Aan de orde is:

het afscheid van de vertrekkende leden.

De voorzitter:

Geachte medeleden! Met de toelating van de nieuw verkozen leden van de Kamer is er feitelijk een einde gekomen aan de zittingsperiode die op 11 juni 1991 begon en wat voor een einde, zou ik daaraan toe willen voegen. Formeel zitten wij nog een week, want de Eerste Kamer is er altijd. In de afgelopen vier jaar was de Kamer veelvuldig in het nieuws en ik neem aan dat dit niet afgelopen is. Dat is op zichzelf opmerkelijk voor een Kamer die een Kamer van reflectie wil zijn. Het is ook opmerkelijk omdat in dat nieuws het bestaansrecht van de Kamer zelf bijna nooit ter discussie stond. Dat is sinds 1815 wel anders geweest. Oud-collega Vis heeft eens gekscherend gezegd: "Ik ben voor een één-Kamerstelsel, maar twijfel over welke Kamer moet worden afgeschaft." Wijst ook het aantal brieven, petities, verzoeken om gehoord te worden en bezoekers niet op een grotere maatschappelijke erkenning?

Uit de discussie over het terugzendrecht in de afgelopen jaren blijkt ook een veranderende verhouding tussen beide Kamers of althans de vrees daarvoor. Nu is de vrees voor conflicten tussen beide Kamers, waarvoor onze Grondwet geen oplossing geeft, niet geheel ongegrond. Ik noem de debatten over het huurwaardeforfait in 1991, het plan-Simons in november 1991, de basisvorming in mei 1992, de Algemene nabestaandenwet in november 1992, de WAO in juni 1993, de wijziging van de Vreemdelingenwet (geen hoogtepunt) in december 1993, Weer samen naar school in november 1994, de Vergoeding waarde sportterreinen in december 1994 (oorspronkelijk als hamerstuk behandeld), de herindeling Den Bosch in mei 1995 en ik zou deze lijst vandaag weer kunnen uitbreiden.

De vraag rijst hoe dit verhoogde risico van conflicten kon ontstaan. Allereerst biedt de zwaardere legitimering van de Kamer sinds de Grondwet 1983 de ruimte. Vervolgens dwingt zowel de kwaliteit alsook de kwantiteit van de wetgeving zowel Tweede als Eerste Kamer tot een kritische opstelling. Daarbij deel ik overigens de opvatting van collega Van den Berg dat het probleem van de kwaliteit niet zozeer zit in de volgzaamheid van de Tweede Kamer, maar in de onmogelijkheid "een wetsvoorstel dat niet deugt per amendement tot een goed werkstuk om te vormen". Ook wat de kwantiteit betreft ligt er een probleem: beide Kamers valt het zwaar om "Nee" te zeggen. Voor deze Kamer zal ik daar nog op terugkomen. Daarnaast wordt de Eerste Kamer in de maatschappij – ik wees er zonet op – als laatste bolwerk in het democratisch besluitvormingsproces gezien. Wij kregen, bijvoorbeeld, 60.000 brieven, weliswaar gedeeltelijk standaardbrieven, voor de behandeling van de wijziging van de Wet op de lijkbezorging. Tot slot speelt de verhouding en de communicatie tussen de fracties in beide Kamers een rol. Beide zijn in de ene periode nu eenmaal beter dan in de andere.

De paradox is dat juist omdat beide Kamers uiteindelijk in hun formele positie niet wezenlijk verschillen, terughoudendheid hier geboden is. Wij moeten nu eenmaal prioriteiten stellen en wij kunnen ook andere accenten leggen. Daarom ook de terughoudendheid in schriftelijke vragen en moties. In de afgelopen vier jaar noteerden wij 100 schriftelijke vragen en 22 moties, waarvan tien in het parlementaire jaar 1991-1992.

Het risico van conflicten moet ook niet worden overtrokken. In de periode 1991-1995 behandelden wij rond 1100 wetsvoorstellen in 143 vergaderingen. Ik heb in mijn tekst de zinsnede staan: "en geen enkel wetsvoorstel werd verworpen". Die tekst is echter niet meer "up to date". Zo dramatisch slecht is het merendeel van de wetsvoorstellen dus blijkbaar ook weer niet. De tijdsdruk is vaak een groter probleem. Ook bij ons geeft de loyaliteit van de parlementaire meerderheid aan de regeringsopvattingen, zoals Van den Berg heeft opgemerkt tijdens het symposium over de voorstellen van de commissie-Deetman, uiteindelijk meestal de doorslag. Wij hadden er wel steeds meer woorden voor nodig, gelet op de omvang van de Handelingen.

Ondanks de meer geprofileerde positie van de Kamer bleven de onderlinge verhoudingen, over de partijpolitieke grenzen heen, goed. Wij zitten niet voor niets niet per fractie! Die onderlinge verhouding bepaalt niet alleen de atmosfeer in deze Kamer, maar ook de effectiviteit. Waar de Eerste Kamer een wetsvoorstel alleen kan aanvaarden of verwerpen, heeft de Kamer vooral invloed waar zij als eenheid optreedt. In dergelijke gevallen kiest de regering meestal eieren voor haar geld, zelfs als dat soms een omelet oplevert: door een nadere toezegging, door een novelle, door een schorsing voor nader beraad of door intrekking van het wetsvoorstel. Het komt ook geregeld voor dat bij de schriftelijke behandeling van een wetsvoorstel een lid, met instemming van de woordvoerders van andere fracties, het voortouw neemt ten aanzien van een onderdeel van een wetsvoorstel dat onbevredigend wordt geacht.

Bij de discussie die wij in juni 1992 over ons eigen functioneren voerden, bleek toen overeenstemming op hoofdlijnen te bestaan over de feitelijke taakuitoefening van de Kamer. Die overeenstemming bevat vier elementen: prioriteit aan de behandeling van wetsvoorstellen, toetsing van wetsvoorstellen aan wat het oud-lid van de Kamer De Rijk ooit eens de essentiële randvoorwaarden in een democratische rechtsstaat noemde, een beperkt gebruik van de specifieke controle-instrumenten en beperkte bemoeienis van het beleid van dag tot dag.

