Aan de orde is de voortzetting van de behandeling van:

het wetsvoorstel Nieuwe regels inzake tuchtrechtspraak ten aanzien van accountants (Wet tuchtrechtspraak accountants) (30397).

(Zie vergadering van 3 oktober 2006.)

De voorzitter:

In overleg met de Kamer en de staatssecretaris wijken wij af van de gebruikelijke procedure. De staatssecretaris zou nu eigenlijk moeten antwoorden, maar er is afgesproken dat eerst de Kamer haar inbreng levert, waarna de staatssecretaris daarop kan reageren.

De algemene beraadslaging wordt hervat.

Mevrouw Van Vroonhoven-Kok (CDA):

Voorzitter. Vorig jaar september nam de Kamer de plenaire behandeling van dit wetsvoorstel ter hand, maar na de eerste termijn heeft zij die behandeling abrupt afgebroken. De fracties van de VVD en de Partij van de Arbeid voelden er, eigenlijk in navolging van de beroepsorganisaties, niets voor om de inzet van de toenmalige minister te volgen en om de klachten/geschillen in grote lijnen door de beroepsgroep zelf te laten afhandelen. Het zal niet verbazen dat het CDA, denkend vanuit het beginsel van de gespreide verantwoordelijkheid, ervoor koos om de verantwoordelijkheid voor het goed functioneren van de accountancy wel bij de beroepsgroep zelf te leggen. Wij vonden dat pas als het publieke belang in het geding zou zijn, het beroep op de rechter gerechtvaardigd was. Wij deelden dan ook niet per definitie de visie van de beroepsgroep dat het ongewenst zou zijn dat het grootste deel van de procedure onder de klachtenregeling kwam te vallen. Wij hadden heel wat vragen over de vormgeving van de klachtenprocedure. Wij vonden op dat moment de onafhankelijkheid onvoldoende gewaarborgd. Wij vroegen ons af waarom niet voorzien kon worden in een sanctiemogelijkheid, zodat die klachtenregeling ook echt tanden kreeg.

Daar kwam destijds bij dat wij in afwachting waren van het rapport van de commissie-Huls. Die zou juist een aanzet geven voor de verdere harmonisering van het tuchtrecht. Op zichzelf was dat juist. Het is ook belangrijk dat het tuchtrecht voor alle juridische beroepsgroepen enigszins op gelijke wijze wordt vormgegeven. Dat komt de helderheid ten goede. Wij vonden het daarom belangrijk dat het wetsvoorstel zou passen bij het algemene tuchtrecht dat de toenmalige minister voor ogen had.

Sinds september 2006 ligt de behandeling stil. Er is aan de ene kant een heleboel gebeurd, maar aan de andere kant ook heel weinig. De toenmalige minister heeft een nota van wijziging naar de Kamer gestuurd. Eigenlijk is aan alle bezwaren van de fracties van de VVD en de Partij van de Arbeid tegemoetgekomen. Ik begrijp dat er een keus is gemaakt. Er is goed geluisterd. Er is ook goed geluisterd naar het ministerie van Financiën, maar voor het CDA is deze nota van wijziging geen stap vooruit. Wij betreuren het dat het kabinet afziet van zijn aanvankelijke insteek om het accent van het klacht- en tuchtrecht bij de beroepsgroep zelf te leggen. Dat was juist de lijn die ons aanspraak. Naar ons idee had die gedachte eigenlijk de basis moeten zijn voor de verdere herziening van het tuchtrecht. Willen wij met dit wetsvoorstel akkoord gaan, dan zal de staatssecretaris ons goed moeten uitleggen waarom die ommezwaai is gemaakt.

Voorzitter. Dan wil ik nog iets zeggen over de voorgenomen afhandeling van de klachten. Er zal goed onderscheid gemaakt worden tussen de zaken die direct aan de accountantskamer kunnen worden voorgelegd en de zaken die aan de klachtencommissie kunnen worden voorgelegd. Wij vinden het maken van dit onderscheid goed, maar een feit is wel dat er op dit punt fundamenteel niet veel veranderd is vergeleken met de situatie van een jaar geleden. Kan de staatssecretaris ons uitleggen waarom dit in haar ogen opeens wel een onoverkomelijk probleem is?

