Vragen van de leden Rik Janssen (SP) en Hennis-Plasschaert (VVD) aan de minister van Veiligheid en Justitie over het bericht dat Nederland de Verenigde Staten nauwgezet op de hoogte houdt van lopende terreuronderzoeken (ingezonden 1 april 2011).

Antwoord van staatssecretaris Teeven (Veiligheid en Justitie) (ontvangen 16 mei 2011).

Vraag 1, 2 en 3

Herinnert u zich uw antwoorden1 op eerdere Kamervragen waarin wordt gesteld dat (in geval iemand ten onrechte als verdachte is aangemerkt) het «vervolgens aan het betreffende land is om te beoordelen of de verstrekte informatie verwijderd moet worden»? Welke afspraken precies zijn met de Verenigde Staten (VS) in deze gemaakt? Zo nee, waarom niet?

Kunt u tevens aangeven welke overeenkomsten tussen Nederland en VS en tussen de Europese Unie en de VS (EU-VS) onder vermelding van relevante artikelen, in deze relevant zijn? Zo nee, waarom niet?

Kunt u tevens uiteenzetten welke procedure in deze wordt gevolgd, zowel in geval van het zelfstandig afdoen door de politie van buitenlandse verzoeken als in geval van een justitieel rechtshulpverzoek? Zo nee, waarom niet?

Antwoord 1, 2 en 3

Over de wijze waarop de VS omgaan met informatie over personen die later blijken ten onrechte als verdachte te zijn aangemerkt, zijn geen specifieke afspraken gemaakt. Er zijn derhalve geen relevante artikelen uit overeenkomsten met de VS die hierop betrekking hebben en er geldt daarvoor ook geen bijzondere procedure. Zie hieromtrent verder het antwoord op vraag 4.

Vraag 4

Als melding wordt gemaakt van het feit dat iemand ten onrechte als verdachte is aangemerkt, ontvangt Nederland dan een bevestiging dat verstrekte informatie wordt verwijderd dan wel is verwijderd? Zo nee, waarom niet?

Antwoord 4

Nee, een algemeen uitgangspunt tussen landen die op verdragsbasis strafrechtelijk samenwerken, is het vertrouwensbeginsel. Als Nederland en een ander land gelijktijdig onderzoek doen naar een persoon, en gaandeweg komt in Nederland de verdenking jegens die persoon te vervallen of wordt betrokkene vrijgesproken, dan is het in de praktijk regel dat de politie deze informatie deelt met haar buitenlandse collega’s. Er dient vervolgens op te worden vertrouwd dat de buitenlandse politie deze informatie bij haar eigen onderzoek betrekt. Daarbij is van belang dat politiegegevens alleen worden verstrekt als bij de ontvangende instantie voldoende waarborgen aanwezig zijn voor een juist gebruik en voor de bescherming van de persoonlijke levenssfeer. Zie hieromtrent verder het antwoord op vraag 5.

Vraag 5

Kunt u een overzicht geven van de andere landen waarmee uitwisseling van informatie plaats vindt die in het kader van de opsporing van belang is? Kunt u tevens uiteenzetten welke afspraken er met die landen zijn gemaakt over het verwijderen van informatie in geval iemand ten onrechte als verdachte is aangemerkt? Zo nee, waarom niet?

Antwoord 5

In de Europese Unie (EU) vindt de uitwisseling van informatie tussen de politiediensten voornamelijk plaats op grond van artikel 39 van de Schengen Uitvoeringsovereenkomst (SUO2). Daarin is opgenomen dat politiediensten elkaar, met inachtneming van het nationale recht en binnen de grenzen van hun bevoegdheden, wederzijds bijstand verlenen ten behoeve van de voorkoming en opsporing van strafbare feiten. Artikel 27 van het Verdrag van Prüm3 bouwt hierop voort. Op grond van artikel 126, derde lid, SUO zijn de lidstaten gehouden over te gaan tot verbetering of vernietiging van verstrekte gegevens als deze onjuist zijn.

Voor landen buiten de EU zijn de criteria leidend die bij en krachtens de Wet politiegegevens4 zijn geformuleerd. In lid 5 van artikel 17 van de Wet politiegegevens staat dat politiegegevens alleen worden verstrekt als bij de ontvangende instantie voldoende waarborgen aanwezig zijn voor een juist gebruik en voor de bescherming van de persoonlijke levenssfeer. In de praktijk betekent dit, dat de ervaringen met rechtshandhavingsdiensten in een land mede bepalend zijn voor de beslissing of persoonsgegevens op politieel niveau worden uitgewisseld. Voor die landen waarmee Nederland weinig samenwerkt, zal per geval afzonderlijk moeten worden afgewogen of, gelet op de aard van de verzochte informatie en het doel waarvoor het wordt gevraagd, de verstrekking van informatie gerechtvaardigd is.

Afzonderlijke afspraken over het verwijderen van informatie van personen die in Nederland niet langer verdacht zijn, zijn niet gemaakt.


X Noot
1

Vragen van de leden Gesthuizen en Van Raak (beiden SP), 21 januari 2011 (vraagnummer: 2011Z01088).

Naar boven