Aan de orde is het debat naar aanleiding van een algemeen overleg op 20 juni 2007 over de EPA-onderhandelingen.

De voorzitter:

Ik deel de leden mede dat vanwege het grote aantal VAO's dat voor deze week op de agenda staat, bij VAO's het regime geldt dat alleen moties mogen worden ingediend.

Ik heet welkom de minister voor Ontwikkelingssamenwerking en de staatssecretaris van Economische Zaken.

De heer Irrgang (SP):

Voorzitter. Wij hebben een algemeen overleg gehad over de vrijhandelsverdragen, de EPA's, met Afrika. Ik heb daarin gepleit voor eerlijke handel. Dat is geen vrijhandel waarin wederzijdse liberalisering van de handel wordt gevraagd tot 80% marktopening. Daarom dien ik de volgende motie in.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat de regering van mening is dat het onderhandelingsakkoord voor de vrijhandelsverdragen met de ACP-landen gericht moet zijn op de belangen van ontwikkelingslanden zelf;

constaterende dat de regering momenteel haar Irrgangsteun verleent aan een onderhandelingsmandaat voor de EPA's dat niet gericht is op de belangen van ontwikkelingslanden zelf;

verzoekt de regering, binnen de EU aan te dringen op alternatieve EPA's, bijvoorbeeld in de vorm van GSP-plus,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Irrgang. Naar mij blijkt, wordt zij voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 145(25074).

De heer Waalkens (PvdA):

Voorzitter. Wij hebben in dat algemeen overleg over de EPA's gesproken over gelijkwaardigheid van partijen. Er wordt een oneigenlijke druk opgebouwd om de EPA's te ondertekenen. Dat kan leiden tot onverantwoorde afspraken tussen ongelijkwaardige partijen. Vandaar dat ik de volgende motie indien.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat in de EPA-onderhandelingen sprake is van een ongelijke situatie tussen ACS-landen en de Europese Unie;

overwegende dat ACS-landen hun huidige voordelen in markttoegang en -bescherming dreigen te verliezen, ook als ze niet voor 1 januari 2008 EPA's ondertekenen;

van mening dat de EU geen onevenredige druk op ACS-landen moet uitoefenen om de deadline van 1 januari 2008 te halen;

verzoekt de regering, zich in de EU sterk te maken voor een overgangsregeling voor ACS-landen die op 1 januari 2008 de EPA's nog niet ondertekend hebben, waarbij ze tijdelijk gebruik kunnen blijven maken van de bestaande handelsovereenkomsten,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Waalkens. Naar mij blijkt, wordt zij voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 146(25074).

De heer Irrgang (SP):

Betekent de motie dat de fractie van de Partij van de Arbeid, zij het tijdelijk, een overgangsregeling wil, maar op de lange termijn akkoord gaat met de vrijhandelsverdragen EPA's waarbij ook de ACS-landen 80% van hun markten moeten liberaliseren?

De heer Waalkens (PvdA):

Wij komen zo meteen te spreken over het verdrag van Cotonou. Het openmaken van markten in die zin heeft niet alleen negatieve kanten, maar kan ook positieve kanten hebben. Er moet dan wel sprake zijn van koppeling aan het ontwikkelingsstadium van die landen. Bij de beraadslaging over het Verdrag van Cotonou zal ik op dat punt mijn inbreng leveren. Op welke termijn markten opengesteld zouden moeten kunnen worden, moet worden gemonitord.

De voorzitter:

Ik zie dat u beiden woordvoerder bent bij het volgende agendapunt. Dat debat kunt u dan ook straks voeren.

De heer Irrgang (SP):

Ja, maar dit debat gaat over de EPA's. Ik concludeer dat de Partij van de Arbeidfractie daarmee akkoord gaat, zij het op termijn en onder voorwaarden.

De heer Waalkens (PvdA):

De voorwaarden zijn cruciaal bij de beoordeling van het nieuwe verdrag.

De vergadering wordt enkele ogenblikken geschorst.

Staatssecretaris Heemskerk:

Voorzitter. Ik dank de Kamer voor haar inbreng. Ik zal een oordeel geven over de motie van de heer Irrgang, de minister voor Ontwikkelingssamenwerking over de motie van de heer Waalkens.

In zijn motie vraagt de heer Irrgang om reeds nu al alternatieven te bepleiten, bijvoorbeeld in de vorm van GSP-plus. Dat lijkt ons niet verstandig en ook niet wenselijk. Wij helpen de zogenoemde MOL-landen er ook niet mee. Kern van de onderhandelingen is dat wij druk op de ketel willen houden om er wel uit te komen en om wel een redelijke deal te bereiken die de landen daar helpt en die niet alleen zorgt voor handel met de EU, maar ook interregionaal. Wij moeten maximale druk op de ketel houden. Als wij nu al een uitlaat van een ontsnappingsclausule inbouwen, verdwijnt die al snel.

