Aan de orde is de voortzetting van de behandeling van:

het wetsvoorstel Vaststelling van de begrotingsstaten van het Ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit (XIV) voor het jaar 2006 (30300 XIV);

het wetsvoorstel Vaststelling van de begrotingsstaat van het Diergezondheidsfonds voor het jaar 2006 (30300 F).

De algemene beraadslaging wordt hervat.

De heer Waalkens (PvdA):

Voorzitter. Ik dank de minister voor de antwoorden. Tijdens het debat hebben wij een en ander gewisseld over de positie en de rol van de overheid. Ik ben blij dat de minister naast faciliteren en genereren van initiatieven ook regisseren heeft genoemd als een van de kerntaken van de overheid. Het heeft mij erg veel moeite gekost om de minister de uitspraak te ontlokken dat hij ook een regisserende rol heeft, maar ik dank hem voor die uitspraak.

Op het terrein van de financiering van plattelandsactiviteiten ben ik er de minister zeer erkentelijk voor dat iedereen die nu de toeslagen ontvangt, straks geconfronteerd zal worden met een andere loop der dingen. Hij heeft een doorkijk gegeven naar hectarepremies, waarbij de kwaliteitseisen heel nadrukkelijk de verbinding zijn naar de activiteiten die met publiek geld gefinancierd worden.

Dat laat onverlet dat wij het niet eens zijn met het tempo waarin deze ontwikkelingen zouden moeten plaatsvinden. Wij willen op dit punt graag een motie indienen.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,Waalkens

constaterende dat inkomenssteun aan boeren gegeven wordt op basis van historische referenties;

overwegende dat het onwenselijk is boeren inkomenstoeslagen te geven zonder dat hier een tegenprestatie tegenover staat;

constaterende dat er vele mogelijke doelen zijn die als tegenprestatie gevraagd zouden kunnen worden waaronder biologisch boeren, nationale landschappen en behoud van de koe in de wei;

voorts constaterende dat het gebruik van historische referenties leidt tot administratieve en juridische chaos;

verzoekt de regering, voor 1 juli 2007 over te gaan tot het omzetten van de inkomenstoeslagen naar hectaretoeslagen op basis van te leveren prestaties,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door Waalkens, Vos en Van Velzen. Naar mij blijkt, wordt zij voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 34(30300 XIV).

De heer Waalkens (PvdA):

De minister heeft in zijn beoordeling van het amendement over de schutstallen voor de tweede keer gezegd dat hij het niet wenselijk acht om de schutstallen op drie plekken in Nederland een positie te geven. Wij hebben kortelings na afloop van de paardenmarkt in Zuid-Laren, een van de grootste paardenmarkten in West-Europa, gezien dat mensen die hun handel niet verkocht hadden, heel hard weg zijn gereden en hun beesten achterlieten aan de bar of zelfs los lieten lopen op het terrein van de markt. Gelukkig waren omstanders zo bereidwillig om die paarden en andere beesten op te vangen, maar dit is natuurlijk volstrekt illegaal. Wij willen graag in overweging geven om verwaarloosde en ontheemde dieren een deugdelijke, legale plek te geven, zodat die beesten op het moment dat zij gevonden worden, niet ter plekke moeten worden doodgeschoten. Dat is immers niet wat wij willen. Wij willen onder de noemer van schutstallen graag een deugdelijke, ordentelijke en legale plek. Ik vraag de minister om zijn beoordeling te heroverwegen en om samen met partijen zoals het IPO en andere organisaties die zich hiervoor sterk maken, met dat budget achter de hand dit mogelijk te maken.

Dan de opmerkingen over bio-based economy en over de vraag hoe wij daartoe komen. Wij zijn zeer erkentelijk voor de positieve benadering van ons voorstel om biomassa tot aan de molecules af te breken en om daar vervolgens nieuwe producten van te construeren. Ik heb begrepen dat de minister in het totale pakket van een FES-claim dit onderdeel meeneemt. Wij hechten daaraan. Met name op het terrein van de suiker zijn systeemdoorbraken noodzakelijk om een stap verder te komen. De uitdagingen voor de toekomst moeten bovendien aan elkaar verbonden worden.

Wat betreft het amendement over het steunpunt landbouw en zorg reageert de minister heel gemakkelijk. Waar de landbouw zich verbreed naar zorgfuncties kunnen die vaak geïncorporeerd worden in boerenbedrijven. Er bestaat op het platteland, bij de zorgverzekeraars en bij de provincies een grote behoefte om deze plekken te certificeren en te begeleiden. Zij willen een centraal aanspreekpunt hebben voor de coördinatie en het faciliteren. De minister kan daarbij regisseren om het benodigde bedrag voor de komende drie jaar in samenwerking met VWS een plek te geven.

Ik dien mede namens mevrouw Vos en mevrouw Van Velzen een motie in om de biologische landbouw te verbinden aan hectaretoeslagen.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat de regering van zins is de biologische sector tegemoet te komen in de sterk stijgende certificeringskosten;

constaterende dat dit een stimulans is voor bedrijven die biologisch produceren;

overwegende dat naast deze stimulans het wenselijk is over te gaan tot het instellen van een hectaretoeslag voor biologisch produceren;

constaterende dat een dergelijke hectaretoeslag in ons omringende landen reeds bestaat waardoor een stevig concurrentieverschil is ontstaan;

verzoekt de regering, hectaretoeslagen te introduceren voor biologische productie,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Waalkens, Van Velzen en Vos. Naar mij blijkt, wordt zij voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 35(30300 XIV).

Mevrouw Van Velzen (SP):

De heer Waalkens heeft in eerste termijn nogal grote woorden gesproken over de Europese Rekenkamer die de aan Nederland uitgekeerd subsidies niet zou kunnen controleren. Ik hoor hem daar niet meer over. De minister heb ik er ook niet veel over horen zeggen. Kan de heer Waalkens tot een oordeel komen van de omgang van het kabinet met dit probleem?

De heer Waalkens (PvdA):

Ik heb inderdaad grote woorden gebruikt. Er gaan grote bedragen vanuit Brussel naar veel verschillende adressen. Daar zitten verrassingen bij. De toelichting van de minister is absoluut onvoldoende. Ik heb ook mijn twijfels geuit over de positie van de Europese Rekenkamer daarbij. Ik onderschrijf het pleidooi van mevrouw Van Velzen. Ik nodig de minister uit om een toelichting te geven en een betere ontsluiting van de gegevens te bewerkstelligen. Wij moeten hierover een deugdelijke discussie kunnen voeren.

Mevrouw Kruijsen (PvdA):

Voorzitter. De Partij van de Arbeid heeft zes vragen gesteld over natuur en landschap en vier vragen over visserij. Tot onze vreugde is op bijna alle verzoeken positief gereageerd. Dank daarvoor.

Wij wachten met grote interesse de notitie van de minister af waarin initiatieven om de jeugd meer de natuur te laten beleven verder uitgewerkt worden. In de schriftelijke beantwoording wordt mij iets in de mond gelegd dat ik absoluut niet heb gezegd. Ik heb er het stenografisch verslag op nagelezen. Ik heb in mijn eerste termijn nadrukkelijk niet gesproken over de rol van scholen of basisscholen. Dat kan in de toekomst wellicht ooit onderzocht worden. Dat is nu absoluut niet de bedoeling. De minister heeft mij gelukkig goed begrepen. Hij pakt dit op in de zin van natuurbeleving voor de jeugd.

Een volgende vraag betreft de aankoop van bestaande natuur. Ik wil daarbij graag de puntjes op de i zetten. De minister zegt toe dat hij DLG de opdracht geeft om ruimhartig om te gaan met het begrip "in principe geen aankoop van bestaande natuur". Dat betekent dus dat er af en toe juist wel aankoop van bestaande natuur mogelijk is. Dat is in de woorden van de minister goed koopmanschap. In zijn ogen is het cruciaal voor de uitvoering van zijn natuurbeleid. Dat de minister zo denkt, is inmiddels wel duidelijk, maar wat ons betreft moeten zijn ambtenaren dat vervolgens ook gaan uitvoeren. Ons amendement strekt er niet alleen toe om verwerving door Staatsbosbeheer mogelijk te maken, maar ook om de leningenconstructie mogelijk te maken voor Natuurmonumenten e.d. voor zogenaamde afrondingsaankopen. Uit de inventarisatie blijkt het soms maar om een of enkele hectares te gaan.

Dank voor de Rijkscoördinator ehs, maar ook wat dit betreft nog een opmerking over de schriftelijke beantwoording. Daaruit blijkt dat ik daarover een motie zou hebben ingediend. Daar is geen sprake van en gelukkig is daar nu ook geen noodzaak meer toe.

Dank voor de extra mogelijkheden voor de SAN. Er is net een amendement rondgedeeld van de heer Koopmans en mevrouw Snijder waarin voor de SAN nog eens 5 mln. wordt gevraagd. Willen zij nu 5 mln. bovenop de 10 mln. die de minister al heeft toegezegd of gaat het om iets anders?

Ook dank voor de toezegging om voor de toekomstige besluitvorming over FES-gelden een voorstel te doen over meer groen in en rond de steden en voor landschappelijke elementen. Daar zetten wij graag op in, maar er liggen al plannen genoeg op tafel en wat ons betreft begint de toekomst dan ook volgend voorjaar en niet bij de woorden "toekomstige onderhandelingen".

Ook dank voor de antwoorden op onze vragen over de visserij, onder andere over de task force. Op welke termijn kunnen wij daar een sprankelende visie en actieplan van verwachten?

De heer Atsma (CDA):

Voorzitter. Ook de CDA-fractie dankt de minister voor zijn beantwoording, vooral voor de positieve antwoorden, maar ook voor de antwoorden op vragen die niet plenair zijn gesteld. Het is altijd prettig dat je op de ochtend van de tweede termijn in de schriftelijke antwoorden veel ziet van wat je niet hebt gevraagd, maar wel goed is om te weten.

Wij hebben een aantal zaken aan de orde gesteld en komen op dit moment niet terug op de discussie over de prijzenoorlog. De minister kent ons standpunt daarover, maar collega Van Velzen zal mede namens onze fractie daarover een motie indienen.

Als het gaat om de besteding van de Koopmansgelden is de minister niet ingegaan op de 50 mln. die zijn uitgetrokken voor het oplossen van milieuknelpunten. Wij hebben daar principieel een andere mening over en die hebben wij al eerder kenbaar gemaakt. Wij blijven van mening dat die gelden meer in algemene zin zouden moeten worden ingezet voor de structuurversterking, wellicht vrijwillige kavelruil en optimale benutting van ICT op het platteland. Collega Snijder zal daarover mede namens ons met een motie komen.

Zelf willen wij allereerst een motie indienen over het Waddenfonds.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat binnenkort duidelijkheid wordt gegeven over de besteding van middelen uit het Waddenfonds;

overwegende dat de uitkoop van kokkelvissers ten behoeve van versterking van de ecologie van het Waddengebied gefinancierd zal worden uit het Waddenfonds;

overwegende dat de middelen uit het Waddenfonds zowel ten behoeve van versterking van de economie als de ecologie van het Waddengebied kunnen worden aangewend;

overwegende dat het om kwalitatief hoogwaardige projecten dient te gaan;

stelt vast dat de middelen uit het Waddenfonds voor minimaal de helft dienen te worden aangewend voor projecten ter versterking van een duurzame economische ontwikkeling en voor het resterende deel voor versterking van de ecologie van het Waddengebied,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Atsma, Van den Brink, Snijder-Hazelhoff en Van der Vlies. Naar mij blijkt, wordt zij voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 36(30300 XIV).

De heer Atsma (CDA):

Voorzitter. Mijn tweede motie gaat over de schadebepaling voor de kokkelvisserij.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,Atsma

overwegende dat de kokkelvisserij sinds 2005 verboden is;

overwegende dat de overheid de Commissie Schadebepaling Kokkelvisserij heeft ingesteld;

constaterende dat binnen deze commissie is voorzien in een afvaardiging namens de overheid;

constaterende dat deze commissie haar advies mede heeft bepaald naar aanleiding van een studie van KPMG;

verzoekt de regering, het door de commissie voorgestelde uitkoopbedrag over te nemen en op korte termijn hierover een besluit te nemen,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Atsma en Snijder-Hazelhoff. Naar mij blijkt, wordt zij voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 37(30300 XIV).

Mevrouw Van Velzen (SP):

Wij hebben in eerste termijn al gesproken over de kokkelvisserij en ik meen dat wij met elkaar hebben afgesproken dat wij hier later nog wat dieper op zullen ingaan. De heer Atsma legt nu eigenlijk al zijn kaarten al op tafel. Is het niet een beter idee om eerst grondig het debat met elkaar en met de minister te voeren over deze sector?

