Handeling
Datum publicatie | Organisatie | Vergaderjaar | Vergadernummer | Datum vergadering |
---|---|---|---|---|
Tweede Kamer der Staten-Generaal | 2004-2005 | nr. 7, pagina 299-329 |
Zoals vergunningen, bouwplannen en lokale regelgeving.
Adressen en contactpersonen van overheidsorganisaties.
U bent hier:
Datum publicatie | Organisatie | Vergaderjaar | Vergadernummer | Datum vergadering |
---|---|---|---|---|
Tweede Kamer der Staten-Generaal | 2004-2005 | nr. 7, pagina 299-329 |
Aan de orde zijn:
de algemene financiële beschouwingen naar aanleiding van de Miljoenennota 2005 (29800, nr. 1), en de behandeling van:
het wetsvoorstel Vaststelling van de begrotingsstaat van het Ministerie van Financiën (IXB) voor het jaar 2005 (29800 IXB);
het wetsvoorstel Vaststelling van de begrotingsstaat van de Nationale Schuld (IXA) voor het jaar 2005 (29800 IXA);
het wetsvoorstel Vaststelling van de begrotingsstaat van het BTW-compensatiefonds voor het jaar 2005 (29800 G).
De algemene beraadslaging wordt geopend.
De heer Crone (PvdA):
Voorzitter. Het is plezierig dat niet alleen de staatssecretaris, maar ook de minister weer in ons midden is. Wij hebben veel debatten met hem en tussendoor vliegt hij nog over de hele wereld. Ik heb een politieke boodschap voor hem. Als hij andere keuzes maakt, heeft hij geld over. Onze tegenbegroting heeft een lager tekort dan de begroting van het kabinet. Het is een kwestie van kiezen.
Het kabinet schetst de situatie als onvermijdelijk: het gaat slechter en dan moet je bezuinigen en vooral veel lasten verzwaren. Daarna komt vanzelf het economisch herstel, omdat structurele maatregelen zijn genomen. Het CPB wijst er terecht op dat het procyclisch karakter van de bezuinigingen en lastenverzwaringen onze economie mede in de achterste rijen van Europa heeft gebracht. Dat kan toch niet de bedoeling zijn? Het CPB heeft gewezen op het ontbreken van vertrouwen bij consumenten en investeerders, waardoor de bestedingen achterblijven en de besparingen zelfs nu toenemen.
Daar zijn drie redenen voor aan te geven. Om te beginnen is het vertrouwen zo slecht, omdat het kabinet veel maatregelen neemt die de mensen in de toekomst met veel hogere lasten zullen opzadelen. Het afschaffen van prepensioen en privatisering van grote delen van de zorg, hogere onderwijskosten, vermindering van de WW en de WAO, vermindering van de sturing in de huur- en koopmarkt, het zijn allemaal dingen waardoor het voor de consument ook rationeel is om nu te sparen voor onzekere tijden.
Daarbovenop heeft het kabinet ook nog met vrijwel alle maatschappelijke groepen slaande ruzie gekregen. De minister was even in het buitenland, maar hij heeft het begrepen. Ook dat wekt geen vertrouwen. Als je ruzie hebt met de vakbonden, de werkgevers, de gemeenten, groepen in het onderwijs, groepen in het cultuurveld, het MKB_
Staatssecretaris Wijn:
De energiebelasting!
De heer Crone (PvdA):
Onder andere over de energiebelasting, en vooral de verdeling.
De voorzitter:
Misschien is het voor het verloop van het debat beter als de staatssecretaris aan de andere kant van de minister gaat zitten.
De heer Crone (PvdA):
Ik kon hem nu juist goed verstaan!
De voorzitter:
Hij is té goed te verstaan.
Staatssecretaris Wijn:
Ik dacht: dat kleine beetje steun van de heer Crone incasseren wij meteen.
De heer Crone (PvdA):
Het belangrijkste is dat de ministers de burgers als kleine kinderen behandelen. Ze begrijpen het niet, we leggen het nog een keer uit. Bovenal wordt de mensen zelfs een gebrek aan werklust verweten, middelmatigheid, kwaliteitsgebrek. Minister Brinkhorst loopt daarin voorop, maar ook de minister-president sprak in het blad van het VNO over mensen die maar gaan vissen als zij met VUT of prepensioen gaan.
Dan kom je op een punt waarop Roel Pieper en Marcel van Dam hebben geduid. Hoe kun je mensen inspireren en motiveren als je ze eerst demotiveert? Er zijn twee beleidsmatige antwoorden op mogelijk. Het ene is: minder bezuinigen en een hoger financieringstekort. Veel van de Europese regeringen en ook zusterpartijen van ons gaan daarvan uit. Daar is ook ruimte voor. Zelfs in Nederland is er ruimte onder de 3% van het Stabiliteitspact. Naar mijn idee zal dit echter niet tot een groei-impuls leiden als tegelijkertijd het vertrouwen niet wordt hersteld. Dan zullen de mensen de lastenverlichtingen omzetten in extra besparingen, omdat zij geen vertrouwen in de toekomst hebben. Dat zie je in landen als Duitsland gebeuren. Een hoger financieringstekort heeft daar niet geleid tot hogere groei.
De andere aanpak is dan ook noodzakelijk. Het beleid moet inhoudelijk meer perspectief bieden en aangrijpen bij structurele punten. Vandaar onze alternatieven voor verlaging van de loonkosten, voor prepensioen, voor de woningmarkt en voor de kenniseconomie. Het beste zou natuurlijk zijn het combineren van beide aanpakken: een structureel goed beleid en op korte termijn een stimulerend beleid. Dan kun je wat losser omgaan met het financieringstekort. In onze beterbegroting laten wij zien dat zo'n beleid heel goed mogelijk is. Er komt een kleiner financieringstekort, dus burgers hoeven er niet bang voor te zijn dat sprake is van potverteren en dat later de belasting wel weer omhoog zal gaan. Dat hoeft bij ons dus niet. Wij geven per saldo lastenverlichting voor het bedrijfsleven ad 700 mln, waardoor de investeringen en de werkgelegenheid omhoog zullen gaan. Wij kiezen voor een structurele versterking van de incentives op de arbeidsmarkt. Het CPB heeft dat nog eens apart doorgerekend en laat zien dat het verkleinen van de wig, het aanpakken van de armoedeval, het versterken van de kinderopvang als basisvoorziening, de economie juist op een hoger plan brengen. Een impuls in de bouw, de zorg en het onderwijs versterkt evenzeer de economie, met name de kenniseconomie, en het arbeidsaanbod neemt toe door vrijwel al onze maatregelen. Gecombineerd met het oppositievoorstel over prepensioen, zal dit ook voor ouderen onder de 65 jaar gelden. Er is ook nog een enorm potentieel onder vrouwen, dat veel groter is dan er bereikt kan worden door de oudste werknemers te laten werken. Met de arbeidsdeelname van mensen boven de 62 jaar zitten wij al in de top van Europa. Juist door betere kinderopvang en door te zorgen dat vrouwen grotere deeltijdbanen kunnen krijgen en langer kunnen werken, zal er een veel groter effect op het arbeidsaanbod zijn dan door de voorstellen van het kabinet. Ik hoorde van de week op de radio in een journalistenpanel zeggen, dat het pas echt dualistisch zou zijn, als de coalitiepartijen en het kabinet nu erkennen dat er tenminste een aantal onderdelen van de tegenbegroting beter zijn voor de economie; geef dan in een open debat aan dat je die onderdelen best wil overnemen. De boel moet dus niet van tevoren dichtgespijkerd worden, zoals de vorige week gebeurde met de motie-Hofstra. Ik geef toe dat het mij pijn zou doen, als er onderdelen uit mijn tegenbegroting worden gehaald die goed zijn voor de economie.
De voorzitter:
Ter vermijding van verwarring: u had het over de motie-Hofstra van vorige week...
De heer Crone (PvdA):
Ja, die motie over het grijs kenteken, waarin dus 80%... Dat waren allemaal punten van de heer Hofstra... maar hij werd ingediend door de heer Verhagen. Dat was een freudiaanse verspreking.
De voorzitter:
Het was uw bedoeling dat ik deze opheldering zou vragen, maar ik stel vast dat wij het officieel hebben over de motie van de heer Verhagen, medeondertekend door twee anderen.
De heer Crone (PvdA):
Wij hebben het over de motie-Verhagen, die vooral gericht was op het grijs kenteken, maar niet op structurele verbeteringen, eerder op verslechteringen van de incentives in de economie.
De heer De Nerée tot Babberich (CDA):
Wellicht dat de heer Crone zich nog een keer schuldig maakte aan een freudiaanse verspreking. Ik hoorde hem namelijk in het kader van de lastenverlichting voor het bedrijfsleven het verzoek doen aan de regeringsfracties om zijn voorstel ter zake over te nemen. Ik moet evenwel constateren dat zijn voorstel neerkomt op het om zeep helpen van de glastuinbouw in Nederland, op het fors verhogen van de energiebelasting, op het helemaal afschaffen van het grijs kenteken, met daarbovenop een lastenverhoging van 400 mln, en op het onderbrengen van de sierteeltsector bij het hogere btw-tarief waardoor andere landen dit ook zullen doen met als gevolg dat hierdoor een heel mooie bedrijfstak om zeep wordt geholpen. Ik heb hier een lijstje van punten voor mij liggen. Het enige wat dan nog overblijft voor de glastuinbouw en de sierteelt is dat ze met hun trucks naar Polen vertrekken. Als dat de lastenverlichting is voor het bedrijfslijven is dat wellicht ook freudiaans.
De heer Crone (PvdA):
Ik begrijp niet welk lijstje u voor uw neus heeft liggen. U wekt althans de indruk dat het mijn lijstje zou zijn, maar dat is niet juist. Ons lijstje is keurig netjes door het CPB nagerekend. Dat resulteert in een nettolastenverlichting voor het bedrijfsleven van 700 mln. Wellicht zijn de druiven wel wat zuur voor u dat wij een gunstiger tekort hebben en meer lastenverlichting voor het bedrijfsleven. Ik zou dus zeggen: toont u maar eens aan wat er in onze berekeningen niet klopt.
De glastuinbouw en de rest van het MKB krijgen bij ons veel meer lastenverlichting dan bij u. Zo krijgen ze lagere loonkosten omdat wij de sociale premies verlagen voor iedereen. Daarnaast doen wij nog wat extra's voor ouderen en jongeren, zodat er minder met zwartwerkers en illegalen behoeft te worden gewerkt. Het verhogen van de btw op sierteelt is absoluut geen probleem voor de export, aangezien alle export vrijgesteld wordt van btw dan wel dat er teruggave wordt verleend. De btw drukt alleen op de consumptie in Nederland zelf. Dus zal het een zeer klein negatief effect op die sector hebben. Een en ander is ook door het CPB doorgerekend.
De heer De Nerée tot Babberich (CDA):
Ik heb de CPB-doorrekeningen bekeken, zeker de laatste doorrekening waarbij u vier puntjes van uw plan er uit haalt. U moet echter wel goed luisteren. Ik zei dat doordat u de sierteelt naar het hogere btw-tarief tilt, het buitenland waar de bloementeelt ook in het lagere tarief zit, ook naar het hogere tarief zal gaan. Dat wil zeggen dat de export naar de andere landen een stuk duurder wordt. Zo helpt u een absoluut goede bedrijfstak in Nederland waar miljarden in omgaan, om zeep. Hetzelfde geldt voor de glastuinbouw. U bent inderdaad bezig met herverdelen, maar u zorgt er niet voor dat mensen die meer dan € 45.000 verdienen nog een pensioen kunnen opbouwen etc. Overigens voeg ik er nog aan toe dat de doorrekening die u heeft laten plegen alleen slaat op 2005.
De heer Crone (PvdA):
Wij hebben de arbeidsmarktmaatregelen voor de langere termijn laten doorrekenen. Het pensioenplan is maar liefst doorgerekend voor een periode van 60 jaar. Tot € 45.000 behoudt men zijn rechten, alleen voor de kleine groep daarboven is dat niet het geval. Ik snap niet hoe u erbij komt dat de rest van de wereld ons volgt als wij het btw-tarief verhogen. Zolang dat niet gebeurt, is er geen enkel probleem. Dan blijft de exportpositie van de glastuinbouw even sterk als nu. Misschien hoort u ook wel eens in het buitenland dat Nederland niet langer zijn glastuinbouw moet subsidiëren door lage gasprijzen. Ik wijs erop dat de sector in staat is om kassen te bouwen die energie opleveren. Dan heeft men een zeer groot voordeel bij dit soort operaties.
Ik heb gezegd dat het heel dualistisch zou zijn als de coalitie de goede elementen uit onze plannen overneemt. Ik ben bereid om genoegen te nemen met het vindersloon. Waarom neemt het kabinet die maatregelen niet over? Ik denk dat het kabinet de crisissfeer bij de burgers wil behouden. Als mensen bang zijn, raken zij er wellicht van overtuigd dat het onvermijdelijk is dat er flink gesneden wordt in allerlei voorzieningen. Maar door daar steeds op te wijzen, neemt het vertrouwen verder af en verdiept de recessie zich.
In de NRC las ik laatst de interessante analyse dat er veel VU-protestanten in het kabinet zitten: Zalm, Balkenende, De Geus en Donner. Staatssecretaris Wijn komt, evenals ik, gewoon van de Gemeente Universiteit. Ook veel ambtenaren zijn van de VU afkomstig. Het beleid ademt toch een geest van voorbestemdheid, zuinigheid, soberheid en spaarzin. Dit zijn calvinistische trekjes. Het geloof in de aderlating als het beste medicijn is echter een fundamentalistisch geloofsartikel geworden. Helaas hebben de leerlingen de leermeester niet gevolgd. Ook Wouter Bos heeft op de VU gezeten, maar hij heeft de lessen van prof. Muiswinkel wel goed begrepen. Je moet wel sparen, maar je moet vooral weten met welk doel. Je moet sparen omdat je wilt investeren. In Nederland wordt niet geïnvesteerd, terwijl het het grootste spaarland van de wereld is. Gisteren heeft de president van de ING nog gewezen op de omvang van de pensioenfondsen in ons land. Er is geld zat om te investeren. Nederland is een rijk land met veel mogelijkheden, maar het kabinet weigert om die te benutten. Niet de geloofsovertuiging is het probleem, maar het politieke dogma dat het geld niet gehaald mag worden waar het zit.
De heer Van As (LPF):
Wat is tijdens acht jaar Paars gebeurd? Is er ergens nog een verborgen spaarbankboekje van mijnheer Kok? Toen zat de heer Bos aan de knoppen, maar wat is daarvan overgebleven? Niets!
De heer Crone (PvdA):
In acht jaar Paars is er enorm gespaard en is de economie ontmoedigd. Het financieringstekort dat ongeveer 4% bedroeg is omgezet in een overschot van 1%. Aan het eind waren wij weer terug op rond de 0%. Ondanks de uitgavenvergrotingen en de lastenverlichtingen is er een verkrappend beleid gevoerd. Toen was er geen tekort aan investeringen. Je kunt eerder zeggen dat de economie destijds iets over haar toeren is gejaagd. Wij hebben deze weken weer kunnen lezen dat dit vooral kwam door de overdadige subsidies in de vorm van hypotheekrenteaftrek, waardoor de huizenmarkt over haar toeren is geraakt, en door het procyclische karakter van de pensioenpremies. Bedrijven hoefden geen pensioenpremies meer te betalen, hetgeen tot verdere oververhitting leidde. Nu moet er extra bijgedragen worden aan de pensioenpremies, waardoor de loonkosten stijgen en de economie wordt afgeremd.
De heer Van As (LPF):
Ik deel uw mening absoluut niet. De woningmarkt is afgeremd door een totaal verkeerd RO-beleid van minister Pronk. Tijdens Paars had er veel geld gebruikt kunnen worden om de staatsschuld af te lossen, maar dat is allemaal niet gebeurd. Het geld is gewoon door de schoorsteen verdwenen. Wij hebben nu nog te maken met de naweeën daarvan. Ik denk dan aan de Betuwelijn en andere gigantisch dure projecten.
De heer Crone (PvdA):
In de jaren van premier Kok en minister Zalm, en in de periode daarvoor, toen Kok minister van Financiën was, is de staatsschuld gedaald van 80 naar 50%. Nu Kok weg is, loopt de schuld weer op naar 60%. De cijfers zijn wel helder. Overigens moet ik royaal zijn en zeggen dat Kok en Zalm hiervoor gezamenlijk verantwoordelijk waren. Dat zijn de feiten.
Met uw opmerking over de woningmarkt heeft u een punt. Niet dat Pronk het nu zo slecht gedaan heeft, maar als er niet gebouwd wordt, leidt dat tot prijsstijgingen. U moet ook weten dat de problematiek is verergerd doordat mensen steeds hogere hypotheken konden krijgen. Banken werden flexibeler, maar ook de hypotheekrenteaftrek speelde een rol.
De heer Bakker (D66):
De heer Crone zegt dat onder Paars een verkrappend beleid is gevoerd in de zin dat het tekort waarmee het begon, omsloeg in een overschot van 2%. Daarmee ben ik het eens, maar dan moet hij ook erkennen dat er, nu dat overschot van bijna 2% weer is omgeslagen in een tekort van op dit moment 3%, sprake is van een geweldige verruiming en stimulering. Ondanks dat zijn er een groot aantal structurele problemen die ertoe leiden dat de werkgelegenheid afneemt, met name in de bedrijvensector, en dat wij in een aantal opzichten dus in de problemen zitten. Erken dat dan ook en doe niet net alsof deze regering de economie steeds verder afknijpt, want dat is niet aan de orde.
De heer Crone (PvdA):
Ik heb zojuist gezegd dat het kabinetsbeleid de automatische stabilisatoren natuurlijk redelijk heeft laten werken door het tekort zelfs over de 3% heen te laten lopen. Dat is echter slechts één kant van het verhaal. Ik heb zojuist betoogd dat een hoog tekort geen reden voor burgers is om te investeren. Als burgers uit het hoge tekort de conclusie trekken dat zij kennelijk geen lastenverzwaringen hebben gekregen of dat er minder wordt bezuinigd dan had moeten gebeuren, maar als zij geen vertrouwen hebben in het onderliggende structurele beleid en daarom gaan sparen of niet investeren, heb je nog niet dat effect. Ik heb dus juist uitvoerig betoogd dat het altijd om twee aspecten gaat. Een stimuleringsbeleid werkt pas wanneer burgers vertrouwen hebben en omgekeerd.
Er zijn op z'n minst drie, ook in de tegenbegroting genoemde bronnen waar sprake is van zowel een ongelijke inkomensverdeling die wij zouden willen corrigeren als een verstoring van de markten. Ik noemde al de hypotheekrenteaftrek. Het is duidelijk dat die tot enorme conjuncturele schokken heeft geleid in onze economie; lees daarover De Nederlandsche Bank en de OESO. Tegelijkertijd heeft dit de huizenmarkt geen goed gedaan en is er sprake van een ongelijke verdeling. Bij de AOW- en pensioenpremies is in feite hetzelfde aan de hand: ook daar worden de lasten en de lusten niet eerlijk verdeeld. Dat is dus een politieke reden. Daarnaast is aantoonbaar dat de hoogste inkomens een groter voordeel hebben van de huidige systematiek en daardoor ook eerder kunnen uittreden, zelfs nadat de door het kabinet gewenste verslechteringen hebben plaatsgevonden. Ik vraag het kabinet dus om op beide terreinen verkennende studies te doen om zichtbaar te maken voor de burgers hoe het zit met de in mijn ogen omgekeerde solidariteit bij zowel de hypotheekrenteaftrek als de oudedagsvoorzieningen, maar om tegelijkertijd ook te laten zien hoe dat doorwerkt op de prikkels op de arbeidsmarkt.
De heer Blok (VVD):
De heer Crone vraagt om een verkennende studie naar de effecten van het nivellerende beleid van de PvdA. Ik wil die verkennende studie graag met hem doorlopen. Hij stelt voor om de aftrekbaarheid van pensioenen bij middeninkomens en hogere inkomens ter discussie te stellen, de hypotheekrenteaftrek te beperken en de belasting te verhogen in de hoogste belastingschijf. Als je in Nederland een getalenteerde wetenschapper bent en € 50.000 verdient, word je al door de PvdA gepakt, maar stel dat je professor kunt worden, waardoor je € 70.000 gaat verdienen; je kunt professor worden in Nederland, Leuven of in de VS. Wetenschap is natuurlijk internationaal werk. Je weet zeker dat de vrucht van het investeren in jezelf en in de kenniseconomie door de PvdA wordt afgepakt. Die getalenteerde wetenschapper gaat dus niet naar Eindhoven, maar naar Leuven of naar de VS. Daar gaat de kenniseconomie met de PvdA.
De heer Crone (PvdA):
Van dit kabinet krijgen zij niet eens een verblijfsvergunning, terwijl zij gigantisch veel betalen. Luistert u zelf eens naar de universiteiten! Zij willen mensen uit het buitenland binnenhalen, maar de procedures zijn gigantisch. Zij worden nu ietsje versoepeld, maar dat is dus het eerste probleem. Dan het tweede probleem. Weet u hoe hoog het toptarief in België is? U begon over België, ik niet. Weet u daarnaast hoe hoog de hypotheekrenteaftrek en de pensioenpremieaftrek in België zijn? Dat is allemaal minder dan bij ons. In België is er dus een hoger tarief en zijn er daarnaast ook minder aftrekposten. Ik wil echter wel een deal met u maken: wij gaan het toptarief van 52% verder verlagen, maar dan doen wij tegelijkertijd de aftrekposten weg. Dan komen wij in een echte vlaktaks-discussie, die wij hier ook hebben willen voeren bij de invoering van de herziening van het belastingplan. Je kunt geen vlaktaks invoeren met de riante pensioenpremieaftrek én de riante hypotheekrenteaftrek, die in geen enkel ander land zo hoog zijn. Daardoor hebben wij hoge toptarieven. Als je de aftrekposten verlaagt, is er ruimte om de toptarieven te verlagen. Dan kan de reële druk gelijk blijven of zelfs stijgen of dalen voor verschillende groepen, maar die discussie willen het CDA en de VVD niet aan, want dan krijg je een vlaktaks die inderdaad voor iedereen in de buurt van de 35% komt. Dan doen wij nog ergens een toptarief voor de hoogste inkomens. Over zo'n model wilde u nooit praten. Het was dus zowel verlaging van het toptarief als het intact houden van de aftrekposten.
De heer Blok (VVD):
De heer Crone heeft een heel lang antwoord nodig om het probleem te omzeilen dat ik hem voorleg. De effectieve belastingdruk in de landen om ons heen is voor hogere inkomens veel lager. Ik noem landen als België en Frankrijk, maar dit geldt zeker voor Amerika. Voor zo'n wetenschapper, die natuurlijk kijkt naar wat hij kan bereiken op universiteiten in verschillende landen, zal dit een van de redenen zijn om niet voor Nederland te kiezen. Dat aspect neemt de PvdA-fractie helemaal niet mee. De PvdA-fractie praat wel over de kenniseconomie, maar jaagt de wetenschappers Nederland uit.
De heer Crone (PvdA):
Ik geloof dat u uw vraag slechts herhaalt, maar nu als stelling. U gaat volstrekt niet in op mijn argumentatie dat juist de reële lastendruk in Nederland helemaal niet zo hoog is. U hebt de heer Pieper toch ook horen zeggen in de NOVA-uitzending van vrijdagavond dat hij vanzelfsprekend een duur huis heeft met een volledige hypotheek die hij aftrekt? Dat zei hij gewoon. Bovendien zei hij: natuurlijk begrijp ik dat dit een keer verdwijnt. De vestigingsplaatsfactoren voor Nederland zijn fantastisch als je maar een huis koopt, een flinke hypotheekrenteaftrek bewerkstelligt en zorgt voor een flinke backservice in je pensioen. In dat geval is je reële lastendruk veel lager dan de marginale 52% die wij nu hebben. Als u de hand niet grijpt om samen een "flat tax" in te voeren waarin de draagkracht weer wordt ingevoerd via belastingkortingen en minder aftrekposten, dan is dat jammer. Het leek mij wel een goed voorstel om een brug te slaan.
Als je een goed structureel beleid voert, dan mag je het financieringstekort wat mij betreft hoger op laten lopen. Dat mag ook van Europa. Wij hebben nu een krimp gehad van 0,9% in 2003 en dan staat het Stabiliteitspact een langere remweg toe. Ik moet toegeven dat minister Zalm het tekort niet hoger moet laten oplopen. Hij en dit kabinet hebben het vertrouwen onder de bevolking verspeeld. Als je het tekort vervolgens laat oplopen, leidt dit niet tot extra economische groei. Wij kunnen het ons dus wel permitteren, maar wij hebben ook laten zien dat dit niet eens hoeft om toch een solide begroting te maken.
