Aan de orde is het debat naar aanleiding van een algemeen overleg op 26 april 2007 over de hoofdlijnen van het beleid op het gebied van onderwijs, cultuur en wetenschap.

De voorzitter:

Er hebben zich drie sprekers gemeld en met hen is afgesproken dat de spreektijd twee minuten per fractie is.

De heer Pechtold (D66):

Mijnheer de voorzitter. Vlak voor het meireces spraken wij tijdens het kennismakingsoverleg met de drie bewindslieden van OCW – ik vond dat overigens een erg prettig overleg – over het United World College in Maastricht. Met de vorige CDA-minister van OCW heeft de D66-fractie altijd heel goed samengewerkt op het gebied van het internationaal voortgezet onderwijs in Nederland. De D66-fractie wees minister Van der Hoeven op de belofte van het internationaal baccalaureaat. De minister liet de Onderwijsraad een onderzoek doen. Toen de resultaten positief waren, zijn de eerste pilots gestart. Vervolgens beloofde de minister, na een door een zeer ruime Kamermeerderheid gesteunde motie van de D66-fractie, de bekostiging van het eerste United World College in Maastricht op zich te nemen, mits het UWC zelf zorg zou dragen voor de huisvesting en het risico zou wegnemen dat het allemaal te duur zou worden door een openeindefinanciering. Dit is allemaal gebeurd. De huisvesting is in orde en er is een maximum van 250 leerlingen, waardoor de kosten binnen de perken blijven. Tijdens het AO kreeg ik echter het gevoel dat de staatssecretaris, natuurlijk geconfronteerd met een hoop bezuinigingen en problemen, een en ander misschien zou moeten heroverwegen. Ik heb ook begrepen dat er op 6 juni een overleg is met het United World College. Daarom heb ik een motie voorbereid om dat overleg krachtig te steunen.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat het United World College in Maastricht naar aanleiding van de breed gesteunde motie-Lambrechts c.s. (30800-VIII, nr. 33) aan zijn verplichtingen heeft voldaan;

verzoekt de regering, het geplande overleg met het UWC van 6 juni indachtig de eerder aangenomen motie te voeren en tot een constructieve oplossing te komen,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de Pechtoldleden Pechtold en Kraneveldt-van der Veen. Naar mij blijkt, wordt zij voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 130(30800 VIII).

De heer Jan Jacob van Dijk (CDA):

Wat verstaat u onder een constructieve oplossing?

De heer Pechtold (D66):

Ik dacht eerst aan een andere oplossing, namelijk: vervul je verplichtingen, maar ik begreep dat dit voor uw fractie wellicht te veel druk op de staatssecretaris zou leggen. Ik wil evenwel dat de brede steun van de Kamer overeind blijft. Ik heb met de heer Petit van het college gesproken en hij zei dat hij er vertrouwen in had dat hij er op 6 juni wel uit zou komen met de staatssecretaris, maar dat het natuurlijk mooi zou zijn als de Kamer dat nog een keer aan de staatssecretaris zou melden.

De heer Jan Jacob van Dijk (CDA):

Bent u niet prematuur bezig? Wat roept bij u de gedachte op dat ze er op 6 juni niet uit zouden komen?

De heer Pechtold (D66):

Dat AO waarin u en ik naast elkaar zaten; anders had ik dit VAO ook niet aangevraagd. Tijdens dat AO heeft de staatssecretaris aangegeven dat zij een en ander nog eens in een breder verband wilde bekijken. Op zo'n grote begroting als die van OCW is een bedrag van 1,5 mln. nog wel te overzien, maar ik begrijp dat zij dat nog eens wil doen. Daarom leg ik de staatssecretaris ook nergens op vast. Met de steun van de CDA-fractie voor de motie weet ik echter zeker dat het overleg op 6 juni goed zal verlopen en dat wij aan onze verplichtingen kunnen voldoen.

De heer Jan Jacob van Dijk (CDA):

Het probleem is dat u net hebt aangegeven wat u verstaat onder een constructieve oplossing. Dat versta ik er niet onder. U zou dus wel eens bedrogen uit kunnen komen.

