Aan de orde is het debat naar aanleiding van een algemeen overleg op 14 juni 2006 over de versnelde opening van vijf sectoren voor werknemers uit nieuwe EU-landen.

De heer De Wit (SP):

Voorzitter. De Kamer heeft gisteren gedebatteerd over het besluit van de staatssecretaris om met ingang van 1 juni voor vijf sectoren de arbeidsmarkttoets op te heffen. Mijn fractie heeft haar verbazing erover uitgesproken dat, na alle debatten die in de Kamer over het verder openstellen van de grenzen zijn gevoerd, nu al zo snel voor vijf sectoren die beslissing is genomen. De Kamer heeft in die debatten immers in meerderheid uitgesproken dat de opheffing van de arbeidsmarkttoets zorgvuldig, stapsgewijs en in overleg met de sociale partners diende te gebeuren. Dat was ook de invalshoek van mijn fractie om de staatssecretaris om een nadere uitleg te vragen. Hoe heeft hij dat zo snel kunnen doen en welke argumenten hanteert hij daarbij? Uit de reacties van de drie vakcentrales blijkt ook dat zij verrast zijn en dat een aantal zaken, zoals de arbeidsvoorwaarden, de huisvesting, het tegengaan van verdringing, de inschakeling van jongeren en werklozen op de arbeidsmarkt nog lang niet geregeld zijn. Dat was voor mijn fractie aanleiding om de staatssecretaris gisteren te vragen om het besluit terug te draaien. Alvorens een dergelijk besluit wordt genomen, moet eerst aan de voorwaarden worden voldaan.

Wij zijn het gisteren niet eens geworden. Daarom wil ik de Kamer de volgende motie voorstellen.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat de regering met ingang van 1 juni 2006 aan de agrarische sector, de binnenscheepvaart, slachterijen en visfileerbedrijven, wetenschappelijk onderzoek en de kleinmetaal ontheffing heeft verleend van de arbeidsmarkttoets voor werknemers uit de Midden- en Oost-Europese landen die in 2004 lid zijn geworden van de Europese Unie;

overwegende dat in sectoren waar sprake is van verdringing afspraken moeten worden gemaakt met werkgevers- en werknemersorganisaties over de voorwaarden waaronder de openstelling kan worden gerealiseerd;

constaterende dat voor deze sectoren nog geen afspraken zijn gemaakt over handhaving van arbeidsvoorwaarden, huisvesting, het tegengaan van verdringing, scholing en inschakeling van werklozen en jongeren;

verzoekt de regering, dit besluit in te trekken in afwachting van het tot stand komen van de bedoelde afspraken,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid De Wit. Naar mij blijkt, wordt zij voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 48(29407).

Mevrouw Van Gent (GroenLinks):

Voorzitter. Wij hebben deze week een pittig debat gevoerd met de staatssecretaris over de arbeidsmarkttoets en de sectoren die nu zijn vrijgesteld. De emoties liepen af en toe hoog op en ik vroeg mij soms ook af of het nog wel ging om het onderwerp dat op de agenda stond. Ik heb tijdens dat debat gezegd dat ik niet op zoek ben naar ruzie met de staatssecretaris over dit onderwerp. De fractie van GroenLinks wil juist dat het vrije verkeer van werknemers in Europa op een goede manier zal plaatsvinden. Zij heeft daarbij het standpunt: hoe eerder hoe liever. Maar dan moeten wij het wel heel goed met elkaar regelen.

Wij hebben er gisteren uitgebreid over gesproken. Wij zijn nu in feite een aanloopje aan het nemen om te kijken of wij dat vrije verkeer per 1 januari helemaal vrij kunnen maken. Ook in het kader van het maatschappelijke en politieke draagvlak voor dat vrije verkeer is het uitermate belangrijk dat het glashelder is, ook naar de samenleving toe, op basis van welke criteria de arbeidsmarkttoets kan vervallen. Daarbij zijn de arbeidsvoorwaarden, de huisvesting, de verdringing, de scholing en inschakeling van werkloze jongeren belangrijke punten. De staatssecretaris hanteert objectieve criteria op basis waarvan hij de arbeidsmarkttoets laat vervallen. Ik heb hem tijdens het debat gevraagd om die criteria openbaar te maken, zodat iedereen weet waar hij of zij aan toe is. Het moet glashelder worden. Op die manier wordt het maatschappelijke en politieke draagvlak voor deze maatregel groter en wordt vermeden dat allerlei wilde verhalen de ronde doen en mensen het zelf gaan invullen. Ik heb het idee dat dit niet goed is voor het hele debat. De staatssecretaris werd alleen maar bozer en had geen zin om op dit redelijke verzoek in te gaan. Daarom dien ik de volgende motie in.

