Aan de orde is de voortzetting van de behandeling van:

het wetsvoorstel Regels met betrekking tot het heffen van een structurele bijdrage van verhuurders van woningen ten behoeve van de uitgaven van het Rijk in het kader van de betaalbaarheid van het wonen (Wet betaalbaarheidsheffing huurwoningen) (30410).

(Zie vergadering van 30 mei 2006.)

De algemene beraadslaging wordt hervat.

De voorzitter:

Wij zijn toe aan de tweede termijn van de Kamer. Ik geef als eerste het woord aan de heer Depla. Uit het feit dat hij bij de interruptiemicrofoon gaat staan en niet meteen gevolg geeft aan mijn uitnodiging om het woord te gaan voeren, maak ik op dat hij iets over de orde wil zeggen.

De heer Depla (PvdA):

Voorzitter. Ik heb inderdaad een punt van orde. Ik geef toe dat ik een Kamerlid ben dat de kantjes ervan afloopt. Ik heb mijn computer niet onder mijn hoofdkussen liggen en er gaat niet elke keer een belletje als er een mailtje binnenkomt, zodat ik meteen wakker word en kan kijken of er soms een nota van wijziging of iets anders bij zit. Ik geef toe: dat is een fout mijnerzijds. Ik zal mijn leven dan ook gaan beteren. Ik kwam er vanochtend om zeven uur achter – ik geef toe: dat is ook een beetje laat – dat er gisteravond een nota van wijziging is gestuurd, waarbij de grondslag van de Heffingswet is aangepast. Als wij deze wet op een fatsoenlijke manier willen behandelen, moet de oppositie de kans krijgen om die nota van wijziging op een ordentelijke manier te bekijken. Ook moeten eventueel andere mensen een oordeel kunnen vellen, want het raakt wel een punt waar de Raad van State nogal kritisch over was. Ik wil daarom voorstellen om het debat 24 uur uit te stellen, zodat wij de kans krijgen om het op een ordentelijke manier voor te bereiden. Ik durf dit ook te vragen, omdat het kabinet dit wist. De bewindslieden zijn niet gistermiddag om vijf uur pas begonnen met nadenken over een nota van wijziging. Als zij echt hadden verwacht dat ik het vannacht zou bestuderen, hadden zij mij er op zijn minst op kunnen attenderen dat ik mijn slaapritme deze week zo in moest richten dat ik om elf uur achter de computer kon zitten en de nacht daar verder aan kon wijden. Mijn voorstel is dus om het debat 24 uur uit te stellen, zodat wij het wetsvoorstel op een nette manier kunnen behandelen.

De voorzitter:

U spreekt over een uitstel met 24 uur, maar ik neem aan dat u dat niet letterlijk bedoelt, want het is nu donderdag. Dat betekent dus dat het naar volgende week moet gaan. Of wilt u de Kamer morgen bij elkaar roepen?

De heer Depla (PvdA):

Als de Kamer morgen bij elkaar wil komen, ben ik uiteraard bereid om te komen, maar 24 uur betekent in dit geval inderdaad dat het naar volgende week gaat. Als de meerderheid het echter morgen wil doen, wil ik dat ook.

De voorzitter:

Dat vind ik uiteraard ook goed, maar ik vraag het voor de zekerheid, omdat u zo expliciet over 24 uur sprak. Laten wij er maar van uitgaan dat, indien aan uw verzoek wordt voldaan, het naar volgende week gaat en niet naar morgen. Dat lijkt mij een redelijke veronderstelling.

Mevrouw Van Gent (GroenLinks):

Voorzitter. Na een korte nacht heb ik geen kort lontje, maar ik wil toch het verzoek van de heer Depla ondersteunen en wel om de volgende redenen. De nota van wijziging, die wij hebben gekregen, is in mijn ogen vrij ingrijpend voor het totale wetsvoorstel. Ik ben er daarom voor dat er een nieuw advies komt van de Raad van State, waarin wordt aangegeven wat die wijziging betekent voor het totale wetsvoorstel. De Raad van State had namelijk al behoorlijk veel kritiek op het oorspronkelijke wetsvoorstel. Het ging daarbij om gelijkheid. Er wordt nu weer onderscheid gemaakt tussen groepen huurders. Ik wil daarom weten wat de Raad van State daarvan vindt. Ik wil ook graag de reactie van Aedes, de koepel van woningbouwcorporaties, hierop horen. Deze nota van wijziging haalt namelijk wel fundamenten weg onder het oorspronkelijke voorstel. Ik vind dat wij daar goed over geïnformeerd moeten worden. Ik wil daarom voor uitstel pleiten en voor een spoedadvies van de Raad van State en een reactie van Aedes. Op deze rommelige manier kunnen wij dit wetsvoorstel niet afhandelen.

Mevrouw Gerkens (SP):

Voorzitter. Ik heb ook pas vanochtend in mijn mailbox kunnen kijken en heb toen de nota van wijziging ontdekt. Dat betekent dat mijn fractie, zo klein als die is, nog niet de tijd heeft gehad om die goed te bestuderen. De vragen die mevrouw Van Gent stelde, lijken mij zeer relevant, maar ik kan dat niet goed beoordelen, omdat ik de nota nog niet goed heb kunnen bestuderen. Ik wil mij daarom aansluiten bij het verzoek om uitstel.