De voorzitter:

Dat zal bij de stemmingen tot uitdrukking komen.

De heer Pechtold (D66):

Ik wil hier nog wel even op reageren. Ik loop de hele dag van het ene naar het andere debat en ik probeer al de hele tijd met de CDA-fractie te praten. Ik heb wel tien telefoontjes gepleegd om te vragen wat wij konden doen om dit een goed signaal te laten zijn en nu vraagt u mij wat ik ermee bedoel. Als u het scherp wilt spelen, kan ik zeggen dat ik gewoon wil dat het kabinet uitvoert waarom wij hebben gevraagd, namelijk nakoming van de toezegging van de vorige CDA-minister. Ik vraag in een motie op meer dan voorzichtige toon om dit nu te doen, en dan reageert u zoals u reageert. Het gaat om 1,5 mln.!

De heer Jan Jacob van Dijk (CDA):

De vorige minister heeft nooit toegezegd dat steun zou worden gegeven aan het United World College, er was alleen een inspanningsverplichting om overleg te voeren, om zo een aantal omstandigheden te creëren voor goede samenwerking met het United World College. Ik raad u aan in de Handelingen na te lezen wat daarover is gezegd.

Als u zegt tien keer te hebben getelefoneerd, vind ik het enigszins merkwaardig dat ik geen enkele keer een telefoontje op mijn mobiele telefoon heb ontvangen.

De heer Pechtold (D66):

Uw fractie is wat minder overzichtelijk dan de mijne, maar wij hebben vandaag diverse malen geprobeerd de heer De Vries te bereiken. Of wij spelen verstoppertje, of wij proberen als Kamer de minister te houden aan gedane toezeggingen. Wij hebben gezegd: als jullie de panden regelen en ervoor zorgen dat het geen openeindregeling wordt, gaan wij mee. Dat is nu geregeld, op 6 juni is er een overleg, en ik heb vertrouwen in deze staatssecretaris, maar als het CDA op deze flauwe manier met het onderwijs wil omgaan, krijgen wij nog een leuke periode van vier jaar!

Mevrouw Verdonk (VVD):

Ik ben blij dat wij nu allemaal op de hoogte zijn van het telefoonverkeer tussen D66 en het CDA, maar nu ter zake: ik ken de heer Pechtold als iemand die graag duidelijke antwoorden krijgt op zijn vragen. Ik heb maar één vraag: wat is nu precies die constructieve oplossing? Aan een motie met zo'n onduidelijk dictum hebben wij namelijk niets.

De heer Pechtold (D66):

Het liefst had ik dat de gedane toezeggingen worden nagekomen. Maar als men er op een gefaseerde manier uit kan komen en het United World College kan daarmee leven, vind ik dat ook constructief.

Mevrouw Verdonk (VVD):

Als wordt geconstateerd dat sprake is geweest van goed overleg, is dat dan constructief genoeg?

De heer Pechtold (D66):

Als het United World College blij is met de uitkomst, evenals de staatssecretaris, lijkt mij dat constructief. Dat betekent dat wat wij hebben afgesproken ook gebeurt. Zelfs als oppositiepartij geef ik de staatssecretaris enige onderhandelingsruimte.

Mevrouw Verdonk (VVD):

Voorzitter. Welke toezeggingen heeft de vorige minister gedaan? Waarom vindt de staatssecretaris dat er al of niet subsidie nodig is voor het United World College? Stel dat er subsidie wordt verstrekt, schept dat dan een precedent?

De heer Dibi (GroenLinks):

Voorzitter. Met de volgende motie wil ik graag recht doen aan een vorig jaar op het CDA-congres aangenomen motie, aan de verkiezingsbelofte van de Partij van de Arbeid en aan een vurige wens van de ChristenUnie.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat de toegankelijkheid van het onderwijs gestimuleerd moet worden;

overwegende dat het kabinet in verkiezingstijd het voornemen om schoolboeken in het voortgezet onderwijs voor het schooljaar 2007-2008 gratis te verstrekken nadrukkelijk genoemd heeft;

overwegende dat gratis schoolboeken gezinnen Dibimet schoolgaande kinderen financieel zullen ontlasten;

overwegende dat door de eerder gedane beloften bij onderwijsinstellingen, ouders en leerlingen verwachtingen gewekt zijn voor het verkrijgen van gratis schoolboeken;

overwegende dat het kabinet zich dient te houden aan gedane beloften;

verzoekt de regering, ervoor te zorgen dat de invoering van gratis schoolboeken geschiedt vanaf het schooljaar 2007-2008,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Dibi en Jasper van Dijk. Naar mij blijkt, wordt zij voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 131(30800 VIII).

