroverweging terugkomt, bekijken wij het. Ik vroeg mij ook nog af of het in alle gevallen een gekwalificeerde advocaat moet zijn. Kan het niet een juridisch kantoor zijn als dat kwalitatief ook de goede rechtsbescherming kan leveren, maar wellicht tegen lagere kosten? Dan houden wij het ook in de toekomst betaalbaar.

Staatssecretaris Albayrak:

Zeker. De betaalbaarheid van de sociale rechtshulp in den brede is een zorg van dit kabinet. Wij hebben hiervoor ook maatregelen. De sociale advocatuur, specifiek ook de asieladvocatuur, is daar een onderdeel van.

De heer Van Haersma Buma (CDA):

Wilt u de eventuele mogelijkheid om het op een andere manier te verzorgen expliciet in de heroverweging meenemen? Het hoeft niet altijd een advocaat te zijn, maar het kan ook een gekwalificeerde jurist zijn.

Staatssecretaris Albayrak:

Ja, ik ben er een groot voorstander van dat de heroverweging op mijn beleidsterreinen zowel over beleid als organisatie gaat.

De heer Heerts (PvdA):

Het principe dat iemand recht heeft op rechtsbijstand van een advocaat wilt u toch niet heroverwegen?

Staatssecretaris Albayrak:

Ik wil niet het principe heroverwegen, maar de manier waarop en of het goedkoper kan. Zo begrijp ik ook de vraag van de heer Van Haersma Buma.

De heer Heerts (PvdA):

Als iets goedkoper kan, zijn wij er altijd voor, als het recht maar niet wordt aangetast.

De heer Van Haersma Buma (CDA):

Ik zal een verheldering geven, ook voor de heer Heerts. De rechtshulp is een recht, maar de persoon die de rechtshulp verleent, hoeft geen advocaat te zijn. Het bestuursrecht kent namelijk geen verplichte procesvertegenwoordiging. Het recht strekt zich niet uit tot de titel, maar tot de inhoud van de steun die je krijgt.

Staatssecretaris Albayrak:

Ik heb nog drie onderwerpen. Allereerst beantwoord ik de vraag van de heer Heerts of wij middels loonkostensubsidies ex-gevangenen eerder aan een baan kunnen helpen. Ik vind dat het instrumentarium dat het UWV ter beschikking staat voldoende is voor de re-integratie van werklozen, ook van deze specifieke groep. De gemeenten beschikken over veel instrumenten, waaronder de mogelijkheid van loonkostensubsidie. Op decentraal niveau is dit dus zeker mogelijk.

De heer Heerts (PvdA):

Ik denk echt mee wat betreft agenda en tijd. Ik veroorzaak wat dat betreft nooit problemen. De verklaring omtrent het gedrag is echter een deel van het probleem, dat steeds vaker voorkomt. Wilt u die daar nog eens goed bij betrekken?

Staatssecretaris Albayrak:

Ja, zeker. Het afgeven van een verklaring omtrent het gedrag houdt rekening met dit soort elementen. Wij zullen er echter nog een keer naar kijken.

De heer Van der Staaij stelde een vraag over het subsidieverzoek van de Stichting DOOR. Daar loopt inmiddels de bezwaarfase. Daarop kan ik niet vooruitlopen. De gedachte om met een specifieke groep ex-gedetineerden aan de slag te gaan om ze in het kader van de re-integratie te helpen, is sympathiek. Er was echter geen financiële ruimte om dit bovenop de subsidie die DOOR al krijgt te gunnen. Wij kijken vooral ook hoe wij binnen de bestaande subsidie deze doelgroep een plek kunnen geven.

De heer Van der Staaij (SGP):

Ik respecteer natuurlijk de procedure in dit individuele geval, maar het beleidspunt dat erin zat was dat het budget van een aantal jaren geleden als een soort maximum werd beschouwd, terwijl eerder met de betrokken instelling is gesproken over toekomstige mogelijkheden. Voor de gevallen waar al toekomstgesprekken werden gevoerd en plannen in voorbereiding waren, vraag ik dus toch om dat niet ineens lukraak te stoppen. Hooguit zou men kunnen kijken naar faseringen, als het een te groot budgettair beslag met zich meebrengt op de korte termijn.

Staatssecretaris Albayrak:

Nogmaals, ik wil niet al te zeer vooruitlopen op de bezwaarfase waarin wij nu zitten, maar dat zijn allemaal vragen die uitdrukkelijk ook door de stichting zijn opgevoerd en worden meegewogen.

De heer Van der Staaij (SGP):

Verwacht de staatssecretaris dat hierover op korte termijn helderheid kan komen, omdat het natuurlijk juist om het budget voor volgend jaar gaat?

Staatssecretaris Albayrak:

Ik heb zelf niet zo lang geleden in Vlissingen met de stichting gesproken, ter gelegenheid van de opening van het Veiligheidshuis aldaar. Ik heb de stichting toegezegd dat zij binnen zeer afzienbare tijd antwoord zal krijgen. Uit mijn hoofd weet ik niet precies de termijnen die daarbij horen.

Mevrouw Van Velzen (SP):

Is het juist dat de reden waarom deze stichting voor dit project geen subsidie krijgt, ligt in uw beleid om ex-gedetineerden in de eigen regio op te vangen? Zo werd het mij gemeld. Als dat zo is, zou het dan voor deze heel specifieke doelgroep juist niet andersom moeten zijn? Dit zijn mensen die alles met elkaar combineren, zoals drugsgebruik en psychische problemen. Zou het niet wenselijk zijn om ze juist uit de grote stad weg te halen en op zo'n locatie als waarom het hier gaat op te vangen?

Staatssecretaris Albayrak:

Het was een van de redenen maar zeker niet de hoofdreden.

Mevrouw Van Velzen (SP):

Ik stelde twee vragen. Op de eerste neem ik aan dat het antwoord ja zou zijn. Bent u het niet met mij eens dat met deze specifieke doelgroepen het misschien juist wel wenselijk is om ze niet in de eigen regio, dus buiten de Randstad op te vangen?

Staatssecretaris Albayrak:

Wij hebben de keuze gemaakt voor regionale plaatsing van gevangenen omdat dit de resocialisatie in de stad waar ze vandaan komen, het meest ten goede komt. Ik sluit niet uit dat er specifieke doelgroepen zijn over wie wij andere besluiten zullen nemen, omdat wij denken dat dit de recidivebestrijding ten goede komt. Dus in dat verband wil ik hier best naar kijken, maar dit was niet de hoofdreden waarom deze subsidie is afgewezen.

Mevrouw Van Velzen (SP):

Mocht u daar schriftelijk op terug willen komen, heel graag.

Staatssecretaris Albayrak:

Ik hoef daar niet schriftelijk op terug te komen. Ik denk dat dit een intern proces bij ons is. En wij krijgen nog genoeg momenten in de vaste commissie voor Justitie waarop wij praten over het terugdringen van recidive en de gevolgen van het masterplan Detentiecapaciteit.

Dan een punt waar terecht een aantal fracties met enige regelmaat aandacht voor vragen. In dit debat waren dat met name de heren Fritsma en De Krom. Dat betreft de kwestie van de Irakese eermoordenaar en de uitspraak van de Raad van State recentelijk. Het is niet voor niets dat al die keren dat wij er met elkaar over gesproken hebben, ik de Kamer heb gezegd dat ik er alles aan doe om ervoor te zorgen dat deze persoon geen verblijfsvergunning krijgt. Het is een oude zaak, een veroordeling in 1993. In die tijden was het beleid echt anders en gingen wij anders om met het ongewenst verklaren en met criminele vreemdelingen. Dat beleid is nu echt op tal van punten aangescherpt. De minister en ik hebben recentelijk nog meer aanscherpingen voorgesteld, uit overtuiging. Als ik de uitspraak in dit individuele geval zie, dan zijn wij wel een beetje in het staatje aangekomen waarin deze onherroepelijke uitspraak bijzonder weinig ruimte laat om een verblijfsvergunning nog te kunnen weigeren. Dat wil niet zeggen dat ik mij er nu al bij neerleg. Wij zijn aan het kijken of er met deze uitspraak nog ruimte overblijft om een verblijfsvergunning te weigeren. Dat laat onverlet dat dit voor mij de aanleiding was om specifiek te willen kijken naar de verjaringstermijnen. Die staan nu op tien jaar. Dat betekent dat mensen die ernstige strafbare feiten, delicten hebben gepleegd na tien jaar het niet meer wordt verweten dat ze crimineel zijn of zijn geweest op het moment dat ze een aanvraag voor een verblijfsvergunning indienen. Dit gaat dus niet over de vervolging. Mensen zijn vervolgd en zijn gestraft, maar als ze een aanvraag voor een verblijfsvergunning indienen kan dat ze na tien jaar na het delict dus niet meer tegengeworpen worden. Ik vind dat onterecht. Ik ben bezig om te bekijken op welke manier wij die termijnen kunnen aanpassen, maar dat ze aangepast moeten worden, is evident.

Wij hebben zeer binnenkort het debat met de Tweede Kamer over de openbareordebrief. In die brief hebben wij al gezegd dat voor ernstige geweldsmisdrijven, zoals moord, eerwraak, eergerelateerd geweld, drugs en zeden, wij een aanscherping over de gehele linie willen. In die gedachte past het ook dat wij een verjaringstermijn van tien jaar niet meer accepteren. Een voorstel daartoe zal ik de Kamer zeer binnenkort doen toekomen. Dan kunnen wij daarover van gedachten wisselen.

De heer Fritsma (PVV):

Het is in ieder geval iets dat wij van die absurde verjaringstermijn af komen. Ik was van plan om hier een motie over in te dienen, maar ik zal daarmee wachten tot wij hier duidelijkheid over hebben.

Ik heb nog een andere vraag. U hebt nog steeds de kans om deze verschrikkelijke moordenaar verblijfsrecht te ontzeggen. De Raad van State heeft alleen bepaald dat u opnieuw over het door deze moordenaar ingediende bezwaarschrift moet beslissen. U hebt net gezegd dat u kwaadwillenden genadeloos wilt aanpakken. Ik neem aan of ik verwacht of eigenlijk ik eis dat u daarom geen verblijfsvergunning gaat geven aan deze man, maar nog een keer – of hoe vaak dat ook maar nodig is – probeert om deze man buiten de deur te houden. Want nogmaals, uw immigratiebeleid is geen snars voor de neus waard als dit monster een verblijfsvergunning krijgt. U hebt net gezegd dat u gaat kijken of er ruimte is, maar dat is te weinig. Het is uw dure plicht om nogmaals te proberen om deze man buiten de deur te houden. Ik wil daar meer duidelijkheid over.

Staatssecretaris Albayrak:

De heer Fritsma hoeft mij in dit geval helemaal niet te overtuigen van de ernst van deze situatie. Dat is precies de reden waarom ik en de minister in de periode dat wij verantwoordelijk zijn voor het beleid, er alles aan hebben gedaan om met nieuwe motiveringen en met alle argumenten die wij uit de kast konden trekken, te voorkomen dat deze persoon een verblijfsvergunning zou krijgen. Nu ligt er een uitspraak van de hoogste rechter in deze zaak die onherroepelijk is. In die uitspraak staat dat ik een nieuw besluit moet nemen, met inachtneming van het arrest. Dat betekent dat in de motivering van het arrest beperkingen zijn opgelegd aan de ruimte die ik heb om te beslissen. Dat betekent niet dat ik nu niets meer kan doen, maar wel dat ik het arrest lezende ga kijken of er nog gronden zijn en motiveringen te bedenken zijn op basis waarvan wij wederom die verblijfsvergunning kunnen weigeren. Ik laat de Kamer dat zo snel mogelijk weten.

De voorzitter:

Mijnheer Fritsma, kort.

De heer Fritsma (PVV):

De staatssecretaris zei dat zij er alles aan wil doen om deze man buiten de deur te houden. Dat betekent dat zij de ruimte die er is gewoon moet benutten om wederom verblijfsrecht te ontzeggen. Ik kan haar nu al vertellen dat die ruimte er best wel is. Kijk eens naar artikel 8 EVRM, kijk eens naar de aard van het familieleven, kijk eens hoe lang de dochter van die moordenaar bij deze man woont, kijk eens naar al die relevante omstandigheden en wijs alsnog af.

Staatssecretaris Albayrak:

Dat zijn precies een aantal van de redenen waarom wij deze zaak hebben doorgezet en blijven doorzetten. U zegt het ook: als die ruimte er is. Ik zeg u: als die ruimte er is, zal die ook genomen worden.

De heer De Krom (VVD):

De VVD-fractie wil het pleidooi van de heer Fritsma zeer ondersteunen. Er zijn van die zaken waarbij het rechtsgevoel van mensen heel erg wordt aangetast. Dit vind ik daar een voorbeeld van. Ik vind het echt schokkend hoe het de afgelopen zestien jaar is gegaan. Als het dreigt te komen tot een verblijfsvergunning moet ik zeggen dat ik dat wel heel erg schokkend vind. Die verjaringstermijn van tien jaar moet er wat ons betreft gewoon uit. Zo'n geval als dit mag nooit meer voorkomen.

Ik wil u nog wat anders vragen. Dit is namelijk de zoveelste keer dat het effect van de artikelen 3 en 8 EVRM de uitvoering van Nederlandse wetgeving eigenlijk in de weg zit. Ik wil u daarom verzoeken om hier eens serieus een onderzoek naar te doen en de Kamer te informeren in hoeverre de artikelen 3 en 8 zich via de jurisprudentie uitstrekken tot of zelfs verzetten tegen uitvoering van de Nederlandse wet. Dit is echt een serieus geval.

Staatssecretaris Albayrak:

Wij staan pal voor die mensenrechten. Dat heb ik u al eens eerder gezegd. Die rechten worden geregeld in die internationale verdragen. Daar staat u ook voor. Ik vind dan ook dat wij daar niet te lichtvaardig mee om moeten gaan als ze ons even in de weg zitten. In deze individuele zaak is er echter iets anders aan de hand. Het gaat niet zozeer om artikel 3 EVRM of om artikel 8 EVRM. Het zou in deze situatie ook niet meer voorkomen, omdat het beleid van ongewenst verklaren niet een wezenlijk andere is. Deze zaak heeft zo kunnen rollen omdat hij in 1993 niet ongewenst is verklaard. Dat is onder de vorige bewindspersoon in 2006 wel geprobeerd. Hij is ongewenst verklaard, maar dat is toen al in 2006 door de rechter teruggedraaid. En daarna hebben wij eraan vastgehouden, herhaaldelijk. En dit is waar wij nu zijn aangekomen. Maar mocht ik mij bij deze uitspraak moeten neerleggen omdat de internationale mensenrechtenverdragen mij geen enkele ruimte bieden, dan nog is het een zaak die voor de toekomst tot aanscherpingen en verbeteringen van het beleid zal leiden, opdat wij dit niet herhaald zien. En dan gaat het dus met name om de verjaringstermijn.

Voorzitter: Van Gent

De heer De Krom (VVD):

Niettemin wil ik graag in mijn verzoek persisteren dat de staatssecretaris een beschouwing wijdt in de richting van deze Kamer aan het effect van artikel 3 en artikel 8 EVRM op de uitvoering van de Nederlandse vreemdelingenwetgeving. Elke keer lopen wij daartegen aan in debatten. Dit is niet de eerste keer. In andere debatten zijn we er regelmatig tegenaan gelopen. Dan wordt er gezegd: we kunnen niet anders, want ... Dat zijn ook woorden die de staatssecretaris heel vaak zelf gebruikt. Ik zou daar dus toch eens een goed debat over willen voeren ...

De voorzitter:

Mijnheer De Krom, gaat u nu een vraag stellen? Er mag geen betoog worden gehouden.

De heer De Krom (VVD):

Ik heb heel zelden en spaarzaam geïnterrumpeerd.

De voorzitter:

Dan blijft staan dat u wel een vraag moet stellen.

De heer De Krom (VVD):

Ik vind dit echt een belangrijk punt. Het is een essentieel punt: de handhaving van onze vreemdelingenwetgeving. Ik wil de staatssecretaris dringend verzoeken om dat te doen. Wij moeten daar echt een keer een grondig debat over voeren.

Staatssecretaris Albayrak:

De heer De Krom hoort uit mijn mond bijna nooit "we kunnen niet anders". Dat bedoelde ik ook met pal staan voor mensenrechten. Ik ben niet een van die bestuurders die zich verschuilen achter regels als ik daar met mijn hele hart achter wil staan. Ik heb het dan bijvoorbeeld over artikel 3 EVRM dat ons verbiedt om mensen uit te zetten naar een land, zelfs als ze crimineel zijn, als ze daar gedood zullen worden. Ik sta achter zo'n regel. In dit individuele geval zijn het dus niet die mensenrechten die ons in de weg hebben gezeten. Uiteindelijk wel, maar het had anders kunnen lopen, al zestien jaar geleden, als wij toen al dat beleid hadden dat wij nu hebben. Wij hebben nu beleid om dit soort zaken te voorkomen. Een onderzoek zoals de heer De Krom vraagt, lijkt me ingewikkeld. Ik zeg niet toe dat ik het ga doen, maar ik zal wel kijken of het uitvoerbaar is, of het überhaupt te doen is en welk type onderzoek dat dan zou moeten zijn. Daar komt heel veel bij kijken. Ik wil graag in beeld brengen of het überhaupt mogelijk is om zo'n onderzoek te doen. Misschien is het ook goed om dat samen met het WODC te bekijken.

De voorzitter:

Mijnheer De Krom, u mag een afrondende, korte vraag stellen. Ik begrijp dat de vorige voorzitter ook al met u heeft gesproken over de wijze waarop interrupties moeten plaatsvinden. Ik zal daar dus streng op toezien.

De heer De Krom (VVD):

Voorzitter. Dat was niet met mij.

De voorzitter:

Dat gold wel voor iedereen.

De heer De Krom (VVD):

Ik dank de staatssecretaris voor de toezegging.

