Aan de orde is de behandeling van:

het onderzoek van de geloofsbrieven voor de nieuw benoemde Kamer.

De voorzitter:

Ik deel aan de Kamer mee dat door mij zijn benoemd:

  • a. tot leden van de commissie tot onderzoek van de geloofsbrieven van de benoemde leden opgenomen in Groep I, de heer Schinck (voorzitter), mevrouw Bolding en de heer Luteijn;

  • b. tot leden van de commissie tot onderzoek van de geloofsbrieven van de benoemde leden opgenomen in Groep II, de heer R. Zijlstra (voorzitter), mevrouw Tiesinga-Autsema en de heer Barendregt.

Ik deel voorts mee dat zijn ingekomen:

  • a. een brief van de voorzitter van het Centraal Stembureau voor de verkiezing van de leden van de Eerste Kamer der Staten-Generaal ten geleide van een afschrift van het proces-verbaal van de zitting van het Centraal Stembureau voor de verkiezing van de leden van de Eerste Kamer der Staten-Generaal tot het vaststellen van de uitslag der verkiezingen van de leden van die Kamer, gehouden op 29 mei 1995;

  • b. een kennisgeving van de benoemd verklaarde leden van de Kamer dat zij hun benoeming aannemen;

  • c. de geloofsbrieven met de daarbij behorende ingevolge de Kieswet voorgeschreven stukken van de benoemd verklaarde leden.

Alle vorengenoemde stukken zijn inmiddels in handen gesteld van de commissies tot onderzoek van de geloofsbrieven van de benoemde leden der Kamer. Ik geef het woord aan de heer Schinck, voorzitter van de commissie voor de geloofsbrieven van de benoemd verklaarde leden in Groep I, tot het voorlezen van het rapport.

De heer Schinck:

Voorzitter! De commissie welke de geloofsbrieven van de benoemde leden van de Kamer, in alfabetische volgorde opgenomen in Groep I, heeft onderzocht, heeft de eer, te rapporteren dat de geloofsbrieven en de daarbij ingevolge de Kieswet overgelegde bescheiden in orde zijn bevonden. Het rapport van de commissie is neergelegd ter griffie ter inzage voor de leden. De commissie adviseert u om als leden van de Kamer toe te laten na aflegging van de bij de Grondwet en het Statuut voor het Koninkrijk voorgeschreven eden dan wel van de verklaring en de belofte: de heren G.M.V. van Aardenne, J. Baarda, G. van den Berg, J.Th.J. van den Berg, M. Bierman, W.T. de Boer, P.B. Boorsma en G.J.M. Braks, mevrouw N.H. van den Broek-Laman Trip, de heren M.J. Cohen, C.P. van Dijk, W.F. van Eekelen en H. Eversdijk, mevrouw H.M. Gelderblom-Lankhout, de heren J.J.A.M. van Gennip, L. Ginjaar, J.F. Glastra van Loon en J.R. Glasz, de dames A. Grewel en A.C. Grol-Overling, de heren R.A.E. de Haze Winkelman, H.F. Heijmans, H. Heijne Makkreel, J. Hendriks, R.C. Hessing, J.J. van Heukelum, L. Hilarides, E.M.H. Hirsch Ballin, H. Hofstede en G. Holdijk, mevrouw M.F. Jaarsma, de heren A. de Jager, E.C.M. Jurgens, N.G. Ketting en F. Korthals Altes, mevrouw J. van Leeuwen en de heer L.M. van Leeuwen.

De voorzitter:

Ik geef het woord aan de heer R. Zijlstra, voorzitter van de commissie voor de geloofsbrieven van de benoemd verklaarde leden in Groep II, tot het voorlezen van het rapport.

De heer R. Zijlstra:

Voorzitter! De commissie die de geloofsbrieven van de benoemde leden van de Kamer, in alfabetische volgorde opgenomen in Groep II, heeft onderzocht, heeft de eer, te rapporteren dat de geloofsbrieven en de daarbij ingevolge de Kieswet overgelegde bescheiden in orde zijn bevonden. Het rapport van de commissie is neergelegd ter griffie ter inzage voor de leden. De commissie adviseert u om als leden van de Kamer toe te laten na aflegging van de bij de Grondwet en het Statuut voor het Koninkrijk voorgeschreven eden dan wel van de verklaring en de belofte: de heren M.H.C. Lodewijks, A.A. Loudon en P.J.H.M. Luijten, de dames M. Luimstra-Albeda, G. Lycklama à Nijeholt en I.P. Michiels van Kessenich-Hoogendam, de heren M. Pit, T. Pitstra, A. Postma, J. Rensema en E.J. Rongen, de dames F.M. Roscam Abbing-Bos en J.A. Schoondergang-Horikx, de heren E. Schuurman, E.H. Schuyer, B. Staal, P.A.J.M. Steenkamp, W.F.C. Stevens, H.P. Talsma en H.D. Tjeenk Willink, mevrouw E.K. Tuinstra, de heer M.J. Varekamp, mevrouw E. ter Veld, de heren K. Veling en J.W. Verbeek, mevrouw A. Vrisekoop, de heren F.J.M. Werner, H. Wiegel, J.M.A.M. de Wit, M.A.M. Wöltgens, W. van de Zandschulp en K. Zijlstra en mevrouw J.H. Zwerver.

De voorzitter:

Ik dank de heren Schinck en Zijlstra voor het uitbrengen van het rapport en de commissies voor het verrichten van hun taak. Ik stel voor, de adviezen van de commissies te volgen en de rapporten in de Handelingen te doen opnemen. De installatie van de toegelaten leden zal geschieden in de vergadering van 13 juni.

(De rapporten zijn opgenomen aan het eind van deze editie.1

De heer Heijne Makkreel (VVD):

Ik wil de voorstellen van de commissies op één punt amenderen en wel in die zin dat degenen van wie de namen nu zijn voorgelezen, tout court worden toegelaten. Zij mogen de eed of belofte namelijk pas afleggen nadat zij toegelaten zijn. Die clausule over de belofte- of eedsaflegging is dus ten onrechte weer in het verslag geslopen.

De voorzitter:

Het is een blijvende strijd tussen het computerprogramma, dat het fout heeft, en de heer Heijne Makkreel, die het bij het juiste eind heeft. Uit het rapport van de commissies heb ik begrepen dat de mogelijkheid aanwezig is dat de heer Heijne Makkreel in de volgende periode de strijd voortzet. Ik hoop buitengewoon dat hij op de kortst mogelijke termijn wint.

Naar boven