De heer Atsma (CDA):

Mevrouw Van Velzen kent mij slecht. Als ik al mijn kaarten in een motie op tafel zou leggen, zouden de bijdragen van de CDA-fractie kort zijn. Wij willen hier nog wel een stevige verdieping aan toevoegen. Als dit alleen onze kaarten zouden zijn, zouden wij geen recht doen aan de problematiek van de kokkelsector. Wij hebben er echter duidelijk de aandacht op willen vestigen dat er een onafhankelijke commissie is ingesteld waar de overheid zelf in is vertegenwoordigd. Wij hebben vooraf gezegd dat die commissie een breed mandaat zou moeten hebben en dat dit mandaat er in ieder geval toe zou moeten leiden dat het bedrag dat op tafel wordt gelegd voor de uitkoop van de kokkelsector, ook door het kabinet wordt overgenomen, mits er zwaarwegende redenen zijn om dit niet te doen. Die zwaarwegende redenen hebben wij niet gehoord. Wij vinden dat er op korte termijn uitsluitsel moet komen over het uitkoopbedrag in de wetenschap dat de bedragen die KPMG heeft genoemd, substantieel hoger waren.

Het is een prima gedachte van mevrouw Van Velzen om over dit onderwerp een bredere discussie te voeren, maar dit doen wij dan nadat het kabinet heeft besloten om het voorstel dat wij hebben geformuleerd, over te nemen.

De heer Koopmans (CDA):

Voorzitter. Ik dank de minister voor het antwoord op onze vragen. Die dank geldt met name voor de toezeggingen die de minister heeft gedaan voor de zogenaamde luchtwassersubsidieregeling. Ik denk dat dit een belangrijke bijdrage kan leveren aan de verdere ontwikkeling van de intensieve veehouderij gekoppeld aan een vermindering van de belasting van de luchtkwaliteit.

Wij hebben vandaag en gisteren weer een paar kleine stapjes kunnen zetten op weg naar vermindering van de administratieve lastendruk. Wij blijven streven – en dit is een voorbehoud op het antwoord van de minister over het 90-puntenplan – naar meer dan 25%, liefst richting 30% en misschien zelfs nog hoger. Die vermindering zou in ieder geval merkbaar moeten zijn aan de huiskamertafel. Daarom dien ik de volgende motie in.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging, constaterende dat het bijhouden van het Gewasbeschermingsplan niet leidt tot andere, respectievelijk meer informatie dan telers gewoon zijn te registreren via bijvoorbeeld certificeringsprogramma's;

constaterende dat het werkelijk gebruik door de vaak snel wisselende (weers)omstandigheden meestal aanzienlijk anders uitpakt dan te voren theoretisch kan worden verwacht;

van mening dat derhalve moet worden vastgesteld dat het plan, inclusief logboek, moet worden gezien als een overbodige administratieve handeling;

verzoekt de regering, maatregelen te nemen die ertoe leiden dat de verplichtingen tot het bijhouden van het Gewasbeschermingsplan met ingang van 1 januari 2006 worden afgeschaft,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Koopmans, Van den Brink, Van der Vlies en Oplaat. Naar mij blijkt, wordt zij voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 38(30300 XIV).

De heer Slob (ChristenUnie):

Het convenant dat inmiddels is afgesloten, is zwaar bevochten en heeft een forse voorgeschiedenis. Is de heer Koopmans niet bang dat wij door dergelijke moties weer terugvallen in de situatie van voorheen waar wij geen van allen naar terug verlangen?

De heer Koopmans (CDA):

Die geschiedenis en de rol die bijvoorbeeld de Zuid-Hollandse Milieufederatie daarin heeft gespeeld wil ik niet opnieuw oprakelen. Er is van verschillende kanten van alles en nog wat op dit dossier ingebracht. Op basis van de gesprekken die ik heb gevoerd met de ondernemers, concludeer ik dat de toegevoegde waarde van het gewasbeschermingsplan ervaren wordt als nul. Dat geldt vooral voor de belangrijkste doelstelling van de andere convenantspartners.

De heer Slob (ChristenUnie):

Dat was niet mijn vraag.

De heer Koopmans (CDA):

Maar toch is het mijn oprechte antwoord.

De heer Waalkens (PvdA):

U trekt één klein onderdeeltje uit de gemaakte afspraken. Brengt dat niet het risico met zich dat de convenantspartners het voorbehoud zullen maken dat zij zich niet meer gehouden achten het convenant uit te voeren?

De heer Koopmans (CDA):

U hebt gelijk: ik trek er maar één klein onderdeeltje uit. De centrale doelstelling van alle convenantspartners is het terugbrengen van het bestrijdingsmiddelengebruik en zeker niet het vergroten van de administratieve lastendruk. Met deze motie vervreemd ik de convenantspartners dus zeker niet van mij. Integendeel!

Voorzitter. In eerste termijn heb ik al gezegd dat het nuttig zou zijn als de Kamer de minister een handje zou helpen in zijn gesprek met de minister van Economische Zaken over de FES-middelen. Ik dien daartoe de volgende motie in.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende het grote belang van de greenports voor de Nederlandse economie;

overwegende dat Food & Flowers een belangrijk sleutelgebied is van het innovatieplatform;

verzoekt de regering, bij de eerste tranche in 2006 uit het Fonds Economische Structuurversterking (FES) de economische ontwikkeling en het realiseren van de benodigde infrastructuur van de vijf greenports (Zuid-Hollands Glasdistrict, Aalsmeer e.o., Venlo e.o., Boskoop en de Bollenstreek) te ondersteunen bovenop de Stidug-middelen,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Koopmans, Snijder-Hazelhoff en Van der Ham. Naar mij blijkt, wordt zij voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 39(30300 XIV).

De heer Slob (ChristenUnie):

In een recent algemeen overleg over de tuinbouw heeft de minister toegezegd dat hij zich maximaal zal inspannen om hiervoor bij de eerstvolgende FES-ronde geld binnen te halen. Kunt u mij zeggen wat deze motie daaraan toevoegt?

De heer Koopmans (CDA):

In een interruptie heb ik tegen de minister gezegd dat het druk is aan de poorten van de FES-potten. Een uitspraak van de Kamer over de greenports zal de minister ongetwijfeld steunen bij zijn gesprekken met de fondsbeheerder van het FES. Dat is de reden dat wij deze motie indienen.

Voorzitter. Ik heb samen met mevrouw Snijder-Hazelhoff een amendement ingediend over de SAN-regeling. In reactie op de breed gedeelde mening in de Kamer dat de SAN-regeling moet worden verbeterd, heeft de minister een stap in de goede richting gezet. Ik wil hem echter helpen om nog twee stappen extra te zetten. Ik stel namelijk samen met mevrouw Snijder-Hazelhoff voor om niet 10 mln. vrij te maken voor de komende zes jaar, maar 30 mln. De dekking voor dit voorstel is dezelfde als die in het amendement is aangegeven.

Mevrouw Kruijsen (PvdA):

De minister heeft zojuist gezegd dat er volgens hem behoefte is aan ongeveer 1,5 mln. tot 2 mln. extra. Waarom kiest u dan voor een verdrievoudiging van het bedrag?

De heer Koopmans (CDA):

De regeling is een heel groot succes. Verder hebben provincies, natuurorganisaties en collectieven ons bestookt met mededelingen die erop neerkomen dat het huidige beschikbare bedrag echt onvoldoende is. Omdat de minister in zijn brief van september heeft geschreven dat hij volgend jaar nieuwe contracten wil afsluiten, vinden wij dat voorkomen moet worden dat hij volgend jaar op enig moment moet zeggen dat de pot leeg is. Wij denken dat 5 mln. per jaar een passend bedrag is om die situatie te voorkomen.

Mevrouw Van Velzen (SP):

Voorzitter. Ik dank de minister voor zijn toezegging inzake subsidies voor agrarisch natuurbeheer. Hij heeft goed naar de Kamer geluisterd. Het enige waar ik nog graag een nadere reactie op wil hebben, is het feit dat een aantal Kamerfracties vraagt om strengere kwaliteitseisen. De minister heeft zelf aangegeven dat hij het probleem betreffende agrarisch natuurbeheer serieus neemt. Ik zie alleen niet welke maatregelen hij gaat treffen. Graag nog wat nadere informatie daarover.

Ik heb in eerste termijn gesproken over de prijzenoorlog, net als de heer Atsma. Wij zitten nog steeds met de vraag wat nu het effect is op de inkomenspositie van de Nederlandse agrariër. Er liggen inmiddels twee studies van EIM en het CBS, maar die geven nog geen afdoende inzicht in die effecten. Daarom dien ik de volgende motie in.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat er inmiddels twee jaar sprake is van een "prijzenoorlog" tussen supermarkten;

overwegende dat het wenselijk is beter inzicht te verkrijgen in de effecten van deze prijzenslag op de inkomenspositie van primaire producenten;

constaterende dat het onderzoek dat tot nu toe is uitgevoerd naar de inkomenseffecten bij primaire producenten, gegevens betreft die gemiddelden zijn;

constaterende dat niet is onderzocht wat de effecten zijn bij boeren en tuinders die veelal mede-eigenaar zijn van de verwerkende industrie door middel van coöperaties en dat een laag rendement bij de verwerkende industrie zal resulteren in een lagere winstuitkering, wat ook weer effect kan hebben op de inkomenspositie;

overwegende dat het uitgevoerde onderzoek door onder meer EIM en het CBS dus geen afdoende inzicht geeft in de effecten van de prijzenoorlog op de inkomenspositie van primaire producenten;Van Velzen

verzoekt de regering, in overleg met de betrokken sectoren nader onderzoek uit te laten voeren naar de effecten van de prijzenoorlog op de inkomenspositie van primaire producenten,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Van Velzen en Atsma. Naar mij blijkt, wordt zij voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 40(30300 XIV).

Mevrouw Van Velzen (SP):

Mijn volgende motie heeft betrekking op vervolgonderzoek door het LEI. De minister heeft al een quick scan laten uitvoeren naar externe kosten van de varkenshouderij. Wij spreken al sinds 1972 over het internaliseren van externe kosten, ofwel het principe de vervuiler betaalt.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat het LEI een berekening heeft gemaakt naar de internalisering van maatschappelijke kosten in de kostprijzen van (biologisch en gangbaar) varkens;

constaterende dat het LEI zich heeft gebaseerd op de beperkt beschikbare kennis en noodzakelijkerwijs heeft moeten werken met veronderstellingen en aannames;

overwegende dat de berekening van het LEI dan ook niet meer is dan een globale indicatie van de maatschappelijke kosten en arbitrair is door de keuze van de uitgangspunten;

verzoekt de regering, nader en uitvoeriger onderzoek te laten verrichten naar de internalisering van maatschappelijke kosten in de kostprijzen (biologisch en gangbaar) van varkens,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Van Velzen, Waalkens, Vos en Van der Ham. Naar mij blijkt, wordt zij voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 41(30300 XIV).

Mevrouw Van Velzen (SP):

De minister heeft in zijn eerste termijn gesproken over de situatie in de visserij, Het viel mij daarbij op dat hij het had over een tekort aan de grondstof vis. Ik dacht dat de basis van het dierwelzijnsbeleid onder het huidige kabinet is dat wij uitgaan van de intrinsieke waarde van het dier. Ik vind het dan ook raar om het over grondstoffen te hebben. Dan zijn er nog meer grondstoffen. Ik zou het willen hebben over de grondstof kalkoen. Ik heb een motie over foie gras en dwangvoedering. De schriftelijke uitleg van de minister die vannacht is aangeleverd, vond ik niet erg helder.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat de productie van ganzenlever met zeer groot en onacceptabel dierenleed gepaard gaat;

overwegende dat een van de producerende landen, te weten Frankrijk, poogt om ganzenlever erkend te krijgen als beschermd cultureel en culinair erfgoed;

van mening dat het onwenselijk is dat lidstaten dieronvriendelijke productiemethoden met een beroep op nationaal erfgoed in stand houden;

verzoekt de regering, het dwangvoederen van ganzen op de Europese agenda te zetten en een Europees verbod op productie en handel in deze ganzenlever te bepleiten,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Van Velzen, Waalkens, Vos, Van der Ham en Van der Brink.

Zij krijgt nr. 42(30300 XIV).

Mevrouw Van Velzen (SP):

Dit kabinet kiest nadrukkelijk voor een level playing field. Ik heb aandacht gevraagd voor de situatie van zowel de konijnenhouderijen als de kalkoenen. Er ligt een heel magere productschapsverordening voor kalkoenen. Voor konijnen is er helemaal niets. Daarover dien ik de volgende motie in.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat in de beleidsnota Houden van dieren een heldere visie op dierenwelzijn is beschreven die uiteindelijk niet is uitgevoerd;

constaterende dat er in Europa enkel welzijnsregels zijn voor vleeskalveren, legkippen en varkens;

constaterende dat bij het commercieel houden van konijnen dientengevolge geen normen zijn voor dierenwelzijn;

verzoekt de regering, welzijnsregels voor konijnenhouderijen in Nederland op te stellen en daarbij, waar nodig, in overleg te gaan met de sector;

verzoekt de regering tevens, er in Europa op aan te dringen dat er welzijnsregels worden opgesteld voor het commercieel houden en fokken van konijnen,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Van Velzen, Waalkens, Vos en Van der Ham. Naar mij blijkt, wordt zij voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 43(30300 XIV).