Is de begroting van minister Zalm eigenlijk wel zo solide? Daar heb ik een paar concrete vragen over. Hij gaat wel iets omlaag met het financieringstekort, maar vanaf 2006 en 2007 blijft het structurele tekort hangen op 1,2% en het feitelijke tekort zelfs op 2%. Beide percentages liggen dus ver af van "close to balance" of 0,5%. Hierbij wordt ook nog eens van de optimistische veronderstelling uitgegaan dat de economische groei 2,5% zal zijn in die jaren. Dat is nogal optimistisch, want dat zou ook tegen kunnen vallen. Om het Hoofdlijnenakkoord te halen, zelfs bij deze hoge groei, zou de minister bovendien eigenlijk extra moeten ombuigen. Tenslotte zit er nog een groot gat in de afschaffing van de fiscale voordelen van het prepensioen. Nog los van de gaten die er via de motie zijn ingeslagen, is het natuurlijk duidelijk dat veel mensen hun fiscale aftrek voor VUT en prepensioen zullen verplaatsen naar de levensloopregeling, waarvoor 12% mag worden gespaard, en naar het ouderdomspensioen. Mensen zitten vaak nog niet eens op 70% van het eindloon, maar zij mogen naar 100%. Ik zie dus nog wel een groot gat voor Zalm en Wijn opduiken, namelijk doordat die bezuiniging van 1,3 mld euro er niet uitkomt. Ik wil graag een antwoord op deze vragen, want het kunnen heel pittige discussies worden als in het voorjaar van 2005 bij het maken van de begrotingen aanvullende bezuinigingen worden aangekondigd. Ik zie de heer De Nerée van de CDA-fractie al sidderen in zijn bankje, want in dat geval volgen er dus weer bezuinigingen.
De heer Blok (VVD):
De heer Crone spreekt over het gat dat dit kabinet zou hebben bij VUT en prepensioen, maar het echte gat zit natuurlijk bij de PvdA-fractie. De PvdA-fractie heeft aangekondigd dat zij geen maatregelen wil bij VUT/prepensioen en heeft daarvoor 200.000 à 300.000 mensen naar het Museumplein weten te krijgen. In de tegenbegroting van de PvdA-fractie is alleen geen stuiver opgenomen voor VUT/prepensioen. De heer Crone heeft een gat van 1,3 mld euro.
De heer Crone (PvdA):
Nee, dat is niet juist. In de begroting voor 2005 zit ook bij het kabinet geen enkele maatregel voor VUT en prepensioen, want die maatregelen gaan pas in 2006 in. Onze tegenbegroting reikt net zo ver vooruit als de miljoenennota en de MEV, namelijk een jaar. De maatregelen voor 2006 zullen wij natuurlijk binnenkort in de Kamer bespreken. Mijn fractie en de vakbonden zelf hebben reeds aangegeven dat zij het spaarloon in het geding willen brengen als zij daarmee het prepensioen kunnen redden. Bovendien hebben wij geld over, want wij hebben een financieringstekort dat lager is dan dat van minister Zalm. Als wij het met het financieringstekort net zo slecht doen als minister Zalm, dan hebben wij weer 500 à 600 mln euro over. Daarmee zit ik al op 1,1 mld euro en dus bijna op 1,3 mld euro. Ik geloof dat u dat bedrag van 1,3 mld euro helemaal niet haalt. Om dat laatste gat te dekken, mag u zelf in de tegenbegroting aanwijzen wat u als dekking kiest, want wij hebben een lijst met dekkingen. U vond die dekkingen weliswaar te ver gaan, maar ik ga er even van uit dat u mee doet. Het is gewoon helemaal gedekt.
De heer Blok (VVD):
De fractie van de PvdA maakt zich wel heel gemakkelijk af van het punt dat de samenleving meer bezighoudt dan welk ander punt dan ook. In de tegenbegroting van de fractie van de PvdA zit geen stuiver voor VUT/prepensioen. Ik heb vorige week met mijn collega-financieel-woordvoerders van de coalitie amenderingen op de begroting van de het kabinet ingediend. Daarin hebben wij wel geld uitgetrokken voor VUT/prepensioen. Dat is inderdaad voor de toekomst. De gehele samenleving spreekt nu over een probleem. Daarom zijn de financieel woordvoerders van de partijen genoodzaakt om duidelijk te maken hoe zij dat probleem willen oplossen. U zegt alleen maar dat u maatregelen wilt nemen, maar u zegt geen moment waar het geld vandaan moet komen. Zo kunnen wij geen politiek bedrijven.
De heer Crone (PvdA):
Voorzitter. Misschien moeten wij het stenografisch verslag van mijn antwoord nog eens aan de heer Blok laten lezen. Ik heb gezegd dat de vakbonden aanbieden om de 6 mln uit de spaarloonregeling te halen. Ik heb gezegd dat wij bereid zijn om ons financieringstekort met 0,1% te verhogen, zo er overeenstemming over bestaat. Dan heb ik 1,1 mld. Zegt u mij nu maar letterlijk of dat solide is of niet. Ik leg hier 1,1 mld op tafel. U hoeft alleen maar "ja" of "nee" te zeggen. U ziet het toch liggen?
De heer Blok (VVD):
U bent hier om tegenbegrotingen te maken; niet mijnheer De Waal.
De heer Crone (PvdA):
Ik geef u nu toch tot twee keer toe antwoord? Ik snap niet waaruit de onduidelijkheid bestaat.
De heer Vendrik (GroenLinks):
Voorzitter. Is de heer Crone het met mij eens dat wat de heer Blok doet, erger is dan demagogie, omdat het grote onzin is?
De heer Crone (PvdA):
Ja, ik ben het met de heer Vendrik eens.
De heer Vendrik (GroenLinks):
De heer Blok heeft nooit een tegenbegroting gemaakt en weet dus niet hoe het werkt. Is de heer Crone het met mij eens dat het kabinet niet eens wil zien, al zouden de oppositiepartijen bij gelegenheid van de Miljoenennota 2005 een begroting voor 2006 indienen ...
De voorzitter:
Ik onderbreek u. Spaart u uw krachten voor het moment dat de heer Blok zijn betoog houdt. Spreekt u hem niet via de heer Crone toe. Het bilaterale contact tussen de heer Crone en de heer Blok verloopt al moeilijk genoeg voor de voorzitter.
De heer De Nerée tot Babberich (CDA):
Voorzitter. De heer Crone kan toch niet ontkennen dat in de oorspronkelijke tegenbegroting van de fractie van de PvdA geen voorziening was opgenomen om de VUT en het prepensioen te matigen? Hij kan toch niet ontkennen dat de gezamenlijke oppositie pas een plan heeft gepresenteerd nadat Maxime Verhagen vroeg waar dit onderwerp in de tegenbegroting van de PvdA-fractie werd behandeld?
De heer Crone (PvdA):
Het plan van de gezamenlijke oppositie lag al voor de zomer op tafel en is ook gepresenteerd. De fractie van de LPF zat bij de gezamenlijke oppositie. De fractie van de ChristenUnie is er na de zomer bij gekomen. Het was toen de totale oppositie, op de fractie van de SGP na. Vóór de zomer was dit duidelijk. Na de zomer werd het nog duidelijker. U hebt niet opgelet. Dat is symptomatisch voor het kabinet. Er worden allerlei voorstellen gedaan, maar het kabinet reageert er niet op. Dat is jammer. Wij blijven het wel herhalen, desnoods honderd keer.
Ik heb net drie vragen over de soliditeit van de begroting gesteld. De motie-Hofstra/Verhagen van vorige week geeft helemaal geen antwoord op de maatschappelijke onrust, want 80% gaat over het grijs kenteken. Daarover bestond geen grote onrust, zo bleek uit de aselecte steekproef die ik afgelopen zaterdag heb gehouden.
Vanuit de klassieke Zalmsystematiek is het een zeer wonderlijk pakket geworden. De scheiding tussen inkomsten en uitgaven is natuurlijk helemaal van tafel. Er wordt per saldo lastenverzwaring toegepast om uitgavenverhogingen te financieren. Ik vind het best, maar vroeger werd altijd gezegd: "Daar heb je links weer met belastingverhogingen. Wat een 'tax and spend'-partij." De partij van de heer De Nerée was dit echter al met deze begroting, want die zorgt ook voor een flinke lastenverhoging. Het is de coalitiepartijen ook niet meer vreemd. Inhoudelijk hebben wij drie bezwaren tegen het pakket. Het is een pakket van ontgroening, dus ik vraag aan het kabinet hoe de doelstellingen worden gehaald om de vuile emissies terug te dringen met het oog op klimaatveranderingen, verzuring enz. De plannen met betrekking tot het grijs kenteken en de verlaging van de energie-investeringsaftrek zijn hierop ook van invloed. Dat is een slecht signaal. Ik bepleit juist meer vergoeding. Dat staat ook in onze tegenbegroting. Wij zullen dit bij de presentatie van ons belastingplan in de komende maanden herhalen. Ik zal bij die gelegenheid ingaan op bijvoorbeeld de verlagingen van accijnzen op biobrandstoffen en dergelijke.
De coalitiepartijen hebben het voorstel gedaan om 50- tot 55-jarigen met recht op een IOAW-uitkering vrij te stellen van de vermogenstoets. Hoe interpreteert het kabinet dit? Hedenochtend hebben wij in de brief gelezen dat het kabinet alleen het vermogen dat in het huis zit, vrij wil houden. Je hoeft dus niet zo snel je huis op te eten. Het geldt dus niet voor alle andere vermogenselementen, zoals gewoon spaargeld, alimentatie en inkomsten uit kamerverhuur, maar bijvoorbeeld ook voor lijfrentepremies en wellicht dus ook voor het levenslooppotje. Dit laatste zou ik aan de CDA-fractie willen vragen; gaat dat er voor de 50- tot 55-jarigen allemaal af? In dat geval is de motie van de coalitie niet goed uitgelegd en zouden wij daar samen met deze fractie aanvullende maatregelen voor moeten vragen. Het ontmoedigt natuurlijk ook het sparen als er op deze manier met opgebouwde spaartegoeden wordt omgegaan.
Politieke keuzes worden ontlopen en er wordt weer een efficiency-kaasschaaf over de departementen en de ZBO's gehaald. Dat is toch misschien wel een beetje laf, maar is het ook wel haalbaar om nog weer een efficiency-slag te maken? Of gaat de minister nog meer mensen in overheidsdienst vervroegd laten uittreden en gaan er ambtenaren op een riante manier uit? Dat levert dan toch ook minder geld op.
Er is voor het onderwijs per saldo nog steeds sprake van bezuinigingen, dus ik denk dat D66 toch niet goed heeft opgelet. Zie het antwoord op vraag 73: er is een netto-bezuiniging van 156 mln en daarnaast staan nog steeds de bezuinigingen van 500 mln op de scholingsaftrek en de andere posten van de kenniseconomie. Daar staat tegenover dat D66 nu met veel geweld via de motie-Verhagen/Dittrich 67 mln binnenhaalt. Ik kan dus alleen concluderen dat er net als in 2004 in 2005 per saldo minder geld naar het onderwijs en naar de kenniseconomie gaat. Maar ik nodig D66 graag uit om hier samen een correctie op aan te brengen.
Er worden steeds meer belastingkortingen voor allerlei groepen niet meer uitgekeerd omdat de betrokkenen een te laag belastbaar inkomen hebben. Dit noemen wij de verzilveringsproblematiek. Nu het kabinet hetzelfde wil doen met de toeslagen in de zorg, zou ik erop willen aandringen om de belastingkortingen gewoon uit te keren, opdat de betrokkenen krijgen waar zij recht op hebben. Dit maakt het leven in veel gevallen ook een stuk goedkoper, want om de AOW'ers met een laag inkomen te bereiken hoeft de minister dan niet meer alle AOW'ers, inclusief de rijke gepensioneerden, een uitkering te geven. Hij kan besparen door bijvoorbeeld de generieke verhoging van de AOW met 152 mln te schrappen en de verhoging toe te spitsen op de groep van de armste bejaarden. Dan kan de minister zó 80 tot 100 mln uitsparen, waarmee hij de andere verzilveringsregelingen zou kunnen betalen. Dit ziet er niet alleen solide uit, het is vooral ook veel rechtvaardiger.
De belastingdruk op bedrijven neemt nog steeds af. Het kabinet wil niet alleen de vennootschapsbelasting verlagen, nu met 3 procentpunt en later met nog 1,5 procentpunt. Dat is een kostbare operatie, terwijl het kabinet aangeeft dat de totale belastingdruk in alle Europese staten ongeveer gelijk is. Het is dus de vraag of het kabinet hiermee niet zelf de belastingconcurrentie aanjaagt door als een van de eersten onder het Europese gemiddelde te gaan. Hierbij komt nog dat er onder andere als gevolg van het Bosal-arrest, maar ook via de nieuwe afschrijvingssystematiek voor bedrijfspanden steeds weer nieuwe gaten vallen in de fiscale opbrengst vanuit het bedrijfsleven. Het kabinet beschouwt dit niet als lastenverlichting, maar dat is het natuurlijk de facto wel. Zo zal het door bedrijven wel worden ervaren. Is het dus wel effectief om op deze manier hapsnap tarieven te verlagen en gaten in de belastingwetgeving te dichten?
De Algemene Rekenkamer heeft verleden week een rapport over fraudebestrijding gepresenteerd. Die blijkt zowel in de sociale zekerheid als bij de Belastingdienst sterk achter te blijven. Ze is nog maar nauwelijks beter dan in 2000, dus ik zou graag voor de behandeling van het belastingplan een plan van aanpak zien. Als er moet worden bezuinigd terwijl anderen juist de dans ontspringen, zijn de prioriteiten verkeerd.
Ten slotte de hyptheekrenteaftrek. Daar kan ik heel kort over zijn. Die komt niet in de tegenbegroting voor, want wij verwachten daar niet binnen een jaar veel geld uit te kunnen halen. Wij houden vol dat het om nieuwe gevallen gaat en dat het beleid op dit punt rustig en verstandig moet zijn. Het moet dus geleidelijk worden opgebouwd, maar wij herhalen onze oproep aan de andere fracties. Wij zien allen het probleem op ons af komen; de huidige aftrek van hypotheekrente is niet duurzaam, dus laten wij via een staatscommissie of een studie van het kabinet proberen om op tafel te krijgen hoe de kernproblemen die door de OESO en door de Vereniging Eigen Huis naar voren worden gebracht, het beste kunnen worden opgelost. Laten wij dus samen proberen om juist de maatregelen te verbeteren die duurzaam uit de hand lopen.
De voorzitter:
Ik heb begrepen dat er overleg is geweest over de volgorde op de sprekerslijst en dat de woordvoerders er geen bezwaar tegen hebben om de heer Rouvoet, die vanavond nog dringende verplichtingen elders heeft, nu eerst het woord te laten voeren. Het woord is dus aan hem.
De heer Rouvoet (ChristenUnie):
Mijnheer de voorzitter. Ik dank de collega's voor hun collegialiteit en soepelheid.
Volgens de miljoenennota denkt het kabinet met zijn hervormingsagenda "de geloofwaardigheid van de politiek te vergroten en het vertrouwen van de kiezers te herwinnen". Dat het vertrouwen van de kiezers in een deftig stuk als de miljoenennota ter sprake komt, heeft vermoedelijk alles te maken met het economische belang ervan. De Macro Economische Verkenning bevatte hierover een opmerkelijke passage: tegenover de negatieve bestedingseffecten op korte termijn staan positieve vertrouwenseffecten van de betere vooruitzichten op langere termijn, maar "vooralsnog lijkt de stemming onder burgers en bedrijven meer bepaald te worden door onzekerheid over de gevolgen van de diverse maatregelen voor de eigen situatie, mede gevoed door spanningen tussen het kabinet en de sociale partners". Wordt hier niet een fundament onder de visie van het kabinet ter discussie gesteld? Wordt de theorie over positieve vertrouwenseffecten niet keihard ingehaald door de praktijk? Burgers die ondanks alle bezuinigingen nog geld overhouden, kiezen voor sparen in plaats van besteden, zo bleek uit recent CBS-onderzoek. Het kabinetsbeleid lijkt in de breedte het herstel van de economie eerder te frustreren dan te bespoedigen. Graag een reactie.
Vertrouwen moet je winnen en dat hebben de coalitiefracties vorige week geprobeerd door enkele scherpe kantjes van het beleid af te vijlen. Dat is op zichzelf genomen winst, al is daarmee het vertrouwen in de politiek nog niet terug. Kabinet en vakbeweging zullen over hun schaduw moeten springen om weer aan tafel te gaan zitten. Mijn fractie wil dat bevorderen. Daar lag voor ons de kern van de gezamenlijke oppositieoproep twee weken geleden. Vanmiddag gaf de minister bij het vragenuurtje een tweeslachtig signaal: hij staat open voor alles en iedereen, zelfs zonder voorwaarden vooraf, maar wil over VUT en prepensioen niet meer praten. Ik erken dat er al een en ander ten goede is veranderd. Denk aan de verruiming van de overgangsregeling naar 56 jaar, niet 55 jaar, ten opzichte van de oorspronkelijke plannen en aan de passage en de motie van de heer Herben over slijtende beroepen. Dat een en ander ten goede is veranderd, zou ook de vakbeweging moeten willen erkennen. Maar het onderwerp buiten de orde verklaren, zoals de minister vanmiddag deed bij het vragenuurtje, verhindert ieder zinvol gesprek. Ons standpunt is: waar twee vechten hebben twee schuld. Kabinet noch vakbeweging zijn zonder fouten geweest. Beiden moeten ertegen waken in een uitzichtloze prestigestrijd te belanden. Daarom is mijn oproep aan het kabinet: vraag de voorzitter van de SER daarom aan het werk te gaan om een gezamenlijke gespreksagenda op te stellen. Het in gang gezette wetgevingstraject kan geen argument zijn om niet te onderhandelen, want daar kan te allen tijde worden ingegrepen met een nota van wijziging. Ik reken dan ook op meer beweging in dit debat en krijg graag een reactie.
Over de coalitievoorstellen zou ons nog een brief bereiken. De dekking van de motie-Verhagen stuit voor mijn fractie op groeiende bezwaren. Waar het grijze kenteken voor particulieren door het kabinet geleidelijk zou worden afgebouwd, valt voor particulieren door het coalitievoorstel per 1 januari al direct de bijl. Mijn fractie zou particulieren liever nog een of twee jaar de gelegenheid geven hun financiën daarop aan te passen. Ik reken op sympathie bij de collega's en kom bij de behandeling van het belastingplan zeker hierop terug met concrete voorstellen.
Daarom doe ik ook tijdens dit debat een poging om sympathie te verwerven voor twee voorstellen uit het plan van de ChristenUnie voor het inkomensbeeld 2005. Die voorstellen beogen een bijdrage te leveren aan het financieel en economisch herstel. Allereerst de solidariteitsdag. In de zomer opperden diverse bewindslieden de gedachte dat Nederlanders langer moeten werken. D66-minister Brinkhorst onderbouwt dit door Nederlanders verwend en lui te noemen. Je kunt het natuurlijk ook anders aanpakken door een duidelijk doel te verbinden aan langer werken. Ik verwijs naar het Franse voorbeeld, waar werknemers nationaal zijn opgeroepen om een dag meer te werken bij gelijkblijvende betaling, om zo heel direct bij te dragen aan de betaalbaarheid van de ouderenzorg. Zo'n direct beroep op de solidariteit motiveert werknemers aanmerkelijk beter dan de benadering van minister Brinkhorst. In ons inkomensplan hebben wij ons met ons voorstel voor een solidariteitsdag noodzakelijkerwijs beperkt tot de publieke sector, omdat een dag langer werken uit solidariteit, zoals de minister vorige week al aangaf in zijn rol van waarnemend minister-president, in de marktsector de inzet vergt van de sociale partners. Ik hoop dan ook dat het klimaat tussen kabinet en sociale partners weer dusdanig verbetert, dat dit pleidooi wordt opgepikt. De effecten van een dergelijke solidariteitsdag zijn veelbelovend: behalve dat er meer handen aan het bed, meer leraren voor de klas en meer politieagenten op straat komen, blijkt uit pagina 28 van de Macro Economische Verkenning 2005 dat het effect op het bruto binnenlands product en het EMU-saldo gunstig zal zijn. De minister noemde dit vorige week al een interessante gedachte. Ik hoop dat ik hem er deze week toe kan bewegen zich in enigerlei vorm voor een solidariteitsdag in te zetten. Op dat punt zal ik in tweede termijn, afhankelijk van de reactie van de minister, het indienen van een motie overwegen.
Voorzitter. Het andere punt betreft de stimulans voor werkgevers om oudere werknemers in dienst te houden of te nemen. Ook hierop reageerde de waarnemend minister-president vorige week positief. Ik wil hem vragen of hij samen met de minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid de Kamer een brief wil sturen waarin hij ingaat op de belemmeringen die werkgevers ervaren bij het in dienst nemen of houden van oudere werknemers. Verder vragen wij hem hierbij de door ons voorgestelde afdrachtsvermindering voor oudere werknemers te betrekken. Mijn fractie wil het streven van de minister om het vervroegd uittreden te ontmoedigen, ondersteunen, zij het dat wij kritiek hebben op de wijze waarop dit nu gebeurt. Daarover hebben wij echter in de afgelopen weken uit-en-ter-na met elkaar gesproken. Als de minister het vervroegd uittreden wil ontmoedigen, kan hij echter niet voorbijgaan aan de moeite die het ouderen kost om een geschikte baan te vinden en om aan het werk te blijven. Met andere woorden, er zal óók gestimuleerd moeten worden.
Voorzitter. Bezuinigen was dit jaar ook het devies bij de opstelling van de miljoenennota. Dat bleek uit de omvang ervan. Zij was maar liefst honderd pagina's dunner dan vorig jaar. Er bereikten ons ook andere signalen. In Trouw stond de afgelopen week dat de Belastingdienst door eigen fouten en door fouten in het aangifteprogramma te weinig geld binnenhaalde. Verder begrijp ik dat bij de Belastingdienst recent het budget Bijzondere beloningen weer actief is gemaakt, terwijl dat aanvankelijk was bevroren. Hierdoor is ineens – als ik het goed begrijp: geforceerd – 30% van alle medewerkers van de Belastingsdienst in aanmerking gekomen voor een kwart tot twee maandsalarissen extra. Het zou daarbij gaan om een bedrag van zeker 25 mln. Mijn vraag is of dit klopt en of dit alleen bij de Belastingsdienst speelt. Mijn belangrijkste vraag aan de minister is: hoe legt u dat nu uit na alle verhalen over de broekriem aanhalen door iedereen en na het debat dat wij hebben gehad over de uitwassen bij de beloning van ambtenaren van OCW en over de mogelijke uitwerking daarvan op andere departementen? Op deze vragen krijg ik van de kant van de bewindslieden graag klip en klaar antwoord.
Voorzitter. Ik rond af. Per 2005 moeten alle ondernemers verplicht elektronisch aangifte doen. Het is dan onacceptabel dat het aangifteprogramma de huidige monopoliepositie van Windows ondersteunt. Het is zeer wenselijke dat het platform onafhankelijk wordt. Maak het programma, zo is opnieuw mijn oproep aan het adres van de staatssecretaris, toegankelijk voor Mac- en Linux-gebruikers.
Ten slotte: de oproep van de heer Crone over de hypotheekrenteaftrek is aan het adres van mijn fractie zeer wel besteed, maar dat wist hij al.
De heer De Nerée tot Babberich (CDA):
Voorzitter. Wij leven in een moeilijke tijd, een tijd waarin ingrijpende maatregelen zijn genomen, en dan druk ik mij nog voorzichtig uit. In een dergelijke tijd past het niet dat topambtenaren op het ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap in strijd met de regels hoge salarissen en te riante bonussen ontvangen. Ook vertrekregelingen vallen te gunstig uit. Voor sommige ambtenaren ontbreekt zelfs het koninklijk besluit voor hun aanstelling.
Vorige week verscheen in de media het bericht dat ook op het ministerie van Economische Zaken op dit gebied niet alles oké is. Daarom zijn wij blij met de toezegging van de regering dat zij de Algemene Rekenkamer zal verzoeken om een review uit te voeren van alle departementale onderzoeken.
In zijn brief aan het parlement van 30 juni 2004 meldt minister Remkes van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties dat het jaarinkomen van een topfunctionaris in de publieke en de semi-publieke sector van 2001 op 2002 toenam met bijna 12%. In een vraaggesprek met het Algemeen Dagblad zegt de voorzitter van het Nederlands Centrum van Directeuren en Commissarissen dat de graaiende top van het Nederlandse bedrijfsleven laakbaar gedrag vertoont dat negatief uitpakt voor andere directeuren in Nederland. Tulpomanie, het speculeren met tulpenbollen, was weer even terug. Sommigen schijnen nooit genoeg te hebben. Werknemers van een drugsvernietigingsbedrijf pikken een flink graantje mee door de drugs niet te vernietigen maar weer in de handel te brengen.
Voorzitter. Ik ben dit even kwijt. Het is niet voor niets dat ik namens mijn fractie de graaicultuur weer eens aan de orde stel. Straks kom ik hierop nog terug.
De heer Vendrik (GroenLinks):
Het is een heel links begin van de CDA-fractie: schitterend, wie heeft dat verzonnen? Een kleine anderhalf jaar geleden verdedigde ik in de Kamer een wetsvoorstel om iets te doen aan de topinkomens en de graaicultuur door de tegenmacht van werknemers in stelling te brengen. Het CDA wilde toen niet meedoen met dat wetsvoorstel. Dat hangt nog steeds. Mag ik het betoog van de heer De Nerée zo opvatten dat het CDA nu wel zal meedoen en dat wij, voorzien van een prachtige meerderheid in de Kamer, binnenkort dat wetsvoorstel, ooit ingediend door mijn helaas overleden collega Ab Harrewijn, tot een goed einde brengen? Dan kunnen werknemers van binnenuit in bedrijven en ook in publieke instellingen zich te weer stellen tegen de graaicultuur aan de top.