De Kamer,Van Gent

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat de regering voornemens is een vijftal sectoren open te stellen voor werknemers uit Midden- en Oost-Europese landen;

overwegende dat onduidelijk is welke objectieve criteria worden gebruikt bij het besluit om sectoren al dan niet open te stellen;

verzoekt de regering, dit afwegingskader aan de Kamer voor te leggen,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Van Gent. Naar mij blijkt, wordt zij voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 49(29407).

De vergadering wordt enkele ogenblikken geschorst.

Staatssecretaris Van Hoof:

Voorzitter. Toen wij gisteren tijdens het algemeen overleg over dit onderwerp spraken, heb ik verwezen naar het VAO naar aanleiding van mijn brief, die weer een vervolg was op een aantal algemene overleggen. Over deze brief is in de Kamer geen algemeen overleg gevoerd, maar die is direct in een VAO aan de orde geweest. Ik heb in het overleg van gisteren verwezen naar het verslag van dat VAO in de Handelingen, met name naar de laatste vraag van dit debat, die werd gesteld door de heer De Wit, en mijn antwoord daarop. De heer De Wit vroeg wat ik ging doen. Ik heb dat toen aangegeven en gezegd dat dit precies in lijn was met wat ik in alle eerdere overleggen met de meerderheid van de Kamer had afgesproken; dat is na te lezen in de Handelingen. Dat is precies wat ik gedaan heb. Daarom heb ik de stellige overtuiging dat ik mij geheel heb gehouden aan de afspraken met de Kamer; ik neem die afspraken serieus en ik ga ervan uit dat de heer De Wit dat ook doet.

Het tweede punt is dat wij bij de toelichting op de motie de heer De Wit weer horen verwijzen naar correspondentie van de vakcentrales. Hij maakt overigens opnieuw de fout dat hij zegt dat ik zou overleggen met de vakcentrales. De afspraak was echter dat ik na overleg met sociale partners – dat zijn niet alleen de vakcentrales – mijn conclusies zou trekken, mede tegen de achtergrond van een aantal andere overwegingen. Dat is precies wat ik gedaan heb; ik heb dat ook gisteren uitgelegd. De heer De Wit herhaalt nu wat hij gisteren zei. Het is daarom de vraag of hij mijn weergave van de werkelijkheid echt serieus neemt.

Het is verschrikkelijk moeilijk te reageren op een motie waarin fouten staan in de overwegingen en waarin staat dat ik afspraken zou moeten maken over handhaving en arbeidsvoorwaarden. Dit laatste is ook niet conform datgene wat wij met elkaar besloten hebben, want de handhaving van arbeidsvoorwaarden en huisvesting is op dit moment geregeld vanwege het feit dat er nog steeds een tewerkstellingsvergunning wordt gegeven. Wij zijn bezig met het formuleren van flankerend beleid voor de periode na 1 januari. Daarin geven wij aan dit soort punten wél aandacht. De overwegingen én het dictum van de motie gaan met andere woorden geheel en al voorbij aan de afspraken die ik met een meerderheid van de Kamer heb gemaakt. De vraag is of de heer De Wit mijn antwoorden serieus neemt. Ik vind deze motie niet serieus en ontraad haar aanneming dus, driedubbel onderstreept.

De heer De Wit (SP):

Met zulke uitdrukkelijke kwalificaties van de staatssecretaris heb ik het recht om duidelijk te maken wat ik heb gezegd. In de Kamer is een en andermaal gezegd, bijvoorbeeld door de CDA-fractie: in overleg met sociale partners. Van de zijde van de PvdA-fractie is gezegd: wij denken zelfs aan convenanten. Dat is aan de orde geweest, dat zou allemaal moeten zijn geregeld vooraleer die belangrijke beslissingen zouden worden genomen. Dat is het uitgangspunt en de achtergrond van deze motie.

