Aan de orde is de voortzetting van de behandeling van:

het wetsvoorstel Vaststelling van de begrotingsstaten van het Ministerie van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer (XI) en van de begrotingsstaat van het Waddenfonds voor het jaar 2008 (31200 XI)

, en van:

- de motie-Poppe over eenduidige criteria voor maatschappelijk verantwoord ondernemen (31200 XI, nr. 8);

- de motie-Poppe over de bijdrage van Nederlandse consumptie (31200 XI, nr. 9);

- de motie-Poppe over herintroductie van structurele subsidie voor natuur en milieu-educatieve programma's (31200 XI, nr. 10);

- de motie-Van Leeuwen/Vermeij over structurele verankering van de rol van het College van Rijksadviseurs (31200 XI, nr. 23);

- de motie-Van Leeuwen over de regie van VROM bij de mogelijke aanleg van eilanden in zee (31200 XI, nr. 24);

- de motie-Van Leeuwen over een structuurvisie bedrijventerreinen (31200 XI, nr. 25);

- de motie-Van Leeuwen over het meewegen van architectonische aspecten (31200 XI, nr. 26);

- de motie-Van Leeuwen over de financiële opbrengsten uit de waardesprong bij functieverandering van grond (31200 XI, nr. 27);

- de motie-Van Heugten c.s. over de middelen voor het uitvoeren van de ruimtelijke investeringsagenda (31200 XI, nr. 28);

- de motie-Neppérus over het invoeren van de bestuurlijke lus in de beroepsprocedure in de AWB (31200 XI, nr. 29);

- de motie-Vermeij c.s. over een integrale structuurvisie op de Randstad (31200 XI, nr. 30);

- de motie-Vermeij/Duyvendak over een vereveningssystematiek voor bedrijventerreinen (31200 XI, nr. 31);

- de motie-Van der Staaij over een ruimte-voor-ruimteregeling voor glastuinbouwbedrijven (31200 XI, nr. 32);

- de motie-Wiegman-van Meppelen Scheppink/Van der Staaij over stimulering van een rood-voor-roodregeling (31200 XI, nr. 33):

- de motie-Poppe over een actiepunt "bevordering collectieve energiebesparing in de koopsector" (31200 XI, nr. 34);

- e motie-Poppe over afschaffing van de verplichting van NHG-taxatie bij een tweede hypotheek (31200 XI, nr. 35);

- de motie-Poppe over de fiets als actiepunt voor de sector verkeer en vervoer (31200 XI, nr. 36);

- de motie-Poppe over het voorbereiden van nieuwe gebouwen op het gebruik van zonne-energie (31200 XI, nr. 37);

- de motie-Spies c.s. over het toekennen van een zwaarder gewicht aan de tweede en volgende generaties biobrandstoffen (31200 XI, nr. 38);

- de motie-Spies c.s. over nationale uitrol van de energiebox (31200 XI, nr. 39);

- de motie-Neppérus/Madlener over het niet verhogen van de bijmenging van biologische brandstoffen (31200 XI, nr. 40);

- de motie-Neppérus/Spies over vrijstelling van de administratieve lasten van het Besluit beheer verpakkingen en papier en karton (31200 XI, nr. 41);

- de motie-Neppérus/Madlener over voortzetting van het onderzoek naar kernenergie (31200 XI, nr. 42);

- de motie-Neppérus over een milieueffecttoets voor nieuwe fiscale maatregelen (31200 XI, nr. 43);

- de motie-Samsom c.s. over facilitering van het maatschappelijke debat over maatschappelijk verantwoorde consumptie (31200 XI, nr. 44);

- de motie-Madlener over het zo veel mogelijk afzien van Europese milieuregels (31200 XI, nr. 45);

- de motie-Madlener over mogelijke nadelige economische gevolgen van maatregelen op milieugebied (31200 XI, nr. 46);

- de motie-Madlener over het naar de burger laten terugvloeien van de meeropbrengsten van de hoge aardgasbaten (31200 XI, nr. 47);

- de motie-Wiegman-van Meppelen Scheppink c.s. over garantstelling voor risico's van energie-innovaties (31200 XI, nr. 48);

- de motie-Wiegman-van Meppelen Scheppink over energiezuiniger aanlichting van de Tweede Kamergebouwen (31200 XI, nr. 49);

- de motie-Wiegman-van Meppelen Scheppink/Duyvendak over compensatie voor extra milieudruk door economische groei (31200 XI, nr. 50);

- de motie-Wiegman-van Meppelen Scheppink/Van der Staaij over innovaties op het gebied van zuinig omgaan met water (31200 XI, nr. 51);

- de motie-Duyvendak/Ouwehand over de formulering van het tussendoel voor broeikasgasreductie (31200 XI, nr. 52);

- de motie-Duyvendak/Ouwehand over een absoluut uitstootniveau van broeikasgassen (31200 XI, nr. 53);

- de motie-Duyvendak/Ouwehand over heronderhandelingen met het bedrijfsleven over de uitstoot (31200 XI, nr. 54);

- de motie-Duyvendak/Ouwehand over de milieubelastingen voor het bedrijfsleven (31200 XI, nr. 55);

- de motie-Ouwehand/Duyvendak over implementatie van de motie-Ouwehand c.s. (26485, nr. 50) voor de veehouderij (31200 XI, nr. 56);

- de motie-Van der Staaij c.s. over een heffing op vuurwerk (31200 XI, nr. 57).

(Zie vergadering van 7 november 2007.)

De algemene beraadslaging wordt hervat.

Minister Cramer:

Mevrouw de voorzitter. Ik zal eerst ingaan op vragen die mij nog gesteld zijn in de tweede termijn van de Kamer. Vervolgens zal ik de amendementen en de moties doornemen.

Mevrouw Neppérus vroeg in eerste termijn in verband met de luchtkwaliteit wat de relatie was met bereikbaarheid en infrastructuur. Dit wordt meegenomen in de commissie-Elverding. In een algemeen overleg over luchtkwaliteit heb ik al gezegd dat tot 2015 de normering vastligt, maar dat de commissie-Elverding wel degelijk naar deze problematiek kijkt.

Mevrouw Neppérus (VVD):

Het ging mij er ook om dat wij nu in een fase verkeren waarin de rechter een bepaalde lijn heeft uitgezet en er ook een algemene maatregel van bestuur komt. Ik hoor dat daar ook wat fricties zitten. Het mag van mij schriftelijk, maar het gaat mij om de tussenperiode.

Minister Cramer:

Over die tussenperiode is nu overeenstemming en het gaat door, zoals ik het AO heb aangegeven.

Mevrouw Neppérus (VVD):

Volgen wij dan de rechter of wat in de algemene maatregel van bestuur komt te staan?

Minister Cramer:

Ik zal nog eens schriftelijk bevestigen wat de procedure is die ik heb toegelicht.

De vraag van mevrouw Vermeij over de bestuurlijke lus zal ik in verband met haar motie behandelen. Daarbij zal ik ook de opmerking van mevrouw Neppérus over rekenfouten meenemen.

