Aan de orde is het debat naar aanleiding van een algemeen overleg op 27 november 2008 over de eerste voortgangsrapportage over het groot project ecologische hoofdstructuur.

Mevrouw Snijder-Hazelhoff (VVD):

Voorzitter. Wij hebben vorige week uitvoerig stilgestaan bij de uitvoering van de ecologische hoofdstructuur als groot project. Wij hebben gezien dat een groot deel van de hectares die wij in de ecologische hoofdstructuur willen hebben al wel is verworven, maar nog steeds niet is ingericht. Wij moeten nog ongeveer 100.000 hectare inrichten, waarvan 71.000 zijn verworven. 15.000 hectare daarvan ligt nog niet op de juiste plek, maar 56.000 hectare wel. De VVD-fractie vindt, ook rekening houdend met wat het Planbureau voor de Leefomgeving heeft geschreven, dat wij heel actief aan de slag moeten met de inrichting, en daarom dien ik de volgende motie in.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat het Planbureau voor de Leefomgeving in de Natuurbalans 2008 erop aandringt, de inrichting van nieuw verworven gronden ten behoeve van de ecologische hoofdstructuur meer prioriteit te geven, zodat gestelde natuurdoelen tijdig kunnen worden behaald;

overwegende dat circa 56.000 hectare grond binnen de begrenzing van de ecologische hoofdstructuur reeds is verworven, maar waarvoor de inrichting nog niet is gestart, en provincies een restanttaakstelling hebben om uiterlijk in 2013 slechts circa 29.000 hectare ingericht te hebben;

van mening dat bij een dergelijke scheve verhouding tussen reeds verworven gronden en inrichtingstaakstellingen geen sprake kan zijn van doelmatige besteding van belastinggeld;

verzoekt de regering, de inrichting van nieuw verworven gronden ten behoeve van de ecologische hoofdstructuur zo snel mogelijk prioriteit te geven boven de verwerving en, zo nodig, de taakstellingen ten aanzien van verwerving en inrichting af te stemmen op de reeds nieuw verworven gronden waarvoor de inrichting nog niet is aangevangen,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Snijder-Hazelhoff en Atsma. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 19(30825).

De heer Polderman (SP):

Bedoelt mevrouw Snijder met deze motie een signaal te geven aan de regering dat het met de verwerving wel een tandje minder kan? Dat zou ik een slechte zaak vinden. Ik ben het absoluut met haar eens dat de inrichting achterloopt, maar ook van de verwerving kunnen wij toch niet zeggen dat het wel wat minder kan.

Mevrouw Snijder-Hazelhoff (VVD):

Mijn motie is expliciet bedoeld om een betere balans te krijgen. Wij willen meer prioriteit bij de inrichting. Het kan niet zo zijn dat wij zo veel gronden zo maar laten liggen. Daarom haal ik ook de doelmatigheid van de besteding van belastinggeld aan. Wij moeten niet alleen inzetten op verwerving. Als je het lijstje met hectares goed afpelt, blijkt dat wij het niet halen. Wij moeten dus prioriteiten stellen. Het is niet zo dat wij niet meer gaan inzetten op verwerving, maar de prioriteit moet nu vooral worden gelegd bij de inrichting. Ook Natuurmonumenten geeft aan dat wij, als wij doorgaan op de wijze waarop wij nu met de inrichting bezig zijn, nog veertig jaar nodig hebben voordat wij de ecologische hoofdstructuur helemaal hebben ingericht, en dat kan niet waar zijn.

De voorzitter:

Het woord is aan de heer Van der Ham.

De sinterklaasstoel is gevonden, mijnheer Van der Ham. Sinterklaas heeft er gisteravond op gezeten.

De heer Van der Ham (D66):

Was die bij de SGP?

De voorzitter:

Neen, dat geloof ik niet. Ik zou niet weten waar de stoel is gevonden.

Gaat uw gang voor uw bijdrage in dit VAO.

De heer Van der Ham (D66):

Voorzitter. Onze motie over de verwerving is deels een reactie op de motie van mevrouw Snijder. Wij maken ons ook zorgen over de verwerving en de inrichting, maar wij vinden niet dat het een prioriteit zou moeten hebben boven het ander. Het moet gewoon allebei gebeuren. Daarom de volgende motie.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat het Planbureau voor de Leefomgeving (PBL) in de Natuurbalans 2008 erop aandringt, de inrichting van nieuw verworven gronden ten behoeve van de ecologische hoofdstructuur (ehs) meer prioriteit te geven;

overwegende dat de inrichting van circa 56.000 hectare grond binnen de begrenzing van de ecologische hoofdstructuur nog niet is gestart en ook niet op middellange termijn (2013) zal worden afgerond;

verzoekt de regering, de inrichting van nieuw verworven gronden ten behoeve van de ehs te versnellen zodat in 2013 in ieder geval 56.000 hectare achterstallige grond zal zijn ingericht,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Van der Ham en Polderman. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 20(30825).

