A. TITEL

Overeenkomst ter uitvoering van het tussen het Koninkrijk der Nederlanden, het Koninkrijk België, de Bondsrepubliek Duitsland, de Franse Republiek en het Groothertogdom Luxemburg op 14 juni 1985 te Schengen gesloten Akkoord betreffende geleidelijke afschaffing van de controles aan de gemeenschappelijke grenzen;

Schengen, 19 juni 1990

B. TEKST

De tekst van de Overeenkomst is geplaatst in Trb. 1990, 145.

D. PARLEMENT

Zie Trb. 1993, 115.

E. BEKRACHTIGING

Zie Trb. 1993, 115, Trb. 1994, 39 en Trb. 1995, 5 en 234.

F. TOETREDING

Zie Trb. 1994, 155.

Behalve de aldaar genoemde zijn de volgende Staten tot de Overeenkomst toegetreden ingevolge de in rubriek J hieronder genoemde verdragen:

Griekenland 1 december 1997
Oostenrijk 1 december 1997

G. INWERKINGTREDING

Zie Trb. 1993, 115, Trb. 1994, 39 en Trb. 1995, 75.

De Overeenkomst is ingevolge de hieronder in rubriek J afgedrukte respectieve besluiten van het Uitvoerend Comité in werking gesteld voor respectievelijk Italië op 26 oktober 1997 en voor Oostenrijk op 1 december 1997.

J. GEGEVENS

Zie Trb. 1990, 145, Trb. 1993, 115, Trb. 1994, 39, 155 en 217, Trb. 1995, 5, 75 en 234, Trb. 1996, 71 en 300 en Trb. 1997, 122.

Verwijzingen

Voor het op 13 december 1957 te Parijs tot stand gekomen Europees Verdrag betreffende uitlevering zie ook, laatstelijk, Trb. 1997, 247.

Op 6 november 1992 is te Madrid tot stand gekomen de Overeenkomst betreffende de toetreding van de Helleense Republiek tot de Overeenkomst ter uitvoering van het tussen het Koninkrijk der Nederlanden, het Koninkrijk België, het Groothertogdom Luxemburg, de Bondsrepubliek Duitsland en de Franse Republiek op 14 juni 1985 te Schengen gesloten Akkoord betreffende de geleidelijke afschaffing van de controles aan de gemeenschappelijke grenzen ondertekend te Schengen op 19 juni 1990, waartoe de Italiaanse Republiek bij de op 27 november 1990 te Parijs ondertekende Overeenkomst en het Koninkrijk Spanje en de Portugese Republiek bij de op 25 juni 1991 te Bonn ondertekende Overeenkomsten zijn toegetreden. De Nederlandse tekst van die Overeenkomst is afgedrukt in Trb. 1993, 18; zie ook Trb. 1997, 297.

Op 25 april 1995 is te Brussel tot stand gekomen de Overeenkomst betreffende de toetreding van de Republiek Oostenrijk tot de Overeenkomst ter uitvoering van het Koninkrijk der Nederlanden, het Koninkrijk België, het Groothertogdom Luxemburg, de Bondsrepubliek Duitsland en de Franse Republiek op 14 juni 1985 te Schengen gesloten Akkoord betreffende de geleidelijke afschaffing van de controles aan de gemeenschappelijke grenzen ondertekend te Schengen op 19 juni 1990, waartoe de Italiaanse Republiek, het Koninkrijk Spanje en de Portugese Republiek en de Helleense Republiek bij de Overeenkomsten van respectievelijk 27 november 1990, 25 juni 1991 en 6 november 1992 zijn toegetreden. De Nederlandse tekst van die Overeenkomst is afgedrukt in Trb. 1995, 177; zie ook Trb. 1998, 5.

Besluiten

Het Uitvoerend Comité heeft op 25 april 1997 een aantal besluiten genomen. De Nederlandse tekst van de volgende besluiten is hierna afgedrukt:

– inzake de toevoeging van een onderdeel aan de begroting van het Schengen-secretariaat;

– betreffende de aanbesteding van de voorstudie inzake SIS II;

– inzake een opdracht aan de Bezoekcommissie de buitengrenzen van de Noordse Staten te bezoeken;

– inzake de gedeelde verantwoordelijkheid met betrekking tot echtelieden of gezinsleden;

– inzake de van toepassingverklaring van de bepalingen van de Uitvoeringsovereenkomst inzake het Schengeninformatiesysteem, alsmede de bescherming van persoonsgegevens per 1 juli 1997 voor de Staten waarvan de Overeenkomst betreffende hun toetreding op die datum in werking is getreden.

Besluit van het Uitvoerend Comité

Het Uitvoerend Comité,

Gelet op artikel 132 van de Overeenkomst ter uitvoering van het Akkoord van Schengen,

Gelet op artikel 115 van deze Overeenkomst,

Besluit:

Met het oog op de dekking van de kosten van de Gemeenschappelijke Controle-Autoriteit wordt een onderdeel toegevoegd aan de begroting van het Schengensecretariaat, cf. de in bijlage gevoegde nota SCH/Aut-Cont (96) 11, 3de herz.1

Deze budgetaire toevoeging bedraagt 2.611.633 BEF.

De bijdrage van elk der Partijen wordt vastgesteld op twee eenentwintigsten van dit bedrag, zijnde 248.727 BEF.

De Noordse Staten betalen tezamen een bijdrage welke overeenkomt met vijf eenentwintigsten van dit bedrag, zijnde 621.817 BEF.

Lissabon, 25 april 1997

Francisco Seixas da Costa

Voorzitter


Besluit van het Uitvoerend Comité betreffende de aanbesteding van de voorstudie inzake SIS II

Het Uitvoerend Comité,

Gelet op artikel 132 van de Overeenkomst ter uitvoering van het Akkoord van Schengen,

Gelet op het tijdens de op 19 december 1996 te Luxemburg gehouden bijeenkomst vastgestelde besluit tot installatie van een SIS tweede generatie, SIS II, waarin niet alleen alle Schengen-Staten kunnen worden geïntegreerd, doch tevens nieuwe functionaliteiten zijn voorzien,

Gelet op het feit dat de installatie van het SIS II een voorstudie vereist, waarin de architectuur van het toekomstige systeem wordt omschreven, en dat ten behoeve van deze voorstudie een aanbestedingsprocedure dient te worden gestart overeenkomstig Richtlijn 92/50/EEG van de Raad van 18 juni 1992 betreffende de coördinatie van de procedures voor het plaatsen van overheidsopdrachten voor dienstverlening,

Besluit:

1. Portugal wordt mandaat verleend om, in nauwe relatie met de overige Schengen-Staten, tot aanbesteding van de voorstudie SIS II over te gaan, door het starten van een aanbestedingsprocedure overeenkomstig Richtlijn 92/50/EEG van de Raad van 18 juni 1992 betreffende de coördinatie van de procedures voor het plaatsen van overheidsopdrachten voor dienstverlening alsmede overeenkomstig het van toepassing zijnde Portugese recht.

2. Portugal wordt met de leiding alsmede met het begrotingsbeheer van dit project belast, in nauwe relatie met de overige Schengen-Staten.

3. Ter regeling van de budgettaire aspecten met betrekking tot de voorstudie SIS II zal een financieel reglement worden opgesteld; dit reglement dient Portugal alle juridische en financiële waarborgen te bieden.

4. Tevens wordt een administratief reglement opgesteld waarin duidelijk de bevoegdheden en verantwoordelijkheden van alle betrokken partijen zijn omschreven, te weten: de aanbestedende dienst, de Schengen-Staten en het Schengen-Secretariaat.

5. De projectcoördinatie, zijnde het administratief beheer alsmede de contacten tussen de diverse Schengen-werkgroepen, is een bevoegdheid van het Schengen-Secretariaat, in nauwe samenwerking met de projectleider en de verantwoordelijke voor het begrotingsbeheer.

6. Het Uitvoerend Comité verstrekt de Centrale Groep het mandaat zorg te dragen voor de begeleiding van het project; het betreft met name:

  • a. het bestek voor de voorstudie te behoeve van het SIS II alsmede de aankondiging van de aanbestedingsprocedure;

  • b. het financieel reglement en het administratief reglement.

Lissabon, 25 april 1997

Francisco Seixas da Costa

Voorzitter


Besluit van het Uitvoerend Comité

Het Uitvoerend Comité,

Gelet op artikel 132 van de Overeenkomst ter uitvoering van het Akkoord van Schengen,

Gelet op artikel 7 van deze Overeenkomst,

Besluit:

Ten einde de huidige stand van de aan de buitengrenzen van de Noordse Staten bestaande controles te analyseren, voert de Bezoekcommissie een opdracht uit aan de buitengrenzen van deze Staten (in overeenstemming met de documenten SCH/I-Front (97) 1 herz. en SCH/I-Front (96) 70) en vormt zij zich een algemeen oordeel over de huidige organisatie van de controles en over de aan deze grenzen bestaande middelen. De vertegenwoordiger van het Voorzitterschap stelt een gemeenschappelijk verslag over het aan de Noordse Staten gebrachte bezoek op.

Gelet op de bijzondere geografische configuratie van deze Staten en op het exploratieve karakter van deze opdracht, bezoekt deze Bezoekcommissie „Buitengrenzen" in de Noordse Staten een aantal grensdoorlaatposten welke een representatief beeld voor de vijf Staten geven, te weten:

– Luchthaven Kastrup te Kopenhagen, Denemarken

– Haven van Stockholm, Zweden

– Grensdoorlaatpost Vaalimaa (met Rusland), Finland

– Grensdoorlaatpost Storskogen (met Rusland), Noorwegen

Lissabon, 25 april 1997

De Voorzitter,

Francisco Seixas da Costa


Werkgroep I „Politie en Veiligheid" Subgroep „Grenzen" Brussel, 16 januari 1997 SCH/I-Front (97) 1 herz. Vertaling: orig./PT

Nota van Subgroep „Grenzen"

Betreft: taakopdracht bezoeken aan buitengrenzen Noordse Staten

Samenstelling der Bezoekcommissie:

De Bezoekcommissie „Noordse Staten" is uit één vertegenwoordiger per delegatie samengesteld.

De respectieve delegaties in Subgroep „Grenzen" dienen een vertegenwoordiger aan te wijzen, die in hun naam aan de bezoekcommissies deelneemt, en tevens relevante belangrijke gegevens met betrekking tot de aangewezen persoon (naam, adres, telefoonnummer, etc.) en zijn/haar functie(s) aan het Secretariaat-Generaal mede te delen. Het Secretariaat-Generaal zal deze gegevens aan het Voorzitterschap doen toekomen.

Het is wenselijk dat de Bezoekcommissie „Noordse Staten" uit de delegatieleden bestaat die reeds aan de onder Luxemburgs voorzitterschap afgelegde bezoeken hebben deelgenomen, daar zij bereids ervaringen hebben opgedaan.

Te bezoeken locaties:

De bezoeken aan de Staten die de Schengen-Uitvoeringsovereenkomst toepassen, omvatten steeds een luchtgrens, een zeegrens en een landgrens, voor zover dergelijke grenzen in de respectieve Staten voorhanden zijn.

Gelet op de bijzondere geografische configuratie der Noordse Staten en op het exploratieve karakter van deze taakopdracht, dient in elk der Noordse Staten een aantal grensdoorlaatposten te worden bezocht welke een representatief beeld voor de vijf Staten geven.

Te dien einde stelt het Voorzitterschap voor dat de door de Noordse Staten geselecteerde grenzen worden bezocht, waarvan in document SCH/I-Front (96) 70 opgaaf wordt gedaan.

Opdracht van de Bezoekcommissie:

De Bezoekcommissie dient de wijze waarop thans de controles aan de buitengrenzen worden verricht, te analyseren.

De Bezoekcommissie wordt opgedragen zich een algemeen oordeel te vormen over de huidige algemene organisatie van de controles en over de aan de grenzen bestaande middelen.

De Bezoekcommissie dient een inventaris op te stellen van de belangrijkste problemen welke zich bij deze controles voordoen.

Uitwerking van het verslag:

De vertegenwoordiger van het Voorzitterschap zal een gemeenschappelijk verslag voor alle Noordse Staten uitwerken.

De structuur van het verslag dient overeen te stemmen met het eenvormige ontwerpmodel opgenomen in document SCH/I-Front (96) 42 herz. en vastgesteld door het Uitvoerend Comité d.d. 27 juni 1996.


BPh/RD Werkgroep I Subgroep „Grenzen" Brussel, 9 juli 1996 SCH/I-Front (96) 70 Vertaling : orig./ENG

Nota van de delegaties van de Noordse Staten

Betreft: bezoeken aan de buitengrenzen

Ten vervolge op de op 6 mei en 3 juni 1996 gehouden besprekingen doen de delegaties van de Noordse Staten hierbij hun aanbevelingen toekomen met betrekking tot:

1. voorgestelde bezoeken aan toekomstige „Schengen-buitengrenzen" in de Noordse Staten;

2. wensen van de Noordse Staten met betrekking tot deelname aan de comités welke bezoeken aan de bestaande Schengen-buitengrenzen zullen afleggen (doc. SCH/I-Front (96) 11, 4e herz.);

3. contactpersonen in de Noordse Staten

Onder verwijzing naar hetgeen tijdens bovenvermelde vergaderingen werd besproken, doen de Noordse Staten hierbij een gezamenlijke aanbeveling toekomen. Overeengekomen is namelijk dat de Noordse Staten – op grond van hun samenwerking in het kader van de Noordse Paspoortunie – als een eenheid worden beschouwd.

Bijgevolg wordt voor de af te leggen bezoeken aan de „Schengenbuitengrenzen" in de Noordse Staten niet voorgesteld een luchthaven, een zeegrens en een landgrens te bezoeken in elke Noordse Staat waar dergelijke grenzen bestaan. Daarentegen is een aantal grensoverschrijdingslocaties op het gehele Noordse grondgebied geselecteerd welke naar het oordeel van de Noordse delegaties een representatief beeld geven van het grensoverschrijdende verkeer, alsmede van de controles welke worden uitgevoerd aan de Noordse buitengrenzen, die na de ondertekening van de toetredings-, resp. samenwerkingsovereenkomsten Schengen-buitengrenzen zullen worden.

De Noordse Staten hechten eraan nogmaals erop te wijzen dat de Schengenregelgeving, met inbegrip van de vereisten inzake controle aan de buitengrenzen, tijdens de af te leggen bezoeken in de Noordse Staten niet zal worden toegepast en dat de grenscontroles zal worden uitgevoerd in overeenstemming met de richtlijnen zoals deze zijn neergelegd in de Noordse Paspoortunie alsmede in de nationale wetgeving.

1. Voorstel inzake bezoeklocaties aan de toekomstige Schengen-buitengrenzen in de Noordse Staten

Luchthaven: Kopenhagen Airport Kastrup, Denemarken

Zeegrenzen: haven van Stockholm, Zweden

Landgrenzen: grensdoorlaatpost Vaalimaa (met Rusland), Finland grensdoorlaatpost Storskogen (met Rusland), Noorwegen

Bij het in Zweden af te leggen bezoek zal informatie worden verstrekt over de grensoverschrijdende samenwerking tussen de Noordse politie- en douaneautoriteiten met het oog op misdaadpreventie. Voorts zal informatie worden verstrekt over de bewaking van de Zweedse kustlijn.

Tijdens het bezoek aan Noorwegen zal informatie worden verstrekt over de bouw van de nieuwe internationale luchthaven te Gardermoen, alsmede over de wijze waarop de door Schengen vastgestelde controlesystemen daar zullen worden toegepast. Voorts zal informatie worden verstrekt over de bewaking van de Noorse kustlijn.

Voorgesteld wordt dat de bezoeken aan de verschillende grensdoorlaatposten in de bovenvermelde volgorde plaatsvinden, daar op deze wijze alle bezoeken binnen één week kunnen worden afgelegd. (aankomst te Kopenhagen op zondagavond en vertrek vanuit Noorwegen op vrijdagavond).

Wat betreft de weersomstandigheden wordt voorgesteld dat de bezoeken plaatsvinden in bij voorbeeld de maand maart. Eerder in het jaar kunnen de temperaturen en de lichtcondities namelijk niet optimaal zijn voor het afleggen van de bezoeken aan de meest noordelijk gelegen grensdoorlaatposten.

lnformatie met betrekking tot de bezoeken aan de Noordse Staten zal in de Engelse taal worden verstrekt.

Wensen van de Noordse Staten met betrekking tot deelname aan de commissies die de bezoeken aan de Schengen-buitengrenzen zullen afleggen

Als gevolg van de verschillende ligging van de Noordse Staten en, daaruit voortvloeiend, het specifieke karakter van hun respectieve buitengrenzen, verschillen de wensen van de Noordse Staten met betrekking tot deelneming aan de commissies die de bezoeken in de huidige Schengen-Staten zullen afleggen.

Denemarken en IJsland zijn het meest geïnteresseerd in het bezoeken van luchthavens en zouden gaarne Zaventem Airport in België en Schiphol Airport in Nederland – in deze prioriteitsvolgorde – willen bezoeken.

Zweden en Noorwegen zijn eveneens geïnteresseerd in luchthavens, doch meer nog in het bezoeken van Staten met drukke zeegrenzen. Zij zouden dan ook gaarne aan de bezoeken in Spanje, Frankrijk, Griekenland en ltalië – in deze prioriteitsorde – willen deelnemen, aangezien zij primair geïnteresseerd zouden zijn in bezoeken in Staten waar de Schengen-regelgeving is ingevoerd.

Finland zou gaarne in het bijzonder landen met landbuitengrenzen willen bezoeken, bij voorbeeld Duitsland of ltalië.

Met het oog op de toetreding, resp. associatie van de Noordse Staten is het van het grootste belang dat deze Staten gelegenheid wordt geboden kennis te nemen van de wijze waarop de grenscontrole in de praktijk wordt uitgevoerd door de Schengen-Staten waar de controlemechanismen tot stand zijn gebracht en reeds gedurende enige tijd in werking zijn gesteld. Het is eveneens belangrijk dat de Noordse Staten de gelegenheid krijgen om deel te nemen aan de informele besprekingen over de grenscontroles welke uiteraard in deze bezoekcommissies zullen plaatsvinden. De Noordse Staten verzoeken dan ook dat hun de mogelijkheid wordt geboden deel te nemen aan de bezoekcommissies die zo veel mogelijk aan de hierboven kenbaar gemaakte wensen voldoen.

Voorts zij erop gewezen dat de Noordse Staten zeer veel belang eraan hechten kennis te nemen van ervaringen – bij voorbeeld door bilaterale bezoeken – welke door de huidige Schengen-Staten zijn opgedaan met betrekking tot politie- en immigratiesamenwerking, met inbegrip van grensoverschrijdende informatieuitwisseling.

Contactpersonen in de Noordse Staten:

Denemarken Detective Chief Superintendent Jørgen Tagge Aliens Division National Board of Police, E Department Anker Heegaards Gase 5, 3 DK – 1780 Kopenhagen V tel.: + 45 33 14 88 88 fax : + 45 33 93 72 28

Zweden: Superintendent Peter Nilsson Swedish National Police Board International Secretariat Box 12256 S-102 26 Stockholm tel.: + 46 8 4019040 fax : + 46 8 6532048

Finland: Commander Timo Eckstein Ministry of the Interior Frontier Guard Headquarters Box 3 FIN- 00131 Helsinki tel.: + 358 0 47676546 fax : + 358 0 47676526

Noorwegen: Advisor Solveig Paulsen Immigration Department Norwegian Ministry of Justice Box 8005 Dep. N-0030 Oslo tel.: + 47 22 24 52 87 fax : + 47 22 25 52 89

IJsland: Thorsteinn A. Jonsson, Director of Legal Affairs Ministry of Justice tel.: + 354 560 9010 fax : + 354 552 7340


Besluit van het Uitvoerend Comité

Gedeelde verantwoordelijkheid met betrekking tot echtelieden of gezinsleden

Het Uitvoerend Comité,

Gelet op artikel 132 van de Overeenkomst ter uitvoering van het Akkoord van Schengen,

Gelet op artikel 36 van de Overeenkomst ter uitvoering van het Akkoord van Schengen,

Besluit:

De vaststelling van de verantwoordelijkheid voor de behandeling van de afzonderlijke asielaanvragen van echtelieden of van minderjarige kinderen geschiedt in beginsel aan de hand van de vaste criteria welke zijn nedergelegd in de artikelen 30 en 35 UO. Het uitgangspunt daarbij is dat gezinshereniging buiten de in artikel 35 omschreven situatie alleen plaatsvindt, wanneer zich zeer bijzondere humanitaire of familiale omstandigheden voordoen in de zin van artikel 36 UO en de betrokken asielzoeker bovendien instemt met de overname van het asielverzoek. Hierbij wordt uitgegaan van het beginsel dat het gaat om familiale redenen welke verder gaan dan het enkele behoud of herstel van de familiale eenheid, zij het dat het in het algemeen wenselijk wordt geacht dat minderjarige kinderen zoveel mogelijk bij hun ouders, althans bij één van hun ouders, kunnen verblijven.