Deze vier elementen van de feitelijke taakuitoefening zijn van belang voor de werkzaamheden van de griffie en de medewerkers van de Kamer. In de afgelopen periode heeft de Huishoudelijke commissie een aantal lijnen uitgezet om die werkzaamheden nog beter toe te snijden op de taken van de Kamer. Voor de medewerkers was de afgelopen zittingsperiode in zekere zin een overgangsperiode. Door pensionering, functiewisseling, ziekte en vertrek was er lang sprake van onderbezetting in de top. In april 1993 werd een nieuwe griffier beëdigd. In oktober 1992 was mevrouw Hordijk als plaatsvervangend griffier aangetreden. In september 1994 werd het griffier-corps gecompleteerd door de heer Nieuwenhuizen. In 1991 kregen wij met de heer Baart een nieuw hoofd van de griffie, in plaats van de zieke Wiek Visser van wie wij later definitief afscheid moesten nemen. Heel goede herinneringen behouden wij ook aan Adriaan Sprey, griffier van deze Kamer van 1980 tot begin 1993. Door de persoonlijke inzet van velen, en met bijstand vanuit de Tweede Kamer, zijn de gevolgen van de onderbezetting hier opgevangen. Ik meen namens u allen te spreken als ik de medewerkers bedank voor hun inzet in de afgelopen vier jaar.

Van de 75 leden die op 11 juni 1991 aantraden, vertrokken er tussentijds negen. Tot onze droefenis moesten wij in juni 1993 afscheid nemen van onze gerespecteerde collega en historicus Ym van der Werff. Hij was het levende bewijs van de betekenis die de geschiedenis voor het heden kan hebben: relativerend vermogen, tolerantie, kennis en wijsheid. Van de oud-leden die overleden, noem ik er één: Ad Kaland, omdat hij voor velen in dit land de Eerste Kamer representeerde. Hij symboliseerde in zekere zin de zwaardere legitimering van deze Kamer sinds de Grondwet van 1983. Hij zag de mogelijkheden, maakte er als goed volksvertegenwoordiger gebruik van en: genoot!

Het politieke lot in een democratie is per definitie onzeker: 33 van ons komen niet terug in de Kamer die volgende week zal aantreden. Sommigen vertrekken vrijwilliger dan anderen. Ook zij die blijven, nemen afscheid van de verhoudingen, niet alleen en zelfs misschien niet in de eerste plaats van de politieke verhoudingen die in de afgelopen jaren zijn gegroeid. In de tijd dat wij lid zijn van deze Kamer vormen wij ons een beeld van de Kamer, van onze eigen positie, van elkaar. Dat beeld verschilt per periode. Wij zitten niet per fractie, hoezeer ook deze Kamer een politieke instelling is. Kwantiteit is belangrijk, maar kwaliteit telt. Anciënniteit speelt een rol, maar persoonlijkheid een grotere.

Als ik nu afscheid neem van die 33 leden, doe ik dat in een volgorde die misschien willekeurig lijkt, maar het niet is. Ik hoop dat u dat zult merken. Afscheid nemen van zovelen is moeilijk, in totaliteit al vlug te lang, zonder recht te doen aan ieder afzonderlijk. Er zou vaak zoveel meer te zeggen zijn. Bij de ouderen zal ik mij wat minder kunnen beheersen dan bij die leden die wat korter in deze Kamer zaten.

Allereerst Nic Tummers en An van der Wiel, de oudste en de jongste in anciënniteit. Hora est, heeft Nic ons al op een visitekaartje laten weten. Zo ben je er inderdaad snel door. Het tekent hem: sinds 1974 de beeldend kunstenaar uit Limburg in deze Kamer en in Europa, waar hij met animo werkte. Het wijdse buitenland en Europa hielden je bezig. Die interesse zal wel niet wegvallen. Soms zat je in de voorzittersstoel. Wij zullen je kleine tekeningetjes, beelden van wat een geamuseerd oog ziet, missen. Evenzeer zullen wij je relativerende opmerkingen, veelal met humor gebracht in de wandelgangen, moeten ontberen.

An van der Wiel kan niet afmaken waarmee zij na 7 maart hier begon: de herindeling omgeving Den Bosch en de Structuurnota groene ruimte. Haar maiden-speech moest daardoor ook haar afscheidsrede zijn.

Ik kom bij de heren Van Boven en Mertens. "Mijnheer de voorzitter, als mijn stem nog bekakter klinkt dan u normaal al gewend bent, ligt dat aan een zware verkoudheid." Zo begon Ton van Boven zijn laatste interventie hier verleden week. In Trouw ooit omschreven als eigenzinnig heer van stand. In de Eerste Kamer in 1980 en 1981 en vanaf november 1982. Met name op het terrein van onderwijs heb je je sporen verdiend. En die deskundigheid bracht je hier in! De vele oud-leerlingen op en rond het Binnenhof bewijzen dat je omgekeerd ook de politieke interesse op je leerlingen wist over te brengen. Met name voor jou, Ton, vind ik het buitengewoon jammer dat deze afscheidsbijeenkomst niet in onze eigen zaal kan plaatsvinden.

Chiel Mertens, altijd met interessante inzichten en invallen. In het jaar dat je hier zat, vroeg ik mij soms af: wat zou hij concreet willen bereiken? Sinds je studententijd trekt het parlementaire debat. En dat bleek, ook als je niet de eerste woordvoerder was.

Mevrouw Ermen en de heer Van Muijen. Greet Ermen is lid van deze Kamer sinds 1980, de laatste jaren ook vice-voorzitter van de fractie van de Partij van de Arbeid. Zij was woordvoerster op het terrein van welzijn, in brede zin, volksgezondheid en natuurlijk de Nederlandse Antillen en Aruba, hoewel ook het terrein van onderwijs haar niet vreemd was. Steeds de praktische bestuurder, nuchter, maar wel vasthoudend aan haar idealen. Zij bleef ook op de Antillen wakker als de anderen een oogje dicht knepen. Zij was de wethouder van de Kamer in de goede, ouderwetse betekenis, zoals Drees wel eens de wethouder van Nederland genoemd is.

Gert Jan van Muijen, lid sinds januari 1994. Jij maakte op mij, in het langskomen bij het begroetingsritueel, altijd een opgeruimde indruk, een gezicht dat nog niet geleden had onder de politiek. Jammer dat je hier weinig mogelijkheden kreeg om van de deskundigheid die je hebt, te laten blijken.

De heer Schinck en mevrouw De Savornin Lohman. Ger Schinck is fractievoorzitter van de Partij van de Arbeid sinds 1987, maar hij is lid van deze Kamer sinds 16 september 1980. Die laatste acht jaar als fractievoorzitter waren niet altijd makkelijk. Kenmerkend voor jou in deze Kamer waren terughoudendheid, degelijkheid en gevoel voor humor. Terughoudendheid diende naar jouw overtuiging het kenmerk van deze Kamer te zijn; wat in de Tweede Kamer aan de orde was geweest, moest hier niet overgedaan worden. Ook als fractievoorzitter stelde je je terughoudend op, omdat een ieder recht van spreken heeft. Dat beginsel van democratie moet toch zeker in het parlement en in een fractie gelden.

