Noot 1 (zie blz. 1385)

Rapport van de commissie tot onderzoek van de geloofsbrief van de hieronder genoemde leden

De Commissie, benoemd tot onderzoek van de geloofsbrieven van de heren G.M.V. van Aardenne, J. Baarda, G. van den Berg, J.Th.J. van den berg, M. Bierman, W.T. de Boer, P.B. Boorsma, G.J.M. Braks, mevrouw N.H. van den Broek-Laman Trip, de heren M.J. Cohen, C.P. van dijk, W.F. van Eekelen, H. Eversdijk, mevrouw H.M. Gelderblom-Lankhout, de heren J.J.A.M. van Gennip, L. Ginjaar J.F. Glastra van Loon, J.R. Glasz, de dames A. Grewel, A.C. Grol-Overling, de heren R.A.E. de Haze Winkelman, H.F. Heijmans, H. Heijne Makkreel, J. Hendriks, R.C. Hessing, J.J. van Heukelum, L. Hilarides, E.M.H. Hirsch Ballin, H. Hofstede, G. Holdijk, mevrouw M.F. Jaarsma, de heren A. de Jager, E.C.M. Jurgens, N.G. Ketting, F. Korthals Altes, mevrouw J. van Leeuwen en de heer L.M. van Leeuwen

heeft de eer het volgde te rapporteren.

In de handen van de Commissie zijn gesteld de volgende missives van de voorzitter van het Centraal Stembureau voor de verkiezing van de leden van de Eerste Kamer der Staten-Generaal:

a) een, ter voldoening aan het bepaalde in artikel V 1, van de Kieswet ten geleide van zijn besluit van 31 mei 1995 nr. KR 95/88, waarbij bovenvermelde leden worden benoemd verklaard tot leden van de Eerste Kamer der Staten-Generaal;

b) een, ter voldoening aan het bepaalde in artikel U 2, tweede lid, van de Kieswet, houdende mededeling dat hij van deze personen, die bij zijn besluit van 31 mei 1995, nr. KR 95/88 werden benoemd verklaard tot leden van de Eerste Kamer der Staten-Generaal, bericht heeft ontvangen dat zij hun benoeming aannemen.

De benoemde leden hebben overgelegd:

a) de kennisgeving van de voorzitter van het Centraal Stembureau dat zij zijn benoemd;

b) een uittreksel uit het persoonsregister;

c) een verklaring betreffende de openbare betrekkingen welke zij bekleden.

Uit deze stukken blijkt dat de benoemde leden de bij de wet gevorderde leeftijd hebben bereikt en dat zij geen betrekkingen bekleden welke onverenigbaar zijn met het lidmaatschap van de Eerste Kamer der Staten-Generaal.

De Commissie heeft derhalve de eer voor te stellen de benoemde leden als lid van de Kamer toe te laten.

De Commissie:

G.J.J. Schinck (voorzitter)

F. Bolding

D. Luteijn

Rapport van de commissie tot onderzoek van de geloofsbrief van de hieronder genoemde leden

De Commissie, benoemd tot onderzoek van de geloofsbrieven van de heren M.H.C. Lodewijks, A.A. Loudon, P.J.H.M. Luijten, de dames M. Luimstra-Albeda, G. Lycklama à Nijeholt, I.P. Michiels van Kessenich-Hoogendam, de heren M. Pit, T. Pitstra, A. Postma, J. Rensema, E.J. Rongen, de dames F.M. Roscam Abbing-Bos, J.A. Schoondergang-Horikx, de heren E. Schuurman, E.H. Schuyer, B. Staal, P.A.J.M. Steenkamp, W.F.C. Stevens, H.P. Talsma, H.D. Tjeenk Willink, mevrouw E.K. Tuinstra, de heer M.J. Varekamp, mevrouw E. ter Veld, de heren K. Veling, J.W. Verbeek, mevrouw A. Vrisekoop, de heren F.J.M. Werner, H. Wiegel, J.M.A.M. de Wit, M.A.M. Wöltgens, W. van de Zandschulp, K. Zijlstra en mevrouw J.H. Zwerver heeft de eer het volgende te rapporteren.

In de handen van de Commissie zijn gesteld de volgende missives van de voorzitter van het Centraal Stembureau voor de verkiezing van de leden van de Eerste Kamer der Staten-Generaal:

a) een, ter voldoening aan het bepaalde in artikel V 1, van de Kieswet ten geleide van zijn besluit van 31 mei 1995 nr. KR 95/88, waarbij bovenvermelde leden worden benoemd verklaard tot leden van de Eerste Kamer der Staten-Generaal;

b) een, ter voldoening aan het bepaalde in artikel U 2, tweede lid, van de Kieswet, houdende mededeling dat hij van deze personen, die bij zijn besluit van 31 mei 1995, nr. KR 95/88 werden benoemd verklaard tot leden van de Kamer der Staten-Generaal, bericht heeft ontvangen dat zij hun benoeming aannemen.

De benoemde leden hebben overgelegd:

a) de kennisgeving van de voorzitter van het Centraal Stembureau dat zij zijn benoemd;

b) een uittreksel uit het persoonsregister;

c) een verklaring betreffende de openbare betrekkingen welke zij bekleden.

Uit deze stukken blijkt dat de benoemde leden de bij de wet gevorderde leeftijd hebben bereikt en dat zij geen betrekkingen bekleden welke onverenigbaar zijn met het lidmaatschap van de Eerste Kamer der Staten-Generaal.

De Commissie heeft derhalve de eer voor te stellen de benoemde leden als lid van de Kamer toe te laten.

De Commissie:

R. Zijlstra (voorzitter)

J.L.E.M.W.R.R. Tiesinga-Autsema

H.G. Barendregt

Naar boven