Aan de orde is de behandeling van:

het verslag van een algemeen overleg op 4 december 2001 over het vluchtelingenbeleid en de Vreemdelingenwet (19637,27557, nr. 639).

De beraadslaging wordt geopend.

De heer Kamp (VVD):

Voorzitter. Op dit moment verblijven 71.000 asielzoekers, een ongekend aantal, in de opvangcentra. Nog eens 12.000 asielzoekers verblijven bij familie en vrienden; zij vallen onder de ZZA-regeling. Het grootste deel van deze asielzoekers is afgewezen door de IND, maar is in beroep gegaan bij de rechter. In dit geval gaat het om de vreemdelingenkamer. De afhandeling van beroepszaken door de vreemdelingenkamer vertoont een ernstige stagnatie. Een uitspraak kan twee jaar op zich laten wachten. Het is juist de bedoeling van de nieuwe Vreemdelingenwet 2000 dat een asielzoeker binnen één jaar duidelijkheid krijgt. Deze termijn van één jaar geldt voor de IND en de vreemdelingenkamer samen. Weliswaar wordt de vreemdelingenkamer binnenkort weer uitgebreid, maar daar staat tegenover dat het aantal beroepszaken ook toeneemt. De IND is namelijk dit jaar bezig om de grote voorraad bezwaarschriften weg te werken. Ieder afgewezen bezwaarschrift is een beroepschrift.

Een belangrijke oorzaak van de stagnatie bij de vreemdelingenkamer is het grote aantal bewaringszaken, de toetsing door de rechter van vreemdelingenbewaring. Indien er niets verandert zal ook dit aantal toenemen als gevolg van het hoogst noodzakelijke actievere optreden tegen illegaal verblijf in ons land. Om de afhandeling van beroepszaken door de vreemdelingenkamer te versnellen, moet dus het aantal bewaringszaken voor de vreemdelingenkamer drastisch worden beperkt. Dat kan door in het vervolg te volstaan met één toetsing van de bewaring door de rechter. Iemand die in bewaring is, kan daar immers zelf een einde aan maken door te zeggen wie hij is, waar hij vandaan komt en dat hij weg wil. In dat licht is het zeer verantwoord om van de herhaalde toetsingen af te zien. Ik dien daarom op dit punt een motie in.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat op 1 januari 2002 de voorraad bodemzaken en voorlopige voorzieningen bij de vreemdelingenkamer 60.000 bedroeg; dat vorig jaar de productie van de vreemdelingenkamer op 52.000 zaken lag; dat dit jaar van de productiecapaciteit 5000 nodig is voor AC-zaken en 20.000 voor bewaringszaken;

constaterende dat dit tot gevolg kan hebben dat bodemzaken en voorlopige voorzieningen tot twee jaar bij de vreemdelingenkamer blijven liggen;

van mening dat het noodzakelijk is het aantal bewaringszaken drastisch te beperken;

verzoekt de regering, het ertoe te leiden dat volstaan wordt met de eerste toetsing van de vreemdelingenbewaring en dus de maandelijkse toetsing komt te vervallen,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Kamp en Wijn. Naar mij blijkt, wordt zij, als ik mijzelf meetel, voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 9(27557).

De heer Wijn (CDA):

Voorzitter. Met de invoering van de Vreemdelingenwet 2000 is het toetsingsregime rondom de voortduring van vreemdelingenbewaring aangepast op twee punten. De motie van de heer Kamp doelde op het eerste punt, het afschaffen van de standaardtoetsing elke 28 dagen en een terugkeer naar het piepsysteem. Ik heb overigens het vermoeden dat hiervoor de wet moet worden aangepast; ik gok op artikel 96, lid 1. Ik hoor nog wel van de staatssecretaris of dit inderdaad nodig is.