Ik wijs er vervolgens op dat tot nu toe geen enkel ACS-land officieel om een alternatief voor de EPA's heeft gevraagd. Ook de andere EU-lidstaten staan volledig achter de onderhandelingen en willen van geen alternatief weten. Nu pleiten voor alternatieven is daarom niet opportuun. Iedereen is gecommitteerd aan het op tijd afsluiten van de EPA's. Door nu een alternatief te vragen, isoleert Nederland zich van de ACS-landen, de andere EU-lidstaten en de Commissie. Nederland steunt de Commissie in haar streven om de EPA's tijdig af te ronden. Wel hebben wij verschillende malen aangekaart dat de continuïteit van de ACS-exporten voor ons vooropstaat en hebben wij de Commissie dus ook gevraagd om in oktober te komen met een evaluatie van de stand van zaken in de EPA-onderhandelingen. Mijn collega voor Ontwikkelingssamenwerking zal daar straks wel nader op ingaan. Zo proberen wij er maximale druk op te laten bestaan om er wel een succes van te maken. Dat is niet alleen in het belang van de EU, maar vooral toch in dat van de desbetreffende regio's.

Al met al moet ik deze motie van de heer Irrgang dus ontraden!

Minister Koenders:

Mevrouw de voorzitter. Ik wil nog eens onderstrepen dat juist de Nederlandse regering een buitengewoon kritische positie heeft ingenomen binnen het overleg van de Europese Unie over de EPA's, juist vanuit het oogpunt dat het asymmetrische onderhandelingen zijn. Daarom komt er, met name door onze inzet, na de zomer ook een evaluatiemoment om te bezien waar wij dan staan. Alle moties die nu worden ingediend, zijn in die zin dan ook voorbarig.

Het is de bedoeling om aan de ene kant de druk te handhaven op de onderhandelaars, dus ook op de Commissie zelf. In het algemeen overleg hebben wij aangegeven dat er nu vrije toegang bestaat voor producten uit de ACS-landen met overgangsregimes voor twee producten. Op zich is dat uniek. Het asymmetrische karakter van deze handelsovereenkomst is daarmee zo goed als verzekerd. In die zin begrijp ik dan ook niet de opmerkingen van de heer Irrgang, omdat dit nu juist meer overgangstermijnen en meer mogelijkheden kan creëren voor ontwikkelingslanden. Mocht het lukken, dan is het een handelsovereenkomst die aangeeft dat de Afrikaanse economieën bijvoorbeeld een veel betere positie in de wereldeconomie krijgen en tegelijkertijd gedynamiseerd worden. Als men het aantrekkelijker vindt dat deze landen opgesloten blijven in de traditionele arbeidsdelingspatronen, bijvoorbeeld tussen Europa en Afrika, dan is dat een heel andere discussie, maar eerlijk gezegd lijkt mij dat niet wenselijk.

De heer Irrgang (SP):

Volgens mij praten wij nu echt totaal langs elkaar heen. Het gaat om het behoud van de markttoegang die er nu al is. Niet meer markttoegang, maar het behoud ervan en het is al heel wat als wij dat voor elkaar kunnen krijgen.

Noemt u 80% marktliberalisatie al asymmetrische handel? Ik vind het eerder nagenoeg volledige handelsliberalisatie. Ik kan er echt niet bij hoe u dat asymmetrisch en eerlijke handel kunt bestempelen!

Minister Koenders:

Ik begrijp niet dat u dat niet zo ziet. Als het 80% is, betekent het dat je 20% kunt uitzonderen, bijvoorbeeld belangrijke producten vanuit de landbouw of andere gesubsidieerde producten uit Europa. Het kunnen ook andere elementen zijn van vrijwaring of van tijdelijke bescherming. Dat is wel degelijk asymmetrisch. Als de een 100% geeft en de ander 80% en daar belangrijke uitzonderingen voor kunnen worden geformuleerd, is dat in de kern asymmetrisch. Hierover wordt fors onderhandeld en daarom is het ook een ontwikkelingsakkoord, mocht dit allemaal lukken.

Ik deel de overwegingen van de motie van de heer Waalkens. Het is waar dat er in de EPA-onderhandelingen sprake is van een ongelijke situatie tussen ACS-landen en de Europese Unie. Daarom zetten wij ons zo in voor de belangen van de ontwikkelingslanden en om dit tot een ontwikkelingsronde te maken.

