Aan de orde is de interpellatie van het lid Poppe, gericht tot de minister van Economische Zaken, over de steunverlening aan Philips.

Tot het houden van deze interpellatie is verlof verleend in de vergadering van 14 mei 1996.

(De vragen zijn opgenomen aan het eind van deze weekeditie.) 1

De heer Poppe (SP):

Mijnheer de voorzitter! In Brandpunt maakte Europees commissaris Van Miert bekend een onderzoek in te zullen stellen naar een gift van 2 mln. aan Philips door de gemeente Nijmegen, in verband met een mogelijke poging tot omzeiling van de Europese regelgeving. Deze Nijmeegse steun is onderdeel van een totaal van 45 mln. steun, waarbij ook Economische Zaken, de provincie Gelderland en het regionaal bureau arbeidsvoorzieningen betrokken zijn. Het door Van Miert aangekondigde onderzoek bevestigt mijn opvatting, dat er veel vraagtekens bij deze steunoperatie zijn te zetten. Eerdere schriftelijke vragen hebben niet geleid tot de gewenste duidelijkheid. Vandaar mijn poging deze alsnog te krijgen. Hier komen de vragen.

Hoe verhouden de subsidies van de gemeente Nijmegen, Economische Zaken, de provincie en het RBA aan Philips zich tot de Europese regelgeving?

De voorzitter:

U hoeft bij een interpellatie de vragen niet voor te lezen. Die zijn bekend en rondgedeeld. U kunt ze toelichten.

De heer Poppe (SP):

Zij vormen een onderdeel van mijn verhaal.

De voorzitter:

Gaat uw gang!

De heer Poppe (SP):

Is de minister op de hoogte van de twijfels van Van Miert? Wat gebeurt er als Van Miert de subsidies afkeurt?

Het betreft een combinatie van subsidies van verschillende overheden. Onduidelijk is onder wiens regie deze miljoenenoperatie plaatsvindt. Over en weer is er sprake van tegenstrijdige berichten. Nijmegen wijst naar EZ wat betreft de regie. Kan de minister vertellen welke rol zijn ministerie precies in deze affaire speelt? Is het juist dat EZ de operatie regisseert en lagere overheden te horen krijgen wat ze wel en niet moeten doen? Mijn twijfels over de steunoperatie worden gevoed door de grote mate van geheimzinnigheid die om deze affaire hangt.

In antwoord op mijn schriftelijke vragen heeft de minister ontkend dat hij van het gemeentebestuur van Nijmegen absolute geheimhouding heeft verlangd. In Nijmegen was geheimhouding nadrukkelijk op verzoek van EZ de reden om de gemeenteraad onder druk te zetten. Het geld van Philips zou met een omwegtransactie via het gemeentelijke grondbedrijf gegeven worden. Dit stiekeme gedoe werd de Nijmeegse SP-raadsfractie te gortig en dus kwam de zaak in de openbaarheid. En dan ontkent plotseling de burgemeester van Nijmegen dat er sprake is van door EZ verlangde geheimhouding. Een beleidsambtenaar echter zegt in de pers te beschikken over schriftelijk bewijsmateriaal dat de minister wel degelijk vertrouwelijkheid heeft verlangd. Hoe verklaart de minister al deze tegenstrijdige geluiden en wat is de reden voor al deze geheimzinnigheid?

Als de minister niet voor de regie heeft gezorgd, dan is er sprake van een wel zeer toevallige samenloop van omstandigheden. Drie overheden en het RBA geven Philips geld, alle met hetzelfde argument: zorgen dat Philips investeert in haar Nijmeegse vestiging. Als dat zo is, vraag ik de minister of hij daarover geen zorgen heeft. Is het wenselijk dat verschillende overheden op eigen gezag subsidie aan bedrijven geven zonder dat dit op elkaar afgestemd wordt? Wordt het dan niet erg verleidelijk voor bedrijven om overal bij de overheid een hengeltje uit te werpen om naar subsidies te vissen?

Tot slot. De Nijmeegse affaire staat niet op zich. Overheden proberen met geld en goede gaven ondernemingen te lokken. Kan de minister aangeven hoeveel geld er omgaat in dit soort loksubsidies, met name op gemeentelijk en provinciaal niveau? Hoe staat het met de onderlinge concurrentie tussen de verschillende gemeenten als het om bedrijfsvestigingen gaat? Wie meet de effectiviteit van al dit soort bedrijfssteun? Beschouwt de minister het wel of niet als zijn taak, orde in de subsidiechaos te scheppen?

Minister Wijers:

Voorzitter! Net zoals de heer Poppe heb ik de onbedwingbare neiging om te proberen een samenhangend betoog te voeren. Ik ga graag op zijn vragen in, maar ik zal ze niet stuk voor stuk afvinken. Ik begin duidelijk te maken wat de relatie is tussen EZ en Philips wat betreft de subsidies. Er bestaat tussen Philips en EZ een convenant. Binnen dit convenant worden research- and developmentactiviteiten op projectbasis gesubsidieerd tot een bedrag van 100 mln. Die projecten – en daar is niets geheimzinnigs aan – worden in Brussel gemeld. Ze geven een soort basis aan de totale research- and developmentinspanning van Philips in Nederland van 1,5 mld. Ik ben iedere dag weer blij dat we dit soort investeringen nog in dit land hebben.

Buiten dat convenant om vindt geen subsidieverlening plaats van EZ aan Philips, behalve via de WBSO, de Wet bevordering speur- en ontwikkelingswerk. Over het convenant zijn eerder stukken gewisseld met de Kamer, sommige vertrouwelijk en sommige niet. Dit wordt gerechtvaardigd door het belang dat Philips in het algemeen voor de Nederlandse economie en de werkgelegenheid heeft en in het bijzonder voor de technologische kennis.

De heer Poppe (SP):

Voorzitter!...

De voorzitter:

Neen, mijnheer Poppe. U hebt een heleboel vragen gesteld. Laat de minister die eerst beantwoorden. Daarna bent u opnieuw aan de beurt.

Minister Wijers:

Vanaf eind 1993 heeft Philips gezocht naar een locatie voor een grote investering op het gebied van die semi-conductor, een type activiteit waarin nationale en lokale overheden van de hele wereld zeer in geïnteresseerd zijn. Men probeert zo'n activiteit in zijn omgeving te krijgen vanwege de technologische uitstraling en de groeipotentie. Voor deze investering kwamen diverse locaties in de wereld in aanmerking, waaronder Nijmegen in Nederland. Nederland heeft daarin meegedongen in scherpe concurrentie met andere landen. Daarbij maakte Nederland wel een extra kans, omdat ook op allerlei andere gebieden de semi-conductoractiviteiten van Philips, bijvoorbeeld in de context van Jessi, gestimuleerd zijn.