De heer Van Heugten vroeg of ik wil pleiten voor een lager tarief voor stortbelasting, lager dan 19%, bij sanering van oude vuilstortplaatsen. Ik ben daarover al in gesprek met mijn collega van Financiën. Die zal in de tweede tranche vergroening van het belastingstelsel deze problematiek meenemen. Hij kan erop rekenen dat ik in elk geval zijn pleidooi zal steunen bij mijn collega.

De heer Van Heugten (CDA):

De minister sprak over 19%. Het gaat over de Wbm-heffing, die een bedrag per ton is. Het is € 80 per ton voor zwaar afval en € 14 per ton voor licht afval. Als wij het over dezelfde heffing hebben, is het goed. Kan de minister aangeven wanneer de tweede tranche vergroening aan de orde is?

Minister Cramer:

Die wordt in 2009 ingevoerd. Wij beginnen nu al met de voorbereiding.

In verband met extra groen voor de luchtkwaliteit is gevraagd wanneer de resultaten van het onderzoek daarover bekend zijn. Dat zal eind 2008 zijn.

De heer Van Heugten vroeg ook nog of er al duidelijkheid is over de GIOS-middelen. Dat is helaas nog niet bekend. Ik zal u zo snel mogelijk samen met de collega van LNV informeren, als het bekend is. Het ligt in eerste instantie bij LNV.

Het planologisch regime wijzigen wij natuurlijk niet zonder dat de Kamer ermee heeft ingestemd. Als er iets verandert, leg ik het eerst voor aan de Kamer.

Mevrouw Spies heeft gevraagd of ik met Schiphol over de klimaatagenda wil praten. Ik ben al in gesprek over hun rapport en ook over onze voorstellen. Wij trekken daarin samen op, natuurlijk ook met de heer Eurlings.

Mevrouw Ouwehand vroeg om een brief van het kabinet met uitleg over het recente bezoek van de minister-president aan president Poetin over klimaat en gas en over de wijze waarop dat zich verhoudt tot het klimaatbeleid. Ik zal dit verzoek van mevrouw Ouwehand aan mijn collega's van AZ en EZ doorgeven.

Ik kom bij de amendementen. Het amendement op stuk nr. 18 van mevrouw Ouwehand strekt ertoe een budget te reserveren voor het uitvoeren van onderzoek ter reductie van de veestapel met 50%. Ik ontraad aanneming van dit amendement. Op dit moment plegen wij een enorme inzet om de veehouderij en met name allerlei emissies te verminderen. In het programma Schoon en Zuinig wordt daaraan ook in het kader van andere broeikasgassen veel aandacht besteed. Momenteel wil ik bezien welke maatregelen daarvoor nodig zijn. Wij hebben al toegezegd dat wij een onderzoek doen naar de effecten van de veehouderij en alternatieven. In die zin zetten wij in lijn met de verzoeken van mevrouw Ouwehand al een onderzoektraject in gang.

Ik vind het onwenselijk om het juridisch niet verplichte deel van de middelen aan het operationele doel milieukwaliteit landelijk gebied te onttrekken. Een belangrijk deel van dat geld is niet zo vrij als mevrouw Ouwehand het doet voorkomen, want er zijn in 2007 al verplichtingen aangegaan. Dan resteert er nog een budget, maar dat is vooral bedoeld om de beleidsprestaties uit de begroting 2008 te realiseren en niet om er iets nieuws mee te doen.

Het amendement op stuk nr. 19 van mevrouw Ouwehand gaat over 1,5 mln. voor een voorlichtingscampagne over voedselproductie in relatie tot klimaat. Ik heb al aan haar collega mevrouw Thieme laten weten dat wij bereid zijn een onderzoek uit te voeren. Op grond van dat onderzoek zullen wij beleid formuleren. Ik heb in eerste termijn al aangegeven dat wij de communicatie over voeding en over de bredere problematiek van de relatie voeding en gezondheid samen met de collega's van VWS en anderen zullen oppakken. Ik wil er op dit moment niet op vooruitlopen. Om deze reden acht ik het amendement overbodig. Wij zijn in deze richting bezig. Daarom ontraad ik aanneming van dit amendement.

Het amendement op stuk nr. 21 van mevrouw Neppérus gaat over het beperken van de financiële ondersteuning van maatschappelijke organisaties om procedures te voeren op het gebied van ruimtelijke ontwikkeling en het eenmalig halveren van het budget van SWOM. Ik ontraad aanneming van dit amendement. In de eerste plaats wordt de SWOM-regeling al een paar keer overtekend; zo veel wordt er gebruik van gemaakt. Mijn oordeel is dat maatschappelijke organisaties een belangrijke functie vervullen in het opkomen voor belangrijke maatschappelijke doelen. Ik ben niet van plan het budget van SWOM te halveren, zeker niet om uw argumenten.

Ik kom bij de moties over de ruimtelijke ordening. De motie op stuk nr. 23 van de heer Van Leeuwen gaat over het structureel verankeren van de rol van het College van Rijksadviseurs. Ik reageer er positief op; het is een ondersteuning van mijn beleid. Wij hebben al actief contact over dit punt met de rijksadviseurs. Zij worden veelvuldig door ons ingezet in het ruimtelijk beleid, zoals u hebt kunnen merken in verschillende zaken waarover wij hen een oordeel hebben laten uitspreken, bijvoorbeeld de Belle van Zuylen en de windenergie. Zij hebben een heel belangrijke functie, ook wat het punt in uw motie betreft.

De heer Van Leeuwen (SP):

In mijn eerste termijn heb ik het Wieringerrandmeer als voorbeeld genomen van een case waarover het College van rijksadviseurs zich zou moeten uitspreken. U hebt toen geantwoord dat dat zijn zaak niet is, aangezien dat een provinciaal thema is. Ik vergelijk het meer met de Raad voor Cultuur. U zegt wel dat het ondersteuning is, maar hoever gaat dat?

Minister Cramer:

Bij de discussie over het Wieringerrandmeer ging het vooral over onze rol als overheid, en niet zozeer over die van de rijksadviseurs. Wij zijn samen met OCW bezig met een verhaal over het architectuurbeleid, waarbij de rijksadviseurs worden betrokken, ook in het licht van uw nadruk op het culturele aspect van landschapsontwikkeling. Verder zijn wij in het kader van nieuwe ruimteontwikkelingen aan het bekijken wat in procedures kan worden ingebed, zodat de rijks- en provinciale adviseurs een structurele kan worden gegeven. De Kamer wordt daar nog over geïnformeerd.

De heer Van Heugten (CDA):

Ik vraag de minister om daarbij de rol van de gemeentelijk welstand mee te nemen. Wij hebben een land van bestuurlijke drukte, maar op deze manier wordt het ook een land van adviserende drukte.

Minister Cramer:

Geheel mee eens.

Mevrouw Spies (CDA):

De minister heeft nog geen oordeel gegeven over het amendement op stuk nr. 22.

Minister Cramer:

Dat amendement behandel ik aan het eind van mijn betoog.

Ik kom toe aan de motie op stuk nr. 24. Ik moet de aanneming van deze motie ontraden, en wel om de volgende reden. De staatssecretaris van VWS is de eerstverantwoordelijke voor het beheer van de Noordzee en voor de bescherming van de Nederlandse kust daartegen. Wij zijn natuurlijk wel nauw betrokken bij de ruimtelijke ontwikkeling van de Noordzee, waarvan ik verschillende voorbeelden heb gegeven.