Mevrouw Van Velzen (SP):

Voorzitter. Ik wil de minister een laatste vraag stellen over het beroep op de Wet openbaarheid van bestuur dat de Evert Vermeer Stichting heeft gedaan inzake de Nederlandse subsidie zoals uitgekeerd door Europa. Ik doe dat omdat de stukken mij geen inzicht verschaften in de vraag of de minister een helder overzicht aan de Kamer wil sturen. Ik heb ook meer in het bijzonder de vraag gesteld of de minister mij wil uitleggen of mijn schatting klopt dat er aan twee agentschappen zo'n 2,5 mln. Europese subsidie wordt verstrekt voor de promotie van vleesconsumptie. Het schriftelijk antwoord van de minister ging over de heffingen die de productschappen uitvoeren, maar dat zijn geen Europese of specifiek Nederlandse subsidies. Ik verwacht hier dus nog een feitelijk antwoord op van de minister.

Mevrouw Snijder-Hazelhoff (VVD):

Voorzitter. Laat ik beginnen met de minister te bedanken voor zijn beantwoording en zeker ook voor de discussie die wij tot nu toe met hem hebben mogen voeren. De dank van de kant van mijn fractie is groot voor het feit dat ook de minister inziet dat schoolkinderen en jeugd meer affiniteit moeten krijgen met de natuur. Het lijkt mijn fractie goed om een dergelijke ontwikkeling op gang te brengen. Die vraagt daadwerkelijk om actie. Mijn fractie ziet dan ook met alle plezier uit naar de notitie die de minister de Kamer heeft toegezegd. Zij hoopt ook dat de minister mede op ons verzoek contact wil leggen met de minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, aangezien zij duidelijk in verband kan worden gebracht met natuuronderwijs.

De heer Van der Ham (D66):

Op zichzelf ben ik het er helemaal mee eens dat er ook natuur op school moet zijn. Ik hoop alleen niet dat de VVD-fractie pleit voor de invoering van een nieuw verplicht vak in het onderwijs. Dat maak ik uit de woorden van mevrouw Snijder toch enigszins op. Het onderwijs kan dat zelf toch doen? Mevrouw Snijder is toch ook voor het iets meer loslaten van dingen in het onderwijs?

Mevrouw Snijder-Hazelhoff (VVD):

Volgens mij heb ik gisteren gesproken over het vak biologie. De VVD-fractie vindt dat biologielessen niet alleen uit boekjes moeten worden gegeven, maar ook in de natuur. Er moet dus meer worden gedaan aan natuurbeleving. Niet alles mag uit de boekjes komen. Dit wilde ik ook tegen de minister zeggen.

De VVD-fractie heeft een amendement ingediend om eenmalig 10 mln. extra in te zetten voor agrarisch natuurbeheer en om dat bedrag voor zes jaar beschikbaar te houden. De minister heeft dit bedrag eigenlijk overgenomen. Toen hij dat deed, had ik dat amendement kunnen intrekken. Ik heb dat alleen niet gedaan omdat mijn fractie het niet eens is met de wens van de minister om de dekking uit de financiële middelen voor de reconstructie te halen. Bovendien heeft de minister gezegd dat hij niet zeker weet of hij volgend jaar voldoende middelen heeft voor het honoreren van de aanvragen die al zijn binnengekomen en wellicht nog binnenkomen. Daarom heb ik samen met collega Koopmans een nieuw amendement ingediend. Dat is net aan de orde geweest. Ik trek het oude VVD-amendement natuurlijk in, maar de VVD-fractie steunt de nieuwe opzet van de minister niet. Voor het oude amendement komt dan ook een nieuw amendement in plaats.

De voorzitter:

Het amendement-Snijder-Hazelhoff (stuk nr. 18) is ingetrokken.

Mevrouw Kruijsen (PvdA):

Voorzitter. Mevrouw Snijder was in haar eerste beoordeling ook op ongeveer 1,5 mln. à 2 mln. per jaar uitgekomen. Waarop baseert zij in een tijdsbestek van twee tot drie uur dat het ineens twee keer zoveel moet zijn?

Mevrouw Snijder-Hazelhoff (VVD):

Ik heb de minister gevraagd of hij er zeker van was dat 10 mln. daar voldoende voor was. Ik had dat bedrag zelf geschat. De minister heeft in zijn beantwoording gezegd dat hij er niet zeker van is. Welnu, wij willen niet weer in de situatie komen dat er onvoldoende middelen zijn.

Mevrouw Kruijsen (PvdA):

Als ik de minister goed beluisterd heb, heeft hij gezegd dat er 1,5 mln. tot 2 mln. nodig is. Dat lijkt mij een kraakhelder antwoord.

Mevrouw Snijder-Hazelhoff (VVD):

Dat heldere antwoord heb ik de minister niet horen uitspreken.

Mevrouw Vos (GroenLinks):

Ik neem toch aan dat u ook efficiënt en zuinig met het geld wilt omgaan. Het is verbazingwekkend dat u zelf eerst met 10 mln. komt en dit nu opeens, in één dag, naar 30 mln. heeft opgehoogd. Is het niet verstandig om de lijn van de minister te volgen en die 10 mln. voorlopig te reserveren? Vervolgens kan dan gekeken worden, als het echt nodig is, of er extra geld bij moet komen.

Mevrouw Snijder-Hazelhoff (VVD):

Onze inzet is dat alle aanvragen gehonoreerd zullen kunnen worden. Wij willen niet halverwege volgend jaar zien dat dit niet is gelukt. Overigens kunnen aanvragen die er niet zijn, ook niet worden gehonoreerd.

Voorzitter. In de debatten zijn de Koopmansgelden aan de orde geweest. Ook de VVD-fractie is ongelukkig met het feit dat de 50 mln. aan Koopmansgelden slechts voor een aantal gebieden beschikbaar zijn. De fractie vindt dat ook in relatie tot structuurverbetering en kavelruil de Koopmansgelden breder in Nederland zouden moeten kunnen worden ingezet. Om deze reden dienen wij de reeds aangekondigde motie in, die mede is ondertekend door de CDA-fractie.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,Snijder-Hazelhoff

constaterende dat het kabinet voornemens is om van de "Koopmansgelden" 50 mln. voor milieuprobleemgebieden in te zetten;

overwegende dat de extensivering en structuurverbetering van de melkveehouderij daarmee onvoldoende tot zijn recht komt;

spreekt uit dat de 50 mln. ingezet moet worden voor (huis)kavelvergroting, vrijwillige kavelruil en structuurverbetering van melkveebedrijven in het gehele land,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Snijder-Hazelhoff en Atsma. Naar mij blijkt, wordt zij voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 44(30300 XIV).

De heer Oplaat (VVD):

Voorzitter. Ik dank de minister voor de beantwoording. De minister is niet ingegaan op de visie die ik namens de VVD-fractie heb neergelegd voor 2015 wat betreft onderwijs, wetenschappen, onderzoek en samenwerking met het bedrijfsleven. Misschien kan de minister dit alsnog doen. Het mag echter ook schriftelijk, want het betrof een heel betoog, onder meer over collegegelddifferentiatie enzovoort.

De minister heeft zeer bevredigend geantwoord ten aanzien van de aangekondigde keukentafelmotie, die ik nu niet hoef in te dienen. Immers, de minister heeft toegezegd dat hij binnenkort met een voorstel komt hoe wij dit handen en voeten zouden kunnen geven.

In de schriftelijke beantwoording kwam aan de orde het bedrijf Fibroned, het bedrijf waar ik een pleidooi voor heb gehouden. Het ging er niet om dat ik de minister verzoek een vergunning te verlenen. Ik heb de minister verzocht er bij de staatssecretaris van VROM op aan te dringen dat de regelgeving dusdanig is aangepast vóór 1 januari 2006, dat de vergunningverlening dan alsnog van start kan gaan. Daar zit de provincie ook op te wachten.

De motie die ik wil indienen, gaat over de nitraatrichtlijn. De VVD-fractie heeft er al eerder een pleidooi voor gehouden, zowel in het Europese Parlement als in deze Kamer, dat de nitraatrichtlijn kan en moet worden ingetrokken op het moment dat de grondwaterrichtlijn van kracht is. Ik heb daarvoor de volgende argumentatie. In de grondwaterrichtlijn is een nitraatnorm opgenomen en op deze wijze wordt tegemoet gekomen aan de verdediging die Nederland altijd heeft gevoerd, namelijk dat wij een ander klimaat hebben en andere grondsoorten. Het gaat derhalve om het meten naar grondsoort en naar klimaat.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat met de komst van de grondwaterrichtlijn de nitraatrichtlijn overbodig wordt, omdat in de grondwaterrichtlijn een norm voor nitraat is vastgelegd;

voorts constaterende dat de nitraatrichtlijn van slechte kwaliteit is en geen rekening houdt met regionale verschillen als klimaat en bodem, waardoor oneerlijke concurrentieverhoudingen ontstaan en extra regeldruk;

verzoekt de regering, zich in EU-verband in te zetten voor het intrekken van de nitraatrichtlijn op het moment dat de grondwaterrichtlijn van kracht is,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Oplaat en Van den Brink. Naar mij blijkt, wordt zij voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 45(30300 XIV).

De heer Waalkens (PvdA):

Ik herinner mij het algemeen overleg van kort geleden over de nitraatrichtlijn. De minister en de staatssecretaris hebben toegezegd een notitie naar de Kamer te zullen sturen over de verhouding tussen de nitraatrichtlijn en de grondwaterrichtlijn. Vraagt de heer Oplaat nu om een aanvulling op de toezegging?

De heer Oplaat (VVD):

Ik weet natuurlijk dat de toezegging is gedaan dat een brief zal worden gestuurd over de relatie tussen de grondwaterrichtlijn en de nitraatrichtlijn. De VVD volgt natuurlijk de politiek in Europees verband. Het pleidooi voor intrekking van de nitraatrichtlijn klinkt ook in het Europees Parlement. Dat pleidooi ondersteunen wij. Wij geven een duidelijk signaal af. De VVD is van mening dat de nitraatrichtlijn, die in boerenland voor heel veel ellende heeft gezorgd, kan worden ingetrokken op het moment dat de grondwaterrichtlijn van kracht wordt.

De heer Waalkens (PvdA):

Volgens mij heeft alleen de heer Mulder daar een pleidooi voor gehouden.

De heer Oplaat (VVD):

U kunt uw partijgenoten in het Europees Parlement natuurlijk uitleggen wat het probleem is. Als u dat doet, komen zij misschien ook tot wijze inzichten en gaan zij de heer Mulder steunen. Overigens heeft de heer Mulder het voorstel zo kunnen amenderen, dat erin is opgenomen dat wij in de grond gaan meten naar grondsoort en dat wij rekening gaan houden met klimaatzones.

De heer Koopmans (CDA):

Ik heb op zichzelf grote sympathie voor de bedoelingen en de achtergrond van de motie van de heer Oplaat, maar ik vraag mij af waarom hij niet even wacht op de brief die het kabinet heeft beloofd te schrijven. De heer Oplaat wil de nitraatrichtlijn sowieso inruilen voor de grondwaterrichtlijn, terwijl deze laatste nog niet eens is vastgesteld. Ik wil best iets slechts inruilen voor iets beters, maar ik weet nog niet of de grondwaterrichtlijn beter is.

De heer Oplaat (VVD):

Die grondwaterrichtlijn komt er sowieso. Ook in de Kamer is er al vaker over gesproken. Het is dan verstandig om tijdig voor te sorteren, goed aan te geven wat wij willen. Als die grondwaterrichtlijn er komt, kan wat ons betreft de nitraatrichtlijn verdwijnen. Het is fijn dat de heer Koopmans sympathie voor de motie heeft, maar van alleen sympathie kan de boer niet leven.

De heer Koopmans (CDA):

Stel nou voor dat die grondwaterrichtlijn verder gaat dan de nitraatrichtlijn. Wat moet er dan gebeuren?

De heer Oplaat (VVD):

Ten eerste hopen wij dat dit niet het geval zal zijn. Ten tweede zullen wij er in het Europees Parlement voor knokken dat het niet gebeurt. Ten derde geldt de meest vergaande regelgeving. Dan hebben wij de richtlijn dus alsnog. Feitelijk maakt het dus helemaal niets uit. Nogmaals, van sympathie kan de boer niet eten. Het zou aardig zijn als de heer Koopmans mee zou gaan voor het eerlijkste systeem naar de verdediging die Nederland in Europa altijd heeft gevoerd: wij kunnen het beter, wij hebben een ander klimaat, wij hebben andere gronden en wij willen gelijk gaan meten. Dat staat nu juist in die grondwaterrichtlijn. Laten wij die omarmen. Laten wij nu het signaal afgeven: minister, hou de vinger in Brussel aan de pols, zorg ervoor dat de nitraatrichtlijn verdwijnt bij het in werking treden van de grondwaterrichtlijn!