Als kamerlid drong je je niet op de voorgrond, omdat degelijkheid voor jou voorop stond. Bij de behandeling van de inmiddels ontelbare wetsvoorstellen bleek dat steeds. Er zijn weinig mensen die over zo'n breed terrein wisten wat er op een gegeven moment speelde. Daarom waren je tweede termijnen altijd zo goed. Dan komt het aan op kennis, ervaring en humor. Ook het plezier van de kwajongen in deze deftige zaal!

Jacqueline de Savornin Lohman vier jaar lang in deze Kamer woordvoerster over onderwijs, volksgezondheid en wetenschapsbeleid. "Tussen traditie en vernieuwing", de ondertitel van je proefschrift citerend; met de opvatting dat het politieke persoonlijk is. In het debat bracht jij je eigen ervaringen in. Dat is je kracht, maar soms ook je zwakte.

Nu richt ik mij tot David Luteijn. Bijna twaalf jaar lang heeft David Luteijn in de Kamer gezeten, waarvan acht jaar als fractievoorzitter van de VVD. Je maiden-speech hield je op 24 januari 1984 bij de behandeling van het initiatiefwetsvoorstel-Tazelaar/Van Noord, houdende, zo mocht ik laatst al memoreren, de vaststelling van minimumeisen voor het houden van legkippen. Daaraan zijn de staatkundige verhoudingen af te lezen in een tijd van deregulering: de Tweede Kamer houdt de politieke vinger aan de maatschappelijke pols en de Eerste Kamer beperkt zich echt tot de grote lijnen.

Een week later behandelde je de begroting van VROM. En dat zegt iets over de politieke verhoudingen. In een grote fractie van bijvoorbeeld 23 leden – ik noem maar een willekeurig getal – zou je dat waarschijnlijk niet gelukt zijn.

Tot je fractievoorzitterschap behandelde je vooral landbouwonderwerpen, maar ook fiscale wetsvoorstellen. In je eerste algemene beschouwingen die ik als kersvers kamerlid aanhoorde in november 1987, sprak je over de rol en de plaats van de overheid. Ik dacht: nou, gelukkig heb je mijn toespraak voor de top van landbouw nooit gehoord.

Die eerste reactie is later nooit meer bij mij opgekomen. Integendeel. Je neemt het woord niet om het woord te voeren, maar omdat je iets te zeggen hebt. Je kiest daarvoor het juiste moment. Zoals je laatst zei: timing en dan er ingaan. Dat was verleden week nog het geval bij de discussie over de garantie van minister Ritzen voor de invoering van de prestatiebeurs. Dit gold ook bij de andere belangrijke debatten in de Kamer in de afgelopen jaren. Ik wilde zeggen "de politieke hoogtepunten", maar ik besef dat sommige als inhoudelijke dieptepunten ervaren zijn.

In het College van senioren zat je, zoals je zelf eens hebt uitgelegd, op een strategische plek: in een hoek van 45 graden tegenover de voorzitter. Je zat een beetje onderuit, ontspannen en op het juiste moment een inschatting of een advies gevend, waar ik iets mee kon. Je had oog voor de argumenten van anderen. Je was loyaal en collegiaal.

Ik dank je voor de wijze, ook gedurende de laatste maanden, waarop je mij als voorzitter hebt benaderd: open, zonder poespas of dubbele agenda, met gevoel voor humor. Voeten op de grond! En die grond roept je nu weer.

Je bekleedde en bekleedt vele maatschappelijke functies. Je bent een voorbeeld van de veranderde samenstelling van de Kamer, waarin mensen niet alleen aan het einde van hun carrière bijgezet worden, maar waaruit zij vaker dan vroeger weggezogen worden. Voor je inzet, maatschappelijk en politiek, hier en elders heeft Hare Majesteit de Koningin je benoemd tot Ridder in de Orde van de Nederlandse Leeuw. Ik wil je graag de daarbij behorende versierselen opspelden en overhandigen.

(De voorzitter reikt de versierselen uit, behorende bij Ridder in de Orde van de Nederlandse Leeuw.)

(Applaus)

De voorzitter:

Ik kom bij het afscheid van Liesbeth Baarveld-Schlaman en Trees Huberts-Fokkelman. Liesbeth Baarveld-Schlaman, woordvoerster voor buitenlandse zaken en defensie. Zij was voorzitter van de vaste commissie voor Buitenlandse Zaken en in die kwaliteit was zij altijd aanwezig bij buitenlandse gasten van heel diverse pluimage. Zij was vooral lid van de raadgevende vergadering van de Raad van Europa en van de West-Europese Unie. Zelfbewustzijn en inzet waren haar kenmerken, zonder dat zij de pretentie had dat daardoor de wereld ineens veranderde. Maar toch stug volhouden! Ik denk bijvoorbeeld aan de onderdrukking in Turkije of de achtergestelde positie van vrouwen. Je was bereid, buiten gebaande paden te treden, hier en in het buitenland. Opvallend was in dat verband je rapporteurschap als vrouw over de mensenrechten in het Midden-Oosten.

In tegenstelling tot Liesbeth Baarveld was Trees Huberts sterk op het binnenland georiënteerd. Als je in de Kamer het woord voerde, maar ook in de Huishoudelijke commissie – waarschijnlijk gold hetzelfde in de fractie, maar dat weet ik natuurlijk niet uit ervaring – bracht je je praktische bestuurlijke ervaring in, opgedaan als gedeputeerde van Noord-Brabant. Op grond van die ervaring was je in staat je snel een mening te vormen. Je had de bereidheid om naar anderen te luisteren en je mening eventueel voor een betere te geven. Niet zeuren! Wij zullen je opgewektheid en spontaniteit missen.