Naast het veranderen van de automatische toetsing, wordt nu ook automatisch na tien dagen versneld getoetst of de vreemdelingenbewaring rechtmatig is. In de oude wet was dat gesteld op 28 dagen. Het gevolg van deze verandering is ten eerste dat het allemaal veel sneller moet, wat allerlei uitvoeringsproblemen geeft. Ten tweede komen er gemiddeld meer zaken. Per duur van de vreemdelingenbewaring moet namelijk vaker naar de rechter worden gegaan. De heer Kamp heeft net in cijfers aangegeven welke problemen dat met zich brengt. Ik zal deze niet herhalen.

De staatssecretaris zegt dat er iets wordt gedaan in verband met de reisplanning van mensen die naar de rechter moeten, en dat het aantal vreemdelingenrechters wordt vergroot. Tegelijkertijd staat het aantal vreemdelingendossiers bij rechtbanken nu op 54.000. De mensen die legaal in Nederland verblijven, die in de asielprocedure zitten en dus recht hebben op bezwaar, moeten wachten op illegalen. Dat vinden wij een zeer slechte zaak. Op deze manier lijden de goeden onder de kwaden. De staatssecretaris en ook anderen proberen hier wat aan te doen met voorstellen die beetje het karakter van aanmodderen hebben. Door de nieuwe Vreemdelingenwet zou het aantal procedures beperkt worden, maar op deze manier neemt dit aantal toch toe. De partijen die voor de nieuwe Vreemdelingenwet hebben gestemd moeten hun prestige maar even opzij zetten en gewoon toegeven dat de wet op dit punt niet goed werkt. Met het oog hierop dien ik de volgende motie in.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat de termijn waarbinnen de rechter een eerste rechtmatigheidstoets van een besluit tot vreemdelingenbewaring moet doen door de invoering van de nieuwe Vreemdelingenwet is verkort tot 10 dagen;

constaterende dat hierdoor uitvoeringsproblemen zijn veroorzaakt die de permanente inzet van extra menskracht en middelen vergt;

constaterende dat hierdoor andere zaken zoals asielbezwaar en MVV-bezwaar langer bij de rechterlijke macht blijven liggen;

overwegende dat hierdoor onder meer mensen die legaal in Nederland verblijven, moeten wachten op illegalen;

overwegende dat daarom de toetsingstermijn voor de eerste rechterlijke toetsing weer op 28 dagen moet worden gesteld;

verzoekt de regering, de Vreemdelingenwet met dit doel te repareren,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Wijn. Naar mij blijkt, wordt zij voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 10(27557).

De heer Middel (PvdA):

Goedemorgen voorzitter en andere collega's. Tijdens het algemeen overleg bleek al dat er weinig verschil van mening is over het probleem waar wij vandaag over spreken. Het aantal bewaringszaken loopt de spuigaten uit. Wij zijn het erover eens dat de uitvoering van de Vreemdelingenwet hierdoor ernstig en acuut belemmerd dreigt te worden. Om drie redenen gaat het de PvdA-fractie te ver om nu al de wet te wijzigen. In de eerste plaats kost wetswijziging erg veel tijd. Voor het zover is, zijn wij zeker een jaar verder, terwijl het probleem nu heel groot is. In de tweede plaats hebben wij ernstige twijfels over de rechtsbescherming. De desbetreffende onderdelen zijn natuurlijk niet voor niets in de wet opgenomen. In de derde plaats is het nogal wat als een wet die langdurig is voorbereid, al zo snel weer gewijzigd wordt. Dat heeft niets met prestige te maken maar wel met goed bestuur. Om deze drie redenen willen wij eerst op een andere manier trachten, de problemen op te lossen en daartoe zal ik een motie indienen.

De heer Kamp (VVD):

U weet dat na iedere grote wet een veegwet komt om correcties aan te brengen. De veegwet voor de Vreemdelingenwet is al in procedure en wij kunnen dit soort voorstellen bij amendement hieraan aanhaken.