Wij waren heel blij dat uiteindelijk de eerste investering van Philips in dit verband in de zomer (augustus) van 1994 in Nijmegen werd gedaan. Dat was overigens nog onder mijn voorganger, de heer Andriessen. Het ging om een investering met grote belangen voor de werkgelegenheid: ongeveer 350 plaatsen directe werkgelegenheid en 150 plaatsen indirecte werkgelegenheid, met allerlei uitstraling naar de regio. Die investering bedroeg meer dan 500 mln.

Het grote succes daarvan is dat enkele maanden geleden dat grote investeringsbedrag door Philips is verhoogd met 800 mln. Die industrie groeit namelijk heel snel. Dat geeft een extra impuls aan de werkgelegenheid in die regio en de Nederlandse economie van ongeveer 520 directe arbeidsplaatsen en 430 indirecte arbeidsplaatsen. Eind 1996 zullen er in totaal 4000 mensen bij Philips Nijmegen werken. Ik kan niet anders zeggen dan dat ik daar zeer gelukkig mee ben.

Ik kom nu toe aan de beantwoording van de vragen van de heer Poppe. Het is in die zin heel goed dat de verschillende overheden in goede coördinatie hebben samengewerkt. Om dit soort investeringen in het land te krijgen, is het namelijk nodig dat je goed met elkaar optrekt. Dit is gebeurd op grond van verschillende verantwoordelijkheden en met verschillende instrumenten die ter beschikking staan. Op die manier heeft men goed samengewerkt. De heer Poppe spreekt in dit verband over "men". Dat zijn de gemeente, de provincie en het RBA. Het is bekend dat er al een fabriek was. Toen men zag dat Nijmegen een kans maakte, heeft men zelf initiatieven genomen en heeft men op grond van eigen instrumenten nagedacht. Vervolgens heeft men contact opgenomen met Economische Zaken. Het zou raar zijn, als dat niet was gebeurd. Men veronderstelde namelijk terecht dat ook Economische Zaken door Philips benaderd was om te kijken welke bijdragen er mogelijk waren in de context van dat soort voorgenomen activiteiten.

In die contacten is natuurlijk ook de vraag aan de orde geweest op welk moment je met welke informatie naar buiten zou kunnen treden. Daarbij moeten er twee momenten onderscheiden worden. Het ene valt voor de eerste investeringsbeslissing in de zomer van 1994. Toen is uiteraard ook door "mijn" mensen, die toen nog onder de heer Andriessen werkten – maar ik spreek nu even op basis van de continuïteit van beleid – gezegd: zolang niet duidelijk is of die investering überhaupt plaatsvindt en, zo ja, waar, help je de zaak niet door daarover de publiciteit te zoeken. Dan valt het woord "vertrouwelijk".

Het andere moment was nadat de beslissing over de investering was genomen en Nijmegen naar een invulling zocht voor het bedrag van 2 mln. dat in deze context genoemd was. Toen is er door mijn medewerkers tegen Nijmegen twee dingen gezegd. Allereerst is er gezegd dat een dergelijke steun moet vallen onder de Brusselse regelgeving, die ter zake beperkingen bevat. Voorts is er gezegd dat zolang nog niet helder is welke vorm die ondersteuning krijgt, het geen zin heeft om te communiceren. Je roept dan namelijk alleen maar vragen op en je geeft geen informatie. Dat kan men geheimzinnigheid noemen, maar ik vind dat een zorgvuldig omgaan met communicatie. Er is dus wel degelijk sprake geweest van communicatie.

Er is geen sprake van een regiefunctie van Economische Zaken in de zin van een regisseur die het voor het zeggen heeft, zoals de heer Poppe meent. In het algemeen verloopt het in Nederland zo dat naarmate een centrale overheid een regiefunctie in die zin naar zich toe zou willen trekken, de lokale overheden het tegenovergestelde gedrag gaan vertonen. Die ambitie hebben wij niet gehad. Er is gecommuniceerd. Iedereen deed dat op basis van eigen kennis, vaardigheden en positie.

Tegen deze achtergrond vind ik de uitlatingen van de heer Van Miert in de Brandpunt-uitzending nogal prematuur. Als ik de tekst van het interview lees, gaat hij ervan uit dat er sprake was van ongeoorloofde zaken. Dit komt bij mij nogal vreemd over, aangezien er nog steeds geen concrete invulling bestaat van de bijdrage van Nijmegen. Dat moest nog gebeuren, zeker op het moment van de uitzending. Er is dus geen sprake van geweest dat ik contact met commissaris Van Miert heb opgenomen en hij heeft tot nu toe geen contact met mij opgenomen. De vraag wat wij doen als er afkeuring van Brussel komt, vind ik daarom erg prematuur. Je kunt je ook afvragen wat er eigenlijk afgekeurd moet worden, want dat is niet in alle opzichten helder. Intussen heeft het gemeentebestuur van Nijmegen duidelijk gemaakt dat het in de sfeer van bedrijfsterreinen een aantal condities probeert te maken waardoor de investering aantrekkelijker wordt. Dat lijkt mij een doodnormale zaak; iedere gemeente probeert bedrijfsinvesteringen in haar gebied te laten neerslaan. Het past ook bij een gemeente die graag hoogwaardige werkgelegenheid aantrekt.

Bij de provincie en de RBA richt de aandacht zich op scholing en arbeidsplaatsen. Dit is conform de mogelijkheden van de zogenaamde doelstelling 2-status in het kader van de Europese structuurfondsen.

De heer Poppe vroeg of ik kan aangeven hoeveel geld gemoeid is met loksubsidies van gemeenten en provincie, of ik het wenselijk vind dat gemeenten onderling concurreren en of het geen taak van Economische Zaken is om orde in de subsidiechaos te scheppen. Ik heb al gezegd dat het in dit geval ging om een keuze tussen Nijmegen en elders in de wereld, dus in Europa. Er is ook geen sprake van concurrentie tussen provincies en gemeenten, op een aantal opvallende incidenten na. Er staat mij een incident van niet zo lang geleden tussen de gemeenten Leiden en Den Haag bij. Ik meen dat het om een onderneming ging die achteraf per saldo niet bleek te bestaan. Verder zijn mij niet al te pregnante gevallen van dit soort zaken bekend. Subsidiechaos bestaat er dan ook niet. Ik herken dat niet. In dit geval kun je zeggen dat er goed is gecoördineerd tussen de verschillende overheden. Ik had mij in dit debat een stuk ongemakkelijker gevoeld als de heer Poppe mij ter verantwoording had geroepen met de vraag hoe het in godsnaam mogelijk is dat het kabinet los van elkaar opererende overheden heeft getolereerd waardoor de investering niet in Nijmegen was neergeslagen maar elders.