De heer Koopmans (CDA):

Iets krijgt pas onze sympathie als ik zeker weet dat het beter is voor de boeren dan wat er nu ligt.

De heer Oplaat (VVD):

De sympathie had u net al gegeven en nu krabbelt u terug. Het standpunt van de VVD is duidelijk: intrekken van de nitraatrichtlijn!

Tot slot. Gisteren werd ik persoonlijk geraakt door een aanval van de SP op mijn integriteit. Het ging om het feit dat ik uit een ondernemersfamilie kom en dat ik mijn rechten zou hebben ondergebracht bij mijn broer. Mijn reactie is: ik heb mijn rechten niet ondergebracht bij mijn broer. In mijn emotie van gisteren heb ik wat gezegd over mijn collega Van Velzen. Zij zou in een gesubsidieerd kraakpand wonen. Daarvan heb ik spijt. Het is namelijk nog erger. Ik constateer het volgende. Wij hebben een collega die mij aanspreekt op integriteit, maar die eerst iets van de gemeenschap heeft genomen (door iets te kraken), vervolgens door de gemeente met dertig man verplaatst wordt naar een monumentaal pand voor slechts € 435.000, daarna van de gemeente 1,36 mln. subsidie ontvangt voor renovatie van het pand, waarna ten slotte het Rijk er nog eens € 382.000 bovenop heeft gelegd onder het mom van stedelijke vernieuwing. In ruil daarvoor worden culturele activiteiten ontplooid, ateliers en ambachtelijke bedrijfjes gerund, een Koerdische bibliotheek beheerd en hulp aan illegalen geboden. Hartstikke mooi! Ik vraag collega Van Velzen iets meer terughoudend te zijn als zij een collega aanspreekt over subsidiebeleid dat er niet is. Ik ben onafhankelijk, ik maak geen deel meer uit van een bedrijf, het bedrijf waarvan ik deel uitmaakte – ik heb mijn broer gebeld – ontvangt geen subsidie.

Mevrouw Van Velzen (SP):

Juist omdat collega Oplaat begon over een bedrijf waarover hij al heel vaak is begonnen en omdat er op de voorpagina van de Volkskrant stond dat hij daarmee in het verleden een band had gehad, heb ik hem daarover om opheldering gevraagd. Ik heb er in alle debatten die hier zijn gevoerd altijd voor gepleit om open kaart te spelen. Hij heeft dat klaarblijkelijk als een aanval ervaren en zet nu de tegenaanval in. Ik wil het gerust hebben over waar ik woon, wat ik doe en welke maat ondergoed ik draag...

De voorzitter:

Het laatste vind ik geen goed idee!

Mevrouw Van Velzen (SP):

Volgens mij is de maat van mijn ondergoed, door mij genoemd als voorbeeld, volstrekt niet relevant. De heer Oplaat gaat herhaaldelijk in op de positie van één specifiek bedrijf, waarvan ik heb gevraagd zijn positie daarin helder weer te geven. Hij heeft dat gedaan, ook op zijn eigen website, die ik overigens voortaan frequenter zal gaan bekijken. Excuses aanvaard.

De heer Oplaat (VVD):

Dan zijn wij eruit!

Mevrouw Vos (GroenLinks):

Waar een debat over de landbouwbegroting al niet over gaat!

Voorzitter. Ik dank de minister voor diens beantwoording, zij het dat ik teleurgesteld ben in het gebrek aan keuzes op het gebied van het gemeenschappelijk landbouwbeleid. De minister creëert een hoop mist om te verhullen dat hij het niet aandurft en er niet aanwil om inkomenstoeslagen aan boeren versneld om te zetten in toeslagen voor duurzaam boeren, voor bedrijfsvoering die rekening houdt met natuur en landschap en dierenwelzijn. Dit wordt wat mij betreft te veel op de lange termijn geschoven.

Verder ben ik teleurgesteld over de steun van de minister aan de biologische landbouw. Van de beloofde 8 mln. komt maar 4,6 mln. direct bij boeren terecht die het zeer hard nodig hebben, terwijl de rest naar kennis gaat. Of het laatste iets oplevert, is onduidelijk. Ik heb daarom graag de motie van de heer Waalkens gesteund.

Ik dien de volgende twee moties in.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat de Natuurbalans aangeeft dat het landschap onder zware druk staat en er een groot tekort is aan recreatiegroen;

overwegende dat het Rijk onvoldoende geld beschikbaar stelt voor de nationale landschappen om de eigen ambities waar te maken;

verzoekt de regering, bij Voorjaarsnota een substantieel bedrag uit het FES te reserveren voor een "landschapsenveloppe" voor de nationale landschappen en groene infrastructuur in het algemeen,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Vos en Kruijsen.

Zij krijgt nr. 46(30300 XIV).

De Kamer,Vos

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat gemeenten vaak achterlopen bij het aanpassen van bestemmingsplannen en alleen bestaande natuur opnemen;

overwegend dat het "nee, tenzij"-regime niet geldt voor grond met agrarisch natuurbeheer;

verzoekt de regering, na te gaan of het opnemen van de ehs in bestemmingsplannen op schema ligt, waar de bescherming tekort schiet en wat het risico is dat landbouwgrond binnen de ehs een bouwbestemming krijgt en de Kamer hierover te informeren,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Vos, Van Velzen en Van der Ham.

Zij krijgt nr. 47(30300 XIV).

De heer Koopmans (CDA):

Voorzitter. Ik wil nog iets vragen over de eerste motie, waarin FES-middelen worden geclaimd voor nationale landschappen. Er is net een interruptiedebatje geweest tussen mevrouw Snijder en de minister, waarbij de minister heeft gezegd tegenstander te zijn van de door haar gevraagde 10 mln. En nu wilt u iets uit de FES-pot claimen. Dat is toch heel onrealistisch?

Mevrouw Vos (GroenLinks):

Het gaat hier om politieke keuzes en om wat je politiek belangrijk vind. Ik vind dat de minister geen sterk verhaal heeft als hij beweert nog geen stevig bedrag te kunnen geven, omdat nog niet duidelijk is waar wij met de nationale landschappen naar toe willen. Volgens mij zijn er heel veel concrete plannen waarvoor dringend geld noodzakelijk is. Ik hoop dat dit kabinet het met mij eens is dat het FES ook is bedoeld voor nationale landschappen, voor de groene infrastructuur. Vandaar mijn motie.

De heer Koopmans (CDA):

Dat is dan een heldere politieke keuze: FES-middelen inzetten voor witteboordeninvesteringen.

Mevrouw Vos (GroenLinks):

Dit is natuurlijk volstrekte flauwekul. Het gaat om nationale landschappen en om groen om de steden. Het gaat om allerlei belangrijke plannen die er zijn met het groen, waarvoor onvoldoende geld is. Dat is ons duidelijk geworden uit vele hoeken. De minister zegt dat hij geen duidelijke claim op tafel kan leggen, omdat hij nog niet weet waarvoor. Hij moet die claim eerst onderbouwen. Mijn fractie neemt daar geen genoegen mee. Wij vinden dat de plannen helder genoeg zijn. Wij hopen dat deze minister, met het kabinet, ook de politieke keuze maakt om een deel van het FES aan groen, natuur en landschap te besteden, en dan vooral aan het landschap.

Mevrouw Snijder-Hazelhoff (VVD):

Ik heb mevrouw Vos gisteren niet het verhaal van de VVD horen ondersteunen, om extra middelen naar het nationaal landschap te doen gaan. Zij wil bij deze FES-verdeling reeds aanspraak maken op extra middelen. Wij hebben het antwoord van de minister gehoord. Is zij bereid om te kijken of wij dat volgend jaar kunnen doen? Ik heb gezegd dat het beter is om volgend jaar te kijken naar de budgetten voor de nationale landschappen, omdat wij dan beter weten wat wij daar moeten doen.

Mevrouw Vos (GroenLinks):

Dat ik u gisteren niet heb gesteund, lag er vooral aan dat ik vond dat uw dekking volstrekt verkeerd was. Ik heb gisteren in mijn bijdrage al gezegd dat er volgens GroenLinks bij de Voorjaarsnota een stevige claim moet komen op FES-gelden voor nationale landschappen, maar ook voor het groen om de stad en de groene infrastructuur. Ik vind nog steeds dat dit komend voorjaar al geregeld moet worden, bij de verdeling van de FES-gelden. Als dat niet lukt, ben ik uiteraard bereid om dat voor volgend jaar opnieuw te proberen, maar wat mij betreft is er nu al een groot tekort dat bij de Voorjaarsnota aangepakt moet worden.

Mevrouw Snijder-Hazelhoff (VVD):

U bent niet bereid om er met mij bij de Voorjaarsnota naar te kijken? Dan zullen de kaders iets duidelijker zijn. Dat zou waarschijnlijk meer ondersteuning voor uw motie kunnen geven.

Mevrouw Vos (GroenLinks):

U zegt nu dat de VVD daartoe bij de komende Voorjaarsnota bereid is?

Mevrouw Snijder-Hazelhoff (VVD):

Uit mijn interruptie van de minister hebt u kunnen opmaken dat ik mijn amendement heb ingetrokken, omdat wij bereid zijn om daar met u naar te kijken, als er meer duidelijkheid is over wat er gaat gebeuren en wat er moet gebeuren bij de nationale landschappen.

Mevrouw Vos (GroenLinks):

Ik vind het een zeer interessant aanbod om af te spreken dat wij er bij de Voorjaarsnota een punt van maken als daar aanleiding toe is. Ik denk er nog even over na of dit aanleiding is om mijn motie in te trekken.

De minister wil geen extra geld besteden aan de landelijke inspectiedienst van de Dierenbescherming. Hij gaat niet mee met mijn amendement, want hij zegt dat het allemaal prima gaat. Er wordt goed samengewerkt met de AID. Aan alle meldingen gebeurt wat. Hij moet maar eens gaan praten met mensen van de Dierenbescherming en met burgers in dit land, die daarover heel ontevreden zijn. Zij zeggen dat zij allerlei punten van dierenmishandeling melden, maar dat daar niets mee gebeurt. Wij vinden echt dat de minister daar te makkelijk over denkt. Ik vraag hem om nog eens naar het amendement te kijken.

Wij vinden het heel jammer dat de minister de bijdrage die het ministerie altijd gaf aan het pan-Europees netwerk en actiefonds, per 1 januari heeft stopgezet, terwijl er met weinig geld enorm veel natuur werd gecreëerd. Dat vind ik onbegrijpelijk. Kan hij nogmaals bezien of dat kleine beetje geld, met veel resultaat, niet door het ministerie geleverd kan worden?

De heer Van der Ham (D66):

Voorzitter. Ik heb nog heel weinig tijd, dus ik begin maar direct met de moties voor te lezen. De eerste motie heeft betrekking op datgene waar mevrouw Vos het over had, namelijk over de Europese natuurgelden. In mijn motie doe ik ook een suggestie voor een dekking.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat het EECONET-Action Fund (EAF) de afgelopen tien jaar een grote impact heeft gehad op de bescherming van natuur in Centraal- en Oost-Europa en de realisatie van een pan-Europees ecologisch netwerk;

overwegende dat het EAF non-gouvernementele organisaties en nationale parken ondersteunt bij hun werk om natuurgebieden van internationale betekenis te beschermen, aan te kopen en/of te beheren;

overwegende dat de afgelopen tien jaar voor 6,5 mln. 155.000 ha natuur direct is veiliggesteld, met een factor-tiendoorwerking vanwege aanvullende wettelijke regelingen/voorzieningen in aanpalende gebieden en dat de PIN-Matra-subsidie voor het EAF per 1 januari 2005 is gestopt;

verzoekt de regering, vanaf 1 januari 2006 voor het EAF 1 mln. structureel op de begroting van OS/BuZa vrij te maken, en voor de zomer 2006 een evaluatie van de resultaten van het werk van het EAF aan de Kamer toe te zenden, zodat een eventuele verdere ophoging van de middelen bij de begroting 2007 kan worden overwogen,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Van der Ham. Naar mij blijkt, wordt zij voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 48(30300 XIV).

De heer Van der Ham (D66):

Voorzitter. Deze motie zal uiteraard ook ter sprake komen tijdens de behandeling van de begroting van Ontwikkelingssamenwerking.

De minister heeft belangrijke opmerkingen gemaakt over de bio-based economy. Ik hoop dat hij ambitieuze doelstellingen zal formuleren. Wij hebben gesproken over een percentage van 30 in 2030. Ik verzoek de minister om dat mee te nemen bij de totstandkoming van die nota.