De heer Middel (PvdA):

Ik betwijfel sterk of dit soort onderdelen bij wijze van spreken op een achternamiddag gewijzigd kunnen worden. De staatssecretaris heeft een zeer kundig apparaat tot haar beschikking en ik ben maar een eenvoudig volksvertegenwoordiger. Ik hoor dus graag van de staatssecretaris of zij daar net zo tegenaan kijkt als u.

Mijn motie luidt als volgt.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat het explosief gestegen aantal bewaringszittingen een adequate uitvoering van de nieuwe Vreemdelingenwet ernstig en acuut dreigt te belemmeren;

voorts constaterende dat eerdere aansporingen onzerzijds om hiervoor onconventionele oplossingen te vinden, vooralsnog tot onvoldoende resultaat hebben geleid;

overwegende dat een eventuele wijziging van de onlangs ingevoerde nieuwe Vreemdelingenwet op afzienbare termijn weinig tot geen soelaas biedt, terwijl daarentegen op termijn wel de rechtsbescherming van betrokkenen ondermijnd dreigt te worden;

voorts overwegende dat mogelijke maatregelen zoals het buiten zitting afdoen van een deel van de bewaringszaken, het instellen van een specifieke bewaringskamer bij de rechterlijke macht en het uitbreiden van de categorie rechters die belast kan worden met de uitvoering van een rechtmatigheidstoets bij bewaringszaken van vreemdelingen nog niet op hun merites bekeken zijn;

verzoekt de regering, hieromtrent een integraal plan van aanpak op te stellen, waarin de invoering van onconventionele maatregelen niet wordt geschuwd, en de Kamer hierover binnen drie maanden te rapporteren,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Middel. Naar mij blijkt, wordt zij voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 11(27557).

De heer Wijn (CDA):

U noemt een aantal maatregelen die getroffen kunnen worden, maar het valt mij op dat het per saldo toch een verschuiving binnen de rechterlijke macht blijft. Het aantal toetsingen neemt toe. De staatssecretaris heeft al aangegeven dat het een toename van het aantal zaken betekent. Je kunt wel zeggen dat ook andere rechters die zaken moeten doen, maar dan moeten bijvoorbeeld strafzaken weer wachten. U zegt dat dit zal helpen, maar dat heeft de staatssecretaris al geprobeerd sinds vorig jaar mei. Waarom denkt u dat het helpt? De wetswijziging is vrij simpel. In artikel 94, lid 1, maak je van drie dagen 25 dagen en ook in lid 4 wordt het een aantal dagen meer. Dat kan heel snel geregeld worden. Er is geen probleem, want je valt terug op de oude Vreemdelingenwet.

De heer Middel (PvdA):

Wat het laatste betreft zal ik niet herhalen wat ik al eerder heb gezegd in antwoord op de vraag van de heer Kamp. Ik wacht af wat de staatssecretaris daarover te zeggen heeft. De motie vind ik op zichzelf sympathiek, maar ik vraag mij af of het technisch zo simpel is als u stelt. Dat wil ik graag van de staatssecretaris horen.

Wij hebben er in december tijdens een eerder algemeen overleg als PvdA-fractie op aangedrongen om met maatregelen te komen. Ik heb een aantal voorbeelden in overweging gegeven, maar daar is nog niets mee gedaan. Er is niet gekeken naar een bewaringskamer en ook is niet gekeken of het mogelijk is om meteen de vreemdelingenzaken erbij te doen als ze toch in het huis van bewaring zitten. Het buiten zitting afdoen lijkt mij een aanzienlijke werkbesparing, maar die zaken zijn nog niet op hun merites bekeken. Ik kan mij voorstellen dat er ook andere maatregelen mogelijk zijn, maar ik ben niet zo slim dat ik die allemaal kan bedenken. Dankzij deze motie wordt de staatssecretaris opgeroepen om die te gaan bekijken.

De heer Wijn (CDA):

Voorzitter...