Ik kom bij mevrouw Tiesinga-Autsema en mevrouw Van Wijngaarden. Naast Trees Huberts is Marie-Louise Tiesinga het andere toegevoegde lid van de Huishoudelijke commissie. Bij de voorbereiding van deze afscheidswoorden viel het mij op, Marie-Louise, dat je veel het woord hebt gevoerd in de Kamer. Over defensie, buitenlandse zaken, verkeer en waterstaat, maar ook de Tabakswet en vooral de cultuur. Je voelde je sterk geïnspireerd door Ym van der Werff. Je stelde ook geregeld schriftelijke vragen, waarmee wij hier toch normaal wat terughoudend zijn. Je was actief met name daar waar mensen – en dieren, haast ik mij erbij te zeggen tegen de dierenbeschermster van het jaar 1990 – in de knel zitten, zoals vrouwen in het leger, minderheden en de Friese taal. In de Huishoudelijke commissie voelde jij je speciaal verantwoordelijk voor het wel en wee van de medewerkers en medewerksters in deze Kamer. Je stelde er eer in, daarover goed geïnformeerd te zijn. Je zat tweemaal de personeelsbijeenkomsten voor. Je bent een meesteres in het onderhouden van contacten. En omdat je eerste opvolger bent, hoeft dit afscheid van de Kamer niet definitief te zijn.

Evenals Marie-Louise Tiesinga is Hannah van Wijngaarden voorzitter geweest van het Kamerbreed vrouwenoverleg. Beiden hebben zij hun hart aan Friesland verpand, beiden waren zij woordvoerder voor defensie. Afkomstig uit de PSP is Hannah pacifiste gebleven. In de vier jaar in deze Kamer was je ook woordvoerder op de terreinen van volksgezondheid, ontwikkelingssamenwerking, welzijn en onderwijs. Sociaal bewogen en praktijkgericht, puttend uit je vele maatschappelijke activiteiten, van metrobestuurder tot voorzitter van de Junkiesbond. En dat palet zullen wij niet zo vlug terugvinden, vrees ik.

En dan de heren Coenemans en Vermaat. Wie "Pierre Coenemans" zegt, sinds 13 september 1983 lid van deze Kamer, zegt "Limburg". Hij was woordvoerder voor landbouw en economische zaken. Tot het laatst toe actief, zijn zaakjes goed voorbereidend en nooit te beroerd voor een extra klus. Zo ken ik hem ook uit de parlementaire delegatie naar Polen, ook als een gezellige reisgenoot. Tegelijkertijd een man die weet wat hij wil, bijvoorbeeld bij het voorstel voor accijns op frisdranken, alhoewel – en dat is laatst in de commissie voor Financiën al gememoreerd – hij zelf liever iets anders drinkt. Pierre, je neemt afscheid op de dag dat je 71 wordt. Nog heel veel goede jaren.

Met Coenemans deelt mannenbroeder Arend Vermaat, sinds 11 juni 1991 lid van deze Kamer, de consciëntieuze benadering. Ook hij was woordvoerder op de gebieden van landbouw, economische zaken en daaraan toegevoegd milieubeheer. Rechtlijnig en de discussie niet schuwend, ook al stond hij alleen of nog alleen. Maar hij was ook iemand die verleden week alle medewerkers persoonlijk langs ging om afscheid te nemen, omdat hij vandaag niet aanwezig kan zijn.

Ik kom bij mevrouw Van der Meer en mevrouw Van Gijzen. Marian van der Meer is sinds 1983 lid van de Kamer en de laatste jaren woordvoerster bij voorstellen waarover twijfel bestaat of de materie wel bij wet te regelen is of zò bij wet geregeld moet worden. Volksgezondheid, Mediawet en Auteurswet. Het zijn terreinen waarop de ontwikkelingen snel gaan en terreinen waarmee burgers direct te maken hebben. Haar inzet was koppig, maar tegelijkertijd met een zekere onbevangenheid. Steeds, Marian, legde je de nadruk op het belang van de gewone cliënt of patiënt. Dat is geen verrassing voor wie je betrokkenheid bij mensen en interesse in mensen heeft ervaren. Weet dat als het nodig is, dit ook omgekeerd geldt. Je was één van de trouwste aanwezigen in deze zaal, ook als het laat werd. Een rustpunt, maar ook altijd bezig.

Gedurende haar vierjarig kamerlidmaatschap heeft mevrouw Van Gijzen zich vooral beziggehouden met sociale zaken; sterk sociaal betrokken in de traditie, denk ik, van de christen-radicalen. Dat is niet altijd makkelijk in deze tijd. Zij was bescheiden, maar standvastig als zij dat nodig vond. De behandeling van de Algemene nabestaandenwet was je "finest hour"; een belangrijke wijziging het resultaat. Jammer dat je die hier niet meer zelf kunt behandelen.

Ik kom bij de heren Kuiper en Spier. Zij delen hun voorkeur voor Amsterdam, geruite jasjes en vlinderdassen. Behalve vandaag, maar dat is afgesproken werk! De heer Kuiper is lid sinds 13 september 1983. Hij is woordvoerder op met name het terrein van het hoger onderwijs, alhoewel de Mediawet, het voorstel vergoeding sportterreinen en de Monumentenwet ook in zijn portefeuille voorkwamen. De atmosfeer van oude boeken en sigaren, gecombineerd met scherpe politieke analyses. En dat is niet zo verwonderlijk voor de politicoloog en hoogleraar algemene sociologie, wiens leven al meer dan dertig jaar door de politiek getekend is, hetgeen ook uit zijn publikaties blijkt. Een liefhebber van het politieke debat; scherpzinnig, alert en geestig. Ik zal mij dat sprintje naar de interruptiemicrofoon verleden week, bij de behandeling van de prestatiebeurs, met steeds die bocht van 90° waarbij ik mijn hart vasthield, blijven herinneren.

Edo Spier heeft eens gezegd: "Ik heb één ambitie. De beste politicus onder de architecten te worden en de beste architect onder de politici." Misschien, Edo, lag in die combinatie ook je vermogen om mensen te verzoenen en op één lijn te krijgen, zelfs – maar dat is een detail – bij de inrichting van de fractiekamer. De woningbouw, met name de sociale, had je bijzondere belangstelling. Daarover sprak je deskundig, geëngageerd en authentiek.