De andere aanpassing van de nota van wijziging betreft onder andere het feit dat in de wet wordt vastgelegd dat het NIVRA en de NOvAA een verordening opstellen voor de behandeling van de klachten. Het is ons niet duidelijk of de klachten behandeld worden door de organisatie waarbinnen de betrokken accountant werkzaam is of dat die worden behandeld door een speciaal voor dat doel in het leven geroepen onafhankelijke organisatie. In de eerdere behandeling heeft de CDA-fractie al aangegeven dat een goed functionerend klachtenrecht valt of staat met de onafhankelijkheid van de klachtencommissie. Wij zien dat op dit moment nog steeds onvoldoende geborgd. Kan de staatssecretaris nog eens uitleggen hoe zij die onafhankelijkheid zal garanderen? Waarom is de kans niet aangegrepen om het NIVRA en de NOvAA de mogelijkheid te geven die sancties op te leggen? Pas dan heb je naar ons idee een klachtenprocedure die echt iets om het lijf heeft.

Er moet mij nog iets van het hart. Het zijn met name de kleine accountants die zich niet altijd vertegenwoordigd voelen door het NIVRA en de NOvAA. De meeste leden van het NIVRA zijn in dienst van grote accountantskantoren. Onder de kleine kantoren leeft een gevoel van onbehagen en zij voelen zich onbegrepen, vooral nu er gesproken wordt over een nieuw keurmerk. Zij zien van alles over zich heen komen. De staatssecretaris weet net zo goed als ik dat in de eerdere behandelingen de uitzonderingspositie voor de kleine accountant is weggenomen. Ik maak mij daar een beetje zorgen over en ik vraag de staatssecretaris met klem om in de toekomst oog te hebben voor de positie van de kleine accountants.

De heer Teeven (VVD):

Mevrouw Van Vroonhoven komt op voor de kleine accountants. Maar de reden om hen niet anders te behandelen, zo lees ik in de stukken van 2006, was vooral om de kwaliteit te waarborgen. Het lijkt mij toch niet de bedoeling van de CDA-fractie om te zeggen dat het wat betreft die kwaliteit voor de kleine accountants wel een beetje minder mag.

Mevrouw Van Vroonhoven-Kok (CDA):

Nee. Ik doel op het keurmerk dat in het vooruitzicht wordt gesteld. De heer Teeven weet dat een groot accountantskantoor heel andere tools en mogelijkheden heeft dan die kleine eenpittertjes, en ook vragen die een andere benadering. Ik vraag de staatssecretaris om oog te hebben voor die eenpitters en erop te letten dat de kosten, maar ook naar de administratieve lasten die op de eenpitters wordt gelegd, een beetje in verhouding staan.

De heer Teeven (VVD):

Voorzitter. Mede namens de PvdA-fractie wil onze fractie het amendement-Van Egerschot/Douma intrekken.

De voorzitter:

Weet u het nummer?

De heer Teeven (VVD):

Nee, dat heb ik niet ogenblikkelijk paraat. Ik zat toen nog niet in de Kamer.

Staatssecretaris Albayrak:

Het is nummer 11.

De voorzitter:

Het amendement-Van Egerschot/Douma (stuk nr. 11) is ingetrokken.

De heer Teeven (VVD):

Ik heb de discussie niet meegemaakt. Die heeft zich afgespeeld voordat collega Kuiken en ik werden verkozen. Wij weten niet precies hoe het is gegaan, wij hebben het alleen terug kunnen lezen.

Het zal geen verbazing wekken dat de VVD-fractie buitengewoon verheugd is met die vierde nota van wijziging van de regering. De VVD-fractie kan zich daar, anders dan de CDA-fractie, volledig in vinden. Zij ziet weinig bezwaren. Er is veel gebeurd sinds september 2006. Er is goed geluisterd naar de kritiek die de fracties van PvdA en VVD hadden op dit wetsvoorstel.