De heer Van der Ham (D66):

Dan mijn tweede motie.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat binnen de verwerving van de ehs thans ook 15.000 hectare aan ruilgronden vallen;

overwegende dat het van belang is dat er zo snel mogelijk met de inrichting van de gronden wordt begonnen; hoe sneller dit gebeurt, hoe lager de kosten;Van der Ham

verzoekt de regering, een plan van aanpak op te stellen met de provincies en beheerders van gronden om zo snel mogelijk de ruilgronden in te zetten binnen de ehs, zodat de voorraad ruilgronden nu en in de toekomst zo klein mogelijk wordt, en hierover te rapporteren voor 1 maart 2009,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Van der Ham, Snijder-Hazelhoff en Ouwehand. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 21(30825).

Mevrouw Ouwehand (PvdD):

Voorzitter. In het debat van vorige week over de ehs zijn zorgen geuit over het tempo waarin de gronden worden verworven en worden ingericht. Er zijn nog wat vragen blijven liggen voor de minister waarop wij met een motie een antwoord willen afdwingen. Wij denken dat het in ieder geval heel zinnig zou zijn om voor de door het kabinet aangekondigde midterm review een tussentijdse evaluatie goed uit te kunnen voeren. Zo kunnen wij bekijken waar wij staan en concrete taakstellingen formuleren. Vandaar de volgende motie.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat uit de Natuurbalans 2008 blijkt dat tijdige realisatie van de ecologische hoofdstructuur (ehs) niet waarschijnlijk is vanwege stagnatie van de oppervlakte nieuwe ehs de laatste jaren;

constaterende dat het kabinet aangeeft, in 2010 te komen met een midterm review voor de ehs, maar hiervoor geen taakstellingen heeft geformuleerd;

overwegende dat zonder concrete taakstellingen niet goed kan worden beoordeeld of de voortgang van de ehs kwantitatief op koers ligt, zowel met betrekking tot hectares verwerving/inrichting, particulier natuurbeheer als agrarisch natuurbeheer;

verzoekt de regering, concrete taakstellingen te formuleren voor de midterm review in 2010,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Ouwehand en Van der Ham. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 22(30825).

Mevrouw Ouwehand (PvdD):

De volgende en laatste motie gaat over de fasering van het tempo. Ik heb begrepen dat er volgens de minister een eindsprint gemaakt zal worden. Er zijn allerlei vergelijkingen gemaakt met het lopen van een marathon of andere loopwedstrijden. De minister weet ook dat je voor zulke wedstrijden tussendoelen stelt. Je wilt bij de 10 kilometer niet meer dan 50 minuten verspeeld hebben en voor de volgende 10 kilometer heb je weer een doel. Het lijkt mij heel zinnig om dat voor de ehs ook te doen.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat uit de Natuurbalans 2008 blijkt dat tijdige realisatie van de ecologische hoofdstructuur (ehs) niet waarschijnlijk is vanwege stagnatie van de oppervlakte nieuwe ehs de laatste jaren;

verzoekt de regering, jaarlijks afrekenbare tussendoelen te formuleren voor de realisatie van de uiteindelijke ecologische hoofdstructuur in 2018,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Ouwehand en Van der Ham. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 23(30825).

Wij wachten even tot de minister over de teksten van de moties beschikt.

De vergadering wordt enkele ogenblikken geschorst.

Minister Verburg:

Voorzitter. Ik dank de Kamer voor haar inbreng in tweede termijn. Er is een aantal moties ingediend waarop ik direct zal reageren, te beginnen bij de motie die mevrouw Snijder-Hazelhoff mede namens de heer Atsma heeft ingediend. Hierin wordt de regering verzocht om de inrichting van nieuw verworven gronden ten behoeve van de ecologische hoofdstructuur zo snel mogelijk prioriteit te geven boven de verwerving en zo nodig de taakstellingen ten aanzien van verwerving en inrichting af te stemmen op de reeds nieuw verworven gronden waarvoor de inrichting nog niet is aangevangen.