In een geval waarin sprake is van afzonderlijke asielaanvragen van echtelieden of minderjarige kinderen zal moeten worden beoordeeld of zich, gezien de individuele aspecten van dat geval, zeer bijzondere humanitaire of familiale omstandigheden voordoen in de zin van art. 36 UO. Bij deze beoordeling kan onder meer rekening worden gehouden met de volgende situaties:

– hulpbehoevendheid van een familielid, zoals in geval van ernstige ziekte, zware handicap of hoge leeftijd;

– de positie van minderjarige kinderen; in beginsel zou moeten worden vermeden dat minderjarige kinderen onbegeleid in een Schengen-Staat achterblijven;

– zwangerschap en geboorte.

Wanneer zich een situatie als hierboven bedoeld voordoet, bepalen de Schengen-Staten in goed onderling overleg welk land de verantwoordelijkheid zal dragen voor de afhandeling van de asielverzoeken van de onderscheidene gezinsleden. Voor alle duidelijkheid, naar analogie van art. 35 UO vallen onder het begrip gezinslid de echtgenoten en de minderjarige kinderen. Indien de vorengenoemde uitgangspunten pleiten voor hereniging van een uit verscheidene leden bestaand gezin, zal bij voorkeur de Schengen-Staat die voor het merendeel der gezinsleden verantwoordelijk is, de behandeling van de asielverzoeken van het overige gezinslid of de overige gezinsleden op zich nemen, andersluidende rechterlijke uitspraken uiteraard daargelaten. Bij evident misbruik zal in elk geval geen gezinshereniging plaatsvinden.

In het geval de betrokken echtelieden of minderjarige kinderen in één Schengen-Staat verblijven, terwijl twee (of meer) andere Schengen-Staten verantwoordelijk zijn voor de behandeling van de afzonderlijke asielverzoeken, kan de niet-verantwoordelijke Schengen-Staat de desbetreffende Schengen-Staten in de bovengenoemde situaties attenderen op de mogelijkheid gebruik te maken van de bevoegdheid gelegen in art 36 UO. Vervolgens wordt in goed onderling overleg tussen de Schengen-Staat waar de betrokkenen verblijven enerzijds en de verantwoordelijke Schengen-Staten anderzijds bepaald of één van de verantwoordelijke Schengen-Staten ook de asielverzoeken waarvoor deze strikt genomen niet verantwoordelijk is, zal overnemen met toepassing van artikel 36 UO. De Schengen-Staten streven ernaar dit overleg binnen één maand af te ronden, ten einde de Schengen-Staat waar de betrokkenen verblijven, niet onnodig lang te belasten.

De Schengen-Staten zullen zich verder in het algemeen ervoor beijveren dat asielverzoeken in het belang van alle betrokkenen zo snel als redelijkerwijs mogelijk is worden behandeld, opdat eventueel, in overeenstemming met de nationale regelgeving op dat punt, gezinshereniging zal kunnen plaatsvinden in het geval dat de verantwoordelijke Schengen-Staat één of meer gezinsleden na de behandeling van hun asielverzoek toelaat.

Lissabon, 25 april 1997

De Voorzitter,

Francisco Seixas da Costa


Besluit van het Uitvoerend Comité

Het Uitvoerend Comité,

Gelet op artikel 132 van de Overeenkomst ter uitvoering van het Akkoord van Schengen,

Gelet op artikel 139 van de Overeenkomst ter uitvoering van het Akkoord van Schengen,

Gelet op artikel 5 van de op 27 november 1990 gesloten Overeenkomst betreffende de toetreding van de Italiaanse Republiek, in samenhang met de in de Slotakte van deze Overeenkomst opgenomen Gemeenschappelijke Verklaring inzake artikel 5,

Gelet op artikel 6 van de op 6 november 1992 gesloten Overeenkomst betreffende de toetreding van de Helleense Republiek, in samenhang met de in de Slotakte van deze Overeenkomst opgenomen Gemeenschappelijke Verklaring inzake artikel 6,

Gelet op artikel 5 van de op 28 april 1995 gesloten Overeenkomst betreffende de toetreding van de Republiek Oostenrijk, in samenhang met de in de Slotakte van deze Overeenkomst opgenomen Gemeenschappelijke Verklaring inzake artikel 5,

Overwegende dat een operationeel Schengen-informatiesysteem één van de randvoorwaarden voor een onverkorte toepassing van de Uitvoeringsovereenkomst is, overeenkomstig de op 19 juni 1992 te Luxemburg door de Ministers en Staatssecretarissen afgelegde verklaring inzake de inwerkingstelling van de Uitvoeringsovereenkomst (doc. SCH/M (92) 8), welke is bevestigd door het op 22 december 1994 door het Uitvoerend Comité genomen besluit (doc. SCH/Com-ex (94) 22),

Overwegende dat de reële gegevens van ltalië, Griekenland en Oostenrijk in het SIS dienen te zijn ingeladen opdat het SIS als zijnde operationeel kan worden aangemerkt en opdat aldus op 26 oktober 1997 één van de randvoorwaarden is vervuld voor een onverkorte toepassing van de Uitvoeringsovereenkomst in deze Staten,

Overwegende dat de reële gegevens van ltalië, Griekenland en Oostenrijk na hun inlading zichtbaar worden en derhalve in de Staten die reeds de Uitvoeringsovereenkomst toepassen onmiddellijk kunnen worden gebruikt,

Overwegende dat het noodzakelijk is een oplossing te vinden waarmee vanuit een juridisch oogpunt de inlading en de mogelijkheid tot gebruikmaking van de reële gegevens van ltalië, Griekenland en Oostenrijk verenigbaar zijn voor de Uitvoeringsovereenkomst in deze Staten onverkort van toepassing wordt,

Besluit:

1. De bepalingen van de Uitvoeringsovereenkomst inzake het Schengeninformatiesysteem alsmede inzake de bescherming van persoonsgegevens worden van toepassing per 1 juli 1997 voor de Staten waarvan de Overeenkomst betreffende hun toetreding op die datum in werking is getreden.

2. De Staten die reeds de Uitvoeringsovereenkomst toepassen kunnen, overeenkomstig de bepalingen van de Uitvoeringsovereenkomst, gebruik maken van de signaleringen van deze Staten, zodra deze hen zijn doorgeleid.

Lissabon, 25 april 1997

Francisco Seixas da Costa

Voorzitter


Voorts is nog de Nederlandse tekst van de volgende Verklaringen van het Uitvoerend Comité afgedrukt:

– betreffende richtsnoeren voor de omschrijving van de bevoegdheden van het voorzitterschap en van het Secretariaat-Generaal inzake externe betrekkingen

– betreffende het jaarrapport ter evaluatie van de toepassing van de Overeenkomst ter uitvoering van het Akkoord van Schengen

Verklaring van het Uitvoerend Comité

Richtsnoeren voor de omschrijving van de bevoegdheden van het Voorzitterschap en van het Secretariaat-Generaal inzake externe betrekkingen

Het uitvoerend Comité neemt kennis van de „richtsnoeren voor de omschrijving van de bevoegdheden van het Voorzitterschap en van het Secretariaat-Generaal inzake externe betrekkingen", opgenomen in document SCH/IV (97) 1 herz. (in bijlage), waarmede wordt beoogd de bevoegdheden en de verantwoordelijkheid van de Schengen-Staten, het Voorzitterschap en het Secretariaat-Generaal op het gebied van de externe betrekkingen te omschrijven, en keurt deze goed.

Het Uitvoerend Comité neemt ervan nota dat wordt beoogd een scheidingslijn tot stand te brengen hetgeen een politieke afweging vereist, waarvoor de Schengen-Staten – vertegenwoordigd door het Voorzitterschap – verantwoordelijk zijn, en hetgeen louter doorgeleiding van feitelijke en algemene informatie betreft, welke aan het Secretariaat-Generaal dient toe te komen.


Werkgroep IV „Externe Betrekkingen" Brussel, 25 februari 1997 SCH/IV (97) 1 herz. Vertaling: orig./PT

Nota van het Portugese Voorzitterschap

Betreft: richtsnoeren inzake vaststelling van de bevoegdheid van het Voorzitterschap en van het Secretariaat-Generaal op het vlak van externe betrekkingen

I. Inleiding

Uitvoering gevend aan het desbetreffende onderdeel van zijn werkprogramma stelt het Portugese Voorzitterschap hierbij richtsnoeren voor op basis waarvan de bevoegdheden en de verantwoordelijkheid van de Schengen-Staten, het Voorzitterschap en het Secretariaat-Generaal inzake externe betrekkingen duidelijk kunnen worden gedefinieerd.

De voorgestelde richtsnoeren zijn noodzakelijkerwijs algemeen en flexibel, ten einde de diverse betrokkenen een beoordelingsmarge te laten. Deswege hoeven niet alle mogelijke situaties te worden voorzien, maar zijn veeleer basiscriteria uitgewerkt, op grond waarvan in de diverse situaties een beslissing kan worden genomen.

Onderhavig voorstel van het Portugese Voorzitterschap is met andere woorden een poging tot formalisering van reeds bestaande praktijken, uitgebreid met enkele varianten.

II. Richtsnoeren

Het Portugese Voorzitterschap is van oordeel dat de externe betrekkingen in het kader van de Schengen-samenwerking door de volgende richtsnoeren dienen te worden geregeld:

1. Het externe beleid is een exclusieve bevoegdheid van de Schengen-Staten.

2. De contacten met derde Staten dienen door het Voorzitterschap te worden gelegd, in vertegenwoordiging van de Schengen-Staten, daar hun aard niet alleen in concrete, maar zelfs in algemene gevallen een politieke afweging vereist.

Hieruit vloeit het volgende voort:

  • a. De scheidingslijn tussen de rol van het Voorzitterschap en die van het Secretariaat-Generaal dient zich te situeren tussen feitelijke informatie van openbare aard (bij voorbeeld slotcommuniqués van het Uitvoerend Comité, het tijdstip van inwerkingstelling van de Uitvoeringsovereenkomst, de Staten die de Uitvoeringsovereenkomst toepassen enz.), en informatie omtrent de betrekkingen tussen de Schengen-Staten, waarvoor een algemene politieke afweging vereist is.

  • b. Indien het Secretariaat-Generaal een verzoek van een diplomatieke vertegenwoordiging van een derde Staat ontvangt, dient het mede te delen dat de contacten dienen te verlopen via de respectieve Ambassade in de hoofdstad van de Staat die het Schengen-voorzitterschap bekleedt.

  • c. Uitzonderingen op deze regel vormen, vanzelfsprekend, de verzoeken om niet-vertrouwelijke Schengen-documentatie of om niet-politieke informatie.

  • d. Het Secretariaat-Generaal is bevoegd tot het verstrekken van algemene informatie over Schengen, indien het daarom wordt verzocht, met inbegrip van verzoeken uitgaande van de pers, doch dient geen actief informatiebeleid te voeren.

    Indien blijkt dat een verzoek méér inhoudt dan het louter verstrekken van algemene informatie, dient het Secretariaat-Generaal voorafgaand het Voorzitterschap te raadplegen, eventueel via de respectieve FMAD. Het Secretariaat stelt het Voorzitterschap van zijn activiteiten in kennis.

  • e. Het Voorzitterschap geeft de Partnerstaten in de Centrale Groep kennis van alle met derde Staten gelegde contacten.


Verklaring van het Uitvoerend Comité

Jaarrapport ter evaluatie van de toepassing van de Overeenkomst ter uitvoering van het Akkoord van Schengen

Het Uitvoerend Comité neemt kennis van het Jaarrapport ter evaluatie van de toepassing van de Overeenkomst ter uitvoering van het Akkoord van Schengen (doc. SCH/C (97) 22 def..), waarin een balans wordt opgemaakt van de toepassing van deze Overeenkomst in het jaar 1996, en keurt dit rapport goed.

Het Uitvoerend Comité constateert met tevredenheid dat de balans van de toepassing van de Schengen-Uitvoeringsovereenkomst in 1996 als algemeen positief kan worden aangemerkt, daar het mogelijk was een ruimte van veilig vrij verkeer uit te breiden en te verdiepen.

Een markante gebeurtenis van het jaar 1996, welke ten volle het succes van de werking van Schengen aantoont, was de ondertekening van de akkoorden met de vijf Noordse Staten – het eindpunt van een lang onderhandelingsproces, in 1995 begonnen, waardoor twee ruimten van vrij personenverkeer konden samenvloeien zonder de continuïteit van de Noordse Paspoortunie in gevaar te brengen en met behoud van integriteit van het Schengen-acquis.

Een ander belangrijk feit was de op 19 december 1996 door het Uitvoerend Comité geuite politieke wil dat de Overeenkomst met ingang van 26 oktober 1997 in Italië, Griekenland en Oostenrijk in werking wordt gesteld, indien daartoe alle randvoorwaarden zijn vervuld.


Het Uitvoerend Comité heeft voorts nog op 24 juni 1997 een aantal besluiten genomen. De Nederlandse tekst van de volgende besluiten is hierna afgedrukt:

– inzake de goedkeuring van document SCH/I (97), 5e herz.- Schengen-Handleiding samenwerking politiële handhaving openbare orde en veiligheid;

– inzake de goedkeuring van het Protocol houdende wijziging van de artikelen 40, 41 en 65 van de Overeenkomst ter uitvoering van het Akkoord van Schengen, ondertekend op 19 juni 1990 te Schengen;

– inzake het Schengen-voorzitterschap van België;

– inzake een aanvullende begroting met betrekking tot de al eerder vastgestelde C.SIS-werkingsbegroting;

– inzake de validatie van de in de installatiebegroting van het C.SIS aangebrachte nieuwe uitgaven;

– inzake de vaststelling van de begroting inzake de uitgaven van de Management Unit voor 1997;

– inzake de redactie van Deel II, punt 3.2.2. van het Gemeenschappelijk Handboek inzake de controle aan de buitengrenzen;

Besluit van het Uitvoerend Comité

Het Uitvoerend Comité,

Gelet op artikel 132 van de Overeenkomst ter uitvoering van het Akkoord van Schengen,

Gelet op artikel 46 van deze Overeenkomst,

Besluit:

1. Zijn goedkeuring te hechten aan document SCH/I (97) 36, 5e herz.- Schengen-Handleiding samenwerking politiële handhaving openbare orde en veiligheid; welk document tot doel heeft de samenwerking op het gebied van de handhaving van openbare orde en veiligheid tussen de Schengen-Staten te bevorderen en gericht is op de afwending van (dreigende) verstoringen van de openbare orde en veiligheid die een of meerdere Schengen-Staten kunnen betreffen.

2. De Staten kunnen de inhoud van deze Handleiding in hun nationale instructies en handboeken opnemen.

Lissabon, 24 juni 1997

De Voorzitter

Francisco Seixas da Costa

Schengen Handleiding Samenwerking Politiële Handhaving Openbare Orde en Veiligheid

INHOUDSOPGAVE

1. INLEIDING

2. INFORMATIE UITWISSELING

a. Inhoud van de informatie

b. Communicatie

3. PRAKTISCHE SAMENWERKING

a. Detachering en uitwisseling van ad-hoc liaisons

b. Coördinatie van operationele plannen voor concrete gevallen

c. Gezamenlijk inrichten van ad-hoc gezamenlijke commando en coördinatiecentra ter plekke

4. OVERIGE BEPALINGEN

a. Verbetering van de samenwerking tussen de centrale instanties

b. Evaluatie van de samenwerking

ANNEX 1: Gegevens centrale instanties

ANNEX 2: Bestaande regelingen

ANNEX 3: Checklist uit te wisselen gegevens

1. INLEIDING

Deze handleiding heeft tot doel het bevorderen van de samenwerking op het gebied van de handhaving van openbare orde en veiligheid tussen de Schengen-Staten. De samenwerking als bedoeld in deze handleiding vindt haar grondslag in artikel 46 van de Schengen Uitvoeringsovereenkomst.

  • a. Deze handleiding richt zich met name op de afwending van gevaar voor de openbare orde en veiligheid die een of meerdere Schengen-Staten kunnen betreffen en voorzover daarover geen nadere twee- of meerzijdige regelingen zijn getroffen. Een overzicht van bestaande meerzijdige regelingen is opgenomen in Annex 2.

  • b. De samenwerking uit hoofde van deze handleiding betreft onder meer gebeurtenissen waarbij grote aantallen mensen uit meerdere landen zich verzamelen in een of meer Schengen-Staten en het politieoptreden primair gericht is op het handhaven van de openbare orde en veiligheid en het voorkomen van strafbare feiten. Voorbeelden hiervan zijn sportwedstrijden, rockconcerten, betogingen en wegblokkades. De onderhavige samenwerking is evenwel niet tot grootschalige evenementen beperkt maar kan tevens betrekking hebben op bewegingen en activiteiten van concentraties van personen, ongeacht de omvang, die een gevaar voor de openbare orde en veiligheid kunnen betekenen. De samenwerking is niet beperkt tot aangrenzende Schengen-Staten maar kan ook plaatsvinden tussen Schengen-Staten die niet aan elkaar grenzen, alsmede transit Schengen-Staten.

2. INFORMATIE UITWISSELING

De informatie-uitwisseling geschiedt door tussenkomst van een daartoe aangewezen centrale instantie1. De centrale instanties verstrekken elkaar gevraagd en ongevraagd informatie indien zich feiten voordoen of groepen van personen van enige omvang, die de openbare orde en veiligheid kunnen bedreigen, [zich] door of naar andere Schengen-Staten verplaatsen. De informatie wordt in een zo vroeg mogelijk stadium verstrekt. Onder voorbehoud van afwijkende bepalingen van het nationale recht kan de informatie-uitwisseling in de zin van deze handleiding in spoedeisende gevallen rechtstreeks tussen de betrokken politiediensten geschieden. De centrale instantie wordt zo spoedig mogelijk hiervan in kennis gesteld.

Een overzicht van de centrale instanties is opgenomen in Annex 1.

  • a. Inhoud van de informatie

    De informatie die Schengen-Staten elkaar verstrekken dient vertrouwelijk te worden behandeld en wordt uitsluitend gebruikt voor het doel waarvoor zij is verstrekt.

    De verstrekte informatie dient zoveel mogelijk gegevens te bevatten met betrekking tot (zie Annex 3):

    I. Aard van de gebeurtenis of het evenement II. De groep personen:

    – aantal – aard en samenstelling van de groep (drijfveren, gewelddadigheid, kans op ongeregeldheden)

    III. Verzamelplaatsen en -tijdstippen IV. Routes en halteplaatsen V. Middelen van vervoer VI. Overige relevante informatie VII. Betrouwbaarheid van de informatie

De te verschaffen informatie wordt met inachtnemening van de relevante nationale wetgeving verstrekt.