Het is belangrijk dat de Kamer uitspreekt dat zij daadwerkelijk iets aan die regelgeving wil doen en dat zij wenst dat daarvoor geld beschikbaar komt. Ik dien daarom de volgende motie in.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat uit onderzoek van Agro Keten Kennis en Agrotechnology and Food Innovations blijkt dat 40% van het in Nederland geproduceerde voedsel wordt weggegooid en dat dit staat voor minstens 1 mld. verlies;

overwegende dat dit in zowel economisch als in ecologisch opzicht een onaanvaardbare verspilling is;

overwegende dat door toepassingen van innovatieve landbouw- en conserveringstechnieken, logistiek en stevige aanpassing van overbodige regelgeving veel van deze derving voorkomen kan worden;

overwegende dat toepassing van deze technieken een bijdrage levert aan het versterken van de concurrentiekracht van de Nederlandse landbouw en Nederland Distributieland;

verzoekt de regering, te komen tot een convenant tussen de overheid en kennis- en ketenpartijen aangaande het terugdringen van overbodige regelgeving, het opstellen van een kennisagenda, het verbeteren van het transport en het toepassen van nieuwe landbouw- en conserveringstechnieken,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Van der Ham en Koopmans. Naar mij blijkt, wordt zij voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 49(30300 XIV).

De heer Van der Ham (D66):

Voorzitter. Wij vinden het ongelooflijk belangrijk dat de burgers meer inzicht krijgen in het kopen van duurzaam geproduceerde producten. Daarom dien ik de volgende motie in.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat het kabinet van mening is dat een duurzame en diervriendelijker veehouderij begint bij een bewust koopgedrag onder consumenten;

overwegende dat uit onderzoek van het CBS is gebleken dat een groot deel van de Nederlandse bevolking behoefte heeft aan meer inzicht in de wijze waarop voedsel tot stand is gekomen, ook ten aanzien van dierenwelzijn;

overwegende dat een eenvoudige vorm van certificering op dierenwelzijn, zoals een punten- of stippensysteem, bij kan dragen aan een bewuster koopgedrag van consumenten;

overwegende dat het kabinet het initiatief hiertoe aan de sector en de retail wil laten, maar er vooralsnog geen initiatieven zijn genomen;

verzoekt de regering, een aantal varianten van eenvoudige certificering op dierenwelzijn verder uit te laten werken die een rol kunnen spelen binnen de sector en de retail omtrent dierenwelzijn,Van der Ham

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Van der Ham en Van Velzen. Naar mij blijkt, wordt zij voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 50(30300 XIV).

De heer Van der Ham (D66):

Voorzitter. De minister heeft gezegd dat er nog veel praktische bezwaren zijn die de retail en de sector hiertegen opwerpen. Ik pleit ervoor om al die praktische bezwaren over te nemen, te proberen om de problemen op te lossen en het plan voor te leggen. Uiteraard zijn zij degenen die een en ander dienen te ondertekenen en moeten uitvoeren, maar ik pleit ervoor om het hen zo lastig mogelijk te maken. Als het mogelijk is om al die bezwaren weg te nemen door de verdere uitwerking van die plannen, kunnen zij er niet meer onderuit.

Ten slotte merk ik op dat een paar maanden geleden een aantal meisjes bij mij kwamen, namelijk Lonne, Maare, Sharin, Hanna, Kirsten, Maira, Halet, Hester en Ties. Zij hebben mij een lijst met handtekeningen aangeboden om iets te doen aan dat puntensysteem waarvoor wij pleiten. Op het moment dat die meisjes bij mij kwamen, had de minister het heel druk. Ik heb hun dan ook beloofd om die lijst met handtekeningen op een ander moment aan de minister aan te bieden om te laten zien dat ook de nieuwe generatie veel belang hecht aan dierenwelzijn.

De heer Van den Brink (LPF):

Voorzitter. Ik trek de amendementen op de stukken nrs. 23 en 27 in.

De voorzitter:

De amendementen-Van den Brink op de stukken nrs. 23 en 27 zijn ingetrokken.

De heer Van den Brink (LPF):

Voorzitter. Mijn amendement op stuk nr. 24 handhaaf ik vooralsnog. De minister schrijft in zijn antwoord over spoor twee dat dit op korte termijn zal gebeuren. Ik neem aan dat dit binnen een maand zal zijn. Op vragen over de natuurbegraafplaatsen antwoordt de minister dat hij niet op de hoogte is en dat hij al het mogelijke zal doen om een en ander te onderzoeken. Als het antwoord dan binnen een half jaar binnen is, hoor ik dat.

Dan een paar moties. Ik heb gisteren gesproken over een level playing field in EU-verband. De eerste motie gaat over gewasbescherming.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat de landen van de Europese Unie ieder een eigen toelatingsbeleid hebben op het gebied van gewasbeschermingsmiddelen;

constaterende dat grote verschillen voorkomen in elk afzonderlijk toelatingsbeleid;

constaterende dat in Nederland een strenger en duurder toelatingsbeleid wordt gehanteerd dan in veel andere EU-landen;

van mening dat dit een ernstig verstorende werking heeft voor de concurrentiepositie van de primaire producenten;

roept de regering op, met de grootst mogelijke inspanning en met de grootst mogelijke spoed tot een EU-toelatingsbeleid voor gewasbeschermingsmiddelen te komen,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Van den Brink en Koopmans. Naar mij blijkt, wordt zij voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 51(30300 XIV).

De heer Van den Brink (LPF):

Voorzitter. De tweede motie gaat over de kenniseconomie in Nederland, waar ook dit ministerie iets mee te maken heeft.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat de regering streeft naar een sterke kenniseconomie in Nederland;

constaterende dat een tendens te bespeuren valt dat sterk groeiende economische mogendheden als India en China de positie van West-Europese landen, zoals Nederland, op het gebied van leverancier van hoogwaardige kennis overnemen;

van mening dat Nederland zijn kennis op het gebied van biotechnologie aanzienlijk dient uit te breiden om in de toekomst de concurrentie met de nieuwe economieën aan te kunnen;

roept de regering op, onderzoek op het gebied van biotechnologie een flinke impuls te geven,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Van den Brink. Naar mij blijkt, wordt zij voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 52(30300 XIV).

De heer Van den Brink (LPF):

Voorzitter. In antwoord op de vragen over de wilde zwijnen en de nul-optiegebieden heeft de minister gezegd dat hij zijn best doet, maar dat hij dit eigenlijk overlaat aan de provincies omdat dit hun taak is. Wij denken dat dit uit het oogpunt van de bestrijding van besmettelijke dierziekten nooit waar kan zijn. Vandaar de volgende motie.

De Kamer,Van den Brink

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat in Duitsland 80 km vanaf de Nederlandse grens klassieke varkenspest is uitgebroken onder de wilde zwijnen;

constaterende dat in Nederland in de zogenaamde nul-optiegebieden ook wilde zwijnen voorkomen;

van mening zijnde dat hierdoor de kans op besmetting van de Nederlandse varkensstapel drastisch toeneemt;

constaterende dat de regering duurzaam ondernemen in de landbouw wil bevorderen;

van mening dat een uitbraak van varkenspest duurzaam ondernemen in de varkenshouderij in de weg staat;

verzoekt de regering, ervoor te zorgen dat in de nul-optiegebieden geen wilde zwijnen voorkomen,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Van den Brink. Naar mij blijkt, wordt zij voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 53(30300 XIV).

De heer Van den Brink (LPF):

Voorzitter, de laatste motie bespaar ik u.

De heer Slob (ChristenUnie):

Voorzitter. Ik dank de minister voor zijn behoorlijk uitgebreide antwoord in eerste termijn. Ik sta hier met lege handen. Ik heb een eerder ingediend amendement na een uitdrukkelijke toezegging van de minister ingetrokken. Ik heb ook geen moties. Er zijn er al twintig ingediend. Dat zijn er al meer dan genoeg. Ik heb ook niet de illusie dat wij het land met moties kunnen regeren. Ik ben er overigens niet vies van om er zelf af en toe een in te dienen. Ik heb echter een aantal toezeggingen gekregen op door mij in eerste termijn genoemde punten. In dat opzicht is de noodzaak om een uitspraak aan de Kamer te vragen minder geworden.

De minister heeft bij de visserij aangegeven op 11 november te spreken met de voor de visserij verantwoordelijke eurocommissaris over de totstandkoming van een garantiefonds. Dat is een belangrijk gespreksonderwerp. Ik vraag de minister om de Kamer zo snel mogelijk na het overleg te informeren over de uitkomsten daarvan. De situatie is urgent. Het is dan ook van groot belang om tot een oplossing te komen. Die moet als overbrugging dienen voor de situatie van de visserij in Nederland en andere landen.

Bij de probleemgebiedenvergoeding heb ik indiening van een motie overwogen. Ik tel echter mijn zegeningen, zeker na lezing van de schriftelijke antwoorden van de minister. Hij geeft aan voornemens te zijn om een onderzoek in te stellen om de vergoeding in hoogte te variëren. Ook beziet hij of kleinschalige zandlandschappen zullen worden begrensd als probleemgebied. De door mij bedoelde periode gaat op 1 januari 2007 in. De minister heeft daar dus nog even de tijd voor. Ik wil graag de toezegging dat de minister ruim voor het verschijnen van de begroting de Kamer informeert over wat het onderzoek heeft opgeleverd. Wij kunnen dan eventueel bij de volgende begrotingsbehandeling wat concreter met amendementen aan de slag gaan als de minister niet doet wat wij graag zien.

Wij zijn nog niet klaar met de landbouwvisie, waarover wij in februari verder spreken. De begrotingsbehandeling kan echter dienen als opmaat. Het is zeer belangrijk om goed door te spreken wat de publieke functie is van de landbouw en met name wat de taak en de positie van de overheid daarbij is. Daarnaast moet ook gesproken worden over de boereninkomens. In de landbouwvisie geeft de minister aan dat de inkomens sinds het midden van de jaren negentig met 20% zijn gedaald. Zijn de ondernemers zo veel slechter geworden? Tendensen in de inkomensontwikkeling kunnen overigens niet weggepoetst worden door, zoals de minister doet, te wijzen op de spreiding van inkomens. De minister heeft jarenlang over de zogenaamde tredmolentheorie gedoceerd. Hij weet dus ook dat rationele beslissingen op bedrijfsniveau in de grondgebonden landbouw irrationeel uitwerken op collectief niveau. Ook de gebrekkige marktwerking in de landbouw is en blijft een reden voor overheidsbemoeienis. Dat is de minister toch met ons eens? Wij spreken daarover verder in februari.

De heer Van der Vlies (SGP):

Voorzitter. Ik zeg de minister dank voor zijn antwoorden. Ik heb geboeid geluisterd naar zijn inleidende opmerkingen over de zoektocht naar nieuwe evenwichten. Daar zaten diverse stimulerende onderdelen in. Wij kunnen daarmee verder.

In eerste termijn heb ik gesuggereerd over de biobrandstof een motie in te zullen dienen als het antwoord ontoereikend zou zijn. Ik heb begrepen dat per 1 november aanstaande een interdepartementale werkgroep aan de slag gaat voor een extra impuls. Wij zijn uiteraard benieuwd naar de bevindingen en de prestaties.

Ik had ook een motie in gedachten over de kokkelsector. Die is intussen ingediend door de heer Atsma en mevrouw Snijder. Dat hoef ik dus ook niet meer te doen.

Onlangs is voor het eerst een plattelandsparlement georganiseerd. Dat moet gecontinueerd worden. Van het voorziene kostenplaatje moet volgens een brief van de Landelijke Vereniging voor Kleine Kernen 50% uit rijksmiddelen komen. De minister moet die brief nog bezien. Ik gun hem daar uiteraard de tijd voor. In zijn schriftelijk antwoord zegt hij dat hij daarover nog met informatie komt. Ik heb dat gelezen en ga er dan ook van uit dat als dat bedrag deugdelijk is onderbouwd die € 50.000 er ook echt zullen komen. Dat staat er nog net niet, maar misschien kan ik dat toch voor zeker houden. Als het niet zo is, zou de minister zich aan de Kamer dienen te verplichten om voor de stemmingen over zijn begroting met die informatie te komen. Anders zou ik in een onverhoopte situatie wel eens het nakijken kunnen hebben. Ik verdenk de minister daar natuurlijk niet van, maar in de politiek moet je altijd alert blijven. Ik zou dan nog een amendement moeten kunnen indienen, die kans kan mij niet uit de handen worden gegrist. Maar, ik weet gewoon in goed vertrouwen – wij zijn toch op zoek naar nieuwe evenwichten, nietwaar? – dat die informatie er wel zal komen.

De vergadering wordt van 15.20 uur tot 15.30 uur geschorst.

Minister Veerman:

Voorzitter. Ik zal eerst ingaan op de vragen die nog zijn gesteld, vervolgens op de amendementen en dan op de moties.

De heer Waalkens heeft een vraag gesteld over de schutstal en hij heeft dit ook nog eens neergelegd in een motie. Ik verheug mij op het feit dat hij hier volgend jaar telkenmale op terug zal komen, want ik ga hier niet in mee. Ik heb al eerder schriftelijk antwoord gegeven op zijn vragen.

Ik wil ter opheldering nog iets zeggen over de kokkelvisserij. De commissie is een adviescommissie; de regering heeft gezegd dat zij op basis van het advies van deze commissie een voorstel voor de bepaling van de afwikkeling van de schade zou formuleren. Dit is in de brief al omstandig uitgelegd, maar ik denk dat het goed is dat wij hier nog eens apart over spreken. Ik heb mijn argumenten duidelijk naar voren gebracht en ik kom hier bij de kwalificatie van de motie nog eens op terug.