De heer Van Leeuwen heeft op stuk nr. 25 een motie ingediend, die ik koppel aan de motie op stuk nr. 31 van mevrouw Vermeij. Ik ontraad de aanneming van beide moties op dit moment, en wel hierom. Het opstellen van een structuurvisie voor bedrijventerreinen is een eerste verantwoordelijkheid van provincies. Op dit moment zijn wij met gemeenten en provincies bezig om de spelregels en verantwoordelijkheidsverdeling van die drie overheidsniveaus goed vast te leggen in termen van AMvB's, provinciale verordeningen en wat dies meer zij. Tot op heden zitten wij op de lijn dat wij de provincies de verantwoordelijkheid willen geven voor een goede verdeling van bedrijventerreinen in hun provincies, en met name de opgaven voor herstructurering. In reactie op de motie van mevrouw Vermeij zijn wij nog in gesprek met provincies of zij die taak zo uitvoeren dat er een structurele verankering plaatsvindt. Wij zijn nu in gesprek met de provincies om te borgen dat dit op hun niveau gebeurt. Als ik nu dus positief reageer op de motie van mevrouw Vermeij, dan loop ik vooruit op een besluitvorming die een andere richting opgaat dan zij nu voorstelt. Een wetsvoorstel vertaal ik dan naar een AMvB; dat heeft meer te maken met regelgeving op rijksniveau dan op provinciaal niveau. Ik ben nu nog in overleg met provincies en gemeenten op dit punt, waarna ik een keuze zal maken. Die zal ik vervolgens aan de Kamer voorleggen. Dan kan de motie eventueel worden opgeschort totdat ik wel of niet uit de onderhandelingen met provincies en gemeenten ben gekomen.

Mevrouw Vermeij (PvdA):

Interpreteer ik het juist dat de minister zegt dat het nu niet past, maar misschien later wel?

Minister Cramer:

Wij bevinden ons midden in de onderhandelingen.

Mevrouw Vermeij (PvdA):

Mag ik het dan zo interpreteren dat de minister zegt dat op termijn een wettelijke maatregel niet uitgesloten wordt?

Minister Cramer:

Dat is een mogelijkheid als wij de structurele verankering van de spelregels niet via de provincies kunnen regelen. Dan moet het op een andere manier. Maar mijn voorkeur gaat uit naar hetgeen ik gisteren zei over de rol van de provincies in zowel de toedeling van hectaren bedrijventerreinen in en buiten de gemeentelijke grenzen, als de bewaking van de spelregels. Wij zijn bezig met dat proces.

De motie op stuk nr. 26 van de heer Van Leeuwen gaat over de kwaliteit van het herstructureringsfonds. Op zich is dat fonds er nog niet; was het maar zo. Zoals de heer Van Leeuwen heeft begrepen, werken wij er hard aan. Ik reageer wel positief op de motie, want ik zie die als een ondersteuning van beleid dat wij in dat fonds wel degelijk rekening met kwaliteit moeten houden. Ik gaf in reactie op een eerdere motie al aan dat kwaliteit en cultuurhistorische waarden van groot belang zijn.

De motie op stuk nr. 27 van de heer Van Leeuwen over waardesprong gaat er vooral over dat bij functieverandering in ons land via een aantal systemen belasting wordt geheven. Ik moet aanvaarding van deze motie ontraden, omdat zij vergaand is in die zin dat het wel een vergaande vorm van afroming van de baat meebrengt. Dat kan dus weer grote gevolgen hebben voor de bereidheid van burgers en marktpartijen om huizen en andere wenselijke opstallen te bouwen. Maar de heer Van Leeuwen weet net zo goed als ik dat wij met de Grondexploitatiewet bezig zijn. Wij werken hard aan een constructie in die wet om die waarden uit de grond naar de gebiedskwaliteit te laten overgaan. In de Eerste Kamer hebben wij daarover uitgebreid gesproken. Ik snap de intentie van de motie, maar zij strekt mij te ver. Daarom ontraad ik aanvaarding ervan.

De heer Van Heugten vroeg in zijn motie op stuk nr. 28 om binnen drie maanden te komen tot een ruimtelijke investeringsagenda, waarin niet alleen maar verstedelijking is opgenomen. Ik ben op zich heel positief over een ruimtelijke investeringsagenda, maar in drie maanden krijgen wij dat echt niet voor elkaar. De heer Van Heugten kent de procedures hier in Den Haag. Najaar 2008 is wel een haalbare termijn. In dat geval kan ik positief op de motie reageren, in het andere geval moet ik mij wat terughoudender opstellen. De termijn van drie maanden kan echt niet worden gehaald.

De motie op stuk nr. 29 combineer ik met de motie van mevrouw Vermeij en met haar antwoord. Ik moet eerst de motie van mevrouw Vermeij over de bestuurlijke lus opzoeken. Is daar wel een motie over ingediend, of is er een vraag gesteld?

Mevrouw Vermeij (PvdA):

Ter toelichting: wij komen met een initiatiefwetsvoorstel. Dat betreft echter een aanpassing van de Algemene Wet Bestuursrecht. Vervolgens heb ik daar vragen over gesteld. Daar heeft de minister op geantwoord. Mevrouw Neppérus heeft een motie ingediend.

Minister Cramer:

De motie van mevrouw Neppérus past heel wel in het initiatiefwetsvoorstel van mevrouw Vermeij. Het is er een onderdeel van. Daarmee is de motie van mevrouw Neppérus overbodig als ik positief reageer op hetgeen mevrouw Vermeij zei. Zo kan ik het meteen kort met elkaar behandelen.

Mevrouw Neppérus (VVD):

Ik kan het nu moeilijk meer volgen. In de antwoorden van gisteren staat dat de minister aparte initiatieven wil nemen in de Wet Ruimtelijke Ordening en de Tracéwet. Alles over de tracés van wegen staat niet in de Algemene Wet Bestuursrecht maar in de Tracéwet. Ik heb dat vanochtend nog nagelezen. De kern van mijn betoog was dat rekenfouten voortaan geen reden meer mogen zijn om eindeloos te hoeven procederen. Hier denken mevrouw Vermeij en ik precies hetzelfde over. Hoe wordt dit in de Tracéwet, waarin dit nu allemaal staat en in de Algemene Wet Bestuursrecht, die over alle soorten bouwprojecten gaat, en in de Wet Ruimtelijke Ordening geregeld? Wat is het snelste? Anders sluit ik mij graag aan bij mevrouw Vermeij om het gezamenlijk te doen. Ik wil dus zonder juridische poespas van de minister horen wat er nu kan.

Minister Cramer:

In principe sta ik positief tegenover uw motie, maar aangezien ik meende dat de motie gekoppeld kon worden aan een andere motie, dacht ik dat ze overbodig was. Ik zal wel even uitleggen waarom ik positief tegenover de motie sta. Wij bereiden op dit moment een wijziging van de WRO voor. Het idee is dat aan de rechter wordt overgelaten welk gebrek hersteld kan worden. Dat kunnen ook rekenfouten zijn. De constructie is echter dat de rechter beoordeelt of de procedure al dan niet over moet. Daar worden de rekenfouten ook bij betrokken. Ik kan en zal deze motie uitvoeren in overleg met Justitie en Verkeer en Waterstaat. Als er later een soortgelijke regeling in de AWB komt, kunnen wij kijken of de regeling uit de WRO en de Tracéwet daarin kan opgaan. Dan kunnen wij alles weer combineren. Ik reageer dus positief op uw motie.