De heer Pechtold (D66):

Gratis schoolboeken staan in mijn prioriteitenlijst heel laag, aangezien ik het inkomenspolitiek vind. Los daarvan, is de heer Dibi niet geïnteresseerd in het totaalpakket van het kabinet? Er is sprake van 1 mld. extra voor onderwijs. Wij hebben gelezen dat de gratis schoolboeken 450 mln. kosten. Dus straks zijn wij de helft van dat miljard kwijt aan gratis schoolboeken. Is het de bedoeling van de fractie van GroenLinks dat binnen die 1 mld. de gratis schoolboeken worden geregeld of vindt zij dat het erbovenop moet komen omdat zij ook nog geld aan andere dingen wil uitgeven?

De heer Dibi (GroenLinks):

Als dit kabinet spreekt over het prioriteit geven aan de aanval op de uitval en allerlei andere zaken op het gebied van onderwijs, wil ik dat het ook de daad bij het woord voegt. Waar een politieke wil is, is een politieke weg. Nederland is een van de weinige landen in Europa die nog geld vragen voor schoolboeken. Bovendien wordt in Nederland ook nog eens lesgeld gevraagd. Ik vind dat wij de ouders moeten ontlasten. Zij betalen € 1400 en het verstrekken van gratis schoolboeken scheelt ze € 300 per jaar. Een Kamermeerderheid heeft zich uitgesproken voor gratis schoolboeken. Ik vind dat het kabinet dit moet uitvoeren.

De heer Pechtold (D66):

Het is geen antwoord op mijn vraag. Wij praten over bijna 0,5 mld. Dat is een heleboel geld. U noemt allerlei andere belangrijke dingen, zoals de aanval op de uitval. En uw eigen argumentatie is dat wij ouders moeten ontlasten. Ik wil wat voor de leerlingen en de leraren doen. Het gratis verstrekken van schoolboeken kost bijna 0,5 mld., terwijl er in totaal 1 mld. extra beschikbaar is. Is het u dat waard?

De heer Dibi (GroenLinks):

Dat is het mij zeker waard. Wat betreft dat half miljard: daar kan geld bij gezocht worden als wij van onderwijs echt een prioriteit willen maken. Dit is de meest belangrijke investering in de toekomst van dit land. Daarom vind ik dat dit kabinet daartoe alle mogelijke middelen moet zien te vinden.

Voorzitter. Ik heb nog een motie die ik aan de Kamer wil voorleggen.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat in het hoger onderwijs vier verschillende organisaties zich bezighouden met de kwaliteit van het hoger onderwijs;

constaterende dat het regeerakkoord de ambitie uitspreekt, te komen tot minder bureaucratie;

overwegende dat in het kader van de efficiëntie de veelheid aan toezichthoudende organisaties verminderd dient te worden;

overwegende dat de kwaliteitscontrole en registratie van het hoger onderwijs gediend is bij de oprichting van één autoriteit;

overwegende dat één Hoger Onderwijs Autoriteit beter kan fungeren als "waakhond voor het hoger onderwijs" en de belangen van studenten herkenbaar en krachtig kan behartigen;

verzoekt de regering, de mogelijkheden te onderzoeken één Hoger Onderwijs Autoriteit in te stellen,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Dibi en Zijlstra. Naar mij blijkt, wordt zij voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 132(30800 VIII).

Ik verzoek de staatssecretaris, te bevorderen dat de minister een schriftelijke reactie geeft.