De voorzitter:

Dit is de laatste keer, mijnheer Wijn, want ik mag toch hopen dat dit ook in het algemeen overleg aan de orde is geweest.

De heer Wijn (CDA):

Nee, eerlijk gezegd niet.

De voorzitter:

Dan is het buiten de orde, maar ik stel u in de gelegenheid om een laatste vraag te stellen.

De heer Wijn (CDA):

De staatssecretaris probeert het al sinds vorig jaar mei. Over dit onderwerp zegt de kiezer terecht dat wij dit hebben zien aankomen. Het gaat om duizenden zaken. Uw voorstel betekent dat wij maar blijven aanmodderen. Waarom denkt u dat het niet aanmodderen is?

De heer Middel (PvdA):

Het zou in mijn perceptie aanmodderen zijn als wij nu met het verhaal komen dat de wet gewijzigd moet worden, terwijl er dan in de praktijk een jaar niets gebeurt. Dat is mijn opvatting op dit moment, maar als het anders is, hoor ik het straks wel. Ik kom nu met een aantal concrete voorstellen en ik vraag de staatssecretaris om die eens te bekijken. Ik vraag haar ook om te kijken of er nog andere mogelijkheden zijn die op korte termijn soelaas bieden. Dat noem ik geen aanmodderen. Ik vind het te simpel om dat te zeggen. Ik ben het wel met u eens dat wij voor iedereen duidelijk moeten maken dat wij de Vreemdelingenwet op een effectieve manier willen uitvoeren. Wij moeten er ook alles aan doen om ervoor te zorgen dat dit gebeurt. Als het niet kan op de manier die ik voorstel, dan zijn er misschien draconischer maatregelen nodig. Het is nu voor mij te vroeg om te zeggen dat wij de wet moeten wijzigen.

De heer Dittrich (D66):

Mevrouw de voorzitter. Ik vervang mijn collega Jan Hoekema die op dit moment een ander overleg heeft.

Ik heb goed geluisterd naar de inbreng van de voorgaande sprekers. Bij de eerste motie viel mij op dat de heer Kamp, gesteund door de heer Wijn, voorstelt om de herhaalde toetsing achterwege te laten. Een vreemdeling die in vreemdelingenbewaring is genomen en de eerste keer getoetst is, blijft gewoon in vreemdelingenbewaring zonder dat de rechter dat herhaald kan toetsen. Ik vind dat geen goede ontwikkeling. Ik vind dat de rechter het werk van onder andere de vreemdelingenpolitie goed moet bekijken en moet kunnen constateren of er genoeg voortgang in de werkzaamheden zit. Vaak genoeg is het voorgekomen dat een dossier gewoon blijft liggen bij de vreemdelingenpolitie, waardoor de vreemdeling in vreemdelingenbewaring blijft zitten terwijl dat helemaal niet nodig is. Die controle is dus hard nodig en daarom zal de fractie van D66 tegen deze motie stemmen.

De heer Kamp (VVD):

Vindt u het wel een goede ontwikkeling dat 40% van de capaciteit van de vreemdelingenkamer voor dit soort bewaringszaken wordt gebruikt, met als gevolg dat mensen twee jaar extra in een asielzoekerscentrum moeten blijven wachten op de uitspraak?

De heer Dittrich (D66):

Ik heb uw verhaal gehoord. Dat vind ik helemaal geen goede ontwikkeling, maar er zijn andere methoden om daaraan tegemoet te komen. Wij hebben er vorige week ook in een ander debat voor gepleit dat het aantal rechters enorm moet toenemen, ook het aantal vreemdelingenrechters.

De heer Wijn (CDA):

De motie-Kamp/Wijn heeft tot doel om de automatische toetsing af te schaffen. Onder de oude Vreemdelingenwet was er een piepsysteem en toen kon de illegaal die in vreemdelingenbewaring zat zelf zeggen dat men moest opletten. Dat zorgt voor minder zaken, want mensen doen het alleen als het nut heeft. Nu moet iedereen langs de rechter.