Ik meen dat ik hiermee de vragen van de heer Poppe heb beantwoord.

De beraadslaging wordt geopend.

De heer Poppe (SP):

Mijnheer de voorzitter! Wij hebben niet met een armlastig bedrijf te maken. Het is een bedrijf met een winst van 2 mld. Subsidie geven zou dus water naar de zee dragen zijn.

Philips heeft in Nijmegen een complete fabriekshal staan, die tot de modernste ter wereld behoort op het gebied van stofvrije werkruimten voor de chipsproduktie. Die investering is daar al gedaan. Philips naar zijn eigen investering lokken, is dus niet nodig. Verder stellen wij vast dat Philips tevens in Caen, in Frankrijk, investeert. Een concurrentiestrijd was er dus helemaal niet.

De minister zegt dat de 100 mln. R&D gemeld is en dat alles in orde is. Zit in die 100 mln. per jaar niet een deel dat een directe relatie met een eventuele vestiging in Nijmegen heeft? Met andere woorden: was die 100 mln. minder geweest als de vestiging niet was doorgegaan?

De minister geeft toe dat Economische Zaken met Philips heeft gesproken over de uitbreiding van de produktie in Nijmegen. Waarover gingen die gesprekken dan precies? Dit moest geheim blijven zolang het niet duidelijk was of die investering daar zou plaatsvinden. Welaan, die is nu duidelijk. Wil de minister, nu dit zeker is, volledig, maar dan ook volledig opening van zaken geven en alle zaken die toe nu toe vertrouwelijk waren en die een relatie met die vestiging in Nijmegen hebben, publiek maken? Het gaat tenslotte om gemeenschapsgeld.

De minister zegt dat die 200 mln. binnen de regels van de EU moesten vallen. In Nijmegen is het verhaal dat het ministerie, dus de minister, absolute geheimhouding heeft verlangd in verband met risicobreuk inzake Europese regelgeving. Dit staat zwart op wit; ambtenaren hebben hier gegevens over. Dat klinkt heel anders. Er is dus kennelijk een constructie bedacht om te kijken of de Europese regelgeving niet ontdoken kon worden en dat om een bedrijf, dat daar al miljoenen aan investeringen heeft staan en miljarden winst maakt, nog een keer te lokken met gemeenschapsgeld.

Mijnheer de voorzitter! Het blijft een onbegrijpelijk verhaal, dat zowel door de gemeente Nijmegen en door de minister twee verschillende visies worden gegeven op de oorzaak van de vertrouwelijkheid. Nijmegen wijst op een dreigende botsing met Europese regelgeving en de minister is er alleen maar voor om Philips te beschermen. Het is niet mijn bedoeling om hier geheimhouding te schenden als het om personen zou gaan, om financiële belangen van de overheid of om de gemeenschap in het algemeen. Maar dat is hier allemaal niet aan de orde. Het gaat hier puur om bedrijfssteun voor een zeer winstgevende onderneming, die al een grote vestiging heeft en op 11 augustus 1994 al in De Gelderlander had laten weten dat het 0,5 mld. in Nijmegen zou investeren. Een woordvoerder van Philips zou nog bekijken in hoeverre overheidssteun voor de miljoeneninvesteringen voor het bedrijf mogelijk was. Philips zelf doet er dus helemaal niet geheimzinnig over dat het naar overheidssteun vist. Waarom doet de minister dat wel?

Voorzitter! Mijn laatste vraag is eigenlijk een herhaling. Wil de minister, nu de zaak is geregeld, alles wat er rondom de Philips-vestiging in Nijmegen en subsidies ooit op papier is gezet, bekendmaken?

Mijnheer de voorzitter! Ik wil nog twee moties indienen.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende, dat veel gemeenten onderling concurreren om bedrijfsvestigingen;

van mening, dat industrie en werkgelegenheidsbeleid tot de competentie van de rijksoverheid behoren;

verzoekt het kabinet om de gemeenten inzake bedrijvensteun verregaande beperkingen op te leggen om onderlinge concurrentie tussen gemeenten en nodeloze uitgaven te voorkomen,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Poppe. Naar mij blijkt, wordt zij voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 1 (24726).

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende, dat er onduidelijkheid blijft bestaan over de manier waarop de steunoperatie bij Philips tot stand is gekomen;

van mening, dat ook niet duidelijk is geworden of het ministerie van EZ in deze operatie al dan niet de regie heeft gevoerd;

verzoekt de regering te rapporteren over de precieze gang van zaken bij de subsidie aan Philips en over de afspraken die gemaakt zijn tussen de verschillende overheden;

verzoekt het kabinet tevens in beeld te brengen hoeveel geld er gemoeid is met dit soort steunoperaties waaraan, naast de rijksoverheid, ook lagere overheden deelnemen,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Poppe. Naar mij blijkt, wordt zij voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 2 (24726).

De heer Van Gelder (PvdA):

Voorzitter! Na twee algemene opmerkingen wil ik graag een vraag stellen aan de heer Poppe.

Een kabinet dat werk maakt van werkgelegenheid kan aangesproken worden op een algemeen beleid – lastenverlichting en dergelijke – maar ook op een specifiek beleid in de richting van bedrijven. Soms lukt dat, zoals bij Philips, en soms lukt het niet, zoals bij Fokker. Voor mijn fractie is het essentieel dat de minister, al dan niet in directe samenspraak met de gemeenten en het RBA erin geslaagd is om een belangrijke en grote investering voor ons land te behouden en te doen plaatsvinden in Nijmegen. Dat is gunstig voor de werkgelegenheid in Nijmegen en gunstig voor de gemeente Nijmegen. Zij mag als autonome gemeente ook zelf afwegingen maken om daaraan een bijdrage te leveren.