  • b. Communicatie

    Voor de uitwisseling van informatie kan de centrale instantie gebruik maken van de Bureau des Liaisons en, in voorkomend geval, van gemeenschappelijke commissariaten of de contactpunten als bedoeld in de leidraad voor grensoverschrijdende politiële samenwerking. Bij de informatieuitwisseling kan gebruik gemaakt worden van de volgende communicatiemiddelen:

    – telefoon

    – fax

    – email

    – radiocommunicatie

    – andere datacommunicatiemiddelen

    Het Schengen Secretariaat verifieert jaarlijks of de gegevens van de centrale instanties opgenomen in Annex 1 nog actueel zijn. Tussentijdse wijzigingen worden door de desbetreffende centrale instanties aan het Schengen Secretariaat medegedeeld.

3. PRAKTISCHE SAMENWERKING

  • a. Detachering en uitwisseling van ad hoc liaisons

    I. Op verzoek van de daartoe bevoegde politiedienst van elk der Schengen-Staten kunnen liaisons, in geval een bericht of informatie over een concreet dreigend gevaar wordt ontvangen, naar andere Schengen-Staten gezonden worden. De liaisons vervullen een adviserende en assisterende taak.

    II. Zij zijn niet bevoegd tot het zelfstandig uitvoeren van politiële maatregelen. Zij verstrekken inlichtingen en voeren hun opdrachten uit in het kader van de instructies die aan hen zijn gegeven door de Schengen-Staat waarvan zij afkomstig zijn en door de Schengen-Staat waar zij zijn gedetacheerd. De ontvangende politiedienst van de Schengen-Staat is gehouden te zorgen voor de bescherming van de liaisons.

    III. De betrokken politiedienst van de ontvangende Schengen-Staat bepaalt de activiteiten van de liaisons alsmede de condities waaronder deze uitgevoerd worden. De liaisons zijn gehouden aanwijzingen van de bevoegde autoriteiten op te volgen.

  • b. Coördinatie van operationele plannen voor concrete gevallen

    De Schengen-Staten stemmen, met inachtneming van hun nationale recht, op ad hoc basis operationele plannen en concrete maatregelen met betrekking tot de afwending van gevaar voor de openbare orde en veiligheid op elkaar af.

  • c. Gezamenlijk inrichten ad hoc van gezamenlijke commando- en coördinatiecentra ter plekke

    Indien omstandigheden daartoe aanleiding geven kunnen politie-autoriteiten van betrokken Lid-Staten, mede met het oog op het afstemmen van operationele plannen, overgaan tot het inrichten van gezamenlijke commando- en coördinatiecentra. Het inrichten van gezamenlijke commando- en coördinatiecentra laat nationale bevoegdheden onverlet.

4. OVERIGE BEPALINGEN

  • a. Verbetering van de samenwerking tussen de centrale instanties

    Teneinde de samenwerking tussen de centrale instanties te bevorderen organiseert het voorzitterschap, indien daartoe de behoefte bestaat, elk voorjaar een bijeenkomst voor de Hoofden van de centrale instanties. De Hoofden van de centrale instanties bespreken alsdan onderwerpen van gemeenschappelijk belang en evalueren de doelmatigheid van de samenwerking. Zij streven de uitwisseling van kennis van hun organisaties na door bijvoorbeeld oefeningen, uitwisselingen en stages voor hun personeel.

  • b. Evaluatie van de samenwerking

    In het jaarrapport van werkgroep I „Politie en Veiligheid" wordt een oordeel opgenomen over de samenwerking als bedoeld in deze handleiding.

Annex 1

[door elke lidstaat in te vullen]

GEGEVENS CENTRALE INSTANTIES: 
Schengen Staat: 
Naam Centrale Instantie: 
Adres: 
Telefoonnummer(s): 
Faxnummer(s): 
Email-adres: 
Namen van contactpersonen: 
Talen (naast landstaal): 

Annex 2

BESTAANDE REGELINGEN

Binnen de Europese Unie:

  • a. Richtlijn van de Raad van 25 februari 1964 voor de coördinatie van voor vreemdelingen geldende bijzondere maatregelen ten aanzien van verplaatsing en verblijf, die gerechtvaardigd zijn uit hoofde van de openbare orde, de openbare veiligheid en de volksgezondheid. (PB 64/221/EEG)

  • b. Aanbeveling met betrekking tot informatie-uitwisseling bij grote manifestaties en bijeenkomsten (30 November 1994, mededeling aan de Pers 11321/94 (Presse 252-G).

  • c. Aanbeveling van de raad met het oog op preventie en bestrijding van ongeregeldheden bij sportmanifestaties, vastgesteld in de JBZ Raad van 19 maart 1996 (PB 96/C 131/01).

  • d. Gemeenschappelijk Optreden van 26 mei 1997 door de Raad aangenomen op grond van artikel K.3 van het Verdrag betreffende de Europese Unie met betrekking tot de samenwerking op het terrein van de openbare orde en veiligheid (97/339/JBZ; PB nr. L 147/1)

Binnen de Raad van Europa:

  • a. Vierde Protocol bij het Verdrag tot bescherming van de Rechten van de Mens en de fundamentele vrijheden tot het waarborgen van bepaalde rechten en vrijheden die niet reeds in het Verdrag en in het Eerste Protocol daarbij zijn opgenomen, 16 september 1963.

  • b. European Convention on Spectator Violence and Misbehaviour at Sports Events and in Particular at Football Matches, 19 August 1985, (European Treaty Series no. 120).

  • c. Recommendations of the Standing Committee (trv 94.13 of 16 June 1996)

Annex 3

CHECKLIST UIT TE WISSELEN GEGEVENS: 
1. Aard van de gebeurtenis of het evenement 
2. De groep personen: 
– aantal 
3. De groep personen: 
– aard en samenstelling van de groep 
4. De groep personen: 
– drijfveren, gewelddadigheid, 
kans op ongeregeldheden. 
5. Verzamelplaatsen en -tijdstippen: 
6. Routes en halteplaatsen: 
7. Middelen van vervoer: 
8. Overige relevante informatie: 
9. Betrouwbaarheid van de informatie: 

Besluit van het Uitvoerend Comité

Het Uitvoerend Comité,

Gelet op artikel 132 van de Overeenkomst ter uitvoering van het Akkoord van Schengen,

Gelet op artikel 141 van deze Overeenkomst,

Besluit:

Zijn goedkeuring te hechten aan het protocol houdende wijziging van de artikelen 40, 41 en 65 van de Overeenkomst ter uitvoering van het Akkoord van Schengen, ondertekend op 19 juni 1990 te Schengen.

Lissabon, 24 juni 1997

De Voorzitter

Francisco Seixas da Costa


Besluit van het Uitvoerend Comité

Het Uitvoerend Comité,

Gelet op artikel 132 van de Overeenkomst ter uitvoering van het Akkoord van Schengen,

Gelet op het Reglement van Orde van het Uitvoerend Comité, goedgekeurd op 14 december 1993 (SCH/Com-ex (93) 1, 2e herz.), dat de volgorde van de Schengenvoorzitterschappen bepaalt,

Besluit:

België zal van 1 januari 1998 tot 30 juni 1998 het Schengen-voorzitterschap bekleden.

Lissabon, 24 juni 1997

De Voorzitter

Francisco Seixas da Costa


Besluit van het Uitvoerend Comité

Het Uitvoerend Comité,

Gelet op artikel 132 van de Overeenkomst ter uitvoering van het Akkoord van Schengen,

Gelet op de artikelen 92 en 119 van de Overeenkomst ter uitvoering van het Akkoord van Schengen,

Gelet op het Financieel reglement betreffende de kosten voor de installatie en voor de werking van het C.SIS van Schengen (SCH/Com-ex (93) 16, zoals gewijzigd bij besluit SCH/Com-ex (96) 23),

Besluit:

dat een aanvullende begroting met betrekking tot de al eerder vastgestelde C.SIS-werkingsbegroting noodzakelijk is,

stelt deze aanvullende begroting op een bedrag van 450.000 FRF vast,

stelt de totale begroting voor de werking van het C.SIS voor 1997 op een bedrag van 8.116.000 FRF vast.

De bijdragen der Partijen worden volgens de SIS-verdeelsleutel berekend (artikel 119 van de Overeenkomst ter uitvoering van het Akkoord van Schengen).

Lissabon, 24 juni 1997

De Voorzitter,

F. SEIXAS DA COSTA


Besluit van het Uitvoerend Comité

Het Uitvoerend Comité,

Gelet op artikel 132 van de Overeenkomst ter uitvoering van het Akkoord van Schengen,

Gelet op de artikelen 92 en 119 van deze Overeenkomst,

Neemt kennis van document SCH/OR.SIS (97) 87, stelt het vast en

Besluit:

De in de installatiebegroting van het C.SIS aangebrachte nieuwe uitgaven worden gevalideerd; de aan elk der Lidstaten toekomende delen zijn derhalve invorderbaar, volgens de procedure beschreven in Titel II, onder punt 2, van het Financieel reglement betreffende de kosten voor de installatie en voor de werking van het C.SIS van Schengen (SCH/Com-ex (93) 16, zoals gewijzigd bij besluit SCH/Com-ex (96) 23).

Lissabon, 24 juni 1997

De Voorzitter,

F. SEIXAS DA COSTA


Besluit van het Uitvoerend Comité

Het Uitvoerend Comité,

Gelet op artikel 132 van de Overeenkomst ter uitvoering van het Akkoord van Schengen,

Gelet op de op 14 december 1993 vastgestelde Financiële Regeling,

Besluit:

1. De begroting inzake de uitgaven van de Management Unitwordt voor 1997 op een bedrag van 20.428.220 BEF vastgesteld.

2. De bijdragen der Partijen worden volgens de verdeelsleutel zoals omschreven in document SCH/Com-ex/L (96) 16 berekend.

Lissabon, 24 juni 1997

De Voorzitter,

F. SEIXAS DA COSTA


Besluit van het Uitvoerend Comité

Het Uitvoerend Comité,

Gelet op artikel 132 van de Overeenkomst ter uitvoering van het Akkoord van Schengen,

Gelet op artikel 8 van deze Overeenkomst,

Overwegende dat het noodzakelijk is rekening te houden met de specificiteit van de controle van het hogesnelheidstreinverkeer,

Besluit:

Aan de tekst van het Gemeenschappelijk Handboek inzake controle aan de buitengrenzen, Deel II, punt 3.2.2., wordt de in document SCH/I-Front (97) 6, 4e herz. opgenomen redactie gegeven.

Daaraan wordt punt 3.2.2.bis toegevoegd, waarvan de redactie in document SCH/I-Front (97) 6, 4e herz. is opgenomen.

Lissabon, 24 juni 1997

De Voorzitter,

Francisco Seixas Da Costa


Nota van Subgroep „Grenzen"

Het is gebleken dat de passagiers van de hogesnelheidstrein „Eurostar" afkomstig van Groot-Brittannië, ter gelegenheid van de stilstand van deze trein in het station van Lille worden gecontroleerd, indien zij aldaar hun reis beëindigen. De passagiers afkomstig van Groot-Brittannië – i.e. van buiten de Schengen-ruimte – die in de trein blijven om hun reis naar Brussel verder te zetten, worden te Lille niet gecontroleerd.

Dit houdt in dat de passagiers in het station van hun eindbestemming, in casu Brussel Zuid, nog moeten worden gecontroleerd, ofschoon de trein reeds een halte met controle binnen de Schengen-ruimte heeft gehad.

ln de procedure voorgeschreven in het Gemeenschappelijk Handboek is niet in deze mogelijkheid tot controle voorzien.

Deze situatie gelijkt sterk naar die beschreven in het Gemeenschappelijk Handboek, onder punt 3.3.1.2. (Controle van het Internationaal Burgerluchtvaartverkeer).

Subgroep „Grenzen" acht het dan ook dienstig onderstaande wijzigingen in het Gemeenschappelijk Handboek inzake controle aan de buitengrenzen aan te brengen:

De redactie van punt 3.2.2. ziet voortaan als volgt uit:

De controle van het spoorwegverkeer kan op twee manieren worden uitgeoefend:

– op het perron, in het eerste station van binnenkomst op het grondgebied van een Overeenkomstsluitende Partij;

– in de trein, gedurende de rit.

Deze controle dient te worden uitgeoefend met inachtneming van het bepaalde in overeenkomsten betreffende gegroepeerde grenscontrole.

Daaraan wordt punt 3.2.2.bis toegevoegd, waarvan de redactie als volgt luidt:

„1. Ter vereenvoudiging van het verkeer van hogesnelheidsreizigerstreinen kunnen de Staten die rechtstreeks met het traject van de trein te maken hebben, in onderling overleg beslissen dat de controles worden uitgeoefend in de respectieve stations van eindbestemming en/of in de trein, op het traject tussen deze stations, voor zover de passagiers in het vorige station/in de vorige stations in de trein blijven.

2. Indien het de vervoerder bij treinen afkomstig uit derde Staten met verscheidene haltes op het grondgebied van de Overeenkomstsluitende Partijen is toegestaan om reizigers uitsluitend voor het resterende Schengendeel van het traject aan boord te nemen, worden deze reizigers in het station van aankomst of in de trein aan een inreiscontrole onderworpen, voor zover de Staat waar het station van aankomst is gelegen, de in de eerste zin bedoelde instemming heeft verleend en om die reden tot inreiscontrole overgaat.

In het omgekeerde geval worden de reizigers aan uitreiscontrole onderworpen.

3. De reizigers die conform het gestelde onder punt 2 op het grondgebied van de Overeenkomstsluitende Partijen aan boord van de trein wensen te gaan, dienen vóór het vertrek op duidelijke wijze ervan op de hoogte te worden gebracht dat zij tijdens de reis dan wel in het station van aankomst aan een personencontrole kunnen worden onderworpen."


Voorts is nog de Nederlandse tekst van de volgende Verklaringen van het Uitvoerend Comité afgedrukt:

– inzake het jaarlijks rapport betreffende de stand van zaken aan de buitengrenzen van de Staten waar de Schengenuitvoeringsovereenkomst in de periode 1 januari 1996 tot 31 december 1996 werd toegepast;

– betreffende de belangrijkste conclusies van het seminar betreffende de gemeenschappelijke maatregelen als alternatief voor de door de Schengen-Staten afzonderlijk getroffen maatregelen (artikel 2, lid 2, van de Schengen-Uitvoeringsovereenkomst);

– betreffende de problemen bij de vaststelling van de identiteit en het verkrijgen van paspoortvervangende reisdocumenten;

– betreffende contacten met derde Staten: Staten van Midden- en Oost-Europa, met inbegrip van de Baltische Staten en Rusland;

– betreffende de evaluatie van de Pilot „Controle van de bij de handel in gestolen voertuigen gebruikte routes";

– betreffende de Pilots „Handel in verdovende middelen" en „illegale immigratie";

– inzake de inwerkingstelling van de Schengen-Overeenkomst in Italië, in Griekenland en Oostenrijk.

Verklaring van het Uitvoerend Comité inzake het jaarlijks rapport betreffende de stand van zaken aan de buitengrenzen van de Staten waar de Schengen-uitvoeringsovereenkomst in de periode 1 januari 1996 tot 31 december 1996 werd toegepast

Het Uitvoerend Comité neemt kennis van het „Jaarlijks rapport betreffende de stand van zaken aan de buitengrenzen van de Schengen-Staten waar de Schengen-Uitvoeringsovereenkomst in de periode 1 januari 1996 tot 31 december 1996 werd toegepast", alsmede van de daarbij behorende bijlagen en hecht zijn goedkeuring aan deze documenten (doc. SCH/I-Front (97) 42, 2e herz. en SCH/I-Front (97) com 1, 2e herz.)1

Het Uitvoerend Comité neemt met tevredenheid nota van de door de Schengen-Partnerstaten getroffen maatregelen welke het mogelijk hebben gemaakt om bepaalde in het voorgaande rapport gesignaleerde problemen op te lossen, en wijst opnieuw op de noodzaak om de geest van samenwerking en vertrouwen tussen de Schengen-Partnerstaten te versterken, ten einde tot steeds doeltreffendere resultaten te komen in de bestrijding van grensoverschrijdende criminaliteit en illegale immigratie.


Verklaring van het Uitvoerend Comité

Belangrijkste conclusies van het op 14 en 15 april 1997 te Lissabon gehouden seminar over de gemeenschappelijke maatregelen als alternatief voor de door de Schengen-Staten afzonderlijk genomen maatregelen (artikel 2, lid 2, van de Schengen-Uitvoeringsovereenkomst)

Het Uitvoerend Comité neemt kennis van „de belangrijkste conclusies van het seminar betreffende de gemeenschappelijke maatregelen als alternatief voor de door de Schengen-Staten afzonderlijk getroffen maatregelen (artikel 2, lid 2, van de Schengen-Uitvoeringsovereenkomst)" zoals opgenomen in document SCH/I (97) 89 herz., en hecht zijn goedkeuring daaraan. In dit document worden in algemene zin de resultaten van de uitwisseling van ervaringen en samenwerkingsvormen tussen de politiediensten van de onderscheidene Schengen-Staten gepresenteerd, met het doel te vermijden dat door de opheffing van de controles aan de binnengrenzen een veiligheidstekort op het grondgebied van de Schengen-Staten ontstaat, waardoor een beroep zou moeten worden gedaan op het bepaalde in artikel 2, lid 2, van de Schengen-Overeenkomst.

Het Uitvoerend Comité neemt met tevredenheid nota van het belang van dit seminar alsmede van de door de Schengen-Staten getoonde belangstelling om de uitwisseling van ervaringen en informatie door middel van in de toekomst te organiseren seminars en cursussen te intensiveren.


Werkgroep I „Politie en Veiligheid" Seminar artikel 2, lid 2 Brussel, 2 juni 1997 SCH/I (97) 89 herz. Vertaling: orig./FR

Nota van het Portugese Voorzitterschap

Betreft: Voornaamste conclusies van het seminar van 14 en 15 april 1997 inzake de gemeenschappelijke maatregelen als alternatief voor de door de Schengen-Staten afzonderlijk getroffen maatregelen (artikel 2, lid 2 van de Overeenkomst)

ln het kader van Werkgroep I „Politie en veiligheid", als vervolg op een door het Nederlands Voorzitterschap genomen initiatief, heeft het Portugees Voorzitterschap op 14 en 15 april 1997 te Lissabon een seminar gewijd aan de uitwisseling van ervaringen opgedaan met de samenwerkingsvormen tussen de aan de binnengrenzen van de Schengen-Staten ingezette bewakings- en controlediensten, opdat de afschaffing van de controles aan die grenzen niet leidt tot een veiligheidstekort op hun grondgebied, dat vervolgens weer zou leiden tot inroeping van de uitzonderingsbepalingen, vervat in artikel 2, lid 2.

Van deze samenwerking tussen politiediensten wordt overigens uitdrukkelijk melding gemaakt in de Overeenkomst als één van de compenserende maatregelen voor de opheffing van de controles aan de binnengrenzen.

Het Voorzitterschap geeft wederom te kennen het punt van de gemeenschappelijke maatregelen als alternatief voor de door de Schengen-Staten afzonderlijk getroffen maatregelen van het grootste belang te achten. De politiële samenwerking dient als de kern van de samenwerking in Schengen-kader te worden beschouwd.

Uit de door de deelnemers gehouden exposés bleek dat de samenwerking tussen politiediensten toeneemt, met name dank zij de artikelen 39, 40, 41 en 46 van de Overeenkomst, die de juridische basis voor deze samenwerking vormen. Deze positieve ontwikkeling dient in de toekomst te worden voortgezet en gestimuleerd.

Over het geheel genomen blijkt duidelijk uit de door de deelnemers verstrekte informatie dat aan het vrije verkeer van personen, het belangrijkste principe binnen Schengen-kader, de noodzaak is verbonden tot compensatie van het eventueel daaruit volgende veiligheidstekort, met name door een aanzienlijke verbetering van de politiële samenwerking. Alle deelnemers gebruikten de termen „vertrouwen" en „uitwisseling". In dit verband dient alles in het werk te worden gesteld opdat elk van de Schengen-Staten zijn medeverantwoordelijkheid op zich neemt waar het gaat om de veiligheid binnen de Schengen-ruimte.