Ik kom aan het afscheid van de heer Barendregt. Op 27 mei 1986 werd Driek Barendregt voorzitter van de SGP-fractie in deze Kamer, als opvolger van ds. Abma. Het moet niet gemakkelijk zijn geweest, Driek, in de voetsporen te treden van die "minister van Gods woord", zoals hij zichzelf wel eens noemde. Een ander mens, met een andere achtergrond, maar met dezelfde overtuiging. Nu, elf jaar later, weten wij dat Driek in deze Kamer een positie heeft verworven door zichzelf te blijven in optreden en in taal. Met ds. Abma deelt hij de speelse vergelijkingen en bijzondere woordspelingen. Ik citeer, Driek, uit je maiden-speech: "Vadertje Staat heeft jaren achtereen meer verteerd dan moeder Overheid beschikbaar had. Daarom is zij gaan poffen. In gezinnen waar op een dergelijke manier met het inkomen wordt omgesprongen, leidt dit tot gespannen verhoudingen tussen vader en moeder. Erger is dat de kinderen hiervan de dupe worden." En: "Wij moeten niet alleen de tering naar de nering zetten, maar zelfs een sanering van de nering doorvoeren." Financiën – dat bleek al – had je grote voorliefde. Je maiden-speech ging over de rijksbegroting 1984 met het dekkingsplan. Terwijl het financieringstekort de debatten beheerste, legde jij de volle nadruk op het terugdringen van de staatsschuld. Helaas is het niet gekomen, zoals in Zuid-Holland, tot een algemeen aanvaarde Barendregt-norm. Vanaf 1986 waren er de algemene politieke beschouwingen. Er zijn nog maar een paar begrotingshoofdstukken die je nooit hebt behandeld, als ik het goed heb gezien. Dat zijn Algemene Zaken, Justitie en Onderwijs. Vele wetsvoorstellen gingen door je handen, waaronder ook het initiatiefvoorstel-Tazelaar/Van Noord over de vaststelling van de minimumeisen voor het houden van legkippen, waarover Luteijn zijn maiden-speech uitsprak. Dat doet mij er overigens aan denken dat in het College van senioren deze twee landbouwers dicht bij elkaar zaten, alleen gescheiden door – u raadt het! – De Boer.

Barendregt is wars van polarisatie, maar tegelijkertijd vasthoudend aan zijn eigen overtuiging en hij draagt die hier ook uit. Een eigenzinnig man. In provinciale staten drager van de Van Heemst-trofee, die daar overigens, naar ik heb begrepen, tussen SGP en PvdA heen en weer pendelt. Maar vooral ook een heel aardig mens, geïnteresseerd in zijn medemensen, ook in deze Kamer, en oprecht dankbaar voor de belangstelling in de periode van zijn ziekte. Driek, wat doet het ons genoegen dat je hier vandaag gezond en wel afscheid kunt nemen. Je hebt de publieke zaak in heel veel functies gediend, als lid van de gemeenteraad van Barendrecht – uiteraard! – lid van de Rijnmondraad, lid van provinciale staten en lid van de Eerste Kamer der Staten-Generaal. En het doet mij bijzonder genoegen dat Hare Majesteit de Koningin je heeft benoemd tot Ridder in de Orde van de Nederlandse Leeuw.

(De voorzitter reikt de versierselen uit, behorende bij Ridder in de Orde van de Nederlandse Leeuw.)

(Applaus)

De voorzitter:

Dan wil ik iets zeggen naar aanleiding van het afscheid van Trix van Kuilenburg-Lodder en Bert Fleers, lid van deze Kamer vanaf 13 september 1983 respectievelijk 1 oktober 1987.

Trix van Kuilenburg was woordvoerster bij de behandeling van onderwerpen op het gebied van landbouw en ruimtelijke ordening en had daarbij te maken met de spanning tussen milieu en economische bedrijvigheid. De onderwerpen waren nooit eenvoudig. Trix van Kuilenburg, je was je bewust van de praktijk van alle dag en je nam daarom het initiatief tot het bezoek aan de VAM. De laatste jaren maakte je deel uit van een aantal delegaties. Je ging mee naar Madrid, de Verenigde Naties en Moskou. Juist bij dergelijke gelegenheden leer je mensen goed kennen en ik weet dat heel veel van degenen die aan die reizen deelnamen, daaraan hun goede herinneringen aan jou bewaren.

Als justitiewoordvoerder voerde Bert Fleers niet zoveel het woord, maar wel bij een aantal zware kwesties en ik noem dan met name de wijziging van de Wet op de lijkbezorging. Bij de behandeling van die zware onderwerpen wist je een subtiel evenwicht te bewaren, waarin het overgrote deel van je fractie zich kon vinden. Je bent niet een man om uren rustig te blijven luisteren. Daarvoor ben je te actief. Je bent ook niet de man van het voorspelbare verhaal. Je bent in staat om op een laat tijdstip in een ver buitenland een verjaardagsfeestje letterlijk op de fleuren. Je bent volgens je eigen woorden, in het Deventer Dagblad van 2 juni 1983, een man die de ambitie heeft om iets te zijn. En dat was je hier.

De heren Wagemakers en Van Velzen zijn lid van deze Kamer vanaf 13 september 1983 en 23 juni 1987. Ed Wagemakers is een van de mensen die je wat beter moet leren kennen. Een nadere kennismaking corrigeert snel de eerste indruk van rechtlijnigheid en strakheid. Hij is meer een vasthoudend en scherp jurist dan de partijpoliticus, maar wel een jurist die eventuele politieke gevolgen niet uit de weg gaat. Achtereenvolgende kabinetten hebben dat ervaren, bijvoorbeeld bij de behandeling van het bordeelverbod en de bodemsanering.

Hij is ook een man met een bijzonder gevoel voor humor. Dat weten degenen die goed naar hem plachten te luisteren; altijd de moeite waard. Hij was plezierig om mee te werken in zijn functie als voorzitter van de vaste commissie voor Justitie: praktisch en snel. Ed Wagemakers, we zullen je haastige stap door ons gebouw missen.

Het lijkt erop dat met het terugtreden van de heer Van Velzen, eerst als partijvoorzitter en nu als lid van de Kamer, althans voorlopig een eind is gekomen aan de traditie dat partijvoorzitters in de Eerste Kamer zitting hebben. Ook lijkt daarmede een eind te zijn gekomen aan het experiment van het bekleden van een dubbelfunctie: het lidmaatschap van deze Kamer en het lidmaatschap van het Europees Parlement. Is dit toeval of zegt dit iets over de veranderde verhoudingen?

Wim, als woordvoerder voor economische en Europese zaken koos je altijd voor de bredere invalshoek: niet bij brood alleen. Je bent niet iemand die wervelend optreedt en daarbij direct de mensen voor je inneemt, maar je bent wel iemand die zich wil inzetten, ook als het lastig wordt, ook voor mensen. Ik bewonder je inzet voor Midden- en Oost-Europa en we wensen je de komende jaren heel veel succes bij je inspanningen op dit gebied in het Europees Parlement.