De heer Dittrich (D66):

Wat u zegt, klopt niet. Nu reageer ik meteen op wat de heer Middel heeft gezegd. Hij vraagt in zijn motie om de instelling van een vreemdelingenkamer. In mijn vorig leven was ik zelf voorzitter van een vreemdelingenkamer. Rechtbanken hebben die al en rechters hebben daarvoor al een specialistische unit.

De heer Middel (PvdA):

Ik heb voorgesteld de mogelijkheid van een bewaringskamer te overwegen, geen vreemdelingenkamer.

De heer Dittrich (D66):

De vreemdelingenkamer is gesplitst in een bewaringskamer en een vreemdelingenkamer. Die specialisatie is er dus al.

De heer Wijn zegt dat er vroeger een piepsysteem was. Dit is ook niet waar. Ook vroeger kwam de zaak na 30 dagen weer automatisch op de rol en werd er gekeken of de vreemdelingenpolitie voortgang had geboekt.

In de tweede motie van de heer Wijn wordt gevraagd om die toets die nu na tien dagen plaatsvindt, weer na 28 dagen te laten plaatsvinden. De heer Wijn verwacht dat dit geen enkel probleem oplevert. Hij weet toch ook dat wij dit systeem juist hebben veranderd, omdat er problemen waren. De vreemdelingen die in bewaring werden genomen, konden pas na 28 dagen hun zegje doen bij de rechter. Als voor velen van hen dan bleek dat er van alles aan de hand was, konden zij weer naar huis. Daarom is die toets naar tien dagen verschoven. Als wij nu die wijziging weer schrappen, is er geen sprake van consistente wetgeving. Ik vind dit slecht, ook in de richting van de samenleving.

Ik erken dat er problemen zijn en daarom vraag ik aan de staatssecretaris welke concrete maatregelen zij zal nemen. Ik vind de motie van de heer Middel in die zin sympathiek dat hij vraagt om een integraal plan van aanpak, maar dit mag er niet toe leiden dat alles wordt teruggedraaid. Wij moeten ook kijken naar de redenen waarom wij het systeem hebben veranderd.

Staatssecretaris Kalsbeek:

Mevrouw de voorzitter. Ik deel de verontrusting over de hoeveelheid bewaringszaken en het beslag dat daarmee wordt gelegd op de vreemdelingenkamers. Ik heb dit ook al gezegd in het algemeen overleg. Er is inderdaad sprake van een nijpende situatie en er moet hard worden gewerkt om dit zo snel mogelijk weer onder controle te krijgen.

Het is wel lastig om op korte termijn een sluitende oplossing te vinden voor dit probleem. In het algemeen overleg over de rapportage groot project in december 2001 hebben de heer Middel en anderen hun zorgen al geuit en mij gevraagd of ik bereid ben na te denken over onconventionele oplossingen voor dit probleem, zo dit echt nodig mocht zijn. Het antwoord op die vraag is vanzelfsprekend ja.

Wij zijn in ieder geval begonnen met een conventionele oplossing: het bevorderen van een extra capaciteitsuitbreiding van 20%. Daarvoor is geld geclaimd bij de voorjaarsnota. Daardoor zullen alleen al in 2002 ongeveer 5000 zaken extra kunnen worden behandeld, maar het probleem is daarmee nog niet opgelost. Daarom wordt op dit moment met alle betrokken ketenpartners bezien welke maatregelen er nog binnen het wettelijk kader kunnen worden genomen om de druk op de zittingscapaciteit van de rechtbanken te verkleinen.