In de bijdragen van de Noordse Staten kwam tevens het volle belang van toenadering tussen de betrokken diensten naar voren, alsmede van coördinatie tussen de douanediensten. Deze toenadering wordt in hun geval vereenvoudigd door het gebruik van een gemeenschappelijke taal en door overeenkomsten tussen hun rechtssystemen en de structuur van hun diensten.

Zo hebben de deelnemers geconstateerd dat hun de unieke gelegenheid wordt geboden om hun voordeel te doen met de bij hun Noordse partnerstaten bestaande lange traditie en brede ervaring op het gebied van politiële en douanesamenwerking.

Zij waren van mening dat het derhalve dienstig zou zijn dat Werkgroep I tijdens haar komende werkzaamheden aandacht besteedt aan de wijze waarop deze samenwerking, zoals deze in het Noordse model voorkomt, de afgelopen jaren is ontwikkeld, alsmede aan de in dat model gebruikte instrumenten.

Zij hebben tevens erop gewezen dat het door de Schengen-Overeenkomst geboden kader op operationeel niveau slechts volledig effect kan sorteren indien men goed bekend is met alle in de Overeenkomst bedoelde instrumenten op het gebied van bilaterale of multilaterale samenwerking.

ln de bijdragen van de onderscheidene delegaties kwamen twee middelen tot actie ter eerbiediging van de finaliteiten en de regels van de Overeenkomst aan de orde, welke als complementair kunnen worden beschouwd ten aanzien van:

– de middelen;

– de structuren.

De in te zetten middelen dienen het resultaat van een pragmatische aanpak en van opgedane ervaring te zijn. In dit verband kan de ervaring van de Staten van de Noordelijke Paspoortunie een voorbeeldfunctie hebben. Zo zouden bijvoorbeeld de contactambtenaren voor diverse Schengen-Staten gezamenlijk kunnen optreden, en zodoende ertoe bijdragen dat dezelfde informatie bij al deze Schengen-Staten terechtkomt.

Evenzo zouden naar het voorbeeld van de Noordse Paspoortunie meer mogelijkheden kunnen worden geschapen voor deelname van ambtenaren van de Schengen-Staten aan operaties in andere Schengen-Staten.

De mogelijkheid om agenten naar gelijksoortige eenheden in het buurland te detacheren, zou nader kunnen worden uitgewerkt.

Daarmee dienen vanzelfsprekend aanzienlijke inspanningen te worden geleverd op het gebied van opleiding in drie opzichten:

– taalkundig; dit vormt namelijk nog steeds een aanzienlijk probleem waarmee de Noordse Staten, die elkaar gemakkelijk verstaan, niet te kampen hebben;

– de Schengen-bepalingen voor de met het veldwerk belaste politie-ambtenaren;

– de werking en de structuren van de verschillende diensten van de Schengen-Staten (bv. uitwisseling van stagiaires).

De uitwisseling van gegevens, hoeksteen van de samenwerking volgens alle sprekers, is afhankelijk van de successen op deze gebieden.

Nieuwe middelen zouden kunnen worden ingezet ter verbetering van de werking van een aantal bepalingen van de Overeenkomst; zo zou ernstig kunnen worden nagedacht over de inzet van luchtvaartuigen (gebruikt in het kader van andere vormen van grensoverschrijdende samenwerking) of van Ring Alarm Fahndung.

Overigens zou de uitvoering van proefprojecten over het algemeen kunnen worden uitgebreid, zodat de aldus opgedane ervaring kan worden gebruikt om de samenwerking te verbeteren.

Wat de structuren betreft (welke deze uitwisselingen zouden kunnen bevorderen) hebben diverse sprekers gewezen op het belang van de Gemeenschappelijke Politiebureaus, en in de toekomst van de Centra voor Politiële en Douanesamenwerking, waarin alle betrokken controle- en bewakingsdiensten zijn vertegenwoordigd.

Dit zou een verbeterde coördinatie, en zelfs complementariteit tussen de diensten mogelijk moeten maken, zowel binnen één Schengen-Staat als tussen verschillende Schengen-Staten.

De deelnemers hebben over het algemeen met voldoening vastgesteld dat sprake is van een verandering in mentaliteit waardoor in de dagelijkse praktijk pragmatische oplossingen kunnen worden uitgewerkt, en zodoende de moeilijkheden kunnen worden ondervangen waartoe de verdergaande inzet van samenwerkingsmethoden nog aanleiding geeft, zoals de invoering van samenwerking op plaatselijk niveau, welke als het meest doeltreffend wordt beschouwd, zonder de bevoegde centrale autoriteiten daarbij uit het oog te verliezen.

De aldus ingestelde directe samenwerking, in combinatie met veelvuldige contacten tussen grensdiensten en vergaderingen tussen collega's, alsmede een beperking van de vormvoorschriften, zou moeten bijdragen tot het beperken van het beveiligingstekort, en zo moeten voorkomen dat een beroep wordt gedaan op het radicale doch uitzonderlijke instrument, bedoeld in artikel 2, lid 2 van de Schengen-Uitvoeringsovereenkomst.

De deelnemers waren van mening dat Werkgroep I bij haar toekomstige werkzaamheden bijzondere aandacht zou moeten besteden aan de wijze waarop Schengen in het veld functioneert. De uitwisseling van ervaringen, kennis en gezichtspunten, zoals deze tijdens dit seminar heeft plaatsgevonden, is van het grootste belang. Dergelijke uitwisselingen zouden regelmatig in het werkprogramma van Werkgroep I moeten worden opgenomen.

Zij zijn tevens tot de conclusie gekomen dat het noodzakelijk zou zijn dat Werkgroep I op korte termijn haar werkzaamheden deels richt op de inhoud en de conclusies van dit seminar.


Verklaring van het Uitvoerend Comité betreffende de problemen bij de vaststelling van de identiteit en het verkrijgen van paspoortvervangende reisdocumenten

Het Uitvoerend Comité neemt kennis van het bijgevoegde, door Subgroep „Overname" uitgewerkte document met kenmerk SCH/II-Read (97) 7, 2e herz., waarin een geheel van maatregelen wordt geformuleerd met het oog op de aanneming van gemeenschappelijke standpunten waardoor het hoofd kan worden geboden aan de bij de vaststelling van de identiteit van vreemdelingen en bij het verkrijgen van paspoortvervangende reisdocumenten ondervonden problemen, en stelt dit document vast.

Overwegende dat het noodzakelijk is doelmatige oplossingen voor deze problemen te vinden, neemt het Uitvoerend Comité met tevredenheid nota van de in document SCH/II-read (97) 7, 2e herz. aanbevolen maatregelen, welke door Subgroep „Overname" in nauwe verbinding met de noodzakelijk blijkende werkgroepen dienen te worden uitgewerkt.


Werkgroep II „Personenverkeer" Subgroep „Overname" Brussel, 22 mei 1997 SCH/II-Read (97) 7, 2e herz. Vertaling: orig./PT

Nota van het Portugese Voorzitterschap

Betreft: inventaris van problemen bij vaststelling van de identiteit en het verkrijgen van paspoortvervangende reisdocumenten

Overwegende dat de Overeenkomstsluitende Partijen van oordeel zijn dat het aangewezen is gebruik te maken van de binnen de EU voorhanden zijnde informatie met betrekking tot de inventarisatie van de problemen bij de vaststelling van de identiteit en het verkrijgen van paspoortvervangende reisdocumenten voor onderdanen van derde Staten;

Overwegende dat de Lidstaten van de Europese Unie ermee hebben ingestemd Subgroep „Overname" bedoelde inventaris ter beschikking te stellen, welke als bijlage bij deze nota is opgenomen (doc. 11 CIREFI, 4e herz.);

Overwegende dat het noodzakelijk en voordelig is gemeenschappelijke standpunten betreffende de meest problematische derde landen aan te nemen;

Dienen de volgende maatregelen in overweging te worden genomen:

1. evaluatie van de door de Overeenkomstsluitende Partijen bereikte resultaten met betrekking tot de acties welke tijdens de op 27 juni 1996 te Den Haag gehouden bijeenkomst der bewindslieden zijn aanbevolen (doc. SCH/Com-ex (96) decl 7 herz.);

2. evaluatie van de in het kader van de Europese Unie verrichte analyses, aangevuld met informatie over dezelfde aangelegenheid met betrekking tot IJsland en Noorwegen;

3. selectie, uit de als problematisch aangemerkte derde landen, van een beperkt aantal landen, te wier aanzien concrete acties kunnen worden ondernomen welke de ondervonden moeilijkheden kunnen verminderen;

4. overleg met andere Schengen-werkgroepen, meer bepaald met Subgroep „Visa", met het oog op de goedkeuring van concrete, restrictievere maatregelen op het terrein van het visumafgiftebeleid ten aanzien van de probleemlanden;

5. bestudering van de opportuniteit van zending van „gemeenschappelijke missies" naar de geselecteerde probleemlanden;

6. bestudering van de opportuniteit van sluiting van overname-overeenkomsten tussen de Schengen-Staten enerzijds en de als meest problematisch aangemerkte derde Staten anderzijds.


Verklaring van het Uitvoerend Comité

Contacten met Derde Staten: Staten van Midden- en Oost-Europa, met inbegrip van de Baltische Staten en Rusland

Het Uitvoerend Comité neemt kennis van document SCH/IV (97) 2, 2e herz. (in bijlage), waarin een kader voor het optreden van de Schengen-groep met betrekking tot de Staten van Midden- en Oost-Europa, met inbegrip van de Baltische Staten en Rusland, wordt vastgelegd en opgaaf wordt gedaan van de richtsnoeren welke het Voorzitterschap als uitgangspunt zullen dienen bij het beantwoorden van eventuele verzoeken van deze Staten, en stelt dit document vast.

Het Uitvoerend Comité neemt ervan nota dat niet wordt beoogd de relaties tussen Schengen en de desbetreffende derde Staten te institutionaliseren, maar wel de door het Voorzitterschap op dit terrein te volgen procedure, daar het een fundamentele preoccupatie is, een doublering van inspanningen tussen Schengen en de Europese Unie te vermijden.


Nota van het Portugese Voorzitterschap

Betreft: contacten met derde Staten: Midden- en Oost-Europese Staten, met inbegrip van de Baltische Staten en Rusland

Op het vlak van externe betrekkingen hebben de Staten die Partij zijn bij het Akkoord van Schengen sedert 1991 verzoeken van derde Staten ontvangen met het oog op de totstandbrenging van regelmatige contacten ten behoeve van informatieuitwisseling dan wel de uitwerking van vormen van nadere samenwerking, inzonderheid wat de immigratie en het visumbeleid betreft. In het verlengde daarvan is in maart 1991 een multilaterale Overname-Overeenkomst met Polen gesloten en heeft een aantal van de Midden- en Oost-Europese en Baltische Staten om toetreding tot deze Overeenkomst verzocht. Evenzo hebben de Russische en de Poolse autoriteiten recentelijk contact opgenomen met de Staten die Partij zijn bij het Akkoord van Schengen en om samenwerking en uitwisseling van informatie verzocht.

Een en ander lijkt erop te wijzen dat een kader voor het optreden van de Schengengroep op het vlak van externe betrekkingen dient te worden uitgewerkt. Dit optreden kan echter nooit worden losgekoppeld van de dialoog welke op het niveau van de Europese Unie met deze Staten wordt gevoerd, en evenmin tot een doublering van de inspanningen van Schengen en de Europese Unie leiden. Alle contacten op het terrein van de externe betrekkingen in Schengen-kader dienen bijgevolg steeds ondergeschikt te zijn aan de gestructureerde dialoog welke in het kader van de Derde Pijler van de Europese Unie aan de gang is.

Het lijkt buiten kijf te staan dat de hierboven genoemde derde Staten vooral toenadering tot de Lidstaten van de Europese Unie en haar instellingen of tot de aan de Unie gerelateerde instellingen beogen.

Aangezien een aantal van deze initiatieven evenwel met Schengen verband houdt, worden de Schengen-Staten voor de noodzaak geplaatst voorafgaand te bepalen welk standpunt zij dienaangaande kunnen innemen.

Het lijkt van belang daarbij rekening te houden met het feit dat moet worden vermeden, standpunten in te nemen welke door deze Staten kunnen worden geïnterpreteerd als een afwijzing van aspiraties welke naar hun inzien aanvaardbaar of, meer nog, belangrijke stappen op weg naar de institutionalisering van politieke en economische democratie zijn. Het is dan ook aangewezen deze Staten op de hoogte te houden van de stand van zaken met betrekking tot de Schengen-samenwerking en -werkzaamheden.

Een dergelijke benadering van deze toenaderingspogingen lijkt latent aanwezig in vele standpunten welke in het verleden reeds door de Europese Unie, haar Lidstaten en zelfs in Schengen-kader zijn ingenomen; gezien de nationale situatie van deze Staten is het Voorzitterschap evenwel van oordeel dat bij de analyse welke deze aangelegenheid verdient, èn bij de in aansluiting daarop te zetten stappen de nodige omzichtigheid in acht moet worden genomen.

Bij eventuele contacten dienen compromissen vanwege de Schengen-Staten te worden uitgesloten, met inbegrip van het openen van perspectieven welke niet met de bestaande situatie stroken, zoals het verlenen van de status van waarnemer of de toetreding tot Schengen.

lndien wordt besloten dat de initiatieven van de betrokken Staten een antwoord blijven verdienen, ofschoon de daaraan ten grondslag liggende realiteit niet uit het oog mag worden verloren, zal het Voorzitterschap daarbij van de volgende richtsnoeren uitgaan:

– de formele contacten worden beperkt tot de Staten die eigener beweging daarom hebben verzocht;

– deze contacten worden in deze fase niet voorafgaand geïnstitutionaliseerd; wel wordt per geval telkenmale de situatie geanalyseerd;

– deze contacten hebben een verkennend karakter en beogen te verduidelijken welke intenties deze Staten met hun initiatieven met betrekking tot Schengen hebben;

– de contacten dienen in beginsel door het Voorzitterschap te worden geconcretiseerd, via de bij het Voorzitterschap geaccrediteerde Ambassades van deze Staten;

– de contacten dienen het voorwerp uit te maken van een omstandig rapport, dat zo spoedig mogelijk door het Voorzitterschap wordt uitgewerkt en aan de Schengen-Staten wordt uitgereikt.


Verklaring van het Uitvoerend Comité betreffende de evaluatie van de pilot „controle van de bij de handel in gestolen voertuigen gebruikte routes"

Het Uitvoerend Comité neemt kennis van document SCH/I (97) 166 „Algemene evaluatie van de pilot „controle van de bij de handel in gestolen voertuigen gebruikte routes"", welke als voornaamste doel had, een scherper toezicht uit te oefenen op de internationale routes welke voor het begaan van illegale activiteiten binnen de Schengen-ruimte worden gebruikt, meer bepaald door de versterking van de doelmatige operationele samenwerking tussen de verantwoordelijke politiediensten, en stelt dit document vast.

Het Uitvoerend Comité constateert met tevredenheid het organisatieniveau en de toegewijdheid welke bij de uitvoering der operaties zijn getoond, hetgeen op significante wijze tot de bereikte resultaten heeft bijgedragen.

Het Uitvoerend Comité herhaalt de noodzaak om al het mogelijke te doen opdat de bij deze operaties nog ondervonden moeilijkheden worden verholpen, en toont zijn belangstelling ervoor dat een doelmatige politiële samenwerking tussen de Schengen-Staten wordt geïntensiveerd, meer bepaald door middel van de regelmatige uitvoering van overlegde operaties.


Verklaring van het Uitvoerend Comité betreffende de pilots „handel in verdovende middelen" en „illegale immigratie"

Het Uitvoerend Comité neemt kennis van de binnen Werkgroep l aan de gang zijnde werkzaamheden ter concretisering van de pilotsbetreffende de internationale handel in verdovende middelen en de illegale immigratie, zoals opgenomen in document SCH/I (97) 145, en stelt deze vast.

Het Uitvoerend Comité constateert met tevredenheid de door alle Schengen-Staten getoonde belangstelling voor deelname aan dezepilots en herhaalt het belang voor de versterking van de politiële samenwerking tussen de Staten van uitvoering van overlegd praktisch optreden, alsmede van analyse van de bereikte resultaten met het oog op de perfectionering van de bestaande controlemechanismen.


Verklaring van het Uitvoerend Comité inzake de inwerkingstelling van de Schengen-Overeenkomst in Italië, in Griekenland en in Oostenrijk

Het Uitvoerend Comité heeft kennis genomen van de balans van het Portugese Voorzitterschap, waarin wordt geconstateerd dat ltalië aan de randvoorwaarden voor de toepassing van de Schengen-Uitvoeringsovereenkomst per 26 oktober 1997 heeft voldaan, en verklaart dat Italië met ingang van deze datum in het Schengeninformatiesysteem kan worden geïntegreerd.

De modaliteiten met betrekking tot de overige aspecten van de inwerkingstelling van de Schengen-Uitvoeringsovereenkomst voor Italië zullen tijdens de volgende bijeenkomst van het Uitvoerend Comité worden vastgelegd, een en ander met het oog op de naleving van bovengenoemde datum.

Het Uitvoerend Comité constateert eveneens dat, wat Griekenland en Oostenrijk betreft, de juridische randvoorwaarden voor de inwerkingstelling van de Schengen-Uitvoeringsovereenkomst nog niet zijn vervuld, daar de procedures ter bekrachtiging van hun respectieve toetredingsinstrumenten nog niet zijn afgerond.

Het Uitvoerend Comité uit zijn vaste voornemen dat de Schengen-Uitvoeringsovereenkomst vóór het einde van 1997 in deze twee Staten wordt toegepast.

De modaliteiten voor toepassing van de Schengen-Uitvoeringsovereenkomst in Griekenland en in Oostenrijk zullen tijdens een in oktober 1997 te houden bijeenkomst van het Uitvoerend Comité worden vastgelegd, een en ander in het licht van de evolutie der bekrachtigingsprocedures.


Noot:

– De Nederlandse delegatie heeft een voorbehoud adreferendum gemaakt met betrekking tot de eerste alinea.

– De Duitse en de Nederlandse delegatie hebben hun goedkeuring gehecht aan de eerste alinea, met dien verstande dat dit niet betekent dat deze delegaties de balans van het Portugese Voorzitterschap hebben goedgekeurd.

Voorts heeft het Uitvoerend Comité nog een aantal besluiten genomen op 7 oktober 1997. De Nederlandse tekst van de volgende besluiten is hierna afgedrukt:

– inzake de inwerkingstelling van de Schengen-Uitvoerings-overeenkomst in Italië;

– inzake de goedkeuring van het door Frankrijk overgelegde beheerrapport inzake de uitvoering van de installatie- en werkingsbegroting van het C.SIS te Straatsburg voor 1995;

– inzake de toevoeging van een onderdeel aan de begroting van het Schengen-secretariaat;

– inzake het aandeel van IJsland en Noorwegen in de kosten voor de inrichting en de werking van het C.SIS;

– inzake de vaststelling van de begroting voor de werking van het C.SIS voor 1998;

– inzake de inwerkingtreding van de Samenwerkingsovereenkomst;

– inzake de aanvulling van Hoofdstuk II, punt 2, van de Gemeenschappelijke Visuminstructie;

– inzake de verdeelsleutel van de kosten van de SIS-beheereenheid vanaf 1 januari 1997 voor de Partnerstaten en de Staten van de Samenwerkingsovereenkomst;

– inzake de richtlijnen voor de parallelle ontwikkeling van het SIS I en het SIS II;

– inzake de inwerkingstelling van de Overeenkomst ter uitvoering van het Akkoord van Schengen voor Italië en de operationeelverklaring van het Schengen-informatiesysteem;

– inzake de inwerkingstelling van de Schengen-Uitvoerings-overeenkomst in Oostenrijk.