Fenna Bolding is lid vanaf 3 juni 1986 en Herman Redemeijer vanaf 23 juni 1987. Toen Fenna Bolding op 3 juni 1986 lid van deze Kamer werd, was zij, 27 jaar oud, het jongste kamerlid ooit. Zij is nu, inmiddels moeder van een zoon, de jongste onder de vertrekkenden. Ze was fractievoorzitster van de CPN, vervolgens eerste woordvoerster en fractievoorzitster van de gecombineerde fractie van CPN, PSP en PPR: GroenLinks avant la lettre. Zij hield zich met talloze onderwerpen bezig: naast de algemene beschouwingen met Sociale Zaken en Buitenlandse Zaken, met VROM, Defensie, Onderwijs, Justitie en belastingen. Je voerde het woord met een vriendelijke beslistheid, het hoofd een tikje schuin. Zelf behoud ik goede herinneringen aan je inbreng in de parlementaire delegatie naar Polen.

Herman Redemeijer is een pijproker die zich, zoals vele pijprokers, niet op de voorgrond dringt: collegiaal, altijd bereid om anderen te ondersteunen. Daardoor blijft zijn eigen inbreng weleens onderbelicht. Hij hield zich bezig met onderwijs en landbouw en behandelde het Besluit huisvesting legkippen. Ik noem nu al weer het onderwerp legkippen en vraag mij af wat wij in deze Kamer met kippen hebben. Herman Redemeijer hield zich ook bezig met Ontwikkelingssamenwerking, Defensie, Noordatlantische Assemblée, de Raad van Europa en de Benelux.

Op al deze terreinen en in al deze gremia heb je je door degelijkheid en "al werkende weg" een positie verworven. Je bleef tot het laatst actief, ook in je poging om de politieke interesse van je jonge kleinzoon te wekken door met hem een bezoek aan deze Kamer te brengen. Daar moest dan wel een tocht naar McDonalds tegenover staan.

Ria Mastik was lid van deze Kamer van 1981 tot 1983 en vanaf 27 januari 1987. Peter Hoefnagels was lid van deze Kamer vanaf 23 juni 1987. Als woordvoerster voor Binnenlandse Zaken en Justitie heeft Ria Mastik de smaak van het juridisch puzzelen te pakken gekregen. Gelukkig maar, want in haar portefeuille zaten een paar lastige onderwerpen: de Vreemdelingenwet en de beperking van de alimentatieduur alsmede de verschillende grondwetswijzigingen, de Politiewet en een aantal vaak omstreden herindelingen.

Met je openbare optreden hier straalde je vaak grote beslistheid uit. De klemtoon op elk woord moest dat onderstrepen. Ik veronderstel dat dat ook werd gestimuleerd door het feit dat het vaak moeilijk was in de zaken die je moest behandelen, vast te stellen wat maatschappelijk moest, wat grondwettelijk mocht en wat politiek kon. De noodzaak om die verschillende werkelijkheden te belichten en uiteindelijk tot één synthese te komen.

Het is ook de problematiek waarmee Peter Hoefnagels zich bezighoudt, bijvoorbeeld bij de bestrijding van de criminaliteit. Toch zullen wij hem vooral herinneren als woordvoerder bij Antilliaanse en Arubaanse Zaken met grote belangstelling voor de cultuur in brede zin en met speelse invallen en vergelijkingen, ook in zijn vele geschriften, dichtbundels, romans, novellen en essays. We zullen hem missen al was het alleen maar vanwege zijn kennis van de Antilliaanse spreekwoorden waarmee hij altijd de begrotingsbehandeling begon, zoals deze: Komedo di webu no sa loke sanka di galinja ta sinti. Volgens Hoefnagels eigen vertaling betekent dat: Hij die een ei opeet, weet niet wat de kont van de kip heeft doorstaan.

Dan komen we bij Jan Kassies en Harm van der Meulen, die beiden op 23 juni 1987 lid van deze Kamer werden. Jan, ik heb je eerder mogen toespreken. Je was woordvoerder voor cultuur en dus hield je je ook bezig met hoger onderwijs. Maar je sprak ook met gezag over de cultuurhistorische achtergrond van het voetbalvandalisme. Het is al weer een tijdje geleden dat je daarover sprak, maar het verhaal dat je destijds daarover hield behoudt zijn waarde. Een intermediair tussen Den Haag en de buitenwereld, met gezag in beide werelden. Ook in die zin senator. Maar ook een tegenwicht, met twijfel over de overheid toen het geloof bij de sociaaldemocraten daarin nog volop aanwezig was en met geloof in de sociaaldemocratische idealen nu ook in de Partij van de Arbeid het marktdenken oprukt. Ook een tegenwicht tegen zowel de vlotte volgzaamheid als de gemakkelijke kritiek; nooit vrijblijvend.

Engagement is ook kenmerkend voor Harm van der Meulen, voorzitter van de vaste commissie voor Sociale Zaken en Werkgelegenheid, die door zijn betrokkenheid zijn voorzittersrol weleens bijna vergat. Maar ook een voorzitter waarmee het plezierig werken was, ook voor de griffiers. Jammer dat hij hier vandaag door ziekte niet kan zijn. Ik herinner mij zijn authentieke bewogenheid bij de behandeling van de WAO aan de hand van een individueel geval uit de praktijk. Ik herinner mij ook zijn vasthoudende verdediging van de positie van sociale partners bij de behandeling van de nieuwe organisatiewet sociale verzekeringen. Een man in de traditie van Ruppert en Van Wingerden.

Tot slot de heer Zijlstra, Rinze. Ik zeg dat met nadruk omdat er vaak verwarring was met wie hij noemde "neef" Kees, hoewel er van een familieband geen sprake was. Rinze en Kees behandelden elkaars post en kregen elkaars rekeningen. Weliswaar is het geheelonthoudersschap ook in socialistische kring wat in onbruik geraakt, maar toch...

Rinze, ik noem jou als laatste. Niet vanwege de volgorde in het alfabet, maar om het bondgenootschap, dat Henk Heijne Makkreel, jij en ik vormden, zo lang mogelijk in stand te houden. De voordracht van de CDA-fractie en jouw benoeming door de Kamer tot ondervoorzitter vier jaar geleden, heb ik altijd zeer wijs gevonden. Jij bracht grote bestuurlijke ervaring en een vermogen tot relativeren in, beide belangrijk in een kleine organisatie, waarin details tellen, maar niet alles beheersend moeten worden. Jij hebt het vermogen om heel alert te zijn als het nodig is. Dat zie je aan je ogen. In deze Kamer heb je je vanaf 1983 met name beziggehouden met buitenlandse zaken.