Als het volgens dit nieuwe systeem op enig moment komt tot een uitspraak van de tuchtrechter, zou onze fractie graag zien dat die uitspraak publiek gemaakt wordt, dus dat wordt overgegaan tot openbare publicatie. Niet in de zin dat de jurisprudentie wordt vermeld met alleen een aanduiding dat er een uitspraak is gedaan ten opzichte van persoon x, maar echt in de zin van "naming en shaming": met naam en toenaam. Wat is de visie van de regering over "naming en shaming", ook lettend op de toekomst – nu vraag ik misschien erg veel van de staatssecretaris – wanneer wij naar andere tuchtrechtspraken gaan kijken? Het komt niet snel tot veroordelende uitspraken van de tuchtrechter, of dat nu bij accountants, advocaten of notarissen is – de notarissen staan nu zeer in de belangstelling, advocaten een jaar geleden, accountants misschien in de toekomst, wie zal het zeggen? – maar als die er dan komt, is het meestal goed mis. "Naming en shaming" zou de publieke verantwoording meer over het voetlicht brengen en de rotte appels scheiden van het grootste gedeelde van de goedwillende beroepsgroepen.

Staatssecretaris Albayrak:

Voorzitter. Het is inderdaad alweer enige tijd geleden dat uw Kamer heeft gesproken over dit wetsvoorstel. Dit gebeurde toen nog met de minister van Justitie. Tijdens de plenaire behandeling is gebleken dat een aantal fracties zich niet kon vinden in het voorgestelde systeem van het wetsvoorstel inzake de verhouding tussen klachtbehandeling en tuchtrechtspraak. De minister van Justitie heeft daarop gezegd nog enige tijd te willen van de Kamer, om te bezien of een aanpassing mogelijk zou zijn, om zo aan de wensen van de Kamer tegemoet te komen, opdat het wetsvoorstel meer draagvlak zou krijgen. In die tussentijd heb ik overleg gevoerd met het NIVRA, de NOvAA, de rechtbank Zwolle/Lelystad en het ministerie van Financiën. Alle partijen onderkennen het belang van een goede klachtafhandeling en een goede afstemming tussen klacht- en tuchtrecht. Met de vierde nota van wijziging is nu geregeld dat het NIVRA en de NOvAA het klachtrecht bij verordening regelen. Ik acht dat ook in overeenstemming met hun publieke taak. Klagers kunnen over alle beroepsmatige handelingen van accountants een klacht indienen bij de Accountantskamer. Zij dienen daarbij wel aan te geven of zij al gebruik hebben gemaakt van de klachtenprocedure, en wat hiervan de uitkomst was. Het is echter niet verplicht om die klachtenprocedure te volgen. Tegen de uitspraken van de Accountantskamer staat hoger beroep open bij het College van beroep voor het bedrijfsleven.

Ik dank de heer Teeven voor het intrekken van het amendement. Ik denk dat het terecht is, gelet op de nu voorgestelde wijziging. Ik voldoe aan de wensen van de fracties van de VVD en de PvdA, zoals neergelegd in het amendement op stuk nr. 11. Dit amendement klopt na de vierde nota van wijziging niet meer. Ik ben blij dat de Kamer de gelegenheid heeft genomen om even het woord te nemen vóór mijn antwoord, en meteen het amendement in te trekken. Met de vierde nota van wijziging wordt het mogelijk dat de Accountantskamer bepaalde zaken ter behandeling doorzendt naar de klachtencommissie. Dit kan nuttig zijn indien het een klacht betreft die zich daar goed voor leent. Betrokkene houdt in dat geval het recht om naar de Accountantskamer te gaan. De beroepsorganisaties zullen bij de klachtencommissie een secretaris benoemen die voor rechtzoekenden een loketfunctie zal vervullen. Dit is in lijn met een van de aanbevelingen van het rapport-Huls. Ik verwacht dat dit klagers zal helpen. Het NIVRA, de NOvAA en de rechtbank Zwolle/Lelystad ondersteunen deze vierde nota van wijziging. Ik ben mij ervan bewust dat het wetsvoorstel zoals dat luidde voor de vierde nota van wijziging in deze Kamer op CDA-steun kon rekenen. Indachtig die steun heb ik de vierde nota van wijziging zo opgesteld, dat het mijn hoop is dat de betrokken Kamerleden ook thans die steun aan het wetsvoorstel kunnen geven.