Mevrouw Neppérus (VVD):

Ik ben blij met uw positieve reactie, maar u zegt dat u het aan de rechter over wilt laten. Ik vind echter dat een rekenfout geen reden mag zijn om alles eindeloos te vertragen. Een rekenfout moet als een vormfout kunnen worden aangemerkt. Daar gaat het mij om.

Minister Cramer:

Mij gaat het erom dat het niet aan mij is, maar aan de rechter.

Mevrouw Neppérus (VVD):

Uiteindelijk zal een rechter dat zeggen, laten wij het daarover eens zijn. Maar bent u bereid om in een wettekst te zetten dat een rekenfout als vormfout, die herstelbaar is binnen het proces, kan worden aangemerkt?

Minister Cramer:

Ik moet even nagaan of wij wel zo specifiek moeten zijn in de wet. Dat is dan namelijk maar één punt, maar zo kan er een hele waslijst komen.

Mevrouw Neppérus (VVD):

Ik wil hier echt graag antwoord op hebben, want daar gaat het om.

Minister Cramer:

Het is wat mij betreft aan de rechter om te bepalen welke gebreken hersteld moeten worden. Het kan zijn dat de ene rechter een rekenfout niet rechtmatig vindt en een andere wel. Dat hangt af van het soort rekenfout. Ik twijfel of dit wel zo maar in de wet kan worden opgenomen. Mijn antwoord blijft dat het aan het oordeel van de rechter is.

De voorzitter:

Mevrouw Neppérus, het is in dit stadium niet nodig om hier nog verder op door te gaan. U hebt daar nog alle kans voor als het wetsvoorstel hier wordt behandeld.

Mevrouw Neppérus (VVD):

Dan zal ik mij verder beraden.

De heer Van der Staaij (SGP):

Het oordeel van de minister is mij toch niet helemaal helder. Wij hebben dezelfde doelstelling, namelijk om de wet iets te verruimen. De minister stelde echter voor om het in de WRO en de Tracéwet te regelen. In deze motie wordt echter gezegd: doe het nu gelijk in de AWB en niet eerst apart in de WRO/Tracéwet. Waar staat de minister nu, gehoord de Kamer? Wil zij de route van de motie volgen en meteen het algemene bestuursrecht regelen of houdt zij vast aan wat zij eerder zei, namelijk om het apart in de ruimtelijke wetten te regelen?

Minister Cramer:

Ik heb gisteren gezegd dat de AWB nog even op zich laat wachten. Dat is de reden dat minister Eurlings en ik hebben gezegd dat wij het eerst voorlopig willen regelen via de WRO en de Tracéwet. Later als het in de AWB geregeld wordt, kunnen wij dat in elkaar passen. Wij kunnen dan echter al wel meteen meters maken.

De heer Van der Staaij (SGP):

Dan kiest u dus voor een andere route dan die in de motie staat. Dan kunt u beter zeggen dat u het niet met deze motie eens bent en dan kunnen wij daar "ja" of "nee" tegen zeggen. In deze motie wordt namelijk gevraagd om de bestuurlijke lus meteen in de AWB te regelen. Dat is iets anders dan u tot nu toe heeft gezegd.

Minister Cramer:

In de motie ligt het accent op de rekenfouten. Als mevrouw Neppérus in één motie twee dingen naar voren brengt, kunnen wij dat niet in één keer behandelen. Ik heb met mevrouw Neppérus gesproken over de rekenfouten. Het andere punt heb ik zojuist behandeld. Ik kan de motie in deze vorm misschien niet overnemen, nu u hier zo over doorvraagt. De rekenfouten worden opgenomen in het initiatiefwetsvoorstel van mevrouw Vermeij. Dan hebben wij het meteen gehad.

De heer Van Heugten (CDA):

De CDA-fractie wil van de minister weten hoe het zit met de Wabo, de omgevingsvergunning, die binnenkort weer behandeld wordt in dit huis. Neemt de minister behalve de Tracéwet en de Wet Ruimtelijke Ordening ook meteen de Wabo mee? Dan hoeven wij daarop volgende week niet bij de Wabo terug te komen. Of vindt de minister dat wij dit als CDA-fractie nog afzonderlijk aan de orde moeten stellen bij de behandeling van de Wabo?

Minister Cramer:

Dit moeten wij nog afzonderlijk behandelen, ook in relatie tot de wet inzake waterverontreiniging, waarover mevrouw Spies eerder een vraag heeft gesteld. Ik behandel dit liever in het AO over de Wabo, omdat wij dat punt dan uitgebreid kunnen meenemen.

Dan ga ik door met de motie op stuk nr. 30 over de structuurvisie op de Randstad. Ik laat die aan het oordeel van de Kamer over, omdat wij op dit moment precies over dit punt met collega-bewindslieden in overleg zijn. Ik stel het op prijs om collegiaal met mijn collega's om te gaan. Daarom wil ik mij nu niet meteen positief uitlaten over een zaak die mij op zich wel zeer ter harte gaat. Ik laat het oordeel om die reden aan de Kamer over.

De voorzitter:

Minister, u had het zonet over een AO over de Wabo. Volgens mij gaat het om de plenaire behandeling van een wetsvoorstel.

Minister Cramer:

Ja. Op de motie op stuk nr. 32 van de heer Van der Staaij over de ruimte-voor-ruimteregeling voor glas reageer ik positief. Naast het saneringsfonds voor verspreid glas kan de ruimte-voor-ruimteregeling voor glastuinbouwbedrijven soelaas bieden.

Op de motie over de rood-voor-roodregeling van mevrouw Wiegman reageer ik eveneens positief. De rood-voor-roodregeling kan bijdragen aan de benodigde functieveranderingen voor vrijkomende bebouwing.

Met de motie op stuk nr. 34 van de heer Poppe wordt de regering verzocht om bij het programma Schoon en Zuinig een actiepunt "bevordering collectieve energiebesparing in de koopsector" uit te werken. Ik verzoek om deze motie aan te houden in afwachting van de uitwerking van het plan Meer met minder, omdat dit punt op dit moment in bespreking is en ik daarop niet vooruit wil lopen.

Het aannemen van de motie op stuk nr. 35 van de heer Poppe over de taxatieverplichting bij een tweede hypotheek op grond van de NHG ten behoeve van energiebesparing wil ik ontraden. De taxatieverplichting voor tweede hypotheken geldt voor tophypotheken en is niet voor niets juist van toepassing voor eigenaar-bewoners die aan de grens zitten van wat zij financieel kunnen dragen.

De heer Poppe (SP):

Het gaat om € 600. Die kan in onze visie nuttiger besteed worden aan directe investeringen in bijvoorbeeld zonne-energie in plaats van aan bureaucratie, want daarom gaat het eigenlijk.

Minister Cramer:

Ik heb het antwoord en mijn hoofdargumenten gegeven. Op basis daarvan wil ik de aanneming van deze motie ontraden.