Ik zal mij blijven herinneren je inbreng in de tweede termijn bij de begrotingsbehandeling drie maanden geleden tegen een parlementair debat over onze verhouding met Indonesië. Daaruit werd duidelijk dat relativering ook voor jou een grens heeft. De mensen van mijn generatie, zo zei je, hebben hun inzet gegeven, zij hebben hun verleden verwerkt, zij hebben geen toekomst overgehouden. Daarmee moet u, de volgende generatie, rekening houden. De politiek bestaat niet alleen uit een zakelijke benadering, de politiek is ook emotie. Die emotie verwoordde je toen, met redenen omkleed en met recht van spreken.

Wij zullen je missen, ook om de verhalen over je reizen en de indrukken die je daarbij hebt opgedaan. De voorzitter zal de golftrofeeën missen die soms in zijn kamer werden opgesteld. Dat is een handicap waarmee je opvolger start.

Je was een vertegenwoordiger van de christen-democratie, door jou zelf eens gekscherend "klein midden" genoemd. Een grapje dat niet ieder kon waarderen. Wie je biografische gegevens leest, raakt onder de indruk van de functies die je hebt vervuld: voorzitter CBTB, Tweede-Kamerlid, burgemeester, SER, RABO-bank, Landbouwschap en natuurlijk voorzitter van de Koninklijke schaatsenrijdersbond. Nu wij het toch over koninklijk hebben: het heeft Hare Majesteit de Koningin behaagd je te benoemen tot commandeur in de Orde van Oranje Nassau.

(Applaus)

De voorzitter:

Ik geef graag het woord aan de heer Tummers, die het heeft gevraagd.

De heer Tummers (PvdA):

Als dat van pas komt, wordt in onze familie aan dit voorval herinnerd: Ik kwam thuis van een partijtje – dat was geen geslonken kiesvereniging maar een leuke middag voor kleintjes – en mijn moeder vroeg mij hoe het geweest was. Zij hurkte tot op mijn toenmalige hoogte. Dit speelde zich af toen de tweede De Vos van Steenwijk voorzitter van deze Kamer was, maar hij heeft er verder niets mee te maken. Mijn moeder zal wel met een vochtige punt van haar huishoudschort wat ranjasporen van mijn wang hebben weggepoetst, toen zij vroeg of ik wel beleefd "dank je wel" had gezegd. Mijn antwoord zou toen geweest zijn "Nee, want ze zeggen toch altijd: niks te danken".

Ik kan mij nu een volwassen interpretatie van deze kleuterdialectiek niet permitteren. Ik sta hier tenslotte niet alleen voor mij zelf maar ook voor 33 anderen, die ik alleen kortheidshalve zo onpersoonlijk aanduid, overigens wel in de stijl van de stukken waarop wij tot 1985 de naturalisaties kregen aangeboden.

"Moi" en 33 anderen bedanken voor deze afscheidszitting, voor de kenschetsen die de voorzitter daarnet op onze trommelvliezen heeft gestempeld, voor de belangstelling van alle aanwezigen, voor het vaak bij herhaling gekozen zijn, voor de verschillende diensten verleend door iedereen in dit huis: de beveiligers en de tekstverwerkers, de expediteurs en de koffieschenkers, de boden en de telefoniste, de informatieverstrekkers en de voorlichters, de griffiers en de stenografen, de comptabele en andere medewerkers.

Met een paar beknopte en, als het lukt, collectieve typeringen van voorvallen en situaties heb ik niet alleen de indruk te geven dat alle 33 anderen ook hebben gesproken en zijn gehoord, maar moet ik ook vandaag de overheersende zielekleur van hen proberen weer te geven; soms misschien wat cryptisch, omdat ik geen namen zal noemen. Die kleur is verschillend bij het ene en bij het andere deel van de afscheid nemende collega's. Die leden die hier een betrekkelijk korte werktijd hebben volgemaakt, koesteren hun ervaring als een souvenir. Een andere groep vindt gewoon dat het wel voldoende is geweest en kan met voldaanheid zeggen "déjà vu" (en tegen sommigen "déjà bu"). Een grotere groep zegt verbaasd "déjà nu"? Dat is een tijdsbepaling en heeft niets met lichaamstaal te maken.

Zij zijn met name verbaasd over de selectieve toepassing van het nieuwere politieke begrip "duurzaam" door degenen die hebben willen bepalen hoe de samenstelling van de nieuwe Kamer eruit moet zien. Wie zich de beëdigingstoespraken van Thurlings herinnert, herinnert zich ook dat die voorzitter herhaaldelijk bezorgd en waarschuwend wees op te karig duurzaamheidsgehalte in de elkaar opvolgende Kamers. Die zorg om de duurzaamheid, al noemde hij het niet letterlijk zo, had overigens niets te maken met de veranderingen binnen het algemene politieke tableau van de Kamer.

En veranderingen deden zich voor. Een enkeling kan ervan getuigen hoe die verandering vanaf 1974 inzette: verandering van gemiddelde leeftijd, verandering van politieke cultuur, van gedrag, van het soort parate kennis, van vormen van aanpak. Na decennia waarin het vanzelfsprekend was dat de langjarigen in de politiek een plaats kregen toegewezen in de Sixtijnse kapel van het Nederlandse politieke bestel, dienden zich immers in 1974 ook de langharigen uit het politieke engagement bij dit huis aan. Dat deerde Thurlings overigens niet. Hij kwam uit Tegelen. Toch sprak hij eerder Limburgs dialect dan Aramees!

Voor die tekenende veranderingen willen de afscheid nemende leden in dit nader, naar sommigen hopen alleen maar voorlopig verslag, wijzen op een enkel voorbeeld. Neem het monogram van het ministerie van oorlog, het poortje van Plein 5. Tijdens de komst naar Den Haag van een groot aantal van hen was dit monogram, MvO, nog glorieus met bladgoud bedekt. Maar gedurende hun mandaat hebben zij kunnen constateren dat dit monogram, links van het ministerie van Defensie, groen is overgeschilderd.

Anderen, te weten de vertrekkende leden van de Huishoudelijke commissie, wensen zich in dit zelfde nader voorlopig verslag erkentelijk te tonen voor het restaureren van de vergaderzaal. Zij spreken mede namens de overigen onder de 33 de wens uit dat zij, zoals de daar op het gewelf geschilderde politiek nieuwsgierigen, een blik in hun gerestaureerde vergaderzaal mogen werpen. In afwachting van die kans stappen zij vandaag hier vanuit de Ridderzaal terug uit het ambt en uit de werkkring van de beoefenaar van de ars politica.