Hierbij wil ik de vijfde nota van wijziging indienen. Het wetsvoorstel biedt nu niet de mogelijkheid dat de verschillende onderdelen op verschillende momenten in werking kunnen treden, waaraan naar ik heb begrepen wel behoefte is.

Mevrouw Van Vroonhoven wilde iets meer duidelijkheid over het doel van de vierde nota van wijziging: welke verbetering wordt hiermee beoogd en worden hiermee niet juist verbeteringen die er waren, weggenomen? Het wetsvoorstel heeft nu inderdaad een iets andere insteek gekregen. Ik heb daar in mijn inleiding al iets over gezegd. De fractie van het CDA heeft in haar termijn laten weten dat zij hecht aan de eigen verantwoordelijkheid van de beroepsorganisaties bij de afhandeling van klachten. Bij het opstellen van de vierde nota van wijziging en in de gesprekken die ik daartoe heb gevoerd met de beroepsorganisaties is juist de eigen verantwoordelijkheid een belangrijk punt geweest. De verordeningen gaan daarbij een belangrijke rol spelen. Via de verordeningen zullen de beroepsorganisaties het klachtrecht vormgeven. Verder zullen zij vooral zorg dragen voor een loketfunctie, opdat klagers geholpen worden met het vinden van de juiste instantie. Het is dus ook via die route mogelijk om de juiste behandeling voor een klacht te vinden. Ik verwacht dat dit klachtrecht een bijdrage zal leveren aan het afhandelen van klachten en daarmee als een zeef kan werken voor de doorstroom naar de accountantskamer. Als ik mij niet vergis, was dit laatste een van de punten die door mevrouw Van Vroonhoven werden benadrukt.

Mevrouw Van Vroonhoven-Kok (CDA):

Staat deze zeef op de voorgrond?

Staatssecretaris Albayrak:

Ja. Bij de vormgeving van de verordeningen zal dat stukje maatwerk het belangrijkst zijn.

De nota van wijziging geeft de accountantskamer de mogelijkheid om de zaak te verwijzen naar de klachtenprocedure als zij meent dat die procedure meer geschikt is voor het type klacht dat bij haar is ingediend. Dit element is in de nota verwerkt om tegemoet te komen aan de inbreng van de fractie van het CDA.

Mevrouw Van Vroonhoven heeft gevraagd naar de inbreng van de kleine kantoren. Ik heb al verwezen naar de gesprekken met het NIVRA en de NOvAA. Deze organisaties vertegenwoordigen alle aangesloten accountants. Ik ga ervan uit dat daarmee ook de kleinere accountantskantoren bij dit overleg betrokken zijn. Bovendien is de klachtenprocedure die wij voor ogen hebben, ook adequaat voor de kleinere kantoren. Diversiteit daartussen is mogelijk. De verordening gaat over de klachtbehandeling. Bij het opstellen van deze verordening hebben wederom alle accountantskantoren invloed. Ik heb er alle vertrouwen in dat de NOvAA en het NIVRA ruimte geven voor het geluid van kleine kantoren. Ik heb op dit moment geen indicatie dat dit tot ongenoegen bij de kleinere kantoren zou leiden.

Mevrouw Van Vroonhoven-Kok (CDA):

Wij worden bijvoorbeeld vrij agressief benaderd door de Stichting Wakkere Accountant. Er komen ook vertegenwoordigers van verschillende kleinere accountantskantoren bij ons over de vloer. Het zijn geen losse signalen. Zij hebben zich gebundeld. Ik vraag de staatssecretaris daar oog voor te hebben, niet meer en niet minder. Het NIVRA en de NOvAA hebben een publieke taak. Daarom kom ik bij de staatssecretaris terecht. Ik vraag haar dan ook wat dat betreft verantwoordelijkheid te nemen.