Verder is er gesproken over de aankoop van bestaande natuur en de afrondingsaankopen van Staatsbosbeheer. Mevrouw Kruijsen heeft mij op de proef gesteld door mij te vragen hoe principieel ik ben. Ik ben bereid de positie van Staatsbosbeheer in het geval van afrondingsaankopen recht te trekken met die van Natuurmonumenten en de landschappen. Me dunkt dat mevrouw Kruijsen hiermee weer op haar wenken wordt bediend.

De task force visserij is een gemengde werkgroep van de sector, niet-gouvernementele organisaties, de wetenschap en de overheid. De eerste bijeenkomst is volgende week. Het is de bedoeling te komen tot duurzame innovatieve oplossingen voor de brede problematiek. In maart of april 2006 zal een rapportage worden uitgebracht.

De heer Waalkens is van mening dat er een betere aansluiting nodig is van de gegevens van de Evert Vermeer Stichting. Ik vind dat hij overdrijft. De medewerkers hebben hier dag en nacht aan gewerkt en hebben dit zo goed als maar mogelijk is gedaan. Er is geen ander voorbeeld in Europa van de manier waarop Nederland dit heeft aangeleverd. Het kan altijd beter en er zijn altijd klachten, maar ik vind dat wij op deze manier geen recht doen aan al die mensen die zo hun best hebben gedaan. Het gaat mij dus louter om de wijze waarop die gegevens zijn verschaft. Ik denk dat er veel meer kritiek mogelijk is op de wijze waarop ze zijn geïnterpreteerd, maar daar is mijn ministerie niet voor verantwoordelijk.

Mevrouw Van Velzen (SP):

Ik heb dit niet als kritiek willen brengen, maar ik heb naar die documenten gekeken in een poging ze te begrijpen. Er is gebruik gemaakt van Excellprogramma's en ik heb geprobeerd cijfers op te tellen, maar dit lukt niet doordat er gebruik is gemaakt van komma's en punten. De gegevens zijn voor mij niet inzichtelijk. Zonder commentaar te willen leveren op het werk van anderen, vind ik dat ik wel kan zeggen dat de Kamer dit inzichtelijk aangeleverd moet kunnen krijgen. Voor mij is dit in ieder geval niet inzichtelijk genoeg, maar misschien voor de minister wel. Daarom vraag ik hem om een kleine vertaalslag te maken opdat een gemiddeld Kamerlid ook kan begrijpen wat er staat.

Minister Veerman:

Uit de pers is gebleken dat die gegevens voor veel mensen zeer toegankelijk zijn. Ik heb vastgesteld dat de interpretatie ervan wel een punt van zorg is nu simpelweg wordt vastgesteld dat grote ondernemingen alles opstrijken zonder dat men precies weet hoe de regelingen in elkaar steken. Ik vind dat wij een fantastische prestatie hebben geleverd door die cijfers zo snel en zo compleet mogelijk op te leveren. Ik meen dat er dan wel enige moeite mag worden gedaan om daarvan kennis te nemen en daarin inzicht te verkrijgen.

De heer Waalkens (PvdA):

Ik voel mij niet verplicht aan de interpretatie van anderen. Ik beroep mij op het feit dat de kale cijfers erg ontoegankelijk zijn. Reden temeer om te kijken of het beter kan, zeker nu de minister zelf heeft voorgesteld om dit volgend jaar te herhalen. Ik hoop dat de voorbereiding dan zodanig is dat de inspanningen die nu zijn gepleegd tot een betere aanlevering leiden.

Het tweede punt is dat er veel fouten en dubbelingen in zitten. Wij hebben een paar maal gevraagd wat er nu achter zit, maar die vragen konden absoluut niet worden beantwoord. Dit is niet omdat de mensen niet hun stinkende best hebben gedaan om dit aan te leveren; het zit gewoon in de administratieve afhandeling van het rubriceren van de bedragen. Daardoor klopt het niet en dit houd ik staande.

Minister Veerman:

Dat is uw goed recht. Ik stel vast dat wij onze stinkende best hebben gedaan om met goede cijfers te komen. Het kan natuurlijk altijd beter. Bij een volgende gelegenheid zullen wij dan ook zeker bezien of het beter kan.

Voorzitter. De heer Waalkens heeft een landbouw-en-zorgamendement ingediend. Waarom komen mensen niet gewoon met hun subsidieverzoeken? Dan weten wij tenminste waar wij het over hebben. Ik kan dan gewoon bekijken of ik daar positief op kan beslissen.

De heer Oplaat vroeg mij of de Reconstructiewet in verband met de luchtwassers gewijzigd moet worden. Het antwoord is: nee.

Het productschap werkt aan een verordening voor het welzijn van konijnen. Het is de verwachting dat deze verordening nog dit jaar gereed komt. Hier valt verder een parallel te trekken met de productschapsverordeningen voor nertsen en kalkoenen. Een pleidooi in Brussel voor welzijnsregels voor konijnen is niet direct perspectiefvol, maar ik zal hiervoor desondanks een geëigende gelegenheid afwachten.

De ambtenaren voor Cites maken onderdeel uit van een programma voor functieroulatie van de AID. Ik heb u dat vanmorgen al gezegd. Deze functie is dus niet uitgezet. Voor deze ambtenaren bestaat een roulatieprogramma, omdat ook zij hun deskundigheid dienen te verbreden. Met de bijzondere opsporingsambtenaren heeft dit alles niets te maken. De boa's zijn medewerkers van bijvoorbeeld Natuurmonumenten. Zij krijgen de status van bijzondere opsporingsambtenaar via een aanwijzing van Justitie. Er is niets aan de hand, want er zijn geen mensen uit hun functie gezet.

Hoeveel EU-subsidie is besteed aan de vleesproductie? Deze vraag heb ik eerder schriftelijk beantwoord. Op Europees niveau is na de BSE-crisis een promotieprogramma voor rundvlees opgezet. Nederland heeft daaraan deelgenomen. Dit programma is inmiddels afgelopen. Nederland heeft een aanvraag gedaan voor een promotieprogramma voor kwaliteitsregelingen voor vlees. Deze aanvraag zal door Brussel conform de geldende regels worden beoordeeld.

Fibroned BV heeft de provincie en de gemeente gevraagd om een aanpassing van het bestemmingsplan. Het is nog niet duidelijk hoe lang deze procedure zal duren. De vergunningverlening is een bevoegdheid van de provincie. Ik kan dan ook niet zeggen dat Fibroned BV de gevraagde vergunning zal krijgen. Ik zal hierop echter wel aandringen bij de provincie.

De heer Oplaat (VVD):

Het gaat mij niet om de vergunningverlening door de provincie. Het probleem is dat het ministerie van VROM zijn regels moet aanpassen voordat die vergunning überhaupt verleend kan worden. Ik heb u daarom gevraagd om uw staatssecretaris op het hart te drukken dat het van het grootste belang is dat het voor 1 januari 2006 wordt geregeld. Gebeurt dat niet, dan loopt Fibroned BV 5,7 mln. ondersteuning voor een innovatief project mis en dat zou jammer zijn.

Minister Veerman:

Ik zeg de heer Oplaat toe dat ik mij daarvoor zal inspannen. Ik wijs hem er wel op dat de afloop mij niet verplicht.

De heer Slob (ChristenUnie):

In tweede termijn heb ik u de toezegging gevraagd dat de Kamer wordt geïnformeerd over het gesprek op 11 november over het garantiefonds voor de visserij. Verder heb ik u gevraagd om de Kamer tijdig voor de volgende begrotingsbehandeling te informeren over het onderzoek naar de probleemgebiedenvergoeding. Ik ga er verder van uit dat u de goede weg zult inslaan die wij u deze begrotingsbehandeling hebben gewezen.

Minister Veerman:

Het gesprek zal voor 10 november plaatsvinden. Ik zal de Kamer daarover informeren. Verder zeg ik u toe dat ik de Kamer zal informeren over de probleemgebiedenvergoeding, voordat daarover in de volgende vergadering een besluit wordt genomen.

Voorzitter. Ik zie de heer Van der Vlies vol verwachting naar mij kijken. Hij wil blijkbaar heel graag weten of die € 50.000 beschikbaar komt. Ik kan hem zeggen dat hij dit geld van mij krijgt. Ruimhartigheid kent grenzen, maar vanmiddag even niet!

Het amendement op stuk nr. 33 van mevrouw Van Velzen regelt een verhoging van de middelen voor de AID met 0,5 mln. De AID is, gelet op de overige prioriteiten, voldoende bemenst om zijn Cites-taken te kunnen uitvoeren. Wij hebben daar al eerder met elkaar over gesproken en het zal haar dan ook niet verbazen dat ik de aanneming van dit amendement ontraad. Dan kom ik te spreken over het amendement op stuk nr. 32 met betrekking tot natuur van de leden Koopmans en Snijder-Hazelhoff. Ik ben bereid om tot 30 mln. te gaan voor goede pakketten die binnen de ehs liggen. En ik ben bereid om de gewekte verwachtingen te honoreren. Die dekking is evenwel niet realiseerbaar of verantwoord binnen artikel 23.14, maar moet gezocht worden binnen artikel 23.12. Dat beschouw ik echter als een technische kwestie. Ik denk dat de leden daarmee meer dan geholpen zijn.

De heer Koopmans (CDA):

Dank dat u die twee stappen met ons wil zetten richting 30 mln. U had het over goede pakketten. Ik ga ervan uit dat de lichte vogelpakketten in uw kwaliteitsbenadering vervallen.

Minister Veerman:

Ja.

De heer Koopmans (CDA):

U zegt: binnen de ehs. Wat is het nut van die inperking, want daar twijfel ik wat aan?

Minister Veerman:

Op die wijze kunnen wij versneld komen tot de invulling van de taakstelling betreffende de hoeveelheid agrarisch natuurbeheer en de realisatie van de ehs. Voor de dingen die zijn beloofd, geldt die verbinding niet. Wat beloofd is, is beloofd.

De heer Koopmans (CDA):

U weet dat u ijverige ambtenaren hebt die veel reclame hebben gemaakt voor deze regeling. Ik denk dat die categorie er ook echt bij hoort.

Minister Veerman:

Ja, dat heb ik beloofd. Mijn ambtenaren hebben voor mij het geld vast uitgegeven en dat vind ik ook zeer terecht. Met deze toezegging komen wij die beloften netjes na.

Mevrouw Vos (GroenLinks):

De minister had het vanmorgen nog over 10 mln., maar nu mag het wat hem betreft ineens 30 mln. worden. Misschien kan hij daar nog eens een toelichting op geven. Vanochtend zei hij dat 10 mln. voldoende is om aan die afspraken tegemoet te komen. De minister wil het geld nu uit de inrichting en verwerving van de natte ecologische hoofdstructuur halen. Het is nogal een keuze om als minister in de inrichting en verwerving van de ecologische hoofdstructuur te snijden om weer meer geld vrij te maken voor agrarisch natuurbeheer. Hoe kan het dat de minister zo snel deze bocht maakt? De minister heeft de evaluatie van het agrarisch natuurbeheer waarmee hij zelf bezig is, nog niet eens volledig laten uitwerken. De minister heeft nog niet eens gekeken of de kwaliteit wel voldoet aan wat hij wil. Ik moet eerlijk zeggen dat ik het onbegrijpelijk vind.

Minister Veerman:

De reden is tweeledig. In de eerste plaats hebben wij het hier over goede pakketten. Dat heb ik vanmorgen in antwoord op uw vragen ook al gezegd. Het gaat dus om een kwaliteitsverbetering. De verwachting is dat er grotere belangstelling is dan nu blijkt. Bovendien hebben grote samenhangende gebieden elkaar vrijwillig gevonden. Die zouden wij nu teleur moeten stellen. Dat wil ik niet. Als men zijn best heeft gedaan om tot een aaneengesloten gebied te komen, wat een belangrijke voorwaarde is voor een effectief agrarisch natuurbeheer, dan zou het sneu zijn om te zeggen dat wij geen geld genoeg hebben. Overigens is het niet zo dat het ten koste gaat van aankoop. De aankoopplicht hoeft niet te worden opgezegd. Het gaat ten koste van het grote begrotingsonderdeel inrichting van de ehs. Ik meen dat dit in latere jaren, in de periode tot 2018, kan worden ingelopen doordat dit deel van het agrarisch natuurbeheer in versnelde mate ten opzichte van de rest zorgt voor een invulling van de ecologische hoofdstructuur. Ik heb niet de overtuiging dat wij daarmee het einddoel, namelijk inrichting en gereed zijn van de ehs in 2018, geweld aandoen.