Voorzitter! Het is in dat verband onbegrijpelijk voor mijn fractie, dat een partij die zich de enige echte SP noemt zich niet druk maakt over de investeringen in ons land en over het bevorderen van directe en actieve werkgelegenheid. Ik vind dat onbegrijpelijk, omdat de SP zich wel druk maakt over Fokker en de minister verwijt eigenlijk onvoldoende gelden ter beschikking te hebben gesteld om Fokker in de lucht te houden. In de tweede plaats vraagt de SP wel elke keer om sociale plannen bij bedrijven die in een faillissement terecht zijn gekomen of dat dreigen te komen, zoals bij Fokker en bij Daf. Niet in de laatste plaats is het onbegrijpelijk, omdat het ook de heer Marijnissen namens de SP was, die zei het verstandig te vinden als er bij technologiesteun aan Philips sprake zou zijn werkgelegenheidsimpulsen en werkgelegenheidsgaranties. Daar is sprake van. Nu kom ik tot mijn vraag. Is het actief scheppen van werkgelegenheid nu echt geen onderdeel van het voorgestane sociaal beleid van de SP? Wil de SP zich alleen druk maken in situaties waarin bedrijven in een faillissement zijn gekomen?

De heer Poppe (SP):

Mijnheer de voorzitter! Er wordt weleens gesproken over demagogie. Ik denk dat hier sprake is van demagogie van de kant van de heer Van Gelder. De vergelijking met Fokker gaat niet op. Dat was een verliesgevend, failliet bedrijf. Philips is een zeer wel renderend bedrijf met 2 mld. winst. Dat is het verschil.

Philips heeft een grote vestiging staan in Nijmegen: die grote stofvrije fabriekshal waarin een heleboel geld is geïnvesteerd. Er was Philips alles aan gelegen om die hal weer 100% nuttig te gebruiken. Nimmer is er sprake van geweest dat Philips uit Nijmegen zou vertrekken naar Caen. Neen, nu blijkt zelfs dat Philips zowel in Nijmegen als in Caen investeert. Op 11 augustus 1994 heeft Philips al bekendgemaakt 0,5 mld. in Nijmegen te investeren en nog een beetje te vissen naar overheidssteun. Dan zal die 45 mln. op de 800 mln. die nu wordt geïnvesteerd de besluitvorming van Philips echt niet beïnvloeden. Dat heeft de toenmalige directeur op de televisie gezegd. Die 45 mln., die de overheid nu vanwege de winstgevendheid van Philips eigenlijk direct aan de aandeelhouders heeft uitgekeerd, had nuttiger besteed kunnen worden om de werkgelegenheid te stimuleren. Ik wil wel eens met u praten hoe wij 45 mln. beter kunnen besteden dan in de zak stoppen van iemand van wie de zak al vol zit met winst.

De heer Van Gelder (PvdA):

Voorzitter! Ik constateer dat de heer Poppe geen antwoord geeft op mijn vraag of de SP zich ook druk wil maken over het direct en concreet bevorderen van de werkgelegenheid in een bedrijf dat op het moment dat de beslissing werd genomen geen 2 mld. winst per jaar maakte, maar in een Centurionoperatie zat. Ik vroeg of zijn partij zich zorgen maakte over de vraag of dergelijke bedrijven nog bereid waren te investeren in Nederland. Dat is gelukt. Ik vind het een verworvenheid dat wij erin slagen om high-tech in ons land te behouden. Dat heeft geen extra geld van de centrale overheid gevergd, want daar is een algemene afspraak over gemaakt. Daarover zei ook de SP: zou het niet handig zijn als daar werkgelegenheid tegenover kwam te staan? Die staat er nu ook tegenover. Gaat u eens in Nijmegen in algemene zin vragen hoe men er daar over denkt dat er bewust is geïnvesteerd.

Het interesseert mij niet of die hallen stofvrij zijn of niet. Er is hier een bewust besluit genomen door een bedrijf dat op dat moment in de problemen zat. Mijn vraag blijft staan of de SP zich net zo druk wil maken over werkgelegenheid in bedrijven die nog niet in een faillissement terecht zijn gekomen als in bedrijven waar dat eventueel wel dreigt.

Dan blijft nog de vraag staan waarop de heer Poppe geen antwoord wil en kan geven, namelijk of een lokale overheid een zij het beperkte bijdrage mag leveren om de infrastructuur in de omgeving van een bedrijf te versterken, zodat het aantrekkelijker wordt voor zo'n bedrijf om daar te investeren.

De heer Poppe (SP):

Het antwoord kan duidelijk zijn. Ja, wij zijn er een voorstander van dat ervoor wordt gezorgd dat er werkgelegenheid in Nederland behouden blijft. Er was in dit specifieke geval geen sprake van bedreiging van vertrekkende werkgelegenheid. Er was Philips alles aan gelegen om die hal in Nijmegen, waarin het al had geïnvesteerd, niet teniet te doen, want Philips is niet zo voor kapitaalvernietiging.

De voorzitter:

Mag ik u verzoeken te antwoorden en niet al een tekst voor te lezen?

De heer Poppe (SP):

Ik houd wel een briefje vast, maar ik kijk er niet eens naar.

De voorzitter:

Ik ben zo bang dat wij in herhaling vervallen.

De heer Poppe (SP):

Mijnheer de voorzitter! Ik kijk niet op mijn briefje.

Ik heb een tegenvraag aan de heer Van Gelder. Als het om een rechtvaardige zaak gaat, het behouden en stimuleren van werkgelegenheid, vindt hij het dan niet juist als de overheid dat in alle openheid doet, er niet geheimzinnig over doet en vooral aan iedereen duidelijk maakt waarvoor onze belastingcenten worden gebruikt? Dan is er namelijk niets mis mee om het gewoon bekend te maken.

De voorzitter:

Uw vraag is helder.

De heer Van Gelder (PvdA):

Als mensen gaan beweren dat het geheimzinnig is, op basis daarvan verhalen rondbazuinen dat het geheimzinnig is en op basis daarvan vragen aan mij stellen, dan geloven zij waarschijnlijk in hun eigen visie, in hun eigen verhaal. U heeft net van de minister kunnen horen hoe dat proces is verlopen. Als u dat op u zou laten inwerken, vervalt die hele vraag over geheimzinnigheid van A tot Z. Ik begrijp werkelijk niet waar u zich mee bezighoudt en waar u zich druk over maakt.

De heer Remkes (VVD):

Voorzitter! Mijn bijdrage aan deze discussie zal uitermate kort zijn, want ik vind dit eerlijk gezegd een non-discussie. Wat hier aan de orde is, hoort thuis in de gemeenteraad van Nijmegen en niet hier. Ik heb overigens geen vragen aan de minister van Economische Zaken. Mijn bijdrage beperkt zich tot het poneren van vier stellingen. Soms bestaan de goede dingen in dit leven uit een zestal, maar in dit geval zijn het er vier.