Besluit van het Uitvoerend Comité betreffende de inwerkingstelling van de Schengen-Uitvoeringsovereenkomst in Italië

Het Uitvoerend Comité,

Gelet op de artikelen 131 en 132 van de Overeenkomst ter uitvoering van het Akkoord van Schengen,

Gelet op artikel 5 van de Toetredingsovereenkomst met Italië van 27 november 1990, in verbinding met de Gemeenschappelijke verklaring inzake artikel 5 in de Slotakte van genoemde Toetredingsovereenkomst,

Gelet op de Verklaring van de Ministers en Staatssecretarissen van 19 juni 1992 betreffende de inwerkingstelling van de Overeenkomst ter uitvoering van het Akkoord van Schengen,

Overwegende dat in de Gemeenschappelijke verklaring inzake artikel 139 in de Slotakte van de Overeenkomst ter uitvoering van het Akkoord van Schengen, alsmede in de Gemeenschappelijke verklaring in de Slotakte van de Toetredingsovereenkomst met Italië erin is voorzien dat„de Overeenkomst niet in werking wordt gesteld dan nadat aan de voorwaarden voor toepassing van de Overeenkomst in de ondertekenende Staten is voldaan en de controles aan de buitengrenzen effectief zijn",

Overwegende dat het Uitvoerend Comité op 25 april 1997 andermaal zijn politieke wil om de inwerkingstelling van de Schengen-Uitvoeringsovereenkomst in Italië, Griekenland en Oostenrijk per 26 oktober 1997 op basis van een besluit van het Uitvoerend Comité mogelijk te maken, heeft bevestigd,

Overwegende dat de door Italië geboekte vooruitgang met het oog op de vervulling van de voorwaarden voor de inwerkingstelling van de Schengen-Uitvoeringsovereenkomst, waarin in de Verklaring van 19 juni 1992 is voorzien, het mogelijk maakt de Schengen-Uitvoeringsovereenkomst in Italië in werking te stellen,

Erkennende de grensoverschrijdende samenwerking tussen de met de uitoefening van politietaken belaste autoriteiten welke de afgelopen maanden door Italië met hun Schengen-buurlanden tot stand is gebracht, en gelet op de tussen Italië en Oostenrijk alsmede Italië en Frankrijk bereikte bilaterale overeenkomsten,

Gevolg gevende aan de Verklaring van het Uitvoerend Comité van 24 juni 1997 betreffende de inwerkingstelling van de Schengen-Uitvoeringsovereenkomst in Italië, Griekenland en Oostenrijk, waarmede de vaste wil om de Schengen-Uitvoeringsovereenkomst voor Italië per 26 oktober 1997, alsmede voor Oostenrijk en Griekenland uiterlijk eind 1997 in werking te stellen, werd bevestigd,

Besluit:

I. Inwerkingstelling van de Overeenkomst ter uitvoering van het Akkoord van Schengen

1. De Overeenkomst ter uitvoering van het Akkoord van Schengen wordt voor Italië op 26 oktober 1997 in werking gesteld, met dien verstande dat aan het bepaalde in de Schengen-Uitvoeringsovereenkomst met betrekking tot de inlading van de gegevens in het SIS reeds op 1 juli 1997 is voldaan en dat de afschaffing van de grenscontrole aan de binnengrenzen op de onder de punten 2 en 3 genoemde tijdstippen geheel effectief wordt.

2. De grenscontrole voor intra-vluchten van en naar Italië wordt per 26 oktober 1997 opgeheven op die luchthavens waar dit technisch mogelijk is. Tussen Nederland en Italië wordt een aanvullend protocol overeengekomen, dat in een gefaseerde afschaffing van de controles op de luchthavens vóór 29 maart 1998 voorziet.

3. De grenscontrole aan de landgrenzen van Italië en voor de intra-scheepvaartverbindingen in de havens wordt per 26 oktober 1997 in wederzijds overleg tussen de desbetreffende aangrenzende Staten in een begin- en overgangsfase opgeheven.

De begin- en overgangsfase aan deze landgrenzen en in deze zeehavens eindigt op 31 maart 1998.

4. De betrokken Staten brengen het Uitvoerend Comité verslag uit over de in overeenstemming met de punten 2 en 3 uitgevoerde maatregelen ter afschaffing van de binnengrenscontroles.

II. Operationeelverklaring van het Schengen-informatiesysteem

Het Uitvoerend Comité verklaart Italië met ingang van 26 oktober 1997 volledig operationeel. Vanaf dit tijdstip wordt het systeem voor de tot bevraging gemachtigde autoriteiten van Italië toegankelijk gesteld.

1. Het N.SIS van Italië heeft alle testreeksen positief afgesloten.

Het Uitvoerend Comité stelt in de zin van zijn Verklaringen van 27 juni 1994 vast dat het N.SIS van Italië, alsook het SIS met het N.SIS van Italië technisch bedrijfsklaar zijn.

2. Overeenkomstig het bepaalde in artikel 101, lid 4, van de Overeenkomst ter uitvoering van het Akkoord van Schengen, doet iedere Overeenkomstsluitende Partij het Uitvoerend Comité mededeling van de lijst van bevoegde autoriteiten welke tot directe bevraging van de in het Schengen-informatiesysteem opgenomen gegevens gemachtigd zijn.

Het Uitvoerend Comité neemt de door Italië medegedeelde lijst ter kennis.

Overeenkomstig het bepaalde in artikel 108, lid 1, van de Overeenkomst ter uitvoering van het Akkoord van Schengen, wijst elk der Overeenkomstsluitende Partijen een instantie aan welke voor het nationale deel van het Schengeninformatiesysteem centraal verantwoordelijk is.

Het Uitvoerend Comité neemt de door Italië verstrekte mededeling ter kennis.

Overeenkomstig de Verklaringen van het Uitvoerend Comité van 18 oktober 1993 en van 27 juni 1994 geldt als een der voorwaarden voor de operationeelverklaring dat mededeling is gedaan van de openstelling voor de tot bevraging gemachtigde autoriteiten van de Staat waar de Schengen-Uitvoeringsovereenkomst in werking dient te worden gesteld.

Met de kennisneming van de door Italië medegedeelde lijsten bevestigt het Uitvoerend Comité dat de openstelling voor de tot bevraging gemachtigde autoriteiten in de zin van zijn Verklaringen van 18 oktober 1993, van 26 april 1994 en van 27 juni 1994 is medegedeeld.

Het Uitvoerend Comité gaat ervan uit dat voor Italië uiterlijk 26 oktober 1997 de inlading van de respectieve bestaande nationale gegevens welke in de zin van de Verklaringen van het Uitvoerend Comité van 18 oktober 1993 en van 27 juni 1994 als wezenlijk worden aangemerkt en zodoende een voorwaarde voor de effectiviteit van de operationeelverklaring voor Italië zijn, zal zijn voltooid.

3. Stuurgroep „SIS" wordt opgedragen de Centrale Groep en het Uitvoerend Comité voortdurend over de voortgang van de inlading der reële gegevens te informeren.

4. De bepalingen inzake de bescherming van persoonsgegevens opgenomen in de Overeenkomst ter uitvoering van het Akkoord van Schengen vinden in Italië onverkort toepassing.

Wenen, 7 oktober 1997

De Voorzitter,

K. Schlögl

Besluit van het Uitvoerend Comité

Het Uitvoerend Comité,

Gelet op artikel 132 van de Overeenkomst ter uitvoering van het Akkoord van Schengen,

Gelet op artikel 119 van deze Overeenkomst,

Besluit:

Overeenkomstig het financieel reglement betreffende de installatie- en werkingskosten van het Schengen-C.SIS (document SCH/Com-ex (93) 16, zoals gewijzigd door het besluit SCH/Com-ex (96) 23), hecht het Uitvoerend Comité zijn goedkeuring aan het door Frankrijk overgelegde beheerrapport inzake de uitvoering van de installatie- en werkingsbegroting van het C.SIS te Straatsburg voor 1995 (doc. SCH/OR.SIS (96) 123, 2e herz.)1. Deze goedkeuring geldt als dechargeverlening.

Wenen, 7 oktober 1997

De Voorzitter,

K. Schlögl

Besluit van het Uitvoerend Comité

Het Uitvoerend Comité,

Gelet op artikel 132 van de Overeenkomst ter uitvoering van het Akkoord van Schengen,

Gelet op artikel 115 van deze Overeenkomst,

Besluit:

Met het oog op de dekking van de kosten van de Gemeenschappelijke Controle-Autoriteit voor 1997 wordt een onderdeel toegevoegd aan de begroting van het Schengen-secretariaat, cf. de in bijlage gevoegde nota SCH/Aut-Cont (96) 11, 4de herz.

Deze budgetaire toevoeging bedraagt 2.839.950 BEF.

De bijdrage van elk der Partijen wordt vastgesteld op twee eenentwintigsten van dit bedrag, zijnde 270.471 BEF.

De Noordse Staten betalen tezamen een bijdrage welke overeenkomt met vijfeenentwintigsten van dit bedrag, zijnde 676.179 BEF.

Wenen, 7 oktober 1997

K. Schlögl

Voorzitter

Gemeenschappelijke Controle-autoriteit Brussel, 10 maart 1997 SCH/Aut-contr (96) 11, 4e herz. Vertaling: orig./FR

Ontwerp van jaarlijkse begroting van de Gemeenschappelijke Controle-autoriteit, op basis van haar actieprogramma (doc. SCH/Aut-contr (96) 10)

De kosten voor de gewone vergaderingen van de GCA ten kantore van het Secretariaat-Generaal (circa 8 per jaar) gaan ten laste van de Schengen-begroting, meer bepaald de post voor kosten verbonden aan de organisatie van de Schengen-vergaderingen.

Met betrekking tot bijzondere taken waartoe zij krachtens de Uitvoeringsovereenkomst is gemachtigd en welke bijvoorbeeld tot gebruikmaking van de diensten van een deskundige nopen, is de GCA van oordeel dat zij deze taken slechts op onafhankelijke wijze kan uitoefenen, indien zij binnen de Schengen-begroting over een eigen begrotingssectie beschikt en deze fondsen kan gebruiken zonder dat daartoe een machtiging van het Uitvoerend Comité is vereist.

Om deze redenen heeft de GCA deze ontwerp-begroting uitgewerkt, welke uitsluitend de hierboven vermelde posten dekt.

1.Jaarlijkse bijeenkomst van de GCA te Straatsburg: 
 reiskosten der delegaties  
  (10 delegaties van elk 2 personen) 01
 reiskosten Secretariaatspersoneel (2 personen) en tolkteam (17 personen)2 380.000
 verblijfkosten (2 overnachtingen – maaltijden) forfaitair bedrag: 15.000 BEF per persoon 285.000
   TOTAAL665.000
2.Controle- en expertisetaken 
 forfaitair bedrag ter dekking van de aan deze taken verbonden kosten, alsook van dienstreizen en aanverwante kosten3 1.200.000
     
3.Opstelling en openbaarmaking van het jaarrapport van de GCA 
 (50 blz. à 1.500 exemplaren4)   
 drukwerk, verzending 174.950
 zo nodig, vertaling door een externe dienst5 800.000
    974.950
     
 Jaarlijkse begroting van de GCATOTAAL2.839.950 BEF

Noot: indien nieuwe Staten aan de werkzaamheden van de GCA participeren, dienen deze bedragen te worden aangepast.

1 Tijdens zijn op 28 januari 1997 gehouden vergadering heeft de Centrale Groep geoordeeld dat bedoelde reiskosten door de nationale begrotingen kunnen worden gedragen.

2 Twee tolken meer t.o.v. de voorgaande begroting (SCH/Aut-cont (96) 11, 3e herz.) a.g.v. een extra werktaal voor de vertegenwoordigers van de Noordse Staten.

3 De GCA heeft geoordeeld dat deze post slechts met 1/3 zou stijgen t.o.v de voorgaande begroting en niet met 50%).

4 Tijdens zijn op 28 januari 1997 gehouden vergadering heeft de Centrale Groep met instemming van de Voorzitter van de GCA het aantal exemplaren van 3.000 tot 1.000 gereduceerd.

5 Verhoging van deze post met 1/8 t.o.v. de voorgaande begroting a.g.v. het gebruik van een achtste taal voor de vertegenwoordigers van de Noordse Staten.

Besluit van het Uitvoerend Comité

Het Uitvoerend Comité,

Gelet op artikel 132 van de Overeenkomst ter uitvoering van het Akkoord van Schengen,

Gelet op de artikelen 92 en 119 van deze Overeenkomst,

Gelet op de artikelen 2 en 3 van de Samenwerkingsovereenkomst tussen de Staten die partij zijn bij het Akkoord en de Uitvoeringsovereenkomst van Schengen enerzijds, en de Republiek IJsland en het Koninkrijk Noorwegen anderzijds,

Besluit:

1. Aandelen van de IJsland en Noorwegen, hierna Staten van de Samenwerkingsovereenkomst genoemd, in de kosten voor de inrichting en de werking van het C.SIS:

Het aandeel van de Staten van de Samenwerkingsovereenkomst wordt vastgesteld op basis van hun aandeel in de som van het bruto binnenlands produkt van de Overeenkomstsluitende Partijen en van de Staten van de Samenwerkingsovereenkomst.

De aandelen van de Overeenkomstsluitende Partijen worden op grond van het bepaalde in artikel 119, lid 1, UO berekend.

2. Berekeningsmethode:

– De bijdragen van IJsland en Noorwegen worden vastgesteld door middel van vergelijking van het bruto binnenlands produkt van de Overeenkomstsluitende Partijen en van de Staten van de Samenwerkingsovereenkomst.

– De bijdragen van de Overeenkomstsluitende Partijen die tevens Lidstaat van de EU zijn, worden na aftrek van de bijdragen van IJsland en Noorwegen berekend op basis van de eenvormige grondslag voor de belasting over de toegevoegde waarde, zoals bepaald in artikel 119, lid 1, tweede volzin, UO.

3. Als referentiedatum voor de voldoening van de bijdragen door de Noordse Staten wordt 1 januari 1997 vastgesteld.

Wenen, 7 oktober 1997

De Voorzitter,

K. SCHLÖGL

Besluit van het Uitvoerend Comité

Het Uitvoerend Comité,

Gelet op artikel 132 van de Overeenkomst ter uitvoering van het Akkoord van Schengen,

Gelet op de artikelen 92 en 119 van deze Overeenkomst,

Gelet op het Financieel Reglement betreffende de kosten voor de installatie en exploitatie van de technisch ondersteunende functie van het Schengeninformatiesysteem (C.SIS) (SCH/Com-ex (93) 16, zoals gewijzigd bij de besluiten met kenmerk SCH/Com-ex (96) 23 en SCH/Com-ex (97) 18),

Besluit:

De begroting voor de werking van het C.SIS voor 1998 wordt op 8.366.000 FF vastgesteld.

De bijdragen van de Overeenkomstsluitende Partijen en van IJsland en Noorwegen worden berekend in overeenstemming met het door het Uitvoerend Comité vastgestelde besluit betreffende de nieuwe verdeelsleutel voor het Schengeninformatiesysteem (SIS) (cf. SCH/Com-ex (97) 18).

Wenen, 7 oktober 1997

De Voorzitter,

K. SCHLÖGL


Besluit van het Uitvoerend Comité

Het Uitvoerend Comité,

Gelet op artikel 132, lid 2, van de op 19 juni 1990 te Schengen ondertekende Overeenkomst ter uitvoering van het Akkoord van Schengen (hierna „Schengen-Overeenkomst" genoemd),

Gelet op artikel 10 van deze Overeenkomst,

Gelet op de artikelen 134 en 142 van deze Overeenkomst,

Gelet op artikel 9 van de op 19 december 1996 te Luxemburg ondertekende Samenwerkingsovereenkomst tussen de Overeenkomstsluitende Partijen bij het Akkoord en bij de Overeenkomst van Schengen en de Republiek IJsland en het Koninkrijk Noorwegen (hierna „Samenwerkingsovereenkomst" genoemd),

Overwegende dat de bepalingen van het besluit van het Uitvoerend Comité d.d. 14 december 1993 (Com-ex (93) 7) betreffende het uniforme visummodel met ingang van de inwerkingtreding van Verordening (EG) nr. 1683/95 van de Raad van de Europese Unie van 29 mei 1995 betreffende de invoering van een uniform visummodel buiten toepassing blijven tussen de Overeenkomstsluitende Partijen bij het Akkoord en bij de Overeenkomst van Schengen, alsmede dat het in genoemde Verordening voorziene beleid alsdan toepassing vindt,

Besluit:

De inwerkingtreding van de Samenwerkingsovereenkomst is afhankelijk van de gebruikmaking door de Republiek IJsland en door het Koninkrijk Noorwegen van het uniforme visummodel dat in overeenstemming met Verordening (EG) nr. 1683/95 van de Raad van de Europese Unie van 29 mei 1995 tussen de Overeenkomstsluitende Partijen bij het Akkoord en bij de Overeenkomst van Schengen van toepassing is.

Wenen, 7 oktober 1997

De Voorzitter,

K. SCHLÖGL


Besluit van het Uitvoerend Comité

Het Uitvoerend Comité,

Gelet op artikel 132 van de Overeenkomst ter uitvoering van het Akkoord van Schengen,

Gelet op de artikelen 9 en 17 van deze Overeenkomst,

Overwegende dat het in het belang van de Schengen-Partnerstaten is, de rechten en de plichten van de vertegenwoordigende en van de vertegenwoordigde Staten vast te leggen,

Besluit:

1. Hoofdstuk II, punt 2, van de Gemeenschappelijke Visuminstructie wordt als volgt aangevuld:

  • 2.3. Raadplegingsprocedure in geval van vertegenwoordiging

  • A. Worden visumaanvragen met betrekking tot onderdanen van in bijlage 5, deel c, opgenomen Staten in een diplomatieke of consulaire beroepspost van een in vertegenwoordiging van een Partnerstaat optredende Schengen-Staat ingediend, dan wordt de vertegenwoordigde Staat geraadpleegd.

  • B. De informatie welke met betrekking tot deze visumaanvragen wordt uitgewisseld, stemt overeen met de informatie welke thans in het kader van de raadpleging bedoeld in bijlage 5, deel b, wordt verstrekt. Op het formulier dient evenwel in een verplichte rubriek voor verwijzingen naar het grondgebied van de vertegenwoordigde Staat te worden voorzien.

  • C. Voor de termijnen, de verlenging daarvan en het soort antwoord gelden de huidige bepalingen van de Gemeenschappelijke Visuminstructie.

  • D. De overeenkomstig bijlage 5, deel b, voorziene raadplegingen worden door de vertegenwoordigde Staat verricht.

2. Hoofdstuk V, punt 2.3, van de Gemeenschappelijke Visuminstructie wordt met de volgende bepaling aangevuld:

  • g) Doorgeleiding van specifieke stukken In uitzonderlijke gevallen kan de ambassade waarbij de visumaanvraag werd ingediend, op verzoek van de consulaire post van de in overeenstemming met artikel 17 UO geraadpleegde Staat het formulier van de visumaanvraag (met foto) doorgeleiden. Deze procedure vindt alleen toepassing in plaatsen waar diplomatieke of consulaire beroepsposten van de raadplegende en van de geraadpleegde Staat bestaan, en enkel voor onderdanen van in bijlage 5, deel b, opgenomen Staten. In generlei geval kan het antwoord of het verzoek om verlenging van de raadpleging ter plekke worden doorgeleid, behoudens de raadplegingen welke in overeenstemming met de huidige bepalingen van bijlage 5, deel b, bij de Gemeenschappelijke Visuminstructie ter plekke plaatsvinden. Voor de uitwisseling tussen de centrale autoriteiten wordt in beginsel het raadplegingsnetwerk gebruikt.