De heer Fritsma (PVV):

Artikel 3 EVRM is een probleem. Het staat uitzetting vaak in de weg. Hoe vaak wordt beoordeeld of artikel 3 EVRM nog steeds een probleem is? Omstandigheden kunnen immers veranderen, ook in een land van herkomst. Hoe vaak wordt per vreemdeling, per crimineel, bekeken of dat artikel nog steeds van toepassing is? Hoe vaak wordt bekeken of hij nu alsnog uitgezet zou kunnen worden?

Deze Irakees is niet ongewenst verklaard. Dat heeft de IND nagelaten. Dat is een reden waarom wij over moeten gaan tot ongewenstverklaring van rechtswege, zodat wij niet meer afhankelijk zijn van een falende toelatingsorganisatie. Ik hoor graag ook een antwoord op dat punt.

Staatssecretaris Albayrak:

Dat laatste punt klopt gewoon niet. Het gaat hier niet om de IND die iets heeft nagelaten. Het beleid was toen anders. Wij hebben het over 1993. De heer Fritsma kan niet met de wetenschap en de kennis van nu zeggen dat dit toen ook had kunnen gebeuren. Het was geen beleid! Het fenomeen van de ongewenstverklaring gebruikten we nog helemaal niet in het vreemdelingenrecht. Dat is nu echt anders en dat is winst!

De heer Fritsma vraagt naar aanleiding van art. 3 van het EVRM hoe vaak het voorkomt dat tussentijds getoetst wordt of mensen nog steeds niet weg kunnen. Dat komt vaak voor. Bijvoorbeeld bij de groep 1F'ers, bij oorlogsmisdadigers, wordt in individuele zaken regelmatig gekeken of er nog steeds redenen zijn waarom iemand niet uitgezet kan worden. Dat doen we ook in den brede, als bijvoorbeeld de situatie in een land verandert en de minister van Buitenlandse Zaken ons dat meldt in een ambtsbericht. Dan kijken we naar de afgewezen zaken waarbij geen uitzetting heeft plaatsgevonden.

Mevrouw Verdonk (Verdonk):

Het blijkt dat er ongeveer 1000 mensen in Nederland rondlopen die allemaal hun eerste asielaanvraag in Griekenland hebben gedaan. Waarom draagt de staatssecretaris die mensen op grond van de Dublinovereenkomst niet over aan Griekenland?

Staatssecretaris Albayrak:

Ik ben blij dat mevrouw Verdonk de vraag nog eens herhaalt die ze in haar eerste termijn al stelde. Het is helemaal niet waar dat we die mensen niet uitzetten! Sterker nog: ik ben in het voorjaar in Griekenland geweest en ik heb daar afspraken gemaakt met Griekenland over het hervatten van de uitzetting van die mensen. Die was gestopt omdat er rechterlijke uitspraken waren. Vervolgens kwam er een rechterlijke uitspraak in mijn voordeel, die mij toestond om opnieuw met uitzettingen te beginnen. Die uitzettingen hebben we op dat moment gewoon hervat. De afspraak met Griekenland is dat er 40 mensen per week worden uitgezet. Op het moment dat die mensen in Griekenland aankomen, mogen ze daar op het vliegveld asiel aanvragen. Daar gaat het om.

Mevrouw Verdonk (Verdonk):

Hoeveel mensen heeft de staatssecretaris al teruggestuurd?

Staatssecretaris Albayrak:

Dat aantal zal ik mevrouw Verdonk in tweede termijn geven.

De voorzitter:

Dat is een toezegging. Mevrouw Azough heeft ook nog een vraag.

Mevrouw Azough (GroenLinks):

Ik heb een korte vraag: wat gebeurt er eigenlijk met de TNV? In eerste termijn heb ik gevraagd waar het bedrag van 45 mln. is gebleven; het verschil tussen 48 mln. en 3 mln.

Staatssecretaris Albayrak:

Op basis van de hogere instroom van Irakezen en Somaliërs was de TNV-capaciteit rekenkundig op 2300 gezet. Gelet op de maatregelen die we genomen hebben, vooral de hogere behandelcapaciteit bij de IND waarvoor geld beschikbaar is gesteld, staat de TNV-capaciteit nu rekenkundig op 800. Dat is dus een veel lagere bezetting met een kortere doorlooptijd. Daar komt dat verschil dus vandaan.

De voorzitter:

Ik heb begrepen dat er even moet worden geschorst om de leden gelegenheid te geven, hun tweede termijn voor te bereiden.

De vergadering wordt van 16.30 uur tot 16.40 uur geschorst.

Mevrouw Van Velzen (SP):

Voorzitter. Dit kabinet, deze minister en deze staatssecretaris hebben een enorme ambitie als het gaat om het veiliger maken van Nederland. Criminaliteit moet met 25% gereduceerd worden. Zij zijn er nog lang niet, maar ik moet ze nageven dat er een begin is gemaakt. Nogmaals, laten wij er dan voor zorgen dat wij vasthouden wat er binnengehaald is. Dat doe je natuurlijk niet door te bezuinigen op veiligheidsbudgetten. Dat doe je niet door te bezuinigen op de politie. Dat doe je door in de buurt aan de slag te gaan: buurtvoorzieningen op orde brengen, wijkcoaches inhuren, conflictbemiddeling, huismeesters aanstellen en ouders begeleiden. Veiligheid begint in de buurt en onveiligheid wordt het hardst gevoeld in de buurt.

Ik heb de minister gehoord over de noodoproep van de G32, de 32 gemeenten die aangeven erg bevreesd te zijn voor de bezuinigingen die vanaf 2011 zullen worden ingevoerd. Het gaat uiteindelijk om het bouwen van de erfenis van dit kabinet-Balkenende. De ambities zijn hoog, maar deze minister zou niet positief moeten zijn als de erfenis is dat er bezuinigd wordt op de meest wezenlijke onderdelen. Hij zei mijn oproep om geen cent te bezuinigen op het veiligheidsbeleid, als positief te ervaren. Daarom wil ik dat nu met een motie bekrachtigen.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat de 32 gemeenten verenigd in de G32 de noodklok luiden omdat het gemeentelijk veiligheidsbudget daalt met 40% in 2011;

constaterende dat door geschuif met potjes geld onduidelijk is geworden of het totaal aan beschikbare veiligheidsmiddelen voor gemeenten op peil blijft;

constaterende dat het kabinet zegt dat dit het geval is, maar de burgemeesters en wethouders in de gemeenten dit tegenspreken;

van mening dat het van groot belang is dat gemeenten voldoende middelen hebben om de problemen met veiligheid en openbare orde goed aan te kunnen pakken;

verzoekt de regering, te garanderen dat de beschikbare veiligheidsmiddelen voor gemeenten in ieder geval niet verlaagd worden,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Van Velzen en Van Raak. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 24(32123 VI).

Mevrouw Van Velzen (SP):

Het gaat om de integraliteit. Als wij veiligheid willen bewerkstelligen en onveiligheid willen bevechten, moet het ministerie van Justitie niet alleen staan. Die verbondenheid zou ertoe moeten leiden dat de minister van Justitie bij de minister van Financiën en bij de minister van Binnenlandse Zaken aanklopt en aangeeft dat er niet bezuinigd mag worden, zeker niet op de politie. Ik keur de voorgenomen bezuinigingen van structureel 190 mln. echt ten diepste af.

Deze minister maakt zich er wel heel makkelijk van af met de mededeling dat er dan maar efficiënter gewerkt moet worden. Bent u wel eens op de werkvloer geweest, minister? Heeft u wel gezien hoe hard een politieagent moet werken en hoeveel tijd er op dit moment nog op straat doorgebracht kan worden? U zegt dat er efficiënter samengewerkt moet worden. Ik zie daarin een ontkenning van de realiteit. Uit uw eigen onderzoeken blijkt toch dat meer dan 50% van de bevolking aangeeft de politie te weinig in de buurt te zien? Dat is toch waar het moet gebeuren? De politie moet toch zichtbaar zijn en een afschrikwekkend effect hebben, zodat mensen zich drie keer bedenken voordat zij de fout in gaan? Minder dan 20% van de bevolking geeft aan dat de politie nog contact heeft met de bewoners in de buurt. Dat zijn toch grote alarmsignalen? Bij de behandeling van de begroting van Binnenlandse Zaken komt mijn fractie terug op het punt van die bezuinigingen.

Dan kom ik nu op het geval van de pedoseksueel in Eindhoven. Ik blijf daarover met een "lastig" gevoel zitten. Wij lossen het nu zo op. De Reclassering kan toezicht houden, omdat daar toevallig op grond van een motie-Van Velzen een experiment wordt uitgevoerd. Daarom heeft men de middelen daartoe, maar dat is in andere steden niet het geval. Daarom dien ik de volgende motie in.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,Van Velzen

overwegende dat de gemeente Eindhoven in de problemen is gebracht door de terugkeer in de samenleving van een recidiverende veroordeelde pedoseksueel omdat het verplichte reclasseringstoezicht nog niet kon starten, maar dat in deze regio in het kader van de uitvoering van de motie-Van Velzen (31200-VI, nr. 49) een experiment loopt bij de reclassering waardoor de reclassering meer mogelijkheden en middelen heeft om toezicht te houden op deze pedoseksueel;

overwegende dat ook andere gemeenten geconfronteerd kunnen worden met soortgelijke situaties, waar geen experiment bij de reclassering aan de gang is dat een oplossing kan bieden;

overwegende dat reclasseringstoezicht in belangrijke mate eraan kan bijdragen dat iemand niet nog eens in de fout gaat en daarmee een gevaar voor de samenleving vormt;

verzoekt de regering, ervoor te zorgen dat de reclasseringsorganisaties altijd de mogelijkheden en middelen hebben om toezicht te houden op pedoseksuelen die terugkeren in de samenleving,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Van Velzen. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 25(32123 VI).

Uw tijd zit erop, mevrouw Van Velzen.

Mevrouw Van Velzen (SP):

Dan dien ik een laatste motie in. Ik heb hier tot drie keer toe een vraag over gesteld en nog geen antwoord gekregen. Ik ben uiteraard bereid deze motie zo nodig aan te houden.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat er vraagtekens zijn te plaatsen bij de huidige mogelijkheden en middelen die de reclassering heeft om toezicht te houden op de hun toegewezen cliënten, zoals blijvend gevaarlijke pedoseksuelen;

van mening dat strikt toezicht op en voldoende mogelijkheden tot begeleiding van ex-delinquenten van groot belang is voor de veiligheid in de samenleving, met name wanneer het risico op recidive groot is;

verzoekt de regering, een onderzoek in te stellen naar de toereikendheid van de beschikbare behandelmethodes en toezichtmogelijkheden van de reclassering, en de Kamer daarover te berichten,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Van Velzen. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 26(32123 VI).

Mevrouw Gerkens (SP):

Voorzitter. Ik dank de minister en de staatssecretaris voor hun beantwoording. Ik zie de goede wil en het harde werken, maar ik zie ook dat er toch nog wat steken blijven vallen. Ik wil beginnen met de steek van de belspellen.

Voorzitter, volgens mij heb ik nog zeven minuten en u hebt de tijd op vier minuten gezet.

De voorzitter:

Dat was de spreektijd voor mevrouw Van Velzen en u samen. Wij hebben net doorgekregen dat mevrouw Van Velzen vier minuten spreektijd wenste en u vijf. Ik heb die van u eerst op vier minuten gezet omdat mevrouw Van Velzen een minuut extra heeft gebruikt.

Mevrouw Gerkens (SP):

Ik had nog zeven minuten.

De voorzitter:

Wat u wilt hoor. Ik wil de spreektijd ook wel op zeven minuten stellen, maar ik heb vijf doorgekregen. Dus dat klopt niet. Laten wij deze discussie nu niet verder voeren. U zult het straks wel zien, want de gebruikte spreektijd wordt gewoon van het totaal afgetrokken. Ik stel voor dat u uw betoog vervolgt.

Mevrouw Gerkens (SP):

Wij zijn geschrokken van de schikking inzake de belspellen. Wij vinden het echt ongelooflijk en onbestaanbaar. Het is in onze ogen ook een vorm van klassenjustitie. De beloning na jarenlange oplichting is het inleveren van je winst. De vraag blijft wat de status is van de overige spellen. Hoeveel van die winst is nu terugbetaald? Ik zou graag voor het algemeen overleg over kansspelen volledig inzicht in de details van deze schikking hebben.

Ik ben blij met de toezegging van de minister om de mogelijkheden van het ontslag van rechters expliciet in de wet op te nemen en te bespreken met de Raad voor de rechtspraak. Ik zou toch graag nu een overzicht ontvangen van de mogelijkheden en vooral ook van de toepassing hiervan. De meningen hierover zijn verschillend en helderheid is nodig. Daarom dien ik een motie in.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

van mening dat een duidelijke procedure voor schorsing en ontslag van inhoudelijk disfunctionerende rechters een bijdrage kan leveren aan het vergroten van het vertrouwen in de rechtspraak;

verzoekt de regering, onderzoek te doen naar de bestaande mogelijkheden om rechters op grond van inhoudelijk disfunctioneren te kunnen schorsen en ontslaan, alsmede naar de toepassing van deze mogelijkheden in de praktijk, en de Kamer hierover te rapporteren,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Gerkens. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 27(32123 VI).

Mevrouw Gerkens (SP):

De minister heeft gesproken over de slachtoffer-dadergesprekken. Hij vertelde dat Slachtoffer in Beeld deze uitvoeren. Dat doen zij geweldig, maar het mag wel een beetje meer. Zij promoten deze gesprekken, maar ik verzoek de minister dat ook te doen. Daartoe dien ik een motie in.

Voorzitter: Verbeet

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat de Stichting Slachtoffer in Beeld verantwoordelijk is voor de bemiddeling tussen slachtoffers en daders van misdrijven in de vorm van slachtoffer-dadergesprekken;

constaterende dat daders als slachtoffers op vrijwillige basis deelnemen aan de slachtoffer-dadergesprekken en dat dit voor zowel daders als slachtoffers vrijwel steeds naar tevredenheid verloopt;

verzoekt de regering, de slachtoffer-dadergesprekken nadrukkelijker onder de aandacht te brengen in het gevangeniswezen en bij de reclasseringsorganisaties, zodat het aantal slachtoffer-dadergesprekken kan worden verhoogd, en de Kamer daarover te berichten,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Gerkens en Azough. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 28(32123 VI).

Mevrouw Gerkens (SP):

Ik kom nu op het spreekrecht. De minister zegt dat hij wil bezien of het spreekrecht kan worden uitgebreid naar vertegenwoordigers van gehandicapten. Mijn bedoeling was om dat breder te doen. Voor een gehandicapt kind is het soms moeilijk om te spreken, maar het is ook voorstelbaar dat mensen zwaar getraumatiseerd zijn of dat zij in coma liggen. Daarom stel ik voor om het spreekrecht uit te breiden naar vertegenwoordigers van de slachtoffers. Daartoe dien ik een motie in.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat het slachtoffer van een misdrijf of een eventuele nabestaande op de terechtzitting een verklaring kan afleggen over de gevolgen die de strafbare feiten teweeg hebben gebracht;

overwegende dat dit spreekrecht voor slachtoffers strikt persoonlijk is en dat het bijvoorbeeld niet is toegestaan dat de ouder van een kind of een vertegenwoordiger van een slachtoffer met een verstandelijke handicap het spreekrecht namens het slachtoffer uitoefent;

verzoekt de regering, de kring van personen aan wie het spreekrecht voor slachtoffers toekomt uit te breiden met de wettelijke vertegenwoordigers van slachtoffers,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Gerkens. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 29(32123 VI).

Mevrouw Gerkens (SP):

De minister zegt eigenlijk in zijn beantwoording dat de uitkering door de Staat aan de slachtoffers nu wordt beperkt op grond van te weinig financiën. De wet biedt de minister echter de mogelijkheid om de beperking van het voorschot tot € 5000 te doen. Ik zou zeggen: gebruik die mogelijkheid en breid de regeling uit. Daartoe dien ik de volgende motie in.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat na de inwerkingtreding van het wetsvoorstel ter versterking van de positie van het slachtoffer in het strafproces (30143) een door de strafrechter vastgestelde schadevergoeding die niet binnen acht maanden aan het slachtoffer is betaald, zal kunnen worden uitgekeerd door de Staat, die het resterende bedrag vervolgens gaat verhalen op de dader;

overwegende dat de minister in dit wetsvoorstel de bevoegdheid krijgt om deze uitkering door de Staat te beperken tot gewelds- en zedenmisdrijven;

van mening dat het ook ten aanzien van andere misdrijven gerechtvaardigd zou zijn wanneer de Staat dit bedrag voor zou schieten aan het slachtoffer, zodat het slachtoffer eerder over zijn schadevergoeding kan beschikken en de Staat op efficiënte wijze het bedrag op de dader kan verhalen;

verzoekt de regering, geen gebruik te maken van de mogelijkheid om deze uitkering te beperken tot slachtoffers van gewelds- en zedenmisdrijven,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Gerkens. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund. Mevrouw Gerkens heeft de motie overigens zo snel uitgesproken, dat ik mij afvraag wie de inhoud heeft kunnen verstaan.

De motie krijgt nr. 30(32123 VI).