1. Een discussie in deze Kamer, gebaseerd op ambtelijke notities, is volstrekt uit den boze. Ik vind dat de Kamer zich niet moet lenen voor het voeren van die discussies, want dat kan alleen maar verder uitlokken dat ambtelijke notities op straat komen te liggen.

2. Lokale besturen spannen zich zeer terecht in voor het bevorderen van werkgelegenheid in hun gemeenten. Dat is de autonomie van het lokale bestuur; daar is het voor ingehuurd. Daartoe kan ook behoren het aanbrengen van infrastructuur ten behoeve van bedrijfsvestiging. Het is nog niet zo lang geleden dat wij een discussie met elkaar voerden over regionaal beleid. De fractie van de heer Poppe sprak daarbij zeer roerende woorden. Ik constateer dat zijn bijdrage van nu daar haaks op staat.

De heer Poppe (SP):

Dat is niet het geval. Wij zijn van mening dat je met gemeenschapsgeld zo secuur en goed mogelijk moet handelen. Er is toch sprake van vertrouwelijke steun aan Philips. Commissaris Van Miert gaat immers niet voor niets een onderzoek doen: hij denkt ook dat hier iets niet klopt. Ik ben overigens benieuwd wat daaruit gaat komen. Wij zijn er voor om in alle openheid met het belastinggeld van de burger die dingen te doen die moeten worden gedaan om werkgelegenheid te behouden of te stimuleren. Maar als geheimzinnigheid gaat optreden en verschillende overheden met elkaar concurreren of naar een hogere overheid wijzen met "wij moeten op verzoek van het ministerie vertrouwelijkheid betrachten", zeg ik: er is iets aan de hand. Daarom heb ik de minister gevraagd of hij nu, straks of morgen alle openheid wil geven over de gang van zaken. Zit in de 100 mln. voor research and development, waar ik geen bezwaar tegen heb, geen deel dat direct een relatie heeft met een eventuele investering van Philips in Nijmegen? Als dat zo is, gaat het namelijk wel degelijk om bedrijfssteun.

De heer Remkes (VVD):

Dat heeft er allemaal niks mee te maken. Als lokale overheden in Nederland tegen elkaar opbieden bij de vestiging van een bedrijf, vind ik dat kwalijk. Dat gebeurt dan namelijk met gemeenschapsgeld. Als dat aan de orde zou zijn, zou de heer Poppe volgens mij een punt hebben. Dat is tegelijkertijd de reden voor mijn derde stelling.

3. Ik vind dat het ministerie van EZ in dit soort zaken terecht de regie voert. Als daar sprake van is, is dat ook in het ministerie van EZ te prijzen. Ik vind dat bij bedrijfsvestiging in ieder geval sprake moet zijn van een coördinerende rol van het ministerie. Dat is de taak van het departement van Economische Zaken. Het zou niet goed zijn als die taak op een inadequate wijze zou worden vervuld. Ook om die reden begrijp ik de heer Poppe absoluut niet.

4. Uit zuidelijke dreven, en dat zeg ik ook vanuit een zekere ervaring met acquisitie, moet absoluut niet gezeurd worden. Er zijn namelijk veel voorbeelden uit het buitenland die naar mijn mening meer dan hier het geval is over de grens gaan. Daar is hier namelijk geen sprake van.

De heer Poppe (SP):

Mag ik aan de heer Remkes vragen waarom hij dat voorbeeld geeft van het buitenland dat Europese grenzen omzeilt? Als wij dat niet doen, hoef je dat voorbeeld ook niet te geven.

De heer Remkes (VVD):

Ik ben bereid om de heer Poppe daar wat voorbeelden van te geven, zij het niet hier in de openbaarheid. Zijn fractie valt nu een praktijk aan die volgens mij volstrekt de schijn van openbaarheid kan doorstaan, want er is helemaal niks fout mee. Het aanleggen van infrastructuur is een volstrekt normale zaak op het lokale vlak. In het buitenland zijn er echter in termen van bedrijfssteun, ook als het gaat om acquisitie van bedrijven, heel andere voorbeelden te geven. En daar doel ik op.

De voorzitter:

Mijnheer Poppe, u hebt één zin. Omdat u om de minuut bij de interruptiemicrofoon staat, moet ik u wat kort houden.

De heer Poppe (SP):

Als er niets aan de hand is op het vlak van strijdigheid met de Europese regelgeving, waarom wordt dan niet alles in openheid gedaan en gezegd? Waarom wordt er geld gegeven aan Philips, als het zelf al heeft gezegd dat het 500 mln. gaat investeren in Nijmegen? Het besluit was al genomen bij Philips. De steunregeling is daar achteraan gekomen.

De heer Remkes (VVD):

Voorzitter! Dan herhaal ik één zin: die discussie hoort toch niet hier thuis. Het gaat om de bevoegdheid van het lokale bestuur. Wij moeten hier niet groot-Nijmegen willen spelen.

De heer Poppe (SP):

Ik had een vraag aan de minister over steun van EZ in het geheel van deze steuncampagne voor Philips.

De heer Ter Veer (D66):

Mijnheer de voorzitter! De minister heeft uitvoerig geantwoord op de vragen die door de heer Poppe gesteld zijn in zijn eerste termijn. De fractie van D66 is van mening dat de minister zorgvuldig heeft geopereerd. Nu hij de helderheid heeft verschaft waarom was gevraagd, is voor ons, wat dat betreft, de kous af.

Afsluitend maak ik nog een opmerking en stel ik een vraag aan de heer Poppe. Hoe verhoudt de actie die hij nu ontketent en waar hij zich zo geweldig druk over maakt, zich tot de acties die zijn collega Marijnissen ongeveer anderhalf jaar geleden heeft ontketend, toen het ging om de sluiting van Philips Terneuzen? Philips kondigde aan dat het voornemens was om een aantal arbeidsplaatsen naar het buitenland te verplaatsen om hem moverende redenen. De heer Marijnissen heeft toen nadrukkelijk aan de minister van Economische Zaken gevraagd wat hij eraan kon doen om ervoor te zorgen dat Philips ervan doordrongen zou worden dat de arbeidsplaatsen in dit land moesten blijven en dat het daar ook naar zou handelen. Philips is een Nederlands bedrijf waar de minister grote bemoeienis mee heeft; hij behoort zich daar dan ook voor in te spannen, aldus de heer Marijnissen. Verder vroeg hij de minister waarom het hem niet lukte om ervoor te zorgen dat die arbeidsplaatsen in Nederland zouden blijven en wat hij eraan wilde doen om voor Philips in dit land andere werkgelegenheid te laten ontstaan.