Staatssecretaris Albayrak:

In feite vraagt mevrouw Van Vroonhoven via mij aan het NIVRA en de NOvAA om bij het maken van de verordeningen rekening te houden met de kleinere kantoren. Als zij wil dat ik hen daar nog eens op wijs, dan zal ik dat zeker niet nalaten.

Worden de klachten behandeld door het kantoor zelf of door een onafhankelijke klachtencommissie? In de wet is vastgelegd dat het NIVRA en de NOvAA een verordening maken. Dat is de verordening waarover ik eerder sprak. De wetgever laat daarbij in het midden of de klachten worden behandeld door de accountantsorganisatie zelf of door een speciaal ingestelde klachten- of geschillencommissie. Van belang is dat de klacht objectief en serieus wordt behandeld. Bij het maken van die verordeningen zal het objectief en serieus behandelen dus leidend zijn. Daarop wordt gelet. Ik begrijp de zorg die mevrouw Van Vroonhoven uit. Mij lijkt dat de onafhankelijke beoordeling van de klachten bij uitstek goed geregeld moet zijn. Dat staat voor eenieder buiten kijf.

Mevrouw Van Vroonhoven-Kok (CDA):

Ik heb gevraagd of de klachtencommissie sancties kan opleggen. Ik zal even toelichten waarom dat belangrijk is. U geeft de klachtenprocedure een centrale rol in het bestel. U zegt dat dit belangrijk is in het kader van de gespreide verantwoordelijkheid. In eerste instantie kijk je hoe de beroepsgroep dit zelf kan regelen. Dat kan bij het kantoor of bij een onafhankelijke instantie. Dan is het wel belangrijk dat een klachtenprocedure tanden heeft. Door de beroepsgroep wordt ook gevraagd of hij sancties kan opleggen. Ik vind dat wel iets om goed over na te denken, juist omdat wij de klachtenprocedure centraal willen stellen.

Staatssecretaris Albayrak:

De weg naar de accountantskamer blijft open. Ik kan mij voorstellen dat je dat daar regelt. Als de klacht niet heeft geleid tot genoegdoening en is afgehandeld op een manier waardoor ontevredenheid blijft bestaan, kan dat een reden zijn om naar de accountantskamer te gaan. Ik kom daarop terug.

De heer Teeven stelde een vraag over naming and shaming. De tuchtrechtelijke maatregelen komen in een accountantsregister dat voor het publiek toegankelijk is en dat wordt gehouden door NIVRA en NOvAA. Ik neem aan dat dit is wat hem voor ogen staat bij naming and shaming.

De heer Teeven (VVD):

Nee, dat is het niet. In artikel 2, lid 3, van het wetsvoorstel over tuchtrechtspraak accountants is opgenomen dat de accountantskamer bij een uitspraak kan besluiten tot publicatie van de maatregel. Die komt dan in het register. Maar er kan ook worden besloten tot publicatie met naam en toenaam van de betrokken accountant. Ik heb het gevraagd aan de beroepsgroep, de NOvAA. Deze zei dat hij geen behoefte heeft aan publicatie, als het om kleine overtredingen gaat. Vindt u niet dat altijd zou moeten worden overgegaan tot publicatie met naam en toenaam van de betrokken accountant, als het gaat om grote overtredingen? Zouden wij dat hier vanavond niet gewoon kunnen uitspreken?

Staatssecretaris Albayrak:

Bij de zwaardere gevallen hebben wij het over zaken waarbij door de tuchtrechter een tuchtrechtelijke maatregel is opgelegd. Dat is nu juist wat het accountantsregister gaat vermelden. U maakt een scheiding tussen lichtere en zwaardere vergrijpen. Het is misschien goed om die systematiek te volgen en dat via het register te blijven doen, zoals wij voornemens waren.

De heer Teeven (VVD):

Ik vraag of het niet alleen via het register kan gaan, maar of bij een zware overtreding ook actieve publicatie in dagbladen kan plaatsvinden.