De heer De Nerée tot Babberich (CDA):
Ik kom daarop terug. Wij hebben inmiddels de code-Tabaksblat en de aanpassing van de wetgeving. Ik heb mij laten inspireren door de heer Vendrik toen ik zo'n mooie foto zag in een landelijk dagblad waarop een demonstrant mevrouw Halsema op de schouders nam. Toen dacht ik: dat kan alleen maar inspirerend werken.
De heer Vendrik (GroenLinks):
Het is fijn dat de heer De Nerée mij in ieder geval heeft herkend. Dat doet mij deugd, maar daarover later meer. Nu wil ik toch een serieus antwoord op mijn vraag.
De heer De Nerée tot Babberich (CDA):
Ik kom er dadelijk op terug.
De heer Vendrik (GroenLinks):
Ik vind het een prachtig begin. U begint er ook niet voor niets mee.
De heer De Nerée tot Babberich (CDA):
Ik kom er dadelijk op terug.
De heer Vendrik (GroenLinks):
Kunt u mij nu antwoord geven op de vraag of het CDA het wetsvoorstel-Harrewijn steunt?
De heer De Nerée tot Babberich (CDA):
Mijnheer Vendrik, ik bepaal de volgorde van mijn eigen betoog.
De heer Vendrik (GroenLinks):
Ik stel de vraag niet voor niets. U zou mij een plezier doen door nu antwoord te geven.
De heer De Nerée tot Babberich (CDA):
U zult dadelijk horen welke kant wij uit willen.
De economie lijkt uit het dal te kruipen. Volgens het CBS stijgen de export, de winsten en de investeringen en lopen de arbeidskosten en de werkloosheid minder snel op. Diverse banken, De Nederlandsche Bank, de OESO en de zogenaamde consensus forecasts verwachten voor Nederland in 2005 een economische groei van 2%. Dat is 0,5% meer dan het CPB verwacht. Zelfs minister Zalm heeft zich voor het eerst sinds tijden weer eens positief uitgelaten over de economie. Op prinsjesdag zegt hij zelfs dat wij volgens de prognoses mogen rekenen op een voorzicht herstel; en dat uit zijn mond. Voor het eerst sinds lange tijd, zo vervolgt hij, is de jongste prognose zelfs iets gunstiger dan de eerdere ramingen. Hij voegt daaraan toe dat er uiteraard nog risico's zijn, zoals een voorzichtige minister Zalm betaamt: internationale politieke onzekerheid en de olieprijs. Maar daar staat tegenover dat, als de economie zich herstelt, het herstel vaker sterker is dan verwacht.
In het recente verleden hebben wij inmiddels meerdere debatten gehad over de werkgelegenheid in Nederland en over de uitwerking van de maatregelen van het kabinet op de diverse sectoren in de samenleving. Daarbij is ook uitvoerig aan de orde geweest waarom maatregelen moeten worden genomen. Wij willen onze kinderen en kleinkinderen niet opzadelen met nauwelijks meer betaalbare lasten in verband met de vergrijzing. Ook deze kinderen en kleinkinderen hebben recht op een leven met zicht op een redelijk netto-inkomen, een betaalbaar sociaal vangnet, betaalbare gezondheidszorg en betaalbare oudedagsvoorzieningen. Ook moeten wij weer een goede basis krijgen voor onze economie. Wij zijn nog steeds te duur, zoals al vaker is gezegd. Daardoor daalt het marktaandeel op de voor Nederland relevante wereldmarkt voor echt in Nederland gemaakte goederen. De economie trekt aan. Nederland moet daarvoor klaar worden gemaakt. Door de in gang gezette maatregelen zal Nederland naar de stellige overtuiging van mijn fractie maximaal kunnen profiteren van de economische groei.
Tijdens de algemene en politieke beschouwingen is door de fractieleiders van de coalitiepartijen uitvoerig ingegaan op de maatregelen. Er is aangegeven waarom maatregelen worden genomen, terwijl een aantal maatregelen aanzienlijk is bijgeschaafd. De overgangsregeling voor de VUT en het prepensioen is verruimd tot die personen die op 1 januari 2005 55 jaar zijn. De door de regering voorgestelde regeling rond de gouden handdruk en de WW is aanzienlijk bijgebogen. Nu moet het vertrouwen bij de burger terugkomen. Mijn fractie zal er alles aan doen om dat te bereiken.
De heer Vendrik (GroenLinks):
De heer De Nerée zei zojuist dat wij moeten voorkomen dat de vergrijzingslasten bij onze kinderen terechtkomen. Een manier om dat te voorkomen is fiscalisering van de AOW, zodat rijke bejaarden gaan meebetalen aan de lasten van de vergrijzing. De Raad van State heeft het kabinet opgeroepen dit taboe te doorbreken. Wat vindt het CDA daarvan?
De heer De Nerée tot Babberich (CDA):
Daar zijn wij tegen.
De heer Vendrik (GroenLinks):
Dus u wilt dat taboe instandhouden? U wilt de lasten van de vergrijzing niet verdelen. U laat rijke bejaarden gewoon genieten van de overdrachten ten laste van de jongere generatie. Dat is voor het CDA taboe. Daar wordt niet hervormd. Dat is voor het CDA te ingewikkeld. Daar is stilstand dus achteruitgang.
De heer De Nerée tot Babberich (CDA):
Het zal niet zo zijn als in de tegenbegroting van de PvdA, waar je voor de AWBZ betaalt en op het moment dat je daarvoor in aanmerking komt, eerst alles moet opeten. Tegen de tijd dat je dat verwerkt hebt, ben je al dood en kom je niet meer in een verpleeghuis terecht.
De heer Vendrik (GroenLinks):
Ik beschouw dat niet als een antwoord op mijn vraag. Ik heb het over een voorstel dat al lang leeft en ook door huiseconomen van het CDA – ik noem een Lans Bovenberg – naar voren wordt gebracht. De Raad van State heeft het onderwerp zeer terecht bij het kabinet aangekaart. Ik kaart het nu bij het CDA aan. Het CDA maakt een probleem van de lasten van vergrijzing en ik vraag de heer De Nerée waarom deze oplossing een taboe is.
De heer De Nerée tot Babberich (CDA):
Ik heb een duidelijk antwoord gegeven.
Mevrouw Kant (SP):
De bedoeling van dit soort vragen is duidelijk te maken dat het doemscenario dat het kabinet schetst en dat u braaf overneemt, dat die slechte, asociale maatregelen moeten worden genomen omdat de vergrijzing er aankomt, onzin is. Er kunnen ook andere keuzes worden gemaakt. Op de eerste de beste vraag over zo'n andere keuze zegt het CDA: nee. De heer De Nerée moet toegeven dat het kabinet keuzes maakt, maar dat er ook andere keuzes kunnen worden gemaakt.
De heer De Nerée tot Babberich (CDA):
Het is niet onze doelstelling om iedereen op het minimumloon te hebben, werkenden en gepensioneerden.
Mevrouw Kant (SP):
Ik vroeg u of u wilde toegeven dat dit de keuzes zijn die het kabinet maakt om de vergrijzing op te vangen, maar dat er net zo goed andere politieke keuzes kunnen worden gemaakt, bijvoorbeeld fiscalisering van de AOW, bijvoorbeeld een regeling voor de hypotheekrenteaftrek, bijvoorbeeld andere prikkels ter verhoging van de arbeidsparticipatie van ouderen, die overigens al goed op gang is gekomen. Het gaat mij erom dat u erkent dat het geen must is wat het kabinet doet, maar een keuze.
De heer De Nerée tot Babberich (CDA):
Alles in dit leven is een keuze, mevrouw Kant. Uw keuze is niet de onze.
Mevrouw Kant (SP):
Maar dan wil ik van het CDA niet langer die doemscenario's over de vergrijzing horen. VUT en prepensioen moeten verdwijnen, want vergrijzing. Het sociale stelsel moet worden afgebroken, want vergrijzing. Stopt u met die retoriek!
De heer De Nerée tot Babberich (CDA):
Dat is geen retoriek, mevrouw Kant, dat is de realiteit. Als u al die rapporten leest, dan weet u dat. U hebt andere oplossingen dan de regering en de coalitiepartners bepleiten. Dat is uw goed recht. Wij kiezen voor andere zaken. Wij proberen de zaak gezond te houden en niet één minimum te krijgen in Nederland.
Mevrouw Kant (SP):
Het wordt in ieder geval erkend dat er ook andere oplossingen zijn. Dat vind ik winst.
De heer Crone (PvdA):
Ik wil de heer De Nerée wat cijfers voorhouden. De participatie in Nederland is de laatste tien jaar met 10 procentpunt gestegen, van 64% naar 74%. Daarmee zijn wij de sterkste stijger van alle Europese landen. Wij voldoen qua nettoparticipatiegraad aan de eisen van de Lissabon-agenda voor 2010. De uittredingsleeftijd is in 2002 62 jaar, 1,4 jaar hoger dan in de rest van Europa. Voor mannen is het 62,9 jaar. De trend gaat omhoog. In alle regelingen, ook van de oppositie, zit het onderdeel dat mensen meer zelf moeten betalen voor hun prepensioen en dus eerder de afweging maken om langer door te werken. Wat is er mis met deze trend?
De heer De Nerée tot Babberich (CDA):
Ik zou de heer Crone graag deze grafiek voorhouden, waaruit blijkt hoe hard wij in Nederland werken in vergelijking met andere landen.
De heer Crone (PvdA):
Ik heb u de cijfers gegeven. Iedereen zegt dat de uittredingsleeftijd verder zal stijgen.
De heer De Nerée tot Babberich (CDA):
Bij de algemene politieke beschouwingen hebben wij uitvoerig over allerlei gegevens gesproken. Ik ga er verder niet meer op in.
Als het economisch weer beter gaat...
Mevrouw Kant (SP):
Sorry, voorzitter, maar...
De voorzitter:
Nee, ik wil nu de heer De Nerée door laten gaan.
Mevrouw Kant (SP):
De bedoeling van het debat is toch dat dingen niet onbespreekbaar...
De voorzitter:
U heeft vragen gesteld en u heeft, wellicht niet altijd naar uw tevredenheid, een aantal antwoorden gekregen. Nu gaat eerst de heer De Nerée door. Wij gaan hem niet steeds onderbreken.
Mevrouw Kant (SP):
Ik vind het wat ongemakkelijk als er een grafiek in de zaal wordt getoond, terwijl wij niet weten wat voor getallen dat zijn.
De voorzitter:
De grafiek wordt voor de tweede termijn nog rondgedeeld.
De heer De Nerée tot Babberich (CDA):
Wij missen hier een powerpointpresentatie; die moet er misschien ooit komen.
Voorzitter. Als het economisch weer wat beter gaat, zullen de bedrijfswinsten ook weer toenemen. Gelukkig maar, want dat leidt tot meer investeringen en op den duur ook tot meer werkgelegenheid. Het leidt ongetwijfeld ook tot hogere beloningen van bestuurders van grote ondernemingen. De discussie daarover zal weer, terecht of onterecht, losbarsten. In het regeerakkoord is opgenomen dat er iets gedaan moet worden aan de excessieve beloningen van de bestuurders. De regering heeft over de opties op aandelen al voorstellen gedaan in het belastingplan. De CDA-fractie vindt dat wij meer moeten doen en denkt daarbij met name aan ondernemingen die aan de beurs genoteerd zijn. Dat zijn ondernemingen die voor hun kapitalisatie en financiering mede een beroep doen op het publiek. De bestuurders van deze ondernemingen lopen als ondernemer doorgaans geen persoonlijk financieel risico.
Laat ik namens mijn fractie voor alle duidelijkheid zeggen dat wij geen bezwaar hebben tegen hoge beloningen van topbestuurders als daar ook grote verantwoordelijkheden tegenover staan. Of dit ook het geval is, wordt getoetst door de algemene vergadering van aandeelhouders. In dat kader is de voortvarendheid van dit kabinet te prijzen. De positie van de algemene vergadering van aandeelhouders is in het nieuwe vennootschapsrecht aanzienlijk verbeterd. De algemene vergadering stelt nu het bezoldigingsbeleid van het bestuur vast. Pensioenfondsen zullen als aandeelhouder actiever gebruik moeten gaan maken van hun stemrecht tijdens de algemene vergadering van aandeelhouders om excessen tegen te gaan. Verder kunnen zij commissarissen ter verantwoording roepen. Juist ook de overheid heeft hierin een taak als aandeelhouder en vanwege haar diverse staatsdeelnemingen. Mijn fractie verwacht van deze minister dat hij hier actief op inzet en desnoods wordt het vertrouwen in de raad van commissarissen opgezegd, wat ook mogelijk is onder de nieuwe wetgeving. Op nationaal niveau is overigens al heel wat bereikt door de code-Tabaksblat.
De excessieve salarisstijgingen en beloningen zijn vooral een internationaal probleem. Er wordt voortdurend geschermd met het argument van topbeloningen die aan bestuurders in het buitenland betaald worden. Daardoor zouden in Nederland geen goede buitenlandse bestuurders meer aan te trekken zijn. Bovendien, de internationale mobiliteit is groot. Een recent voorbeeld is Interbrew, de grootste Belgische bierbrouwer en de tweede bierbrouwer in de wereld. Dit bedrijf dreigt zijn maatschappelijke zetel over te brengen naar Luxemburg; dat hangt nog steeds in de lucht. Het probleem dient naar de mening van mijn fractie dan ook juist internationaal aangekaart en opgelost te worden. Nederland moet dit probleem alsnog opbrengen tijdens het huidige Nederlandse voorzitterschap van de EU. Er moet een Europese code-Tabaksblat komen juist op het punt van het bezoldigingsbeleid. Morgen gaat de Europese Commissie naar alle waarschijnlijkheid akkoord met een aanbeveling van diezelfde Commissie aan de lidstaten van de Europese Unie om aandeelhouders een effectieve controle te geven op de beloningen van de bestuurders. Mijn fractie roept deze minister op om in de Ecofin-raad deze zaak op de rails te zetten. Dan kan de Europese Commissie in die raad uitgenodigd worden om met concrete voorstellen te komen. Het internationale bedrijfsleven kan dan aangespoord worden om besprekingen over een voor de gehele EU geldende code-Tabaksblat te beginnen. Gaarne krijg ik hierop de toezegging van de minister.
Bij de financiële beschouwingen van vorig jaar is een door de fractie van het CDA ingediende en door andere fracties breed gesteunde motie over beloningen in de publieke en semi-publieke sector aangenomen. Daar is nog weinig mee gebeurd. Mijn fractie roept het kabinet op, daarmee voortvarender aan de slag te gaan. De brief van minister Remkes van 30 juni van dit jaar is, gezien de daadkracht van het kabinet op andere terreinen, te mager. In de motie wordt gevraagd om een onderzoek naar de topinkomens in de publieke sector en om voorstellen voor een evenwichtig bezoldigingsbeleid van bestuurders in de publieke en semi-publieke sector.
Wie schetst onze verbazing: slechts tweederde van de instellingen in de semi-publieke sector heeft vrijwillig op de voorgelegde enquête gereageerd. Mijn fractie wil graag binnen enkele weken een lijst met instellingen die geweigerd hebben, op vrijwillige basis te reageren. Nu is er een wetsvoorstel nodig om een en ander alsnog voor elkaar te krijgen. Mijn fractie wil graag ook een overzicht van de stijging van de jaarinkomens van de topfunctionarissen in de publieke en semi-publieke sector van 2002 op 2003.
Er wordt op gesproken over de kabinetsreactie op het rapport van de commissie-Dijkstal. Mijn fractie ziet graag op korte termijn concrete voorstellen op het punt van het bezoldigingsbeleid in de publieke en semi-publieke sector. Deze voorstellen kunnen deel uitmaken van het debat over het rapport-Dijkstal.
Mevrouw Kant (SP):
Ik hoor weer mooie, stevige woorden van het CDA, evenals vorig jaar. Wij zijn nu een jaar verder. Een onderzoek is mooi en een aansporing tot het doen van voorstellen is ook mooi. Ik vind het echter gek dat op het moment dat in de Kamer beslissingen worden genomen over hoge salarissen waar de minister wel iets over te zeggen heeft – ik doel op de AFM – het CDA niet voor mijn motie stemt waarin wordt opgeroepen om een eind te maken aan de salarisstijgingen. Ik kan dat niet rijmen. U spreekt er grote woorden over, maar als wij er iets over te zeggen hebben, laat u de salarissen de pan uit rijzen.
De heer De Nerée tot Babberich (CDA):
Vorig jaar heb ik namens mijn fractie gesproken over de stijging van de salarissen in de publieke en semi-publieke sector. Ik heb toen voorbeelden genoemd, namelijk de Pensioen- & Verzekeringskamer en de AFM, waar het salarisniveau werd opgetrokken tot dat van directeur van De Nederlandsche Bank. Wij hebben daar uitgebreide discussies over gehad. Spitwerk van mijn fractiegenoot Omtzigt zal hopelijk leiden tot aanpassingen. Als u moties indient waarmee rechtspositionele regelingen om zeep worden geholpen, doen wij niet mee, want wij respecteren die regelingen. Wij hebben gevraagd om bij de vernieuwing van de contracten goed te kijken naar de inhoud ervan. Wij hebben de minister ook opgeroepen om die contracten niet onder dezelfde voorwaarden te verlengen.
Mevrouw Kant (SP):
Het is jammer dat ik het zeggen moet, maar dit is klinkklare onzin. Het is kul. De minister moet elk jaar zijn handtekening zetten voor de salarisstijging van de top van de AFM. Daar heeft u mee ingestemd. Ik heb samen andere leden van de oppositie voorgesteld om dit voor het komende jaar niet te doen, maar toen gaf u niet thuis. U kunt wel op de rechtspositie wijzen, maar de minister beslist.
De heer De Nerée tot Babberich (CDA):
Wij kunnen de rechtspositie niet zomaar weggooien. Wij leven nog steeds in een rechtsstaat en wij respecteren wat tussen partijen is overeengekomen.
Mevrouw Kant (SP):
Er is geen sprake van een rechtspositie, maar van een handtekening van de minister van Financiën waarmee een fikse salarisverhoging van de top van het bestuur van de AFM wordt toegestaan. Daar heeft u mee ingestemd en daar kunt u vandaag niet voor weglopen.
De heer De Nerée tot Babberich (CDA):
Wij leven in een rechtsstaat. Zolang ik lid ben van deze Kamer zal ik die altijd verdedigen. Het is het goed recht van mevrouw Kant om daar anders over te denken.
De heer Vendrik (GroenLinks):
Het is toch merkwaardig dat de verworven rechten van allerlei topmanagers hier uiteindelijk toch weer worden verdedigd. Als ik de hervormers van het CDA mag geloven, gebeurt dit op vele andere terreinen niet. Het onderzoek is al gedaan. In 2001 is de motie-Rosenmöller aangenomen. De code-Tabaksblat is nu in uitvoering. Wij moeten afwachten of aandeelhouders überhaupt geïnteresseerd zijn in het matigen van de topsalarissen. Verder hoor ik het CDA geen voorstel doen. Ik vraag de heer Nerée maar eens op de man af of wij hier misschien een norm kunnen afspreken voor de publieke en semi-publieke sector. Laten wij met elkaar afspreken – en laten wij het kabinet opdragen om daar uitvoering aan te geven – dat in de publieke en semi-publieke sector niet méér verdiend wordt dan de minister-president. Ik doe even mee met de partij van normen en waarden; zullen wij met z'n tweeën die norm vanavond stellen?
De heer De Nerée tot Babberich (CDA):
Ik heb de minister gevraagd of hij met concrete voorstellen wil komen, zodat wij die kunnen betrekken in de discussies over de beloningen in de publieke en semi-publieke sector. Ik moet zeggen dat het allemaal knap laat is. De motie lag er vorig jaar en ik heb gevraagd om daar voor 1 april een reactie op te geven. Toen hebben wij een brief gekregen met een verzoek om uitstel. Zo langzamerhand moet het komen. Ik roep de minister er dan ook toe op om inderdaad met die voorstellen te komen. Aan de hand daarvan zullen wij de discussie verder voeren.
De heer Vendrik (GroenLinks):
Als het kabinet zolang wacht met het doen van voorstellen, is het gebruikelijk dat de Kamer een aantal voorstellen doet. Ik heb u nu een heel concreet voorstel gedaan. Eerder deed ik u al een ander voorstel; ik wacht overigens nog op een reactie. Ik doe nu opnieuw een voorstel: laten wij hier als politieke norm voor de salarissen aan de top van de publieke sector vastleggen dat er niet méér wordt verdiend dan de minister-president. Dan dragen we het kabinet op om alle regelingen die daarmee verband houden, in die zin te wijzigen.
De heer De Nerée tot Babberich (CDA):
Ik wacht het standpunt en de voorstellen van het kabinet af.
De heer Vendrik (GroenLinks):
Dus u bent hiertegen; u wilt dit gewoon niet.
De heer De Nerée tot Babberich (CDA):
Ik zeg wat ik zeg. U zegt dat ik ertegen ben, maar ik zeg: nee, ik roep het kabinet ertoe op om met concrete voorstellen te komen. Daar kunnen wij over praten. Ik hoop dat dat snel gaat gebeuren, sneller dan de termijn waarop uitvoering is gegeven aan de motie die wij vorig jaar hebben ingediend; daar isüberhaupt nog geen uitvoering aan gegeven.
De voorzitter:
Nee, mijnheer Vendrik, nu niet meer. U hebt een reactie gekregen.
De heer Vendrik (GroenLinks):
Dan misschien mijn andere punt. Ik wacht nog op een reactie op mijn eerste interruptie, over de Wet-Harrewijn.
De heer De Nerée tot Babberich (CDA):
Dat moet dan een glasvezelverbinding worden.
De heer Vendrik (GroenLinks):
Een glasvezelverbinding? Nee, dat gaat over dat wetsvoorstel en ik wacht op een reactie van het CDA: doet het CDA mee of niet?
De heer De Nerée tot Babberich (CDA):
Ik heb al een paar keer een reactie gegeven. Ik heb daar niets aan toe te voegen.
De heer Van As (LPF):
Omwille van de tijd zal ik de heer De Nerée helpen en de heer Vendrik uit zijn droom helpen. De Kamer heeft een motie-Eerdmans aangenomen die daar al in voorziet. De heer Vendrik loopt op dat punt dus achter.
De heer De Nerée tot Babberich (CDA):
Ik kom nu bij het EMU-saldo en met name op het tekort dat veroorzaakt wordt door de lokale overheden. Namens mijn fractie ben ik bij de behandeling van de voorjaarsnota al ingegaan op de grote zorgen van de CDA-fractie over de bijdrage van de lokale overheden aan het EMU-saldotekort. In 2004 wordt dit tekort volgens de miljoenennota voor 0,7 procentpunt veroorzaakt door de lokale overheden. Dat betekent omgerekend een bedrag van bijna 3,5 mld euro. Voor 2005 voorziet de regering dat de lokale overheden het EMU-tekort voor 0,5 procentpunt, dus voor bijna 2,5 mld euro, in negatieve zin zullen beïnvloeden. Zonder deze door de lokale overheden veroorzaakte tekorten komt het EMU-saldo in 2005 uit op 2,1%, zeer ruim onder de 3%. Dat ligt niet aan de lokale overheden zelf; het zit 'm in de systematiek, want een van de factoren achter het toegenomen tekort van de lagere overheden is de teruglopende opbrengst van de verkoop van grond. De terugkoop van gronden door projectontwikkelaars stokt. Daarnaast zijn gemeenten op grond van in het verleden gesloten contracten verplicht om gronden aan te kopen van projectontwikkelaars. Deze gronden worden dan bouwrijp gemaakt en worden daarna weer terugverkocht. Als de aankoopprijs wordt betaald uit reserves die de lokale overheden hebben opgebouwd, komt de gehele aankoopprijs ten laste van het EMU-saldo, omdat een dergelijke transactie niet als een vermogenstransactie wordt gezien. Vermogenstransacties beïnvloeden het EMU-saldo niet. Bij de behandeling van de voorjaarsnota heb ik opgemerkt dat bij dergelijke bijdragen aan het EMU-tekort door lagere overheden onmiddellijke actie past. Namens mijn fractie zeg ik nogmaals dat duidelijk moet zijn dat het intreden van deze gevolgen de lagere overheden niet kan worden verweten. Het zit 'm in het systeem. Er is gewerkt aan verbetering en versnelling van informatievoorziening, maar dat lost het probleem niet op. Ook het introduceren van een soort stabiliteitspact voor lokale overheden lost het probleem niet op. Dit door deze minister bedachte systeem zal ertoe leiden dat lokale overheden afzien van noodzakelijke investeringen. De woningbouw, die nu al tot een dramatisch minimum is gezakt, zal nog verder afnemen. De lokale overheden zullen noodzakelijke aankopen uitstellen, iets dat enorme gevolgen heeft voor de toekomst. In tegenstelling tot de verwachting in de miljoenennota wijst het Centraal Planbureau erop dat er ook voor de jaren na 2005 een groot risico bestaat dat de lokale overheden het EMU-tekort in aanzienlijke mate kunnen beïnvloeden.