De heer Poppe (SP):

Mijnheer de voorzitter! Mijn fractie en ik maken ons druk om veel zaken, niet alleen om deze. Dat is ook onze taak; daarom zijn wij lid van de Tweede Kamer. Het gaat hier niet om een dreigend vertrek van een bedrijf. Het gaat hier om een bedrijf dat eind 1994 heeft aangekondigd te zullen investeren in Nijmegen om daar zijn chipsproduktie uit te breiden in een hal die het daar al had staan. Natuurlijk zal een bedrijf proberen om wat overheidssteun uit de pot te vissen. Als er werkelijk overleg had plaatsgevonden met Philips, had in dit geval allang duidelijk moeten zijn dat dit geen rol speelde. Achteraf redenerend, moeten wij constateren dat de overheid zich een loer heeft laten draaien. Philips investeert namelijk zowel in Frankrijk als in Nederland in uitbreiding van de chipsproduktie. Er was dus geen sprake van een dreigend vertrek.

De heer Ter Veer (D66):

Voorzitter! De minister heeft nauwkeurig uitgelegd dat Philips, door de dingen te doen die het gedaan heeft, erin slaagt om in Nijmegen extra arbeidsplaatsen te laten ontstaan. Daar moet de fractie van de SP toch ook buitengewoon mee ingenomen zijn.

De heer Poppe (SP):

Dat is absoluut onjuist. Philips heeft eind 1994 aangekondigd investeringen te gaan doen in Nijmegen en te gaan vissen naar wat overheidssteun. Als die niet gekomen was, dan was – dat bleek uit de woorden van Philips in De Gelderlander – die investering gewoon doorgegaan. Het is dus niet waar; er was geen dreigend vertrek naar elders.

De heer Ter Veer (D66):

Voorzitter! Overigens ben ik van mening dat de heer Remkes terecht heeft gezegd dat wij hier niet moeten proberen om groot-Nijmegen te spelen, maar dat wij de verantwoordelijkheid moeten laten waar die hoort, namelijk bij de gemeenteraad van Nijmegen.

De heer Rosenmöller (GroenLinks):

Voorzitter! Als ik luister naar de antwoorden van de minister op de vragen van collega Poppe, denk ik dat voor mijn fractie een van de meer belangrijke punten is, dat de rol van het ministerie van Economische Zaken – dat punt regardeert ons in de relatie Kamer/regering – die is van de regisseur, zonder dat rond deze activiteit, buiten de bekende kaders met betrekking tot subsidieverstrekking om, heel gericht een additionele financieringsstroom van de rijksoverheid naar de Philips-vestiging in Nijmegen is gegaan. Als het anders is, hoor ik dat graag. Maar een bevestiging is welkom, want die steunt mij in mijn interpretatie van het antwoord van de minister.

Een tweede opvallend punt in het antwoord van de minister vond ik, dat hij buitengewoon kritisch was over commissaris Van Miert. Commissaris Van Miert heeft zich in Brandpunt natuurlijk ook op een niet mis te verstane manier uitgelaten. Mag ik de kritische opmerkingen van de minister in de richting van de Europees commissaris zo verstaan, dat het ministerie van Economische Zaken ook in zijn regierol wèl expliciet vindt dat datgene wat nu aan subsidieverstrekking van de gemeente Nijmegen aan Philips gebeurt, past binnen de Europese regelgeving? Graag een antwoord daarop.

Een volgende vraag die ik heb, is of de minister zelf een oordeel heeft over de vraag – wie haar stelt, beantwoordt haar impliciet – of Philips nu werkelijk door die 2 mln. van de gemeente Nijmegen over de brug is gekomen om inderdaad de investering in de vestiging in Nijmegen te laten plaatsvinden.

Ik heb nog twee meer algemene opmerkingen. Het betrof hier de vraag, of een investering in Nederland of elders zou plaatsvinden. Ik denk dat het dan past om activiteiten te verrichten om te kijken of die investering in Nederland kan plaatsvinden. Maar collega Remkes heeft natuurlijk gelijk als hij zegt, dat er ook – ik wil daarop in algemene zin een reactie van de minister – situaties denkbaar zijn waarin gemeenten tegen elkaar opbieden om te trachten een voorgenomen investering van een bedrijf in hun regio te laten plaatsvinden, wat zij vaak willen subsidiëren met belastinggeld. Dan gaat het natuurlijk primair om een zaak die in het lokale bestuur dient te worden afgekaart, waarbij ik mij ook kan voorstellen dat er een regierol of een betrokkenheid van het ministerie van Economische Zaken is. Ik zou daarover graag wat meer helderheid hebben, omdat ik dat wèl een zorgelijke ontwikkeling vind. Ik doel op gemeentes die tegenover elkaar opbieden, in een situatie waarin de BV Nederland er uiteindelijk niets wijzer van wordt, maar waarbij de burger indirect of direct wel meebetaalt, zonder dat, omdat het lokale bestuur onvoldoende functioneert – dat is een veronderstelling mijnerzijds, en geen stelling – voldoende transparant en doorzichtig is, en zonder dat daarover een debat in de gemeenteraad plaatsvindt.

Mijn laatste opmerking gaat over de openbaarheid. Ik vond de minister in zijn beantwoording daarover iets te gemakkelijk. Ik wil overigens niet plaatsnemen op de stoel van het gekozen gemeenteraadslid in Nijmegen, maar daar waar door diverse actoren intensief wordt samengewerkt om een bepaalde zaak naar in dit geval Nederland te krijgen, is het goed om op het geëigende moment daarover bijvoorbeeld de Tweede Kamer te informeren, zodat wij als het de minister uitkomt, maar wel op een moment waarop wij dat kunnen controleren, daarover alle informatie krijgen. Ik maak mij wel enige zorgen als ik zie hoe dat in een gemeente gaat. Hoewel wij daarover in definitieve zin geen oordeel hebben te vellen – daarin heeft collega Remkes gelijk – vind ik het een zorgelijke ontwikkeling als ik zie dat daar in een sfeer van vertrouwelijkheid plaatsvindt. Ik zou een gemeente op dat punt namelijk transparantie en openbaarheid aanbevelen. Ik ken mijn positie als parlementariër.

