Aan de orde is de behandeling van:

het wetsvoorstel Wijziging van de Algemene wet bestuursrecht alsmede nadere aanpassing van een aantal wetten aan de Algemene wet bestuursrecht (Leemtewet Awb) (23780).

De algemene beraadslaging wordt geopend.

De heer Koekkoek (CDA):

Mijnheer de voorzitter! Na de schriftelijke voorbereiding van deze Leemtewet Algemene wet bestuursrecht en maar liefst drie nota's van wijziging resteren nog twee punten die ik wil bespreken. In de eerste plaats het punt van de griffierechten. Het lijkt mij wenselijk dat ter bevordering van de doelmatigheid, te weten de gezamenlijke behandeling, twee of meer indieners van een beroepschrift tegen overeenkomstige besluiten slechts éénmaal griffierecht betalen. Ik denk dan aan besluiten die wat de inhoud betreft gelijk zijn, behoudens uiteraard de namen van de belanghebbenden, de dagtekening en dergelijke kleine verschillen. Ik heb overwogen om een daartoe strekkend amendement in te dienen, maar het is de vraag of alle consequenties kunnen worden overzien wanneer je spreekt van overeenkomstige besluiten. Ik vraag de regering daarom, dit punt in ieder geval te betrekken bij de evaluatie van de Algemene wet bestuursrecht. Daarbij is de algemene vraag aan de orde: hoe kan een regeling betreffende anticumulatie van het griffierecht eraan bijdragen dat er een grotere proceseconomie ontstaat? Daarmee bedoel ik een grotere doelmatigheid, het gezamenlijk behandelen van beroepschriften.

In de tweede plaats krijg ik graag een toezegging van de regering op het punt van de werkwijze van het Algemeen burgerlijk pensioenfonds. Het bestuur van het ABP heeft tot nu toe bezwaren tegen beslissingen van de hoofddirectie behandeld volgens de bezwaarschriftenprocedure. Het gaat hierbij echter om administratief beroep. Het gaat immers om het vragen van een voorziening bij een ander orgaan dan het orgaan dat het besluit heeft genomen. Daarom stelt de regering voor om dat in dit wetsvoorstel ook met zoveel woorden te regelen. Het bestuur van het ABP heeft dat liever niet, omdat het ABP dan zijn werkwijze moet aanpassen. De wens van het ABP past echter niet in het systeem van de wet. Daarom vraag ik de minister om met het ABP te overleggen over een praktische oplossing. Ik denk dat die oplossing binnen het kader van de Algemene wet bestuursrecht gevonden kan worden, zodat er wat dat betreft geen extra problemen ontstaan. Wij moeten ons namelijk realiseren dat de taak van het ABP er over een jaar weer anders uit kan zien. Men zou dan in korte tijd drie maal geconfronteerd worden met veranderde werkwijzen. Met belangstelling zie ik het antwoord van de regering tegemoet.

Minister Sorgdrager:

Voorzitter! Ik dacht dat de heer Koekkoek problemen zou hebben met deze Leemtewet op zichzelf, omdat hij begon met te zeggen dat er wel drie nota's van wijziging waren verschenen. Dat is niet het geval. Ik neem aan dat hij begrepen heeft om welke reden het zo gelopen is. Het was een zeer grote wetgevingsoperatie, waarbij het om duizenden artikelen ging. Dan kan het gebeuren dat een aantal zaken aan de aandacht ontsnapt. Bovendien is een aantal zaken aan het licht gekomen na de inwerkingtreding van de wet. Die zaken moesten dus wel in een Leemtewet worden opgenomen. Zo kwamen wij ook tot verschillende nota's van wijziging. Ik geef toe dat het niet fraai is, maar het moet wel gebeuren.

De heer Koekkoek (CDA):

Voorzitter! Ik heb begrip voor deze werkwijze, maar het moet mij wel van het hart dat het heel wat moeite heeft gekost om er, na het doorworstelen van een wetsvoorstel, pas na de derde nota van wijziging achter te komen wat het uiteindelijke voorstel van de regering is. Ik neem aan dat de minister voor mijn moeite ook begrip zal hebben.

Minister Sorgdrager:

Ja, zeker. En aangezien de heer Koekkoek de enige is van de gehele Kamer die hierin kennelijk aanleiding zag om het woord te voeren, mag ik hem prijzen voor zijn doorzettingsvermogen bij het doornemen van deze toch wel taaie materie.

Ik ben blij dat de heer Koekkoek niet is overgegaan tot het indienen van een amendement, want misschien zouden wij dan binnenkort weer met een nota van wijziging moeten komen. Ik zeg echter graag toe dat ik zijn gedachten over de cumulatie van de griffierechten meeneem bij de evaluatie van de wet.

Ik stel voor, voor het Algemeen burgerlijk pensioenfonds het woord te geven aan de regeringscommissaris, omdat dit toch een technische zaak is.

De voorzitter:

Ik geef het woord aan de regeringscommissaris, de heer Scheltema.

De heer Scheltema:

De kwestie van het Algemeen burgerlijk pensioenfonds is naar mijn mening betrekkelijk eenvoudig op te lossen. Het is wel zo dat de wijziging die nu wordt aangebracht, in feite een wijziging is die betekent dat datgene wat het Algemeen burgerlijk pensioenfonds toch al moet doen, ook duidelijk in de wet te lezen staat. Wij gaan immers uit van de betekenissen van bezwaar en beroep in de algemene wetten. Het feit dat de wet aangaande het Algemeen burgerlijk pensioenfonds nog niet was aangepast, betekent niet dat men zich niet aan de nieuwe regeling had te houden.

De regeling van administratief beroep wijkt inderdaad iets af van de regeling van bezwaar. Ik heb begrepen dat de procedure die het pensioenfondsbestuur nu volgt, in belangrijke mate in overeenstemming is met de regeling van administratief beroep. Het lijkt mij echter heel wenselijk om nog even nader contact op te nemen over de wijze waarop dit het beste kan worden opgelost.

Mijnheer de voorzitter! Ter afsluiting het volgende. Deze Leemtewet kon vele problemen bij de kamerleden veroorzaken en door de ingewikkeldheid van het wetsvoorstel is dat ook gebeurd. Wij vinden dit heel vervelend en ongetwijfeld zal in de volgende wetgevingsoperatie bij de derde tranche geprobeerd worden, dit zoveel mogelijk te vermijden. Misschien is het goed, te zeggen dat men ook in het buitenland af en toe fouten maakt. Dit zeg ik niet als excuus, maar om aan te geven dat het in het buitenland ook niet altijd zo goed gaat. Ik heb een exemplaar van het Belgische staatsblad bij mij. Daarin is een wetsartikel afgedrukt dat geheel in het Vlaams is gesteld, maar in Griekse letters is afgedrukt. Zo zie je dat ook in het buitenland wel fouten worden gemaakt, maar zover zijn wij nog niet gekomen.

De algemene beraadslaging wordt gesloten.

De voorzitter:

Ik stel vast, dat er geen amendementen zijn ingediend.

Het wetsvoorstel wordt, na goedkeuring van de onderdelen, zonder stemming aangenomen.

Naar boven