Staatssecretaris Albayrak:

Dat gaat wel heel ver.

De heer Teeven (VVD):

De discussie gaat erover of je ernstige overtredingen kenbaar maakt aan de burgers.

Staatssecretaris Albayrak:

Ik zei al dat het accountantsregister openbaar toegankelijk is. Voor zover het publiek er belang bij heeft om achter de gegevens over een opgelegde maatregel te komen, zijn die uitspraken in principe altijd publiek toegankelijk. Ik zie niet goed hoe je dat kunt regelen via publicaties in dagbladen et cetera, zoals u voorstelt. Wij kennen die discussie ook op andere terreinen. In de beleving is actieve publicatie, door advertenties of aankondigingen in de krant, een extra straf. Ik vraag mij af of wij die weg moeten gaan, vooral omdat de sancties die wij kunnen nemen, al in het wetsvoorstel zijn opgenomen. Dan zouden een strafverzwaring en een ander type straf, waarin wij nog niet hebben voorzien, het spectrum binnenfietsen. Als de vraag is of wij dat alsnog moeten doen, is het antwoord dat ik denk dat dit valt buiten het systeem dat wij hier beogen.

De heer Teeven (VVD):

Ik kan me goed voorstellen dat de staatssecretaris een verschil maakt. Bij de klachtencommissie gaat het om lichte zaken. Mevrouw Van Vroonhoven zegt dat die geen tandeloze tijger moet worden. Maar bij de Accountantskamer gaat het om serieuze dingen. Dan kunnen wij toch hier gewoon in het parlement uitspreken dat wij eigenlijk vinden dat wij in de tuchtrechtspraak bij zware overtredingen actief tot publicatie moeten overgaan. Het gaat er niet om dat iemand misschien een register raadpleegt. Nee, wij gaan gewoon actief publiceren.

Staatssecretaris Albayrak:

Is het een idee om deze discussie met u te voeren als wij de kabinetsreactie op het rapport-Huls bespreken? Dat rapport gaat over alle vormen van tuchtrechtspraak. Dan kunnen wij het hebben over de systematiek van sancties en de typen sancties die passen bij maatregelen. Het is mogelijk dat uit die brede discussie blijkt dat het voor de accountants wenselijk zou zijn. Dan kan dat volgens mij alsnog geregeld worden. Ik denk dat wij de systematiek van de commissie-Huls en dat rapport nu even leidend moeten laten zijn, opdat er zoveel mogelijk harmonisatie op dat terrein komt.

De heer Teeven (VVD):

De staatssecretaris daagt mij nu een beetje uit. Dat is een beetje de wereld omdraaien. Wij behandelen hier vandaag de tuchtrechtspraak accountants. Wij gaan ook nog naar de advocaten en naar talloze andere beroepsgroepen kijken, maar wij kunnen hier toch vanavond wel uitspreken dat het de bedoeling van de regering is dat ernstige overtredingen in Nederland aan de kaak worden gesteld? Wij zouden toch kunnen uitspreken dat het wenselijk is dat dergelijke overtredingen gepubliceerd worden?

Staatssecretaris Albayrak:

En toch vind ik het moeilijk om dat nu zo te zeggen. Ik snap uw wens wel. Ik wijs op de tuchtrechter, op de maatregelen die wij nu al kunnen nemen. Er is al sprake van een behoorlijke verzwaring naar aanleiding van boekhoudschandalen die wij allemaal kennen. Wij proberen in ieder geval dat tuchtrecht zo vorm te geven, ook voor de specifieke doelgroepen, dat het gewoon klopt, dat het rechters zijn die ernaar kijken. Er zitten veel elementen in die een forse verbetering inhouden ten opzichte van datgene wat wij nu hebben. Dat je door rechters de tuchtrechtspraak laat doen, ook van accountants, is ook een signaal naar het buitenland toe, naar landen waar ze nog lang niet zo ver zijn. Daar zitten goede elementen in. Wij zijn daarmee op de juiste weg.