Minister Wijers:

Voorzitter! Laat ik mijn beantwoording beginnen in volgorde van bijdrage van de geachte afgevaardigden. Ik denk toch dat er bij de heer Poppe een grote misvatting bestaat. Deze ligt in zijn eigen betoog. Hij zegt: ik begrijp dat verhaal van Philips niet; die hal staat er al; het ging helemaal niet om nieuwe investeringen; daarnaast investeren zij ook in Frankrijk.

Voorzitter! Er is door Philips in het gebied van de semi-conductors sinds de besluitvorming van augustus 1994 1,3 mld. geïnvesteerd. Daar gaat het om. Deze 1,3 mld. heeft geleid tot de werkgelegenheidscijfers die echt substantieel zijn, waarbij ik de uitstralingseffecten naar de toeleveringsstructuur nog niet eens heb meegenomen. Dat is belangrijk.

In de tweede plaats stelt de heer Poppe de vraag wat de relatie is tussen het convenant en de investeringen in Nijmegen. Ik heb de Kamer daar uitgebreid over geïnformeerd in een vertrouwelijke brief die ook de heer Poppe als lid van de vaste commissie voor Economische Zaken kent. Hij stelt vervolgens de vraag: hoe zit dat dan precies en waarover hebben de gesprekken met Philips plaatsgevonden? Hij suggereert daarbij een soort geheimzinnigheid.

Voorzitter! Het is door de Europese Commissie geaccepteerd dat nationale overheden subsidies geven op het gebied van research and development. Als er vervolgens dus een activiteit gaat plaatsvinden in Nederland, een aanvullende activiteit op een bepaald gebied van halfgeleiders en als er om die activiteiten plaats te laten vinden R&D nodig is, dan is het dus heel goed mogelijk om in die context extra R&D-activiteiten te ondersteunen. Dat wordt keurig ieder jaar aangemeld bij de Europese Commissie. Daar zit niets geheimzinnigs achter. Het is dus goed dat als zo'n investering gaat plaatsvinden, de leiding van de betreffende onderneming met mijn medewerkers praat over de mogelijkheden die er wat dat betreft liggen. Wij kijken constant met Philips hoe er een invulling kan worden gegeven aan de R&D-activiteiten van dit concern van totaal 1,5 mld.

De heer Poppe (SP):

Mijnheer de voorzitter! Ik wil toch een nadere vraag stellen. Mijn verhaal ging niet over de R&D-steun. Mijn vraag was: zit er in het bedrag dat jaarlijks regulier aan Philips gegeven wordt voor R&D-steun, 100 mln., niet een substantieel deel dat alleen aan Philips gegeven wordt op toezegging dat de investering in Nijmegen plaats zou vinden?

Minister Wijers:

Voorzitter! Philips zou geen cent subsidie op het gebied van R&D krijgen als het bedrijf geen activiteiten in Nederland had. Natuurlijk ligt er een relatie tussen het feit dat je activiteiten hebt op een bepaalde schaal in Nederland of niet. Dat is een belachelijke vraag. Natuurlijk is die relatie er.

De heer Poppe (SP):

Ik heb het over een substantieel bedrag, een apart deel van die 100 mln. waarover apart onderhandeld is. Mijn vraag is of dat bedrag erbij komt, alleen indien de vestiging in Nijmegen zou plaatsvinden? Het gaat om een directe relatie niet met onderzoek en ontwikkeling maar met een bedrijfsvestiging.

Minister Wijers:

Voorzitter! De heer Poppe beschikt over alle informatie dat wat dat betreft in het kader van het convenant ter beschikking staat. De heer Poppe heeft die brief al ruime tijd geleden gekregen. Hij vraagt naar de bekende weg.

De heer Poppe (SP):

Maar wat is het antwoord?

Minister Wijers:

Ik heb gezegd wat ik erover te zeggen heb. Dat is een heel duidelijk antwoord, mijnheer Poppe.

Voorzitter! De heer Poppe suggereert verder ook nog eens opnieuw dat er sprake is van geheimhouding, vertrouwelijkheid, strijdigheid tussen de standpunten van het plaatselijke bestuur in Nijmegen en de centrale overheid. Het enige waaruit hij citeert is een krantebericht en een niet door de politiek verantwoordelijke geaccordeerde ambtelijke nota. Daar hebben wij het over. Er is, zoals later ook nog is vastgesteld naar aanleiding van de uitzending van Brandpunt, geen enkel verschil van mening over datgene wat er wat betreft de contacten tussen Economische Zaken en Nijmegen heeft plaatsgevonden. De burgemeester van Nijmegen heeft dat onlangs nog eens bevestigd.

De heer Poppe (SP):

Mijnheer de voorzitter! Wat de minister zegt, is onjuist. De burgemeester van Nijmegen heeft in een openbare raadsvergadering gezegd dat alles wat gezegd en geschreven is, dus ook de ambtelijke nota waar de minister op doelt, waar is.

Minister Wijers:

Voorzitter! Ik weet niet welke krant de heer Poppe leest.

De heer Poppe (SP):

Het is een uitspraak van de burgemeester in de gemeenteraad.

Minister Wijers:

Voorzitter! Ik stel op basis van de informatie die ik heb gekregen vast dat er geen verschil van mening bestaat tussen de officiële communicatie in het lokale bestuur en wat ik hier zeg. Terecht heeft de heer Remkes gezegd dat ik daarbij voorbijga aan ambtelijke notities die geen enkele status hebben of kranteberichten, zoals de heer Poppe die kent.

Voorzitter! Aanneming van de moties van de heer Poppe ontraad ik uiteraard. Ik zal daarop straks nog ingaan.

De afgevaardigde de heer Rosenmöller heeft het woord "regie" opnieuw gebruikt. Ik wil daar niet moeilijk over doen, maar regie heeft, als je er goed over nadenkt, toch iets met "hiërarchie" te maken en dat is niet de pretentie van mijn departement. Ik vind wel – dat is terecht door een aantal afgevaardigden gezegd – dat het bij dit soort grote investeringen in een bepaald gebied, een bepaalde stad of in een bepaalde regio voor de hand ligt dat er coördinatie plaatsvindt tussen de verschillende overheden die daarin een rol spelen. Ik zou het te gek vinden als mijn departement dat niet doet. Het gaat daarbij met name – daar draait het steeds om, want het is een lastig proces – over de vraag hoe, met inachtneming van de Brusselse regelgeving, een pakket kan worden opgesteld dat zo attractief mogelijk is voor een investering in een bepaald gebied.