Staatssecretaris Van Hoof:

Dit is selectief citeren. Een aantal woordvoerders heeft gesproken van "in overleg met", nadat ik had aangegeven dat er zo niet zou worden besloten. Ik herinner me bijvoorbeeld dat de woordvoerder van het CDA zei dat ik de ruimte had om besluiten te nemen als sociale partners – en dat is dus meer dan de vakcentrales alleen – het niet eens zouden zijn. Ik verwijs u naar de teksten dienaangaande die u in de Handelingen kunt teruglezen, onder andere in de inbreng van mevrouw Bussemaker. Die wilde mij tot oktober de ruimte geven om de lijnen uit het debat uit te werken. Dat is precies wat ik heb gedaan. Evenals gisteren, wijs ik vandaag weer – zij het met minder emotie – met grote kracht het beeld af dat de heer De Wit van mij probeert te schetsen.

Aan het adres van mevrouw Van Gent kan ik heel kort zijn. Ik vraag haar om het verslag goed na te lezen van het algemeen overleg van gisteren, zoals dat ongetwijfeld in haar richting zal komen dankzij die voortreffelijke dienst van de Kamer die deze verslagen maakt. Zij zal dan merken dat ik op ten minste twee momenten die criteria heb geduid. Zij weet precies op grond waarvan ik de besluiten heb genomen, binnen de ruimte die de Kamer mij heeft gegeven.

Mevrouw Van Gent (GroenLinks):

Voorzitter. Wij moeten wel een beetje normaal met elkaar discussiëren. Dat willen wij toch allemaal. De staatssecretaris stipte gisteren wel wat aan, maar zoals hij zelf zei, was dit niet volledig. Zo had hij het over de ICT-sector, die aan een aantal criteria zou voldoen, maar hij heeft desondanks geen toestemming gegeven. Eigenlijk zoek ik contact met de staatssecretaris op dit punt. De GroenLinksfractie is in principe erg voor het vrije verkeer, maar dan moet dit wel goed worden geregeld. Nu de staatssecretaris tot 1 januari enige vrijheid heeft, moet hij goed kunnen duiden hoe hij beslissingen neemt. Dat is niet duidelijk, want een groot deel van de sociale partners waarnaar hij in dit geval niet heeft geluisterd, zoals FNV, CNV en MHP, geeft aan wat de problemen in een aantal sectoren zijn. De staatssecretaris moet dit ook serieus nemen. Ik vraag een handige checklist van hem, zodat het politieke en maatschappelijke draagvlak wordt vastgehouden en duidelijk wordt gecommuniceerd waar hij mee bezig is, vanaf nu tot januari. Dat doet hij niet.

Staatssecretaris Van Hoof:

Nogmaals, de punten aan de hand waarvan het besluit wordt genomen heb ik een en andermaal gecommuniceerd, ook in het algemeen overleg. Ik maak bezwaar tegen de opmerking dat ik niet zou luisteren naar sociale partners. Laat ik voor de Handelingen herhalen dat ik eerst heb gesproken met de vakcentrales, dat de vertegenwoordigers van FNV, CNV en MHP hebben aangegeven dat zij zich niet wensten te committeren aan mijn keuze voor de sectoren en dat ze mij wel hebben gevraagd om met een paar sectoren te spreken. Dat is meer dan ik met de Kamer had afgesproken; ik had namelijk gezegd dat ik niet met sectoren aan tafel zou gaan. welnu, met die sectoren heb ik gesproken over de gang van zaken. Als er onderwerpen aan de orde kwamen die de heer De Wit heeft genoemd op het terrein van handhaving, arbeidsvoorwaarden en huisvesting, heb ik nog eens uitgelegd dat er een verschil is tussen de periode voor 1 januari en de periode na 1 januari. Vervolgens heb ik op basis van meetpunten vastgesteld dat de gehanteerde arbeidsvoorwaarden in de ICT wat mij betreft niet meetbaar en niet inzichtelijk waren. Dat was voor mij aanleiding om de ICT niet mee te nemen. Daarnaast heb ik in relatie tot alle overige criteria, ook tegen de achtergrond van de druk die er is– denk aan de seizoensarbeid in de tuinbouw – gevonden dat er een aantal sectoren zijn waar dit speelt. Ik heb verwezen naar de binnenvaart. Daar was al geen arbeidsmarkttoets. Ik denk dat wij dit in alle redelijkheid hebben gedaan, met alle duidelijkheid die er is. De motie van mevrouw Van Gent is wat mij betreft dus absoluut overbodig. Sterker nog, ik moet de aanname ervan ontraden.

De beraadslaging wordt gesloten.

De voorzitter:

Ik stel voor, aanstaande dinsdag te stemmen over de ingediende moties.

Daartoe wordt besloten.

Naar boven