Ik kijk even naar de duiding hiervan. Ik begrijp mevrouw Snijder-Hazelhoff goed als zij zegt zich zorgen te maken over het tempo van de inrichting. Wij hebben hierover ook in het algemeen overleg gesproken. Ik heb bij die gelegenheid gezegd dat ik hierover overleg zou hebben met de provincies. Dat overleg heeft al gisterenavond plaatsgevonden. De provincies hebben aangegeven dat inrichting voor hen een belangrijke taak is, maar dat het daarbij wel nodig is om te kunnen beschikken over een gebied. Men is nog voluit bezig met het verwerven. Waar sprake is van een robuust gebied, wordt de inrichting ter hand genomen. De provincies zullen hier nog eens extra naar kijken. Met het oog op het efficiënt benutten van belastinggelden moet je beschikken over een zekere schaalgrootte. Anders ben je bezig met het inrichten van "versnippertjes" en dat kan niet de bedoeling zijn van mevrouw Snijder en de heer Atsma.

De motie lezende, denk ik dat het budget op dit moment geen probleem is. Er is voldoende budget, ook voor de inrichting. Als ik de motie zo mag begrijpen dat de indieners bezorgd zijn over de inrichting en van mening zijn dat wij hierop extra accent moeten leggen, dan beschouw ik haar als ondersteuning van beleid. Er worden evenmin lukraak ruilgronden verworven. Hierover is iets gezegd in het algemeen overleg. Het verwerven van ruilgronden is erop gericht om zo veel mogelijk te kunnen inzetten in de ecologische hoofdstructuur. Inrichting moet inderdaad accent hebben of krijgen. Een en ander moet wel doelmatig zijn en hoeft niet ten koste te gaan van de taakstelling. Ik beschouw deze motie dus als ondersteuning van mijn beleid.

Mede namens de heer Polderman verzoekt de heer Van der Ham de regering om de inrichting van nieuw verworven gronden ten behoeve van de ecologische hoofdstructuur te versnellen, zodat in 2013 in ieder geval 56.000 ha achterstallige grond zal zijn ingericht. De aanneming van deze motie ontraad ik. Immers, ook in dit geval geldt de vraag wanneer je een zodanig groot gebied hebt, dat je het kunt inrichten. Misschien moet de hoeveelheid grond te zijner tijd wel meer zijn dan 56.000 ha en misschien is het dan ook wel meer. Ik zie het punt. Eigenlijk is het hetzelfde punt dat mevrouw Snijder sterk benadrukt. Ik ben in gesprek met de provincies. Men mag van mij aannemen dat ik dit punt zal blijven stimuleren. De Kamer is er ook zelf bij betrokken om hierop het accent te houden via de Regeling Grote Projecten. Aanneming van deze motie ontraad ik dus, omdat hierin te zeer gefixeerd wordt op 56.000 ha.

De heer Van der Ham (D66):

Het is niet de bedoeling dat hierop wordt gefixeerd. Het kabinet moet er alleen naar streven. Ik ben het met de minister eens – zo mag zij de motie ook duiden – dat het niet de bedoeling is dat wij inefficiënt geld gaan inzetten. Wij prefereren natuurlijk wel grote aaneengesloten gebieden. Het is onze wens om, indien mogelijk, er een tandje bij te doen, bovenop wat de provincies volgens voorspelling kunnen realiseren. Zo moet de motie gelezen worden.

Minister Verburg:

Ik wil de motie graag zo lezen. In dat geval zou ik haar zien als ondersteuning van het beleid. De heer Van der Ham weet hoe het gaat met moties. Misschien wil hij overwegen om de tekst aan te passen; dat zou helpen. Ik begrijp wat hij en de heer Polderman als medeondertekenaar bedoelen.

Dan de motie op stuk nr. 21, ook ingediend door de heer Van der Ham, waarin de regering wordt verzocht om een plan van aanpak op te stellen met de provincies en beheerders van gronden om zo snel mogelijk de ruilgronden in te zetten binnen de ecologische hoofdstructuur, zodat de voorraad ruilgronden nu en in de toekomst zo klein mogelijk wordt, en hierover te rapporteren voor 1 maart 2009. Dat vraagt wel enige toelichting. Ik laat hierover het oordeel aan de Kamer. Wij zullen hierbij strategisch moeten opereren. Grote grondvoorraden als ruilgronden aanmerken, om maar voldoende ruilgrond te hebben, is niet aan de orde. Het gaat erom dat ruilgronden heel verstandig worden geruild om de doelstelling van de ecologische hoofdstructuur dichterbij te brengen. Het gaat hierbij om strategie. Wij moeten oppassen dat wij provincies en uitvoerende instanties niet de handen op de rug binden. Ik ben het met iedereen eens die zegt dat de omvang van de ruilgronden zo effectief mogelijk moet worden gehouden, zo groot als nodig en zo klein als mogelijk. Ik laat over deze motie het oordeel aan de Kamer. Overigens is dit onderwerp wel een belangrijk gesprekspunt in het overleg met de provincies.