Mevrouw Gerkens (SP):

Ik kom op de fraudecoördinator. De antwoorden van de minister doen mij nog steeds te veel denken aan het kind dat naar zijn vader moet lopen als het niet luistert. In dit geval gaat het daarbij uiteraard over de werkgroep. De coördinator heeft om bevoegdheden gevraagd op het punt van de verwevenheid van de onderwereld met de bovenwereld. De Kamer heeft dit ook driemaal verzocht. Daarom dien ik de volgende motie in.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat samenwerking tussen de verschillende betrokken partijen noodzakelijk is voor de bestrijding van georganiseerde en financieel-economische criminaliteit, maar dat verschil van inzicht kan bestaan over de vraag hoe een bepaald fenomeen dient te worden aangepakt, welke interventie het meest effectief is of hoeveel capaciteit van welke organisatie nodig is;

overwegende dat de parlementaire werkgroep verwevenheid onder- en bovenwereld de aanbeveling heeft gedaan, een landelijke coördinator fraude en integriteit aan te stellen die voldoende bevoegdheden moet hebben om door te kunnen en mogen pakken;

overwegende dat de regering nu een landelijk coördinator georganiseerde en financieel-economische criminaliteit bij het Openbaar Ministerie aanstelt, maar aan deze landelijk coördinator geen formele doorzettingsmacht toekent om dwingend een oplossing te bewerkstelligen;

van mening dat voor een effectieve bestrijding van fraude en georganiseerde misdaad van belang is dat de landelijk coördinator juist wel over doorzettingsmacht beschikt om knelpunten niet alleen te bespreken, maar ook op te lossen en landelijk het overzicht te behouden hoe fraude wordt aangepakt en welke prioriteiten daarbij worden gesteld;

verzoekt de regering, ervoor te zorgen dat de landelijk coördinator georganiseerde en financieel-economische criminaliteit voldoende bevoegdheden krijgt om oplossingen te bewerkstelligen en door te pakken,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Gerkens, Teeven, Van Haersma Buma, Heerts, Anker, Pechtold, Van der Staaij, Verdonk en Azough.

Zij krijgt nr. 31(32123 VI).

Mevrouw Gerkens, u weet dat uw spreektijd al lang verstreken is?

Mevrouw Gerkens (SP):

Daarover had ik al een discussie met de vorige voorzitter. Ik ben van mening dat ik meer tijd heb. Daarover zullen wij het nog hebben.

De voorzitter:

Er liggen hier een stopwatch en een klok. Het lijkt mij daarom onwaarschijnlijk. Gaat u echter uw gang.

Mevrouw Gerkens (SP):

Ik kom op de letselschade. De verzekeraar heeft veel te veel macht en de situatie op dit punt is dramatisch. Er is sprake van procedures die jarenlang duren. "Ze roken je gewoon uit," zei een slachtoffer in het programma Radar. Daarom dien ik de volgende twee moties in.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat er in letselschadezaken nog steeds sprake is van verzekeraars die procedures moedwillig vertragen;

constaterende dat letselschadeslachtoffers als gevolg hiervan schade lijden;

van mening dat letselschadeslachtoffers tegen dit moedwillig vertragen van procedures beter moeten worden beschermd;

verzoekt de regering, met een voorstel te komen waardoor het mogelijk wordt dat rechters binnen een lopende procedure moedwillig vertragende verzekeraars veroordelen tot een vergoeding aan slachtoffers, waarbij naast een vergoeding voor de moedwillige vertraging zelf, ook de daaruit voortkomende schade voor vergoeding in aanmerking kan komen,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Gerkens. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 32(32123 VI).

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat verzekeraars bij de afwikkeling van letselschadezaken veelal een beroep doen op derden, zoals schade- en expertisebureaus;

constaterende dat er veel mis gaat bij de schadeafhandeling door deze ingeschakelde derden;

van mening dat letselschadeslachtoffers beter beschermd moeten worden tegen het optreden van deze voor de schadeafhandeling ingeschakelde derden;

verzoekt de regering, met een voorstel te komen waardoor de opdrachtgevende verzekeraar in letselschadezaken verantwoordelijk wordt voor de handelingen en gedragingen van de voor de schadebehandeling ingeschakelde derden,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Gerkens. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 33(32123 VI).

Mevrouw Gerkens (SP):

Ten slotte wil ik namens de werkgroep auteursrechten opheldering vragen over een e-mail die wij zojuist hebben ontvangen. Die gaat over de overeenkomst die is bereikt over het telecompakket. Daarin staat dat met deze overeenkomst lidstaten worden verplicht om wetgeving te maken om internetgebruikers die illegaal downloaden van het internet af te sluiten. Is dat juist, of is het zo dat de waarborgen voor de lidstaten die deze overeenkomst tekenen daarmee worden besproken? Kan de minister dit ophelderen?

Mevrouw Van Vroonhoven-Kok (CDA):

Voorzitter. Ik dank de bewindspersonen voor de beantwoording van de vragen. Het waren twee lange dagen, als je er zo op terugkijkt. Ik geloof dat wij de Justitiebegroting uitvoerig hebben besproken, en dat is ook goed.

Graag kom ik op een paar zaken terug. De eerste betreft het ontlasten van de rechterlijke macht. Daarvoor heb ik zowel een amendement als een motie. Het amendement ziet op het volgende. Wij hebben gezegd dat wij ons moeten klaarmaken voor het feit dat de rechterlijke macht zwaarder wordt belast. De bewindspersonen geven in de begroting aan dat er ruim 30 mln. is vrijgemaakt voor de rechterlijke macht. Daarbij is gezegd dat 20 mln. gaat naar de gefinancierde rechtsbijstand en 10 mln. naar de rechterlijke macht. Wij vinden dat een rare verhouding. Mede gezien de bezuinigingen op de gefinancierde rechtsbijstand die wij voor ogen hebben, heb ik een amendement ingediend om die verhouding om te draaien. Daarmee wordt het dus 20 mln. voor de rechterlijke macht en 10 mln. voor de gefinancierde rechtsbijstand.

Mijn motie ziet op de mediation. Wil je de rechterlijke macht ontlasten, dan zul je toe moeten naar alternatieve geschilbeslechting, zo hebben wij gesteld. Mediation is daarvan een belangrijke vorm. Mijn motie ziet erop om deze wat meer verplicht te stellen. De motie luidt als volgt.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat alternatieve geschilbeslechting een essentieel instrument is om de rechterlijke macht te ontlasten;

constaterende dat mediation in Nederland een vrijwillig proces is;

verzoekt de regering, een voorstel uit te werken dat erop ziet, de rechter de mogelijkheid te geven, een partij die mediation geweigerd heeft in de proceskosten te veroordelen,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Van Vroonhoven-Kok en Heerts. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 34(32123 VI).

Mevrouw Van Vroonhoven-Kok (CDA):

Ik maak nog een opmerking over het ontlasten van de Hoge Raad. Willen wij de Hoge Raad ontlasten, zo hebben wij gezegd, dan moeten wij ook kijken naar het verlofstelsel. De Hoge Raad moet daarbij selectie aan de poort kunnen toepassen en bij voorbaat kansloze zaken eruit kunnen selecteren. In zijn schriftelijke beantwoording zegt de minister dat hij zich oriënteert op een wettelijk instrument daartoe. Wij zouden de minister willen vragen of hij ons kan uitleggen of dit in de vorm van een wetsvoorstel komt en wanneer dat dan in de richting van de Kamer komt.

Wat betreft het feit dat er toezicht moet worden gehouden op de advocaten, hebben wij gezegd dat verschoningsrecht voor ons belangrijk is. Ik dank de staatssecretaris voor haar toezegging dat wij daarop nog uitgebreid terugkomen. Wij zullen de staatssecretaris daaraan houden

Ten slotte maak ik een opmerking over de maatschappelijke onderneming. Alleen in de schriftelijke beantwoording is de minister daarop ingegaan. Ik had hem een concrete vraag daarover gesteld. Als wij de maatschappelijke onderneming levensvatbaar willen maken, moet er gesneden worden in de sectorregeltjes. Ik kan me niet aan de indruk onttrekken dat de minister ook nu uitdrukkelijk zegt dat dit in de eerste plaats op het terrein van de collega-bewindspersonen ligt. Mag ik de minister vanaf deze plek nog één keer op het hart drukken dat hij echt een verantwoordelijkheid heeft om de maatschappelijke onderneming tot een succes te maken, en dat het daarbij van wezenlijk belang is dat ook de collega-bewindspersonen schrappen in de regeltjes? Anders is er voor de maatschappelijke onderneming wel een grote barrière te nemen.

De heer Van Haersma Buma (CDA):

Voorzitter. Ik dank beide bewindslieden voor de gegeven antwoorden in eerste termijn. Dank ook voor de concrete toezeggingen en voor het grote aantal initiatieven dat de bewindslieden ook in de tweede helft van de kabinetsperiode nog nemen. Er zijn namelijk nog veel veranderingen gaande en dat doet mij deugd.

Ik noem een aantal punten omdat daarin toezeggingen in mijn richting zijn verwerkt. Het eerste is het wettelijk kader voor nummerbordherkenning zoals die onder andere in Zwolle plaatsvindt; dit naar aanleiding van het rapport-Brouwer-Korf. De minister heeft aangegeven dat het standaard opnemen van telefoongesprekken in de gevangenis reeds is geregeld. De vereenvoudiging van het bestuursrecht wordt voorbereid. De stroomlijning van artikel 12 Strafvordering wordt ter hand genomen. Ook heeft de minister gezegd dat gekeken wordt naar de administratieve lasten van het Openbaar Ministerie.

Mijn vraag over het gebruik van artikel 591a Strafvordering over de vergoeding van proceskosten is wat mij betreft nog enigszins blijven liggen. Ik realiseer me dat de minister heeft gezegd: ik moet natuurlijk proceskosten vergoeden. Mijn vraag betrof echter ook het volgende; graag krijg ik daarop nog een antwoord. Kan er worden gekeken naar het mogelijk gebruik van de regeling op een manier die niet bedoeld is, namelijk: op het allerlaatste moment van een toevoeging alsnog een commercieel tarief maken omdat het toch wel vergoed wordt? Zou er kunnen worden gekeken of dit een probleem is en kan een en ander zo nodig worden aangepast?

De minister wilde niet verder ingegaan op mijn verzoek om de DNA-wetgeving iets ruimer te maken en een aantal delicten dat buiten artikel 67, 1 Strafvordering valt daarin onder te brengen. Daarom dien ik op dit terrein een motie in.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat de afname van DNA een effectief opsporingsmiddel is;

constaterende dat DNA-afname mogelijk is in gevallen waarvoor voorlopige hechtenis is toegelaten en in geval van veroordeling tot een straf van ten minste vier jaar;

verzoekt de regering om het afnemen van DNA ook bij bepaalde lichtere delicten mogelijk te maken, waaronder in ieder geval zedendelicten en hennepteelt,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Van Haersma Buma, Van der Staaij en Teeven. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 35(32123 VI).

De heer Van Haersma Buma (CDA):

Voorzitter. Mijn dank richtte zich ook tot de staatssecretaris. Ook aan haar dank voor de toezeggingen op een aantal terreinen. De staatssecretaris heeft wat mij betreft duidelijk aangegeven dat de B9-regeling wat haar betreft van groot belang is om slachtoffers van mensenhandel de mogelijkheid te geven om aangifte te doen en bescherming te krijgen. Zij heeft ook aangegeven scherp te zijn op het misbruik. Dat is voor ons ook van belang. Met die toezegging, goed gebruik van de regeling maar letten op oneigenlijk gebruik, kan mijn fractie slechts zeer tevreden zijn.

Ook zeer tevreden is mijn fractie met een pilot, die de staatssecretaris al in de schriftelijke antwoorden op vragen had aangekondigd, om het doen van een nieuwe aanvraag op de vliegtuigtrap verder tegen te gaan. De vraag of dat voldoende is – de heer Fritsma maakte daar volgens mij een aantal wezenlijke opmerkingen over – moeten we gewoon bekijken nadat die pilot is gedaan. Laten we hopen dat het dan voldoende is. We zullen daarnaar kijken.

De staatssecretaris heeft ook nogmaals aangegeven dat zij het categoriaal beleid voor de toekomst gaat herzien. Dat vindt mijn fractie van groot belang. Wij zullen daarop terugkomen wanneer dat plan in de Kamer is.

Mijn allerlaatste punt betreft de aanbesteding van rechtshulp. Ik heb daar in een interruptie op doorgevraagd. Voor de helderheid wil mijn fractie de volgende motie indienen, die aangeeft hoe mijn fractie dit ziet.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat het systeem voor rechtsbijstand in asielzaken voor de toekomst houdbaar moet zijn;

overwegende dat in het bestuursrecht geen verplichte procesvertegenwoordiging geldt, zodat ook andere rechtsbijstandsverleners dan advocaten rechtshulp kunnen verlenen;

verzoekt de regering, te onderzoeken op welke wijze gefinancierde rechtsbijstand kan worden gerealiseerd via aanbesteding bij rechtsbijstandsverleners, waarbij de kwaliteit van de rechtsbijstand gehandhaafd wordt,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Van Haersma Buma en Van der Staaij. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 36(32123 VI).

De heer Van Haersma Buma (CDA):

Voorzitter. Daarmee ben ik klaar met mijn bijdrage in tweede termijn.

De heer Heerts (PvdA):

Is dit eigenlijk niet iets om mee te nemen in de brede heroverweging? Waarom wil de heer Van Haersma Buma het specifiek nu doen? Of bedoelde hij dat eigenlijk ook?

De heer Van Haersma Buma (CDA):

De staatssecretaris is bezig te onderzoeken hoe zij met de gefinancierde rechtshulp bij asiel verdergaat. Dat zal waarschijnlijk, zoals ik het zie, eerder of op een ander moment zijn dan bij de brede heroverweging. Daar zou ik het graag in meegenomen willen hebben.

De heer Teeven (VVD):

Voorzitter. Ik dank de bewindslieden voor de antwoorden die zij hebben gegeven. Dank ook voor de concrete toezegging van de staatssecretaris om de Fokkensregeling eigenlijk per omgaande te bevriezen, totdat zij haar gedachten heeft gevormd. Dat zal voor slachtoffers en voor nabestaanden van slachtoffers een buitengewoon goed geluid zijn en tot veel tevredenheid leiden.

Mijn fractie heeft ook waardering voor de wijze waarop de staatssecretaris het verlofstelsel aanpakt. Het heeft even geduurd, wij hebben er lang van mening over verschild, maar nu het gebeurt, is mijn fractie er buitengewoon tevreden over.

Ik heb één vraag gesteld, die schriftelijk is beantwoord, over het opleggen van verjaarde strafvonnissen. Ik heb nog even van gedachten gewisseld met een van de departementsambtenaren. Toen bleek dat het betrekking had op het jaar 2008. Ik zal zelf nog onderzoek doen naar de vraag hoe het echt zit, want volgens mij liggen de getallen veel hoger. Daar spreken wij elkaar dan nog wel over.

De VVD-fractie vindt wel dat vluchtgevaarlijke criminelen nooit verlof moeten krijgen. Daarom dien ik de volgende motie in.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat vluchtgevaarlijke criminelen nog steeds kort verlof krijgen van directeuren van gevangenissen;

verzoekt de regering, er zorg voor te dragen dat vluchtgevaarlijke criminelen nooit verlof krijgen, in ieder geval niet zonder bewaking en beveiliging,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Teeven en Van Velzen. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 37(32123 VI).

De heer Teeven (VVD):

De minister heeft uitgebreid aangegeven dat hij bij de schorsing van een voorlopige hechtenis uitgaat van een stelsel dat twee richtingen kent. Dat heeft hij ook in zijn eerste termijn uitgelegd. Hij zei dat de rechter in een aantal zaken nog wel de mogelijkheid moet hebben om de schorsing te kunnen uitspreken. Dat kan de VVD-fractie zich voorstellen, maar voor een aantal delicten niet omdat de aard van het delict met zich brengt dat die ruimte niet moet bestaan. Los van de regeling die de minister voorstelt, zou de VVD-fractie dan ook graag zien dat de schorsingsmogelijkheid toch nog via de rechter voor een bepaald aantal delicten wordt uitgezonderd. Daarom dien ik de volgende motie in.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat schorsing van de voorlopige hechtenis ongewenst is bij een situatie van verdenking van ernstige criminaliteit en bij vluchtgevaar;

verzoekt de regering, het wettelijk onmogelijk te maken dat schorsing van de voorlopige hechtenis van een verdachte kan worden uitgesproken in geval van verdenking van betrokkenheid bij een delict met een maximumstraf van zes jaar of hoger,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Teeven. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 38(32123 VI).

De heer Teeven (VVD):

Wij hebben uitgebreid van gedachten gewisseld, ook nog bij interruptie, over de kosten van het strafproces. Dit kabinet laat de kosten van het proces wel verhalen op de kleine verkeersovertreder, maar doet dat niet bij de grotere crimineel.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

verzoekt de regering, te bewerkstelligen dat de kosten van het strafproces worden verhaald op de onherroepelijk veroordeelde crimineel,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Teeven. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 39(32123 VI).

De heer Teeven (VVD):

Wij hebben gesproken over de voorbeeldfunctie die de politie heeft, mede gezien het feit dat je niet moet bezuinigen op de politiesterkte, wat de VVD-fractie volledig eens is met de SP-fractie, en dat de politie een heel belangrijk apparaat is in de rechtshandhaving. Dat betekent tegelijkertijd dat de politie een voorbeeldfunctie heeft en dat zaken zoals wij hebben gezien in het programma van Peter R. de Vries van afgelopen zondag, niet te veel moeten gebeuren. Daarom dien ik de volgende motie in.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat ook politieambtenaren belast met de handhaving van verkeersvoorschriften, zich aan de verkeersregels moeten houden, tenzij daar een noodzaak voor bestaat in het kader van de uitoefening van hun politietaak;

overwegende dat juist politieambtenaren belast met de handhaving van verkeersvoorschriften een voorbeeldfunctie hebben op de openbare weg;

verzoekt de regering, er zorg voor te dragen dat ambtenaren belast met de handhaving van verkeersvoorschriften zich (blijvend) bewust zijn van deze voorbeeldfunctie in de samenleving;

verzoekt de regering, de Kamer te informeren over de wijze waarop dit onder de aandacht van de ambtenaren is gebracht,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Teeven. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 40(32123 VI).

De heer De Krom (VVD):

Voorzitter. PvdA-leider Bos zei een tijd geleden dat integratie de belangrijkste sociale kwestie is. Hoe kun je dat echter zeggen als je de deur tegelijk weer wagenwijd openzet? Voor echte integratie is beperking van de immigratie noodzakelijk, anders blijft het dweilen met de kraan open. Het beleid van de staatssecretaris doet precies dat. Alle cijfers gaan de verkeerde kant uit. Daarmee vergroot zij het integratieprobleem in plaats van het te verkleinen.