Ik wil best nadenken over het voorstel van de heer Teeven. Maar het is een extra straf bovenop de straf die de tuchtrechter al heeft opgelegd. Dat moeten wij bezien in verhouding tot het doel dat wij willen dienen en de verzwaringen die wij reeds hebben doorgezet met dit wetsvoorstel. Ik heb niet voor niets voorgesteld om dat in samenhang met de kabinetsreactie op het rapport-Huls inzake de harmonisatie van het strafprocesrecht te bezien. Dat rapport is overigens vorige week vrijdag door de ministerraad aanvaard. Dat zal een dezer dagen naar de Kamer komen. Wij kunnen daar dus zeer binnenkort met elkaar over praten. Gunt u mij dus nog even de tijd om hier over na te denken. Dan kunnen wij er in het kader van de discussie over het rapport-Huls op terugkomen.

Mevrouw Kuiken (PvdA):

Ik word nu toch een beetje in verwarring gebracht. Zijn de uitspraken van de tuchtrechter inderdaad openbaar? Dat had ik namelijk begrepen uit de woorden van de staatssecretaris in eerste termijn. Daarnaast hebben wij het landelijke register dat ook openbaar is. Als de landelijke media het belangrijk genoeg vinden, en het gaat om een grote zaak, dan kunnen zij dat toch "naming and blaming" publiceren? Dit moet even los worden gezien van allerlei morele en ethische aspecten. Als zij dat belangrijk genoeg vinden, kunnen zij dat toch gewoon doen? Ik wil even helder hebben wat het specifieke doel is van de heer Teeven.

De voorzitter:

U heeft het over vrije nieuwsgaring, terwijl de heer Teeven om een actieve handeling heeft gevraagd. Daar zit 'm het verschil.

Mevrouw Kuiken (PvdA):

Ik vraag aan de staatssecretaris of ik het goed begrepen heb. Mijn vraagstelling was volgens mij helder. Als dat zo is, dan deel ik ook de mening dat het maar de vraag is of het dan nog belangrijk genoeg is om daar nog eens actief achteraan te gaan, omdat journalisten tegenwoordig heel goed in staat zijn om dat nieuws te vergaren. Mijn vraag is dus wat het verschil zou zijn als wij verdergingen met het voorstel van de heer Teeven.

Staatssecretaris Albayrak:

Ik denk dat het veel gemakkelijker is dan wij hier met elkaar bespreken. Het is een bijkomende straf om de opgelegde maatregel onder de aandacht van een breder publiek te brengen dan het specifiek geïnteresseerde publiek dat de website bezoekt. Het is een extra straf waarover niet ik, maar de rechter gaat. In principe hebben wij in de wet al mogelijk gemaakt dat de rechter bij wijze van bijkomende straf in het vonnis kan opnemen dat het moet worden gepubliceerd op kosten van degene tegen wie de klacht is gericht. Het is niet aan mij, maar aan de rechter om publicatie voor te schrijven daar waar dat als extra straf gepast wordt geacht.

De heer Teeven (VVD):

Ik begrijp wel dat de staatssecretaris zegt dat het aan de rechter is per individueel geval. Toch dank voor uw interventie, voorzitter. Wij praten hier over de bedoeling van wat wij in de wet neerleggen, vandaag in deze wet en in de toekomst in andere tuchtrechtspraakwetten. Toen ik vanmorgen Het Financieele Dagblad opensloeg, zag ik dat een aantal notariskantoren in de fout is gegaan. Een aantal maanden geleden bleek dat voor een aantal advocatenkantoren te gelden. Wij gaan nog met de staatssecretaris praten over de reactie van het kabinet op het rapport-Huls. Ik spreek inderdaad over een actieve publicatie. Wij zouden hier toch kunnen uitspreken dat wij bij deze tuchtrechtspraak de bedoeling hebben dat er in het geval van ernstige situaties sprake is van een actieve publicatieplicht. Dat is eigenlijk wat ik van de staatssecretaris vraag. Zij zegt: gaat u terug naar de rechter in ieder individueel geval. Ik wil dat die publicatieplicht bij ernstige gevallen over de volle breedte voor de tuchtrechtspraak geldt. Vandaag praten wij over de accountants, een volgende keer over een andere beroepsgroep.