Er moet worden gezocht naar creatievere oplossingen. Ik heb namens mijn fractie bij de behandeling van de voorjaarsnota al de zogenaamde Oostenrijkse variant genoemd. Deze is echter met een voetnoot in de miljoenennota afgedaan. Kan de minister aangeven wat de reden is dat deze variant geen soelaas biedt? Er zijn nog andere creatieve mogelijkheden te bedenken. Laten de lokale overheden gaan praten met woningbouwcorporaties. Laten de lokale overheden gaan praten met projectontwikkelaars. Vermogenstransacties beïnvloeden het EMU-saldo niet. Laten de lokale overheden komen met PPS-voorstellen. Mijn fractie heeft met genoegen geconstateerd dat de minister met decentrale overheden heeft gesproken om ook deze creatieve mogelijkheden te benutten. Dit lost het probleem echter niet op, want het blijft rommelen in de marge.
Het structurele probleem ligt in de definitie van het EMU-saldo. De CDA-fractie roept de minister op in Brussel te gaan onderhandelen over een herziening van deze definitie op dit punt. Mijn fractie kan zich overigens niet voorstellen dat dit probleem ook niet in andere landen speelt. Kan de minister een overzicht geven hoe andere landen omgaan met dit soort problemen? Kennen andere landen een baten-lastenstelsel voor lokale overheden? Is inzicht te verkrijgen hoe andere landen omgaan met de problemen waarmee Nederland nu wordt geconfronteerd?
Men behoeft geen helderziende te zijn om te voorspellen dat er grote problemen zullen komen als vanwege dit systeem in de toekomst mogelijk nieuwe bezuinigingen nodig zijn. De CDA-fractie kan en wil niet uitleggen dat gesneden moet worden in sociale voorzieningen omdat gemeenten grond hebben aangekocht voor woningbouw. Laat mij het namens mijn fractie nog éénmaal duidelijk stellen: het is niet de schuld van de decentrale overheden dat het gebeurt, maar het zit in de systematiek.
De heer Crone (PvdA):
Ik ben het met u eens dat hier iets geks aan de hand is, maar u trekt geen politieke conclusie. U hebt gelijk dat het financieringstekort van minister Zalm over de hele periode hoog blijft. Het totale EMU-saldo blijft 1,9% tot en met 2007. Daarbinnen gaat de minister ervan uit dat het lokale tekort daalt van 0,7% naar 0,2%. Hij is dus al heel optimistisch over het terugdringen van het EMU-saldo, juist ook door gemeenten en provincies. De politieke vraag is natuurlijk: wat gebeurt er als dat niet gebeurt? Gaat het CDA dan extra bezuinigen en de lokale overheden toch knevelen? Of zegt u dat het qua vermogen een verantwoorde ontwikkeling is, dat het goed is dat er wordt geïnvesteerd en dat het tekort dan maar wat hoger dan 1,9% moet worden? Of zegt u dat er dan maar extra moet worden bezuinigd op de rijksbegroting of de sociale zekerheid? Dat zijn toch de drie smaken die u hebt en ik zou toch wel graag willen weten wat u ons voorhoudt.
De heer De Nerée tot Babberich (CDA):
Als de heer Crone goed heeft geluisterd, dan weet hij dat ik net heb gezegd dat mijn fractie niet kan en wil uitleggen dat er gesneden moet worden in de sociale voorzieningen omdat gemeenten grond hebben aangekocht voor woningen.
De heer Crone (PvdA):
In het voorjaar van het lopende jaar 2004 heeft de minister een extra pakket met bezuinigingen neergelegd op de sociale zekerheid en de rijksbegroting om die 0,7% te compenseren. Dit werkt ook door in 2005. Daar hebt u bij gezeten, dus dan ga ik ervan uit dat de CDA-fractie ook volgend jaar en de jaren daarna extra bezuinigingen zal accepteren als het om deze reden nodig is.
De heer De Nerée tot Babberich (CDA):
Ik heb dit namens mijn fractie opgebracht tijdens de voorjaarsnota. Nu breng ik het weer met de algemene financiële beschouwingen op. Ik hoop dat deze boodschap duidelijk is voor de minister.
De heer Crone (PvdA):
Dan stel ik vast dat de CDA-fractie het wederom zal accepteren als minister Zalm komt met extra bezuinigingen, hetzij voor de gemeenten, hetzij voor zijn eigen begroting.
De heer De Nerée tot Babberich (CDA):
Ik ga niet herhalen wat ik net twee keer heb gezegd. Als de heer Crone een beetje beter luistert, dan weet hij precies wat ik bedoel.
De afgelopen week is gedebatteerd over maatregelen die ervoor moeten zorgen dat mensen langer aan het werk blijven. Dat zijn harde, maar noodzakelijke maatregelen. Het kabinet wil bepaalde fiscale tegemoetkomingen om eerder te stoppen met werken, afschaffen. Het stelt hier andere tegemoetkomingen tegenover, zoals de levensloopregeling. Dat zijn twee kanten van de zelfde medaille, want een levensloopregeling maakt het aantrekkelijker om langer te blijven werken. Wij moeten ook iets doen voor de gepensioneerden. Dit moet geschieden op volstrekt vrijwillige basis. Maxime Verhagen heeft tijdens de algemene politieke beschouwingen gezegd dat met pensioen wordt gegaan op 65-jarige leeftijd en geen dag later. Hier wordt niet aan getoornd. Ik herhaal dat voor alle helderheid.
De directeur van het Centrum voor Werk en Inkomen zei gisterochtend op de radio dat de Nederlandse arbeidsmarkt een arbeidsreserve van tegen de 500.000 arbeidskrachten heeft. Als de economie aantrekt, moeten deze arbeidskrachten eerst een baan vinden. Minister Zalm zei tijdens de algemene politieke beschouwingen terecht dat er ook alternatieven dienen te worden onderzocht als de economie eenmaal aantrekt, omdat dit met een enorme snelheid zal gebeuren.
Regeren is vooruitzien. Om alvast inzicht te krijgen in mogelijke beleidsinitiatieven voor de toekomst, is het zaak om nu creativiteit op te brengen en te zoeken naar maatregelen die mensen stimuleren om weer aan het werk te gaan. De heer Rouvoet stipte dit ook aan in zijn termijn. De CDA-fractie denkt aan een onderzoek naar het opruimen van belemmeringen voor mensen die willen doorwerken. De CDA-fractie denkt ook aan het fiscaal faciliteren van mensen die gepensioneerd zijn, maar nog willen werken. Ook voor ondernemers die na hun 65ste door willen gaan, moet iets worden gedaan. Laten wij beginnen met de mensen die op volstrekt vrijwillige basis naast hun pensioen nog wat willen doen. Naar de mening van de CDA-fractie wil een groot aantal ouderen nog iets doen, maar ontbreekt het aan aansporingen om iets op te pakken. Het lijkt de CDA-fractie derhalve een goed idee om te onderzoeken of een apart belastingtarief kan worden ingevoerd van bijvoorbeeld 10% voor inkomsten uit loondienst tot een bepaald maximum van bijvoorbeeld € 10.000 voor degenen die na hun pensionering weer een halve dag, een dag, twee dagen of een hele week willen werken. Zij behouden gewoon hun pensioen. Deze inkomsten tellen niet mee voor de belastingheffing op andere inkomsten. De andere inkomsten worden dus niet tegen een hoger tarief belast omdat de oudere wat bijverdient. Het moet bij voorkeur om nieuwe banen gaan. Vrijheid, blijheid geldt voor zowel de pensioengerechtigde als de werkgever. Als de pensioengerechtigde ermee wil stoppen, is dat geen probleem. Als de werkgever het met zijn nieuwe werkkracht niet ziet zitten, is dat bij voorkeur ook geen probleem. Als de werknemer ziek is, is het jammer. Men bouwt geen extra pensioen op. Het komt erop neer dat je 90% van je loon overhoudt als je een baan hebt. Men behoudt het pensioen, of men werkt of niet. Kort gezegd: als iemand na zijn pensionering een baan wil, zal de fiscus zo iemand geen strobreed in de weg leggen. De fiscus krijgt 10% en de resterende 90% is voor de oudere die een baan heeft. Het is ook goed als je niet wilt bijverdienen.
De heer Vendrik (GroenLinks):
Ik stel voor om op het inkomen uit arbeid door 65-plussers op zijn minst AOW-premie heffen,want dan doen wij iets aan het verbreden van de grondslag. Daarover had de Raad van State het, weet u nog?
De heer De Nerée tot Babberich (CDA):
Weet u nog welk antwoord ik daarop heb gegeven?
De heer Vendrik (GroenLinks):
Nee. U gaf geen antwoord, dus ik weet het niet meer.
Vorige week vroeg mijn fractievoorzitter, mevrouw Halsema, aan uw fractievoorzitter, de heer Verhagen, of hij kennis had genomen van de rapportage van het SCP over de effecten op de emancipatie van de levensloopregeling van het kabinet. Daarin staat de zeer belangrijke conclusie dat met de levensloopregeling niet wordt bereikt wat ermee wordt beoogd, zelfs door de CDA-fractie. De regeling werkt bijvoorbeeld niet voor jonge moeders, jonge gezinnen. Dat heeft zeer veel te maken met het feit dat er niet collectief mag worden gespaard en dat er dus evenmin mag worden getrokken om weer te kunnen inleggen vanaf het moment waarop er weer kan worden gewerkt. Dit is een heel belangrijk element, dat wel in het oorspronkelijke CDA-plan Druk van de ketel stond, maar dat het kabinet er onder druk van de minister van Financiën uitgefietst heeft. Brengt deze conclusie de CDA-fractie nu op andere gedachten voor de invulling van de levensloopregeling?
De heer De Nerée tot Babberich (CDA):
Wij hebben daar verleden week over gediscussieerd en de heer Verhagen heeft er een reactie op gegeven. Zodra de levensloopregeling uitgewerkt moet worden, zullen wij zeer nauwkeurig bekijken of ze voldoet aan de doelstellingen waarvoor ze volgens de CDA-fractie bestemd is.
De heer Vendrik (GroenLinks):
Daar houd ik u dan aan. Het punt is dat de heer Verhagen verleden week nog geen kennis had genomen van het rapport; hij zou er in tweede termijn op terugkomen, maar dat wil wel eens misgaan. Dat maakt verder ook niet uit, maar dit is wel een wezenlijk punt. Ik kom er nu op terug omdat u zegt dat de nieuwe levensloopregeling zo belangrijk is voor een nieuw aanbod op de arbeidsmarkt, om ervoor te zorgen dat men actief kan blijven op de arbeidsmarkt. Maar juist de groep waarvoor wij die regeling willen treffen, komt met de voorstellen van het kabinet niet aan bod, maar eigenlijk wel met het oorspronkelijke CDA-voorstel van twee jaar geleden. Ik zou zeggen, dit is een kans voor open doel, ik leg voor u de bal op de penaltystip. U kunt de bal er keihard inknallen door tegen het kabinet te zeggen dat het anders moet.
De heer De Nerée tot Babberich (CDA):
Voorzitter. Als de heer Vendrik de bal op de stip legt, dan past enige terughoudendheid en dan moet je eerst even nadenken. Ik heb aangegeven wat wij willen, wij zullen de voorstellen zeer nauwkeurig bekijken. Op dat moment komen wij er zo nodig wel op terug.
De heer Crone (PvdA):
Ik betuig steun aan uw voorstel om mensen die langer doorwerken, dat fiscaal ook in positieve zin te laten merken. Mevrouw Bussemaker heeft dit voorgesteld in een debat met minister De Geus en de heer Bos heeft het verleden week bij de algemene beschouwingen voorgesteld, maar toen kregen wij geen steun. Wij zijn dan ook blij met het voorstel dat u nu doet, dus laten wij er in tweede termijn ook conclusies aan verbinden.
Nu roemt de hele wereld ons pensioensysteem omdat wij werknemers collectief premie laten inleggen, zodat er een grote pool van verzekerden ontstaat. Dat is goedkoper, want er zitten geen private winsten in, de transactiekosten zijn laag en bovendien kan er op lange termijn belegd worden, omdat er jonge en oude mensen in de verzekeringspool deelnemen. Waarom laat het CDA dit nu los bij de levensloopregeling en het prepensioen? Met ons systeem heeft men individueel veel meer keuzemogelijkheden op basis van een collectief spaarpotje. Dat is gewoon efficiënter en de solidariteit ligt vast, maar de individuele keuzevrijheid kan veel groter worden dan nu.
De heer De Nerée tot Babberich (CDA):
Er is ook al een lange discussie geweest over de reden waarom wij vinden dat de verantwoordelijkheid bij het individu gelegd moet worden en waarom u vindt dat dit een collectieve verantwoordelijkheid zou moeten blijven. Daarover verschillen wij gewoon van mening, wij willen de mensen weer zelf verantwoordelijkheid geven. Ik weet precies wat u bedoelt, u wilt ervoor zorgen dat alle premies collectief gestort worden bij een pensioenfonds. Dat is niet onze inzet, wij willen dat degene die bij de levensloopregeling rechten opbouwt, diverse mogelijkheden heeft om te beleggen waar hem dat het beste uitkomt. Wij willen niet weer een plicht, daar willen wij juist van af, en dat past bij de individuele verantwoordelijkheid.
De heer Crone (PvdA):
Maar bij wie legt u dan de extra kosten waar men in alle landen mee geconfronteerd wordt doordat er geen verzekeringspool meer is? Hoe groter de verzekeringspool, des te goedkoper het systeem is voor alle deelnemers. Dat heeft niets met solidariteit te maken.
De heer De Nerée tot Babberich (CDA):
Ik moet zeggen dat ik schrok van de bijna spastische reactie van de pensioenfondsen toen die moesten aangeven wat er aan prepensioen was opgebouwd. Ik zou wel eens willen weten wat de kostenstructuur bij de verschillende pensioenfondsen is. Ik vraag me af of het voor de verzekerden wel voordeliger zou zijn, als je het geld allemaal bij de pensioenfondsen onderbracht, nog afgezien van het feit dat een pensioenfonds niet vennootschapsbelastingplichtig is. Er moet concurrentie zijn tussen de aanbieders, maar ik kan niet onderschrijven dat de kostenstructuur bij pensioenfondsen gunstiger zou zijn dan die van andere maatschappijen die in concurrentie op de markt opereren.
Mevrouw Kant (SP):
Ik keer even terug naar de maatregelen die al genomen zijn onder het mom van bevordering van de arbeidsparticipatie, namelijk de ingreep in de VUT en het prepensioen. Wat is voor het CDA nu de belangrijkste reden om in te grijpen in de VUT en het prepensioen?
De heer De Nerée tot Babberich (CDA):
Laat ik een eenvoudig voorbeeld nemen van iemand die op zijn 62ste jaar met VUT kan. Dat wordt betaald, zoals u bekend is, via een omslagstelsel. Dat betalen anderen.
Mevrouw Kant (SP):
Ik zit niet te wachten op een uitleg hoe de regeling in elkaar zit. Wij hebben ons allen goed voorbereid op het debat.
De heer De Nerée tot Babberich (CDA):
Het is misschien een antwoord dat mevrouw Kant niet wil horen.
Mevrouw Kant (SP):
Ik stel u een vraag ...
De voorzitter:
Mevrouw Kant, u krijgt eerst een antwoord.
De heer De Nerée tot Babberich (CDA):
Iemand kan op zijn 62ste jaar met VUT gaan, maar wil doorwerken. Dan zegt de buurman die wel met VUT is, dat hij helemaal gek is, dat je een dief bent van je eigen portemonnee: alle anderen betalen voor je VUT, als je doorwerkt is dat niet voor een verdere opbouw van je pensioen. Dat kan allemaal niet dat zit niet in het systeem.
Als er dergelijke prikkels zijn, moet je kijken of je iets moet doen om dergelijke prikkels af te schaffen.
De voorzitter:
Wij houden het hierbij.
Mevrouw Kant (SP):
Voorzitter. U bewaakt toch ook de voortgang van het debat. Ik merk voor de tiende keer ...
De voorzitter:
Ten behoeve van de voortgang van het debat houden wij het voor dit moment hierbij. De heer De Nerée gaat zijn betoog afronden.
Mevrouw Kant (SP):
Ik heb nog geen antwoord op mijn vraag gekregen.
De voorzitter:
Er is ook nog een tweede termijn.
De heer De Nerée tot Babberich (CDA):
Ik sprak over een apart belastingtarief. Ik heb uiteengezet hoe het zou moeten. Ik moet eerlijk zeggen dat uit zeer voorlopige resultaten van een enquête door De Nederlandsche Bank onder een door de bank gesponsord consumentenpanel blijkt, dat er een overweldigende belangstelling is voor een dergelijk tarief, als het zou worden ingevoerd. Een dergelijk tarief zou, omgerekend, 200.000 ouderen in een voltijdbaan naar de arbeidsmarkt lokken. Ervan uitgaande dat een groot aantal ouderen in deeltijd gaat werken, worden het er dus veel meer. Het is goed voor de ouderen, want het houdt hen jong en gezond. Het is ook goed voor de jongeren, die zich dan minder zorgen behoeven te maken over de ouderen. Er is alleen een probleem. Het arbeidsrecht maakt het voor de werkgevers niet echt gemakkelijk en aantrekkelijk om op basis van vrijheid, blijheid direct oudere mensen in dienst te nemen. Hier ligt wellicht een taak voor de uitzendbureaus. Die kunnen wellicht het seniorenloket, dat er al is, uitbouwen.
Het hoeft niet meteen en het moet ook niet meteen. Het is voor mijn fractie vanzelfsprekend ook belangrijk, dat het evenwicht tussen de verschillende leeftijdsgroepen niet wordt verstoord. Wij moeten er echter wel klaar voor zijn als de economie aantrekt en daardoor het huidige arbeidsaanbod weer wordt opgenomen. Mijn fractie verzoekt het kabinet actief mee te denken in deze richting en te komen met voorstellen om klaar te zijn voor de toekomst, voor het moment dat het zover is.
Al met al wordt volgend jaar toch nog een redelijke vergoedingsslag gemaakt. Dat heeft de hartelijke steun van mijn fractie. Bij het zoeken naar de dekking van de motie-Verhagen/Van Aartsen/Dittrich is een post accijnsheffing op kerosine voor binnenlandse vluchten opgenomen. Mijn fractie roept het kabinet op om in internationaal verband ook steun te verwerven om deze heffing internationaal mogelijk te maken. Daarvoor moeten verdragen gewijzigd worden. Dat zal weliswaar niet snel gebeuren, maar het is wel noodzakelijk dat die discussie gestart wordt. Het is mijn fractie bekend dat ook de Europese Commissie al eens eerder voorstellen in deze richting heeft gedaan.
Vooruitblikkend naar 2006 nodigen wij het kabinet uit, de dekking voor de nota Verkeersemissies ook in de sfeer van de vergroening te zoeken.
De heer Vendrik (GroenLinks):
Dit gaat ook over de toekomst, waar de heer De Nerée zojuist over sprak. Het CDA wil Nederland klaarmaken voor de toekomst. Nu heb ik een paar weken geleden begrepen dat er voor het CDA geen enkel debat mogelijk is over de hypotheekrenteaftrek. Afgelopen vrijdagavond begreep ik van de minister De Geus van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, een partijgenoot van de heer De Nerée, dat in de toekomst toch wel gesproken moet worden over de hypotheekrenteaftrek. Mag ik het zo opvatten dat het ook de opvatting is van het CDA dat er in de toekomst over nagedacht moet worden?
De heer De Nerée tot Babberich (CDA):
Ik zou zeggen: mijnheer Vendrik, als u de heer De Geus nog eens spreekt, vraag wat hij met zijn woorden bedoeld heeft. Onze opvatting is duidelijk. Het is op dit moment niet aan de orde.
De heer Vendrik (GroenLinks):
Dat het op dit moment niet aan de orde is, wist ik al. Dat zei ik ook al. Daarvan behoef ik dus geen bevestiging.
Zou het misschien aardig zijn om het denken over de toekomst, waar wij allemaal mee bezig zijn, te bevorderen door eens een goed advies te vragen, bijvoorbeeld aan de Sociaal-Economische Raad? Dat is een adviesclub die over allerlei belangrijke sociaal-economische onderwerpen gaat. Zou de SER er niet eens een advies over moeten schrijven hoe de politiek in de toekomst met het ingewikkelde vraagstuk van de hypotheekrenteaftrek dient om te gaan? Zou dit voorstel niet op de steun van de CDA-fractie kunnen rekenen?
De heer De Nerée tot Babberich (CDA):
Ik zou zeggen: laat de heer Vendrik zelf, in zijn termijn, met dit voorstel komen. Het zal niet van ons komen.
De heer Vendrik (GroenLinks):
Dat vraag ik niet. Ik vraag of de heer De Nerée zo'n advies ziet zitten. Ik zou het prettig vinden als de heer De Nerée nu één keer in het debat gewoon eens ja of nee zegt of een antwoord geeft, want wij staan ons hier het apezuur te interrumperen maar zo schiet het niet op.
De heer De Nerée tot Babberich (CDA):
Dat is uw eigen, vrije keuze.
De heer Vendrik (GroenLinks):
Ik doe een serieus voorstel. U wilt voor dit moment geen aantasting van de hypotheekrenteaftrek; dat is helder. U wilt Nederland wel klaarmaken voor de toekomst en ik doe u een voorstel daarvoor. Dat is een serieus voorstel en daar vraag ik een serieus antwoord op.
De heer De Nerée tot Babberich (CDA):
Ik geef u een antwoord, al is dit een antwoord dat u niet wilt horen: ik heb geen behoefte aan een advies van de SER.
Mevrouw Kant (SP):
Ik wil even terugkomen op het punt van de koopkracht. Vorig jaar hebben wij een heftig debat daarover gehad, ook tussen ons beiden. Het ging er stevig aan toe, want het ging ergens over.
De heer De Nerée tot Babberich (CDA):
Het ging toen over een heleboel andere dingen.
Mevrouw Kant (SP):
Het ging over mensen met minimale uitkeringen en over chronisch zieken en gehandicapten die ook door de maatregelen in de zorg behoorlijk werden getroffen en zwaar werden aangeslagen in hun koopkracht. Nu heeft het kabinet onlangs erkend dat in specifieke gevallen mensen er door die maatregelen inderdaad fors op achteruit zijn gegaan. Thans gaan mensen er opnieuw op achteruit en dit geldt voor iedereen, dus ook de minima gaan er op achteruit en ook weer de chronisch zieken en gehandicapten. Hoe kan de CDA-fractie dit opnieuw voor haar rekening nemen?
De heer De Nerée tot Babberich (CDA):
Dit kabinet heeft geprobeerd om iets te doen aan de koopkrachteffecten voor de werkelijk sociaal zwakkeren. Dat siert het kabinet en wij zullen kijken hoe dit verder uitpakt. Over 2004 zijn er geen sterke effecten opgetreden, mede door het niet erg hoog zijn van de inflatie. Wij zullen kijken wat ervan terechtkomt, want het is zo dat het kabinet geprobeerd heeft iets te doen. Zeker bij de ouderen is dit zo. De heer Crone sprak al over kortingen die niet meer werken en dat is een van de redenen waarom je dan maar beter de AOW kunt verhogen. Welnu, dat is gebeurd en daar zijn wij blij om. Ook wat de minima aangaat, is geprobeerd de koopkracht zoveel mogelijk op het nulniveau te houden en te zorgen dat zij niet te veel naar beneden zakken. Als het gaat om de rest van het plaatje, om wie er allemaal moeten inleveren, dan betreft dat modaal en tweemaal modaal, als je kijkt naar de percentages.
De vergadering wordt van 19.10 uur tot 20.30 uur geschorst.
De heer Van As (LPF):
Voorzitter. Het gaat niet goed met de BV Nederland. Ons land vergrijst, de collectieve uitgaven en de overheidstekorten nemen toe en de economische groei blijft achter bij de andere EU-landen. Voor dat scenario staan wij allen. Voor 2004 is een economische groei geraamd van circa 1,25%. Voor 2005 heeft het kabinet de groei geschat op 1,5% en het hoopt op betere tijden. Maar wat als die betere tijden voorlopig niet aanbreken, want dat kan natuurlijk ook. Teneinde het hoofd te kunnen bieden aan deze problemen heeft het kabinet via de Miljoenennota 2005 een pijnlijke, maar noodzakelijk geachte bezuinigingsoperatie uitgevoerd. Daarbij staat in wezen de verzorgingstaat ter discussie. Maar, voorzitter, hoe lang blijven wij op deze manier bezuinigen? Nederland loopt uit de pas bij andere EU-landen. Wij zijn niet concurrerend genoeg. De VPB is te hoog. De OZB voor de gebruikers wil het kabinet laten vervallen en de staatsschuld moet een keer worden afgelost. Volgens de premier moest dat destijds, toen hij deel uitmaakte van het kabinet-Balkenende I, in één generatie gebeuren, maar daar hoor ik niets meer over. Voor al deze te nemen maatregelen is financiële dekking nodig. Waar denkt de minister van Financiën die te vinden? Dat zal zeker moeilijk worden als de economische groei achterwege blijft, en dat kan. Het zal ook moeilijk worden als de belastinginkomsten tegen blijken te vallen. Ook dat is niet ondenkbaar. Met dit scenario zullen wij rekening moeten houden. Ik ben erg benieuwd hoe de minister hierover denkt.
Tijdens de algemene beschouwingen op 28 en 29 september hebben de coalitiepartijen een motie ingediend die eigenlijk voorzag in het terugdraaien van een aantal kabinetsmaatregelen. Het kabinet werd teruggefloten en een aantal pijnlijke maatregelen werd teruggedraaid. De rekening werd eigenlijk bij het MKB en de hardwerkende burger gelegd. Zij kregen een sigaar uit eigen doos. Mijn fractie heeft deze motie gesteund, omdat het grijs kenteken kon worden gehandhaafd en omdat het MKB, in wezen onze banenmotor, deels tegemoet kon worden gekomen. Het deed ons echt deugd dat onze motie waarin werd gevraagd om mensen met veertig arbeidsjaren en vooral slijtende beroepen met pensioen te laten gaan, werd aangenomen.