De motie op stuk nr. 36 van de heer Poppe verzoekt om de fiets als actiepunt op te nemen in het werkprogramma Schoon en Zuinig. Daar reageer ik positief op. Als enthousiast fietser maar ook in het licht van het klimaatvraagstuk vind ik dit vanzelfsprekend een belangrijk punt.

De heer Duyvendak (GroenLinks):

Wat betekent dat concreet? Het actieprogramma is nu het boekje in dat kaftje met die fiets erop. Komt er een herdruk met een paragraaf met actiepunten over de fiets? Of zegt u dat u vaak aan de fiets zult denken?

Minister Cramer:

Nee, ik zal er ook vaak op zitten. Ik heb gisteren gezegd dat ikzelf de activiteiten met gemeenten en provincies coördineer. Ik neem het op mij om over het thema "verkeer en vervoer in de steden" met de provincies en met name de gemeenten een plan van aanpak te maken over hoe wij de fiets en het gebruik daarvan daadwerkelijk bevorderen met meer fietspaden, meer ruimte voor de fiets, het stimuleren van OV-fietsen enzovoorts.

De heer Duyvendak (GroenLinks):

Dat klinkt goed. Misschien kunt u volgend jaar, als u bij de begroting rapporteert wat u gedaan hebt, een paragraaf "fiets" toevoegen. Dan kunnen wij zien wat het heeft opgeleverd.

Minister Cramer:

Daar reageer ik positief op.

De heer Poppe verzoekt in zijn motie op stuk nr. 37 om bij herziening van het Bouwbesluit per 1 januari 2009 zeker te stellen dat nieuwe gebouwen vanaf dat moment zijn voorbereid op gebruik van zonne-energie. Ik vind deze motie niet noodzakelijk omdat de norm voor de constructieve sterkte van daken de plaatsing van zonneboilers en PV-cellen niet belemmert. Hierin wordt al voorzien. De bouwkundige eisen zijn ook dusdanig dat dit al mogelijk is. Ik zal het punt van de heer Poppe tijdens gesprekken met de bouwwereld wel aan de orde stellen. Zo kunnen wij controleren of wij alles wat in dat kader noodzakelijk is hebben meegenomen en of de huizen goed gepositioneerd zijn om de zonne-energie te benutten. Ik vind de intentie van de motie van de heer Poppe positief, maar zij is niet noodzakelijk.

Mevrouw Spies bepleit in haar motie op stuk nr. 38 een zwaarder gewicht voor de tweede en volgende generaties biobrandstoffen. Zij wil ze een plaats geven in een AMvB over biobrandstoffen. Ik reageer hier positief op. Ik zal deze motie uitvoeren en de Kamer hierover berichten rond 1 februari 2008.

Mevrouw Spies bepleit in haar motie op stuk nr. 39 om zodanige afspraken te maken met de partners van Meer met Minder en gemeenten, dat de nationale uitrol van de energiebox de komende jaren wordt gerealiseerd. Ik reageer positief op deze motie. Ik beschouw de motie als een aansporing om dit met de partners van Meer met Minder te bespreken en om dit uit te voeren. Uit de evaluaties blijkt namelijk dat de energiebox een positief effect op het gedrag van de burger tot stand heeft gebracht.

De motie op stuk nr. 40, van de leden Neppérus en Madlener, is een verzoek aan de regering om in Brussel stappen te ondernemen om de verhoging van het verplichte percentage bijmenging van biobrandstoffen tegen te gaan zolang er onvoldoende mogelijkheden in zicht zijn. Ik zie deze motie als een ondersteuning van mijn beleid. Ik heb dit punt al verschillende keren in AO's met de Kamer besproken. Tijdens de voorjaarsraad van regeringsleiders in maart 2007 is gezegd dat gestreefd wordt naar 10% biobrandstoffen, onder de voorwaarde dat dit duurzaam gebeurt.

De motie op stuk nr. 41 van de leden Neppérus en Spies gaat over het Besluit beheer verpakkingen en papier en karton. De leden verzoeken om alle ondernemingen die jaarlijks onder de vijftien ton verpakkingen blijven vrij te stellen. Ik ontraad het aanvaarden van deze motie. Veel bedrijven zouden worden vrijgesteld van het besluit. Zo'n ondergrens geeft enorm veel fricties. De vrijgestelde bedrijven die een substantieel aandeel van het verpakkingsafval leveren, worden dan bevoordeeld ten opzichte van bedrijven die meer tonnage leveren. Die lijn kies ik niet. Ik ontraad dan ook aanvaarding van de motie.

Mevrouw Neppérus (VVD):

Bij een aandeel van 3% tot 10% kan men discussiëren over de vraag of dat substantieel is. Bij de algemene verpakkingsbelasting is wel sprake van een benedengrens. Hoe spoort dat met elkaar?

Minister Cramer:

Wij spreken hier over hoe recycling en preventie tot stand te brengen. Bij het convenant kunststofafval moeten wij met alle spelers in het veld optrekken en niet alleen met de grote. Dat geldt voor al het verpakkingsafval.

In de motie op stuk nr. 42 van mevrouw Neppérus en de heer Madlener wordt de regering verzocht om het onderzoek naar kernenergie en een nieuwe kerncentrale voort te zetten om vergunningverlening voor een nieuwe kerncentrale mogelijk te maken. Ik ontraad deze motie, maar de heer Madlener voorspelde dat al. Ik vind haar op dit moment prematuur. Ik heb al eerder gewezen op het SER-advies dat in december klaar zal zijn. Het kabinet zal zich dan opnieuw beraden.

In de motie op stuk nr. 43 van mevrouw Neppérus wordt de regering verzocht om tariefaanpassingen in de belastingsfeer en fiscale vergroeningsmaatregelen te onderwerpen aan een milieueffectentoets. Ik vind deze motie overbodig en ontraad haar daarom. De milieueffecten van het Belastingplan als geheel worden altijd door het NMP doorgerekend en gerapporteerd aan de Tweede Kamer. Een extra milieueffectentoets voegt daar niets aan toe.

De motie op stuk nr. 44 van de heer Samson – ik mag wel zeggen cum suis, want het was een heel lijstje – gaat over het faciliteren van een maatschappelijk debat over milieuverantwoord gedrag. Ik sta daar positief tegenover en zal daarom de Tweede Kamer betrekken bij het faciliteren van een deelnemen aan de maatschappelijke dialoog. Ik heb ook gemerkt dat u allen zeer gemotiveerd bent om het land in te trekken, inclusief de heer Madlener, om de discussie te voeren.

De voorzitter:

Mijnheer Poppe, u gaat ook mee?

De heer Poppe (SP):

Ja, het land intrekken doe ik altijd al, dus zal ik ook hier wel bij zijn, maar als de regering hieraan gaat meewerken en ook gaat faciliteren – ik vind het overigens een vreselijk onduidelijke motie – moet de regering natuurlijk wel informatie verschaffen, bijvoorbeeld een lijst met mop's, maatschappelijk onverantwoorde producten, een voorstel om maatschappelijk verantwoord te kunnen consumeren. Wordt het anders geen onzindebat als die gegevens er niet zijn? Volgens mij komen ze er ook nooit. Ik vind het echt een ongeinmotie!

