Aan de orde is de stemming over het wetsvoorstel Wijziging van onder meer de Wet op de studiefinanciering en de Wet op het hoger onderwijs en wetenschappelijk onderzoek in verband met de invoering van de prestatiebeurs, de vorm van de toelage en de leeftijd waarop aanspraak op studiefinanciering in het hoger onderwijs ontstaat (24094), en over

- de motie-Kuiper c.s. over het met een jaar uitstellen van de invoering van de wet (24094, nr. 261f);

- de motie-Schuurman c.s. over de rechtszekerheid voor studenten (24094, nr. 261e).

(Zie vergadering van 30 mei 1995.)

De heer De Boer (GroenLinks):

Voorzitter! Ik verzoek om het houden van een korte derde termijn.

De voorzitter:

Ik stel de Kamer voor, dat toe te staan.

Overeenkomstig het voorstel van de voorzitter wordt besloten.

De heer De Boer (GroenLinks):

Wilt u, als de VVD-fractie daartegen geen bezwaar heeft, het woord eerst aan die fractie geven, zodat wij haar standpunt kunnen vernemen?

De voorzitter:

Als de VVD zelf geen derde termijn vraagt...

De heer Luteijn (VVD):

Wij gingen ervan uit dat wij een stemverklaring zouden afleggen. Wij doen dat als wij aan de beurt zijn.

De heer De Boer (GroenLinks):

Een van de vorige keren ben ik in die grappenmakerij gestonken. Ik wilde toen wat zeggen over een stemverklaring van een regeringsfractie, waarna mij door de voorzitter het woord werd ontnomen. Ik wil nu iets zeggen over het eventuele stemgedrag van de VVD-fractie. Als ik die mogelijkheid wil hebben, dan moeten wij in een derde termijn het standpunt van de VVD horen. Tot nu toe hebben wij dat in het debat niet mogen vernemen. Daar heb ik de grootst mogelijke bezwaren tegen, maar om nu niet in de situatie te komen, voorzitter, dat u mij straks afhamert, wil ik graag dat de VVD-fractie eerst haar standpunt kenbaar maakt. Dat lijkt mij heel normaal in een debat.

De voorzitter:

Wenst nog iemand het woord? Ik constateer dat dit niet het geval is. In derde termijn is het woord aan de heer De Boer.

De beraadslaging wordt geopend.

De heer De Boer (GroenLinks):

Voorzitter! Ik heb een vraag voor de minister, zodat wij zijn stemgeluid ook nog even kunnen vernemen. Ik heb begrepen dat het desbetreffende kort geding zo ongeveer boven het hoofd van de minister hangt als het wetsvoorstel wordt aangenomen. Daarover zijn namelijk al teksten verschenen. Overweegt de minister, nu dat feit daar is, om een schikking te treffen, net als in juli 1991? Zo niet, waarom niet?

De minister heeft over de motie-Schuurman gezegd dat hij de aanneming daarvan ontraadt. Als die motie toch wordt aangenomen, wat gaat de minister daar dan mee doen?

Ik ben verder een beetje verbaasd over de werkwijze van de fractie van de VVD rond dit wetsvoorstel. Zowel in de schriftelijke voorbereiding als in zijn bijdrage vorige week liet collega Ginjaar op overtuigende wijze weinig heel van de prestatiebeurs. Tijdens de behandeling vorige week wilde hij echter niet duidelijk maken of zijn fractie de wet zou steunen. De volgende dag stond echter in de krant dat de Senaat akkoord gaat met de prestatiebeurs. De VVD-fractie kon na het debat kennelijk wel die duidelijkheid geven die wij tijdens de behandeling hier moesten ontberen. Ik houd daar niet van. Ik vind dat parlementair ook een onzuivere gang van zaken. Het debat wordt hier gevoerd. Je hoort hier je positie te betrekken, zodat anderen daarover met je kunnen discussiëren. Als je dat niet doet, eindigt de discussie wat dat betreft met niets. Als die positie pas bij de stemverklaringen wordt betrokken, wordt de Kamer de mogelijkheid ontnomen om daarop te reageren. Dat is mij al eerder overkomen. Ik wil dat vandaag niet en vandaar deze actie.

Dan nog iets over de uiteindelijke keuze van de VVD-fractie. Natuurlijk heb ik er enig begrip voor dat je als regeringspartij minder ruimte hebt. Ik sla dan ook met enig vermaak, maar soms ook met treurnis, de ommezwaaien gade die respectievelijk PvdA, VVD en ook D66 de afgelopen maanden hebben gemaakt. Maar toch: als je al weet dat je voor een wetsvoorstel moet stemmen, zou de teneur van je verhaal iets anders moeten zijn. De teneur zou dan iets meer getemperd moeten zijn. De geloofwaardigheid wordt toch tamelijk dun als je een wetsvoorstel absoluut niets vindt, daar ook overduidelijk blijk van geeft, maar er uiteindelijk toch, om moeilijkheden te voorkomen, voor stemt. Nogmaals, ik hoor dat liever allemaal in het debat en niet in een stemverklaring.

Minister Ritzen:

Voorzitter! Ik stel het bijzonder op prijs dat ik nog de gelegenheid heb om de fractie van GroenLinks over de streep te trekken, want ik neem aan dat de vragen daarvoor zijn bedoeld.

Wij overwegen wat betreft het kort geding geen schikking. In tweede termijn heb ik al aangegeven dat ik via de landsadvocaat zou laten weten dat de argumentatie in de brief die ik heb ontvangen niet overtuigend is. De inhoud van de brief is dus geen reden om het standpunt ten aanzien van de invoering van de prestatiebeurs te wijzigen. De argumenten met betrekking tot het waarom niet, zijn wat mij betreft in tweede termijn al voluit aan de orde geweest.

Over de motie-Schuurman heb ik twee dingen gezegd. Ik heb de aanneming van de motie-Schuurman in een bepaalde vorm ontraden. Vervolgens heb ik er twee dingen aan toegevoegd. Die wil ik nog even onderstrepen. Ik ontraad de aanneming van de motie in absolute zin, omdat die niet op alle punten duidelijk is. Ik heb er twee verduidelijkingen aan toegevoegd. Het gaat in de eerste plaats om een onderzoek. Wat dat betreft ga ik er voorlopig van uit dat die niet leidt tot budgettaire consequenties. Het allerbelangrijkste punt is echter dat het geen novelle inhoudt. Als zodanig zal de motie wel worden uitgevoerd.

De beraadslaging wordt gesloten.

De heer Luteijn (VVD):

Voorzitter! Ik wilde niet reageren op de opmerkingen van de heer De Boer, omdat ik die niet echt ter zake doende vond. Ik zie daar echter wel aanleiding in om nog eens met mijn fractie te overleggen over de vraag hoe wij onze stemverklaring zullen formuleren. Daarvoor vraag ik om een schorsing van enige tijd. Misschien kunnen wij de stemming direct na de lunchpauze houden.

De heer Schuyer (D66):

Voorzitter! Ik steun het voorstel van de heer Luteijn. Ook wij willen graag nader beraad.

De voorzitter:

Ik stel de Kamer voor, dit voorstel te volgen en direct na de lunchpauze te stemmen over dit wetsvoorstel en de daarbij behorende moties.

Daartoe wordt besloten.

Naar boven