Ik had drie moties klaarliggen die ik niet meer indien. Een ging over de voorlopige voorziening opschortende werking en een over onderzoek naar de effecten van artikelen 3 en 8 EVRM. Gelet op de toezeggingen van de staatssecretaris dien ik die niet in. Gelet op de discussie over de herhaalde asielaanvragen houd ik de motie daarover voorlopig voor mijzelf. Die dien ik dus ook niet in.

Ik heb wel twee overblijvende moties. Een uitstekend artikel van de CDA-fractie van een paar weken geleden ging over het beperken van de toegang tot de sociale zekerheid voor immigranten. Vandaag was dat vervat in een motie, die vervolgens tot mijn grote teleurstelling door de CDA-fractie is afgestemd. Als de CDA-fractie via de media voorstellen doet tot verscherping en aanscherping van het vreemdelingenbeleid, wil ik het kabinet dan ook aansporen om die voorstellen uit de media over te nemen en daar gelijk mee aan het werk te gaan.

De heer Van Haersma Buma (CDA):

Deze jijbak moet ik retourneren. Als u zegt dat wij die motie niet steunen, moet u ook aangeven waarom wij haar niet steunen. Wij zullen namelijk nooit moties steunen, althans ik niet, die zijn ingediend in een AO als de staatssecretaris nog moet beginnen aan de beantwoording.

De heer De Krom (VVD):

Het zijn gewoon letterlijk uw woorden die ik uit de krant haal en in de motie stop. En vervolgens stemt u tegen. U hebt het in de kranten in grote woorden over huwelijksmigratie. U stemt tegen moties. U gebruikt grote woorden over asielverzoeken in de media, maar daarvoor hebt u ook al tegen moties daarover gestemd. Mijnheer Van Haersma Buma, met alle respect, ik vind dat niet eerlijk. Als u dat soort grote woorden en stoere taal in de media gebruikt, dan moet u in deze Kamer gewoon boter bij de vis leveren. Maar dat doet u niet.

De heer Van Haersma Buma (CDA):

In de eerste plaats ging het AO daar niet over. Ik doe daarom dus ook niet mee met moties. In de tweede plaats: weet u wat de staatssecretaris in dat AO heeft geantwoord?

De heer De Krom (VVD):

Ja, ik weet wat de staatssecretaris heeft geantwoord, maar ik neem toch altijd aan dat mensen achter hun woorden staan en dat zij vervolgens ook boter bij de vis leveren als het kan. Ik heb een hele lijst met voorbeelden waarbij u dat niet doet namens de CDA-fractie.

Voorzitter. Daarom dien ik de volgende motie in.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

verzoekt de regering, voorstellen van de CDA-fractie die in de media worden gelanceerd tot aanscherping van het vreemdelingen- en asielbeleid, uit te werken en voorstellen aan de Kamer voor te leggen,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid De Krom. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 41(32123 VI).

De heer De Krom (VVD):

Ik dien nog een tweede motie in.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat de bewijslast in het geval van gedwongen huwelijken ligt bij het slachtoffer;

verzoekt de regering, de Kamer voorstellen te doen over omkering van de bewijslast in het geval van gedwongen huwelijken, in die zin dat de bewijslast dat er geen sprake is van gedwongen huwelijken, komt te liggen bij de partner,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid De Krom. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 42(32123 VI).

Mevrouw Van Velzen (SP):

Die laatste motie vind ik heel erg wonderbaarlijk. Mag ik u eens vragen, mijnheer De Krom, u bent toch getrouwd, hè?

De heer De Krom (VVD):

Ja.

Mevrouw Van Velzen (SP):

Kunt u bewijzen dat dit niet onder dwang is gebeurd?

De heer De Krom (VVD):

Uhm, ik denk het wel. Eigenlijk weet ik het wel zeker.

Mevrouw Van Velzen (SP):

Kom maar op.

De heer De Krom (VVD):

Ja.

Mevrouw Van Velzen (SP):

Ik ben niet overtuigd.

De heer De Krom (VVD):

Ik zou een heel verhaal kunnen houden over de wijze waarop mijn huwelijk tot stand is gekomen, maar dat doe ik maar even niet in de plenaire zaal.

Mevrouw Van Velzen (SP):

Even alle gekheid op een stokje. Je kunt het toch niet maken dat je de bewijslast zo omkeert dat iedereen die gewoon onschuldig is, moetbewijzen dat een huwelijk in vrijheid is voltrokken? Ik zie ook niet hoe u dat juridisch wilt gaan doen. Dan moet toch "gelijke zielen" gelden? En wij moeten dan dus op elk terrein de bewijslast om gaan draaien. Ik vind dat onwenselijk.

De heer De Krom (VVD):

Ik ben eerlijk gezegd zelf benieuwd naar het antwoord van het kabinet. Het gaat erom dat het slachtoffer nu moet bewijzen dat er sprake was van gedwongen uithuwelijking, terwijl ik eigenlijk vind dat als iemand dat zegt, de veronderstelde dader moet bewijzen dat het niet zo is. Hierbij is inderdaad sprake van omkering van de bewijslast. Dat zal in de praktijk misschien niet zo eenvoudig zijn, maar ik hoor heel graag de reactie van het kabinet. Als het niet kan, wil ik daar natuurlijk weer opnieuw over nadenken. Maar ik vind gedwongen uithuwelijking een heel serieuze zaak. Wij moeten bekijken hoe wij dat zo goed en effectief mogelijk kunnen aanpakken. Als dit een voorstel is dat daartoe bijdraagt, nodig ik het kabinet van harte uit om daar serieus op in te gaan.

Mevrouw Van Velzen (SP):

Om geen onduidelijkheid te laten bestaan: ik vind dwanghuwelijken ook ontzettend ernstig. Ik vraag mij echter af of dit wel een oplossing is. Bij elke oplossing die werkt, vindt u mij op uw pad. Dit lijkt mij echter niet werkzaam.

De heer De Krom (VVD):

Ik hoor het antwoord van de regering graag.

De heer Heerts (PvdA):

Voorzitter. Ik dank de bewindslieden voor de beantwoording. Ik heb geen moties, maar hier en daar heb ik een aantal moties ondertekend. Dat is weer een hele geruststelling.

Ik heb nog een paar expliciete vragen aan de onderscheiden bewindspersonen. De criminaliteit is weliswaar percentueel – zoals de minister van Justitie dat steeds zo treffend zegt – afgenomen, maar hoe zit dat dan met de veiligheidsgevoelens? Hoe kwalificeert de minister dat eigenlijk?

Ik kom op het punt van de combirechter. Ik ben daar uiteraard tevreden over. Wellicht dat dit naast het jeugdrecht ook kan worden uitgebreid met andere vormen, maar goed, de rechtspraak gaat daar nu mee aan de slag. Ik heb echter nog iets anders gevraagd. In die keten moet het OM natuurlijk wel het goede vorderen. Ik heb onder meer gevraagd hoe dat maatwerk zich verhoudt tot de meer en meer gestandaardiseerde Polarisrichtlijnen. Moet op dat onderdeel ook het OM niet wat meer flexibiliteit tonen als het gaat om de vorderingen, opdat de verdachten die door de rechter tot daders worden uitgesproken, goed geraakt worden, opdat de preventie wordt geregeld en opdat tevens de recidivekans afneemt?

Ik dank de staatssecretaris voor haar antwoord dat ex-criminelen die weer aan het werk willen – en eigenlijk aan het werk moeten, want zo vrijblijvend moet het ook allemaal niet zijn – dit via de middelen van het UWV ook kunnen. Ons motto is "uit de bak, aan de bak". Ik dank haar voor de toezegging dat de aanvraag van een zogenaamde Verklaring omtrent gedrag hierbij wordt meegenomen en ik ga er dan ook van uit dat dit nu geregeld is.

We hebben nogal wat vragen gesteld over het project in Lelystad, maar kan de staatssecretaris nog iets zeggen over de manier waarop zij dat verder met de gemeentes wil stimuleren? Niet alleen moet de mogelijkheid bestaan, maar ook moet het actief gestimuleerd worden. Door de toezegging van de staatssecretaris lijkt mij een motie hierover overbodig. Dat zou de zaak onnodig aan het werk houden.

We hebben het zijdelings aan de orde gehad en ik heb een aantal keren vragen gesteld over de zogenoemde sociale netwerksites en de handhavingsmogelijkheden daarbij van het College bescherming persoonsgegevens. Dit zegt wel te kunnen handhaven, maar doet het dat ook voldoende? Uit recente artikelen weten wij dat de sociale netwerksites, waaronder Hyves, nogal van invloed kunnen zijn op bepaalde criminele activiteiten en dan gaat het niet alleen maar over slachtoffers van pooierboys. Even afgezien van Brouwer-Korff en al het andere wil ik de minister concreet vragen of er voor het CBP voldoende mogelijkheden zijn om voor kinderen onder de 16 jaar te handhaven. Het college wil ook een daadkrachtiger handhavingsorganisatie zijn. Is het dat ook of heeft het nu echt te weinig bevoegdheden?

Mevrouw Gerkens (SP):

Wat stelt de heer Heerts dan voor? Hij is er waarschijnlijk van op de hoogte dat bijvoorbeeld Hyves de pagina van kinderen onder de twaalf jaar automatisch afschermt, zodat de privégegevens niet te zien zijn. Waar zou het CBP dan op moeten handhaven?

De heer Heerts (PvdA):

Dat vraag ik dus aan de minister. Wij hebben een aantal keren vragen hierover gesteld. Het probleem blijft zich voordoen en wij krijgen daar ook signalen over. Volgens mij staat de naam van mevrouw Gerkens ook op de verzendlijst van betrokkenen die voortdurend onze aandacht hiervoor vragen. Ik zeg niet dat het allemaal niet kan en de minister is ook bezig met het internetgebruik. Er is recent een site voor geopend en hij is er druk mee doende. Mijn vraag is concreet aan de minister hoe en waarop het college moet handhaven. Daar moet gewoon meer duidelijkheid op komen, los van de verantwoordelijkheid van kinderen, van met name de ouders en de providers.

Mevrouw Gerkens (SP):

De heer Heerts haalt zelfs de verzender van de e-mails aan en deze is gewoon van mening dat kinderen onder zestien jaar überhaupt niet op Hyves moeten. Is dat de kant die de PvdA op wil?

De heer Heerts (PvdA):

Nee, maar wel verantwoord.

We hebben vandaag indringend gesproken over onze rechtsstaat en over het justitiebestel. Alle taken van justitie, van preventie tot en met repressie, zijn aan de orde geweest. Me dunkt, ook na wat we met het kabinet gewisseld hebben, dat we met recht en reden kunnen zeggen dat dit kabinet echt werkt aan "veiligheid begint bij voorkomen" en "wie niet horen wil, die moet maar voelen". Zo is het ook. Recht waar het moet, streng waar het moet en humaan waar het kan.

Mevrouw Arib (PvdA):

Voorzitter. Ik heb geen moties, maar wel een paar vragen die zijn blijven liggen. Allereerst wil ik echter de minister danken voor zijn beantwoording.

Naar aanleiding van de schriftelijke beantwoording van een aantal vragen die wij gisteren hebben gesteld, wil ik een korte opmerking maken. Allereerst ben ik blij met het feit dat deze minister de hele gang van zaken inzake de Braziliaanse kinderporno ook betreurt en dat het OM heeft laten weten dat de verdachte opnieuw wordt gedagvaard en op grond van het WOTS-verdrag met Brazilië te zijner tijd door Brazilië zal worden overgenomen. Ik ben daar erg blij mee en ik hoop dat de minister ons op de hoogte houdt.

Op een van mijn vragen kreeg ik een wat vaag antwoord. Ik heb daar geen motie over ingediend, want ik kan er ook nog op terugkomen bij het nog te houden debat over mensenhandel. Het gaat om de meldplicht bij mensenhandel. De minister heeft het over landelijke registratie. Dat heeft er wel mee te maken, maar het is iets anders dan meldplicht. Meldplicht houdt in dat hulpverlenende instanties of anderen die misstanden constateren, deze ook melden. Graag een reactie daarop.

Er komt een spoeddebat over de Eindhovense zaak. Ik vind de aangekondigde wetswijziging prima, omdat deze in een grote behoefte voorziet. Wel blijf ik met de vraag zitten hoe wij met de zaak omgaan en wat er gebeurt in de periode voordat de wet tot stand komt en de pilot van het buddysysteem is geëvalueerd. Ook daar zou ik graag een antwoord op willen hebben.

De heer De Roon (PVV):

Voorzitter. Ik dien vier moties in.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat rechters veelvuldig de maximumstraf van zes maanden gevangenisstraf opleggen voor het misdrijf van het als ongewenst verklaarde vreemdeling in Nederland verblijven;

overwegende dat recidive ter zake van dit misdrijf veelvuldig voorkomt;

verzoekt de regering om te komen met een voorstel om de maximumstraf voor dit misdrijf te verhogen,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid De Roon. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 43(32123 VI).

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat de kosten van de reclassering jaarlijks stevig toenemen en dat reclasseringsbegeleiding in het belang is van criminelen;

verzoekt de regering om te komen met voorstellen om de misdadigers die profiteren van reclasseringsbegeleiding voor de kosten daarvan aan te slaan,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid De Roon. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 44(32123 VI).

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat het knieslot voor tbs'ers die zich buiten de tbs-inrichting begeven een zinvolle veiligheidsmaatregel kan zijn;

verzoekt de regering om criteria voor te stellen voor de gevallen waarin toepassing van zo'n knieslot wenselijk is en de kosten van zo'n knieslot dan door de tbs'er te laten betalen, bij gebreke waarvan de tbs'er niet zal worden toegestaan om zich buiten de tbs-inrichting te begeven,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid De Roon. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 45(32123 VI).

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat verkeershandhaving niet mag ontaarden in ordinaire geldklopperij;

verzoekt de regering om maatregelen te nemen om het opleggen van verhogingen bij niet-betaling van verkeerstransacties en verkeersboetes te beëindigen,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid De Roon. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 46(32123 VI).

De heer Fritsma (PVV):

Voorzitter. Ik heb nog maar weinig tijd en gebruik die voor het indienen van vier moties.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat door de Immigratie- en Naturalisatiedienst (IND) uit hoofde van de staatssecretaris van Justitie voortdurend verblijfsvergunningen worden verleend aan vreemdelingen die niet aan de toelatingsvoorwaarden voldoen;

overwegende dat gebleken is dat de geldende toelatingsregels door deze dienst bewust opzij worden gezet en dat medewerkers er openlijk toe worden aangezet om niet te strikt aan die regels te toetsen;

overwegende dat deze werkwijze absoluut niet in lijn is met een restrictief toelatingsbeleid waarbij het noodzakelijk is om duidelijke grenzen te stellen;

verzoekt de regering om misstanden bij de IND betreffende het onterecht verstrekken van verblijfsvergunningen aan te pakken en de Kamer spoedig te informeren hoe dit gebeurt,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Fritsma. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 47(32123 VI).

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat de Antillen hebben aangekondigd, een pardonregeling voor illegalen te willen uitvoeren;

overwegende dat een dergelijke regeling tot gevolg zal hebben dat een groot deel van de ongeveer negentigduizend illegale vreemdelingen aldaar rechtmatig verblijf zal verkrijgen;

overwegende dat het voor de hand ligt dat velen daarna gebruik zullen maken van de mogelijkheid om zich in Nederland te vestigen, hetgeen gezien de al grote immigratie- en integratieproblemen ongewenst is;

verzoekt de regering om de Antillen te bewegen, geen pardonregeling voor illegalen in te stellen,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Fritsma. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 48(32123 VI).

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat jaarlijks duizenden Nederlanders uit ons land emigreren om een nieuw bestaan op te bouwen in bijvoorbeeld Canada of Australië, hetgeen een aderlating voor onze economie is;

overwegende dat zaken als overbevolking, massa-immigratie en islamisering bij de keuze om te emigreren een belangrijke rol kunnen spelen en dat dit bij het in kaart brengen van de gevolgen van immigratiebeleid niet onbelicht mag blijven;

verzoekt de regering om bij emigranten de beweegredenen voor hun vertrek te onderzoeken en om de resultaten van dit exitonderzoek binnen een jaar aan de Kamer kenbaar te maken,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Fritsma. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 49(32123 VI).

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

verzoekt de regering om zorg te dragen voor een immigratiestop voor mensen uit moslimlanden,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Fritsma. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 50(32123 VI).

De heer Anker (ChristenUnie):

Mevrouw de voorzitter. Ik dank de bewindslieden voor hun beantwoording in eerste termijn. Ik wil nog enkele zaken noemen.

Ik heb nog geen antwoord gekregen op mijn vraag over de uitvoering van de motie-Anker c.s. over de kinderalimentatie die ik tijdens de vorige begrotingsbehandeling heb ingediend. Ik wil de minister even hieraan herinneren, want dat is er met de regeling van werkzaamheden even tussendoor geschoten.

Ik dank de staatssecretaris voor de duidelijkheid die zij heeft gegeven over de onwenselijkheid van het verwijzen naar de mogelijkheid om in stilte het christelijk geloof te belijden in Iran. Ik ga ervan uit dat de IND in beschikkingen en in zaken van beroep en hoger beroep niet meer zal verwijzen naar de mogelijkheid om in het land van herkomst in stilte het christelijk geloof te belijden. Kan zij dit bevestigen?

Ik ben het helemaal met de bewindslieden eens dat de uitstapprogramma's goed geëvalueerd moeten worden, maar dan moet wel de continuïteit gewaarborgd zijn. Daarom dien ik de volgende motie in.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat de drempel om te stoppen met prostitutie vanwege dwang of drang door derden, gebrek aan opvang en sociale achterstanden, zoals schulden, huisvestingsproblemen en gaten in het cv, nog steeds hoog is;

van mening dat uitstapprogramma's een belangrijke bijdrage leveren aan het verlagen van die drempel voor prostituees;

overwegende dat in de Kamer een motie is aangenomen waarin de regering wordt verzocht, het stimuleren van uitstapprogramma's tot een structureel onderdeel van het prostitutiebeleid te maken (31700-VI, nr. 58);

verzoekt de regering, de Kamer voor de volgende begroting te informeren over de wijze waarop de genoemde motie in overleg met de betrokken organisaties wordt uitgevoerd en daarbij de continuïteit van positief geëvalueerde uitstapprogramma's te waarborgen,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Anker, Van Haersma Buma en Van der Staaij. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 51(32123 VI).