De heer Hofstra (VVD):

Mijnheer de voorzitter. Uitstel lijkt mij niet nodig. De woordvoerders hebben gezegd dat zij de nota van wijziging vanochtend vroeg hebben gezien. Zo ingewikkeld is het verhaal ook weer niet. U hebt vrij veel tijd uitgetrokken voor de behandeling van dit wetsvoorstel. Ik denk dat wij zelfs nog tijd over hebben. Als er een schorsing van 20 minuten moet worden ingelast om de nota even te lezen, heb ik daar geen bezwaar tegen. Ik heb er wel ernstig bezwaar tegen als wij dit wetsvoorstel vandaag niet in tweede termijn kunnen afhandelen.

De heer Van Bochove (CDA):

Voorzitter. Door omstandigheden was ik vanmorgen vroeg in de Kamer. Ik heb het stuk dus kunnen lezen. Gelet op de toelichtende brief en het debat in eerste termijn, is het volgens mij mogelijk om het debat nu te houden.

De voorzitter:

De heer Hofstra heeft een soort tussenvoorstel gedaan. Is het een goed idee om een leespauze van 25 minuten in te lassen?

De heer Depla (PvdA):

Nee, want het betreft een fundamentele wijziging. Ik kan mij voorstellen dat de heer Hofstra betrokken is geweest bij het opstellen van het wijzigingsvoorstel, waardoor dit hem minder verrast heeft dan ons. De nota van wijziging raakt de fundamenten van het wetsvoorstel, waar de Raad van State kritiek op had. Ik zou ook het liefst opnieuw advies van de Raad van State vragen, maar dat gaat veel te lang duren. Ik wil echter wel in staat zijn om deskundigen om een oordeel over deze nota van wijziging te vragen. Zij tast de grondslag van het wetsvoorstel aan. Het lijkt mij dus niet meer dan logisch dat ik enige tijd vraag om ons werk als medewetgever op een nette en verantwoorde manier te doen. Wij willen toch niet dat de heer Tjeenk Willink ons volgend jaar in zijn jaarverslag weer kapittelt omdat wij er juridisch een puinhoop van maken?

De voorzitter:

Ik heb zelf gezien dat de nota van wijziging gisteravond om 23.04 uur is binnengekomen. De voorzitter let op alle binnenkomende post, maar hij heeft het voordeel dat hij die niet allemaal van begin tot eind hoeft te lezen. Drie fracties hebben om uitstel verzocht. Ik vind dat niet onredelijk, gezien het tijdstip waarop de Kamer de nota van wijziging heeft ontvangen. De behandeling kan volgende week plaatsvinden.

Het verzoek van mevrouw Van Gent om de Raad van State er nog eens naar te laten kijken, wil ik in deze ingelaste regeling van werkzaamheden niet honoreren. Mocht volgende week na de tweede termijn blijken dat voor de stemming nader advies nodig is, dan kan daar op dat moment een beslissing over genomen worden. Dit verzoek is ook slechts door één fractie gedaan.

Dit is geen officiële regeling van werkzaamheden, maar een soort gedachtewisseling over ons werk. Bij uitzondering geef ik de minister gelegenheid om hierop te reageren.

Minister Dekker:

Voorzitter. De staatssecretaris en ik hebben er alles aan gedaan om de nota van wijziging voor de tweede termijn naar de Kamer te sturen. Wij hadden van uw staf het signaal gekregen dat het debat vandaag in ieder geval door moest gaan. Ik wijs erop dat de grondslag van het wetsvoorstel, waar de Raad van State op in is gegaan, niet wordt gewijzigd. Het gaat om een differentiatie in de heffingen.

De voorzitter:

Ik ben verantwoordelijk voor mijn staf, dus u hebt in feite met mij gecommuniceerd. Gisteren ging het niet over een nota van wijziging, maar over een gedachte van het kabinet om een verzoek tot uitstel te doen.

Ik denk dat mijn voorstel duidelijk is. Kan de Kamer daarmee akkoord gaan?

De heer Hofstra (VVD):

U zult begrijpen dat ik dat niet echt nuttig en nodig vind. Hebben wij de garantie dat het wetsvoorstel volgende week behandeld wordt? Dit uitstel mag niet tot verder uitstel leiden. Het is een spoedeisend wetsvoorstel.

De voorzitter:

Na 24 jaar in de politiek weet ik dat je voorzichtig moet zijn met het begrip "garantie" als je zelf de verantwoordelijkheid hebt. Ik zeg de Kamer toe dat wij ons zeer zullen inspannen om het volgende week op de agenda te krijgen. Aan de reactie van de bewindslieden zie ik dat zij hun agenda's daarop willen aanpassen.

Overeenkomstig het voorstel van de voorzitter wordt besloten.

De algemene beraadslaging wordt geschorst.

De voorzitter:

Ik dank eenieder voor de medewerking. Om 13.30 uur wordt de regeling van werkzaamheden gehouden. Wellicht wordt daarin een nieuw VAO over Europa aangevraagd.

De vergadering wordt van 11.10 uur tot 13.30 uur geschorst.

De voorzitter:

De ingekomen stukken staan op een lijst die op de tafel van de griffier ter inzage ligt. Op die lijst heb ik voorstellen gedaan over de wijze van behandeling. Als aan het einde van de vergadering daartegen geen bezwaren zijn ingekomen, neem ik aan dat de Kamer zich met de voorstellen heeft verenigd.

Naar boven