De heer Jan Jacob van Dijk (CDA):

Waarom komt de heer Dibi nu met dit onderwerp, daar het niet aan de orde is geweest in het kennismakingsoverleg? Toevallig is er vandaag wel een publicatie over verschenen van een van de instellingen, maar in de Kamer hebben wij daarover nog niet kunnen discussiëren. Vindt de heer Dibi het niet verstandiger dat wij als Kamer eerst een kabinetsreactie vragen op het rapport ter zake om op basis daarvan vervolgens een apart debat te kunnen voeren?

De heer Dibi (GroenLinks):

Het kabinet gaat 100 dagen het land in om te weten te komen wat er leeft. Dat heb ik ook gedaan en mij is opgevallen dat er te veel bureaucratie is in het hoger onderwijs. Ik stel voor om te onderzoeken of het mogelijk is om tot een autoriteit voor hoger onderwijs te komen. Het kabinet kan daarop reageren en wij kunnen daarover vervolgens debatteren. Naar mijn idee is dat geen vreemde gang van zaken.

De voorzitter:

Wij behandelen nu een VAO. Het betrof een kennismakingsoverleg waarin in principe alles aan de orde kon komen. Ik geef de heer Van Dijk nog één keer de gelegenheid om kort te reageren.

De heer Jan Jacob van Dijk (CDA):

De heer Dibi Dibizegt impliciet dat hij wil dat zijn mening over dit onderwerp duidelijk wordt. Als hij daarover een debat wilde voeren, was het verstandiger geweest om een brief aan de minister te vragen en daarna daarover in een algemeen overleg te debatteren. Wij kunnen onze mening nu immers niet geven. Het punt is dus dat er geen sprake is van een debat.

De heer Dibi (GroenLinks):

Ik vermoed dat wij het eens kunnen worden over het punt dat te veel bureaucratie niet bevorderlijk is voor het hoger onderwijs en de studenten. Ik heb inderdaad een mening en vraag het kabinet om te onderzoeken of het mogelijk is om te komen tot één instelling die toezicht houdt op het hoger onderwijs. Dat is in overeenstemming met het regeerakkoord, waarin staat dat er minder regel- en wetgeving moet zijn voor het hoger onderwijs. Als dat onderzoek is gedaan, kunnen wij daarover een debat voeren. Ik kan mij overigens ook vinden in het voorstel van de heer Van Dijk om een kabinetsreactie te vragen alvorens een debat te voeren.

De staatssecretaris heeft tijdens het debat over de invoering van de kwalificatieplicht gezegd dat zij zou reageren op de motie-Vendrik uit 2003 over beloningsdifferentiatie van vmbo-leraren. Zij heeft dat echter niet gedaan. Ik verzoek haar dan ook om dat alsnog te doen.

Staatssecretaris Van Bijsterveldt-Vliegenthart:

Mijnheer de voorzitter. Ik dank de geachte afgevaardigden voor de vragen.

In een ander algemeen overleg hebben wij met elkaar van gedachten gewisseld over het United World College. De heer Pechtold heeft over dat onderwerp een motie ingediend die bij diverse Kamerleden vragen opriep. Op dit moment speelt een aantal zaken in het voortgezet onderwijs: de financiële kaders zijn nog niet bekend en de prioriteiten evenmin. In mijn brief aan het United World College staat dat ik aan het eind van de oriëntatieperiode van 100 dagen tot een afweging zal komen. Dan heb ik ook inzicht in de financiën. Het is juist dat ik op 6 juni aanstaande overleg voer met het United World College. Dan zal ik onder andere horen wat de argumentatie van dat college is om tot financiering te komen. Ik sluit mij aan bij de opmerking van de heer Van Dijk en mevrouw Verdonk dat in de motie van de heer Pechtold niet concreet staat wat hij beoogt. Als hij werkelijk bedoelt dat constructiviteit het geven van financiering is, ontraad ik de Kamer om die motie aan te nemen. Het is namelijk te vroeg om dat te doen. Uit mijn brief blijkt dat ik tot een verantwoorde afweging wil komen. Dat kan ik echter pas doen op het moment dat de inhoud en de financiën bekend zijn. Ik kan mij voorstellen dat de Kamer mij vraagt om die afweging zorgvuldig te maken. Zoals bekend, is het niet mogelijk om één euro aan twee doelen uit te geven.