3. Hoofdstuk V, punt 2.4, van de Gemeenschappelijke Visuminstructie wordt met de volgende alinea aangevuld:

Indien een in vertegenwoordiging van een Partnerstaat optredende diplomatieke of consulaire beroepspost zich ertoe genoodzaakt ziet, zich van verdere behandeling van een visumaanvraag te onthouden, wordt de visumaanvrager daarvan op de hoogte gebracht en wordt hij tevens ervan in kennis gesteld dat hij zich tot de diplomatieke of consulaire beroepspost van de voor de behandeling van de aanvraag bevoegde Staat kan richten.

4. Subgroep „Visa" wordt opgedragen, onverwijld bijlage 5, deel c, bij de Gemeenschappelijke Visuminstructie uit te werken, in overeenstemming met het gestelde onder punt 1.).

Subgroep „Vision" wordt opgedragen, een concept voor de technische omzetting uit te werken en tegen het einde van het jaar aan het Uitvoerend Comité voor te leggen. In dit concept dienen ook de eventueel noodzakelijke aanpassingen als bedoeld onder punt 2.) te worden opgenomen.

5. De procedure bedoeld onder punt 1.) wordt toegepast, zodra dit technisch mogelijk is.

Wenen, 7 oktober 1997

De Voorzitter,

K. SCHLÖGL


Besluit van het Uitvoerend Comité

Het Uitvoerend Comité,

Gelet op artikel 132 van de Overeenkomst ter uitvoering van het Akkoord van Schengen,

Gelet op het op 29 juni 1995 vastgestelde besluit (doc. SCH/Com-ex (95) 6) om een SIS-beheereenheid in te stellen, die zich onder toezicht van de Permanente Werkgroep (PWG) met het beheer van het gehele SIS zal belasten,

Gelet op het op 18 april 1996 te Den Haag vastgestelde besluit om het punt van de verdeling van de kosten van deze SIS-beheereenheid aan een onafhankelijke arbitragecommissie voor te leggen,

Gelet op het op 27 juni 1996 te Den Haag vastgestelde besluit, welke erin voorziet dat de aanbeveling van de arbitragecommissie voor de jaren 1996 en 1997 wordt opgevolgd,

Besluit:

De kosten van de SIS-beheereenheid worden vanaf 1 januari 1997 volgens de onderstaande verdeelsleutel door de Partnerstaten en de Staten van de Samenwerkingsovereenkomst gedragen:

1. 50% van de kosten van de SIS-beheereenheid worden overeenkomstig het door het Uitvoerend Comité vastgestelde besluit met kenmerk SCH/Com-ex (97) 18 betreffende de nieuwe verdeelsleutel voor de kosten voor de installatie en werking van het C.SIS over de Overeenkomstsluitende Staten en de Staten van de Samenwerkingsovereenkomst verdeeld.

2. 50% van de kosten van de SIS-beheereenheid worden naar analogie van artikel 119, lid 2, UO door de Overeenkomstsluitende Partijen en de Staten van de Samenwerkingsovereenkomst in gelijke delen gedragen.

Wenen, 7 oktober 1997

De Voorzitter,

K. SCHLÖGL


Besluit van het Uitvoerend Comité

Het Uitvoerend Comité,

Gelet op artikel 132 van de Overeenkomst ter uitvoering van het Akkoord van Schengen,

Gelet op artikel 92, lid 3, van deze Overeenkomst,

Overwegende de door Stuurgroep „SIS" verrichte analyses (document SCH/OR.SIS (97) 146, 2e herz.1),

Besluit:

Parallel aan de werkzaamheden ten behoeve van het SIS II wordt het huidige C.SIS voor de werking met 10 Staten vernieuwd. Het systeem wordt evenwel reeds zodanig voor de werking met 15 Staten voorbereid, dat de integratie van de Noordse Staten meteen na de stabilisering van het SIS met 10 Staten op het nieuwe platform kan plaatsvinden.

De Noordse Staten dienen zo snel mogelijk in de loop van het jaar 2000 te worden geïntegreerd.

Bij de uitvoering hiervan moeten de volgende richtlijnen in acht worden genomen:

1. Bij de parallelle ontwikkeling van het SIS I en het SIS II blijft de ontwikkeling van het SIS II als strategische doelstelling onverminderd bestaan. Wezenlijke technische eisen welke ten aanzien van het SIS bestaan, kunnen slechts bij de totstandbrenging van het SIS II worden gerealiseerd.

2. De verwezenlijking van dit voornemen dient door een beperkte aanbestedingsprocedure, welke door Frankrijk ter hand wordt genomen, te worden gewaarborgd.

3. Voor de parallelle ontwikkeling van het SIS I en het SIS II dienen alle Staten de bereidheid en de wil te hebben om de noodzakelijke financiële en personele middelen beschikbaar te stellen.

Wenen, 7 oktober 1997

De Voorzitter,

K. SCHLÖGL


Besluit van het Uitvoerend Comité betreffende de inwerkingstelling van de Schengen-Uitvoeringsovereenkomst in Italië

Het Uitvoerend Comité,

Gelet op de artikelen 131 en 132 van de Overeenkomst ter uitvoering van het Akkoord van Schengen,

Gelet op artikel 5 van de Toetredingsovereenkomst met Italië van 27 november 1990, in verbinding met de Gemeenschappelijke verklaring inzake artikel 5 in de Slotakte van genoemde Toetredingsovereenkomst,

Gelet op de Verklaring van de Ministers en Staatssecretarissen van 19 juni 1992 betreffende de inwerkingstelling van de Overeenkomst ter uitvoering van het Akkoord van Schengen,

Overwegende dat in de Gemeenschappelijke verklaring inzake artikel 139 in de Slotakte van de Overeenkomst ter uitvoering van het Akkoord van Schengen, alsmede in de Gemeenschappelijke verklaring in de Slotakte van de Toetredingsovereenkomst met Italië erin is voorzien dat„de Overeenkomst niet in werking wordt gesteld dan nadat aan de voorwaarden voor toepassing van de Overeenkomst in de ondertekenende Staten is voldaan en de controles aan de buitengrenzen effectief zijn",

Overwegende dat het Uitvoerend Comité op 25 april 1997 andermaal zijn politieke wil om de inwerkingstelling van de Schengen-Uitvoeringsovereenkomst in Italië, Griekenland en Oostenrijk per 26 oktober 1997 op basis van een besluit van het Uitvoerend Comité mogelijk te maken, heeft bevestigd,

Overwegende dat de door Italië geboekte vooruitgang met het oog op de vervulling van de voorwaarden voor de inwerkingstelling van de Schengen-Uitvoeringsovereenkomst, waarin in de Verklaring van 19 juni 1992 is voorzien, het mogelijk maakt de Schengen-Uitvoeringsovereenkomst in Italië in werking te stellen,

Erkennende de grensoverschrijdende samenwerking tussen de met de uitoefening van politietaken belaste autoriteiten welke de afgelopen maanden door Italië met hun Schengen-buurlanden tot stand is gebracht, en gelet op de tussen ltalië en Oostenrijk alsmede Italië en Frankrijk bereikte bilaterale overeenkomsten,

Gevolg gevende aan de Verklaring van het Uitvoerend Comité van 24 juni 1997 betreffende de inwerkingstelling van de Schengen-Uitvoeringsovereenkomst in Italië, Griekenland en Oostenrijk, waarmede de vaste wil om de Schengen-Uitvoeringsovereenkomst voor Italië per 26 oktober 1997, alsmede voor Oostenrijk en Griekenland uiterlijk eind 1997 in werking te stellen, werd bevestigd,

Besluit:

I. Inwerkingstelling van de Overeenkomst ter uitvoering van het Akkoord van Schengen

1. De Overeenkomst ter uitvoering van het Akkoord van Schengen wordt voor Italië op 26 oktober 1997 in werking gesteld, met dien verstande dat aan het bepaalde in de Schengen-Uitvoeringsovereenkomst met betrekking tot de inlading van de gegevens in het SIS reeds op 1 juli 1997 is voldaan en dat de afschaffing van de grenscontrole aan de binnengrenzen op de onder de punten 2 en 3 genoemde tijdstippen geheel effectief wordt.

2. De grenscontrole voor intra-vluchten van en naar Italië wordt per 26 oktober 1997 opgeheven op die luchthavens waar dit technisch mogelijk is. Tussen Nederland en Italië wordt een aanvullend protocol overeengekomen, dat in een gefaseerde afschaffing van de controles op de luchthavens vóór 29 maart 1998 voorziet.

3. De grenscontrole aan de landgrenzen van Italië en voor de intra-scheepvaartverbindingen in de havens wordt per 26 oktober 1997 in wederzijds overleg tussen de desbetreffende aangrenzende Staten in een begln- en overgangsfase opgeheven.

De begin- en overgangsfase aan deze landgrenzen en in deze zeehavens eindigt op 31 maart 1998.

4. De betrokken Staten brengen het Uitvoerend Comité verslag uit over de in overeenstemming met de punten 2 en 3 uitgevoerde maatregelen ter afschaffing van de binnengrenscontroles.

II. Operationeelverklaring van het Schengen-informatiesysteem

Het Uitvoerend Comité verklaart Italië met ingang van 26 oktober 1997 volledig operationeel. Vanaf dit tijdstip wordt het systeem voor de tot bevraging gemachtigde autoriteiten van Italië toegankelijk gesteld.

1. Het N.SIS van ltalië heeft alle testreeksen positief afgesloten.

Het Uitvoerend Comité stelt in de zin van zijn Verklaringen van 27 juni 1994 vast dat het N.SIS van Italië, alsook het SIS met het N.SIS van Italië technisch bedrijfsklaar zijn.

2. Overeenkomstig het bepaalde in artikel 101, lid 4, van de Overeenkomst ter uitvoering van het Akkoord van Schengen, doet iedere Overeenkomstsluitende Partij het Uitvoerend Comité mededeling van de lijst van bevoegde autoriteiten welke tot directe bevraging van de in het Schengen-informatiesysteem opgenomen gegevens gemachtigd zijn.

Het Uitvoerend Comité neemt de door Italië medegedeelde lijst ter kennis.

Overeenkomstig het bepaalde in artikel 108, lid 1, van de Overeenkomst ter uitvoering van het Akkoord van Schengen, wijst elk der Overeenkomstsluitende Partijen een instantie aan welke voor het nationale deel van het Schengeninformatiesysteem centraal verantwoordelijk is.

Het Uitvoerend Comité neemt de door Italië verstrekte mededeling ter kennis.

Overeenkomstig de Verklaringen van het Uitvoerend Comité van 18 oktober 1993 en van 27 juni 1994 geldt als een der voorwaarden voor de operationeelverklaring dat mededeling is gedaan van de openstelling voor de tot bevraging gemachtigde autoriteiten van de Staat waar de Schengen-Uitvoeringsovereenkomst in werking dient te worden gesteld.

Met de kennisneming van de door Italië medegedeelde lijsten bevestigt het Uitvoerend Comité dat de openstelling voor de tot bevraging gemachtigde autoriteiten in de zin van zijn Verklaringen van 18 oktober 1993, van 26 april 1994 en van 27 juni 1994 is medegedeeld.

Het Uitvoerend Comité gaat ervan uit dat voor ltalië uiterlijk 26 oktober 1997 de inlading van de respectieve bestaande nationale gegevens welke in de zin van de Verklaringen van het Uitvoerend Comité van 18 oktober 1993 en van 27 juni 1994 als wezenlijk worden aangemerkt en zodoende een voorwaarde voor de effectiviteit van de operationeelverklaring voor Italië zijn, zal zijn voltooid.

3. Stuurgroep „SIS" wordt opgedragen de Centrale Groep en het Uitvoerend Comité voortdurend over de voortgang van de inlading der reële gegevens te informeren.

4. De bepalingen inzake de bescherming van persoonsgegevens opgenomen in de Overeenkomst ter uitvoering van het Akkoord van Schengen vinden in Italië onverkort toepassing.

Wenen, 7 oktober 1997

De Voorzitter,

K. SCHLÖGL


Besluit van het Uitvoerend Comité betreffende de inwerkingstelling van de Schengen-Uitvoeringsovereenkomst in Oostenrijk

Het Uitvoerend Comité,

Gelet op de artikelen 131 en 132 van de Overeenkomst ter uitvoering van het Akkoord van Schengen,

Gelet op artikel 5 van de Toetredingsovereenkomst met Oostenrijk van 28 april 1995, in verbinding met de Gemeenschappelijke verklaring inzake artikel 5 in de Slotakte van genoemde Toetredingsovereenkomst,

Gelet op de Verklaring van de Ministers en Staatssecretarissen van 19 juni 1992 betreffende de inwerkingstelling van de Overeenkomst ter uitvoering van het Akkoord van Schengen,

Overwegende dat in de Gemeenschappelijke verklaring inzake artikel 139 in de Slotakte van de Overeenkomst ter uitvoering van het Akkoord van Schengen, alsmede in de Gemeenschappelijke verklaring in de Slotakte van de Toetredingsovereenkomst met Oostenrijk erin is voorzien dat„de Overeenkomst niet in werking wordt gesteld dan nadat aan de voorwaarden voor toepassing van de Overeenkomst in de ondertekenende Staten is voldaan en de controles aan de buitengrenzen effectief zijn",

Overwegende dat het Uitvoerend Comité op 25 april 1997 andermaal zijn politieke wil om de inwerkingstelling van de Schengen-Uitvoeringsovereenkomst in Italië, Griekenland en Oostenrijk per 26 oktober 1997 op basis van een besluit van het Uitvoerend Comité mogelijk te maken, heeft bevestigd,

Overwegende dat de door Oostenrijk geboekte vooruitgang met het oog op de vervulling van de voorwaarden voor de inwerkingstelling van de Schengen-Uitvoeringsovereenkomst, waarin in de Verklaring van 19 juni 1992 is voorzien, het mogelijk maakt de Schengen-Uitvoeringsovereenkomst in Oostenrijk in werking te stellen,

Erkennende de grensoverschrijdende samenwerking tussen de met de uitoefening van politietaken belaste autoriteiten welke de afgelopen maanden door Oostenrijk met zijn Schengen-buurlanden tot stand is gebracht, en gelet op de tussen Italië en Oostenrijk alsmede Oostenrijk en Duitsland bereikte bilaterale overeenkomsten,

Gevolg gevende aan de Verklaring van het Uitvoerend Comité van 24 juni 1997 betreffende de inwerkingstelling van de Schengen-Uitvoeringsovereenkomst in Italië, Griekenland en Oostenrijk, waarmede de vaste wil om de Schengen-Uitvoeringsovereenkomst voor ltalië per 26 oktober 1997, alsmede voor Oostenrijk en Griekenland uiterlijk eind 1997 in werking te stellen, werd bevestigd,

Besluit:

I. Inwerkingstelling van de Overeenkomst ter uitvoering van het Akkoord van Schengen

1. De Overeenkomst ter uitvoering van het Akkoord van Schengen wordt voor Oostenrijk met ingang van 1 december 1997 in werking gesteld, met dien verstande dat de afschaffing van de grenscontrole aan de binnengrenzen op de onder de punten 4 en 5 genoemde tijdstippen geheel effectief wordt.

2. De toepassing van dit besluit is verbonden aan de voltooiing van de procedures betreffende de bekrachtiging, aanvaarding of goedkeuring van de toetredingsinstrumenten door Frankrijk.

3. De vervulling van de onder punt 2 vermelde voorwaarde wordt aangetoond door de voltooiing van de procedures betreffende de bekrachtiging, aanvaarding of goedkeuring, door kennisgeving van de depositaris.

4. De grenscontrole voor intra-vluchten van en naar Oostenrijk wordt vanaf 1 december 1997 in wederzijds overleg tussen de betrokken Staten opgeheven op die luchthavens waar dit technisch mogelijk is. De opheffing vindt ten laatste per 29 maart 1998 plaats.

5. De grenscontrole aan de landgrenzen van Oostenrijk wordt vanaf 1 december 1997 in wederzijds overleg tussen de desbetreffende aangrenzende Staten in een begin- en overgangsfase geleidelijk opgeheven.

De begin- en overgangsfase aan deze landgrenzen eindigt op 31 maart 1998.

6. De betrokken Staten brengen het Uitvoerend Comité verslag uit over de in overeenstemming met de punten 4 en 5 uitgevoerde maatregelen ter afschaffing van de binnengrenscontroles. Zij leggen uiterlijk 1 december 1997 in het bijzonder een lijst van de luchthavens bedoeld onder punt 4, in de eerste volzin, voor.

II. Operationeelverklaring van het Schengen-informatiesysteem

Het Uitvoerend Comité verklaart Oostenrijk met ingang van 1 december 1997 volledig operationeel. Vanaf dat tijdstip wordt het systeem voor de tot bevraging gemachtigde autoriteiten van Oostenrijk toegankelijk gesteld.

1. Het N.SIS van Oostenrijk heeft alle testreeksen positief afgesloten.

Het Uitvoerend Comité stelt in de zin van zijn Verklaringen van 27 juni 1994 vast dat het N.SIS van Oostenrijk, alsook het SIS met het N.SIS van Oostenrijk technisch bedrijfsklaar zijn.

2. Overeenkomstig het bepaalde in artikel 101, lid 4, van de Overeenkomst ter uitvoering van het Akkoord van Schengen, doet iedere Overeenkomstsluitende Partij het Uitvoerend Comité mededeling van de lijst van bevoegde autoriteiten welke tot directe bevraging van de in het Schengen-informatiesysteem opgenomen gegevens gemachtigd zijn.

Het Uitvoerend Comité neemt de door Oostenrijk medegedeelde lijsten ter kennis.

Overeenkomstig het bepaalde in artikel 108, lid 1, van de Overeenkomst ter uitvoering van het Akkoord van Schengen, wijst elk der Overeenkomstsluitende Partijen een instantie aan welke voor het nationale deel van het Schengeninformatiesysteem centraal verantwoordelijk is.

Het Uitvoerend Comité neemt de door Oostenrijk verstrekte mededelingen ter kennis.

Overeenkomstig de Verklaringen van het Uitvoerend Comité van 18 oktober 1993 en van 27 juni 1994 geldt als een der voorwaarden voor de operationeelverklaring dat mededeling is gedaan van de openstelling voor de tot bevraging gemachtigde autoriteiten van de Staat waar de Schengen-Uitvoeringsovereenkomst in werking dient te worden gesteld.

Met de kennisneming van de door Oostenrijk medegedeelde lijsten bevestigt het Uitvoerend Comité dat de openstelling voor de tot bevraging gemachtigde autoriteiten in de zin van zijn Verklaringen van 18 oktober 1993, van 26 april 1994 en van 27 juni 1994 is medegedeeld.

3. Het Uitvoerend Comité gaat ervan uit dat uiterlijk 1 december 1997 de inlading van de respectieve bestaande nationale gegevens welke in de zin van de Verklaringen van het Uitvoerend Comité van 18 oktober 1993 en van 27 juni 1994 als wezenlijk worden aangemerkt en zodoende een voorwaarde voor de effectiviteit van de operationeelverklaring voor Oostenrijk zijn, zal zijn voltooid.

Voor het begin van de inlading van de nationale gegevens geldt als voorwaarde dat de toetredingsinstrumenten in werking zijn getreden. Vanaf dat tijdstip zijn de Staten die de Schengen-Uitvoeringsovereenkomst reeds toepassen, gemachtigd de signaleringen van Oostenrijk overeenkomstig de bepalingen van deze Overeenkomst te gebruiken.

Stuurgroep „SIS" wordt opgedragen de Centrale Groep en het Uitvoerend Comité voortdurend over de voortgang van de inlading der reële gegevens te informeren.

4. De bepalingen inzake de bescherming van persoonsgegevens opgenomen in de Overeenkomst ter uitvoering van het Akkoord van Schengen vinden in Oostenrijk onverkort toepassing.