De heer Polderman (SP):

Er staat in de motie "zo snel mogelijk ruilgronden in te zetten binnen de ehs". Ik weet niet hoe de minister en de indieners dit zien, maar het probleem van de ruilgronden is toch vaak dat ze buiten de ehs liggen. Hoe moet ik deze motie opvatten?

De heer Van der Ham (D66):

De gebieden die buiten de ehs liggen, moeten zo snel mogelijk worden omgeruild voor gronden die binnen de ehs liggen. Zo moet de heer Polderman de motie lezen.

Minister Verburg:

Zo heb ik het ook begrepen. De grenzen van de ecologische hoofdstructuur moeten niet grootscheeps aangepast worden. Die verwarring zou kunnen ontstaan, maar ik heb de motie zo begrepen dat gronden die buiten de ecologische hoofdstructuur liggen moeten worden geruild voor gronden die erbinnen liggen.

Mevrouw Snijder-Hazelhoff (VVD):

De duiding die de minister geeft aan deze motie is helemaal correct. Toch verbaas ik mij erover dat de minister steeds zegt "als, als" en "wij moeten grote gebieden hebben om zo efficiënt mogelijk te zijn". Realiseert de minister zich dat als je de hectares uit onze motie en uit deze motie optelt, je op ruim 70.000 ha zit en dat er dan maar 30.000 ha over is om de klap van de ehs in één keer op te vangen? Dan zijn wij er dus al. Begrijpt de minister wel wat de Kamer zegt? Wij hebben in principe zoveel gronden liggen, dat wij niet kunnen zeggen dat wij in het buitengebied, in het landelijk gebied, nog niet genoeg gronden hebben om de slag te maken.

Minister Verburg:

Volgens mij begrijp ik heel goed wat de Kamer zegt. Daarvoor ben ik ingehuurd. Laten wij onszelf echter niet de handen op de rug binden. Op het moment dat wij de doelstelling van de ecologische hoofdstructuur hebben gerealiseerd – mevrouw Snijder is blijkbaar wat optimistischer dan de collega's van de andere partijen over het halen van de doelstelling in 2018 – hoeven de ruilgronden natuurlijk niet meer te worden ingezet. De ruilgronden behouden dan de doelstelling die zij op dat moment hebben. Dan vervalt namelijk het fenomeen ruilgronden. Die heb je dan niet meer nodig.

De heer Atsma (CDA):

Het is voor mij al niet duidelijk wat de minister bedoelt als zij zegt dat er wellicht nog meer voorraad zou moeten komen en dat je grote stappen zou moeten maken. Met wat wij nu aan ruilgronden in voorraad hebben, hebben wij een gebied van meer dan de oppervlakte van de Noordoostpolder achter de hand. Het houdt toch een keer op?

Minister Verburg:

Ik pleit er ook niet voor om nog meer ruilgronden in beheer te krijgen. Het gaat erom dat wij bij het realiseren van de ecologische hoofdstructuur soms iets kunnen ruilen. Als een gebied in de ecologische hoofdstructuur past, kunnen wij een agrarische ondernemer of een andere eigenaar iets anders bieden en hebben wij die gronden gewoon in voorraad. Dit is het elastiek van het proces. Ik pleit dus niet voor meer ruilgronden, maar voor zo veel mogelijk efficiëntie. Mijn pleidooi is: zo groot als nodig en zo klein als mogelijk. Hoe sneller wij die ruilgronden kunnen inzetten, hoe beter het is. Wij moeten wel efficiënt omgaan met het geld van de belastingbetaler. Dit vraagt enige strategie. Wanneer is het aanbod zo aantrekkelijk dat wij het kunnen doen? Wij moeten het wel doen met het beschikbare budget. Elke euro is bijeengebracht door de belastingbetaler.

De voorzitter:

Wil de heer Atsma tot slot nog iets zeggen?