Mevrouw Verdonk heeft terecht gevraagd naar de toezeggingen en de verplichtingen. Ik denk dat wij gewoon heel helder moeten zijn: er zijn geen harde toezeggingen gedaan. De minister heeft wel beloofd om uit te zoeken of via de IGVO-regelgeving financiën naar voren kunnen komen. Dat heeft zij uitgezocht. Op zich is de IGVO-regeling toepasbaar, maar het zal niet zo zijn – zoals bij elk ander onderwijs – dat de basisbekostiging uit de reguliere raming vandaan komt. Dat betekent dat de situatie op het punt van de bekostiging anders is dan normaal. Het geld moet immers gewoon uit de middelen van OCW komen. Dat gaat simpelweg ten koste van andere zaken in het voortgezet onderwijs. Het United World College heeft zijn charme en zet zich in voor de maatschappelijke stage. Ik heb daar heel veel over gehoord. Mensen hebben mij natuurlijk ook gebeld en benaderd. Dat is terecht, want er mag gelobbyd worden en het is een goede zaak dat de belangen goed onder de aandacht komen, maar ik stel vast dat wij in Nederland in het voortgezet onderwijs ook andere problemen hebben. Er ligt bijvoorbeeld een fusieprikkel die een plek moet krijgen in het voortgezet onderwijs. Kortom: die afweging en evenwichtigheid heb ik niet voor niets in de brief aan het United World College gezet en die wil ik ook hier helder overeind houden. Mijn zorg is dat met een dergelijke motie verwachtingen worden gewekt. Die verwachtingen kan ik in die zin waarmaken dat ik die afweging pas aan het eind van de oriëntatieperiode verantwoord kan maken.

Waarom zou je dit wel doen en waarom niet? Dat heb ik al toegelicht. Als je het wel doet, gaat de financiering ten koste van andere doelen. Als je het niet doet, gaat dat ten koste van het United World College. Die afweging moet ik goed maken, ook gelet op de financiële kaders die straks beschikbaar zijn voor het belangrijke veld van het voortgezet onderwijs.

Er is gevraagd of er sprake zou zijn van een precedent. Nee, dit kan goed omschreven worden als een apart project. Dat is op zich dus geen probleem. Wel zijn wij dan structureel 1,5 mln. per jaar kwijt. Je kunt zeggen dat dat weinig is, maar blijkbaar is dat toch zoveel dat ik daarvoor naar de Kamer ben gehaald. Dat betekent dat met dat geld ook iets substantieels gedaan zou kunnen worden voor andere doelen. Nogmaals: die afweging wil ik graag maken op het moment waarop dat verantwoord is.

De heer Dibi heeft twee moties ingediend, maar allereerst ga ik in op zijn vraag over de motie-Vendrik. Excuus; er is inderdaad niet op die motie gereageerd. Ik heb dat vandaag laten nagaan. Beloningsdifferentiatie valt overigens onder de portefeuille van de minister, maar ik zal ervoor zorgen dat de Kamer die reactie zo spoedig mogelijk krijgt. Dat zal echt binnen heel korte tijd gebeuren. Daar kan de heer Dibi van op aan en ik zal er zelf op toezien dat hij dat antwoord krijgt.

De heer Dibi (GroenLinks):

De cao-onderhandelingen voor de bve-sector zijn op dit moment gaande. Daarbij gaat het ook om de salarissen van leraren. U komt daarop terug. Als ik het goed heb, wordt dat niet doorverwezen naar de commissie-Rinnooy Kan.

Staatssecretaris Van Bijsterveldt-Vliegenthart:

Vanzelfsprekend zal ook de commissie-Rinnooy Kan de lerarentekorten in de brede zin beschouwen. Daarbij zal een aantal aspecten aan de orde komen, maar u hebt gewoon recht op een goed antwoord binnen een korte tijd. Dat had ik beloofd. Ik herhaal die belofte, maar ik zal er ook zelf op toezien dat dat binnen heel korte tijd gebeurt.