Staatssecretaris Albayrak:

Het gaat hier om een strafoplegging. Ik begon mijn betoog met de opmerking dat deze vorm van publiciteit ook echt een extra straf vormt. Niet de staatssecretaris, maar de rechter gaat over strafoplegging. Omdat de heer Teeven zo aandringt, moet ik bij nader inzien mijn eerdere voorstel om het te bewaren tot de kabinetsreactie op het rapport-Huls intrekken en gewoon zeggen dat het eigenlijk al mogelijk is en dat het de rechter is die het bepaalt.

Mevrouw Van Vroonhoven-Kok (CDA):

Ter aanvulling merk ik op dat onder anderen de heer Teeven en zijn fractie juist willen dat niet de brancheorganisaties, maar de tuchtrechter uitspraken doet.

Staatssecretaris Albayrak:

In het wetsartikel staat expliciet wat de heer Teeven wil. Het is duidelijk aan de wetssystematiek dat het is bedoeld als extra straf. Lid 3 van artikel 2 luidt: "Bij de beslissing tot oplegging van een maatregel als bedoeld in het eerste lid kan worden bepaald dat deze beslissing op kosten van betrokkene wordt openbaar gemaakt op een daarbij voorgeschreven wijze (...)."

Het is dus in principe al mogelijk en omdat het een straf is, moet die worden opgelegd door de rechter.

Mevrouw Van Vroonhoven heeft nog een antwoord van mij te goed over het uitdelen van straffen door de klachtencommissie. Zo'n commissie kan alleen een klacht gegrond of ongegrond verklaren en dus geen straf opleggen. Daarom is het van belang dat de route naar de Accountantskamer openblijft als men vindt dat er alsnog een straf moet volgen. De weg naar bestraffing is dus niet uitgesloten, maar loopt via de rechter.

Mevrouw Van Vroonhoven-Kok (CDA):

Als de staatssecretaris hiermee alle vragen heeft beantwoord, brandt mij nog een vraag op de lippen. Om een derde termijn te voorkomen, wil ik die nu stellen. Wij hebben het net gehad over de commissie-Huls. De kabinetsreactie op het rapport van de commissie komt eraan. Als blijkt dat het allemaal anders is dan wij vandaag beslissen, kunnen wij dan herzieningen of wetswijzigingen verwachten? Of moeten wij ervan uitgaan dat het wetsvoorstel dat voorligt model is voor alle andere tuchtrechtspraakregelingen die er straks komen?

Staatssecretaris Albayrak:

Het zou erg raar zijn als wij hier met elkaar een systeem bedachten voor één beroepsgroep en vervolgens voor andere beroepsgroepen met een heel ander systeem zouden komen. Dit is een sjabloon waarmee ik goed kan werken bij de andere voorstellen. Het antwoord is dus: ja.

De heer Teeven (VVD):

Het gaat natuurlijk om het woordje "kan" in het tweede lid van artikel 3. De rechter kan besluiten tot publicatie. Kan de staatssecretaris zich voorstellen dat dat een openbare en actieve publicatieplicht inhoudt in geval van een ernstige overtreding?

Staatssecretaris Albayrak:

De heer Teeven heeft een aantal van dergelijke overtredingen genoemd. Als ik had willen uitsluiten dat de rechter een straf kan opleggen in de vorm van publicatie, was dit artikel natuurlijk nooit in het wetsvoorstel opgenomen. Het antwoord luidt dus "ja".

Voorzitter. Ik hoop dat de Kamer dit wetsvoorstel zal steunen. Zij zal de overige beroepsgroepen ook langs zien komen, al dan niet in de vorm van een reactie van het kabinet op het rapport-Huls.

De voorzitter:

Dat beschouw ik maar als een hint.

De algemene beraadslaging wordt gesloten.

De voorzitter:

Aanstaande dinsdag wordt over het wetsvoorstel gestemd.

De vergadering wordt van 20.09 uur tot 20.30 uur geschorst.

Naar boven