De heer Atsma (CDA):

Dan zouden wij de discussie van vorige week overdoen.

De voorzitter:

Dat gaan wij niet doen.

Minister Verburg:

Ik kom bij de laatste twee moties, beide ingediend door mevrouw Ouwehand en beide medeondertekend door de heer Van der Ham. Dit staat haaks op wat wij met de provincies hebben afgesproken. Ook staat het haaks op wat wij hebben afgesproken rond het groot project. Wij hebben in 2007 de Wet inrichting landelijk gebied van start zien gaan, waarbij de provincies een verantwoordelijkheid hebben. Zij hebben ook de ruimte gekregen om concrete taakstellingen te realiseren binnen de periode. Dat is wel enigszins flexibel, maar met heldere taakstellingen op alle gebieden. Die periode loopt van 2007 tot en met 2013. Wij hebben een midterm review afgesproken in 2010. Dan maken wij de balans op. Tot die tijd ben ik in regulier overleg met de provincies om de aandachtspunten en zorgen van de Kamer over te brengen, binnen de afgesproken verantwoordelijkheden. Om deze reden ontraad ik het aannemen van beide moties.

Mevrouw Ouwehand (PvdD):

Ik wil het concreet hebben over de midterm review. De minister heeft in haar brief geschreven dat zij bij de midterm review wil beoordelen of de ehs op koers ligt. Maar aan de hand waarvan wil zij dat doen? Als de minister een beeld heeft van wat nodig is om de vraag te kunnen beantwoorden, moet zij dat toch kunnen vastleggen zodat de Kamer het ook kan controleren? De minister moet toch ergens een ijkpunt hebben voor wanneer zij de vraag straks zal kunnen beantwoorden?

De heer Atsma (CDA):

Voorzitter, mag ik...

De voorzitter:

Ik geef eerst het woord aan de minister.

Minister Verburg:

Natuurlijk hebben wij een dergelijk ijkpunt. Wij hebben immers afgesproken welke doelen er in die periode moeten worden gerealiseerd. In 2010 maken wij de tussenbalans op. Dan kijken wij terug, kijken wij waar wij staan en wat wij moeten realiseren. Dan weten wij dus wat wij nog moeten realiseren; wij hebben dan een tussenbalans. Tegen die tijd hebben wij ook de beschikking over het Interdepartementaal Beleidsonderzoek Natuur, dat ook op een aantal van deze punten zal inzoomen. Wij hebben dan heel veel informatie op tafel liggen en ik zit niet op meer papierwerk te wachten. Net als mevrouw Ouwehand zit ik op effectieve stappen en slagen te wachten. Wij hebben daarvoor genoeg aanknopingspunten; het is niet nodig daarvoor nog eens extra criteria op te stellen.

De heer Atsma (CDA):

Mag ik collega Ouwehand een vraag stellen? De Kamer heeft de ehs als "groot project" aangemerkt. De Kamer heeft rapporteurs die vorige week op ons verzoek uitvoerig hebben gerapporteerd aan ons. Mevrouw Ouwehand vraagt daar nog eens een slag overheen te maken, via de minister. Vertrouwt mevrouw Ouwehand haar eigen collega's zo slecht? Hebben haar collega's de rapportage niet goed gedaan?

Mevrouw Ouwehand (PvdD):

Wat een vraag is dat. Als het om CDA-collega's gaat... Nee, ik ga de vraag niet beantwoorden. Het lijkt mij heel simpel. Als de minister weet waar zij in 2013 wil staan en zij gaat in 2010 kijken of de voortgang voldoende is, dan heeft zij toch in haar hoofd dat het minstens 40%, 45% of desnoods 60% moet zijn? Het maakt mij niet uit wat de minister in haar hoofd heeft. Zij gaat de vraag beantwoorden; dat heeft zij toegezegd. Ik wil nu graag weten op basis van welke gronden zij de vraag gaat beantwoorden. Het hoeft geen pakket van criteria te zijn. Ik vraag alleen maar een simpele, duidelijke tussenmeting.

Minister Verburg:

Wij gaan een tussenbalans maken, maar ik heb geen behoefte aan nog weer extra criteria daarvoor. Daarmee ben ik aan het einde van mijn beantwoording en mijn reacties op de moties gekomen.

De beraadslaging wordt gesloten.

De voorzitter:

De stemmingen over de moties vinden volgende week dinsdag plaats.

De vergadering wordt van 10.42 uur tot 11.00 uur geschorst.

Naar boven