Dan de motie van de heer Dibi over het invoeren van de gratis schoolboeken per 2007/2008. In het verlengde van wat de minister in het algemeen overleg al heeft aangegeven, moet ik de aanneming van deze motie ontraden. Technisch en financieel is het simpelweg gewoon niet mogelijk om deze motie over gratis schoolboeken per 2007/2008 in te vullen. Dit betekent dat ik de aanneming van deze motie niet kan aanraden.

De heer Dibi (GroenLinks):

Dan wil ik toch wat meer opheldering over waarom dat technisch en financieel niet haalbaar is. Dit had voorzien kunnen worden. In verkiezingstijd is aan ouders, leerlingen en scholen de belofte gedaan om die gratis schoolboeken vanaf het volgende schooljaar al in te voeren, maar nu zegt u dat dat om allerlei redenen niet kan. Geldt niet gewoon: waar een politieke wil is, is een politieke weg?

Staatssecretaris Van Bijsterveldt-Vliegenthart:

Ik heb als staatssecretaris te maken met het regeerakkoord. Dat geldt ook voor het kabinet. In het regeerakkoord staat dit punt benoemd, maar niet met een datum. De minister heeft in het algemeen overleg gezegd dat wij natuurlijk streven naar een invoering in 2008/2009, maar ook daarvan moet ik zeggen dat uiteindelijk in de begroting scherp zal worden wanneer die financiën daadwerkelijk beschikbaar worden gesteld. Nogmaals, 2007/2008 is voor de scholen technisch echt niet haalbaar. Het zou onverantwoord zijn om het op die korte termijn te realiseren. Verder is er op dit moment geen financiële ruimte voor invoering dit jaar.

De heer Dibi (GroenLinks):

U zegt dat het in het regeerakkoord staat maar dat daar geen datum bij staat. Ik vind dat een gemakkelijke uitweg. Ik zal daar echter niet op doorgaan. Beschouwt u invoering voor de onderbouw van het voortgezet onderwijs ook als financieel en technisch onhaalbaar?

Staatssecretaris Van Bijsterveldt-Vliegenthart:

Ik blijf bij hetgeen ik zojuist heb gezegd. Invoering op een dergelijk korte termijn is voor scholen technisch niet haalbaar; zij hebben dat ook duidelijk aangegeven. Dat moet gewoon goed en verantwoord gebeuren. Verder zijn er geen financiën voor.

De heer Slob (ChristenUnie):

Mijn fractie heeft ook behoefte aan meer informatie over waarom invoering niet mogelijk is in het eerstvolgende cursusjaar, misschien zelfs gedifferentieerd. Zij wil hierin een goede afweging kunnen maken. Ik weet dat door de PvdA-fractie Kamervragen zijn gesteld en ik vraag u om te bewerkstelligen dat die zo snel mogelijk worden beantwoord, liever sneller dan de reactie op de motie-Vendrik hoewel u die ook wilt begeleiden. Wij hebben die informatie echt nodig om een zorgvuldige afweging te kunnen maken. U hebt er op zich gelijk in dat in het regeerakkoord geen datum genoemd is in relatie tot dit onderwerp, maar het speelde natuurlijk al veel langer en er zijn verwachtingen gewekt, ook bij burgers. Zij leefden in de veronderstelling dat het zo snel mogelijk zou worden ingevoerd. Kunt u toezeggen dat de Kamer zo snel mogelijk inhoudelijke informatie ontvangt? Ik sluit niet uit dat mijn fractie bij de behandeling van de voorjaarsnota, mogelijk met anderen, het initiatief neemt om te bezien wat mogelijk is.

Staatssecretaris Van Bijsterveldt-Vliegenthart:

De antwoorden op de gestelde vragen worden op korte termijn naar de Kamer gestuurd. Bij de kabinetsvorming en de coalitievorming is een coalitieakkoord tot stand gekomen waarin dit punt aan de orde is gesteld. Daarbij zijn duidelijk geen financiën gevoteerd en dat is de werkelijkheid waar wij op dit moment mee te maken hebben. Dat maakt dat het zowel financieel als technisch niet verantwoord is om de maatregel in te voeren. Dat zou dan op zeer korte termijn geregeld moeten worden. De minister heeft in het algemeen overleg al aangegeven dat het kabinet streeft naar invoering in 2008/2009. Als dat bij de begroting kenbaar en duidelijk wordt, dan kan met de scholen tot een zorgvuldige invoering worden gekomen. De scholen geven aan dat het dan nog een behoorlijk werk zal zijn om dat op een goede manier te doen.