De overweging dat de ACS-landen hun huidige voordelen in markttoegang en -bescherming dreigen te verliezen, ook als ze niet voor 1 januari 2008 EPA's ondertekenen, geldt in het bijzonder voor de niet-minst ontwikkelde landen. Voor de minst ontwikkelde landen is er altijd nog het "everything but arms"-regime.

Verder wordt in de motie gesteld dat de EU geen onevenredige druk op de ACS-landen moet uitoefenen om de deadline van 1 januari 2008 te halen. Wij zijn het daar zeer mee eens. Daarom hebben wij een evaluatiemoment voorzien. Wij voeren de druk in die richting op.

De heer Waalkens vraagt de regering vervolgens om zich in de EU sterk te maken voor een overgangsregeling voor ACS-landen die op 1 januari 2008 de EPA's nog niet hebben ondertekend, waarbij zij tijdelijk gebruik kunnen blijven maken van de bestaande handelsovereenkomsten. Dit dictum levert een probleem op. Wij hebben juist in het eerdere overleg gezegd dat de Commissie zich moet voorbereiden op de mogelijkheid van een zogenaamd plan B. In die zin is aan het dictum van de motie voldaan. Het zou echter wat vreemd zijn als de Nederlandse regering vraagt om een overgangsregeling als geen enkel ontwikkelingsland vraagt om zo'n overgangsregeling en wij juist proberen de druk op de Commissie op te voeren. Hij voegt hieraan toe dat zij tijdelijk gebruik kunnen maken van de bestaande handelsovereenkomsten. Dit wordt niet in Nederland bepaald. Daarom moeten wij op 1 januari 2008, juist op verzoek van andere ontwikkelingslanden die ook willen profiteren, een alternatief hebben dat WTO-conform is.

Misschien kan de heer Waalkens de motie op deze punten aanscherpen of veranderen, maar ik dring erop aan dat hij haar in ieder geval aanhoudt. Ik kan hier op dit ogenblik niets mee. Wij zitten midden in de onderhandelingen, er komt een evaluatiemoment en wij delen wat de heer Waalkens wil bereiken. Ik kan echter geen overgangsregeling propageren in de Europese Unie als de onderhandelingen nog gaande zijn en geen enkel ontwikkelingsland daarom heeft gevraagd omdat hij het niet in zijn belang acht.

De heer Waalkens (PvdA):

Ik heb begrip voor de positie van het kabinet in dezen, maar ik wijs er wel op dat er een oneigenlijke druk op de schouders van de zwakste landen wordt gelegd. Zij worden niet alleen gedwongen om het akkoord te ondertekenen, zij worden ook in de regio onder druk gezet. Onze inzet is erop gericht om hen wat lucht te geven, opdat iedereen die een handtekening moet zetten, wordt verlost van die oneigenlijke druk die zich nu opbouwt in de black box van de onderhandelingen. Niemand weet precies waarover er nu wordt onderhandeld, ook de regeringen van de zwakke landen niet.

Minister Koenders:

Wij hebben uitgebreid Koendersgesproken met de ACS-landen. Ik deel de zorg van de heer Waalkens. Onze inzet is er juist op gericht om transparantie te creëren om de druk niet te vergroten en er een ontwikkelingsresultaat van te maken. Dit heeft geleid tot twee belangrijke zaken. De eerste is de zo goed als volledige toegang tot de Europese markt. Dit is echt winst. Daardoor is de aard van het te verwachten handelsakkoord fors asymmetrisch. Daarnaast willen wij laten zien dat transparantie essentieel is. Het is waar dat er zwakke onderhandelingspartners zijn die vaak niet dezelfde capaciteit hebben en dezelfde mogelijkheden om te onderhandelen. Daarom hebben wij gezegd dat er na de zomer een evaluatie moet worden uitgevoerd. Wij zullen de uitkomsten aan de Kamer voorleggen. Ik kan mij voorstellen dat de heer Waalkens deze motie, al dan niet in gewijzigde vorm, tot dat moment aanhoudt.

De heer Waalkens (PvdA):

Ik ben bereid om nog eens naar het dictum van de motie te kijken. Wij zouden graag zien dat de inzet erop is gericht om in het evaluatiemoment aan de hand van een aantal indicatoren de stand van zaken weer te geven. Ik kom hier straks bij het volgende debat nog op terug.

Minister Koenders:

Ik zal er zeker voor zorgen dat dit het cruciale element is in de evaluatie: zijn het eerlijke verdragen, kunnen ontwikkelingslanden hun economieën hiermee verbeteren op een manier die niet ten koste gaat van de kortetermijnoverheidsinkomsten of bepaalde groepen in de samenleving, door een te hoge snelheid of te weinig concessies?

De beraadslaging wordt gesloten.

Naar boven