De heer Anker (ChristenUnie):

Mevrouw de voorzitter. Met leges wordt kostendekkendheid nagestreefd. Ik begrijp dit streven, maar dan moeten wij wel weten over welke kosten het gaat en dat weten wij niet. Uit onderzoek blijkt dat het kostprijsmodel van de IND niet meer actueel en representatief is en toch gaat de staatssecretaris over ruim een week de leges verdubbelen. Bovendien wordt dat pas vanaf gisteren op de site van de IND vermeld. Dit loopt vooruit op 2010 en is echt de omgekeerde wereld. Wat ons betreft worden de kosten eerst bepaald en dan pas in rekening gebracht. De staatssecretaris doet onderzoek naar de kostprijssystematiek. Dat kan leiden tot een neerwaartse bijstelling of tot een verhoging. Die onzekerheid zit toch ook al in de begroting? Wij vinden dat eerst de uitkomst van het onderzoek moet worden afgewacht. Ik stel daarom twee moties voor.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat de staatssecretaris voornemens is om in het kader van kostendekkendheid voor een aantal categorieën vreemdelingen de legestarieven te verhogen;

constaterende dat teneinde gezinnen tegemoet te komen, het legestarief voor de aanvraag tot het verlengen van een verblijfsvergunning voor verblijf bij ouder ongewijzigd blijft, maar dat het legestarief voor de afdoening van een aanvraag tot het verlenen van een verblijfsvergunning regulier voor onbepaalde tijd verdubbelt van € 201 naar € 401, waarmee de kosten voor een gezin excessief kunnen oplopen;

verzoekt de regering om bij de verhoging van het legestarief voor de afdoening van een aanvraag tot het verlenen van een verblijfsvergunning regulier voor onbepaalde tijd te voorzien in een gezinstarief en de Kamer hierover te informeren,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Anker en Heerts. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 52(32123 VI).

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat de staatssecretaris voornemens is om in het kader van kostendekkendheid voor een aantal categorieën vreemdelingen de legestarieven te verhogen;

van mening dat bij het streven naar kostendekkendheid wel duidelijk moet zijn om welke kosten het gaat;

constaterende dat uit onderzoek is gebleken dat het kostprijsmodel van de IND niet meer voldoende actueel en representatief is en dat door middel van een nieuw kostprijsonderzoek onder meer een herdefiniëring plaatsvindt van de definitie die de IND hanteert voor de indirecte kosten;

van mening dat in afwachting van de uitkomsten van dit kostprijsonderzoek eventuele legesverhogingen niet op een voldoende actueel en representatief kostprijsmodel gebaseerd kunnen zijn;

verzoekt de regering, voor het definitief vaststellen van de begroting de Kamer te informeren over de uitkomsten van het nieuwe kostprijsonderzoek en in afwachting hiervan geen legesverhoging door te voeren,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Anker. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 53(32123 VI).

Mevrouw Azough (GroenLinks):

Voorzitter. Ik dank de minister van Justitie en de staatssecretaris van Justitie voor hun antwoorden. Ik wil het kort houden en slechts een aantal moties voorlezen.

Vertrouwen in de rechtsstaat is sterk gebaat bij begrip voor de oordelen en de vonnissen die geveld worden. Daarom dien ik de volgende motie in.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat het Openbaar Ministerie en de rechterlijke macht onvoldoende in staat zijn om begrijpelijke en publieksvriendelijke vonnissen te produceren, met alle gevolgen voor het publiek vertrouwen in de zittende en de staande magistratuur;

overwegende dat het Project Motiveringsverbetering in Strafvonnissen (Promis) erop gericht is om alle strafvonnissen in 2010 aan de leesbaarheidscriteria te laten voldoen, maar dat het duidelijk is dat dit doel niet bereikt zal worden;

verzoekt de regering om op korte termijn te voorzien in een plan van aanpak waarmee verdere professionalisering van een consistent communicatiebeleid van het Openbaar Ministerie en de rechterlijke macht kan worden gestimuleerd en de Kamer daarover te berichten,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Azough, Teeven, Gerkens en Heerts. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 54(32123 VI).

Mevrouw Azough (GroenLinks):

Voorzitter. Een ander belangrijk recht waarover ik het heb gehad, is het consumentenrecht. Hierover wil ik een tweetal moties indienen.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat het Nederlandse consumentenrecht bescherming dient te bieden tegen ondeugdelijke producten en tekortschietende dienstverlening;

overwegende dat sinds de totstandkoming van de wettelijke consumentenbescherming de technologische ontwikkelingen zijn voortgeschreden waardoor afgevraagd kan worden welke consequenties deze ontwikkelingen kunnen hebben voor de effectiviteit van de wettelijke consumentenbescherming;

verzoekt de regering om te onderzoeken of het huidige consumentenrecht nog wel voldoende bescherming biedt en of verbeteringen wenselijk zijn en de Kamer daarover te berichten,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Azough en Gerkens. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 55(32123 VI).

Mevrouw Azough (GroenLinks):

Voorzitter. De volgende motie die ik wil indienen kan actueel genoemd worden.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat het ondanks het bestaan van de Wet collectieve afhandeling massaschade thans ontbreekt aan collectieve schadevergoedingsmogelijkheden voor grote groepen consumenten die slachtoffer zijn geworden van dezelfde ongeoorloofde praktijken door bedrijven;

overwegende dat inmiddels op Europees niveau ideeën worden ontwikkeld om consumentenorganisaties en consumentengroepen in staat te stellen, gezamenlijke schadevergoedingsacties te ondernemen voor de leden van dat collectief;

verzoekt de regering om te onderzoeken hoe groepen consumenten met dezelfde ervaringen collectieve schadevergoedingsacties onder huidig recht kunnen ondernemen en hoe deze schadevergoedingsmogelijkheden te verbeteren zijn en de Kamer hierover te informeren,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Azough, Gerkens en Heerts. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 56(32123 VI).

Mevrouw Azough (GroenLinks):

Voorzitter. Een ander belangrijk punt voor mijn fractie en voor andere fracties in deze Kamer betreft het wetsvoorstel over lesbisch ouderschap. Daarop hebben wij te lang moeten wachten. Daarom dien ik de volgende motie in.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,Azough

overwegende dat in de kabinetsreactie op het advies van professor Vorder aangegeven is dat het wetsvoorstel Lesbisch Ouderschap nog voor het zomerreces in consultatie bij de Raad van State zou worden gegeven;

overwegende dat het wetgevingstraject behoorlijke vertraging vertoont;

overwegende dat spoedige inwerkingtreding van dit wetsvoorstel wenselijk is;

verzoekt de regering om het wetsvoorstel Lesbisch Ouderschap een veel hogere prioriteit te geven,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Azough, Teeven en Arib. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 57(32123 VI).

Mevrouw Azough (GroenLinks):

Voorzitter. Het kabinet heeft aangegeven downloaden strafbaar te willen stellen. Dat is voor mijn fractie reden tot zorg. Daarom dien ik de volgende motie in.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat de Kamer binnenkort komt te spreken over het Nederlandse auteursrecht;

overwegende dat het kabinet aangeeft, alle vormen van illegaal downloaden strafbaar te willen stellen;

overwegende dat deze voorgenomen strafbaarstelling niet handhaafbaar is;

verzoekt de regering om af te zien van strafbaarstelling en daaruit voortvloeiende vervolgingen van individuele consumenten,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Azough. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 58(32123 VI).

Mevrouw Azough (GroenLinks):

Voorzitter. Mag ik nog één motie indienen?

De voorzitter:

Het is uw eigen tijd en daar bent u al ruim overheen.

Mevrouw Azough (GroenLinks):

Dan kan het niet meer.

De heer Pechtold (D66):

Voorzitter. In mijn eerste termijn stelde ik al dat de minister behoorlijk rekkelijk is in zijn afspraken met de Kamer. Ik hoopte heldere afspraken met hem te kunnen maken, maar hij probeert zich daar weer onderuit te manoeuvreren. Ik lees veel voornemens, hoop en vrijblijvende steun in de antwoorden. Over de evaluatie van het antiterrorismebeleid schrijft de minister: wij evalueren door middel van extern onderzoek. Even later meldt hij mondeling dat hij dat op eigen verantwoordelijkheid zal doen en dat hij het werkplan pas volgend jaar klaar zal hebben.

De minister noemt geen datum waarop wij het wetsvoorstel over het lesbisch ouderschap zullen ontvangen. Mevrouw Azough had het daar ook al over.

De minister schrijft dat hij de ambitie heeft om een nieuwe wet over de aanwezigheid van de raadsman bij het politieverhoor nog voor 2011 in werking te laten treden. Vervolgens spreekt hij echter slechts de hoop uit dat het wetsvoorstel voor eind 2010 ingediend zal worden. Hij weet ook dat de twee doelen niet verenigbaar zijn.

De heer Heerts (PvdA):

Ik heb nog een vraag over het antiterrorismebeleid en de motie die door de heer Pechtold is gesteund. Wij hebben daar echt een heel uitvoerig algemeen overleg over gehad. Wij hebben gezegd dat het goed was om dat werkplan direct ter hand te nemen, juist gelet op het rapport dat ingediend was. Ik meen dat zijn collega die bij dat algemeen overleg aanwezig was, daarvoor steun heeft uitgesproken. Is de kritiek van de heer Pechtold op dat punt nog zo helder? Dat werkplan krijgen wij juist om er nog eens goed naar te kunnen kijken. Dan hoeven wij niet een nieuw onderzoek af te wachten; anders worden mogelijk zelfs te veel maatregelen sneller teruggedraaid.

De heer Pechtold (D66):

Voorzitter. Het gaat mij erom dat het werkplan pas volgend jaar klaar is. Door die uitspraak van de minister wordt het allemaal te veel op de lange termijn geschoven.

Mevrouw Azough (GroenLinks):

Het is mij nu niet meer helemaal duidelijk of de fractie van D66 net als de fractie van GroenLinks nog steeds voor de integrale evaluatie is of niet.

De heer Pechtold (D66):

Ja, natuurlijk.

Voorzitter. Mijn vraag naar een overkoepelend plan voor Den Haag als internationale stad van recht, vrede en veiligheid werd niet beantwoord. Ik begrijp daaruit dat zo'n plan niet bestaat. Omdat het wenselijk is dat dit wel wordt opgesteld, dien ik de volgende motie in.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat Den Haag als internationale stad van recht, vrede en veiligheid in het kader van het Innovatieplatform is aangemerkt als sleutelgebied;

voorts overwegende dat Den Haag daartoe een kennisknooppunt dient te worden voor het beste wat Nederland op dit vakgebied te bieden heeft;

tevens overwegende dat bij het optimaal benutten van dit sleutelgebied naast de gemeente Den Haag ook de provincie en het Rijk nauw betrokken dienen te zijn;Pechtold

verzoekt de regering, samen met alle relevante partners een overkoepelend plan op te stellen hoe de positie en het profiel van Den Haag als internationale stad van recht, vrede en veiligheid optimaal kan worden benut en uitgebouwd,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Pechtold. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 59(32123 VI).

De heer Van der Staaij (SGP):

Mevrouw de voorzitter. Ik wil de bewindslieden graag danken voor de beantwoording. Gelet op de korte tijd zal ik staccato een aantal punten langslopen.

Ik heb in eerste termijn vragen gesteld over de forse kritiek van de VN op de euthanasiepraktijk in Nederland. De reactie die daarop in de schriftelijke beantwoording werd gegeven, vind ik onbevredigend. Ik wil daarom de volgende motie indienen.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat het VN-Comité inzake de burgerlijke en politieke rechten opnieuw bezorgdheid heeft geuit over het aantal euthanasietoepassingen in Nederland en het ontbreken van een onafhankelijk rechterlijk oordeel;

overwegende dat het comité daarom aanbeveelt, de Nederlandse wetgeving in dit opzicht te heroverwegen in het licht van de verdragsrechtelijke erkenning van het recht op leven en uiterlijk in juli 2010 geïnformeerd wil worden over de stand van zaken ten aanzien van deze aanbeveling;

constaterende dat de summiere en afhoudende kabinetsreactie zoals vermeld in de brief aan de Tweede Kamer van 15 oktober 2009 onvoldoende recht doet aan de inhoud en de ernst van deze serieuze bezwaren;

verzoekt de regering om, alvorens het comité te informeren, in een brief aan de Kamer een nadere inhoudelijke reactie te formuleren op genoemde VN-bezwaren en daarbij ook uitdrukkelijk in te gaan op de mogelijkheden om tegemoet te komen aan deze bedenkingen,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Van der Staaij. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 60(32123 VI).

De heer Van der Staaij (SGP):

De SGP-fractie vindt het positief dat we nog dit jaar bericht worden over de resultaten van een onderzoek naar een verbod op extreem gewelddadige games. Als ik zeg dat ik daarover positief ben, dan is dat wel relatief. Vorig jaar waren we namelijk positief omdat we daarover voor het einde van dát jaar geïnformeerd zouden worden. Dat betekent dat er dus helaas wel vertraging is opgelopen. Het speelt overigens bij meer onderwerpen dat de toezeggingen niet qua tijd nagekomen worden. Dat is misschien wel een belangrijk algemeen aandachtspunt.

Ik ben ook tevreden over de toezegging dat meer werk wordt gemaakt van de aanpak van misstanden in de prostitutie en de mensenhandel. De nieuwe wetgeving wordt dus niet eerst afgewacht.

Ik heb de motie van collega Anker over uitstapprogramma's meeondertekend. Daarin staat dat we moeten voorkomen dat er een gat valt in de financiering van die programma's.

Ten aanzien van de Iraanse bekeerlingen ben ik blij met de stelling van de staatssecretaris dat ook in de werkinstructie is verankerd dat het wegmoffelen van het geloof van niemand wordt verlangd. De SGP-fractie heeft op dit punt wel zorgen over de praktijk. Het gaat dan met name over de stellingen die worden betrokken in de fase van juridische procedures in de rechtbank. Het lijkt erop dat daar stellingen betrokken worden die daarmee op gespannen voet staan. Het is goed als daarvoor ook in het bijzonder aandacht zou zijn. Verder wachten we de antwoorden op de schriftelijke vragen af, die we naar aanleiding van een concreet geval een tijdje geleden hebben gesteld.

Ten aanzien van de eedaflegging bij de IND, begrijp ik uit de schriftelijke beantwoording dat het sinds begin 2009 voor medewerkers niet meer mogelijk is om de islamitische eed af te leggen. Het is terecht dat de gangbare regels voor rijksambtenaren worden gevolgd. Ik vraag de staatssecretaris wel of ook de Dienst Terugkeer en Vertrek diezelfde lijn volgt, want we kregen signalen dat daar vrij recent kennelijk nog de oude lijn van de IND werd gevolgd. Het zou goed zijn als de nieuwe lijn ook daar wordt gevolgd.

Een laatste punt over het subsidieverzoek voor ex-gedetineerden. Juist omdat in de motivering van de afwijzing ook wordt verwezen naar het budget dat via een amendement van de Kamer is vastgesteld – dat een maximum een inwilliging van dit verzoek in de weg zou staan, juist omdat die koppeling met dat amendement gemaakt wordt – wil ik dat ook graag nauwgezet blijven volgen. Ik hoor te zijner tijd graag van de staatssecretaris de beslissing op dat bezwaarschrift.

Mevrouw Verdonk (Verdonk):

Wat een bizar debat! Twee verschillende begrotingen: een persexemplaar en een Kamerexemplaar. Daarover heb ik nog twee vragen. Na uitlokking door de staatssecretaris vraag ik: waarom wordt het vreemdelingenbeleid in het persexemplaar strenger en dus goedkoper voorgesteld dan in het exemplaar van de Tweede Kamer?

Ik waardeerde de eerlijkheid van de minister, toen hij toegaf de burgers van Nederland door middel van het persexemplaar al weken verkeerd te informeren.

De staatssecretaris vind ik een kampioen cijfergoochelen. Vandaag was zij in staat om de gedwongen terugkeer, die de afgelopen twee jaren is gedaald van 6000 naar 3500, te kwalificeren als een stijging. Het beleid van de staatssecretaris leidt ertoe dat de bezetting bij het COA stijgt. Dat was voor het laatst het geval in 2001 en dat is meteen de tijdlijn van de heer Heerts. Voor 2001 was er een stijgende lijn, tot 2009 een dalende lijn en nu is de lijn weer stijgende. Over de Grieken heb ik een motie. Afhankelijk van de cijfers die de staatssecretaris mij straks geeft, zal ik die motie aanhouden of intrekken.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat de regering een groot voorvechtster is van Europese samenwerking;

overwegende dat een bestaand resultaat van goede Europese samenwerking de Dublinovereenkomst is;

overwegende dat op dit moment 1000 mensen asiel hebben aangevraagd in Nederland terwijl er al een eerste asielaanvraag is gedaan in Griekenland;

verzoekt de regering, deze 1000 mensen, als bewijs van goede Europese samenwerking, op basis van de Dublinovereenkomst over te dragen aan Griekenland,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Verdonk. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 61(32123 VI).

Mevrouw Verdonk (Verdonk):

Dan de minister die verantwoordelijk is voor het ministerie van Justitie. Ik kende hem als een daadkrachtige minister. Ook hij lijkt echter geïnfecteerd te zijn met het passieve Balkenende IV-virus. Wat betreft de verlofregeling is het nodige groot aangekondigd in de krant, maar is nog heel weinig concreet. Deze minister denkt nog dat de politie tijd heeft om niet-teruggekeerde verlofgangers op te sporen. Dat is nu niet het geval en na de bezuinigingen al helemaal niet meer. De verlofregeling voor pedoseksuelen is niet goed. Volwassen mannen moeten met hun vingers van kinderen af blijven. Geen risico. Daarom de volgende motie.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat onze kinderen bescherming verdienen;

overwegende dat veroordeelde pedoseksuelen gezien hun recidive op verlof een gevaar kunnen vormen voor onze kinderen;

overwegende dat onze kinderen hiertegen in bescherming moeten worden genomen;

verzoekt de regering, de mogelijkheid voor pedoseksuelen om verlof te krijgen af te schaffen,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Verdonk. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 62(32123 VI).

