Aan de orde zijn de stemmingen in verband met het wetsvoorstel Wijziging van enige bepalingen in het Wetboek van Strafvordering inzake het rechtsgeding voor de politierechter en de mededeling van vonnissen en arresten met het oog op het instellen van een rechtsmiddel en van de bepalingen in het Wetboek van Strafrecht betreffende het kennisgeven en het ingaan van de proeftijd bij een voorwaardelijke veroordeling (24834), en over:

- de motie-O.P.G. Vos over mandatering van bevoegdheden van de officier van justitie (24834, nr. 10);

- de motie-Rabbae over de korte termijn waarop de verdachte voor de terechtzitting de telastlegging ontvangt (24834, nr. 11);

- de gewijzigde motie-Van Oven/O.P.G. Vos over "te zware" zaken die bij de politierechter worden aangebracht i.p.v. bij de meervoudige Kamer (24834, nr. 13).

(Zie vergadering van 24 april 1997.)

De voorzitter:

De heer Rabbae trekt zijn amendement op stuk nr. 8 in.

De heer O.P.G. Vos heeft mij medegedeeld dat hij zijn motie (24834, nr. 10) intrekt. Zij maakt dus geen onderdeel meer uit van de stemmingen.

De artikelen I t/m VI en de beweegreden worden zonder stemming aangenomen.

In stemming komt het wetsvoorstel.

De voorzitter:

Ik constateer, dat het wetsvoorstel met algemene stemmen is aangenomen.

Ik geef thans gelegenheid tot het afleggen van een stemverklaring vooraf over de moties.

De heer Rabbae (GroenLinks):

Voorzitter! De motie op stuk nr. 13 van de collega's Van Oven en Vos houdt in dat er een oplossing moet komen voor het probleem dat er veel zware rechtszaken op het bordje van de politierechter terechtkomen. Mijn fractie steunt het verzoek van beide collega's om een onderzoek van de kant van de minister van Justitie. Ik teken daar echter bij aan dat mijn fractie het verhogen van het strafmaximum niet als een oplossing ziet.

In stemming komt de motie-Rabbae (24834, nr. 11).

De voorzitter:

Ik constateer, dat de aanwezige leden van de fracties van de CD, het AOV en de VVD tegen deze motie hebben gestemd en die van de overige fracties ervoor, zodat zij is aangenomen.

In stemming komt de gewijzigde motie-Van Oven/O.P.G. Vos (24834, nr. 13).

De voorzitter:

Ik constateer, dat de aanwezige leden van de fracties van de groep-Nijpels, Voorzitterhet AOV, de Unie 55+, de VVD, de PvdA, GroenLinks en het lid Hendriks voor deze gewijzigde motie hebben gestemd en die van de overige fracties ertegen, zodat zij is aangenomen.

De heer Van Oven (PvdA):

Voorzitter! Tijdens de behandeling heeft de minister van Justitie aanvaarding van de gewijzigde motie op stuk nr. 13 ontraden. Ik zou de regering nu dan ook willen vragen naar haar standpunt ten aanzien van de uitvoering van deze motie.

De voorzitter:

Aan wie vraagt u dat?

De heer Van Oven (PvdA):

Aan de vertegenwoordiger van de regering.

De voorzitter:

Maar ging het niet om de minister van Justitie?

De heer Van Oven (PvdA):

Om de minister van Justitie, maar misschien vindt de nu hier aanwezige bewindspersoon de vrijheid om een antwoord op mijn vraag te geven.

De voorzitter:

Ik zou de minister daartoe niet willen verplichten, maar als hij daartoe bereid is, mag het van mij.

Minister Dijkstal:

Voorzitter! Wij zullen de motie in welwillende overweging nemen, maar wij zullen u nog definitief laten weten wat wij gaan doen.

Naar boven