Kort geleden hebben wij een nochtans gesoigneerd lid van de Kamer die het politieke primaat heeft, horen zeggen, wat vaker gezegd wordt, dat hij een politiek dier was. Roept het niet de vraag op of als consequentie van het aan de Tweede Kamer toegekende primaat men zichzelf daar ook maar moet typeren als een primaat in biologische zin? Politieke dieren zijn in ieder geval geen voorbestemden voor het beoefenen van de ars politica.

Ook kort geleden hebben wij, de wel en niet afscheid nemende leden, een gewaardeerde dienaar van de koningin der aarde, de pers, de kiezers zien informeren over de professionalisering van de leden van de Eerste Kamer. Zij zouden naar zijn visie met de nu tot stand gekomen rechtspositieregeling verheven zijn tot professionals. Het professioneel beoefenen van de ars politica is niet van de materiële waardering afhankelijk. De professie zit 'm in de beëdiging en dan vooral in de aanspreekbaarheid op het daaruit voortvloeiende scala van verplichtingen. Dat die professie wel een rechtspositioneel kader verdient, is iets anders, en dat de duurzaamheidsfactor van het ambt daarvan een onderdeel moet zijn, ook. De kiezer kan dat niet bepalen. De kiezer voert geen personeelsbeleid in de werkkring van de beoefenaren van de ars politica. Personeelsbeleid is een verantwoordelijkheid van degenen die de voordracht voor het ambt aan de kiezer voorleggen. Wie dat doet, moet weten dat hij zich bij iedere democratische kandidatenlijst de genius loci laat gelden als zich gevallen van stemvervreemding dreigen voor te doen.

De beoefening van de ars politica vereist vakkundigheid, maar ook het blootgeven van aan die kunst ten grondslag liggende beweegredenen en daarmee verweven gemoedsbewegingen. Dat een van de afscheid nemende collega's dit op 10 december 1973 bij de behandeling van de wijziging van artikel 250bis en ter van het Wetboek van Strafrecht duidelijk heeft laten blijken, mogen de 33 anderen bij hun dankjewel vandaag niet ongememoreerd laten.

Er zijn ook taken te vervullen geweest buiten het kader van de Nederlandse wetgeving. Ook daarbij vermengen zich vaak gemoedsbewegingen, in dit geval met geschiedenis, bijvoorbeeld met de actuele geschiedenis van Europa. Maar: het bleef haar lot door alle tijden dat zij, terwijl zij het spel leidde, werd ontvoerd.

Na de vervulling van het Eerste-Kamerlidmaatschap ontvalt aan de afscheid nemende leden niet per se ook het motief en de motivatie voor de beoefening van die ars politica. Zij komen zeker niet vanzelfsprekend terecht in het sop van nutteloze vrijetijd, wellicht wel in het otium, zoals Terentius de vrijetijd typeerde die niet nutteloos besteed wordt maar tot voordeel van velen.

Zijn het alleen de marxistisch geschoolden die hierin de status van de proletaroïde intelligensia herkennen? Het zijn wel de marxistisch geschoolden die hun status van proletaroïde intelligensia kunnen inweven in een hedendaagse praxis van dat klassieke otium.

Maar moet er nog op gewezen worden dat de laatste tijd de "chambre de réflexion" door een aantal van de afscheid nemende leden is ervaren als een "salon des refusés"? Misschien alleen om te zeggen dat daar troost uit te putten valt, want de exposanten van de "salon des refusés" zijn actueel en gewaardeerd gebleven in tegenstelling tot de niet-gerefuseerden.

Voorzitter, collega's, 33 anderen en nog eens 40 nog anderen, dames en heren, in het bijzonder allen die hartsvriendelijk in de senatoriale alledaagsheid hebben meegeleefd! Laat mij voor iedereen en uit dankbare erkentelijkheid voor mijn eerste kiezers nu afsluiten met hun arbeidsgroet en heilwens: glück auf!

(Applaus)

De heer Van Veldhuizen (PvdA):

Mijnheer de voorzitter! In de afgelopen weken heb ik samen met mijn langjarige buurvrouw, mevrouw Baarveld, een indrukwekkende collectie aangelegd van tekeningen van Nic Tummers. Wij hebben daaruit het beste gekozen. Dat was heel moeilijk, want het is allemaal nogal mooi. Wij hebben ook gezocht – dat stond een beetje haaks op het andere criterium – naar een zekere politieke spreiding. De helft van de tekeningen van Tummers heeft immers betrekking op partijgenoten, wat niet altijd een compliment is. Wij hebben daarvan een mooi bundeltje kunnen maken. Daarvoor wil ik hier de dank uitspreken aan het adres van de dames van de tekstverwerking, die grafisch de laatste hand aan het geheel hebben gelegd, en met name ook aan het adres van de heren van de afdeling reproduktie en expeditie, die daaraan zeer veel uren werk hebben gehad.

Een ieder krijgt een exemplaar. Na enig overleg hebben wij besloten dat in de bakjes te leggen. Nu weet ik niet welk bakje, dus u moet ze even allebei nakijken. Ook de voorzitter krijgt een exemplaar. Als u, voorzitter, het mij toestaat, wil ik de heer Tummers hier een exemplaar overhandigen. Ik wil dat niet doen dan nadat ik een klein gedichtje van mijn hand heb voorgelezen, dat zich ook in die bundel bevindt. Ik spreek trouwens liever van "versje", want dan kan het altijd nog meevallen. Het vers heet "Nic H.M. Tummers, tekenaar van senatoren".

  • Tummers, uw tekenpen heeft ze gezien:

  • boordevol wijsheid en onzin misschien.

  • Tummers, uw tekenpen legde ze vast,

  • velen tot vreugde en soms tot hun last.

  • Tummers, uw tekenpen zet nu een punt.

  • Wordt haar de rust van de avond gegund?

  • Tummers, uw tekenpen zal niet vergaan,

  • altijd weer scherp in het morgenrood staan.

  • Tummers, uw tekenpen mag niet vergaan,

  • daar kan dit boekje ten dienste aan staan.

(Applaus)

De voorzitter:

Hiermee zijn wij gekomen aan het einde van de vergadering. Zoals u weet, is er in de Rolzaal een ontvangst. Ik nodig u daartoe gaarne uit.

Sluiting 15.52 uur

Naar boven