Wenen, 7 oktober 1997

De Voorzitter,

K. SCHLÖGL


Voorts heeft het Uitvoerend Comité nog een aantal besluiten genomen op 15 december 1997. De Nederlandse tekst van de volgende besluiten is hierna afgedrukt:

– inzake de verdeelsleutel 1998/99;

– inzake de vaststelling van de begroting uitgaven Secretariaat-Generaal Benelux voor het beheer van het Akkoord en de Uitvoeringsovereenkomst;

– inzake de Financiële Regeling;

– inzake een uniform model voor verblijfstitels;

– inzake vaststelling van het financieel reglement;

– inzake het Gemeenschappelijk Handboek;

– inzake het voorzitterschap;

– inzake de financiële regeling voor de SIS-management unit

– inzake leidraad voor bewijsmiddelen en indicaties in het kader van overname-overeenkomsten tussen Schengen-Staten;

– inzake wijziging van de Gemeenschappelijke Visuminstructie;

– inzake de verscherping van de controle aan de buitengrenzen.

Besluit van het Uitvoerend Comité

Het Uitvoerend Comité,

Gelet op artikel 132 van de Overeenkomst ter uitvoering van het Akkoord van Schengen,

Gelet op de administratieve en financiële regeling van 27 juni 1996,

Gelet op het besluit van de Centrale Groep van 28 oktober 1997 met kenmerk SCH/C 97 ...,

Besluit:

1. Voor de vaststelling van de verdeelsleutel 1998/99 blijft de tot dusverre gehanteerde berekeningswijze gehandhaafd, met dien verstande dat het aandeel van IJsland in de algemene begroting op 0,1 % wordt vastgesteld.

2. Een overzicht van de aandelen per Staat voor het jaar 1998 is als bijlage bij dit besluit opgenomen.

Wenen, 15 december 1997

De Voorzitter,

K. SCHLÖGL


Bijlage

SECRETARIAT GENERAL SCHENGEN FINANCEMENT DU BUDGET 1998 FINANCEMENT OF THE 1998 BUDGET

MONTANTS A FINANCER AMOUNT TO FINANCE

Budget 1998 Bef 272.428.938

CLE 1998
KEY 1998
   
 Budget en%
 Mio BeF 
   
DE27.215.6789,990
EL27.215.6789,990
ES27.215.6789,990
FR27.215.6789,990
IT27.215.6789,990
AT27.215.6789,990
PT27.215.6789,990
ss total190.509.74669,930
   
BE13.199.6044,845
NL13.199.6044,845
LU816.4700,300
ss total27.215.6789,990
ss total217.725.42479,920
   
DA13.607.8394,995
NO13.607.8394,995
SU13.607.8394,995
SE13.607.8394,995
ss total54.431.35619,980
ss total  
IS272.1570,100
   
   
arrondi1 
TOTAL272.428.938100,000

Besluit van het Uitvoerend Comité

Het Uitvoerend Comité,

Gelet op artikel 132 van de Overeenkomst ter uitvoering van het Akkoord van Schengen,

Gelet op de op 27 juni 1996 vastgestelde Administratieve en Financiële Regeling,

Besluit:

1. De begroting inzake de uitgaven van het Secretariaat-Generaal van de Benelux Economische Unie voor het beheer van het Akkoord en van de Uitvoeringsovereenkomst van Schengen wordt voor 1998 op een bedrag van 272.428.938 BEF vastgesteld.

2. Gezien de nieuwe regeling voor de verdeelsleutel (SCH/Com-ex (97) 17 herz.) – op grond waarvan door IJsland een bijdrage van 0,1% dient te worden betaald – ontstaat de volgende opdeling: groep 1 – Duitsland – Griekenland – Spanje – Frankrijk – Italië – Oostenrijk – Portugal – elk 27.215.678 BEF; groep 2 – België en Nederland – elk 13.199.604 BEF en Luxemburg 816.470 BEF; groep 3 – Denemarken – Noorwegen – Finland – Zweden – elk 13.607.839 BEF; alsmede IJsland 272.157 BEF.

Wenen, 15 december 1997

De Voorzitter,

K. SCHLÖGL


Besluit van het Uitvoerend Comité

Het Uitvoerend Comité,

Gelet op artikel 132 van de Overeenkomst ter uitvoering van het Akkoord van Schengen,

Gelet op artikel 9 van deze Overeenkomst,

Overwegende dat het in het belang van de Schengen-Partnerstaten is, in het kader van hun gemeenschappelijk beleid op het gebied van het personenverkeer hun visumbeleid in onderling overleg te harmoniseren, teneinde mogelijke negatieve gevolgen met betrekking tot binnenkomst en de nationale veiligheid te vermijden,

Geleid door de wens, de thans tussen de Schengen-Partnerstaten nog bestaande verschillende visumregelingen met betrekking tot de in Bijlage 1, Deel III bij de Gemeenschappelijke Visuminstructie opgesomde Staten zo spoedig mogelijk ongedaan te maken,

Voortbouwende op het op 15 december 1992 te Madrid door de Ministers en Staatssecretarissen vastgestelde document „Basiscriteria voor opneming in de gemeenschappelijke lijst van visumplichtige Staten" (SCH/M (92) 32 herz.),

Geleid door het beginsel van solidariteit tussen de Schengen-Partnerstaten,

Besluit:

1. De Schengen-Staten entameren tijdig de vereiste maatregelen met het oog op de afschaffing van de visumplicht voor de onderdanen van Australië, Brunei, Costa Rica, Kroatië, El Salvador, Guatemala, Honduras, Maleisië, Nicaragua, Panama, Paraguay, Singapore en Venezuela, opdat deze ten laatste per 1 januari 1999 van kracht worden.

2. Bijlage 1, Deel I, bij de Gemeenschappelijke Visuminstructie (Gemeenschappelijke lijst van Staten wier onderdanen aan de visumplicht zijn onderworpen) wordt met de Staten Bosnië-Herzegovina, Jamaica, Kenia en Malawi aangevuld.

3. De visumplicht voor onderdanen van de onder punt 2 genoemde Staten treedt ten laatste met ingang van 1 januari 1999 in werking.

4. Tot slot verbinden de Schengen-Staten zich ertoe om uiterlijk 1 januari 1999 de ter uitvoering van het bepaalde in artikel 100 C VEG te verwezenlijken oplossing ten aanzien van Bolivia, Colombia en Ecuador te bereiken.

Wenen, 15 december 1997

De Voorzitter

K. SCHLÖGL


Besluit van het Uitvoerend Comité

Het Uitvoerend Comité,

Gelet op artikel 132 van de Overeenkomst ter uitvoering van het Akkoord van Schengen.

Gelet op artikel 18 van de op 27 juni 1996 vastgestelde Administratieve en Financiële Regeling,

Besluit:

1. Artikel 18, lid 1, van de Financiële Regeling van 27 juni 1996 (doc. SCH/Com-ex (96) 15) wordt als volgt gewijzigd:

„De controle op de uitgaven wordt jaarlijks door een onafhankelijke externe accountant verricht.

Deze rapporteert aan het Permanent Administratief Comité, dat verslag uitbrengt aan de Centrale Groep. Na de goedkeuring van de rekeningen door de Centrale Groep verleent deze kwijting aan de Secretaris-Generaal van de Benelux Economische Unie."

2. Dit besluit is met terugwerkende kracht vanaf het boekjaar 1995 van toepassing.

Wenen, 15 december 1997

De Voorzitter,

K. SCHLÖGL

Besluit van het Uitvoerend Comité

Het Uitvoerend Comité,

Gelet op artikel 132, lid 2, van de op 19 juni 1990 te Schengen ondertekende Overeenkomst ter uitvoering van het Akkoord van Schengen (hierna „Schengen-Overeenkomst" genoemd),

Gelet op artikel 134 van deze Overeenkomst,

Met inachtneming van het op 14 mei 1997 door de Centrale Groep genomen besluit,

Gelet op de uitkomst van de op 28 oktober 1997 gehouden vergadering van de Centrale Groep

Besluit:

De Schengen-Staten beijveren zich ervoor, het Gemeenschappelijk Optreden van 16 december 1996 inzake een uniform model voor verblijfstitels (doc 97/11/JAI, verschenen in Pb L7 van 10.1.97, blz. 1) zo spoedig mogelijk, in voorkomend geval stapsgewijs nog vóór het verstrijken van de in het Gemeenschappelijk Optreden genoemde overgangstermijnen toe te passen.

Wenen, 15 december 1997

De Voorzitter

K. SCHLÖGL

Besluit van het Uitvoerend Comité

Het Uitvoerend Comité,

Gelet op artikel 132 van de Overeenkomst ter Uitvoering van het Akkoord van Schengen,

Gelet op de artikelen 92 en 119 van deze Overeenkomst,

Gelet op de artikelen 2 en 3 van de Samenwerkingsovereenkomst tussen de Staten die partij zijn bij het Akkoord en de Uitvoeringsovereenkomst van Schengen enerzijds, en de Republiek IJsland en het Koninkrijk Noorwegen anderzijds,

Besluit:

Het aangehechte financieel reglement betreffende de kosten voor de installatie en exploitatie van de technisch ondersteunende functie van het Schengen-informatiesysteem (C.SIS) wordt vastgesteld.

FINANCIEEL REGLEMENT BETREFFENDE DE INSTALLATIE- EN EXPLOITATIEKOSTEN VAN HET SCHENGEN-C.SIS

TITEL I

algemene bepalingen

De begroting voor de technisch ondersteunende functie van het te Straatsburg gevestigde SCHENGEN-Informatiesysteem als bedoeld in de artikelen 92 en 119 van de Overeenkomst ter Uitvoering van het op 14 juni 1985 gesloten Akkoord van Schengen, hierna C.SIS genoemd, bestaat uit:

– de installatiebegroting van het centrale informaticasysteem, waarvan de toegestane uitgaven worden vastgesteld door het Uitvoerend Comité, na advies van de Centrale Groep.

– de exploitatiebegroting, waarvan de jaarlijks toegestane uitgaven worden vastgesteld door het Uitvoerend Comité, na advies van de Centrale Groep.

In de installatiebegroting en in de werkingsbegroting van het C.SIS wordt voor zover mogelijk rekening gehouden met de voorlopige meerjarenraming van de installatie en de werking van het SIS.

De voorlopige meerjarenraming van de installatie en de werking van het SIS, welke op ten minste drie jaren betrekking heeft, behelst een raming van de voorziene uitgaven.

De voorlopige meerjarenraming van de installatie en de werking van het SIS wordt jaarlijks door Stuurgroep „SIS" bijgewerkt en tijdens het eerste kwartaal van het kalenderjaar door de Centrale Groep gevalideerd.

1. Middelen van het C.SIS

De middelen van het C.SIS voor zowel de installatie- als de exploitatiebegroting worden gevormd door de bijdragen van de onderscheidene Overeenkomstsluitende Staten alsmede door de bijdragen van de Staten van de Samenwerkingsovereenkomst. De bijdragen van de Staten van de Samenwerkingsovereenkomst worden vastgesteld op basis van hun aandeel in de som van het bruto binnenlands produkt van de onderscheidene Overeenkomstsluitende Staten en van de Staten van de Samenwerkings-overeenkomst. De bijdragen van de Overeenkomstsluitende Staten worden vastgesteld op basis van hun percentage in de eenvormige BTW-grondslag als bedoeld in artikel 2, lid 1, onder C, van het Besluit van de Raad van de Europese Gemeenschappen van 24 juni 1988 betreffende het stelsel van eigen middelen van de Gemeenschappen.

De verdeling van de bijdragen tussen de Overeenkomstsluitende Staten enerzijds en de Staten van de Samenwerkingsovereenkomst anderzijds wordt jaarlijks bepaald op basis van het aandeel van elk der Overeenkomstsluitende Staten alsmede van elk der Staten van de Samenwerkingsovereenkomst in de som van het bruto binnenlands produkt van alle Overeenkomstsluitende Staten en van de Staten van de Samenwerkingsovereenkomst over het voorgaande jaar.

De verdeling tussen de Overeenkomstsluitende Staten wordt jaarlijks, rekening houdend met de voor de Staten van de Samenwerkingsovereenkomst berekende bijdragen, vastgesteld op basis van hun respectieve BTW-middelen in het totaal der BTW-middelen van de Europese Gemeenschappen, zoals dit is vastgesteld bij de laatste in het voorgaande boekjaar verrichte rectificatie van de begroting van de Europese Gemeenschappen.

Het bedrag van de bijdragen van de onderscheidene Overeenkomstsluitende Staten en van de Staten van de Samenwerkingsovereenkomst wordt voor de respectieve begrotingen door de Franse Partij in Franse frank berekend en vastgesteld.

2. Voldoening van de bijdragen

De Overeenkomstsluitende Staten alsmede de Staten van de Samenwerkingsovereenkomst dienen hun bijdragen te voldoen aan:

COMPTE TRESOR PUBLIC Banque de France n° 9000-3 (agence centrale comptable du trésor)

De gestorte bedragen zullen in een samenwerkingsfonds (nr. 09.1.4.782) van de begroting van de Franse Staat ten gunste van het Ministerie van Binnenlandse Zaken worden geboekt.

3. Toetreding van nieuwe Staten

De toetreding van enige nieuwe Staat zal vanaf de toetredingsdatum resulteren in:

– herschikking van de aandelen van de onderscheidene Overeenkomstsluitende Staten en van de Staten van de Samenwerkingsovereenkomst volgens de in titel I van dit Financieel Reglement bepaalde voorwaarden;

– aanpassing van de bijdragen van de onderscheidene Overeenkomstsluitende Staten en van de Staten van de Samenwerkingsovereenkomst, ten einde aan de nieuwtoegetreden Staat zijn bijdrage in de exploitatie van het C.SIS vanaf het jaar van zijn toetreding toe te rekenen;

– aanpassing van de bijdragen van de onderscheidene Overeenkomstsluitende Staten en van de Staten van de Samenwerkingsovereenkomst, ten einde een gedeelte van de eerder gedragen kosten voor installatie van het C.SIS aan de nieuw-toegetreden Staat toe te rekenen. Voor de berekening van deze deelneming wordt het aandeel van de BTW-middelen van de nieuw-toegetreden Staat in de totale BTW-middelen van de Europese Gemeenschappen in aanmerking genomen, en wel voor de jaren voorafgaande aan de toetreding van de nieuwe Staat waarin begrotingsuitgaven voor de installatie van het C.SIS zijn verricht. Op basis van deze bijdrage vindt aan de overige Staten terugstorting plaats naar rato van hun aandeel zoals dit in titel I, punt 1, van dit Reglement is berekend.

TITEL II

installatiebegroting

De Franse Republiek neemt met inachtneming van de Franse rechtsbepalingen inzake openbare financiën de vooruitbetaling op zich van alle aan de installatie van het C.SIS verbonden kosten. Het bedrag van de door de onderscheidene Overeenkomstsluitende Staten en door de Staten van de Samenwerkings-overeenkomst te leveren bijdragen wordt berekend op de wijze zoals bepaald in titel I, punt 1, van dit Reglement en door de Franse Partij in Franse frank vastgesteld.

1. Geraamde uitgaven

De Franse Partij stelt tijdens het jaar voorafgaand aan de uitvoering daarvan een ontwerp-jaarbegroting voor de installatie-uitgaven van het C.SIS op, waarin voor zover mogelijk met de in de voorlopige meerjarenraming van de installatie en de werking van het SIS opgenomen gegevens rekening wordt gehouden. Deze ontwerp-begroting wordt ten minste zes maanden vóór het begin van het begrotingsjaar ter beoorde- ling aan de Centrale Groep en ter goedkeuring aan het Uitvoerend Comité voorgelegd.

lndien de ontwerp-begroting niet wordt goedgekeurd, stelt de Franse Partij in de daaropvolgende maand een nieuw ontwerp op, hetwelk – nadat de Centrale Groep zich hierover heeft uitgesproken – onmiddellijk ter goedkeuring aan het Uitvoerend Comité wordt voorgelegd.

Tijdens het begrotingsjaar waarop bedoelde ontwerp-begroting betrekking heeft, hecht de Centrale Groep aan het einde van elk kwartaal, na uitbrenging van een advies dienaangaande door Stuurgroep „SIS", zijn goedkeuring aan de installatieuitgaven van het C.SIS alsmede elke onvoorziene nieuwe uitgave, die schriftelijk dient te worden verantwoord.

De Franse Partij zal in het eerste halfjaar volgend op de afsluiting van een begrotingsjaar een meerjarentabel van de tot het einde van bedoeld begrotingsjaar door de Centrale Groep goedgekeurde C.SIS-installatie-uitgaven opstellen.

Bedoelde tabel zal samen met de ontwerp-jaarbegroting voor de installatie-uitgaven van het C.SIS ter goedkeuring aan het Uitvoerend Comité worden voorgelegd.

Overeenkomstig de in II.2 beschreven procedure leidt elke door het Uitvoerend Comité goedgekeurde uitgave tot invorderbaarheid van de aan elk der Staten toekomende delen.

De Overeenkomstsluitende Staten en de Staten van de Samenwerkingsovereenkomst verbinden zich ertoe het totaal van de installatiekosten te dekken ter hoogte van het door het Uitvoerend Comité vastgestelde bedrag.

De Overeenkomstsluitende Staten en de Staten van de Samenwerkingsovereenkomst kunnen besluiten een bedrag vooruit te storten ter dekking van een gedeelte dan wel het geheel van het geraamde bedrag dat voor de installatie van het C.SIS aan hen is toegerekend.

2. Wijze van invordering

De voor het aandeel van elk der OvereenkomstsluitendeStaten alsmede van elk der Staten van de Samenwerkingsovereenkomst vastgestelde bedragen dienen normaliter te worden voldaan naarmate de Franse Partij betalingen verricht.

Ten einde het aantal verzoeken om storting van de bijdragen te beperken, doet de Franse Partij evenwel slechts tweemaal per jaar, te weten op 30 april en op 31 oktober, een terugbetalingsverzoek uitgaan, ten einde het geheel der uitgaven van het desbetreffende begrotingsjaar te dekken.

De Franse Partij doet de terugbetalingsverzoeken per schrijven aan de Overeenkomstsluitende Staten toekomen via de overheidsorganen waarvan zij de gegevens heeft ontvangen.

Dit schrijven bevat de volgende informatie:

– de rechtsgrondslagen voor het terugbetalingsverzoek;

– het toegestane totaalbedrag voor de installatiebegroting zoals dit is vastgesteld;

– het voor de desbetreffende periode te storten bedrag;

– de voor storting van de bijdrage noodzakelijke gegevens, zoals vermeld in titel I, punt 2, van dit Reglement.

Bij dit schrijven wordt een dossier gevoegd, dat uit de volgende stukken bestaat:

een overzicht van het op basis van het bruto binnenlands produkt berekende aandelen van de Staten van de Samenwerkingsovereenkomst en een overzicht van het aandeel van elke Overeenkomstsluitende Partij in de exploitatiebegroting van het C.SIS voor de desbetreffende uitgave, op basis van haar BTW-aandeel in het SIS.

– afschriften van de stukken ter staving van het te storten bedrag.

Met het oog op een juiste boeking van de gestorte bedragen is het van belang dat elke Staat bij zijn storting een nota voegt, waarin het volgende wordt vermeld:

BETREFT: storting van het over 199 door ..................... (Staat) verschuldigde aandeel in de installatiebegroting van het SCHENGEN-lnformatiesysteem.

BEDRAG: ................. Franse frank

BEGUNSTIGDE: Ministerie van Binnenlandse Zaken, Gegevenstransmissie en Gegevensverwerking

3. Door een andere Staat dan Frankrijk verrichte uitgaven

Indien een Overeenkomstsluitende Staat dan wel een der Staten van de Samenwerkingsovereenkomst met instemming van de overige Overeenkomstsluitende Staten alsmede van de Staten van de Samenwerkingsovereenkomst rechtstreeks een gedeelte van de installatiekosten van het C.SIS voor zijn rekening neemt, zullen deze kosten over de Overeenkomstsluitende Staten worden verdeeld naar dezelfde evenredigheid als die welke door de Franse Partij is vastgesteld voor het jaar waarin de uitgave is verricht.