De vergadering wordt van 17.47 uur tot 18.07 uur geschorst.

Minister Hirsch Ballin:

Voorzitter. Ik wil om te beginnen de heer Van Haersma Buma van antwoord voorzien op zijn opmerking over zijn waarnemingen op het internet. Ik heb zijn waarnemingen op internet en wat hij daaruit afleidde over ons beleid, uiteraard erg gewaardeerd. Wij voelen ons daardoor extra geruggensteund. Als kleine wederdienst zijn wij nagegaan hoe vaak de combinatie van "Van Haersma Buma" en "blunder" op het internet te vinden is. Dat levert 322 hits op. De combinatie van "Van Haersma Buma" en "succes" levert echter 3220 hits op. Zoals ook bij de andere onderwerpen die ik in mijn antwoord in tweede termijn zal bespreken, probeer ik de feiten te laten spreken.

Ik ga nu in op de moties die zijn ingediend. Daarnaast bespreek ik nog een enkel ander punt dat aan ons is voorgelegd. Allereerst reageer ik op de motie van mevrouw Van Velzen en de heer Van Raak waarin de regering wordt verzocht te garanderen dat de beschikbare veiligheidsmiddelen voor gemeenten in ieder geval niet worden verlaagd. Mevrouw Van Velzen verwees ernaar dat elke steun in de rug voor de veiligheid mij sympathiek is. Dat was echter niet bedoeld als opstapje om nu iets te zeggen over de begrotingen voor komende jaren of over de begrotingen van andere departementen of van andere overheden. De begroting van het Gemeentefonds bespreekt de Kamer met de staatssecretaris van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, maar ik had er een kleine aanmoediging aan verbonden voor de vele belangrijke SP-fracties in de gemeenteraden wat betreft hun aandeel in het veiligheidsbeleid. Daarnaast hebben wij natuurlijk wel afgesproken dat er een heroverweging zonder beperkingen vooraf plaatsvindt. Ik moet de aanneming van deze motie, hoe sympathiek de intenties daarachter ook zijn, dan ook ontraden.

Mevrouw Van Velzen heeft een tweede motie ingediend waarin staat dat de regering ervoor moet zorgen dat reclasseringsorganisaties altijd de mogelijkheden en middelen hebben om toezicht te houden op pedoseksuelen die terugkeren in de samenleving. Dat behoort inderdaad tot de taken die rusten bij de Reclassering in alle gevallen waarin reclasseringstoezicht is opgedragen. De motie is wat ons betreft niet nodig, maar als de strekking daarvan is dat zij dat een steun in de rug wil geven, heb ik er ook geen bezwaren tegen.

Mevrouw Van Velzen (SP):

De praktijk is natuurlijk dat de Reclassering middelen heeft als dat in het productiesysteem past. Daarom wordt nu juist dat experiment gedaan in de gemeente Eindhoven. Als ergens een ex-delinquent, een pedoseksueel, uit detentie komt, tien jaar heeft vastgezeten en er geen reclasseringstoezicht is opgelegd, terwijl de Reclassering dat wel wenselijk vindt, dan zijn daarvoor geen middelen. Er zijn geen middelenvoor vrijwillig toezicht, behalve in Eindhoven. Wij hebben in die zin dus geluk dat de pedoseksueel in kwestie in Eindhoven wilde wonen. Dat is een geluk bij een ongeluk. Ik roep de minister op ervoor te zorgen dat in dit soort gevallen, ook als deze man besluit in Leeuwarden te gaan wonen, de Reclassering in Leeuwarden vrijwillig toezicht kan bieden.

Minister Hirsch Ballin:

Dank voor deze toelichting. In het licht daarvan kan ik u het beste aanraden om de motie aan te houden tot het moment waarop het experiment is geëvalueerd en wij kunnen bezien wat er dan mogelijk is.

Mevrouw Van Velzen (SP):

Dat is een leuk voorstel, maar wij kunnen de pedoseksueel in kwestie niet ook even aanhouden totdat er een evaluatie is. De klok tikt verder. Ik wil de garantie hebben dat, als dit soort gevallen zich voordoet, de Reclassering middelen krijgt om toezicht te houden. Als het niet kan doordat het rechterlijk vonnis niet kan worden uitgevoerd omdat er nog een cassatie loopt, moet het maar vrijwillig, maar de middelen moeten er wel zijn. Het moet niet zo zijn dat dit toeval is, omdat er in Eindhoven een experiment loopt. Ik vind het een heel redelijk voorstel en het verbaast mij dat u dit afwijst.

Minister Hirsch Ballin:

Over de bijzondere situaties heb ik gezegd dat daarvoor uiteraard oplossingen moeten worden gevonden. In mijn antwoord in eerste termijn heb ik ook gezegd dat dit in extreme situaties zeker het geval moet zijn. Dat is geen probleem. Nu de systematiek van de financiering van de reclassering wijzigen, zou een stap te ver zijn. Ik heb gezegd wat ik over de doelstelling van deze motie moet en kan zeggen op dit moment. De systematiek bekijken wij na de evaluatie. Voor specifieke, dringende gevallen, zoals het geval waar mevrouw Van Velzen over sprak, zoeken wij een oplossing. De motie is dus mijns inziens overbodig.

De motie van mevrouw Van Velzen op nr. 26 wordt besproken door de staatssecretaris.

De motie van mevrouw Gerkens op nr. 27 betreft het functioneren van de rechters, het inhoudelijk disfunctioneren. De procureur-generaal bij de Hoge Raad meldt het nodige in zijn jaarverslag. Ik heb in de schriftelijke antwoorden en ook mondeling het een en ander gezegd over de wijze waarop de kwaliteitszorg kan worden verbeterd. Met het oog daarop ontraad ik het aanvaarden van deze motie.

De motie-Gerkens/Azough op nr. 28 over Slachtoffer in Beeld ligt helemaal in het verlengde van onze intentie. Als de Kamer deze motie zou aannemen, zien wij dat als ondersteuning en als een krachtige aanmoediging.

De motie-Gerkens op nr. 29 over wettelijke vertegenwoordigers in strafzaken begrijp ik. Ik heb net ook gezegd dat ik het wenselijk vindt om op dit punt degenen die zichzelf niet kenbaar en hoorbaar kunnen maken de gelegenheid te geven zich te doen vertegenwoordigen in het strafproces. Ik zou deze motie graag betrekken bij de evaluatie. Het uitbreiden van het spreekrecht kan aan de orde komen bij de evaluatie. Als deze tijdsbeperking geen bezwaren ontmoet, zal deze motie, indien zij wordt aangenomen, door ons met sympathie worden opgepakt.

Mevrouw Gerkens heeft een motie ingediend op stuk nr. 30 ten aanzien van de mogelijkheid van uitkering, de beperking ten aanzien van het wetsvoorstel op nr. 30143 bij de inwerkingtreding daarvan. Ik heb daarover gesproken in de eerste Kamer en wij hebben dit eerder besproken bij de behandeling van het wetsvoorstel in deze Kamer. Wat wordt verzocht in de motie, kunnen wij op dit moment niet doen. Ik ontraad dus de aanvaarding van deze motie.

De motie op nr. 31 van mevrouw Gerkens over de landelijke coördinator is breed onderschreven, namelijk naast mevrouw Gerkens door de heer Teeven, de heer Van Haersma Buma, de heer Heerts, de heer Anker, de heer Pechtold, de heer Van der Staaij, mevrouw Verdonk en mevrouw Azough. Deze coördinator is onderwerp van een brief die ik samen met de minister van BZK aan de Kamer heb gericht. Deze achtergrond brengt mij tot het advies aan de Kamer om de motie nu niet in stemming te brengen, maar te betrekken bij de bespreking van deze brief. Dan kan ook de minister van BZK daarbij zijn.

Mevrouw Gerkens (SP):

Dan wil ik – ik kijk even om mij heen naar mijn mede-indieners – de motie graag aanhouden.

De voorzitter:

Op verzoek van mevrouw Gerkens stel ik voor, haar motie (32123-VI, nr. 31) van de agenda af te voeren.

Daartoe wordt besloten.

Minister Hirsch Ballin:

In de motie-Gerkens op nr. 32 wordt verzocht om een voorstel waardoor het mogelijk wordt dat rechters binnen een lopende procedure verzekeraars veroordelen tot het betalen van een vergoeding aan slachtoffers waarbij naast een vergoeding voor de moedwillige vertraging zelf ook de daaruit voorkomende schade voor vergoeding in aanmerking kan komen. Dat zou een heel gecompliceerd systeem opleveren. Wij twijfelen aan de uitvoerbaarheid ervan. Daarom ontraad ik het aanvaarden van deze motie.

In de eerste termijn ben ik ingegaan op het onderwerp van de motie op nr. 33 van mevrouw Gerkens: het creëren van een verantwoordelijkheid. Er zijn natuurlijk civielrechtelijk bepaalde verantwoordelijkheidsrelaties te leggen, maar dit zou een algemene wettelijke regeling met zich meebrengen. Ik zie daar geen aanleiding voor naast de verbeteringen die al in gang zijn gezet. Daarom ontraad ik het aanvaarden van deze motie.

De motie-Van Vroonhoven/Heerts op nr. 34 betreft veroordeling in de proceskosten van een partij die mediation heeft geweigerd. Wij vinden het zeker van belang dat mediation plaatsvindt. Er zijn situaties waarin redelijkerwijs kan worden verwacht dat mediation wordt geëffectueerd. Om daar een algemene veroordeling in de proceskosten aan te verbinden, is een ander verhaal. Er kunnen goede redenen zijn om mediation te weigeren. Dat zou dan ook hieronder worden gebracht. Ik ontraad het aanvaarden van deze motie.

De heer Van Haersma Buma heeft met de heer Van der Staaij en de heer Teeven op nr. 35 een motie ingediend over het afnemen van DNA bij bepaalde lichtere delicten. Het lijkt mij het beste om dit verzoek te betrekken bij de behandeling van het wetsvoorstel. Ik zou de suggestie willen doen om deze motie aan te houden tot de behandeling van het wetsvoorstel.

De staatssecretaris zal ingaan op de motie-Van Haersma Buma/Van der Staaij op nr. 36 over de rechtsbijstand.

De volgende motie is die van de heer Teeven en mevrouw Van Velzen over vluchtgevaarlijke criminelen die geen verlof moeten krijgen zonder bewaking en beveiliging. In het kader dat wij hebben geschetst wordt daarin naar mijn mening op een overtuigende manier voorzien. Ik zie dus geen aanleiding om dit onderdeel uit het door ons beoogde beoordelingskader te lichten. Ik beschouw daarom deze motie als overbodig.

Vervolgens de motie op stuk nr. 15 van de heer Teeven over het wetsvoorstel ten aanzien van delicten met een maximumstraf van zes jaar of hoger. Ook dit is een motie die heel goed aan de orde kan komen bij de behandeling van het wetsvoorstel. Ik stel voor om deze motie aan te houden tot dat moment is aangebroken.

In mijn eerste termijn ben ik al ingegaan op de motie van de heer Teeven over het verhalen van kosten van het strafproces. Daarom ontraad ik het aannemen van deze motie.

De heer Teeven heeft een motie voorgesteld over het informeren over de wijze waarop onder de aandacht van de politiemedewerkers is gebracht dat zij een voorbeeldfunctie vervullen en dus niet nodeloos te hard mogen rijden. De minister van Binnenlandse Zaken is hiermee bezig. De KLPD ontplooit op dit terrein activiteiten. Gelet op deze activiteiten van de voor het beheer van de politie eerstverantwoordelijke minister ontraad ik het aannemen van deze motie.

De staatssecretaris zal reageren op de motie van de heer De Krom over het vreemdelingen- en asielbeleid.

De tweede motie van de heer De Krom gaat over de gedwongen huwelijken. In het Burgerlijk Wetboek is een bepaling opgenomen die over dit onderwerp gaat. Ik doel op artikel 71a van Boek 1 van het Burgerlijk Wetboek. In de brief die de staatssecretaris en ikzelf samen met onze collega voor Wonen, Wijken en Integratie aan de Kamer hebben geschreven, hebben wij uiteengezet op welke manier wij huwelijken die niet in vrijheid tot stand komen, willen tegengaan. Dat is een aanvulling op de bestaande bepaling in het Burgerlijk Wetboek. Daarbij speelt onder andere ons voornemen een rol om bij verzoeken om de toelating in het buitenland de IND-medewerkers op de ambassade een rol te laten spelen. Daarbij speelt ook de ontwikkeling een rol dat hierop in het algemeen scherper wordt gelet. Dat gebeurt in aanvulling op wat reeds onder het Burgerlijk Wetboek geldt.

Het voorstel dat de heer De Krom in deze motie doet, zou onontkoombaar ook gevolgen hebben voor huwelijken die zowel in Nederland als in het buitenland worden voltrokken. Er zouden zich dus vragen aandienen als: hoe ga je dat aantonen? De dwingende kracht van liefde is zo groot dat daardoor de meest liefdevolle huwelijken als gedwongen huwelijken zouden moeten worden aangemerkt.

(hilariteit)

Minister Hirsch Ballin:

Blijven over de verstandshuwelijken. Een regime waaronder slechts verstandshuwelijken kunnen worden gesloten, zou ik willen ontraden. Daarom ontraad ik ook het aannemen van deze motie.

Ik kom op de motie over het verhogen van de maximumstraf voor het in Nederland verblijven na een ongewenstverklaring. De straf van zes maanden is bedoeld om te doen voelen dat het naar Nederland teruggaan niet wordt geaccepteerd. Het doel is echter uiteraard primair opnieuw de verwijdering uit Nederland. Het deze mensen langer in Nederlandse gevangenissen laten zitten voordat de uitzetting wordt geëffectueerd, dient niet het doel van deze strafbepaling, namelijk het vertrek uit Nederland. Om deze reden ontraad ik het aannemen van deze motie.

De motie van de heer De Roon op stuk nr. 44 gaat over de reclasseringskosten, het reclasseringsbelang en het voor de kosten aanslaan. Deze motie is enigszins vergelijkbaar met die van de heer Teeven over de kosten. Om vergelijkbare redenen ontraad ik het aannemen van deze motie.

Op de motie van de heer De Roon over het knieslot zal de staatssecretaris reageren. De motie op stuk nr. 46 gaat over het ophouden met het opleggen van verhogingen van verkeerstransacties en verkeersboetes bij niet-betaling. De strekking van deze motie is wat tegengesteld aan de strekking van de motie van de heer Teeven waarin de regering wordt opgeroepen om verhogingen ook toe te passen bij anderen. Het aannemen van deze motie van de heer De Roon ontraad ik evenzeer. Gegeven de besluitvorming in de Kamer in 2007 moeten wij mijns inziens het stelsel op dit punt in stand laten, inclusief de verhogingen die aanmoedigen om tot betaling over te gaan.

Over de motie van de heer Fritsma over het onterecht verstrekken van verblijfsvergunningen zal de staatssecretaris spreken. De motie van de heer Fritsma op stuk nr. 48 gaat over de aangekondigde regeling op de Nederlandse Antillen. De staatssecretaris heeft bij de beantwoording in haar eerste termijn al gezegd dat dit onderwerp aan de orde is geweest in het gesprek dat ik vorige maand heb gehad op Curaçao met de minister-president en de minister van Justitie van de Nederlandse Antillen. Gelet op de nadere vragen van de heer Fritsma, die graag meer op de hoogte wordt gebracht over deze regeling, heb ik mij deze middag telefonisch verstaan met de minister-president van de Nederlandse Antillen. Zij heeft mij uiteengezet dat het hierbij gaat om een regeling die slechts betrekking heeft op degenen die voor 1 januari 2006 zijn binnengekomen. Het gaat hierbij bovendien om een tijdelijke verblijfsvergunning voor een jaar. Daarna zal aan de hand van de bestaande criteria een herbeoordeling plaatsvinden. Voor migratie naar Nederland heeft dit geen betekenis. Daarvoor is namelijk een verblijfsvergunning voor vreemdelingen naar Nederlands recht vereist, respectievelijk de verkrijging van het Nederlanderschap. Dat staat hiervan los en daarvoor gelden alle vereisten. Ik hoop dat het wetsvoorstel ten aanzien van de Rijkswet op het Nederlanderschap, inclusief de taaleis voor de verkrijging van het Nederlanderschap in alle delen van het Koninkrijk, spoedig in de Kamer zal mogen worden behandeld. Ik ontraad het aannemen van deze motie.

De heer Fritsma (PVV):

Het gaat inderdaad om vreemdelingen die voor 2006 zijn binnengekomen op de Nederlandse Antillen. Het ging daarbij echter om heel veel, om tienduizenden mensen. De minister zegt wel dat deze regeling voor Nederland geen consequenties heeft, omdat deze mensen een Antilliaanse verblijfsvergunning hebben, maar deze mensen kunnen toch na verloop van tijd een Nederlands paspoort aanvragen? De Nederlandse Antillen kunnen deze Nederlandse paspoorten dan toch uitgeven als aan alle voorwaarden is voldaan? Dan kunnen deze mensen zich toch in Nederland vestigen?