Een belangrijk deel van de discussie van vandaag heeft al plaatsgevonden tijdens de algemene politieke beschouwingen. Het zou de coalitiepartijen sieren als men nu het lef had om met voorstellen te komen die ertoe leiden dat het huidige financiële beleid op de schop gaat. De immense financiële problemen die op ons afkomen kunnen namelijk niet meer met jaarlijkse bezuinigingsrondes worden opgelost. Zij vergen een ander financieel beleid en een structurele aanpak voor de korte, de middellange en de lange termijn. Graag vernemen wij van de minister hoe hij hierover denkt. De jaarlijkse kaasschaafmethode zal op den duur namelijk niet meer voldoen.
Voorzitter. Het is volgens de LPF-fractie aan de gewone burger niet meer uit te leggen dat hij met zijn salaris op de nullijn wordt gezet, hij niet meer met VUT of prepensioen kan en dat de overheidslasten jaarlijks de pan uitrijzen, terwijl hij maandelijks nauwelijks met zijn loon kan rondkomen. Zeker 30% van onze bevolking staat bij de bank of een andere financieringsinstelling rood. Het is ook niet meer uit te leggen dat gewone burgers bij 5 km/uur te hard rijden worden gepakt, maar criminelen wegens cellengebrek worden vrijgelaten, dat onze ouders in de verzorgingstehuizen een pyjamadag krijgen of in een luier moeten liggen bij gebrek aan personeel, maar dat bij het opsporen van belasting-, socialezekerheids- of verzekeringsfraudes de pakkans laag ligt. Het is ook niet uit te leggen dat zwartwerken eigenlijk loont, omdat de pakkans praktisch nihil is. Lees hierover de rapporten van de Algemene Rekenkamer. Het kabinet zou eigenlijk het goede voorbeeld moeten geven door zelf eerst de broekriem aan te halen. Dat hebben wij al meerdere malen betoogd. De hele sector overheid zal op de nullijn moeten worden gezet, waardoor de jaarlijks toenemende overheidslasten in de hand kunnen worden gehouden. De burgers en het bedrijfsleven moeten weer vertrouwen krijgen in deze overheid, een overheid die er ook zelf aan werkt dat zo sober en doelmatig mogelijk met gemeenschapsgelden wordt omgegaan en die zo nodig de tering naar de nering zet.
Voorzitter. Ik wil het vervolgens hebben over de zoeklichtstudie en de herijking van de rijkstaken. Wat gebeurt er nu eigenlijk met de motie waarin herijking van de rijkstaken alsmede een drastische vermindering van de subsidies worden bepleit? Ik kom hierop nog terug. Wij hebben begrepen dat minister De Graaf voor zichzelf een rol ziet weggelegd via het actieprogramma Andere overheid. Wanneer kunnen wij de eerste resultaten daarvan tegemoet zien? Wellicht is het zinvol onze suggestie voor een overheid met zes kernministeries daarbij te betrekken.
Ik dank de waarnemend minister-president voor het beantwoorden van een subsidieaanvraag, gesteld tijdens de APB. Vorig jaar heb ik gevraagd om een inventarisatie van de premiegefinancierde subsidies in de zorg. Kan hij ons informeren over de stand van zaken op dit moment? Ook verneem ik gaarne van de minister wat de uitkomst is van mijn motie om aan alle subsidieregelingen een eindtijd te verbinden. Hoe ver is hij met de uitvoering daarvan?
Voorts vraag ik hem subsidies kritischer te bekijken op nut en noodzaak. De LPF-fractie wil dat er voor het jaar 2006 een additionele subsidietaakstelling komt ter grootte van 1,5 mld. Hierbij dient te worden bekeken in hoeverre subsidies effectief zijn en geen inkomensdaling voor burgers veroorzaken. Het is de bedoeling om verdere toekomstige bezuinigingen te verzachten die de koopkracht van de burgers aantasten. Gaarne verneem ik een reactie van de minister.
Wanneer wordt er eindelijk een begin gemaakt met de vermindering van de jaarlijkse EU-contributie?
De heer Bakker (D66):
De heer Van As houdt in zekere zin zijn maidenspeech, maar ik hoop dat ik hem een vraag mag stellen.
De heer Van As (LPF):
Ja zeker.
De heer Bakker (D66):
Een subsidietaakstelling van 1,5 mld klinkt natuurlijk prachtig voor mensen die op zoek zijn naar middelen. Heeft de LPF enig idee waar dat bedrag moet worden gevonden? Wordt er vooral gedacht aan de inkomensregelingen of gaat het om allerlei andere subsidies?
De heer Van As (LPF):
Er is een bedrag van 22 mld gemoeid met 505 regelingen. In een rapport van de Burke-stichting wordt aangegeven dat er een hoog bedrag kan worden bezuinigd. Wij stellen ons voor dat je, uitgaande van 22 mld, op 1 à 1,5 mld per jaar kunt uitkomen. Wij hebben er ook ideeën over en ik wil gaarne zelf met voorstellen komen. Minister Hoogervorst is er vorig jaar al mee gekomen. Wij hebben het kabinet gevraagd om een en ander per departement aan en voor te dragen.
De heer Bakker (D66):
Op zichzelf ben ik dat graag met u eens, want er zit hier en daar nog het nodige vet in de subsidies. Maar u moet toch erkennen dat het overgrote deel van die subsidies bestaat uit allerlei inkomensregelingen, zoals de huursubsidie en de studiefinanciering. Die schaft u hopelijk toch ook niet zomaar af.
De heer Van As (LPF):
Wij willen gaarne een inhoudelijke discussie aangaan. Dat hoeft niet tijdens dit debat, maar het kan bijvoorbeeld bij de begrotingsbehandeling van VROM. Als je praat over huursubsidie, moet je ook durven praten over huurtoeslag. Dat zijn communicerende vaten, waarbij het ene het andere bijna kan financieren. Dat scheelt de overheid gigantisch veel geld. Wij pleiten voor een herijking van alle rijkstaken waarbij alle subsidieregelingen tegen het licht worden gehouden op basis van no-nonsense en een realistische visie.
Het budget voor ontwikkelingshulp, een LPF-stokpaardje, kan naar onze mening ook worden teruggebracht, zeker als je een vergelijking maakt met andere landen. 0,2% is toch een behoorlijk bedrag. Wij willen dat dit budget wordt teruggebracht en dat het geld wordt gebruikt voor bijvoorbeeld de zorg. Ook daarover zul je een inhoudelijke discussie moeten aangaan.
Er moet een einde komen aan de excessieve graaicultuur van gemeenten in de portemonnee van de burgers. Welke maatregelen staan het kabinet ter beschikking om gemeenten te dwingen tot het matigen van de belastingverhogingen? Met verhogingen die het inflatiepercentage niet overstijgen, kun je de zaak in de hand houden. De excessieve topsalarissen en de graaicultuur zijn zowel de burgers als ons een doorn in het oog, zeker als er wordt gegraaid aan de top bij de overheid, de semi-overheid, bijvoorbeeld het UWV en ziekenhuisdirecties.
Het is nog schandaliger als topbestuurders van goededoelenorganisaties zich verrijken met excessieve topsalarissen die nota bene zijn opgebracht door hardwerkende collectanten en donateurs. Wij hebben dat meegemaakt bij de hartstichting. Het is niet bekend welke gouden handdruk daarvoor is uitgedeeld, maar wij werden er onpasselijk van toen wij het in de krant lazen. Dat heeft niets meer met normen en waarden te maken. Wij willen dat de overheid niet meewerkt aan het financieren van goededoelenorganisaties, als er geen duidelijkheid is over de topsalarissen van deze bestuurders. Juist bij het hanteren van normen en waarden dient de overheid zelf het goede voorbeeld te geven. Wij vernemen gaarne van de minister of hiermee rekening wordt gehouden bij het stellen van de criteria.
Ik weet niet of het point of no return is bereikt, maar ons is verteld dat er plannen zijn voor nieuwbouw voor Justitie en Binnenlandse Zaken. De huidige gebouwen, die niet ouder zijn dan 25 jaar, moeten dan worden gesloopt. Het gaat om een investering van circa 600 mln. Wat is de stand van zaken? Is het een gelopen race of staat het nog ter discussie? Zo ja, dan vragen wij om eerst de herijking van de rijkstaken af te wachten en aan de hand van de nieuwe blauwdruk na te denken over passende huisvesting.
De LPF-fractie geeft de staatssecretaris een compliment voor de voortvarende aanpak van de belastingvrijstaten. Wanbetalers worden aangepakt en zo hoort het ook. De goedwillende burger betaalt immers ook zijn belastingen. Hoe zit het met de kosten die gemoeid zijn met de inzet van politie, ME, belastingambtenaren, enz. bij invallen? Ik noem het maar even de perceptiekosten. Tot nu toe werden die kosten door de overheid betaald, dus door de belastingbetaler. Op mijn suggestie om die kosten te verhalen op de wanbetalers heeft minister Remkes gezegd dat hij het hiermee volledig eens was. Wat is er sindsdien gebeurd? Wat is het standpunt van het kabinet?
Uit de rapportage hebben wij begrepen dat minister Donner een capaciteitsgebrek heeft bij de fraudebestrijding. Dat capaciteitsgebrek is er al langer; er lijkt geen einde aan te komen, ook op het gebied van de bestrijding van fiscale misdaad. Vorige week kregen de ministers Donner, Zalm en De Geus nog een enorme draai om de oren van de Rekenkamer. Dit eerbiedwaardige instituut, een instituut waar de LPF een fan van is, bracht een rapport uit met de titel "Fraudebestrijding: stand van zaken 2004". Hierin wordt onder meer de pakkans en strafkans van fraudeurs berekend. De conclusie is onthutsend. De pakkans voor de meeste soorten fraude is laag. De overheid heeft slecht zicht op de fraude en slechts 1% van de frauderende WAO'ers en WW'ers loopt tegen de lamp. Eigenlijk is het een motie van wantrouwen aan het adres van de ministers.
De LPF-fractie is ontevreden over het antwoord dat de bestrijding van fiscale criminaliteit geen prioriteit heeft, zeker niet in strafrechtelijke zin. Wij willen dat kwaadwillende burgers en bedrijven sidderen als zij bezoek krijgen van FIOD of SIOD. Naast het fiscaal knippen en scheren van patser-criminelen wil de LPF fiscale criminelen meer strafrechtelijk vervolgd zien. Beelden uit Amerika van frauderende bestuurders die in de boeien naar het gevang worden afgevoerd, zouden in ons land niet misstaan. Bij ons zie je hooguit een voormalige topman van Ahold op een skipiste genieten van zijn gouden handdruk. Het is eigenlijk te gek voor woorden dat men er in ons land zo gemakkelijk van afkomt. Hoe denkt de minister dit richting de burger te kunnen rechtvaardigen? Hoe staat het met de resultaten van de "pluk ze"-teams? Ook hier zien wij gaarne een reactie van de minister tegemoet.
De menselijke maat is ver te zoeken. De overheid dient onzes inziens te snijden in de uitgavenpatronen en zeker ook in de subsidies. Laat de overheid eerst maar eens beginnen met het teruggeven van enkele miljarden aan de burgers, met extra personeel in de verzorgingstehuizen voor onze ouderen, met meer blauw op straat, met het ontslaan van graaiende topambtenaren en met een stop op de stijging van de lokale lasten. Dan pas mogen dit kabinet en de minister-president zich weer sociaal en fatsoenlijk noemen.
De heer Blok (VVD):
Voorzitter. Aangezien de financiële beschouwingen tot nu toe wat somber van toon zijn, begin ik met een compliment voor de oppositie. De afgelopen weken is gebleken dat er weinig landen zijn waar de oppositie al zoveel van haar doelstellingen heeft kunnen bereiken als in Nederland. Voor de PvdA, GroenLinks en de SP is in Nederland al een groot deel van hun doelstellingen bereikt. In een mooi rapport van het SCP konden wij twee weken geleden lezen dat Nederland wereldkampioen inkomensgelijkheid is en het meest succesvol in het bestrijden van armoede. Wat de inkomensgelijkheid betreft moeten wij weliswaar Tsjechië nog voor laten gaan, maar daar verdient de gemiddelde Tsjech de helft van wat de gemiddelde Nederlander verdient. Als ik Tsjechië even wegstreep, dan heeft de oppositie haar doelen bereikt. Wij wonen in het land met het minste inkomensongelijkheid. Daar wil ik de oppositie mee feliciteren.
De heer Crone (PvdA):
Dat willen wij graag zo houden. En daarom moet dit kabinet weg, want dan krijg je die graaicultuur. Het kabinet heeft er de mond vol van, maar doet er niks aan. Wij willen een mooie samenleving: met zijn allen samen.
De heer Blok (VVD):
Ik ben het met u eens dat dit betekent dat er nu voor het kabinet nog een grote uitdaging is, want de oppositie is eigenlijk al klaar en het kabinet moet zijn doelstellingen nog halen. Waar ik zo-even sprak over het gelukkige gebrek aan tweedeling in de Nederlandse samenleving – een tweedeling is iets wat de VVD niet nastreeft – moet ik wel zeggen dat de VVD zich zorgen maakt over een mogelijke nieuwe tweedeling. Een tweedeling tussen jong en oud. Daarbij doel ik in het bijzonder op werkende jongeren, een steeds kleinere groep die de lasten voor een steeds grotere groep niet werkende ouderen op moet brengen. Dat is het soort tweedeling dat wij in Nederland moeten voorkomen. Aan de hand van dit thema zal ik dan ook de miljoenennota behandelen.
Allereerst valt mij op dat de lastendruk op arbeid de afgelopen jaren weer toeneemt. De zogenaamde wig, de marginale lastendruk, is na een daling tot 40% in 2001 inmiddels opgelopen tot 43,5%. Dat is in strijd met het uitgangspunt dat werk moet lonen. Bovendien verhoogt lastendruk op arbeid de werkloosheid. Dat is nog maar het begin, want bij de voorjaarsnota heb ik de minister gevraagd om een overzicht te geven van de te verwachten ontwikkeling van de zorgkosten en in het bijzonder van de AWBZ-kosten. Wij hebben er inmiddels een antwoord op gekregen, maar dat antwoord stemt de VVD niet erg vrolijk. Op dit moment bedraagt de AWBZ-premie, een premie die iedere belastingplichtige in Nederland moet opbrengen, ruim 13%, ongeveer € 300 per maand. Volgens de miljoenennota loopt bij ongewijzigd beleid de druk van de AWBZ-premie op tot zo'n 25%. Dat is een verdubbeling in ongeveer vijftien jaar. Het betekent dat iedere burger in Nederland € 600 gaat betalen in plaats van € 300. Dat is natuurlijk een onmogelijke opgave voor de portemonnee van de burgers en voor de werkgevers in Nederland, die ook met die lasten geconfronteerd zullen worden. Het is ook een tikkende tijdbom voor de Nederlandse economie. Nu neemt het kabinet weliswaar maatregelen om de toename van de zorgkosten en de AWBZ-premie te beperken, maar hoe het plaatje er uiteindelijk uit gaat zien, is mij nog steeds niet duidelijk. Wat ik wel zeker weet, is dat een voortdurende stijging van die lasten op arbeid niet te dragen is door die steeds kleinere groep werkende jongeren.
De heer Vendrik (GroenLinks):
Ik heb eigenlijk dezelfde vraag als aan de heer De Nerée die hetzelfde punt maakte. Het lijkt mij een terechte analyse. We kunnen er iets aan doen. De Raad van State doet het kabinet een voorstel; fiscalisering van de AOW, waarmee ervoor wordt gezorgd dat de druk van de vergrijzingslasten niet puur en alleen bij de jonge werknemers ligt. Zullen wij dat vandaag gaan regelen, mijnheer Blok? Of is dat ook voor de VVD een taboe?
De heer Blok (VVD):
Het fiscaliseren van de AOW is een ontzettend dom idee, ook als de Raad van State daarmee komt. Wat zeg je daar in feite namelijk mee? Beste mensen in Nederland, spaart u vooral niet voor uw oude dag, want als u iets meer heeft dan een AOW-uitkering, pakken wij dat van u af. Als GroenLinks aan de macht komt, als de PvdA aan de macht komt, zullen alle mensen die meer hebben dan alleen AOW via de belasting gepakt worden. De boodschap die u uitstraalt naar alle werkenden in Nederland is: maak het geld op, gooi het uit het raam, want als GroenLinks aan de macht komt pakken wij het u af.
De heer Vendrik (GroenLinks):
Volgens mij is dit gewoon een dom antwoord. De heer Blok loopt gewoon weg voor een kwestie die hijzelf opbrengt. De Raad van State komt er niet voor niets mee. Het wordt al jaren bepleit door een veelheid aan economen, zeker niet alleen ter linker zijde; ook de heer Lans Bovenberg, de huiseconoom van het CDA, is er voor de zoveelste keer mee gekomen. Als wij de vergrijzingslasten eerlijker willen verdelen, is fiscalisering van de AOW beslist een te bespreken optie. Ik moet constateren dat de domheid van de VVD weer zo groot is dat dit een taboe is. Dat spijt mij zeer. Ik moet dus concluderen dat ook op dit punt de VVD geen alternatief biedt. Wel een probleem benoemen, maar als er een oplossing moet worden aangereikt, hard wegrennen. Teleurstellend, mijnheer Blok.
De heer Blok (VVD):
U praat zo lang dat u mij niet eens de gelegenheid biedt om alternatieven noemen. Er zijn namelijk wel meer regelingen die op de burgers drukken dan alleen maar de AOW. Ik noem als voorbeeld de AWBZ-premie en de inkomstenbelasting. Het gaat uiteindelijk om de totale druk voor de burger. Waar de zorgkosten onvermijdelijk oplopen, kan je ook concluderen dat andere lasten voor de burger af moeten nemen. Ik denk daarbij aan de inkomstenbelasting of de sociale premies. Bij wie de dommigheid zit, daar kunnen wij over discussiëren, maar erg veel creativiteit hoor ik niet bij u. U wilt alleen maar belastingverhoging, terwijl een scala aan lasten voor de burgers verlaagd kan worden. Dat zullen wij ook moeten doen.
De heer Vendrik (GroenLinks):
Het is tamelijk vermoeiend om voortdurend te moeten debatteren op basis van een verkeerde weergave van een voorstel. Fiscalisering van de AOW is geen belastingverhoging, maar dit houdt in dat de premie op basis van een bredere grondslag geheven wordt omdat ook aanvullende pensioenen daarvoor aangesproken worden. Het is het verschuiven, het eerlijker verdelen van lasten. De heer Blok begon zo aardig met op te merken dat ook de VVD van mening is dat de lasten in de toekomst niet alleen bij de jongeren gelegd mogen worden. GroenLinks pleit daar al jaren voor. Als ik echter een concreet voorstel doe om de belastingdruk eerlijker te verdelen, geeft de heer Blok niet thuis.
De heer Blok (VVD):
Dus volgens GroenLinks is het geen belastingverhoging wanneer een 65-plusser nu geen AOW-premie betaalt en straks wel. Ik weet niet of dit pacifistisch of trotskistisch rekenen is, maar daar doen liberalen niet aan.
De heer Vendrik (GroenLinks):
Dat is een goeie mop, maar geen antwoord op mijn vraag. Het is niet alleen een voorstel van mij. Het is net als met de hypotheekrenteaftrek, iedereen heeft het erover behalve de VVD. Als u de vergrijzing serieus neemt en de lasten eerlijker wilt verdelen over de generaties, moet u zichtbaar maken wat u daaraan doet. Ik hoor u wel het probleem noemen, maar ik zie alweer geen oplossing bij de VVD.
De heer Blok (VVD):
Ik heb een lijst van mogelijkheden genoemd: inkomstenbelasting, sociale premies en zorgkosten. Wij moeten ingrijpen om te voorkomen dat die lasten omhoog gaan, maar dat debat durft u hier niet aan. U wilt alleen mensen die hun leven lang hard gewerkt hebben met een belastingverhoging confronteren. De VVD wil geen straf op hard werken.
De heer Crone (PvdA):
Weet hoeveel AOW-premie de huidige gepensioneerden hebben betaald toen zij 40 à 50 jaar oud waren in vergelijking met de huidige AOW-premie voor werkenden? Omdat de groep 65-plussers kleiner was en er een omslagstelsel geldt, betaalden mensen veel minder AOW-premie. De Raad van State, Lans Bovenberg en anderen hebben gelijk dat het eerlijk betalen voor je eigen pensioen en AOW in het geding is.
De heer Blok (VVD):
Uw voorstel maakt duidelijk dat je niet eindeloos door kunt gaan met alleen maar regelingen die gefinancierd worden via een omslagstelsel. Om die reden loopt ook de VUT vast. Op een bepaald moment moet je zorgen voor een stevige kapitaaldekking. Bij een regeling zoals de AOW, waarbij een omslagstelsel onvermijdelijk is, moet je ervoor zorgen dat er of voldoende economische groei is om dit met z'n allen te kunnen dragen of dat er op andere terreinen lastenverlichting komt. Alleen zo kun je voorkomen dat de burger per saldo meer moet betalen. Het patroon dat u schetst van toenemende lastendruk kan je niet eindeloos handhaven met een steeds kleinere groep werkende jongeren.
De heer Crone (PvdA):
U heeft terecht vastgesteld dat de wig steeds groter is geworden. Ook onder dit kabinet zijn de lasten op arbeid verhoogd, terwijl de lasten op vaste productiemiddelen en op het eigen huis worden verlaagd. Dat is dus het omgekeerde van wat u bepleit.
De heer Blok (VVD):
U doet alsof het om verschillende mensen gaat, maar de huizenbezitters hebben ook gewoon een baan. Zij betalen uiteindelijk het saldo van de aftrek van de hypotheek en de directe belastingen.
De heer Crone (PvdA):
Alle economen weten dat het groot verschil maakt of je mobiele productiefactoren belast, zoals arbeid en winst, of immobiele productiefactoren, zoals sommige vormen van milieuvervuiling en woningbezit. Daardoor worden andere groepen getroffen. Dat is juist het probleem. De arbeidskosten worden in dit land opgejaagd door het kabinet en de lasten voor mensen en huizen die toch niet weg kunnen, worden verlaagd. Dus zegt iedereen: wat is dit voor een land?
De heer Blok (VVD):
De belastingkosten zouden opgejaagd worden als de PvdA aan de macht zou komen. Die interruptie hebben wij al uitgewisseld.
De heer Crone (PvdA):
Houd daar nou eens over op, want uit de tegenbegroting blijkt dat zij omlaag gaan. Bij de kinderopvang en de sociale premies en voor ouderen en jongeren gaan die kosten omlaag. Ga nou dus geen sprookjes vertellen, maar geef aan wat de VVD wil.
De heer Blok (VVD):
Ik vertel geen sprookjes. Ik lees uw tegenbegroting en ik lees daarin dat...
De heer Crone (PvdA):
Noemt u één vorm van arbeidskosten die omhoog gaat. Eén is al genoeg.
De voorzitter:
U wilt een antwoord van de heer Blok. Dan moet u hem ook de gelegenheid geven om uit te spreken.
De heer Blok (VVD):
Ik wil op alles antwoord geven, maar dan moet ik wel de kans krijgen. Ik moet één voorbeeld noemen, maar ik kan een paar voorbeelden noemen. U wilt de hoogste belastingschijf verhogen. Ik heb al uitgelegd wat dat betekent voor een hoogleraar, om maar eens een groep te noemen die erg mobiel is en die ook echt weg zal zijn, als u de kans krijgt. U verhoogt daarnaast de AWBZ-premie. U wilt de hypotheekrenteaftrek beperken, wat uiteindelijk gewoon resulteert in hogere netto maandlasten. U wilt de aftrekbaarheid van pensioenen beperken, wat betekent dat mensen netto moeten gaan sparen om op hetzelfde pensioen uit te komen. U vraagt mij om één voorbeeld te noemen, maar ik ken er al vier en dat uit mijn hoofd!
De heer Crone (PvdA):
Omdat u de lastenverlichtingen weglaat. U vertelt waar wij lastenverzwaringen plegen en u telt die nog dubbel ook, maar het CPB laat zien dat wij via de arbeid een lastenverlichting van 700 mln euro hebben voor het bedrijfsleven; voor gezinnen is het lastenneutraal. U kunt dus niet waarmaken dat ik lastenverzwaringen heb. Ik geef u nog graag een kans, want ik wil graag zien waar de fout zit. Welke lastenverzwaringen doen wij? Tegenover nieuwe lastenverzwaringen staat lastenverlichting.
De heer Blok (VVD):
De rij lastenverzwaringen heb ik zojuist genoemd. Per saldo verlicht u geen lasten; u verplaatst lasten. U verplaatst lasten van de onderkant van de arbeidsmarkt naar de middengroepen en de bovengroepen. Kortom: u subsidieert tomatenplukken ten koste van computerfabrieken. Dat is uw kenniseconomie.
De heer Crone (PvdA):
Het is precies omgekeerd. Wij leggen hogere lasten op milieuvervuiling en op hogere inkomens. Dat sluizen wij terug naar de factor arbeid. De factor arbeid wordt bij ons dus in alle opzichten goedkoper. Dat is precies waarmee u uw betoog begon. Dit kabinet vergroot de wig, wij verkleinen de wig. Geeft u nou toch eens toe dat dat kan kloppen. Dat staat er gewoon, zwart op wit: de lasten op arbeid gaan bij ons omlaag.