Minister Cramer:

De bedoeling van deze motie is juist om in de maatschappij de discussie die wij gisteren hier in kleine kring in de Tweede Kamer hebben gevoerd...

De voorzitter:

Nee, ik sta geen discussie hierover meer toe. Gaat u naar uw volgende motie!

Minister Cramer:

Dat is dan de motie op stuk nr. 45 van de heer Madlener waarin de regering wordt gevraagd om zo veel mogelijk af te zien van Europese milieuregels en alleen te voldoen aan minimum milieueisen van de EU. Het zal u niet verbazen dat ik deze motie ontraad. Gisteren heb ik al gezegd dat de EU bij de vormgeving van het klimaatbeleid en in het algemeen van milieubeleid een zeer belangrijke rol speelt. Ik trek ook graag met mijn collega-ministers van andere landen op om in heel Europa tot een beter klimaat- en milieubeleid te komen.

De motie van de heer Madlener op stuk nr. 46 verzoekt de regering om alle maatregelen te laten onderzoeken op mogelijke nadelige economische effecten en ongewenste verplaatsingseffecten. Ook deze motie ontraad ik. De heer Van der Ham heeft in eerste termijn een vraag gesteld met een vergelijkbare strekking, maar wel iets minder gedetailleerd. Op die vraag heb ik al positief gereageerd. In die zin kan ik dus wel enigszins tegemoetkomen aan het verzoek in deze motie, maar wil ik niet de enorme rompslomp die de wijze waarop de heer Madlener het wel met zich zal brengen.

Dan motie op stuk nr. 47 van de heer Madlener. Daarin wordt de regering gevraagd om er zorg voor te dragen dat alle extra aardgasbaten door de stijging van de energieprijzen direct terugvloeien naar de burger. Ook deze motie ontraad ik. De ontwikkeling van de olie- en gasprijzen werkt inderdaad door in de koopkracht en in het lastenbeeld. Het kabinet houdt natuurlijk wel degelijk rekening met deze consequenties. Dat ziet u ook aan de koopkrachtplaatjes die elk jaar met de Miljoenennota worden meegeleverd.

De motie op stuk nr. 48 van mevrouw Wiegman verzoekt de regering om de Kamer binnen zes maanden te informeren over mogelijkheden voor garantstelling voor de risico's van energie-innovaties, zodat deze daadwerkelijk kunnen worden geïmplementeerd. Ik sta positief tegenover deze motie en ben er zelf ook al hard mee bezig. Met verschillende banken en pensioenfondsen proberen wij dit soort investeringsfondsen te organiseren. Het sluit ook helemaal aan bij het beleid dat ik in gang wil zetten. Wij kunnen met nieuwe arrangementen veel meer financieren dat wij nu met overheidsgeld doen.

In de motie op stuk nr. 49 van mevrouw Wiegman wordt het Presidium van de Kamer gevraagd in overleg te treden met de gemeente Den Haag opdat de aanlichting van de Tweede Kamergebouwen per saldo energiezuiniger wordt. Ik laat deze motie aan het oordeel van de Kamer over. Het zal duidelijk zijn dat ik mij in de uitspraak in deze motie kan vinden. Ik vind dit een sympathiek principe.

De motie op stuk nr. 50 van de leden Wiegman en Duyvendak zie ik als een ondersteuning van mijn beleid; ik acht haar daarom niet nodig. Ik zal ook uit eigen beweging de discussie over aanvullende middelen en maatregelen in het kabinet aangaan als zou blijken dat de milieudoelen in gevaar komen door een grotere milieudruk als gevolg van economische groei. Ik ken deze regeling en ik zal haar uit de kast halen als dat noodzakelijk is om ervoor te zorgen dat wij dit principe levendig houden. Op dit moment speelt het niet.

Mevrouw Wiegman-van Meppelen Scheppink (ChristenUnie):

Het gaat mij erom dat dit middel nadrukkelijk wordt onderzocht en dat de Kamer over de uitkomsten van dit onderzoek wordt geïnformeerd bij de voorjaarsnota. Wij kunnen dan volgend jaar bij de behandeling van de begroting nagaan of wij dit middel opnieuw moeten gaan gebruiken. Het ligt nu in de kast. Ik wil duidelijkheid verkrijgen met deze motie en dit moment markeren.

Minister Cramer:

Ik zie de motie als een ondersteuning van het beleid. Ik zal in gesprekken met de minister van Financiën zeker stellen dat die regeling die ooit in het leven is geroepen, levendig blijft.

De heer Duyvendak (GroenLinks):

Het probleem is nu juist dat die regeling een stille dood is gestorven tijdens de vorige kabinetten-Balkenende. Zij bestond onder Paars en moet nu weer tot leven worden gewekt. De minister zegt dat zij zich hiervoor wil inzetten, maar zij moet daarvoor nog wel een meerderheid verwerven in het kabinet. Het lijkt mij goed dat zij zich daarvoor inzet en samen met de minister van Financiën in een aparte brief bij de voorjaarsnota rapporteert over het resultaat dat zij heeft geboekt.

Minister Cramer:

Dat zeg ik toe.

De motie op stuk nr. 51 van de leden Wiegman en Van der Staaij zie ik als een ondersteuning van het bestaande beleid van de staatssecretaris van Verkeer en Waterstaat en mijzelf. Ik sta dus sympathiek tegenover deze motie.

In de motie op stuk nr. 52 van de leden Duyvendak en Ouwehand wordt de regering verzocht het tussendoel voor broeikasgasreductie in 2011 te herformuleren opdat de nationale emissie van broeikasgassen in 2011 lager is dan aan het begin van deze kabinetsperiode, zijnde 209 Mton. Ik neem deze motie over. Ik heb al gezegd dat wij in 2011 lager zullen uitkomen. Deze motie is dus in lijn met ons beleid. Het is een ambitie van het kabinet dat de emissies gedurende deze kabinetsperiode niet verder toenemen.

In de motie op stuk nr. 53 van de leden Duyvendak en Ouwehand wordt de regering gevraagd aan te geven wat haar doel is voor 2011 in termen van een absoluut uitstootniveau van broeikasgassen in Nederland. Deze motie is overbodig na mijn reactie op de motie op stuk nr. 54.

De heer Duyvendak (GroenLinks):

Dit is logisch. Zegt de minister bij dezen toe dat zij in 2011 kan worden afgerekend op een uitstootniveau lager dan 209 Mton, dat wil zeggen lager dan bij de aanvang van deze kabinetsperiode?

Minister Cramer:

Dat zeg ik toe.

De heer Duyvendak (GroenLinks):

Dan trekken wij beide moties in.

De voorzitter:

Aangezien de moties-Duyvendak/Ouwehand (31200-XI, nrs. 52 en 53) zijn ingetrokken, maken zij geen onderwerp van beraadslaging meer uit.