Ik heb tijdens het algemeen overleg al gezegd dat ik mij gehouden voel om na te gaan of er andere mogelijkheden zijn dan het eenvoudigweg schrappen van de tiendagentoets of de cyclische toets. Ik herinner eraan dat eerst de motie-Sipkes c.s. is aangenomen, dat vervolgens de Vreemdelingenwet is ingevoerd en dat nog maar zeer recent is besloten tot de invoering van een tiendagentoets. De heer Wijn heeft gelijk dat die in het begin logistieke problemen opleverde, maar die zijn inmiddels geheel opgelost. Misschien wel mede daardoor is het aantal bewaringszaken enorm toegenomen. Wij zijn nu echt gehouden om na te gaan of andere oplossingen mogelijk zijn.

De heer Kamp wees erop dat er nu een veegwet in voorbereiding is op de Vreemdelingenwet. Zo'n veegwet beoogt altijd technische veranderingen en verbeteringen aan te brengen. Het behoeft geen betoog dat deze wijziging geen technische wijziging is, maar een zeer principiële wijziging. De veegwet ligt nu voor een spoedadvies voor aan de Raad van State, maar ik denk dat de Raad van State over zo'n principieel punt niet met spoed kan en wil adviseren. Daarmee is dan meer tijd gemoeid.

Ik denk dat het ook heel goed is om ervoor te zorgen dat de haalbaarheid van zo'n wetsvoorstel – als het al zou moeten worden geformuleerd – optimaal is, niet alleen in de Kamer maar ook in de samenleving, door aan te geven dat alle andere maatregelen onvoldoende werken. Ik vind zo'n wetswijziging dus ten principale niet juist. Verder vind ik het nodig dat – indien alle andere maatregelen niet werken – het draagvlak voor een eventuele wetswijziging zo stevig mogelijk is.

De heer Kamp (VVD):

Voorzitter. Is de staatssecretaris het niet met mij eens dat een amendement op een veegwet gewoon een nieuwe wet oplevert en daarmee moet worden uitgevoerd? En wanneer komt die veegwet naar de Kamer?

Staatssecretaris Kalsbeek:

Die ligt voor spoedadvies bij de Raad van State. Ik neem aan dat zij dus binnen enkele weken of maanden bij de Kamer is. De Kamer heeft inderdaad het recht van amendement, maar het is de vraag of de medewetgever hiervan op zo'n aangelegen punt gebruik moet willen maken. Inderdaad kan ik u niet verbieden om een amendement met die strekking in te dienen.

De heer Wijn (CDA):

Daarmee lijkt me de procedurele kant van de zaak besproken, nu nog iets over de principiële. Het is teruggebracht naar tien dagen om het gelijk te maken met het strafrecht, maar er is wel een essentieel verschil: iemand in een strafrechtelijke zaak is geheel afhankelijk van de rechter, maar iemand in vreemdelingenbewaring kan zelf bepalen hoe lang hij daarin zit; als hij meewerkt, kan hij namelijk sneller worden uitgezet en de vreemdelingenbewaring verlaten. Principieel is er dus een groot verschil.

Staatssecretaris Kalsbeek:

Of het een principieel verschil is, weet ik niet, maar er is inderdaad een verschil tussen strafrechtelijke bewaring en vreemdelingenbewaring. Maar uw argumenten golden evenzeer toen de Vreemdelingenwet werd besproken en werd aangenomen. De wetgever heeft die argumenten dus gewogen en dat heeft geleid tot de conclusie dat de tiendagentoets en de andere toetsen moesten plaatsvinden. Alle argumenten overwegende, vind ik dat ik eraan ben gehouden om te proberen om de uitdrukkelijke wens van de wetgever uit te voeren.

Ik kom bij de ingediende moties. De heer Kamp wil in een motie de cyclische toets schrappen. Ik begrijp dat hij iets aan de huidige problematiek wil doen, maar het dictum van zijn motie lijkt mij daarvoor niet het meest geschikte instrument. De enorme stijging van het aantal bewaringszaken wordt namelijk maar zeer gedeeltelijk veroorzaakt door de zogenaamde cyclische toets. Het grootste deel van het beslag op de capaciteit van de vreemdelingenkamer is het gevolg van de eerste toets, op de tiende dag. Los van de inhoudelijke argumentatie – ik vind dat wij eerst iets anders moeten proberen – komt er dus een argument bij: dit dictum pleit niet voor de oplossing van de capaciteitsproblemen.