De heer Slob (ChristenUnie):

Wij zijn nog niet zo ver dat wij die conclusie ook kunnen trekken. Ik ben blij dat u toezegt dat de vragen van de PvdA-fractie zo snel als mogelijk is, worden beantwoord. Ik hoop ook dat daar voldoende informatie in zit om tot een echte conclusie te komen ten aanzien van het volgend cursusjaar.

De heer Jasper van Dijk (SP):

Eind 2006 heeft voormalig minister Van der Hoeven gezegd te streven naar invoering van gratis schoolboeken in 2007, dus in het komende schooljaar. De staatssecretaris noemt nu steeds het argumentenduo "technisch" en "financieel". Het argument van "technisch" klinkt eerlijk gezegd een beetje verhullend. Als de staatssecretaris het echt wil, dan is het mogelijk. Dan voert zij gratis schoolboeken in door scholen achteraf de kosten te laten declareren. Dat is gewoon mogelijk. Het is misschien niet de meest elegante oplossing maar als zij dat wil, dan kan het. Dan blijft het financiële argument over. De staatssecretaris moet gewoon toegeven dat het kabinet het geld er nu nog niet aan wil uitgeven. Ik vraag de andere coalitiepartijen of zij erbij blijven dat het voor de onderbouw mogelijk moet worden gemaakt.

Staatssecretaris Van Bijsterveldt-Vliegenthart:

In het coalitieakkoord staat naast het voornemen om schoolboeken gratis te verschaffen dat dit via de lumpsumfinanciering van het voortgezet onderwijs gefinancierd zal worden. Scholen in het voortgezet onderwijs krijgen die taak dus toegewezen. Zij hebben aangegeven een zorgvuldige invoering voor te staan. Dat is het eerste punt waarmee ik te maken heb. Het tweede punt betreft de financiële kant. Voor 2007 zijn er geen middelen vrij gemaakt om invoering mogelijk te maken. Uiteindelijk moet de afweging gemaakt worden in relatie tot de andere prioriteiten in het regeerakkoord. Dat gebeurt in het kader van het beleidsprogramma en de begroting. Op dat moment is er inzicht en kunnen scholen beginnen met het oppakken van de zaak.

Mevrouw Verdonk (VVD):

De staatssecretaris zegt dat de beleidsuitgangspunten nog moeten worden vastgesteld. Het kabinet is, voor ons in ieder geval, nog steeds bezig met zijn honderd dagen denken, honderd dagen praten, honderd dagen visie ontwikkelen. Het bevreemdt mij dat de helft van het geld dat er extra komt voor onderwijs, al is uitgegeven aan schoolboeken zonder dat er sprake is van een integrale visie van het kabinet. Ik vind dat toch een heel vreemde gang van zaken.

Staatssecretaris Van Bijsterveldt-Vliegenthart:

Heeft mevrouw Verdonk het over de helft van de enveloppe onderwijs, dus over een miljard?

Mevrouw Verdonk (VVD):

Ik heb het over de 450 mln. die de schoolboeken gaan kosten.

Staatssecretaris Van Bijsterveldt-Vliegenthart:

De schoolboeken staan voor een wat lager bedrag begroot. Bekeken moet worden hoe dit uiteindelijk ten opzichte van andere punten wordt gewogen en op welke manier wij het dan invoeren. Nogmaals, wij hebben gezegd dat wij deze afweging na de oriëntatieperiode van honderd dagen zouden maken, zodat wij alle elementen heel goed in beeld hebben. Die afweging moet nog plaatsvinden. Zij vindt uiteindelijk haar vertaling in de begroting.

Mevrouw Verdonk (VVD):

Dat betekent dus dat het besluit over gratis schoolboeken nog niet is genomen, maar nog onderdeel is van de afweging.