Minister Hirsch Ballin:

Nee. Het beleid rond de illegalen, de migratie en de problemen in de vreemdelingenadministratie van de andere landen van het Koninkrijk, valt onder de eigen verantwoordelijkheid van de desbetreffende landen van het Koninkrijk. Daarover kan ik in het kader van de behandeling van de begroting van Justitie in Nederland geen uitspraken doen, behalve dat ik de Kamer meld dat wij het op orde brengen en verbeteren van de behandeling van vreemdelingenzaken aldaar steunen. Het Nederlanderschap is echter een aangelegenheid van het Koninkrijk. Voor ingezetenen van alle delen van het Koninkrijk geldt dat het Nederlanderschap onder mijn verantwoordelijkheid wordt gegeven of geweigerd op basis van de rijkswet waarover mede door het parlement wordt beslist. Vandaar dat ik wees op het aanhangige voorstel tot wijziging van de rijkswet.

De heer Fritsma (PVV):

Ik stel een vervolgvraag, voorzitter, want dit is nu juist het punt. De minister geeft toe dat deze illegale vreemdelingen in aanmerking kunnen komen voor het Nederlanderschap, want dat is inderdaad een rijksaangelegenheid. Met een Nederlands paspoort op zak kunnen al deze mensen zich in Nederland vestigen. De regeling die nu op de Antillen plaatsvindt, is dus schadelijk voor de Nederlandse samenleving. De minister zegt dat dit een Antilliaanse aangelegenheid is en dat de Antillen zelf mogen bepalen hoe hun toelatingsbeleid werkt. Dat is echter niet helemaal zo, want artikel 43 van het Statuut voor het Koninkrijk der Nederlanden bepaalt dat het een Koninkrijksaangelegenheid is om deugdelijkheid van bestuur te waarborgen. Als de Nederlandse Antillen 90.000 illegalen hun gang laten gaan en met een pardonregeling aankomen, is dat geen deugdelijk bestuur.

Minister Hirsch Ballin:

Laten wij de dingen even uit elkaar houden. Ik heb helemaal niets toegegeven. Ik heb alleen uiteengezet hoe het Statuut voor het Koninkrijk der Nederlanden en de Rijkswet op het Nederlanderschap in elkaar zitten. Ik heb de achtergrond geschetst van de vreemdelingen die daar verblijven. De heer Fritsma kent die natuurlijk ook omdat hij, naar ik meen, lid is van de vaste commissie voor Nederlands-Antilliaanse en Arubaanse Zaken; nee, dat is de heer Brinkman. Hoe dan ook, dit is een onderwerp dat daar thuishoort en daar hoort te worden besproken. Voor ons is van belang de vereiste voor de verkrijging van het Nederlanderschap. Er is geen automatisme ten aanzien van welke vreemdeling dan ook die is toegelaten in de Nederlandse Antillen of Aruba dat men het Nederlanderschap verkrijgt. Als het gaat om de vereiste die wij daarvoor in de rijkswet aanleggen, verwijs ik naar de behandeling van het wetsvoorstel.

De heer De Krom (VVD):

Cruciaal lijkt mij de controle op de uitvoering van deze regeling. Is de minister daarbij betrokken en, zo ja, hoe?

Minister Hirsch Ballin:

Ik wees er al op dat dit een Antilliaanse landsaangelegenheid is. Dit zijn onderwerpen die de Kamer wellicht ook wil bespreken met de staatssecretaris van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties. Wat betreft de toerusting van de diensten vreemdelingenzaken: daarin hebben wij in het kader van de bijstand aan de Antillen voorzien. Dat is ook indirect behulpzaam voor de beoordeling die wij mettertijd zouden moeten verrichten ten aanzien van de toepassing van rijkswetgeving.

De heer De Krom (VVD):

Wordt de Kamer daarover geïnformeerd?

Minister Hirsch Ballin:

De Kamer is daarover geïnformeerd.

Mevrouw Verdonk (Verdonk):

Is het aantal juist dat de heer Fritsma noemt, 90.000?

Minister Hirsch Ballin:

Ik heb geen gegevens over de aantallen, maar ik heb de indruk dat die aantallen aanzienlijk lager liggen.

Mevrouw Verdonk (Verdonk):

Als het een indruk is van de minister, kan het ook zijn dat het aanzienlijk hoger is.

Minister Hirsch Ballin:

Nee.

Mevrouw Verdonk (Verdonk):

Weet de minister dat paspoorten te koop zijn op de Antillen? Weet de minister dat bij verkiezingen paspoorten uitgedeeld worden om maar meer stemmen te winnen? Is de minister met dit soort praktijken bekend? Dat is één. Ten tweede: hoe gaat hij ervoor zorgen dat deze praktijken niet meer voorkomen?

Minister Hirsch Ballin:

Zoals ik zei, is het vreemdelingenbeleid ten aanzien van de Antillen niet een aangelegenheid die behoort tot het beleidsterrein waarvoor wij verantwoordelijk zijn. Wij geven wel bijstand aan de verbetering van de vreemdelingenadministratie in de Nederlandse Antillen. Het aantal dat de heer Fritsma noemde, gaat ver uit boven dat wat naar redelijke inschatting in aanmerking kan komen voor deze toelating in de Nederlandse Antillen. Als mevrouw Verdonk daarover meer wil weten, zal de staatssecretaris van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties haar ongetwijfeld graag informeren. Paspoorten zijn niet te koop, in ieder geval geen rechtsgeldige paspoorten. Wat betreft paspoorten waarmee gefraudeerd is: helaas zijn er frauduleuze praktijken in vele delen van de wereld, maar het Nederlanderschap, dat wordt verkregen bij koninklijk besluit of door optie overeenkomstig de Rijkswet op het Nederlanderschap, is niet te koop.

Voorzitter. Over de motie van de heer Fritsma waarin wordt gevraagd om de beweegredenen van emigranten te onderzoeken met een exitonderzoek, zal de staatssecretaris spreken, evenals over de motie op stuk nr. 50 ten aanzien van een immigratiestop.

In de motie op stuk nr. 51 van de heren Anker, Van Haersma Buma en Van der Staaij wordt gevraagd om de Kamer voor de volgende begroting te informeren ten aanzien van de continuïteit van positief geëvalueerde uitstapprogramma's. Ik denk dat deze motie wat het oogmerk betreft overbodig is. Het waarborgen, moet ik tegelijkertijd opmerken, is een moeilijke zaak omdat we nog niet de begroting voor 2011 hebben maar die voor 2010. Gelet hierop zou ik mij kunnen voorstellen dat de indieners de motie doen aanhouden tot het moment dat de evaluatie er ligt.

De motie-Anker/Heerts over de leges zal worden behandeld door de staatssecretaris. Dat geldt ook voor de motie-Anker over het kostprijsonderzoek. De motie-Azough c.s. waarin wordt gevraagd om een plan van aanpak over professionalisering van een consistent communicatiebeleid van het OM en de rechterlijke macht en om de Kamer daarover te berichten, spreekt mij aan. Ik zie deze motie als steun in de rug voor het beleid dat mede door de leiding van het OM en de Raad voor de rechtspraak wordt uitgevoerd. Ik zal dus deze motie als zodanig opvatten als deze wordt aangenomen.

De voorzitter:

De heer Anker heeft een vraag over de vorige motie.

De heer Anker (ChristenUnie):

Het is goed dat de minister een beetje doorwerkt. Houd het tempo hoog! Ik heb uiteraard een vraag betreffende de motie over de uitstapprogramma's. Ik begrijp de duiding niet goed. Enerzijds zegt de minister dat de motie overbodig is, anderzijds zegt hij dat waarborgen lastig wordt, omdat hij het nog niet over die begroting heeft. Het doel van de motie is dat niet alles stilligt als er geëvalueerd wordt zodat we als de evaluatie goed uitvalt de boel weer helemaal moeten opstarten. Continuïteit is het doel van deze motie. Hoe reageert de minister als de motie op die manier wordt uitgelegd?

Minister Hirsch Ballin:

Continuïteit bij gebleken positieve evaluatie is ook mijn doel. Daar is dus wel evaluatie voor nodig. Dat lijkt mij het goede moment om er verder over te spreken.

Mevrouw Azough en mevrouw Gerkens stellen twee moties over consumentenrecht voor. Ik suggereer om deze aan te houden tot het moment dat we spreken over wat we doen naar aanleiding van groen- en witboeken. We hebben er eerder al een algemeen overleg over gehad. Dan lijkt het me het goede moment om er gezamenlijk met de staatssecretaris van Economische Zaken op in te gaan.

Mevrouw Azough heeft samen met de heer Teeven en mevrouw Arib een motie voorgesteld over lesbisch ouderschap. De heer Pechtold heeft hier ook over gesproken. Afhankelijk van de uitkomst van de internetconsultatie acht ik het goed mogelijk om rond de zomer een wetsvoorstel in te dienen. Ik hoop dat daarmee zozeer is voldaan aan de uitgesproken wens tot voortvarendheid, dat de Kamer het met mij eens is dat deze motie overbodig is.

Mevrouw Azough (GroenLinks):

Ik heb twee vragen. De eerste is naar aanleiding van de moties over consumentenrecht. De minister geeft aan dat we daar binnenkort over komen te spreken. Kan hij aangeven op welke termijn dat precies zal zijn?

Minister Hirsch Ballin:

Dat ligt aan het moment waarop we van het betreffende lid van de Europese Commissie een nadere reactie krijgen. Ik heb in een AO de Kamer inzicht gegeven in de standpunten die de staatssecretaris van Economische Zaken en ik hebben ingenomen ten aanzien van de gedachte van de Europese Commissie. Ik verwacht vrij spoedig een reactie daarop, nu de huidige leden van de Europese Commissie in het stadium van afronding van hun werkzaamheden zijn gekomen. Dat is het moment waarop ik de Kamer nader zal informeren.

Mevrouw Azough (GroenLinks):

Mijn tweede vraag is naar aanleiding van de motie rondom het wetsvoorstel lesbisch ouderschap. Misschien heeft de minister het dictum enigszins verkeerd begrepen. Het wetsvoorstel had natuurlijk voor dit afgelopen zomerreces in consultatie gegeven moeten worden. Vindt de minister dat als het volgend jaar rond het zomerreces pas bij de Kamer wordt ingediend, het snel en tijdig is behandeld? Dat vind ik een vreemde gang van zaken.

Minister Hirsch Ballin:

Ik begrijp de teleurstelling over het feit dat het niet deze zomer is geworden. Mevrouw Azough kent de onderliggende discussies. Van onze kant is er geen enkele behoefte om het te vertragen. Het wetsvoorstel is ingediend. De internetconsultatie begint binnenkort. Ik verwacht dat dit echt deze maand of voor het kerstreces het geval zal zijn. Laat ik mevrouw Azough de toezegging geven dat voor het kerstreces het voorstel in consultatie gaat. Als de voorstellen daarop niet tot al te veel nieuwe benaderingen aanleiding geven, kan het ook nog wel wat eerder. Verder vervroegen echter, gegeven het feit dat de consultatie moet beginnen, acht ik helaas niet meer mogelijk.

Ik kom op de motie-Azough (32123-VI, nr. 58) over het illegaal downloaden. Ik heb daar een brief over geschreven naar aanleiding van de werkzaamheden van de werkgroep van de Kamer die door mevrouw Gerkens is voorgezeten. Mij lijkt dat het het beste is om deze motie en mogelijk ook andere uitspraken waartoe de reactie op het rapport aanleiding zal geven, te betrekken bij de bespreking daarvan. Daarom zou ik in overweging willen geven om deze motie aan te houden.

Datzelfde, maar om een andere reden, is mijn advies over de motie-Pechtold (32123-VI, nr. 59) voor Den Haag als internationale stad van recht, vrede en veiligheid. Er zijn veel gedachten die worden ontwikkeld op dit punt, ook heel interessante. Wij zijn daarbij betrokken. Het ministerie van Justitie is daarover rechtstreeks in contact met het ministerie van Buitenlandse Zaken, maar ook met de verschillende instanties die op dit terrein actief zijn. Wij geven daar publiekelijk blijk van. Een reactie hierop vergt uiteraard overleg met mijn collega van Buitenlandse Zaken nu het gaat om Den Haag als "internationale" stad van recht, vrede en veiligheid. Ik breng deze motie graag onder de aandacht van mijn collega van Buitenlandse Zaken. Ik kan mij voorstellen dat daar dan een brief op volgt, waarna het het goede moment zou kunnen zijn om te beoordelen of deze motie nodig is.

De voorzitter:

Excuus minister. Ik moet de heer Pechtold excuseren; hij heeft de vergadering verlaten. Hij heeft aangekondigd uw antwoord te zullen bestuderen en wellicht naar aanleiding daarvan zijn motie aan te houden.

Minister Hirsch Ballin:

Dat zou goed sporen met het advies dat ik zojuist gaf.

Ik wil ook aanraden om nu nog niet in te gaan op het onderdeel dat de heer Van der Staaij bespreekt in zijn motie (32123-VI, nr. 60) over de verdragsrechtelijke erkenning van het recht op leven. De heer Van der Staaij weet binnen welke kaders wij over dit onderwerp wetgeving en beleid bespreken. Dat is ook besproken naar aanleiding van het kabinetsstandpunt van het evaluatierapport door de staatssecretaris van VWS in samenwerking met mij. Ik vermoed dat er nog een overleg komt naar aanleiding van het verslag dat ik heb gedaan van de besprekingen met het comité inzake burgerrechten en politieke rechten van de VN. Misschien is dat het goede moment om nader over deze motie te spreken. Ik zou dus aanhouding ervan willen suggereren.

In de motie-Verdonk (32123-VI, nr. 62) staat dat onze kinderen bescherming verdienen en dat rekening moet worden gehouden met de gevaren rondom pedoseksuelen. Daar zijn wij ons volledig van bewust. De redenen waarom wij het verlofstelsel zo inrichten en aanscherpen als ik vandaag uiteen heb gezet, zijn nu genoegzaam bekend. Met deze motie wordt geprobeerd een andere invalshoek te kiezen. Hoezeer het ook voor zich spreekt dat onze kinderen bescherming verdienen ook ten aanzien van recidiverisico's in het bijzonder, ik ontraad deze motie in het licht van het standpunt dat wij hebben ingenomen.

Het amendement-Van Vroonhoven-Kok (32123, nr. 23) gaat over extra middelen voor de rechtsbijstand. Er is 20 mln. extra uitgetrokken voor de rechtsbijstand en 12 mln. voor de rechtspraak. In genoemd amendement wordt voorgesteld om dat te wijzigen, namelijk om het net omgekeerd te doen. De door ons op de begroting voorziene bedragen zijn bepaald op basis van het prognosemodel van Justitie en dus op de verwachte behoefte. Die verwachte behoefte kun je niet bijstellen. Hoezeer andere ontwikkelingen wellicht ook wenselijk zouden zijn, ik denk niet dat ik er goed aan zou doen om positief te reageren op een toedeling van de bedragen die afwijkt van wat wij op basis van de prognoses verwachten. Daarom moet ik dit amendement ontraden.

Er zijn misschien nog enkele andere kwesties. De heer Heerts heeft een vraag gesteld over het College bescherming persoonsgegevens. Het lijkt mij buitengewoon nuttig om dit punt te betrekken bij het bespreken van de brief die ik samen met mijn collega van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties heb gestuurd.

Ik zal de Kamer graag op de hoogte houden naar aanleiding van de vragen van mevrouw Arib over de ontwikkelingen rondom de Braziliaanse zaken.

Dan nog een punt van mevrouw Gerkens. Ik zal de Kamer graag informeren over de kwestie van de belspellen, hetzij in antwoord op Kamervragen, hetzij per brief.

Voorzitter. Ik hoop dat ik hiermee voldoende ben ingegaan op wat er in tweede termijn nog onder mijn aandacht is gebracht, maar ik begin het vermoeden te krijgen dat er nog enkele nadere vragen zijn.

De voorzitter:

Ik wil eerst nog iets zeggen. De motie van mevrouw Gerkens noemde ik in de eerste volgorde nummer 8, maar het definitieve nummer van de betreffende motie is nummer 31. Dat is misschien handig voor de stenografen.

Mevrouw Van Vroonhoven-Kok (CDA):

Voorzitter. Gehoord het antwoord van de minister, wil ik de motie-Van Vroonhoven-Kok/Heerts op stuk nr. 34 over de mediation graag aanhouden.

De voorzitter:

Op verzoek van mevrouw Van Vroonhoven-Kok en de heer Heerts stel ik voor, hun motie (32123-VI, nr. 34 ) van de agenda af te voeren.

Daartoe wordt besloten.

De heer De Krom (VVD):

Voorzitter. Gelet op het antwoord van de minister, zou ik mijn motie op stuk nr. 42 ook graag willen aanhouden. De motie ging over de omkering bewijslast gedwongen huwelijken.

De voorzitter:

Op verzoek van de heer De Krom stel ik voor, zijn motie (32123-VI, nr. 42) van de agenda af te voeren.

Daartoe wordt besloten.

De heer Van der Staaij (SGP):

In reactie op hetgeen de minister heeft gezegd over mijn motie op stuk nr. 60 over de VN-bezwaren tegen de euthanasieregeling, geef ik aan dat ik haar wel in stemming wil brengen. Er is namelijk, voor zover mij bekend, een brief die gaat over ongeveer vijftien onderwerpen waar de VN iets over heeft gezegd, maar die brief komt niet meer binnenkort in een AO aan de orde. Dan zou dit het zijn en dat vind ik onbevredigend. Ik vraag daarom een aparte brief – ik loop nergens op vooruit – waarin nader op deze kwestie wordt ingegaan, opdat wij aan de hand daarvan desgewenst verder kunnen spreken.

Mevrouw Gerkens (SP):

Ik heb de minister namens de werkgroep Auteursrecht nog een expliciete vraag gesteld over de zojuist gesloten overeenkomst inzake het telecompakket. De vraag was of het klopt dat met die overeenkomst nationale lidstaten worden verplicht om wetgeving te maken om internetgebruikers die illegaal downloaden, van het internet af te sluiten, of dat het telecompakket de lidstaten die die regelgeving hebben, betere mogelijkheden geeft om voorzorgsmaatregelen te treffen ten aanzien van die gebruikers.

Minister Hirsch Ballin:

Op het punt van de heer Van der Staaij en het punt van mevrouw Gerkens zeg ik een brief aan de Kamer toe. De blijkbaar zeer recente besluitvorming in een van de andere raden van de EU zal ik moeten bestuderen alvorens daar een standpunt over te kunnen geven. Dat zal ik graag doen.