De heer Blok (VVD):
Ik herhaal toch ook wat er bij u staat? Ik geef keurig aan waar u de lasten verhoogt. Die hevelt u over naar een andere plaats. Vandaar dat ik zeg dat u tomatenplukken subsidieert ten koste van professoren.
De heer Crone (PvdA):
U geeft het nu toe. Ik ben helemaal tevreden, want u geeft nu toe dat de lasten op arbeid bij ons omlaag gaan omdat zij verschoven worden. Dat was precies het punt. Het thema "lastenverzwaring" is nu dus weg. Het kabinet verhoogt de lasten meer dan wij en dat doet het al drie jaar lang.
De heer Blok (VVD):
Ik kan dat lijstje nog een keer noemen, maar u kent natuurlijk uw eigen tegenbegroting.
Het volgende punt dat ik aan de orde wil stellen, zijn de administratieve lasten of, simpeler gezegd, de regeldruk waarmee burgers en bedrijven in Nederland te maken hebben. De minister van Financiën is daar uiteindelijk de eerstverantwoordelijke voor, met name voor het reduceren van die administratieve lasten. Ik moet zeggen dat de VVD veel plannen ziet, maar dat wij uit de praktijk nog steeds van burgers en bedrijven horen dat zij eigenlijk nog steeds niet echt minder regels zien. De VVD vindt dan ook echt dat er tempo nodig is.
Een heel praktisch voorbeeld waar naar onze smaak op korte termijn veel versimpeling nodig en ook goed mogelijk is, is de enorme wirwar aan kinderregelingen, regelingen die ouders van schoolgaande kinderen financieel steunen. Dat is een bouwpakket geworden waar ouders geen wijs meer uit kunnen worden. Een korte opsomming: we hebben in Nederland een algemene kinderkorting, een aanvullende kinderkorting, een extra aanvullende kinderkorting, dan nog een toeslag voor grote gezinnen, een Wet tegemoetkoming onderwijsbijdrage en schoolkosten en dan hebben wij ook nog gewoon de kinderbijslag. Word daar als ouder maar eens wijs uit!
Terwijl je aan de ene kant langs die route ondersteuning krijgt van de overheid, moet je als ouder van schoolgaande kinderen van zestien jaar of ouder aan de andere kant schoolgeld betalen, ruim € 900. Qua bedragen kun je dat tegen elkaar wegstrepen. Ik zeg het maar even heel simpel: dat wegstrepen zou voor een hoop gezinnen een hoop vereenvoudiging betekenen. Heel interessant is bijvoorbeeld dat er in die Wet tegemoetkoming onderwijsbijdrage en schoolkosten een hele component zit voor het schoolgeld en dat wij aan de andere kant schoolgeld laten betalen. Streep dat dan tegen elkaar weg! Het interessante is dat er ook al een panklaar rapport ligt. Er is een groep wijze lieden aan het werk geweest, een werkgroep Harmonisatie inkomensafhankelijke regelingen, die heeft gezegd dat het inderdaad mogelijk is om schoolgeld weg te strepen tegen andere regelingen en om dat zo te doen dat er geen grote koopkrachteffecten voor gezinnen zijn, maar dat hun leven wel simpeler wordt en dat ook budgettair geen grote effecten te verwachten zijn. Het is jammer dat het kabinet erg afhoudend heeft gereageerd op dat rapport. Het zou heel mooi zijn geweest als wij tegen alle burgers hadden kunnen zeggen dat het kabinet het leven voor hen simpeler maakt en dat het schoolgeld wordt weggestreept tegen een aantal "kinderregelingen".
Mevrouw Kant (SP):
Ik vind het voorstel om het schoolgeld af te schaffen buitengewoon sympathiek, maar als je tegelijkertijd een aantal inkomensafhankelijke regelingen schrapt, zijn er natuurlijk wel inkomenseffecten. Hoe kan dat voor iedereen koopkrachtbehoud betekenen? Ik krijg de indruk dat vooral de mensen met lagere inkomens er in uw voorstel op achteruit gaan.
De heer Blok (VVD):
Er is op dit moment sprake van een combinatie van inkomensafhankelijke en inkomensonafhankelijke kinderregelingen. Dat kan wat ons betreft zo blijven, maar er is ondertussen wel zo'n ingewikkeld bouwwerk gemaakt dat de ouders er geen wijs meer uit kunnen worden. Een groep van wijzen heeft daar eens naar gekeken en mogelijkheden aangedragen om dat te versimpelen. Hun rapport laat zien dat je zonder grote inkomenseffecten regelingen tegen elkaar weg kunt strepen. Ik roep het kabinet dus op om het rapport uit de kast te pakken en uit te voeren.
Mevrouw Kant (SP):
U zegt dat er geen grote inkomenseffecten zullen zijn, maar in het woordje "grote" zit nu juist het probleem. Als het schoolgeld voor iedereen wordt geschrapt en je het laat betalen door te schrappen in inkomensafhankelijke regelingen, betalen mensen met weinig geld voor iets wat ook ten goede komt aan mensen met veel geld. Die laatste categorie zou het schoolgeld gemakkelijk kunnen betalen. Ik ben voorstander van afschaffing van het schoolgeld, maar ik ben er niet helemaal gerust op wie dat volgens u moet betalen. Bent u het met mij eens dat in ieder geval mensen met lagere inkomens, die nu afhankelijk zijn van allerlei tegemoetkomingen, er niet op achteruit mogen gaan?
De heer Blok (VVD):
Ik was zo blij dat u positief begon en ik raad u aan om het rapport nog eens uit de kast te trekken.
Mevrouw Kant (SP):
Ik raad u aan om mijn vraag te beantwoorden.
De heer Blok (VVD):
Het begon zo gezellig en nu wordt u weer stekelig!
Mevrouw Kant (SP):
Helemaal niet. Ik stel gewoon een vraag waarop ik een antwoord wil. Ik vind het bijzonder positief dat de VVD voorstelt om het schoolgeld af te schaffen, maar ik vraag u wel om de rekening niet te laten betalen door de mensen met de laagste inkomens.
De heer Blok (VVD):
Ik heb al geantwoord. Er is op dit moment sprake van een combinatie van inkomensafhankelijke en inkomensonafhankelijke regelingen. Dat kan wat mij betreft zo blijven, maar ik vind wel dat een einde moet worden gemaakt aan de wirwar aan regelingen. Het door mij bedoelde rapport laat zien dat dat heel gemakkelijk kan. Kennelijk krijgen wij met z'n allen zoveel rapporten in deze Kamer dat wij de verborgen juweeltjes missen.
De heer Van der Vlies (SGP):
Het rondpompen van geld heeft niet veel zin. De heer Blok heeft hier een punt. Ik heb dat rapport ook gelezen en mij viel op dat veel van de door hem bedoelde regelingen verfijningen zijn om mensen tegen onbillijk geachte effecten te beschermen. Dat zal hij er toch in willen houden?
De heer Blok (VVD):
In het rapport wordt heel goed geschetst hoe een opeenstapeling van verfijningen resulteert in een onontwarbare kluwen. Er wordt echter ook aangegeven hoe die kluwen kan worden ontward door bijvoorbeeld het schoolgeld weg te strepen tegen een aantal van die andere regelingen zonder dat er sprake is van grote koopkrachteffecten.
De heer Van der Vlies (SGP):
Die verfijningen waren nodig om maatwerk te leveren en de effecten binnen redelijke proporties te houden. Ik hoor de heer Blok echter niet zeggen dat die bescherming erin moet blijven waar dat relevant is.
De heer Blok (VVD):
Ik begrijp niet helemaal waar onze tegenstelling zou zitten. Als je het met elkaar eens bent dat een stuk inkomensonafhankelijk en een stuk inkomensafhankelijk moet zijn zoals het nu ook is, dan zit daar toch ook ingebakken dat zwakkere groepen worden beschermd. Als ik, met de werkgroep, zeg dat grote koopkrachteffecten niet de bedoeling zijn van zo'n maatregel, kunnen wij elkaar toch recht in de ogen kijken. Met dit uitgebreide document moet dit toch te realiseren zijn.
De heer Van der Vlies (SGP):
Naar mijn mening hangt het er echt van af welke parameters een rol blijven spelen, ook in het gesaneerde systeem. Ik noem bijvoorbeeld gezinsgrootte.
De heer Crone (PvdA):
Ik ben heel blij met het voorstel van de heer Blok. In de eerste plaats door de – zij het late – herbezinning van de VVD. Drie jaar geleden heeft de Partij van de Arbeid hiertoe een motie ingediend, maar minister Hermans wilde die niet uitvoeren. Ik ben echt blij met de opstelling van heer Blok. Hij geeft terecht de goede ankerpunten aan: het mag natuurlijk niet leiden tot een lastenverzwaring voor de lage en middeninkomens en het moet een beetje kostenneutraal zijn zodat er geen miljardengat of een gat van enkele miljoenen ontstaat. Hij wijst er terecht op dat wij ook andere regelingen kennen die niet inkomensafhankelijk zijn zoals de kinderbijslag. Kortom, ik ben zijn man. Ik stel voor dat wij samen aan het kabinet vragen om dit te doen. Ik meen dat Nederland het enige land in Europa is waar je schoolgeld moet betalen als je leerplichtig bent en dan ook nog eens zoveel voor een 16-, 17- en 18-jarige. Ik zal zijn voorstel zeker steunen. Ik hoop dat wij samen het kabinet tot een goede studie kunnen verleiden.
De heer Blok (VVD):
Ik kan nu alleen maar dank uitspreken voor Hare Majesteits loyale oppositie.
De heer De Nerée tot Babberich (CDA):
Ik meen dat in het rapport niet wordt voorgesteld om iets te doen voor 18-jarigen, maar dat het voorstel alleen ziet op 16- en 17-jarigen. Ik zou graag van de heer Blok horen welke bedragen hiermee zijn gemoeid. Ik sluit mij aan bij de heer Van der Vlies die erop heeft gewezen dat dit bouwwerk is ontstaan doordat allerlei onbillijkheden uit de regeling zijn weggenomen. Als je zo'n bouwwerk hebt en je neemt daar een hap geld uit weg, introduceer je tegelijkertijd weer een aantal onbillijkheden. De idee dat het rondpompen van geld een nutteloze exercitie is, heb ik ook in Europees verband wel eens tegen deze minister van Financiën geuit. Hij zal dit met mij eens zijn. Of je dit op deze wijze moet aanpakken, is echter nog maar de vraag voor het CDA.
De heer Blok (VVD):
De bedragen van de regelingen kan ik wel opsommen, maar die kunnen wij ook samen opzoeken.
Met 18 jaar gaan kinderen nog naar school en daarom zou het mooi zijn als die leeftijdsgroep ook wordt meegenomen. Er is mij vooral veel aan gelegen dat wij dit kunnen rondbreien. Ik heb nu sympathie ondervonden bij de Partij van de Arbeid en ik hoop die ook te krijgen van het CDA, want ik ken het CDA als een partij die zaken graag vereenvoudigt voor gezinnen met kinderen. Als wij gezamenlijk een formulering kunnen vinden waarin wij dit allemaal kunnen vangen, hebben wij een grote, breed gedragen motie waar het kabinet niet omheen kan.
Ik kom nu op het punt vergrijzing. De miljoenennota toont een verwacht tekort van 1,9% in 2007 en een structureel tekort, dus gecorrigeerd voor conjunctuureffecten, van 1,2%. Zowel op grond van het Stabiliteitspact als op grond van de eigen doelstellingen van het kabinet zou het structurele tekort helemaal geen 1,2% moeten bedragen, maar minder, namelijk 0,5%. Sterker nog, voor het aflossen van de staatsschuld, een doel dat alle partijen tot voor enige jaren nog voor ogen stond, is zelfs een structureel overschot nodig. Nu is dit voor deze kabinetsperiode geen reële optie meer, maar er volgen nog vele jaren waarin er toch echt moet worden afgelost op die staatsschuld. Ik ben benieuwd of wij voor de toekomst, bijvoorbeeld in EU-verband, afspraken zullen maken over het reserveren voor de aflossing van de staatsschuld, bijvoorbeeld door een vaste post aflossing in de begroting zodat je niet zegt: wij hebben 1% over en dat geld kunnen wij uitgeven, maar dat je zegt: wij kunnen pas uitgeven nadat wij een reservering hebben gemaakt voor de aflossing van de staatsschuld.
Het onvolprezen rapport van het SCP bevat nog een ander intrigerend punt en wel een vergelijking van de overheidsinvesteringen van andere landen met die van Nederland. Dat is dus geld dat niet wordt uitgegeven aan salarissen en sociale zekerheid, maar echt wordt geïnvesteerd in de toekomst. In Nederland is dat percentage lager dan 10, hetgeen schril afsteekt tegen de percentages van landen om ons heen. Die liggen namelijk veel hoger. Wij zijn dus de kampioen armoedebestrijding, maar tegelijkertijd blijven onze overheidsinvesteringen wel achter bij die van vele andere landen. Die investeringen zijn echter wel nodig om het land op orde te houden en in de toekomst geld te kunnen verdienen. Vindt het kabinet het wellicht ook een goed idee om een Europese benchmark voor overheidsinvesteringen in het leven te roepen? Het voorkomen van overheidstekorten is natuurlijk belangrijk, maar als je die voorkomt door niet te investeren, trek je nog steeds een wissel op de toekomst.
Ik krijg bijna het schaamrood op de kaken, maar ik moet toch iets zeggen over publiek-private samenwerking. Daarmee schiet het namelijk maar niet op. Het kan zo echt niet doorgaan. Het kan zo niet doorgaan, omdat er een nota Mobiliteit voorligt waarin ervan wordt uitgegaan dat publiek-private samenwerking miljarden gaat opbrengen. In het verleden heeft de minister al wel vaker gezegd: allemaal heel mooi die publiek-private samenwerking, maar ik kan als minister van Financiën natuurlijk het goedkoopst lenen.
De minister is econoom en ook hij weet dus heel goed dat dit een versimpeling van de feiten is. Een aantal kostencomponenten zijn immers niet zichtbaar in de rente die de overheid betaalt. Die kosten zijn er echter wel en komen uiteindelijk gewoon terecht in de blauwe envelop die de burger eens per jaar op de mat ziet vallen. Zo is de risico-opslag niet in de rente verdisconteerd. Als de overheid een project financiert dat mislukt of duurder uitvalt, dan moet de belastingbetaler het verschil maar bijbetalen. Bij publiek-private samenwerking zou dat risico echter keurig met een risico-opslag afgedekt zijn. Het moet dan ook rondlopen. Bij de kanaaltunnel kunnen ze erover meepraten.
Er is nog een ander aspect dat niet in de getoonde rente verwerkt wordt en dat is het feit dat de belastingen hoger worden als je alles via de belastingen financiert. Iedereen weet dat ik daaraan een nogal grote hekel heb. Onlangs stond er een interessant artikel van de heren De Nooij en Koopmans in de ESB, waarin zij lieten zien dat de hogere belastingen die nodig zijn als de overheid alle infrastructuur financiert, wel degelijk op de economie drukken. Zo hebben ze een negatief effect op de werkgelegenheid. Kunnen wij niet afspreken dat er volgend jaar een paar concrete projecten gefinancierd worden via publiek-private samenwerking? Ik denk dan aan landelijke infrastructuurprojecten, waarmee wij laten zien dat wij in Nederland echt in staat zijn om te komen tot publiek-private samenwerking.
Voorzitter. Ik sluit af met een vraag aan de heer Crone. Hij moet namelijk nog een belofte aan mij inlossen. Bij de behandeling van de voorjaarsnota heb ik hem erop gewezen dat zijn vorige tegenbegroting een tekort liet zien dat 0,6% hoger was dan het tekort van het kabinet. Hij reageerde daarop door te zeggen: Die 2,5 mld krijgt u van mij bij de financiële beschouwingen! Ik krijg dus nog 2,5 mld van de heer Crone. Van de rente over dat bedrag hadden wij overigens een heel jaar lang 1000 agenten op straat kunnen hebben. Ik laat dat echter maar voor wat het is als hij mij in tweede termijn die 2,5 mld geeft.
Mevrouw Kant (SP):
Voorzitter. Wie het na zaterdag nog niet door heeft, moet wel een bord voor z'n kop hebben. Er is geen vertrouwen in dit kabinet! Gezien de reacties van kabinetsleden en VVD-leider Van Aartsen, die vanmiddag zelfs sprak over ophitsing van de mensen, hebben het kabinet en de coalitiepartijen inderdaad een bord voor hun kop. Zij hebben overigens nog een afwijking: ze zijn Oost-Indisch doof. Uit de reacties spreekt een enorme arrogantie. Mensen hebben het niet goed begrepen. Of: mensen begrijpen niet waarom die maatregelen nodig zijn. Ik heb het zaterdag nogmaals gemerkt. Mensen hebben juist heel erg goed begrepen wat er staat te gebeuren en dat is precies de reden waarom zij er zaterdag waren. Dit kabinet onderschat het volk. De tactiek van het overdreven negatief schetsen van de Nederlandse situatie, het schetsen van doemscenario's en bangmakerij werkt niet. Ja, het werkt wel, maar als olie op het vuur. Mensen trappen niet in die praatjes. Mensen laten zich niet bang maken.
Tekenend vind ik dat vorige week bij de algemene beschouwingen de waarnemend minister-president de kritische vragen en opmerkingen uit de mond van mijn fractievoorzitter over overdrijvingen en halve waarheden uit de mond van de minister van Economische Zaken niet heeft kunnen weerleggen. Hij is er eigenlijk helemaal niet op in gegaan. Ik vind dat tekenend. Ik vraag de minister van Financiën alsnog in te gaan op deze opmerkingen over arbeidsproductiviteit, arbeidsparticipatie en concurrentiekracht uit de mond van de minister van Economische Zaken die gezien kunnen worden als halve waarheden en leugens. Ik zal één voorbeeld geven, want na het debat van vorige week ging de minister van Economische Zaken gewoon door. Afgelopen zondag zei hij in Buitenhof: in geen land is de arbeidsparticipatie zo laag als in Nederland. Dat is gewoon niet waar. Ik wil graag een reactie van de minister van Financiën over zo'n stelling van de minister van Economische Zaken.
Exemplarisch vond ik een andere opmerking van de minister van Economische Zaken in datzelfde programma Buitenhof. Ik heb er eerlijk gezegd met enige verbazing naar zitten luisteren. Hij zei ergens aan het begin van de uitzending nogal gedragen: in de jaren negentig lag de AEX boven de 1000 en nu rond de 300. "Wat zegt hij nou?", dacht ik. Ik zie de minister kijken, want hij dacht ook "wat zegt hij nou?". Het klopt, maar het klopt omdat er in de tussentijd een andere schaal is gekomen, want zoals iedereen weet, hebben wij de euro ingevoerd. Ik vind het nogal wat dat de minister van Economische Zaken zoiets voor het oog van heel Nederland op de televisie zegt. Het is natuurlijk gewoon onzin en de minister weet dat. Ik wil dat de minister hier op ingaat, omdat het exemplarisch is voor de manier waarop maar van alles beweerd kan worden.
Hetzelfde geldt voor de doemscenario's die het kabinet, leden van het kabinet en coalitiepartijen schetsen rondom de vergrijzing. Natuurlijk worden wij allemaal ouder, moeten wij zorgen voor de ouderen, heeft dat consequenties en leidt dat tot maatschappelijke aanpassingen. Deze asociale hervormingsagenda is daar alleen niet voor nodig. De minister probeert dat ons en het Nederlandse volk aan te praten, maar het is gewoon een alibi om de verslechteringen in de sociale zekerheid door te kunnen voeren. Ik wil dat de minister morgen ingaat op deze stelling.
Mensen hebben geen vertrouwen in het kabinet, geen vertrouwen in hun eigen financiële situatie volgend jaar en geen vertrouwen in de economie. Dit kabinet investeert ook niet in dat vertrouwen. Ik citeer Leo Stevens, hoogleraar fiscale economie. Dit kabinet rijdt conjunctureel pal op de bumper van de optrekkende economie en stokkende economie. Enige afstand zou verstandiger zijn. Einde citaat. In datzelfde artikel noemt de heer Stevens ook het voorbeeld van de arbeidsparticipatie van ouderen. Ik citeer opnieuw. De kortademige en dwingende beleidsingrepen in de langetermijnverplichtingen zijn contraproductief. Het kabinet investeert niet in vertrouwen. Vertrouwen levert een hoog sociaal-economisch rendement op. Wantrouwen leidt tot suboptimale economische posities en gaat gepaard met maatschappelijke kosten. Het is daarom beter de oudedagsvoorziening in collectief verband te organiseren. Einde citaat. Ik vind deze analyse, waarin het om vertrouwen gaat, belangrijk. Het staat precies haaks op wat het kabinet op dit moment doet. Het kabinet investeert niet in vertrouwen, maar schept wantrouwen. Ik wil graag een reactie van de minister van Financiën op deze analyse van een hoogleraar fiscale economie.
Veel mensen maken nu hun eigen financiële beschouwing. Wij hebben deze week financiële beschouwingen, maar mensen kijken natuurlijk ook wat er volgend jaar op hen afkomt. Zij kijken naar hun financiële situatie en worden daar niet vrolijk van. De koopkracht van de mensen met lage inkomens daalt. De minima gaan er opnieuw op achteruit. Dit kabinet moet wel hebben gedacht: drie keer is scheepsrecht. Dat gebeurt namelijk. Voor de derde keer op rij gaan mensen die weinig hebben en niets kunnen missen erop achteruit. Ik wil weten waarom het kabinet dit acceptabel vindt. Ik wil ook vragen of het kabinet werkelijk denkt dat de mensen het volgend jaar nog steeds kunnen dragen, scheepsrecht of niet. Kan het kabinet niet op zijn minst de garantie geven dat volgend jaar de mensen met de laagste inkomens niet nog eens moeten inleveren?
Ook voor de chronisch zieken en gehandicapten zijn de financiële gevolgen ernstig. Wij hebben hier vorig jaar hele debatten over gevoerd, maar dat is dan ook alles. Er zijn wat compensatiemaatregelen genomen, maar het kabinet geeft in een brief aan de Kamer ruiterlijk toe dat die in specifieke situaties geen soelaas bieden en dat vooral de mensen die veel gebruik moeten maken van zorg er wel degelijk op achteruit zijn gegaan. Hoe kan het kabinet dit accepteren?
Schril is het contrast tussen het gemak waarmee opnieuw wordt gepakt wie niets heeft en de onbespreekbaarheid van andere mogelijkheden om te bezuinigen op de salarissen van degenen die best iets kunnen missen. Zo zijn de gevolgen voor de koopkracht van het kabinetsbeleid samen te vatten.
Politiek is keuzes maken. Dit kabinet maakt voor het vertrouwen van de mensen en voor een sociale, solidaire samenleving de verkeerde keuzes. Met andere keuzes kan het anders, zo blijkt uit de verschillende alternatieve begrotingen die zijn gepresenteerd. Die alternatieve begrotingen leiden tot grotere koopkracht, een socialer land en een eerlijke verdeling. Dit kabinet kiest hier niet voor. De keuzes van dit kabinet zijn niet eerlijk en ook niet sociaal. Een voorbeeld hiervan is de no claim die volgend jaar in het ziekenfonds wordt ingevoerd. Ziek gaat betalen voor gezond. Daar is niets eerlijks aan en daar is niets sociaals aan. Voorbeelden hiervan vormen de afbraak van de WW en de ingreep in de VUT en het prepensioen. Dat is niet eerlijk; dat is niet sociaal. Het is evenmin eerlijk en sociaal om niets te doen aan bijvoorbeeld de hypotheekrenteaftrek. Kies er dan voor om daar iets aan te doen! Het is niet sociaal en ook niet eerlijk om niets te doen aan de 30%-belastingvrijstellingsregeling voor buitenlandse managers, terwijl dat zo gemakkelijk is. Het kabinet heeft er het lef niet voor. Ik vind het onbegrijpelijk dat mensen met zeer hoge inkomens die vanuit het buitenland naar Nederland komen, een belastingvrijstelling van 30% op hun onkosten krijgen. Dat is werkelijk ongehoord!
Met de keuze van het kabinet om de vennootschapsbelasting te verlagen, zijn wij het niet eens. Het kabinet wilde die verlaging dekken door het grijs kenteken af te schaffen. Nu is dat plan van de baan. Toch heb ik een aantal vragen. Waarom is de mensen in de afgelopen jaren niet verteld dat het particulier gebruik van een auto met grijs kenteken oneigenlijk gebruik is? Het kabinet kan dit nu wel zeggen, maar mensen hebben hun auto met grijs kenteken jarenlang particulier kunnen gebruiken zonder dat er iets van werd gezegd. Waarom is het nu ineens oneigenlijk gebruik? Bent u het met mij eens dat het particulier gebruik van een auto met grijs kenteken tot nu toe eigenlijk volstrekt legaal was en dat nu niet van de ene op de andere dag kan worden gezegd dat mensen frauderen als zij hun auto met grijs kenteken particulier gebruiken?