Staatssecretaris Van Bijsterveldt-Vliegenthart:

De gratis schoolboeken staan klip en klaar in het coalitieakkoord. De minister heeft gezegd dat wij streven naar een invoering in 2008-2009. Ik heb daaraan op dit moment niets toe te voegen.

De heer Dibi (GroenLinks):

Ik houd de motie over de gratis schoolboeken aan tot na de reactie op de Kamervragen. Ik zou wel willen verzoeken om heel duidelijk in die reactie te zetten waarom dit niet ook voor de onderbouw mogelijk is. Ook vraag ik mij af waarom er niet goed genoeg is geanticipeerd, want de vorige minister was hier inderdaad al mee bezig. Dit had kunnen worden voorzien; dan had er geen valse hoop hoeven worden gewekt bij de burgers.

De voorzitter:

Op verzoek van de heer Dibi en de heer Jasper van Dijk stel ik voor, hun motie (30800-VIII, nr. 131) van de agenda af te voeren.

Daartoe wordt besloten.

Mevrouw Kraneveldt-van der Veen (PvdA):

Ik werd als vertegenwoordiger van een coalitiepartij aangesproken door de heer Jasper van Dijk, die vroeg hoe wij er nu in staan. Laat ik daar heel helder over zijn. Wij hebben de vragen gesteld omdat wij dit onderwerp te belangrijk vinden om zo maar even te zeggen dat het niet lukt. Wij hebben er dus aanvullende vragen over gesteld. Wij hebben ook gekeken of er enige fasering mogelijk is. Het staat in het regeerakkoord, en daaronder staat de handtekening van de Partij van de Arbeid. Wij zullen dus onze uiterste inzet plegen om ervoor te zorgen dat de gratis boeken er in ieder geval in het schooljaar 2008-2009 komen. Daarvan kan de heer Jasper van Dijk op aan. Wij kunnen dan misschien samen optrekken. Als er eerder iets anders mogelijk is, zullen wij ook proberen om iets voor elkaar te krijgen.

De voorzitter:

Dit kan worden beschouwd als een mededeling aan de heer Jasper van Dijk. De heer Dibi heeft daarvoor een aanvulling gegeven op de eerder gestelde vragen. Staatssecretaris, wilt u daarop een reactie geven of neemt u ze mee in de beantwoording?

Staatssecretaris Van Bijsterveldt-Vliegenthart:

Voorzitter, als het de formele weg is – dat weet u beter dan ik, want ik sta hier nog niet zo lang – om de aanvullende vragen mee te nemen in de formele beantwoording, zullen wij die vragen vanzelfsprekend beantwoorden.

De voorzitter:

Als er vragen aan een minister of staatssecretaris worden gesteld, als de bewindspersoon in kwestie vervolgens kenbaar maakt dat hij of zij de vragen heeft gehoord en aangeeft de vragen ook te zullen beantwoorden, is dat de route. Dus als u aangeeft dat u de vragen van de heer Dibi meeneemt in het antwoord dat hij heeft gevraagd in het kader van de vragen van de heer Vendrik, is dat een toezegging aan de Kamer. Is mijn constatering juist?

Staatssecretaris Van Bijsterveldt-Vliegenthart:

Ja, prima.

De heer Jan Jacob van Dijk (CDA):

Ik werd ook uitgedaagd door de heer Jasper van Dijk van de SP-fractie. Ik wil daar graag op reageren. Wij hebben op het terrein van schoolboeken altijd gesteld dat wij zo snel mogelijk gratis schoolboeken zouden willen invoeren. Wij vinden alleen wel dat dit op zorgvuldige wijze moet gebeuren. Zorgvuldig betekent ook dat de organisatie binnen scholen erop toegesneden moet zijn om dit op een adequate manier te doen. Daarnaast vinden wij dat goed overleg mogelijk moet zijn tussen de scholen en de uitgeverijen van schoolboeken, en dat hierin sprake moet zijn van goede onderhandelingsposities. Dat zijn wat ons betreft belangrijke voorwaarden en belangrijke elementen. Wij vinden dat het zo snel mogelijk moet gebeuren, maar zorgvuldigheid is daarbij van groot belang.

De beraadslaging wordt gesloten.

Naar boven