Mevrouw Gerkens (SP):

Dat begrijp ik, maar ik vraag de minister of hij dat ook zo spoedig mogelijk kan doen. Ik denk dat het voor de Kamer van belang is om ons standpunt te kunnen maken.

Minister Hirsch Ballin:

Een informatieve brief zal op korte termijn komen. Mocht er aanleiding zijn tot een nadere standpuntbepaling, die bij dit onderwerp wel enige interdepartementale afstemming vereist, kan dat iets langer duren.

De heer Anker (ChristenUnie):

In eerste en tweede termijn heb ik de minister herinnerd aan een vraag over de uitvoering van de motie-Anker c.s. die bij de behandeling van de Justitiebegroting van vorig jaar is ingediend. Daarin werd de regering opgeroepen om met wetgeving te komen om onder meer van kinderalimentatie een preferente vordering te maken. De minister heeft meerdere malen gewezen op de commissie-Kortmann over het insolventierecht. Ik ben er stellig van overtuigd dat dit niet alleen te maken heeft met faillissementen, maar ook gewoon met het kunnen vorderen van kinderalimentatie. Kinderalimentatie en een vordering van Wehkamp of een ander postorderbedrijf moeten geen gelijke schulden zijn. Ik vroeg om een concreet tijdpad van de minister. Ik wil graag een reactie. Als het zo snel niet lukt, dan graag een brief, zodat wij daar nader over kunnen discussiëren in een AO.

Minister Hirsch Ballin:

Ik zie aankomen, gelet op de omvang van het wetgevingsprogramma van het departement, maar ook op hetgeen dat teweegbrengt voor de Raad van State en de Staten-Generaal, dat het grote project van insolventierecht naar aanleiding van de commissie-Kortmann, niet in het komende jaar tot afronding zal komen. Er is bovendien veel discussie over de benadering van het voorontwerp door de commissie-Kortmann. Het gaat hier overigens over de heer S.C.J.J. Kortmann, ter voorkoming van misverstanden met zijn broer, die in een ander vakgebied actief is.

De heer Anker (ChristenUnie):

Fred?

Minister Hirsch Ballin:

Nee, nee, niet Fred. C.A.J.M. Kortmann!

Ik zie dat er dus op korte termijn niet van komen. Er zijn natuurlijk wel andere verbeteringen op het punt van alimentatie gaande. Je kunt het moeilijk lostrekken en om dan op korte termijn wetgeving voor te stellen, reken ik niet tot de mogelijkheden, ook gelet op het wetgevingsprogramma.

De heer Anker (ChristenUnie):

Jammer dat nog een tweede instantie nodig is, maar volgens mij begrijpen wij elkaar niet goed. Ik heb niet een kwestie willen aankaarten met een motie van vorig jaar die gaat over gevallen van faillissementen en de daaruit voortkomende insolventie, het niet kunnen betalen van schulden. Het gaat erom dat er mensen zijn die zeggen dat zij hun alimentatie niet kunnen betalen omdat zij ook nog een schuld hebben lopen bij Wehkamp en dergelijke. Volgens mij kunnen wij dan zeggen dat alimentatie als eerste betaald moet worden. Dat is een van de elementen van de motie-Anker. Wil de minister daar nog eens goed op ingaan? We moeten even wegblijven van de Kortmannkwestie, want dat is inderdaad een zee om te drinken. Dit is een heel specifieke kwestie en ik vraag de minister om daar nog eens goed op terug te komen.

Minister Hirsch Ballin:

Ik dank de heer Anker voor zijn verduidelijking. Als het niet gelinkt is aan het megaproject van het insolventietraject, denk ik hem op korte termijn en wellicht in samenhang met andere kwesties die nu spelen rondom betaalproblemen te kunnen informeren.

De heer Anker (ChristenUnie):

De motie is aangenomen met een heel brede meerderheid!

Mevrouw Azough (GroenLinks):

Voorzitter. Ik wil alleen even aangeven dat ik de moties over het consumentenrecht niet zal aanhouden en dus in stemming zal brengen, omdat wij naar mijn mening niet moeten wachten op het Europese traject. We kunnen wel degelijk gewoon doorgaan en de twee trajecten tegelijkertijd laten doorlopen.

De heer Van der Staaij (SGP):

Voorzitter. In mijn motie op stuk nr. 60 over euthanasie heb ik om een nadere brief gevraagd. De minister is bereid om die brief te sturen en in dat licht kan ik deze motie aanhouden.

De voorzitter:

Op verzoek van de heer Van der Staaij stel ik voor, zijn motie (32123-VI, nr. 60) van de agenda af te voeren.

Daartoe wordt besloten.

Minister Hirsch Ballin:

Voorzitter. De heer Van Haersma Buma begon zelfs met wetgeving op bepaalde onderwerpen, zoals DNA en pluk-zewetgeving. Veel van de onderwerpen hoop ik ook bij de behandeling van wetsvoorstellen nader met de Kamer te mogen bespreken. Ik wil de Kamer mede namens de staatssecretaris nogmaals danken voor de royale mate waarin vertrouwen en aanmoediging ons zijn geworden in dit debat en ik zal mij na dit debat in stilte alvast beginnen te verheugen op het vooruitzicht hopelijk het volgend jaar voor de tiende maal de Justitiebegroting met de Kamer te mogen bespreken.

Staatssecretaris Albayrak:

Voorzitter. Ik begin met de motie van mevrouw Van Velzen op stuk nr. 26. Daarin verzoekt zij de regering om een onderzoek te doen naar de toereikendheid van de behandelmethodes en toezichtmogelijkheden van de reclassering. Mevrouw Van Velzen weet dat er heel veel aan het veranderen is bij de reclasseringsorganisaties. Er verandert ook heel veel parallel: meer taken en meer en gerichter toezicht. We hebben dat samengevat in het programma Redesign toezicht, dat mede is uitgevoerd naar aanleiding van onderzoek naar waar het beter en waar het gerichter kan. Ik moet aanvaarding van deze motie ontraden, omdat wij dat proces zojuist met zijn allen hebben doorlopen en we de voornemens en de plannen nu echt moeten uitvoeren.

In zijn motie op stuk nr. 36 heeft de heer Van Haersma Buma gevraagd om te onderzoeken op welke wijze gefinancierde rechtsbijstand kan worden gerealiseerd via aanbesteding bij rechtsbijstandsverleners. Ik heb gezegd dit als een suggestie te zien die bij de brede heroverwegingsoperatie kan worden betrokken. Ik heb niet gezegd dat ik deze op korte termijn in overweging zou nemen. Het is echt onderdeel van het grote huis dat nu moet worden heroverwogen. Op de korte termijn hebben we de nieuwe asielwetgeving die al in de Kamer ligt, die deels ook over de nieuwe manier van omgaan met de rechtsbijstand gaat, met name in de eerste fase. Als het betekent dat deze motie wordt betrokken bij de heroverweging, vat ik haar op als ondersteuning van het beleid.

Dan kom ik aan de motie van de heer De Krom, die misschien wel de rode draad is in de hele manier waarop de heer De Krom de begroting van Justitie behandelt: een beetje CDA pesten, als ik het zo mag zeggen. In de motie wordt mij gevraagd om CDA-maatregelen uit de kranten te halen. Zo doen wij dat niet. Wij debatteren in de Kamer en alle voorstellen die hier worden gedaan, worden door mij serieus overwogen, als ik denk dat ze tot een verbetering leiden. Ik moet deze motie dan ook ontraden.

De heer De Roon vraagt bij motie om het knieslot in te voeren en de kosten daarvan te laten betalen door de tbs'er zelf. Ik denk dat het amper toelichting behoeft dat ik deze motie ontraad.

In zijn motie over de IND geeft de heer Fritsma typeringen van de IND die ik totaal niet herken en die ik verre van mij werp. Zijn uitspraak dat de IND ten onrechte vergunningen verstrekt, is een feitelijke onjuistheid. Deze motie moet ik ontraden.

De heer Fritsma (PVV):

De typeringen die ik heb gebruikt, zijn citaten uit stukken van de IND. In IND-publicaties is letterlijk aangegeven dat medewerkers het niet zo nauw hoeven te nemen met de regels en dat er pragmatisch te werk moet worden gegaan. Dat leidt er natuurlijk toe dat er ten onrechte verblijfsvergunningen worden verstrekt. Hoe kan de staatssecretaris dit ontkennen? Deze teksten worden binnen de IND zelf gebruikt en de medewerkers krijgen deze opdrachten van de procesdirectie zelf.

Staatssecretaris Albayrak:

Ik weet even niet meer of de heer Fritsma in de zaal was toen ik hierover sprak. Ik dacht van niet, anders had hij zijn vraag wel bij interruptie gesteld. Volgens mij richtte ik mij op dat moment tot de heer De Roon. Het is absoluut niet waar dat er ten onrechte vergunningen worden verstrekt. Als bijvoorbeeld in het kader van de discretionaire ruimte wordt afgeweken van de regels, is dat een wettelijke mogelijkheid.

De motie van de heer Fritsma over het exitonderzoek onder emigranten moet ik ontraden. Alle argumenten daarvoor heb ik uitgebreid gegeven in het debat in eerste termijn.

De heer Fritsma vraagt in een motie om een immigratiestop voor mensen uit moslimlanden. Daar kan ik kort over zijn: de argumenten waarom het kabinet dit niet zal doen, heb ik al gegeven. Ik ontraad deze motie.

De motie van de heer Anker op stuk nr. 52 gaat over een gezinstarief voor de leges. Ik wil deze motie bespreken samen met de volgende motie, die ook over leges gaat. Daarin staat het verzoek om de leges niet op een aantal punten te verhogen zolang het kostprijsonderzoek nog loopt. Beide moties hebben voor de opzet van deze begroting financiële consequenties die op geen enkele manier gedekt zijn. Als deze moties zouden worden aangenomen, zou dat ten koste van andere prioriteiten gaan. Alleen al om deze reden moet ik deze moties ontraden. De inhoudelijke argumenten heb ik in het debat voldoende gegeven.

De heer Anker (ChristenUnie):

De inhoudelijke argumenten van de staatssecretaris stemden niet tot tevredenheid. Dan kom je af en toe terug met een andere motie.

De meest verstrekkende motie drukt uit dat er over ruim een week een grote legesverhoging komt. Ik weet niet precies wanneer het kostprijsonderzoek klaar is. In elk geval stel ik in deze motie voor om met een grote legesverhoging te wachten totdat het kostprijsonderzoek klaar is en om de Kamer te informeren over de uitkomsten van dat onderzoek voor de finale stemming over de begroting. Daarbij zou het gaan om tarieven die nu gaan gelden en nog niet volgend jaar. Ik wil met mijn voorstel graag enige druk op de ketel zetten, omdat ik het een heel gekke situatie vind.

Staatssecretaris Albayrak:

Wat de heer Anker wil, zal niet lukken. Dat veronderstelt namelijk dat het kostprijsonderzoek binnen een week en voor de stemming over de begroting klaar zal zijn. Dat is niet het geval. Wij hebben onze begrotingsvoorstellen in het debat verdedigd en ik blijf op dit moment bij onze argumenten. Als wij de verhoging zouden uitstellen, zou daarvoor op de korte termijn al dekking moeten komen uit andere posten. Ik heb u al de inhoudelijke argumenten gegeven waarom ik het verantwoord vind om deze verhoging door te voeren.

De heer Anker (ChristenUnie):

Voorzitter. De stemmingen over de begrotingen vinden plaats op de laatste avond voor het kerstreces, dus niet volgende week. Dit geeft de staatssecretaris zeker nog een maand.

Staatssecretaris Albayrak:

Voorzitter. Ook dan gaat het niet lukken om dit gecompliceerde onderzoek klaar te hebben dat wij samen met Financiën doen naar de kostprijsberekening.

Ik heb nog een motie van mevrouw Verdonk over de Dublinoverdrachten. Als ik flauw zou willen doen, zou ik zeggen dat de motie feitelijk niet klopt, maar dat laat ik nu maar even. Het gaat op dit moment niet om 1000 maar om 1500 reeds door Griekenland geaccepteerd claims. Deze mensen mogen van Griekenland terug. Wij zijn begonnen met die overdrachten uit te voeren. Tot nu toen zijn het er 60 geweest. Wij hebben afgesproken dat het niet in één keer massaal gebeurt. Zij moeten daar immers al deze mensen toelaten tot de asielprocedure.

Ik lees het dictum van deze motie als een ondersteuning van mijn beleid. Ik doe eigenlijk wat er wordt gevraagd, namelijk doorgaan met de Dublinoverdrachten. Deze waren aanvankelijk opgeschort door uitspraken van een aantal rechtbanken.

Mevrouw Verdonk (Verdonk):

Voorzitter. Wanneer is de staatssecretaris begonnen? Wanneer was die uitspraak?

Staatssecretaris Albayrak:

Het gaat een beetje heen en weer. Bij de 1500 zaken die nu ter hand genomen zijn, proberen rechters nog steeds dagelijks om uitzetting tegen te houden. Ik ga standaard daartegen in hoger beroep. De feitelijke afspraken zijn gemaakt in de zomer, maar daarna is een deel van die zaken weer naar de rechtbanken gegaan en zijn andere procedurele routes gevolgd. In 60 gevallen heeft overdracht al plaatsgevonden.

Mevrouw Verdonk (Verdonk):

Ik begrijp dat de staatssecretaris al vier maanden bezig is om 60 mensen terug te sturen. Wanneer moeten die 1500 mensen terug zijn?

Staatssecretaris Albayrak:

Het zijn er al 60 meer dan voorheen. Ik ga door op deze route, hoeveel tijd wij ook nodig hebben.

Mevrouw Verdonk (Verdonk):

Het is geen antwoord op mijn vraag. Wanneer moet het klaar zijn?

Staatssecretaris Albayrak:

Het is geen resultaatsverplichting. Ik zeg niet dat alle 1500 personen volgende zomer zijn uitgezet. De inspanning is er en die gaat tot resultaat leiden.

De voorzitter:

Dank u wel. Daarmee zijn wij gekomen aan het einde van deze vergadering.

Staatssecretaris Albayrak:

Bijna, mevrouw de voorzitter, mevrouw Verdonk heeft nog een vraag gesteld en dat is eigenlijk het enige punt dat zij echt heeft gemaakt tijdens deze begrotingsbehandeling, namelijk het verschil tussen het persexemplaar en het enige echte definitieve exemplaar van de begroting van Justitie. Zij vraagt hoe het komt dat het beleid in het persexemplaar strenger was dan in het definitieve exemplaar.

Er heeft een actualisering plaatsgevonden van de opvangkosten. Ik noem het geen correctie want die eerste cijfers waren ook correct. Die actualisering heeft plaatsgevonden omdat de behandelcapaciteit van de IND is opgehoogd tot 19.000. Er komen meer mensen sneller in de opvang. Vandaar die hogere kosten. Mevrouw Verdonk zegt dat dit een afzwakking is van het strenge beleid dat was voorgenomen. Dat is niet waar. Het is noch strenger noch minder streng geworden; het is een actualisering van de laatste feiten die wij in de begroting konden verwerken.

Mevrouw Verdonk (Verdonk):

Voorzitter. Ik ben blij dat de staatssecretaris beaamt dat er twee begrotingen zijn geweest, dat beide bewindspersonen niet in staat zijn gebleken om één begroting aan dit debat ten grondslag te leggen.

De staatssecretaris zegt dat dit het enige punt is dat ik heb gemaakt. Het is een van de vele punten die ik heb gemaakt. Staatssecretaris, u droomt maar lekker door over steeds lagere instroomcijfers en steeds hogere terugkeercijfers. Kijk gewoon reëel naar uw eigen rapportages; u verkwanselt dit land!

Staatssecretaris Albayrak:

Voorzitter. Luisteren is ook een kunst.

Voorzitter. Mevrouw Van Velzen heeft op stuk nr. 16 een amendement ingediend dat de subsidie aan de stichting Bonjo betreft. Wij hebben die stichting laten weten dat de vrijwillige subsidie vanaf 2009 gefaseerd wordt afgebouwd. Dat gebeurt omdat dit type vrijwilligerswerk niet meer past bij het beleidskader dat wij voor de re-integratie van ex-gedetineerden hanteren. Dat betekent in ieder geval dat er bij het vrijwilligersbudget ruimte is voor steun aan andere vrijwilligersorganisaties voor het ondersteunen van de re-integratie van ex-gedetineerden als die organisaties met voorstellen komen die wel passen bij het beleidskader. Derhalve moet ik aanneming van dit amendement ontraden. Ik heb het nog maar niet over de dekking die mevrouw Van Velzen heeft gezocht.

Mevrouw Van Velzen (SP):

Voorzitter. Wat vindt de staatssecretaris van het feit dat de organisaties die bij deze koepel zijn aangesloten nadrukkelijk zeggen dat zij het geld niet rechtstreeks hoeven te krijgen? Zij zeggen: geef dat maar aan de koepelorganisatie, want die biedt expertise en dan hebben wij meer profijt van het geld dan dat wij een heel klein gedeelte van de toch al beperkte subsidie krijgen.

Staatssecretaris Albayrak:

Ik heb u een brief gestuurd waarin ik aangeef hoe ik omga met het vrijwilligersbudget en wat de beleidskaders zijn. Elk voorstel dat een bijdrage levert aan de resocialisatie van ex-gedetineerden zie ik met heel veel belangstelling tegemoet.

Voorzitter. De minister heeft de Kamer al bedankt en uiteraard sluit ik mij daarbij aan.

De voorzitter:

En ik sluit mij aan bij de dank van de leden.

De algemene beraadslaging wordt gesloten.

De voorzitter:

Ik dank beide bewindslieden zeer voor de beknopte wijze van beantwoording. Volgende week dinsdag stemmen wij over de moties en pas bij de eindstemming over de bergrotingsvoorstellen over de wet en de amendementen.

Sluiting 19.01 uur

Naar boven