Waarom wordt de groep gebruikers van een auto met grijs kenteken niet ontzien, maar juist zwaarder aangepakt doordat de vrijstelling in één keer wordt afgeschaft? Los van wat je er in politiek opzicht van vindt, is dat toch niet redelijk? Mensen hebben op grond van de bestaande regels een auto aangeschaft. Je kunt dus niet van de ene op de andere dag zeggen dat vanaf 1 januari aanstaande een streep wordt gehaald door het grijs kenteken. Van zeer veel dingen vindt het kabinet dat het niet kan, dus waarom vindt het kabinet dat het ten aanzien van het grijs kenteken wel kan? Ik maak mij hier grote zorgen over. Ik begrijp dat er iets wordt gedaan voor de gehandicapten, maar er is nog een ander probleem. Sommige zorginstellingen, vrijwilligersinstellingen en gehandicapteninstellingen maken gebruik van auto's met een grijs kenteken. Als dat per 1 januari aanstaande wordt afgeschaft, komen die instellingen en vrijwilligers in de knoop. Zij moeten er dan in een keer veel meer voor betalen. Hoe denkt het kabinet dit probleem op te lossen?
De heer Bakker (D66):
Voorzitter. Het kabinet heeft scherpe keuzes gemaakt, en dat werd tijd. Wij zijn hier dan ook gelukkig mee, te lang zijn tal van problemen blijven liggen, in de zorg, in het stelsel van pensioen en van prepensioen en in de WAO. De prijs die wij hiervoor betalen, wordt gevormd door een economische neergang, inactiviteit en hogere schulden. Het gaat ook ten koste van de toekomst. Als je hieraan iets wilt doen, als je aan je keuzes vasthoudt, als je wilt inzetten op verdienen in plaats van alleen maar op verdelen, dan is dat geen arrogantie, maar vastberadenheid. Daarbij steun ik het kabinet dus van harte. Ik wil wel memoreren dat de voorstellen van het kabinet die ons op prinsjesdag bereikten, ook voor ons op belangrijke punten niet goed genoeg waren. Ik hoef niet opnieuw uit de doeken te doen op welke punten de voorstellen allemaal zijn aangepast, daar hebben wij het verleden week uitgebreid over gehad. Daarmee waren de algemene politieke beschouwingen meer dan ooit in zekere zin eigenlijk ook al algemene financiële beschouwingen.
Nu zijn er tal van leden in deze Kamer die vinden dat de aanpassingen nog verder zouden moeten gaan. Ook omdat ik een oproep van de heer Crone altijd serieus neem, heb ik nog eens goed bekeken of onderdelen van de tegenbegrotingen ons aanspreken. Maar ik moet zeggen dat ik er geen behoefte aan heb, want vrijwel alle voorstellen daarin hebben het verder ineendrukken van het inkomensgebouw tot gevolg. Ik noem de voorstellen op het gebied van de AWBZ, de pensioenen, de hypotheekrente en de inkomensafhankelijke kinderbijslag. Er wordt dus weer ingezet op een sterkere herverdeling, een vergroting van de armoedeval en een verbreding van de marginale wig. Ze gaan ook ten koste van de opbouw van menselijk kapitaal; ik citeer het Centraal Planbureau. Ze gaan ten koste van het midden- en kleinbedrijf, ze betekenen een verslechtering van de replacement-rate en de doelstellingen worden bereikt met een heleboel specifieke afdrachtskortingen. En dit terwijl het Centraal Planbureau al eens heeft vastgesteld dat de effectiviteit van zulke kortingen zeer discutabel is, dat ze geweldig veel deadweight loss met zich meebrengen. Waarom het Planbureau nu ineens tot een andere conclusie is gekomen en het in ieder geval voor de korte termijn anders heeft ingevuld, is mij een raadsel. Ik geloof er niet in.
De heer Crone (PvdA):
Welke tegenbegroting heeft u gelezen? U sprak van het loongebouw dat in elkaar gedrukt wordt door de aftrek van de hypotheekrente. Wat staat er in onze tegenbegroting over die aftrek?
De heer Bakker (D66):
Ik sprak niet u in het bijzonder aan.
De heer Crone (PvdA):
Jawel, u noemde de maatregelen die onze tegenbegroting zou bevatten en die in de tegenbegroting van sommige andere linkse partijen niet voorkomen, evenmin als in die van de ChristenUnie. Ik neem u graag serieus, maar neemt u mij dan ook serieus.
De heer Bakker (D66):
Dat doe ik ook.
De heer Crone (PvdA):
In onze tegenbegroting neemt de koopkracht van de middengroepen toe. Specifieke afdrachtskortingen vormen misschien 10% van ons pakket. Het Planbureau heeft aangegeven dat er bij een zo specifieke aanpak als de onze juist weinig deadweight loss is. De lastenverlichting bij arbeid is generiek, die geldt voor iedereen, ook voor de hoge inkomensgroepen. U praat dus niet over onze tegenbegroting. Maar ik wil graag een serieus debat met u voeren, dus om geen extra vergadertijd in beslag te nemen nodig ik u uit om binnen twee weken buiten deze zaal een gesprek aan te gaan waarin u mij even precies aangeeft, waar u vandaan haalt wat u nu zegt.
De heer Bakker (D66):
Dat kunnen wij altijd doen, maar ik maakte mijn opmerking slechts naar aanleiding van uw oproep om uw tegenbegroting serieus te nemen, ook op onderdelen. Het ging niet alleen om de tegenbegroting van de PvdA, ik gaf even het palet van voorstellen weer die ik in de diverse tegenbegrotingen ben tegengekomen. Het zijn voorstellen die mij niet aanspreken, ook de specifieke afdrachtskortingen niet. Het CPB kan wel zeggen dat die kortingen wél werken als je ze zo gericht inzet, maar wij gaan nu juist een specifieke afdrachtskorting schrappen waarvan het CPB ooit gezegd heeft dat 92% ervan uit deadweight loss bestaat. Vandaar dat wij die korting het liefst nu al geschrapt zouden hebben, maar door toedoen van de CDA-fractie zitten wij er nog een jaartje mee. Er gaat heel veel verloren. Het is op papier allemaal heel mooi, dus chapeau voor de uitkomsten van uw tegenbegroting voor 2005, maar het zijn veelal wel uitkomsten op papier en het zijn uitkomsten voor de korte termijn. Bovendien dragen ze niet bij aan de structurele versterking van de economie en van het inkomensgebouw, ze drukken de zaak veeleer verder ineen. Dat is zo langzamerhand op zichzelf al een van de grootste problemen van ons inkomensgebouw.
De heer Crone (PvdA):
Ik stel vast dat het nog steeds niet over onze tegenbegroting gaat. Wij verkleinen de wig op alle niveaus tot de hogere middengroepen. Daar gaat in alle opzichten de arbeidsmarkt beter werken. Het CPB zegt dat ook. Het is ook doorgerekend voor de lange termijn. Zowel het pensioenplan als de structurele effecten van de vier belangrijkste arbeidsmarktmaatregelen zijn voor 60 jaar doorgerekend. Als u nu nog blijft zeggen dat allemaal niet deugt en voor de korte termijn is, moet ik deze ene avond maar niet verspillen. Dan vraag ik u om het eerst maar eens allemaal rustig te lezen.
De heer Bakker (D66):
Ik wil het niet aan die vier arbeidsmarktmaatregelen hangen, maar ik vind het structureel het allerslechtste wat u had kunnen bedenken. Het is het ontmoedigen van de opbouw van menselijk kapitaal. Dat schrijf ik niet; dat schrijft het CPB. Dat is dus buitengewoon slecht in een economie waarin wij het willen hebben van het studeren van mensen, van initiatieven van mensen en van het motiveren van mensen. U praat nu over de hogere middeninkomens enz. Dat zijn de mensen die wij vragen om de lerarenopleidingen te doen, om te studeren, om zich te verbeteren en om er ook bij te verdienen. Die pakt u straks allemaal met de pensioenen, met de AWBZ enz. Wel bijdragen, maar het niet meer kunnen gebruiken. En dat alles voor uw mooie plaatje in 2005. Ik vind het structureel verkeerd.
De heer Crone (PvdA):
Die mensen gaan er in koopkracht 2% op vooruit. Voor de hoge inkomens is het min 0,75 tot min 1,75. Dat zijn de verhoudingen waarover wij praten. Als u dit soort woorden gebruikt, moet u eens echt kijken hoe het in elkaar steekt.
De heer Bakker (D66):
Ik ga over mijn eigen woorden.
Al met al vind ik het te prijzen dat het kabinet ook in deze lastige tijden de veerkracht opbrengt om het beleid niet te richten op de volgende verkiezingen, maar om te blijven richten op de volgende generatie en zich niet gek laat maken door de hype van de dag.
Ik wil nog iets zeggen over de inkomensmaatregelen. Ik vind dat het aan de onderkant en bij de middengroepen niet de goede kant op gaat bij de steilheid van de inkomensopbouw. Sterker, volgend jaar komen de middeninkomens voor grotere problemen te staan. Ik heb naar de begroting van het ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid gekeken. Daarin wordt een werkloosheidsval beschreven. De alleenverdiener met kinderen gaat er in 2005 bij aanvaarding van werk € 630 op achteruit. Het is dus iets beter dan in 2004, maar het is nog steeds niet goed genoeg. Een alleenstaande ouder die een baan accepteert, levert 4,75% in. Het geldt niet alleen op het minimum. Ook een modale alleenverdiener met kinderen die in 2005 bruto € 100 meer verdient, moet daarvan volgend jaar € 138,25 inleveren en gaat er netto dus € 38,25 op achteruit. In 2004 was het nog maar € 22. De voorbeelden komen allemaal uit de begroting van Sociale Zaken en Werkgelegenheid.
Er is dus sprake van een verslechtering. Die heeft natuurlijk te maken met het moeilijke jaar 2005, waarin het kabinet de schijven zo wil aanpassen dat het voor de minima iets extra kan doen. Op dat punt zal men ons niet tegenkomen, maar structureel is het niet goed. Ik vraag het kabinet daarom, juist met het oog op de opbouw van menselijk kapitaal, hoe in 2006 een stap de goede kant op kan worden gezet in plaats van een stap de verkeerde kant op. Het is namelijk slecht voor de economie, slecht voor de motivatie en slecht voor het menselijk kapitaal.
Ik vind overigens elk voorstel dat wordt gedaan – en ik heb heel goed naar de heer Blok geluisterd – om te komen tot balansverkleining en om te komen tot een terugdringen van inkomensafhankelijke regelingen, zoals bij het schoolgeld, zeer toe te juichen, al is het alleen maar omdat dan veel toestanden met formulieren en dergelijke verdwijnen. Men weet dat het kabinet ernaar streeft om alle formulieren op internet te zetten. Wij streven ernaar om zoveel mogelijk formulieren af te schaffen. Mocht het CDA besluiten om het niet te willen, de heer Crone heeft het al volledig gesteund. D66 steunt het ook. Daarmee is er dus een meerderheid. Ik hoop dat de heer De Nerée zich op dit punt goed bedenkt. De afschaffing van de schoolgelden stond in ons verkiezingsprogramma. Van de PvdA weet ik het niet helemaal zeker. Het stond in het verkiezingsprogramma van het CDA. Alleen daar had het een beetje dezelfde status als vroeger de hypotheekrente bij de PvdA. Het stond er wel in, maar het werd niet uitgevoerd. Dat komt ook omdat het heel lastig te financieren was. In de benadering zoals de heer Blok deze hier heeft aangegeven, ben ik er echter zeer voor te vinden.
Mevrouw Kant (SP):
Maar dan wel graag met de kanttekening dat mensen met de lagere inkomens niet de rekening hiervoor gaan betalen.
De heer Bakker (D66):
Wie zegt dat nu?
Mevrouw Kant (SP):
Indien wij wat dat betreft iets kunnen bereiken, is het mooi meegenomen als wij het schoolgeld kunnen afschaffen. Alleen, ik wil die garantie er wel graag bij hebben.
De heer Bakker (D66):
Mevrouw Kant, u wilt altijd overal garanties en dan ziet u de problemen niet meer, omdat u begint bij de garanties. Laten wij nu eens beginnen met het probleem. Het probleem is ook voor mensen met lagere inkomens dat zij eerst het schoolgeld moeten betalen en vervolgens allerlei formulieren moeten invullen, waarbij komt dat een deel dit helemaal niet doet. Er gaat daarbij ook een heleboel geld naar de ambtenaren en naar alle toestanden eromheen. Uiteindelijk krijgen de mensen met de lagere inkomens het helemaal terug en de mensen die een beetje hoger zitten, krijgen het voor een stukje terug. Zo hebben wij iedereen aan het infuus gelegd. Als wij dat nu willen terugdraaien, kan het niet de bedoeling zijn lagere inkomens daarvan de dupe te laten worden en daarmee is het ook een overbodige vraag. Ik begrijp uw wantrouwen wel – dat is dezer dagen bijna structureel bij u, zo vrees ik – maar dat is hier naar mijn gevoel echt niet de bedoeling.
Mevrouw Kant (SP):
Ik stel gewoon een vraag en dat heeft niets met wantrouwen te maken. U heeft nu gezegd dat het niet de bedoeling is dat mensen met lage inkomens daar de dupe van worden en dat is helder.
De heer Bakker (D66):
Nu, dan heb ik u weer helemaal tevredengesteld!
Voorzitter. Een ander onderwerp betreft de gemeentelijke lasten. Het kabinet heeft besloten de afschaffing van het OZB-gebruikersdeel uit te stellen tot 2006 en in één moeite door ook de voorgenomen maximering van de tariefstijgingen bij gemeenten. Ik meen dat dit mede te maken heeft met een negatief advies van de Raad van State, maar ik ben er eigenlijk heel weinig argumentatie voor tegengekomen in de stukken van het kabinet zelf. Dit kan aan mij liggen maar ik vind het als dat zo is – ik hoor daar graag de minister over – toch wel te betreuren. Immers, wij hebben gezien dat al zeker gedurende zeven of acht jaar de gemiddelde tarieven jaar in, jaar uit stijgen. Over alle gemeenten genomen gaan zij gemiddeld omhoog met 4, 5, 6 of soms wel 7%. Dit betreft niet alleen de OZB-tarieven, maar ook tal van andere tarieven die daarbij steeds minder een relatie krijgen met de kosten, bijvoorbeeld als het gaat om bouwleges. Als dit nu zou zijn omdat wij de gemeenten zo hebben afgeknepen, dan zou je er nog een verhaal bij kunnen houden, maar het tegendeel is het geval. Jaar in, jaar uit hebben de gemeenten juist heel veel extra geld erbij gekregen als gevolg van al die uitgavenintensiveringen in al die vette jaren die wij achter ons hebben. Dit jaar voor het eerst gaat er minder geld naar het Gemeentefonds in de algemene uitkering. Nu zeggen de gemeenten: het Rijk bezuinigt en dus moeten wij de tarieven wel verhogen. Ik stel vast dat die tarieven geen enkele relatie hebben met de inkomsten van de kant van het Rijk.
Ik vraag het kabinet om eens een goed overzicht op dat punt te geven, want de cijfers verschillen nogal. Hoe is nu de reële ontwikkeling geweest van de algemene uitkering en hoe is de reële ontwikkeling geweest van de lastenstijgingen van gemeenten? Voorts verneem ik graag wat nu toch de doorslaggevende reden is geweest dat het kabinet die maximering een jaar heeft uitgesteld, uitgerekend een jaar waarin wij van iedereen een nullijn vragen, waarin de koopkracht onder druk staat en waarin wij kennelijk niets doen aan het verder uithollen van de koopkracht door de gemeentelijke tariefstijgingen. Het is mij eerlijk gezegd al jarenlang een doorn in het oog. Ik besef daarbij ten volle dat dit een element is van gemeentelijke autonomie en gemeentelijke democratie, maar dat wil nog niet zeggen dat wij het niet mogen agenderen op het moment dat wij vinden dat er iets de verkeerde kant op gaat.
Ik maak hier nog een andere opmerking bij en ik doe dit onder meer aan de hand van wat een televisieprogramma daarover de afgelopen week meldde, namelijk dat gemeenten ook nog nieuwe grondslagen weten te ontdekken zoals de waterleiding. Nu is bij mijn beste weten de waterleiding ooit aangelegd met behulp van belastingmiddelen. Maar ja, als de gemeentelijke begroting niet sluit, bel je even naar de Nuon en vraag je hoeveel leidingen er in de gemeente lopen, teneinde een tarief per meter te kunnen vaststellen en dit vervolgens ook in te stellen. Volgens mij is dat niet goed. Het is niet goed voor het open vizier bij de belastingheffing waar gemeenten naar zouden moeten streven. Het is niet goed voor de grote verschillen die daardoor tussen gemeenten ontstaan en het is ook niet goed in relatie tot bijvoorbeeld de telecomsector, daar waar wij in de Telecomwet een gedoogrecht kennen. In dat opzicht kunnen dus geen heffingen worden opgelegd en dat is terecht, want anders zou dat ook de spuigaten uit lopen. Ik zou dan ook willen bepleiten of dit niet ook op het punt van de waterleiding en van de elektriciteit in de wet kan worden vastgelegd. Ik zou daar in ieder geval zeer voor pleiten. Wij behandelen hier over enige tijd de nieuwe Waterleidingwet en bij die behandeling zou dit punt aan de orde kunnen zijn. Misschien moet hierover een bepaling worden opgenomen in de Elektriciteitswet. Het gaat mij in ieder geval om al die verstopte belastingen. Ik herinner in dit verband nog aan het Berenschotrapport. Daarin staat dat via vermindering van subsidies en via verhoging van tarieven de gemeenten hun problemen gewoonlijk oplossen. Zij wentelen die dus af op de burgers. Bijna nooit stellen de gemeentes zichzelf in die situatie de vraag: moeten wij misschien een van de taken die wij tot nu toe hebben gedaan niet meer doen? Moeten wij daar niet eens een discussie over voeren? Of: moeten wij die uitgebreide gemeentelijke apparaten niet eens doorlichten om te bezien of zij niet kleiner kunnen dan wel of zij efficiënter kunnen werken?
Voorzitter. Mijn laatste punt betreft de topinkomens. De inkomens in de publieke sector zijn bijna alle openbaar. Echter, als je de gegevens over die inkomens ziet, is het schrikken. Uit die gegevens blijkt namelijk dat in tal van sectoren inkomensontwikkelingen hebben plaatsgevonden die volgens mij niet beoogd waren en die nergens toe dienden. Die ontwikkelingen doen zich zeker niet voor in concurrerende bedrijven. Naar mijn mening is men zich in grote delen van de publieke sector gaan spiegelen aan een wereld waaraan men zich niet behoort te spiegelen, die van de markt. Men opereert in de publieke sector namelijk niet in de markt. Dat ligt anders als het om de AFM gaat. Volgens het credo dat je boeven met boeven moet vangen, moet je bij de AFM goede mensen hebben, mensen die weten hoe alles gaat in het bedrijfsleven, overigens: alle negatieve annotaties daar gelaten. Ik bedoel dat "boeven met boeven vangen" niet zo onaardig als het klinkt. Echter, ook voor De Nederlandsche Bank geldt dat je niet een bankier kunt laten werken op een referendarisniveau als hij toezicht moet houden op bankiers die het veelvoudige verdienen van wat hij verdient. Er is voor mij dan ook wel reden om te zeggen: voor zulke gevallen is er een beredeneerde uitzondering. In bepaalde gevallen is een beredeneerd hoog inkomen reëel.
Ik hoor dat mevrouw Kant nu iets roept, maar ik versta haar niet. Overigens, volgens de orde van de vergadering mag ik haar ook niet verstaan.
Wat al die onderwijsinstellingen, de zorginstellingen, de woningbouwverenigingen, de IB-groep, de ZBO's enz. betreft: daar heeft zich de ontwikkeling voorgedaan die ik schetste. Ik zou daarom vinden dat het kabinet niet alleen de openbaarheid van inkomens moet bevorderen, maar ook een beleid moet voeren dat uit de volgende twee elementen bestaat. Het ene houdt in dat in de jaren 2004 en 2005 de nullijn wordt aangehouden en het andere dat bij de verschillende regelingen een maximering of een normstelling geldt. Die maximering zou een relatie moeten hebben met het salaris van de minister-president. Dan druk ik mij nog heel voorzichtig uit. Ik wil dus niet zegen dat dat salaris altijd het maximum moet zijn. Echter, er moet wel een relatie met dat salaris zijn.
De heer Vendrik (GroenLinks):
Voorzitter. De heer Bakker sprak zojuist over boeven met boeven vangen. Kennelijk sloeg dat ook op de medewerkers van de AFM. Ik weet dat de heer Docters van Leeuwen ooit lid is geweest van D66.
De heer Bakker (D66):
Dat is hij niet meer.
De heer Vendrik (GroenLinks):
Maar zo'n lidmaatschap maakt hem nog geen boef. De vraag is dan ook wat u precies bedoelt. Volgens mij gebruikte u een ongelukkige uitdrukking. Ook van toezichthouders in de financiële sector kunnen wij verwachten dat zij voor een fatsoenlijk salaris hun best doen en dat zij zich inspannen voor de publieke zaak. Is dat niet een betere norm en moeten wij het hanteren van die norm niet afspreken zonder nu weer een uitzondering te maken voor boeven die boeven gaan vangen?
Der heer Bakker (D66):
Laten wij even reëel zijn en in aanmerking nemen dat de Autoriteit Financiële Markten en De Nederlandsche Bank toezicht moeten houden op instellingen. Zij moeten dat dus op een bepaald niveau doen. Daarvoor moeten zij dan mensen hebben die inderdaad in staat zijn om op dat niveau toezicht uit te oefenen. Ik sluit niet uit dat dat soms kan voor een salaris dat in de publieke sector normaal is. Ik sluit echter ook niet uit dat er situaties zijn waarin men om tegen anderen op te kunnen treden, om het nodige inzicht te kunnen verwerven en om iemand te kunnen hebben die zijn sporen in het bedrijfsleven heeft verdiend, meer moet bieden dan dat ambtelijke salaris. Daarmee zou ik in dat bepaalde geval niet zoveel problemen hebben. Mijn probleem betreft veel meer de sectoren waar men zich de wereld van de markt heeft aangemeten, terwijl die niet de zijne is. Dan heb ik het niet over de AFM of De Nederlandsche Bank. Misschien moeten wij in dit verband de Zorgautoriteit ook in aanmerking nemen. Misschien moet je daar een zeer goede verzekeraar hebben en zeer goede verzekeraars moeten misschien wel meer verdienen. Ik had het nu echter over de mensen die in het verleden in het kader van het trend volgen en in het kader van de publieke sector bepaalde salarissen kregen of die als gevolg van allerlei structuurwijzigingen zichzelf hoge salarissen zijn gaan toekennen. De raad van toezicht zet er dan een handtekening voor, dus in die zin doet men het niet zelf. Maar uiteindelijk gaat het om belasting- en premiegeld. Daaraan moet een eind komen.
Mevrouw Kant (SP):
Ik vond de vergelijking "boeven vangen boeven" ook wat ongelukkig. Bovendien was degene die u een boef noemde, de heer Docters van Leeuwen, al gevangen; hij was al bij de AFM. Die kwaliteit was al binnen, maar jaar op jaar is het salaris fors verhoogd. Het gaat inderdaad om de publieke sector. U maakt een vergelijking: voor dezelfde kwaliteiten als degene die je controleert, moet je minstens hetzelfde betalen als de marktsector die je controleert. Als wij zo beginnen, is het hek gauw van de dam. Wat moet de directeur van de NMa dan wel niet verdienen? Wat moet het openbaar ministerie, dat miljoenenfraudeurs oppakt, dan wel niet verdienen? Dat is natuurlijk een onzinnige redenering. Uw redenering over kwaliteit is begrijpelijk, maar je hoeft echt geen tonnen aan salaris te betalen voor kwaliteit in de publieke sector. Dat is gewoon niet waar.
De heer Bakker (D66):
Laat de AFM nu even de AFM; ik begrijp uw punt. Er zijn sectoren denkbaar waar je mensen wilt hebben in het belang van het toezicht, of dat nu de NMa of de AFM is, die dat werk goed moeten doen. Ik kan mij voorstellen dat er instellingen zijn waarin een beroep kan worden gedaan op mensen die in de markt werkzaam zijn: in het bankwezen, bij de verzekeraars enz. Dat kan betekenen dat je er een salaris tegenover moet stellen, omdat je hen anders niet krijgt. Maar dan gaat het om reële concurrentie met de markt. Mijn pleidooi is vooral gericht op alle andere gevallen – dat is de bulk, veel meer dan alleen de AFM of De Nederlandsche Bank – waarin geen sprake is van reële concurrentie met de markt. Of het nu gaat om instellingen voor ouderenzorg of gehandicaptenzorg, om schoolbesturen of om de IB-Groep in Groningen, er is geen reële relatie met de markt. Dan is het ook niet terecht om die salarissen zo te laten oplopen.
Mevrouw Kant (SP):
Maar zelfs als er sprake is van reële concurrentie met de markt, is er nu toch ook geen probleem met de kwaliteit van de mensen op die posten? Desalniettemin zijn de salarissen verhoogd met uw instemming.
De heer Bakker (D66):
Volgens mij moet u nu uw knopen tellen. U wilt mij elke keer weer op de AFM vastpinnen. Wij moeten de hele publieke sector goed tegen het licht houden. Dat geldt ook voor de toezichthouders, maar ik kan nog beredeneren waarom je soms moet afwijken van wat overigens in de publieke sector gebruikelijk is. Dat geldt dus niet voor alle andere dingen die ik noem.