De heer Kamp (VVD):

Voorzitter. Ik luister graag naar de argumenten van de staatssecretaris. Misschien kan zij mij ook uitleggen waarom het aantal toetsen toeneemt als een toets na tien dagen in plaats van na 28 dagen plaatsvindt.

Staatssecretaris Kalsbeek:

Ik weet niet of ik uw vraag goed begrijp, maar in ieder geval zijn de meeste mensen na tien dagen nog in vreemdelingenbewaring. Na 28 dagen zijn inmiddels een hoop mensen vertrokken, uitgezet of naar het land van herkomst teruggegaan. Het aantal zaken op de 28ste dag is dus veel kleiner. Als wordt gekozen voor het instrument van wetswijziging, dan verhoudt de weg van de heer Wijn zich goed tot het gewenste doel. Uw motie zet minder zoden aan de dijk.

De heer Kamp (VVD):

Dat is interessante informatie. Kan de staatssecretaris die informatie ook wat meer gespecificeerd schriftelijk aan de Kamer zenden voordat die over de moties stemt?

Staatssecretaris Kalsbeek:

Ja, dat kan.

De heer Dittrich (D66):

Voorzitter. Het valt mij op dat de staatssecretaris spreekt van de cyclische toets, maar helemaal niet over de andere kant van de zaak, namelijk dat vreemdelingendiensten bij een cyclische toets eraan gehouden zijn om aan de rechtbank informatie te geven over wat zij hebben gedaan om uitzetting mogelijk te maken. Het verdwijnen van de cyclische toets zal waarschijnlijk betekenen dat vreemdelingendiensten wat minder hard gaan lopen. Vindt de staatssecretaris het daarom ook niet inhoudelijk belangrijk om de cyclische toets te handhaven?

Staatssecretaris Kalsbeek:

Daar hebt u gelijk in. Ik heb niet voor niets steeds betoogd dat ik ten principale vind dat de rechtsbescherming van de vreemdeling zo lang mogelijk in stand moet worden gehouden. We moeten tot het uiterste zijn gegaan voordat we een wetswijziging overwegen. Een van de argumenten daarvoor geeft u zelf: het is inderdaad van belang om de cyclische toets regelmatig te doen plaatsvinden om te bezien of het doel van de vreemdelingenbewaring nog onverkort overeind staat.

Bij implicatie heb ik hiermee ook de motie van de heer Wijn behandeld. Ik heb namelijk gezegd dat zijn motie wel het gewenste doel bereikt, namelijk een minder groot beslag op de capaciteit. De motie van de heer Middel sluit natuurlijk het dichtste aan bij hetgeen ik zelf zou willen. Er zijn nog tal van mogelijkheden, wij moeten met alle partners praten, wij moeten met de rechterlijke macht praten en wij weten nog niet zeker wat de uitkomst daarvan is. Ik ben van mening dat wij gehouden zijn om dat zo secuur mogelijk te doen en ik ben dan ook graag bereid om hetgeen de heer Middel in de motie verzoekt, uit te voeren.

De heer Wijn (CDA):

Ik begrijp dat de staatssecretaris eigenlijk al doet wat in de motie-Middel wordt gevraagd. Acht zij de motie een ondersteuning van het beleid en dus overbodig?

Staatssecretaris Kalsbeek:

De motie benadert datgene wat ik zelf nodig acht en in die zin is het een motie waarin ik mij goed kan vinden.

De beraadslaging wordt gesloten.

De voorzitter:

Ik stel voor, volgende week dinsdag over de ingediende moties te stemmen.

Daartoe wordt besloten.

De vergadering wordt enkele ogenblikken geschorst.

Naar boven