Minister Cramer:

In de motie op stuk nr. 54 van de leden Duyvendak en Ouwehand wordt de regering verzocht opnieuw met het bedrijfsleven onderhandelingen aan te gaan over de reductiedoelstelling voor broeikasgassen. Ik ontraad het aannemen van deze motie. Ik heb al verschillende keren toegelicht dat ik onder de huidige omstandigheden tevreden ben met het bereikte akkoord. Ik heb ook heel nadrukkelijk gesteld dat het kabinet vasthoudt aan de 30%-reductiedoelstelling ten aanzien van broeikasgassen. Daarover mag geen misverstand bestaan. Om die reden ga ik nu meters maken met het bedrijfsleven en aan de slag. Aan het einde van deze kabinetsperiode mag de Kamer mij afrekenen op hetgeen wij zojuist hebben afgesproken.

De motie op stuk nr. 55 van de heer Duyvendak en mevrouw Ouwehand gaat over de verhoging van de milieubelastingen voor het bedrijfsleven ook als dat tot een wat ongelijker speelveld leidt. Ik zal heel precies zijn om geen misverstanden te krijgen. Een en ander is geplaatst in het kader van fiscale vergroening. In het duurzaamheidsakkoord is afgesproken dat in gesprek wordt gegaan over behoud van het level playing field en dat goed in de gaten wordt gehouden wat de effecten voor het bedrijfsleven zijn, zowel negatief als positief. Ik heb gezegd dat het uiteindelijk aan de overheid is om fiscale maatregelen te nemen. De overheid is daarvoor niet afhankelijk van het bedrijfsleven. Wel bepaalt de overheid een en ander in samenspraak met het bedrijfsleven om ervoor te zorgen dat het level playing field in acht wordt genomen.

De heer Duyvendak (GroenLinks):

U zegt dat het in samenspraak wordt bepaald, maar als zich een verschil van mening voordoet en het kabinet dat op de koop toe wil nemen, zet u dan door?

Minister Cramer:

Dat hangt van de situatie af. Ik kan daar niet in het algemeen een uitspraak over doen omdat dat afhangt van de specifieke situatie.

De voorzitter:

Ik vind dat antwoord voldoende.

De heer Samsom (PvdA):

Ik pleeg één interruptie in dit debat. Ik had de motie als volgt gelezen. Als het bedrijfsleven en de overheid er niet uitkomen in 2010, dan heeft de overheid de mogelijkheid om energiebelasting in te voeren. De overheid zal die mogelijkheid ook kunnen gebruiken.

Minister Cramer:

Ik heb dat in eerste termijn, ook naar aanleiding van wat u zelf vroeg, gezegd. Dat is ook de afspraak. Tegen het bedrijfsleven is gezegd: wij verplichten ons om in 2010 te zorgen voor een programma dat in 2020 leidt tot de doelstellingen die het kabinet heeft gesteld. Daaraan committeer ik mij.

De heer Samsom (PvdA):

In dat geval is de motie in de optiek van de PvdA-fractie volstrekt overbodig. Daarin wordt gevraagd om iets wat u nu voor de tweede keer hebt bevestigd.

De heer Duyvendak (GroenLinks):

Het gaat nu om de interpretatie van mijn motie. De heer Samsom richt zich steeds op 2010, maar dat getal staat niet in mijn motie. Als wij over een paar maanden een wet op de kolenbelasting gaan behandelen, waarmee het voor bouwers veel moeilijker zo niet onmogelijk wordt om nieuwe kolencentrales te bouwen, dan moet de minister niet met het argument kunnen komen van bedreiging van het level playing field. Het gaat mij echt niet alleen om 2010. Het gaat mij ook om alle stappen die in de tussentijd kunnen worden gezet. Ik wil daar ook helderheid over.

Minister Cramer:

Dat is voor elke situatie verschillend en daarom kan ik daar geen algemene uitspraak over doen.

De motie-Ouwehand/Duyvendak gaat over de veehouderijsector. De regering wordt verzocht, de Kamer te informeren over de wijze waarop de aangenomen motie-Ouwehand c.s. wordt geïmplementeerd in de milieu- en klimaatmaatregelen voor de veehouderijsector. De motie-Ouwehand c.s. is afgehandeld. Minister Verburg heeft op 12 oktober de Nota Welzijn naar de Tweede Kamer gestuurd waarin de relatie tussen dierenwelzijn en NVO expliciet wordt behandeld, onder andere ter verantwoording van de motie van mevrouw Ouwehand. Staatssecretaris Heemskerk zal samen met een aantal collega-bewindslieden, waaronder ikzelf, rond de jaarwisseling het standpunt van de NVO naar de Tweede Kamer sturen. In dit kabinetsstandpunt zal niet specifiek sectoraal worden ingegaan op maatregelen. De Kamer zal wel geïnformeerd worden in het kader van Schoon en Zuinig over de milieu- en klimaatmaatregelen voor de veehouderijsector, zoals ik ook eerder heb betoogd. Ik kan deze motie dus in wezen zien als een ondersteuning van het beleid, dat voor een deel betrekking heeft op milieu- en klimaatmaatregelen, dat voor de veehouderij in gang wordt gezet.

Dan kom ik op de motie-Van der Staaij op stuk nr. 57. Hierin wordt de regering, net als in eerdere jaren, opnieuw gevraagd om nader te onderzoeken hoe een heffing op vuurwerk ingevoerd kan worden en om de Kamer hierover vóór 1 maart 2008 te informeren. Ik moet aanname van deze motie opnieuw ontraden. Er is onderzoek gedaan naar de vraag in hoeverre zoiets zou kunnen werken. Geconcludeerd is dat de uitkomsten geen aanleiding geven tot een vuurwerkheffing, met name omdat dit zal leiden tot meer illegaal vuurwerk. Dat willen wij ook niet, want dat brengt nóg grotere risico's voor de veiligheid, de gezondheid en het milieu met zich mee. Dit werd in eerste termijn ook al door de heer Van der Ham ingebracht.

De heer Van der Staaij (SGP):

Er is misschien sprake van een misverstand. De minister heeft het over "weer een motie" waarvan zij aanname opnieuw moet ontraden. Eerder was aan de orde, als gevolg van een amendement, om te komen tot de invoering van zo'n vuurwerkheffing. Daarvoor was bijna een meerderheid. In het licht daarvan ben ik nu juist iets bescheidener geworden en heb ik gevraagd om een nader onderzoek. Ik ken dat oude onderzoek, maar dat dateert al uit 2001 en de wereld is nogal veranderd in die tijd. Wij zetten nu nog meer in op vergroening. Bovendien is de handhavingscapaciteit juist uitgebreid ten aanzien van het vuurwerk. Voorts gaat het nu niet meer om de vraag, die toen wel aan de orde was, of je vuurwerkgebruik kunt ontmoedigen. Nu gaat het ook om de vraag hoe je de prijzen zo eerlijk mogen kan laten zijn door de maatschappelijke kosten te internaliseren. Dat zijn allemaal nieuwe omstandigheden die tot dit concrete verzoek hebben geleid met daarbij de door de minister genoemde randvoorwaarden. Natuurlijk mag het niet tot een ongewenste verschuiving leiden. Zou de minister in het licht van de veranderde omstandigheden toch niet positief kunnen adviseren om dit weer eens tegen het licht te houden?