Voorzitter! Ik moet zeggen dat het mij soms pijn doet dat een bepaalde investering niet plaatsvindt in een bepaald gebied in Nederland omdat wij zo'n transparante samenleving hebben – ik ben daar overigens heel gelukkig mee – terwijl wij sterke indicaties hebben dat men in de landen waar de overheid minder transparant georganiseerd is, voorstellen doet die zeker niet binnen de regels van de Europese regelgeving vallen. Wij hebben een paar keer niet kunnen meedoen in een wedloop omdat wij ons proberen te houden aan de Europese regelgeving. In zo'n situatie probeer je maximaal de mogelijkheden van de instrumenten te benutten. Dat is in dit geval ook gebeurd.

Is die 2 mln. beslissend geweest? Voorzitter! Dat zou je eigenlijk aan Philips moeten vragen. Het gaat vaak om een ondersteuningspakket op het gebied van research and development, om een aantal scholingsmaatregelen en in dit geval ook om ondersteuning van de infrastructuur. Dat gehele pakket was voldoende attractief, ook omdat men – de heer Poppe heeft daarin gelijk – al een positie had waardoor de additionele investeringen lager konden zijn. Het gaat echter nog steeds om een investering van 1,3 mld. en alle kleine beetjes helpen.

De heer Rosenmöller heeft gevraagd of gemeenten tegen elkaar opbieden en, zo ja, of er een regierol vanuit Economische Zaken nodig is. Voorzitter! Het gebeurt niet vaak, eigenlijk zelden, dat er bij het acquireren van buitenlandse investeringen een uit de hand lopende concurrentie tussen verschillende gebieden is. Voor zover mijn kennis over dit dossier strekt, gaat het meestal om bijvoorbeeld een locatie in Nederland, in Noord-Frankrijk en misschien nog een in Duitsland. Het gaat bijna altijd om concurrentie tussen verschillende landen. Behalve het eigenaardige geval waarnaar ik zojuist al verwees van de onderneming tussen Den Haag en Leiden die achteraf niet bestond, zijn mij geen gevallen bekend waarbij Economische Zaken een regierol op zich heeft moeten nemen om te voorkomen dat er een waanzinnige subsidiewedloop ontstond.

Als er sprake is van dit soort investeringen heeft het CBIN, het Commissariaat voor buitenlandse investeringen in Nederland, een redelijk overzicht van de gehele gang van zaken. In die zin wordt voorkomen dat er op een eigenaardige manier wordt omgegaan met overheidsgeld. Naar mijn beste weten, speelt het CBIN ook geen rol in het geval waarover ik het zojuist had.

De heer Rosenmöller heeft het element van de openbaarheid aan de orde gesteld. Ik ben het volstrekt met hem eens dat wij ons erop moeten laten voorstaan dat wij zo'n transparant systeem hebben. Vervolgens is wel de vraag inzake de timing van de informatie aan de orde; de informatievoorziening vanuit het ministerie van Economische Zaken aan de Kamer over deze investering. Ik moet vaststellen dat de beslissing plaatsvond in de nadagen van de zittingstermijn van mijn voorganger, de heer Andriessen, eind augustus 1994. Ik heb begin september 1994 de Kamer over deze gang van zaken, inclusief de rol van Economische Zaken, geïnformeerd. Ik vind dat snel. Mijn conclusie is dan ook dat ik de Kamer op tijd op de hoogte heb gesteld.

Vervolgens is de vraag hoe het zit met de verschillende gemeenten. Ik herhaal dat wij niet moeten proberen een oordeel te vormen over de manier waarop het gaat in de gemeente Nijmegen. Het is pas zeer recent duidelijk geworden welke richting de ondersteuning uitgaat die de gemeente Nijmegen voor ogen heeft. Tot nu toe was er niet al te veel te communiceren.

Ik was dan ook verbaasd over de inhoud van de reactie van de heer Van Miert. Ik heb de uitzending niet gezien, maar wel de schriftelijke weergave ervan gelezen. Op basis van de informatie die hij krijgt, gaat hij vrij ver in het suggereren dat er weleens iets mis zou kunnen zijn. Het is wat raar om een onderzoek te doen naar een subsidie van 2 mln. die nog niet eens is uitgegeven. Het bedrag is niet eens betaald, laat staan dat de vorm waarin duidelijk is. In die zin vind ik de reactie wat prematuur.

De heer Poppe (SP):

Voorzitter! Er wordt besloten 2 mln. steun te geven. Maar het gaat om 5 mln.: RBA 1 mln., provincie 2 mln. en dan nog de miljoenen van Economische Zaken. Daarover hebben wij het al gehad. Er wordt dus besloten steun te geven, terwijl nog niet eens zeker is in welke vorm die steun gegeven zal worden! Dat wijst er toch op dat er naar een constructie gezocht wordt om Europese regelgeving te kunnen ontlopen?

Minister Wijers:

Voorzitter! De heer Poppe probeert mij nu in de positie te brengen van de verantwoordelijke wethouder van Nijmegen. Die discussie ga ik niet aan.

Ik wil graag reageren op de moties van de heer Poppe. Naar aanleiding van de motie op stuk nr. 1 heb ik al gezegd dat er naar mijn beste weten geen sprake is van onderlinge concurrentie, zoals wordt gesuggereerd. Ik zie geen noodzaak de rol van gemeenten in te perken. Wij halen dan weer verschillende verantwoordelijkheden door elkaar. Ik ontraad dus die motie.

Ten aanzien van de motie op stuk nr. 2 heb ik al uiteengezet dat er geen sprake is van een EZ-regie zoals de heer Poppe dat zag. Ik heb gewezen op de communicatie onder behoud van de verschillende verantwoordelijkheden. De Kamer, en zeker de commissie is volledig geïnformeerd over de subsidierelatie tussen het ministerie van Economische Zaken en Philips. Ik heb ook gezegd dat wij dit ieder jaar keurig melden aan Brussel. Brussel heeft daarmee tot nu toe steeds ingestemd. Naar mijn mening is de Kamer volledig geïnformeerd. Ik heb niets te verbergen. Ik heb ook geen behoefte daaraan iets toe te voegen. Daarom ontraad ik beide moties met kracht.

De beraadslaging wordt gesloten.

De voorzitter:

Namens de Kamer dank ik de minister voor de verstrekte inlichtingen.

Ik stel voor, volgende week woensdag te stemmen over de ingediende moties.

Daartoe wordt besloten.

Naar boven