De heer De Nerée tot Babberich (CDA):
Ik ben dat laatste helemaal met de heer Bakker eens. Ik heb eerder de AFM, de PVK en De Nederlandsche Bank naar voren gebracht en het bezwaar van mijn fractie aangegeven tegen het automatisme dat bij een fusie tussen twee toezichthouders de salaris- en beloningenstructuur van degene die erbij komt wordt gericht naar de structuur van degene die er al zat. Er is toch een aantal taken van De Nederlandsche Bank weggevallen, doordat ze zijn overgegaan naar Frankfurt. Omdat het salaris van de PVK moest worden opgetrokken, moest ook het salaris van de AFM worden opgetrokken. Het is een automatisme. Er wordt überhaupt niet eens gekeken of dat wel op deze wijze moet.
Vervolgens vraagt u zich van een aantal functies af waarom men zoveel betaald moet krijgen. Maar dit betrof de AFM, de PVK en De Nederlandsche Bank.
De heer Bakker (D66):
Dat is helder. Ik zou nog een stap verder willen gaan. Ik vind dat het kabinet moet bezien hoe men er in de verschillende sectoren paal en park aan kan stellen. Dat er contracten bestaan, betekent nog niet dat je daarin moet berusten. Er zijn altijd weer herziene contracten enz. Op dat moment moet je je beraden op de vraag of het niet wat minder kan. Kan het niet een relatie hebben met het hoogste salaris in de publieke sector? Ik wil best aannemen dat je een goede manager nodig hebt voor het ziekenhuis, maar dat is nog wat anders dan een manager van de Shell.
De heer Vendrik (GroenLinks):
Mijnheer de voorzitter. Ik begin met een internationaal bericht: torenhoge olieprijs, pak 'm beet 50 dollar per barrel. Het is een ramp voor ontwikkelingslanden. Betalingsbalansproblemen, lopende schuldverlichtings- en kwijtscheldingsprogramma's staan op de tocht. Wat is de reactie van dit kabinet? Ik hoorde de minister voor Ontwikkelingssamenwerking zeggen dat het goed zou zijn voor duurzame energie. Dat is helemaal fraai! Ontwikkelingslanden die nauwelijks bijdragen aan het klimaatprobleem, worden via torenhoge energieprijzen gestimuleerd tot het gebruik van duurzame energie. Dat moet sowieso gebeuren, maar niet op deze manier. Het verbaast mij dat de minister van Ontwikkelingssamenwerking het niet opneemt voor het acute belang van deze ontwikkelingslanden. Ze worden bedreigd door een ramp.
Ik keer terug naar afgelopen zaterdag. 300.000 mensen demonstreerden tegen het kabinet. Vanmiddag zei de vice-premier dat overleg mogelijk is, maar niet over alles wat al is afgesproken. Het zou alleen over de toekomst gaan. Het kabinet luistert dus niet, want die demonstratie ging juist over alle maatregelen die het kabinet al overeengekomen was. Het kabinet gaat dus gewoon door. Is dat de politieke stand van zaken, zo vraag ik de waarnemend premier.
De voorzitter:
U praat nu met de minister van Financiën.
De heer Vendrik (GroenLinks):
Is de minister van Financiën het eens met de waarnemend premier?
De demonstratie van afgelopen zaterdag laat ook zien dat één motie-Verhagen nog geen zomer maakt. De motie was bedoeld om meer draagvlak te creëren en structurele hervormingen van dit kabinet te bevorderen. Ik wist niet dat dat kon samengaan. Uiteindelijk werd vooral het grijze kenteken voor de bestelauto gered door Verhagen en de zijnen. Staatssecretaris, uw departement loopt al tien jaar dat oneigenlijk gebruik aan te pakken. Dat lukte niet, dus besloot u deze zomer om het grijze kenteken af te schaffen. Dan komt er een plan van de coalitie en dan neemt u dat over. Heeft u tien jaar lang zitten slapen of klopt er iets niet in het plan van de coalitie?
De oppositiepartijen en de vakbeweging hebben gisteravond besloten om de voorbereidingen te starten voor een nationaal correctief raadplegend referendum over de wet inzake VUT, prepensioen en levensloop. GroenLinks heeft dit idee in eerdere debatten naar voren gebracht. Ik herinner mij de misprijzende reactie van de minister van Financiën dit voorjaar, maar wij hebben vorderingen geboekt. Ik vind het fantastisch. De politieke boodschap van de samenwerkende partijen is duidelijk. Indien kabinet en coalitiepartijen niet bereid zijn tot heroverweging van het wetsvoorstel, dan zullen wij niet aarzelen om het referendum mogelijk te maken. Wat is de reactie van de minister van Financiën?
Dit kabinet breekt VUT en prepensioen af. In plaats daarvan wordt de huidige verlofspaarregeling omgebouwd tot een individuele levensloopregeling, te parkeren bij dure commerciële partijen. GroenLinks wil geen afbraak, maar juist modernisering. De huidige regeling voor VUT en prepensioen zou juist zo snel mogelijk moeten overgaan in een brede levensloopregeling, waarbij werkgevers en werknemers collectieve afspraken mogen maken over de financiering, de overheid deze afspraken fiscaal ondersteunt en alle werknemers in Nederland zelf besluiten wanneer en hoe ze met verlof gaan tijdens of aan het eind van hun werkzame leven, een combinatie van solidariteit en keuzevrijheid. Dát is modernisering, niet omdat het leuk is, maar omdat het moet.
Dit kabinet weet met de vergrijzing op komst niks beters te verzinnen dan terug naar de oude tijd, terug naar 65 jaar, terug naar 40 uur per week. Dit kabinet denkt de deelname aan betaald werk te bevorderen door de knoet te gooien over de huidige voltijdse werknemers, en negeert de rest. Sterker nog, het breekt bestaand arbeidsmarktbeleid voor allerlei groepen af, verklaart de emancipatie voltooid en weet vervolgens niet eens iets te doen met 2 miljoen kanslozen, als ik de minister van Sociale Zaken tenminste goed heb begrepen.
GroenLinks zet daar een radicaal ander perspectief tegenover. Mensen moeten niet méér werken, méér mensen moeten werken, vrouwen, jongeren, ouderen, mensen van buitenlandse komaf. Daarom is die genoemde modernisering van de levensloopjuist zo nodig, opdat mensen kúnnen werken, niet voortijdig afbranden en afhaken, maar kunnen kiezen hoe zij hun werk combineren met privé.
Als het kabinet zo graag wil dat iedereen langer gaat doorwerken, waarom hoor ik het dan nooit over de kwaliteit van arbeid. Herman Wijffels, de voorzitter van de SER, sprak er nadrukkelijk over als een alternatieve route op weg naar een breder arbeidsaanbod. Waarom wordt het negentiende-eeuws aandoende arbeidsklimaat niet door dit kabinet aangeklaagd? Mensen worden voortijdig afgeschreven, weggegooid, gedumpt in een regeling. Waarom spreekt het kabinet de werkgevers niet krachtiger aan om de arbeid te humaniseren en ook van hen een bijdrage voor de toekomst te vragen? Zo leuk is het voor zoveel mensen vaak vandaag de dag niet om nog langer door te werken. Ik zei het al, Herman Wijffels sprak daar terechte woorden over en ik vraag het kabinet om een reactie.
Er zijn veel alternatieven voor dit kabinetsbeleid. Gelukkig erkent de CDA-fractie dat sinds vanmiddag ook, in tegenstelling tot de premier die voortdurend roept dat er geen alternatief is. Ons alternatief voor korte én lange termijn staat beschreven in de nota Honderd procent samenleven, die vorige week is gepresenteerd. Ik zou de minister van Financiën toch om een reactie willen vragen, want ik vond dat de waarnemend premier de vorige week wel heel kort door de bocht ging. Zou het kabinet serieus willen reageren op de taboes, de vele taboes die dit kabinet instandhoudt? Ik noemde het al: het taboe van de hypotheekrenteaftrek. Een tijdbom voor de schatkist. Alle economen vinden dat het anders moet, zelfs lobbyclubs zoals de Nederlandse Vereniging van Banken en de Vereniging Eigen Huis zijn het daarover eens. Er is nog maar één groep die vindt dat die aftrek moet blijven: dit kabinet. Taboe.
Dan een ander taboe, vanavond al weer ruimschoots gedemonstreerd door de heren De Nerée en Blok, namelijk het taboe op de eerlijke verdeling van vergrijzingslasten, ook aanbevolen door de Raad van State. Dan gaat het precies om de generatie die gewerkt heeft en AOW-premie heeft afgedragen in de goede jaren, de jaren zestig en zeventig, met een lage premie. Laat het nu dezelfde generatie zijn die ons opgezadeld heeft met een hoge staatsschuld eind jaren tachtig. Die generatie is nu met pensioen. Die zit nu in Wassenaar, stemt op de VVD en wordt nu keurig uit de wind gehouden. Fiscalisering van de AOW zou bijdragen aan een eerlijker verdeling van de vergrijzing, maar dat is kennelijk alweer een taboe.
Een ander taboe. Nederland is en blijft een renteniersland. Arbeid hoog belast, vermogen laag belast. Wanneer trekken wij dat recht? Er wordt niets aan gedaan. Het was een taboe onder Paars, het is nog steeds een taboe onder Balkenende I en Balkenende II.
Vervolgens het taboe op een radicale verandering van de investeringsagenda. Een bedrag van 80 mld gaat mevrouw Peijs uitgeven aan nog meer asfalt, waar wij al voldoende van hebben. Waar blijft dan die onderwijsrevolutie die wij zo nodig hebben om bijvoorbeeld de kanslozen een plek te geven op de arbeidsmarkt, om inderdaad van Nederland een kenniseconomie te maken? Waar blijft die verschuiving van het budget?
Verder noem ik het taboe op het aanspreken van werkgevers. Er is geen een maatregel van dit kabinet – en dat zijn er veel – die op de een of andere manier iets vraagt van werkgevers. Het enige wat dit kabinet doet, is hun uit de wind houden en vervolgens in budgettair krappe tijden 1,2 mld euro vennootschapsverlaging toepassen. Dit kabinet helpt Shell, maar helpt Shell ook dit land? Ik dacht van niet.
Dan de milieuschuld. Is het inderdaad waar wat mevrouw Halsema de vorige week zei, dat die schuld gewoon doorgeschoven wordt naar het volgende kabinet? De milieuschuld? Dan durft de minister van Financiën hier vanmiddag te zeggen: wij doen het voor onze kinderen? Hoe is het in hemelsnaam mogelijk dat dit kabinet durft te zeggen dat het ons land voorbereidt op de toekomst.
Voorzitter. Dan de miljoenennota. Even een iets andere toon, even iets vrolijker. Echt waar, het is een leuk stuk geworden. De nota is dunner, mooier en beter leesbaar. Dat is een compliment. Ik zie ook dat het kabinet doelen heeft. Dat is mooi, daar kunnen wij over spreken. Een hoge economische groei moet in 2007 bereikt worden. Dat is een economisch topjaar in het verkiezingsjaar 2007. Het kabinet streeft dus eigenlijk naar versterking van de conjunctuur. Het is hoogst merkwaardig dat uitgerekend deze minister van Financiën, de uitvinder van het trendmatig begrotingsbeleid, hiermee komt. Heeft dit kabinet dan niets geleerd van de afgelopen 10 jaar, dat de Nederlandse economie juist een versterkte conjunctuurbeweging doormaakt, dat dit voor gigantische problemen zorgt op de arbeidsmarkt en in de overheidsfinanciën? Hoe kan je dan streven naar een zo hoog mogelijke groei in 2007? Dat is niet keizen voor een economisch verstandig beleid maar voor een politiek gemotiveerd beleid.
Dan een ander punt. Het kabinet zegt beheersing van loonkosten te willen nastreven, maar de private uitvoering van de WAO zal zorgen voor een verhoging van de lasten in de komende jaren van 10 tot 15 mld. Dat moet wel opgebracht worden in rap tempo. Gecombineerd met het mislukken van het voorjaarsoverleg lijkt mij dat allemaal het tegengestelde te bereiken van wat dit kabinet beoogt.
Verder heeft het kabinet het voortdurend over langetermijndoelstellingen, zoals voorbereiding op de vergrijzing. Het valt ons op dat in tegenstelling tot vorig jaar eigenlijk alle arbeidsparticipatiedoelstellingen zijn verdwenen of weggemoffeld. In de miljoenennota is er nog maar eentje over, een arbeidsparticipatie van ouderen van 40% in 2007. Wat is de stand van vandaag? 39%! Vooruitgang 1%. De trend is al harder. Wat is dit nu voor doelstelling? Dat is gewoon weergeven wat er sowieso gaat gebeuren.
In de begroting van Sociale Zaken en Werkgelegenheid staat nog wel iets over bijzondere groepen. Vorig jaar had dit kabinet gelukkig nog het doel om de langdurige werkloosheid te verminderen, om vrouwen aan de slag te krijgen en om de arbeidsparticipatie van etnische minderheden te bevorderen. Al die doelen zijn verdwenen. Alleen het streefcijfer voor jeugdigen is nog over. De jeugdwerkloosheid mag zijn opgelopen van 13% nu tot 15% in 2007. Het kabinet doet er beter aan om terug te gaan naar de doelstellingen van vorig jaar. Hier zit precies de angel. Het beleid voor bijzondere groepen wordt afgebroken, want het resultaat is er niet naar. De werkloosheid loopt op, bijzondere groepen komen extra in de knel en dus laat het kabinet zijn doelstelling maar vallen. Is dat voorbereiden op de vergrijzing? Is dat ervoor zorgen om mensen die klaar staan om de arbeidsmarkt te betreden echt aan de slag te krijgen? Ik zie er helemaal niets van.
De score van het kabinet op het gebied van arbeidsparticipatie is beneden alle peil. Ik sprak al over de jeugdwerkloosheid, maar dit geldt ook voor vrouwen. Het kabinet streeft naar een participatiegraad van vrouwen van 65% in 2010. Dit is overigens een oude doelstelling. Wij zitten nu op een participatiegraad van 55% en de groei is er geheel uit. Vervolgens verklaart minister De Geus het emancipatiebeleid voor voltooid. Hoe haalt hij het in zijn hoofd! Als het kabinet het werkelijk serieus meent met de aanpak van de vergrijzing, zullen er vrouwen nodig zijn die op de arbeidsmarkt aan de slag kunnen. Daar is beleid voor nodig, maar dat is er niet. Het beleid dat er was, wordt afgebroken. Kinderopvang wordt onbetaalbaar, met name voor mensen met lage inkomens. De levensloopregeling functioneert niet. En dan zegt dit kabinet de samenleving voor te bereiden op de vergrijzing.
Migranten idem dito. De doelstelling was vorig jaar een participatie van 54% in 2005. Het gaat echter hartstikke slecht. Dit percentage ligt nu onder de 48. Met de commissie-Blok kunnen wij vaststellen dat het nog verder de fout ingaat, terwijl de migrantenparticipatie in 2001, dus onder Paars, nog bijna 60% was. De werkloosheid onder migranten neemt verontrustende vormen aan. Terwijl wij twee jaar lang een debat hebben gevoerd over het belang van integratie en van betaald werk, veegt dit kabinet deze doelstelling van tafel. Geen beleid, men laat het aan de markt over. Ook hier weer geen voorbereiding op de vergrijzing.
Bij interruptie is al gesproken over de koopkrachtgevolgen van het kabinetsbeleid in 2005, met name voor chronisch zieken en gehandicapten. Mijn fractie vindt het te gênant voor woorden dat de meerderheid van de Kamer vorige week heeft afgewezen dat zichtbaar wordt wat de echte koopkrachteffecten zijn van het pakket voor 2005 voor chronisch zieken en gehandicapten. Ik vraag het dus maar opnieuw aan de minister. De koopkrachtgevolgen zijn niet helder. Wij moeten toch niet weer – zo zeg ik ook tegen het CDA – tot november wachten voordat zij wel helder worden. Ik zou wensen dat het kabinet zich wat inschikkelijker betoont.
Voor de komende jaren zie ik het volgende beeld. Deze minister van Financiën wacht vrij onverstoorbaar op betere conjuncturele tijden. De eerste meevallers zijn op komst. Dan zal ineens de korte termijn weer vooropstaan: zie je wel, het beleid werkt, het helpt. Het VVD-project is dan eigenlijk weer een stapje verder. De sociale zekerheid is weer wat gekortwiekt, de inkomenssolidariteit in de zorg is verbroken, de WAO goeddeels afgeschaft, het poldermodel ondergelopen en de publieke dienst weer een kopje kleiner gemaakt. De VVD-kiezer ontvangt ongetwijfeld op tijd weer een mooie lastenverlaging. Dat is het scenario van de VVD. En het CDA? Dat mag het uitleggen. Premier Balkenende zei laatst in Forum: politici moeten aangeven waarheen de reis gaat. Ik wacht eigenlijk nog steeds op zijn antwoord.
Vorige week hebben wij met de staatssecretaris van Onderwijs gesproken over de uitvoering van de motie-Rabbae inzake het terugploegen van ten onrechte uitgekeerde gelden naar het hoger onderwijs. Deze motie wordt door dit kabinet niet meer uitgevoerd. Ik vraag niet om uitleg, maar om uitvoering van de motie. Mocht het kabinet weigeren om de motie-Rabbae uit te voeren, dan dien ik in tweede termijn een nieuwe motie in.
De heer Van der Vlies (SGP):
Voorzitter. Het kost de minister van Financiën behoorlijk wat moeite om de touwtjes opnieuw aan elkaar te knopen. Zowel nationaal als internationaal zorgt het EMU-saldo voor veel hoofdbrekens. Opnieuw ligt er een begroting met stevige maatregelen. Maatschappelijk verzet is er meer dan genoeg. Hete hoofden en koude harten, dat schiet niet op. De SGP wil op een eerlijke en dus constructieve wijze het regeringsbeleid beoordelen; vorige week en ook nu.
Ik zal vanavond later de economische invalshoek centraal stellen, maar eerst iets anders. Gemeenschappelijke doelen voor de regering en de SGP-fractie zijn het bevorderen van de gemeenschapszin en het aanspreken van mensen op het dragen van eigen verantwoordelijkheid voor zichzelf en voor de omgeving. Die verlegging van verantwoordelijkheden moet wel gedragen worden door mensen en moet passen in de omgeving van mensen. Er moeten hulpverleners, mantelzorgers enz. als het ware klaarstaan voor het geval dat. Mijn fractie is er niet van overtuigd dat die capaciteit, dat zorgvermogen, beschikbaar is. Zo komt de Wet maatschappelijke ondersteuning eraan. Mijn vraag aan de regering en deze bewindslieden is: kan op de een of andere manier net als het vrijwilligerswerk ook de mantelzorg niet worden gestimuleerd of aantrekkelijker worden gemaakt, bijvoorbeeld door een fiscale regeling? Ik heb daar geen concrete voorstellen voor. Ik vraag om het denkproces daarover op te starten, opdat in samenhang met de per 1 januari 2006 voorziene introductie van de Wet maatschappelijke ondersteuning die regeling operationeel zou kunnen zijn.
Met betrekking tot het vrijwilligerswerk heeft de staatssecretaris mij vorig jaar toegezegd om de fiscaal onbelaste normen voor vrijwilligerswerk te heroverwegen. Daar heb ik daarna niets meer over gehoord. Als je het hebt over "versterken van de sociale samenhang in de samenleving", zijn dit instrumenten en die moeten dan ook gevolgd worden door bijbehorende daden. Graag een reactie.
Blijvende aandacht voor de kwetsbare groepen van chronisch zieken, gehandicapten en bepaalde categorieën ouderen is noodzakelijk. De bodem is echt bereikt, zoals ik vorige week ook al heb gezegd. De SGP-fractie waardeert overigens dat er na alle misère van vorig jaar en na de reparaties die in de loop van dit jaar zijn geïntroduceerd – de resultaten daarvan kennen wij nog niet echt – in het voorliggende pakket meer dan vorig jaar naar is gestreefd om deze groepen te ontzien. Ik erken dat, maar tegelijkertijd is nog heel veel onduidelijk. Er is ook onbekendheid met de beschikbare compensatiemaatregelen, met allerlei regelingen. Die bekendheid moet worden vergroot. Wat wil de regering daaraan doen? Goede informatie is hard nodig. Ik hoor gestadig dat de Belastingdienst te vaak slecht bereikbaar blijkt te zijn voor deze groepen, maar ook meer in het algemeen, waarschijnlijk door overbelasting. Dat is gewoon een praktisch punt, maar ik hoor dat te vaak. Hoe zit dat en is dat geen verbeterpunt?
Ik wil na deze wat kritische noot ook een compliment geven aan de staatssecretaris. Een paar maanden terug vroeg ik in een algemeen overleg zijn aandacht voor de regeling rond het weekendvervoer voor gehandicapten. Over de technische details spreken we later – er is een wetsvoorstel in procedure – maar er ligt intussen wel een ruimhartige oplossing, waarvoor dank.
Dit kabinet zet het mes in de vennootschapsbelasting. Natuurlijk, een aantrekkelijk internationaal vestigingsklimaat is belangrijk, maar een groot deel van het Nederlandse bedrijfsleven lijkt daar vooralsnog weinig mee op te schieten. Kleinere bedrijven worden te vaak uit het oog verloren, terwijl zij wel de basis vormen van onze economie. Om één voorbeeld te noemen: veel kleine bedrijven lopen ertegenaan dat overdracht aan de volgende generatie moeilijk is. Graag krijg ik de toezegging dat deze bewindslieden samen met hun collega's van EZ aan de slag gaan om de fiscale, sociale en economische positie van het midden- en kleinbedrijf in den brede en in de schakering die er is, te verbeteren, zodat ook het nationale vestigingsklimaat aantrekkelijk blijft.
Vorige week is al uitgebreid gesproken over de afschaffing van het grijze kenteken. Mijn fractie heeft de plannen van de coalitiepartijen op dit punt gesteund. Veel hangt echter nog wel van de uitwerking af, zeker als het gaat om de particulieren. Voor grotere gezinnen betekent het afschaffen van het grijze kenteken een forse extra lastenverhoging. Dat hangt samen met oneigenlijk gebruik, maar dat is wel al vele jaren gedoogd. Is de regering bereid om te komen met een voorstel om die lastenverhoging van ongeveer € 1000 op jaarbasis uit te smeren over bijvoorbeeld vier jaar, zodat zij hun uitgavenpatroon daarop kunnen afstemmen? Ook stelt mijn fractie voor om de toeslag op de aanvullende kinderkorting bij drie of meer kinderen op te hogen. Daartoe heb ik een wijzigingsvoorstel geformuleerd, in lijn met onze stemverklaring over de motie-Verhagen c.s. van vorige week. Voorzitter. Ik verzoek u om deze opstelling als noot aan de Handelingen toe te voegen.
De voorzitter:
Ik neem aan dat tegen het opnemen van een noot in de Handelingen geen bezwaren bestaan.
De heer Van der Vlies (SGP):
Voorzitter. Het blijft ook voor mijn fractie onbegrijpelijk dat men het hete hangijzer van de hypotheekrenteaftrek niet durft aan te raken. Die koudwatervrees had ik van dit kabinet niet verwacht. Zorgvuldigheid, geleidelijkheid en behoedzaamheid zijn geboden, maar wij zullen er toch een keer aan moeten geloven.
Voor wat betreft de VUT, prepensioen en levensloop had ik geen tekst voorbereid omdat ik al vermoedde dat het in de loop van deze dag uitvoerig aan de orde zou komen. Vanmiddag is weer eens gebleken dat dit een zeer beladen onderwerp is. Wij vinden de verlaging van de leeftijd voor de overgangsregeling van 57 naar 55 jaar een stap vooruit. Ook vinden wij dat de inbouw van de 40 dienstjaren geregeld moet worden. Verder noemen wij de mogelijkheid van deeltijdpensioen. De levensloopregeling dient aan concrete thema's te worden gekoppeld: zorg, studie en pensioen. Voordat dit onderwerp door de Kamer wordt besproken, willen wij voorts de gevolgen voor kleine bedrijven wegen. Vorige week heb ik bij herhaling aandacht gevraagd voor het voorstel van de RMU met betrekking tot een bemiddeling. Ik heb toen de namen van Van Schendelen en Van der Hoeven genoemd. Nu is ook de naam van de heer Wijffels genoemd. Ik begrijp de positie van de regering, maar er zal toch een keer wat moeten gaan gebeuren. Wie hanteert de oliespuit?
De algemene beraadslaging wordt geschorst.
De voorzitter:
Aangezien de Groep Lazrak en de Groep Wilders zich massaal hebben afgemeld, zijn wij gekomen aan het einde van de eerste termijn. De bewindslieden zullen morgenmiddag antwoorden. Dat zal iets later zijn dan op het schema staat, namelijk om ongeveer 13.40 uur. Om precies 13.30 uur zal namelijk een van onze overleden medewerkers worden herdacht.
Sluiting 22.18 uur
Kopieer de link naar uw clipboard
https://zoek.officielebekendmakingen.nl/h-tk-20042005-299-329.html
De hier aangeboden pdf-bestanden van het Staatsblad, Staatscourant, Tractatenblad, provinciaal blad, gemeenteblad, waterschapsblad en blad gemeenschappelijke regeling vormen de formele bekendmakingen in de zin van de Bekendmakingswet en de Rijkswet goedkeuring en bekendmaking verdragen voor zover ze na 1 juli 2009 zijn uitgegeven. Voor pdf-publicaties van vóór deze datum geldt dat alleen de in papieren vorm uitgegeven bladen formele status hebben; de hier aangeboden elektronische versies daarvan worden bij wijze van service aangeboden.