Aan de orde is het debat naar aanleiding van een algemeen overleg op 20 november 2002 over de Westerschelde oeververbinding.

De heer Geluk (VVD):

Voorzitter. Ik dank de minister voor zijn brief over de Westerschelde oeververbinding. Ik ga met name in op het aspect van de tunnel onder het kanaal van Gent naar Terneuzen bij Sluiskil. De minister stelt dat de besluitvorming over de planvorming en over de financiën thans niet aan de orde is. Mijn fractie is het daarmee niet eens. Wij vinden dat regeren vooruitzien is. De Westerscheldetunnel wordt 14 maart 2003 geopend. Het tracébesluit voor de N61 bevindt zich in de afrondende fase. Ik hoop innig dat er eindelijk kan worden begonnen met de aanleg hiervan, conform het voorstel uit de regio. Kan de minister bevorderen dat het ministerie van VROM hierin meegaat? De Sluiskiltunnel staat in het MIT als een PPS-constructie en de provincie mag voorstellen doen over het toltarief en de verlenging. De minister zegt dat dit aan de provincie is, maar leidt hij hiermee de aandacht niet te veel af? Het Rijk is namelijk een belangrijke aandeelhouder.

In de brief staat dat de inkomenstoename van de Westerscheldetunnel ten gevolge van de bouw van de Sluiskiltunnel kan worden ingezet ter bekostiging van deze tunnel. Wij hebben een andere mening. Hier wordt namelijk gesproken over het overrendement dat ongeveer 0,6% bedraagt. De afspraak was een rendement van 7,5% dat naar het Rijk zou toegaan. Overigens is 7,5% op dit moment een vorstelijke rente. Het rendement is berekend op 8,1%. Derhalve is er sprake van een overrendement van 0,6%. Wat gaat men met dat geld doen? Wij vinden dat het geld dat is opgebracht door de Zeeuwse gebruikers, althans, de mensen die daar vertoeven, ingezet moet worden voor de financiering van de Sluiskiltunnel. Dat kan nu al beslist worden. Derhalve vragen wij de Kamer om een uitspraak.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat de huidige verbinding bij Sluiskil via een brug over het kanaal voor het verkeer een zeer grote belemmering vormt die bij het gereedkomen van de Westerscheldetunnel en na het gereedkomen van de verbetering van de N61 voor 2010 nog veel groter zal worden;

constaterende dat de aanleg van een tunnel bij Sluiskil onder het kanaal Terneuzen-Gent opgenomen is in het MIT als categorie-3-project;

van mening dat een overrendement op de Westerschelde oeververbinding zich aftekent en deze uitstekend kan worden ingezet voor de financiering van een tunnel bij Sluiskil;

verzoekt de regering, het overrendement van de Westerscheldetunnel te bestemmen voor financiering van de tunnel bij Sluiskil,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Geluk, Buijs, Blom en Van der Staaij. Naar mij blijkt, wordt zij voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 44(17741).

Minister De Boer:

Voorzitter. Op dit moment wordt door de provincie Zeeland hard gewerkt aan een planstudie voor de kanaalkruising bij Sluiskil. Zoals ik in mijn brief van 8 januari jongstleden aangaf, is besluitvorming van dit plan over de financiering pas eind 2004 aan de orde. Ik heb in mijn brief, die conform een afspraak met de Kamer tot stand kwam, na overleg met mijn collega van Financiën een aantal uitgangspunten voor nadere besluitvorming over de planstudie en de financiering vastgelegd. De provincie dient via een businesscase aan te tonen dat de realisatie van de Sluiskiltunnel bedrijfseconomisch interessant is. De provincie mag voorstellen, het toltarief voor de Westerscheldetunnel op te hogen, tol te heffen op de Sluiskiltunnel of de periode voor de tolheffing voor de Westerscheldetunnel te verlengen. Als uit onafhankelijk vervoervoorwaardenonderzoek blijkt dat de inkomsten van de Westerscheldetunnel toenemen door eventuele verkeersgroei die het gevolg is van de bouw van de Sluiskiltunnel, dan mag de inkomstentoename worden ingezet voor de bekostiging van deze tunnel. Een reële verkeersprognose kan pas op z'n vroegst een jaar na oplevering van de Westerscheldetunnel worden gemaakt. Er is op dit moment nog niets bekend over het rendement van de Westerscheldetunnel, laat staan over het door u genoemde eventuele overrendement. Het is naar mijn mening op dit moment niet opportuun om een mogelijk toekomstig overrendement al te bestemmen. Ik zou aanvaarding van de motie dan ook willen ontraden omdat het wat mij betreft nog te vroeg is.

Ik was nog niet zo lang geleden op werkbezoek in Zeeland en kan mij zeer goed voorstellen dat de provincie hier heel hard mee bezig is, want het is een welkome aanvulling van de infrastructuur aldaar en zou een heel stevig knelpunt oplossen. Het is echter te vroeg om nu al te schakelen op de in de motie voorgestelde wijze.

De heer Geluk (VVD):

Ik heb de brief van de minister ook gelezen. In feite herhaalt hij nu wat daarin staat. Wij praten echter over een overrendement, waarvan in de voortgangsrapportage blijkt dat deze reeds op 8,1% staat. Wat doen wij dan met de 0,6%? Regeren is vooruitzien en dat is de reden waarom wij vragen om het overrendement dat zich aftekent, te bestemmen voor de aanleg van de tunnel bij Sluiskil.

Minister De Boer:

Wij praten over een eventueel overrendement over een langere periode. De tunnel gaat open op 14 maart. Het heeft iets langer nodig. Misschien kunnen wij de motie op een later moment terugkrijgen, maar ik vind het nu te vroeg en uit dien hoofde ontraad ik aanvaarding van de motie. Er moet daar nog veel gebeuren.

De heer Geluk (VVD):

Ik wil mijn motie toch handhaven. De Kamer kan dan nu al vastleggen dat zij een eventueel overrendement wil bestemmen voor de aanleg van de tunnel bij Sluiskil. Baat het niet, het schaadt ook niet!

Minister De Boer:

Ik heb daaraan verder niets toe te voegen, voorzitter.

De beraadslaging wordt gesloten.

De voorzitter:

Ik stel voor, na de lunchpauze over deze motie te stemmen.

Daartoe wordt besloten.

De vergadering wordt enkele minuten geschorst.

Naar boven