Mevrouw Snijder-Hazelhoff (VVD):

Ik heb nog een vraag over het amendement. Ik heb zelf een amendement ingetrokken en samen met de heer Koopmans een nieuw amendement ingediend. Het is voor mij een wezenlijk punt dat dit voor een groot deel ook buiten de ehs zit. Er is gevraagd om weidevogelpakketten en er is gevraagd om bescherming van grutto's. Dat valt buiten de ehs. Die aanvragen moeten echt zijn gedekt doordat de minister dit amendement van de VVD-fractie nu overneemt.

Minister Veerman:

Ja, mits daar met de streek en de betrokkenen afspraken over zijn gemaakt en er verwachtingen zijn gewekt.

Mevrouw Kruijsen (PvdA):

Het duizelt mij een beetje. Het lijkt bijna koehandel: wie biedt meer? Dat lijkt mij niet de bedoeling. Het gaat om de kwaliteit van de realisatie van de ecologische hoofdstructuur. Mij dunkt dat inrichting daarbij hoort. Twee weken geleden zei de minister tijdens het begrotingsonderzoek dat hij echt geen mogelijkheid zag om hier extra geld voor vrij te maken. Ik ben op zichzelf natuurlijk blij dat de minister op zoek gaat naar potjes, maar ik kan mij niet voorstellen dat hij de kwaliteit en dus ook de inrichting van de ehs ter discussie wil stellen.

Minister Veerman:

Dat doe ik ook niet. Ik heb mevrouw Vos geantwoord dat dit een verschuiving in de tijd betreft van de invulling van het oude deel van het agrarische natuurbeheer dat wij willen realiseren. Daar bestaat grote belangstelling voor. Kasmatig gezien, is het een probleem om dat nu te realiseren. Wij verschuiven de inrichting in tijd, maar niet met de bedoeling om het af te blazen, omdat er geen geld meer voor zou zijn. Dat wijst het plan ook niet uit. Het gaat om een verschuiving en het naar voren halen ten gunste van het agrarische natuurbeheer.

Mevrouw Kruijsen (PvdA):

Hiermee maakt u geen betrouwbare indruk. Dit geld willen wij structureel inzetten. Ook het agrarische natuurbeheer moet juist voor de lange termijn gelden, want het gebrek aan continuïteit leverde juist een van de knelpunten op. Gaat u nu al tegen de mensen die zich voor zes jaar willen inzetten, zeggen dat over zes jaar het geld helaas op zal zijn?

Minister Veerman:

Wij zullen goed monitoren en onderzoeken of de mensen die zich nu voor deze periode van zes jaar verbinden, het goed doen. Als blijkt dat dit het geval is, stellen wij vast of zij hun werk willen continueren en of wij er het geld voor hebben.

Mevrouw Van Velzen (SP):

Ik word ook niet helemaal blij van de dekking die de minister voorstelt, maar ik zal het pleidooi van mevrouw Vos en mevrouw Kruijsen niet herhalen. Wel wil ik de minister voorleggen dat ik heb gewezen op de mogelijkheid tot het vormen van een fonds. Daarmee kunnen wij aan de bezwaren van de linkerkant van de Kamer tegemoet komen. Ik wil u vragen om een paar dagen na te denken over het besluit dat u voorlegt en om na te gaan wat de knelpunten zijn. Dan kunt u gewoon een fonds in het leven roepen dat wij voor eens en voor altijd kunnen vullen. De opbrengsten daarvan kunnen wij gebruiken voor agrarisch natuurbeheer.

Minister Veerman:

Daar ben ik niet toe bereid. Ik wil best nog eens nagaan of fondsvorming helpt, maar ik heb al een uiterste poging gedaan om aan de wens van de Kamer tegemoet te komen dat ik verdere stappen zet dan ik aanvankelijk gewend was, te doen. In het goede verkeer tussen Kamer en regering lijkt mij dit een zeer gezonde situatie.

Mevrouw Van Velzen (SP):

Ik heb hier wel begrip voor, maar twee jaar geleden hebt u mij een notitie toegezegd en nu zegt u dat u niet bereid bent om over te gaan tot fondsvorming. Ik wil wel argumenten horen waarom u dat niet wilt doen.

Minister Veerman:

U vraagt of dit nu niet al het begin van een fonds kan zijn. Mijn antwoord daarop is neen. Ik heb u gezegd dat ik bereid ben om nog eens na te denken over fondsvorming als zodanig. U moet de dingen niet door elkaar gooien.

De voorzitter:

De heer Van den Brink mag nog een korte vraag stellen en dan mevrouw Vos. Ik had gedacht dat wij om 16.00 uur klaar zouden zijn. Het is toch niet nodig dat alle leden over één punt vragen stellen?

De heer Van den Brink (LPF):

Voorzitter. Ik heb een vraag over een ander punt. Ik heb gevraagd of er op korte termijn, bijvoorbeeld binnen een maand, iets is gerealiseerd in verband met "spoor 2" en het mestbeleid.

Minister Veerman:

Ik doe mijn best, maar een maand is wel erg kort. De spoor-2-lieden hebben er langer over gedaan. Over de natuurbegraafplaatsen zeg ik toe dat ik binnen een halfjaar een en ander zal onderzoeken.

De heer Van den Brink (LPF):

Hoe lang duurt het nog? Een maand, vijf weken of zes weken?

Minister Veerman:

Voor het einde van het jaar.

De heer Van den Brink (LPF):

Goed.

Minister Veerman:

Nu ga ik het hebben over de moties, in de eerste plaats over die op stuk nr. 34 van het lid Waalkens inzake historische referenties. Daarover hebben wij al heel vaak van gedachten gewisseld met elkaar. Wij hebben het deze hele morgen ook gehad over het steunen van biologische producenten, zij het niet via de hectaretoeslag, maar via een bedrijfstoeslag. Ik heb gekozen voor het laatste, namelijk vergoeding van de certificeringskosten. Het lijkt mij goed om daar een bijdrage aan te leveren. Het lijkt mij dat die aan dezelfde groep ten goede komt en dat wij dus op deze wijze ook een bijdrage leveren aan de versterking van de positie van producenten van biologische producten. Ik denk dat het veel verstandiger is om te zijner tijd, wanneer wij komen tot hectaretoeslagen, dat probleem daarin mee te nemen. Derhalve ontraad ik de motie.

De motie op stuk nr. 35 van de heer Waalkens met betrekking tot de hectaretoeslagen voor de biologische producenten kan ik niet goedvinden in verband met Brusselse onmogelijkheid. Ik ontraad deze motie derhalve.

Ik kom bij de motie op stuk nr. 36 met betrekking tot de besteding van middelen uit het Waddenfonds en de daarbij genoemde percentages. Ik heb vanmorgen al bij interventie gezegd dat ik met deze motie eerst naar het kabinet terug moet. Ik verzoek de heer Atsma de motie aan te houden, nu ik het kabinet op de hoogte zal stellen van de inhoud ervan.

De heer Atsma (CDA):

De CDA-fractie denkt dat het juist verstandig is om de Kamer er wel een uitspraak over te laten doen. Dat kan overigens de minister bij het overleg in het kabinet een handje helpen. Wij voelen er weinig voor om de motie nu aan te houden, omdat op dit moment met de betrokken provincies en de verantwoordelijke ministeries volop wordt gediscussieerd over de invulling van het Waddenfonds en de wijze waarop het geld eruit gehaald kan worden voor goede projecten. Wij willen daar graag een handje bij helpen. Wij hebben ook suggesties aangedragen in het verleden.

Minister Veerman:

Ik heb gezegd wat ik op dit punt heb gezegd. Ik denk dat de heer Atsma dan zijn eigen weg moet gaan.

Voorzitter. Ik heb mij vergist bij de behandeling van de moties op de stukken nrs. 34 en 35; het zal de heer Waalkens ongetwijfeld zijn opgevallen. In de veelheid van moties heb ik bij de beantwoording de moties op de stukken nrs. 34 en 35 verwisseld, zonder dat dit overigens leidt tot verandering van opvatting.

In de motie van de heer Atsma en mevrouw Snijder op stuk nr. 37, over de kokkelvisserij, wordt de regering verzocht het voorgestelde uitkoopbedrag over te nemen. Het zal duidelijk zijn dat ik aanneming van deze motie moet ontraden. De redengeving heb ik eerder gegeven.

De heer Atsma (CDA):

Het antwoord is kort en helder. Ik geloof dat het zeven minuten over half vier was, toen de minister zei dat ruimhartigheid grenzen kent maar vanmiddag even niet. Toen kreeg ik hoop, want ik dacht: de middag is nog niet voorbij! Maar de minister heeft kennelijk een andere mening. Mag ik hem vragen wat nu het argument is om zo gemakkelijk voorbij te gaan aan het advies van de commissie, wetende dat KPMG veel hoger zat met het bedrag en dat de commissie zelfs nog enkele tientallen miljoenen onder het bedrag van KPMG is gegaan?

Minister Veerman:

Ik heb dit vanmorgen gedurende twintig minuten duidelijk gemaakt en ook heb ik er een brief over geschreven op 14 oktober. Ik denk dat wij er nog een debat over zullen hebben, wanneer wij over de visserij spreken. Ik heb weinig behoefte om het te herhalen. Ik denk dat het duidelijk is dat de afslag die de commissie heeft gepleegd, door er 20 mln. simpelweg af te trekken, juridisch onvoldoende is onderbouwd. Ik heb vanmorgen betoogd dat wij daar betere gronden voor hebben. Deze gronden leiden tot een lager bedrag. Wij hebben ons nooit verbonden, zo heb ik eerder in de beantwoording gezegd, om zonder meer het advies van de commissie over te nemen. Er is ook met de kokkelsector een formulering overeengekomen, erop gericht de handen vrij te houden ten aanzien van een eventuele uitkomst die men niet kon dragen, om zich daarmee zijn rechten voor te behouden. Er is daarbij steeds gekozen voor de bewoording: op basis waarvan de regering zal komen tot. Welnu, het was voor de regering van meet af aan duidelijk dat zij een eigen opvatting omtrent het advies zou moeten en kunnen formuleren, wat bij deze ook gebeurd is. De redengevingen zijn verwoord in de brief van 14 oktober.

Aanvaarding van de motie op stuk nr. 38 van de heer Koopmans c.s. met betrekking tot het logboek en het Gewasbeschermingsplan moet ik ontraden. Ik heb al eerder gezegd dat het Gewasbeschermingsplan vormvrij is. Het is een onderdeel van het convenant. Het levert naar mijn gevoel nauwelijks administratieve lasten op en niemand wordt erop afgerekend dat de feitelijke situatie anders is dan het gevolg van de omstandigheden kan zijn geweest. Ik vind het dus niet juist om dat nu te volgen en ik ontraad derhalve aanneming van de motie.

Op stuk nr. 39 is door de heer Koopmans een motie ingediend over Food & Flowers. Ik laat het oordeel over die motie aan de Kamer.

Op stuk nr. 40 hebben de leden Van Velzen en Atsma een motie ingediend gericht op nader onderzoek naar de gevolgen van de prijsoorlog. Er zijn inmiddels twee onderzoeken verricht, door EIM en CBS. De onderzoeken geven volgens de indieners van de motie geen afdoende inzicht, maar ik meen dat het grootste gedeelte van het gevraagde onderzoek al is uitgevoerd. Ik verwacht van aanvullend onderzoek geen nieuwe inzichten. Ik zal bezien of het LEI bij nadere beschouwing nog tot nieuwe inzichten komt. Ik zeg hierbij geen nieuw onderzoek toe, maar ik zal wel bezien in hoeverre nieuwe gegevens kunnen leiden tot bijstelling. Formeel moet ik aanneming van de motie ontraden, maar in feite hangt mijn oordeel in tussen ontraden en ondersteuning van het beleid.

De motie op stuk nr. 41 gaat over de maatschappelijke kosten en kostprijzen van biologische en gangbare varkens. Over dit onderwerp hebben wij eerder van gedachten gewisseld. Ik bestendig mijn gedragslijn en ontraad aanneming van de motie.

Op stuk nr. 42 heeft mevrouw Van Velzen een motie ingediend over dierenleed, in het bijzonder het leed van ganzen. Op een geëigende plaats en op een geëigend moment zal ik dit onderwerp aan de orde stellen. Daarmee zie ik de motie als ondersteuning van het beleid.

In de motie op stuk nr. 43 gaat het over het houden van dieren. De regering wordt verzocht in Europa aan te dringen op welzijnsregels voor het commercieel houden en fokken van konijnen. Ik heb daarnet gesproken over het opnemen van regels door het productschap. Mijn opvatting over eisen die boven de EU-eisen uitgaan is bekend. De welzijnsregelgeving die door het productschap wordt opgesteld, nemen wij graag over, maar niets daarboven. Het verzoek van deze motie lijkt op dit moment dus niet erg zinvol. Regels stellen in Nederland zal wel gebeuren. Ik aarzel met het kwalificeren van de motie als ondersteuning van het beleid. Ik wil aanneming van de motie ook weer niet ontraden. Als mevrouw Van Velzen wil dat ik in Brussel blijf pleiten, dan zal ik dat in dezelfde mate doen als dat ik het doe bij de ganzenlever.