Minister Cramer:

Ik moet vermijden om in debat te gaan over vuurwerk. Onlangs sprak ik de heer Mans over de plannen van de commissie ten aanzien van vuurwerk, die hij voorzit. De commissie is met een zeer gerichte strategie bezig om de meest gevaarlijke vuurwerksoorten op de Nederlandse markt te vermijden. Ik sta de aanpak die de commissie kiest voor en ontraad daarom de heffing.

Inmiddels het ik het amendement op stuk nr. 22 van de heer Poppe gekregen. Dit amendement strekt ertoe om de Nederlandse Stichting Geluidshinder € 200.000 subsidie toe te kennen ten laste van het totale geluidsbudget. Op zich sta ik sympathiek tegenover de NSG, maar ik kan niet zo maar toezeggen dat een bedrag van € 200.000 te vinden is in de budgetten. Daar zijn ook subsidiecriteria voor. Ik wil eerst formeel nagaan wat de reden is dat deze subsidie op dit moment is geweigerd. Dit heeft misschien gewoon procedurele redenen. Geef mij even de tijd om te onderzoeken wat de reden van de weigering is geweest, want dat heb ik namelijk tussen gisteravond en nu niet kunnen doen. Ik kan daar dan in een later stadium nog even op terugkomen. Daarom moet ik aanneming van het amendement op dit moment ontraden, want ik moet zorgen dat ik eerst de juiste kennis heb over deze inbreng.

De heer Poppe (SP):

Is het mogelijk om vóór de stemmingen nog een bericht te krijgen van de minister? Volgens mij is het niet zo ingewikkeld, want het bedrag is al in het amendement gevonden.

De voorzitter:

De minister wordt verzocht om vóór de stemmingen te laten weten hoe het zit.

Minister Cramer:

Het gaat ook om de subsidiecriteria. Het bedrag is er misschien wel, maar ik moet even nagaan wat de reden is dat de NSG die subsidie plotseling niet krijgt. Misschien zijn de criteria veranderd.

De heer Poppe (SP):

Dat is zo opgezocht, lijkt mij.

Minister Cramer:

Nee, dat is niet zo opgezocht. Er moet namelijk worden gekeken naar alle andere aanvragen. Welke aanvraag is bovenaan gekomen en waarom is deze aanvraag afgevallen? Daar zijn keurige procedures voor.

De heer Poppe (SP):

Ik vind dit een beetje verbijsterend.

De voorzitter:

Mijnheer Poppe, volgende week wordt nog niet gestemd over de amendementen, alleen over de moties. Er is dus geen probleem.

De heer Poppe (SP):

Mijn verzoek om voor de stemmingen duidelijkheid te krijgen, wordt dus ingewilligd?

De voorzitter:

Zeker, dat lag ook voor de hand.

De heer Duyvendak (GroenLinks):

Dit was ook mijn punt. Misschien weet de minister niet dat pas vlak voor het kerstreces over de amendementen wordt gestemd. Volgens mij moet het mogelijk zijn de brief voor het kerstreces te versturen.

Minister Cramer:

Dat is te doen. Ik heb even een probleem, want ik weet niet of de heer Poppe nu wel of niet drie moties heeft ingediend.

De voorzitter:

Nee, de moties zijn ingediend bij het notaoverleg.

Minister Cramer:

Zij zijn toen echter niet behandeld. Hoe gaat dit procedureel?

De voorzitter:

U gaat nu gewoon uw oordeel geven over de moties.

Minister Cramer:

Dan doe ik dat. De eerste motie had te maken met eenduidige criteria voor maatschappelijk verantwoord ondernemen. Gisteren hebben wij hierover van gedachten gewisseld. De Kamer heeft mijn argumentatie gehoord waarom eenduidige criteria niet kunnen werken. Ik heb het aanvaarden van de motie daarom ontraden. Samen met de ministeries van LNV en OCW bereid ik een nota voor.

De heer Poppe (SP):

Het ging om iets meer. De minister beoordeelt het dictum van de motie niet volledig.

De voorzitter:

U hebt het woord niet, mijnheer Poppe. De minister heeft nu haar oordeel gegeven. Gisteren hebben wij hier ook al uitvoerig over gesproken.

Minister Cramer:

Dat is altijd lastig met moties. Ik leg het accent op de eenduidige criteria en de heer Poppe wellicht op een ander deel van de zin.

De tweede motie betrof een verzoek om met gebruikmaking van reeds bestaande instrumenten inzichtelijk maken wat de werkelijke bijdrage van de Nederlandse consumptieproductie en handel aan de wereldwijde milieubalans is. Die beschouw ik als ondersteuning van mijn beleid. Gelet op de jaarlijkse rapportages over dit onderwerp in de Milieubalans van het RIVM, de eveneens jaarlijkse rapportages van het Europees Milieuagentschap en de Ecologische Voetafdruk, zie ik deze motie als ondersteuning van beleid. Ik ga dan ook niet over tot verdere acties, want dit soort gegevens is bij de genoemde instanties bekend en zij worden jaarlijks gerapporteerd.

De laatste motie gaat over de mogelijkheden en randvoorwaarden voor herintroductie van structurele subsidie voor educatieve programma's voor natuur en milieu. Ik ontraad ook het aanvaarden van deze motie. In het verleden is in de Kamer afgesproken dat de gelden voor milieu- en natuureducatie zouden worden overgeheveld naar gemeenten. Gemeenten staan immers dichter bij de burger. Hiervoor ontvangen zij jaarlijks 50 mln., naar ik meen. De gemeenten doen hun werk naar behoren. Wel geven wij nog incidenteel, niet structureel, subsidies voor allerlei initiatieven om zaken van de grond te tillen. Ik noem bijvoorbeeld het energie- en klimaatprogramma, waaraan een educatieve kant vastzit. Voor bepaalde activiteiten worden geoormerkte subsidies toegekend.

De heer Poppe (SP):

Voorzitter. Als een minister in een reactie op een motie slechts ingaat op een deel van het dictum, moet de indiener van de motie het recht hebben om de minister te vragen om ook in te gaan op de rest van het dictum. U ontnam mij die mogelijkheid en dat vind ik niet terecht.

De voorzitter:

De minister hoeft in haar reactie op de motie echt niet het hele dictum op te lezen. Als wij dat zouden doen, zouden wij hier morgen nog staan.

De heer Poppe (SP):

Dat bedoel ik niet. Ik vind dat de minister moet ingaan op het voorstel over maatschappelijk verantwoord ondernemen, ook waar het gaat om internationale handel. Dat is voegt deze motie toe aan het bestaande beleid.

De voorzitter:

U hebt uw punt gemaakt en wij zullen hier een keer over spreken.

De heer Poppe (SP):

Het is een toevoeging aan het bestaande beleid en daar gaat de minister net niet op in. Waar zijn wij dan mee bezig?

Minister Cramer:

Als u nu "criteria" vervangt door "richtlijnen", dan kan ik er wat mee.

De heer Poppe (SP):

Daar ga ik mee akkoord.

De voorzitter:

De heer Poppe zal een gewijzigde motie indienen over internationale handel en dan is iedereen gelukkig.

De algemene beraadslaging wordt gesloten.

De voorzitter:

Volgende week zal over de moties worden gestemd. De stemmingen over de amendementen en het wetsvoorstel zullen plaatsvinden bij de laatste stemmingen voor het reces.

Naar boven