De motie op stuk nr. 44 betreft de Koopmansgelden. Aanneming van deze motie moet ik om twee redenen ontraden. In goed overleg met VROM en de twaalf provincies zijn de meest effectieve gebieden voor milieu en melkveehouderij opgezocht. De motie doorkruist een goed bestuurlijk akkoord. Verder betreft het middelen van de VROM-begroting.

Op stuk nr. 45 hebben de leden Oplaat en Van den Brink een motie ingediend over de grondwater- en de nitraatrichtlijn. Ik ontraad aanneming van deze motie. Het zou een verkeerd signaal zijn. Wij hebben de derogatie nog niet eens binnen. Ik vind steun in het betoog van de heer Koopmans, die duidelijk zei dat wij nog niet eens weten wat die grondwaterrichtlijn precies zal inhouden. Een oordeel hierover overweeg ik pas op het moment dat de precieze inhoud bekend is.

De leden Vos en Kruijsen hebben op stuk nr. 46 een motie ingediend over de nationale landschappen. Ik ontraad aanneming van de motie om dezelfde reden als ik het amendement van mevrouw Snijder ontraad. Ik zou mij belachelijk maken als ik hierover een andere opvatting zou hebben. Bovendien zou ik mevrouw Snijder teleurstellen, en dat is wel het laatste dat ik wil.

Op stuk nr. 47 heeft mevrouw Vos een motie voorgesteld over het aanpassen van bestemmingsplannen en het alleen opnemen van bestaande natuur. Dit is een regulier onderwerp van het overleg met IPO en VNG. Ik zie de motie als ondersteuning van mijn beleid.

Ik kom toe aan de motie op stuk nr. 48 van de heer Van der Ham over EECONET-Action Fund (EAF). Per 1 januari 2005 financieren de lidstaten via de PIN-Matra-subsidie de nieuw toegetreden landen. Binnen de EU zijn wij in debat over de financiering van Natura 2000, welk debat nog niet is afgerond. Wij concentreren ons nu op de nieuwe accessielanden Kroatië, Roemenië en Bulgarije. Voorts kan ik mij niet uitlaten over die motie, aangezien deze valt onder de begrotingen van Ontwikkelingssamenwerking en van Buitenlandse Zaken.

Mevrouw Vos (GroenLinks):

Het amendement dat ik hierover heb ingediend, is door de minister afgeraden, aangezien hij niet meer wil doen dan andere landen. Ik heb hem net verzocht er nog eens naar te kijken. Hij heeft namelijk een eigen post internationaal natuurbeheer en het gaat om een relatief klein bedrag van € 500.000, terwijl hij vanmiddag al 30 mln. heeft weggegeven. Ik vraag hem nog eens te kijken of dat bedrag, waarvoor ongelooflijk goed werk is verricht, niet op zijn eigen begroting kan worden vrijgemaakt.

Minister Veerman:

Ik heb eerder in mijn antwoord al gezegd dat andere landen nu aan de beurt zijn. Ik wil die landen niet in de verleiding brengen hun prestaties te verlagen doordat wij ruimhartiger zijn. Andere landen moeten nu eens bijdragen; wij hebben dat voldoende gedaan.

Mevrouw Vos (GroenLinks):

Het gaat om € 500.000, waarvoor ongelooflijk veel hectares natuur worden gerealiseerd. Eerlijk gezegd vind ik het gewoon gênant dat hier vanmiddag 30 mln. wordt weggegeven, waarvan wij niet eens precies weten wat het betekent, terwijl hier met weinig bureaucratie heel veel natuur is gerealiseerd. Ik begrijp niet dat u daar niet mee wilt doorgaan.

Minister Veerman:

Het precieze inzicht in wat er met het geld gebeurt, ontbreekt mij, maar u bent daar heel stellig over. Ik vind dat andere landen nu maar eens wat moeten doen. Als ik ergens nog € 500.000 kan vinden en ik ben er zelf van overtuigd dat dat geld goed besteed is – mijn informatie is dat dat erg tegenvalt – zal ik dat nog eens bezien. Op dit moment zeg ik u dat niet toe.

De heer Van der Ham (D66):

Toen ik de motie indiende, heb ik gezegd haar niet voor volgende week in stemming te zullen brengen, maar pas als de begroting van Buitenlandse Zaken in stemming wordt gebracht. Wilt u deze motie meenemen naar het kabinet en wilt u daar samen met uw collega's voor Ontwikkelingssamenwerking en van Buitenlandse Zaken naar kijken? Wilt u inzicht verschaffen in wat u weet over de effectiviteit van dat geld, zodat wij bij de stemming over de motie kunnen kijken wat de Kamer daarmee doet?

Minister Veerman:

Ik zal de motie meenemen en ter kennis brengen van de collega's van Buitenlandse Zaken en voor Ontwikkelingssamenwerking. U krijgt daarvan te horen. Of dat vreugdevol is, zal nader worden bezien.

De heer Van der Ham (D66):

Daar vertrouw ik op!

Mevrouw Vos (GroenLinks):

De minister heeft gezegd nog eens naar ons amendement te willen kijken. Kan hij ons daarover schriftelijk informeren en zo ja, wanneer?

Minister Veerman:

Ik ben al zo ruimhartig dat ik bereid ben ernaar te kijken en nu moet ik ook nog zeggen wanneer ik dat gedaan moet hebben. Laten wij zeggen dat ik dat met een week zal doen. De kortheid van de termijn kan wel eens beslissend zijn voor de aard van het antwoord!

Op stuk nr. 49 hebben de heren Van der Ham en Koopmans een motie ingediend over de overschotten van voedingsmiddelen. In de motie wordt gesproken van een convenant, maar ik ben daar geen voorstander van. Dat betekent namelijk dat de overheid hierbij weer aan het touw moet trekken. Wel ben ik voorstander van het afschaffen van overbodige regelgeving, iets wat ook in het dictum wordt genoemd. Verder ben ik bereid, de kennisagenda mee op te stellen en bij te dragen aan inzicht en kennis die wij moeten hebben om tot verbetering van transport en toepassing van nieuwe landbouwconserveringstechnieken te komen. Maar de heer Van der Ham moet mij niet vragen om weer een convenant te maken. Als hij het daarmee eens is, beschouw ik de motie als ondersteuning van beleid. Ik ga geen nieuw convenant maken, zeg ik met grote stelligheid. De heer Van der Ham en mevrouw Van Velzen hebben de motie op stuk nr. 50 ingediend.

De heer Van der Vlies (SGP):

De minister heeft het recht om het dictum van die motie op zijn manier uit te leggen, maar ik weet niet hoe de indiener daarover denkt. Het is echter wel belangrijk om dat te weten, omdat ik binnenkort over die motie moet stemmen. Moet er naar het oordeel van de indiener wel een convenant komen, of kan het ook op een andere manier worden geregeld?

De heer Van der Ham (D66):

Ik heb met de heer Koopmans overlegd en de conclusie is dat wij onze motie aanhouden. Dat houdt in dat wij van mening zijn dat het een convenant moet worden.

Minister Veerman:

In dat geval ontraad ik aanname van de motie.

De motie-Van der Ham/Van Velzen heeft betrekking op de certificering inzake dierenwelzijn en het stippensysteem. Over dat onderwerp hebben wij vele malen gesproken. Wij hebben daarover een andere opvatting en dat is vooralsnog niet veranderd. Dat heeft tot gevolg dat ik aanname van die motie ontraad.

De heer Van der Ham (D66):

Het gaat erom dat juist de praktische problemen, waarover wij hebben gesproken, worden opgelost. Er mag voor het bedrijfsleven geen alibi zijn om helemaal niets te doen. Wij moeten het wat dat betreft zo lastig mogelijk maken. In de motie staat niet dat de minister het zelf moet invoeren, want ik weet dat daarvoor geen Kamermeerderheid is. Het gaat erom dat de minister de voorbereidingen treft om ervoor te zorgen dat het marktpartijen heel lastig wordt gemaakt om te weigeren een handtekening te plaatsen. Dat is de inspanning die ik van de minister vraag.

Minister Veerman:

Ja, maar wij spannen ons al behoorlijk in. In eerste termijn heb ik al gezegd wat wij doen om te proberen dat marktpartijen tot een dergelijke herkenbaarheid of certificeringsvorm komen. Nu wordt mij nog een grotere inspanning gevraagd. Wij hebben de afgelopen tijd voortdurend geprobeerd om dat voor elkaar te krijgen, maar de retail wil daar niet aan. Als ik die mensen bij officiële of onofficiële gelegenheden spreek, ben ik echter wel bereid om dit nogmaals aan de orde te stellen. Dat neemt niet weg dat ik aanname van de motie ontraad.

De motie-Van den Brink/Koopmans op stuk nr. 51 over de gewasbeschermingsmiddelen kan worden gekwalificeerd als ondersteuning van het beleid. Wij willen allemaal zo snel mogelijk komen tot Europese normen.

Ik ontraad aanname van de motie op stuk nr. 52 over de stimulans van het biotechnologisch onderzoek. Die is namelijk veel te specifiek en daarbij komt dat wij al veel doen op dat terrein.

De motie-Van den Brink op stuk nr. 53 heeft betrekking op de nuloptiegebieden. Ik deel die zorg en zal die met klem aan de provincies overbrengen, evenals aan de KNJV en de faunabeheereenheden. De heer Van den Brink hoeft niet te vrezen dat ik zelf zwijnen ga schieten. Ik beschouw zijn motie dus als ondersteuning van het beleid en zal ervoor zorgen dat één van de directeuren-generaal een jachtakte behaalt.

Wij hebben met elkaar van gedachten gewisseld over de aard van de begroting. Ik ben de Kamer op tal van punten tegemoetgekomen. Ik constateer het dat wij met elkaar in staat zijn om van mening te verschillen en stel met grote vreugde vast dat wij elkaar op een volwassen en respectvolle manier benaderen met respect voor elkaars uitgangspunten. Vorig jaar heb ik mijn bijdrage in tweede termijn besloten met een citaat uit Jesaja.

De heer Koopmans (CDA):

Vanwege het feit dat de minister het amendement van mevrouw Snijder-Hazelhoff en mij over die 30 mln., zij het met een andere dekking, heeft overgenomen, trek ik het amendement op stuk nr. 32 in.

De voorzitter:

Voor de goede orde: u zei "overgenomen", maar in de formele terminologie is sprake van overnemen als een amendement voor 100%, dus inclusief de dekking, wordt overgenomen. Het is uiteraard aan u om uw conclusie te trekken. Zowel datgene wat u wilt als datgene wat de minister heeft gezegd, is duidelijk.

De heer Koopmans (CDA):

Precies. Wij zijn het eens met de uitgavenkant. Wij accepteren dat de minister een andere dekking kiest.

De voorzitter:

Het amendement-Koopmans/Snijder-Hazelhoff (stuk nr. 32) is ingetrokken.

De heer Oplaat (VVD):

Er is nog één ding vergeten. Dat betreft de visie 2015 over het landbouwonderwijs en collegegelddifferentiatie. Ik verzoek de minister om ons daar schriftelijk over te informeren.

Minister Veerman:

Ik heb in eerste termijn en in de schriftelijke beantwoording aangegeven dat wij niet van mening verschillen over collegegelddifferentiatie; daar ben ik voorstander van. Ik stel mij voor om hier nader op in te gaan wanneer wij overleg hebben over een aantal andere zaken die betrekking hebben op het onderwijs en om bij de schriftelijke voorbereiding daarvan ook aandacht te geven aan uw vraag.

Vorig jaar heb ik mijn beschouwingen afgesloten met een citaat uit Jesaja. Ik kan niet van hem loskomen, omdat dat een van de mooiste profeten is die ik ken. Ik heb in Jesaja 58 deze bemoediging, maar ook aansporing aangetroffen. "Dan zult gij roepen, en de Heere zal antwoorden; gij zult schreeuwen, en Hij zal zeggen: Ziet, hier ben Ik. Zo gij uit het midden van u wegdoet het juk, het uitsteken des vingers, en het spreken der ongerechtigheid; en zo gij uw ziel opent voor den hongerige, en de bedrukte ziel verzadigt; dan zal uw licht in de duisternis opgaan, en uw donkerheid zal zijn als de middag. En de Heere zal u geduriglijk leiden."

De algemene beraadslaging wordt gesloten.

De voorzitter:

Ik stel voor, aanstaande dinsdag over de moties en op een later te bepalen moment over de begroting en de amendementen te stemmen.

Daartoe wordt besloten.

De voorzitter:

Ik heb behoefte aan één opmerking, zonder daarover te willen gaan praten met u. Ik zit een beetje met een vervelend gevoel over de toch wel erg persoonlijke discussie die op een bepaald moment in dit debat is ontstaan tussen twee leden. Dat is gebeurd en het staat in de Handelingen, maar ik hoop heel erg dat dit geen voorbeeld zal zijn voor komende debatten tussen welke leden dan ook. Daar moeten wij het maar bij houden.

De vergadering wordt enkele ogenblikken geschorst.

Naar boven