De Overeenkomstsluitende Staat die deze uitgave rechtstreeks voor zijn rekening heeft genomen, of de Staat van de Samenwerkingsovereenkomst ingeval de uitgaven door hem zijn gedaan, doet aan de Franse Republiek, die voor invordering zal zorgdragen, mededeling van de bijdragen van de onderscheidene Overeenkomstsluitende Staten en van de Staten van de Samenwerkingsovereenkomst volgens de in dit Reglement neergelegde voorwaarden.

De Franse Partij zal de verrichte uitgave terugbetalen, zodra zij de hiervoor door de overige Overeenkomstsluitende Staten en de Staten van de Samenwerkingsovereenkomst verschuldigde bijdragen zal hebben ontvangen.

TITEL III

exploitatiebegroting

De Franse Staat draagt zorg voor vooruitbetaling van de exploitatiekosten van het C.SIS volgens de Franse rechtsbepalingen inzake openbare financiën. De bedragen van de voor de onderscheidene Overeen- komstsluitende Staten en de Staten van de Samenwerkingsovereenkomst bepaalde aandelen worden berekend op de wijze zoals bepaald in titel I, punt 1, van dit Reglement en worden door de Franse Partij in Franse frank vastgesteld.

1. Vaststelling van de exploitatiebegroting

De ontwerp-begroting voor de exploitatie van het C.SIS wordt in het jaar voorafgaand aan de uitvoering ervan door de Franse Partij opgesteld. Zij wordt ten minste zes maanden vóór aanvang van het begrotingsjaar voor advies aan de Centrale Groep en ter goedkeuring aan het Uitvoerend Comité voorgelegd.

In de ontwerp-begroting wordt voor zover mogelijk met de in de voorlopige meerjarenraming van de installatie en de werking van het SIS opgenomen gegevens rekening gehouden.

Bij het ontwerp zijn de stukken ter staving van de geraamde uitgaven gevoegd.

De begroting wordt met eenstemmigheid door de Overeenkomstsluitende Staten goedgekeurd.

In geval van weigering tot goedkeuring van de begroting stelt de Franse Partij binnen één maand een nieuw ontwerp op, dat onmiddellijk ter goedkeuring aan het Uitvoerend Comité wordt voorgelegd, na advies van de Centrale Groep.

In de periode welke tussen beide besprekingen ligt of ingeval van weigering tot goedkeuring heeft de Franse Partij de mogelijkheid om de onderscheidene Overeenkomstsluitende Staten alsmede de Staten van de Samenwerkingsovereenkomst om voldoening van de bijdragen te verzoeken en over te gaan tot uitvoering van de begroting door voorlopige twaalfden, op basis van de vastgestelde kredieten voor het voorafgaande boekjaar, totdat de begroting voor het boekjaar is goedgekeurd.

De Franse Partij kan aan het Uitvoerend Comité een gerectificeerde ontwerp-begroting voorstellen. Deze wordt aan het Uitvoerend Comité voorgelegd, na advies van de Centrale Groep.

Een eventueel tekort of overschot over het boekjaar dient noodzakelijkerwijs tijdens de uitvoering van de begroting van het volgende jaar te worden aangezuiverd.

2. Wijze van invordering

Het besluit betreffende de vaststelling van de begroting door het Uitvoerend Comité, waarvan het fungerend Voorzitterschap de onderscheidene Overeenkomstsluitende Staten en de Staten van de Samenwerkings-overeenkomst naar behoren dient in kennis te stellen, heeft de invorderbaarheid van de bijdragen van de Overeenkomstsluitende Staten en van de Staten van de Samenwerkingsovereenkomst tot gevolg.

Hiertoe doet de Franse Partij aan de onderscheidene Overeenkomstsluitende Staten alsmede aan de Staten van de Samenwerkingsovereenkomst een verzoek om invordering van de bijdragen toekomen, waarvan een afschrift aan het Voorzitterschap wordt toegestuurd.

De Overeenkomstsluitende Staten en de Staten van de Samenwerkings-overeenkomst voldoen hun totale bijdrage vóór 30 april van het lopende boekjaar.

Indien een Overeenkomstsluitende Staat op die datum niet aan zijn financiële verplichtingen heeft voldaan, zijn op deze Staat de op communautair niveau geldende bepalingen betreffende moratoire interest over storting van bijdragen in de communautaire begroting van toepassing. Deze voorschriften vinden op analoge wijze toepassing in het geval dat een Staat van de Samenwerkingsovereenkomst zijn financiële verplichtingen niet tijdig nakomt.

De Franse Partij doet aan het begin van het jaar waarin de vastgestelde exploitatiebegroting wordt uitgevoerd, terugbetalingsverzoeken aan de Overeenkomstsluitende Staten toekomen via de bestuurlijke instanties waarvan zij de gegevens heeft ontvangen.

In het verzoek wordt het volgende vermeld:

* de rechtsgrondslagen voor het terugbetalingsverzoek;

* het bedrag van de exploitatiebegroting zoals dit door het Uitvoerend Comité voor het desbetreffende jaar is vastgesteld.

Dit verzoek gaat vergezeld van een overzicht van het op basis van het bruto binnenlands produkt berekende aandeel van de Staten van de Samenwerkingsovereenkomst, alsmede van een overzicht van het aandeel van de onderscheidene Overeenkomstsluitende Staten in de exploitatiebegroting op basis van hun BTW-aandeel in het C.SIS. Tevens zal een overzicht worden bijgevoegd van de berekening van het bruto-binnenlands-produkt-aandeelen van het BTW-aandeel in het C.SIS voor het begrotingsjaar waarin de uitgave wordt verricht.

Met het oog op een juiste boeking van de gestorte bedragen is het van belang dat elk der Staten bij zijn storting een nota voegt, welke navolgende gegevens bevat:

BETREFT: storting van het over 199.. door ............ (Staat) verschuldigde aandeel in de exploitatiebegroting van het SCHENGEN-informatiesysteem

BEDRAG: ................. Franse frank

BEGUNSTIGDE: Ministerie van Binnenlandse Zaken, Directie Gegevenstransmissie en Gegevensverwerking

De Overeenkomstsluitende Staten en de Staten van de Samenwerkings-overeenkomst kunnen besluiten een vooruitstorting te doen ter dekking van de geraamde uitgaven voor meerdere begrotingsjaren.

TITEL IV

goedkeuring van de rekeningen

Aan het begin van elk begrotingsjaar legt de Franse Partij aan de Staten, op basis van de bepalingen van dit reglement, een document voor strekkende tot goedkeunng van de rekeningen van het voorgaande boekjaar door het Uitvoerend Comité, na advies van de Centrale Groep.

Dit document bevat:

1. Voor de installatiebegroting

– een overzicht van de door de Franse Partij in het voorgaande boekjaar verrichte uitgaven en eventueel de door de overige Overeenkomstsluitende Staten of de door de Staten van de Samenwerkingsovereenkomst verrichte uitgaven als bedoeld in de bepalingen van titel II, punt 3, van dit Reglement

– voor elke Overeenkomstsluitende Partij het bedrag en de uitsplitsing van de voor het samenwerkingsfonds ingevorderde bedragen alsmede de eventueel nog in te vorderen bedragen.

2. Voor de exploitatiebegroting

– een overzicht van de in het voorgaande boekjaar verrichte uitgaven. In dit overzicht wordt een t.o.v. de vastgestelde ontwerp-begroting geconstateerd tekort of overschot overeenkomstig titel III, punt 1, van dit Reglement weergegeven, ten einde de hiermee overeenkomende bedragen aan de onderscheidene Staten toe te rekenen dan wel terug te storten.

– voor elk der Staten het bedrag en de uitsplitsing van de voor het samenwerkingsfonds ingevorderde bedragen alsmede de eventueel nog in te vorderen bedragen.

Dit document dient te zijn ondertekend door de financieel controleur van het Franse Ministerie van Binnenlandse Zaken en wordt door het fungerend Voorzitterschap aan alle Overeenkomstsluitende Partijen alsmede aan de Staten van de Samenwerkingsovereenkomst toegezonden.

Goedkeuring van dit document door het Uitvoerend Comité geldt als kwijting voor de financiële rekeningen zoals deze door de Franse Republiek voor het desbetreffende boekjaar zijn voorgelegd. Deze goedkeuring dient te geschieden in het eerste kwartaal volgend op het einde van het desbetreffende begrotingsjaar.

Als bijlage wordt een tabel opgenomen van het aandeel van de onderscheidene Staten voor het volgende begrotingsjaar, zoals berekend volgens het bepaalde in titel l, punt 1, van dit Reglement.

Wanneer een Staat ervoor heeft gekozen een gedeelte of het geheel van zijn bijdrage te voldoen door vooruitstorting ervan, wordt in het document het resterende bedrag na aftrek van de verschuldigde bedragen voor het desbetreffende begrotingsjaar vermeld.

Dit besluit treedt in werking nadat alle Staten die Partij zijn bij de Overeenkomst hebben meegedeeld dat de door hun rechtsstelsel vereiste procedures, waardoor deze bepalingen op hun grondgebied rechtskracht hebben, zijn voltooid.

Besluit van het Uitvoerend Comité

Het Uitvoerend Comité,

Gelet op artikel 132 van de Overeenkomst ter Uitvoering van het Akkoord van Schengen,

Gelet op de artikelen 9 en 17 van deze Overeenkomst,

Besluit:

De bijlagen 1, 2, 3, 11 en 13 bij het Gemeenschappelijk Handboek (SCH/Gem-Handb (91) 10, 18 herz.) worden gewijzigd. De nieuwe versies zijn als bijlage opgenomen.1

Wenen, 15 december 1997

De Voorzitter,

K. SCHLÖGL

Besluit van het Uitvoerend Comité

Het Uitvoerend Comité,

Gelet op artikel 132 van de Overeenkomst ter Uitvoering van het Akkoord van Schengen,

Gelet op het Reglement van Orde van 14 december 1993 (doc. SCH/Com-ex (93) 1, 2e herz.), volgens hetwelk de opvolging van de Schengen-voorzitterschappen volgens een vastgestelde volgorde geschiedt,

Gelet op Besluit SCH/Com-ex (95) 14, volgens hetwelk twee Staten die elkaar opvolgen in de reglementaire volgorde, kunnen vragen dat hun toerbeurt in de omgekeerde volgorde geschiedt,

Besluit:

Het voorzitterschap wordt van 1 juli 1998 tot 31 december 1998 door Duitsland waargenomen.

Wenen, 15 december 1997

De Voorzitter,

K. SCHLÖGL


Besluit van het Uitvoerend Comité

Het Uitvoerend Comité,

Gelet op artikel 132 van de Overeenkomst ter Uitvoering van het Akkoord van Schengen,

Gelet op de artikelen 92 en 119 van deze Overeenkomst,

Gelet op de artikelen 2 en 3 van de Samenwerkingsovereenkomst tussen de Staten die partij zijn bij het Akkoord en de Uitvoeringsovereenkomst van Schengen enerzijds, en de Republiek IJsland en het Koninkrijk Noorwegen anderzijds,

Gelet op het besluit van 29 juni 1995 met kenmerk SCH/Com-ex (95) 6 inzake de instelling van een Management Unit voor het SIS, die zich onder toezicht van de Permanente Werkgroep (PWG) met het beheer van het gehele SIS zal belasten,

Besluit:

De onderstaande financiële regeling voor de Management Unit voor het Schengeninformatiesysteem (SIS) wordt vastgesteld.

FINANCIËLE REGELING VOOR DE SIS-MANAGEMENT UNIT

TITEL I

algemeen

1. Begripsomschrijving

Overeenkomstsluitende Partijen: alle Staten die op het tijdstip van vaststelling van dit besluit tot de Overeenkomst ter uitvoering van het Akkoord van Schengen zijn toegetreden

Staten van de Samenwerkingsovereenkomst: IJsland en Noorwegen, met wie de Overeenkomstsluitende Partijen een Samenwerkingsovereenkomst hebben gesloten

Secretariaat-Generaal: het orgaan van de Benelux Economische Unie ingesteld op grond van het Verdrag tot oprichting van de Benelux Economische Unie, vertegenwoordigd door zijn Secretaris-Generaal.

2. Eigen middelen

De eigen middelen van de Management Unit worden gevormd door de bijdragen van de Overeenkomstsluitende Partijen en van de Staten van de Samenwerkingsovereenkomst. De berekening der bijdragen geschiedt in overeenstemming met het bepaalde in Titel III.

TITEL II

begrotingsplanning

1. Begrotingsplanning

In het begrotingsplan wordt met het meerjarenplan rekening gehouden.

Het ontwerp van begrotingsplan wordt door het Secretariaat-Generaal in samenwerking met de Permanente Werkgroep in het jaar voorafgaand aan de uitvoering daarvan opgesteld.

Het wordt, uiterlijk 1 juli, ter toetsing aan Stuurgroep „SIS" doorgeleid. Na goedkeuring van het ontwerp door Stuurgroep „SIS" wordt het begrotingsplan aan de Centrale Groep met het oog op een standpunt en ten laatste per 1 oktober aan het Uitvoerend Comité met het oog op vaststelling daarvan voorgelegd.

Ingeval Stuurgroep „SIS" het ontwerp niet fiatteert, legt de Permanente Werkgroep binnen een maand – gerekend vanaf de dag van presentatie van het ontwerp in Stuurgroep „SIS" – een gedetailleerde schriftelijke motivering van de uitgaven dan wel een nieuw ontwerp voor.

Ingeval na deze procedure in Stuurgroep „SIS" geen overeenstemming kan worden bereikt, legt Stuurgroep „SIS" het ontwerp van begrotingsplan ter goedkeuring aan de Centrale Groep voor. Bij dit ontwerp wordt de schriftelijke motivering van de uitgaven gevoegd. Indien door de Permanente Werkgroep een nieuw ontwerp is voorgelegd, dient dit bij het eerste ontwerp te worden gevoegd. De Centrale Groep legt – na goedkeuring van het ontwerp – het begrotingsplan ter fine van vaststelling daarvan aan het Uitvoerend Comité voor.

2. Indeling van het begrotingsplan

Het begrotingsplan bevat de volgende posten:

– personeelskosten,

– reiskosten;

– materiële kosten;

– overige kosten.

3. Voldoening van de bijdragen

Het besluit van het Uitvoerend Comité houdende vaststelling van het begrotingsplan wordt de Overeenkomstsluitende Partijen en de Staten van de Samenwerkingsovereenkomst door het SG ter kennis gebracht. Met de kennisgeving worden de bijdragen van de Overeenkomstsluitende Partijen en van de Staten van de Samenwerkingsovereenkomst invorderbaar.

De hoogte der bijdragen wordt overeenkomstig de in Titel III opgenomen regeling berekend.

Het Secretariaat-Generaal doet de Overeenkomstsluitende Partijen en de Staten van de Samenwerkingsovereenkomst vóór de aanvang van het begrotingsjaar waarin de desbetreffende begroting wordt uitgevoerd, een oproep tot betaling voor de te betalen bijdragen toekomen.

Bij deze oproep tot betaling dient het volgende te worden gevoegd:

– de rechtsgrondslagen voor de oproep tot betaling,

– het bedrag van de begroting zoals door het Uitvoerend Comité vastgesteld,

– een overzicht van de in overeenstemming met Titel III berekende totale aandelen van de Overeenkomstsluitende Partijen en van de Staten van de Samenwerkingsovereenkomst,

– een overzicht van de in overeenstemming met Titel III, punt 1, berekende aandelen van de Staten van de Samenwerkingsovereenkomst, alsmede van de op deze basis tot stand gekomen verdeling tussen de Overeenkomstsluitende Partijen en de Staten van de Samenwerkingsovereenkomst,

– een overzicht van het in overeenstemming met Titel III, punt 1, berekende aandeel van elk der Overeenkomstsluitende Partijen,

– een overzicht van de in overeenstemming met Titel III, punt 2, berekende aandelen van de Overeenkomstsluitende Partijen en de Staten van de Samenwerkingsovereenkomst,

– voor het jaar waarin de uitgaven worden gedaan, een overzicht van de berekening van het aandeel in de som van de bruto binnenlandse produkten van de Overeenkomstsluitende Partijen en de Staten van de Samenwerkingsovereenkomst,

– alsmede, voor het jaar waarin de uitgaven worden gedaan, een overzicht van de berekening van het BTW-aandeel.

De Overeenkomstsluitende Partijen alsmede de Staten van de Samenwerkingsovereenkomst storten hun bijdragen uiterlijk 1 april van het jaar waarin de begroting wordt uitgevoerd, aan/op

De bijdragen dienen in Belgische frank te worden voldaan

TITEL III

berekening der bijdragen

1. 50% van de kosten van de Management Unit wordt overeenkomstig het besluit van het Uitvoerend Comité d.d. 7 oktober 1997 (SCH/Com-ex (97) 18) betreffende de nieuwe verdeelsleutel voor de kosten voor de installatie en de werking van het C.SIS onder de Overeenkomstsluitende Partijen en de Staten van de Samenwerkingsovereenkomst verdeeld.

De bijdragen van de Staten van de Samenwerkingsovereenkomst worden gevormd door hun aandeel in de som van de bruto binnenlandse produkten van de Overeenkomstsluitende Partijen en de Staten van de Samenwerkingsovereenkomst. De bijdragen van de Overeenkomstsluitende Partijen worden op grond van het aandeel van elk der Overeenkomstsluitende Partijen in de eenvormige B.T.W -grondslag in de zin van artikel 2, lid 1, c), van het Besluit van de Raad van de Europese Gemeenschappen van 24 juni 1988 betreffende het stelsel van eigen middelen van de Gemeenschappen berekend (cf artikel 119, lid 1, UO).

De verdeling tussen de Overeenkomstsluitende Partijen enerzijds en de Staten van de Samenwerkingsovereenkomst anderzijds, wordt jaarlijks op grond van het aandeel van elk der Overeenkomstsluitende Partijen en van de Staten van de Samenwerkingsovereenkomst in de som van de bruto binnenlandse produkten van het voorgaande jaar van de Overeenkomstsluitende Partijen en de Staten van de Samenwerkingsovereenkomst bepaald. De verdeling onder de Overeenkomstsluitende Partijen wordt jaarlijks met inachtneming van de berekende bijdragen van de Staten van de Samenwerkingsovereenkomst op grond van het aandeel eigen middelen van elk der Overeenkomstsluitende Partijen in de B.T.W.-ontvangsten van de Europese Gemeenschappen bepaald, zoals deze bij de laatste correctie van de begroting van de Gemeenschap in de loop van het voorbije begrotingsjaar werd vastgelegd.

2. 50% van de kosten van de Management Unit wordt, analoog met het bepaalde in artikel 119, lid 2, van de Schengen-Uitvoeringsovereenkomst, door de Overeenkomstsluitende Partijen en de Staten van de Samenwerkingsovereenkomst in gelijke delen gedragen.

3. De bijdragen van de Overeenkomstsluitende Partijen en de Staten van de Samenwerkingsovereenkomst worden voor de desbetreffende begroting door het Secretariaat-Generaal in Belgische frank berekend.

TITEL IV

uitvoering van de begroting

1. Beheer van de begroting

De begroting van de Management Unit wordt door het Secretariaat-Generaal en de Permanente Werkgroep beheerd.

De Management Unit dient zijn verzoeken bij de Permanente Werkgroep in, met name wat betreft outillage en prestaties van deskundigen.

Tijdens het lopende begrotingsjaar fiatteert de Voorzitter van de Permanente Werkgroep de uitgaven van de Management Unit tot een hoogte van maximaal 20.000 FRF. Voor uitgaven welke deze waarde overschrijden, is goedkeuring door de Permanente Werkgroep vereist.

De Voorzitter van de Permanente Werkgroep stelt het Secretariaat-Generaal door middel van een schriftelijke nota van elke goedkeuring van uitgaven in kennis.

In opdracht van Stuurgroep „SIS" of van de Centrale Groep stelt het Secretariaat-Generaal een overzicht op van de gefiatteerde en geëffectueerde uitgaven.

Lopende uitgaven, inzonderheid de ten behoeve van de personeelskosten geëffectueerde uitgaven, hoeven niet te worden gefiatteerd. Het Secretariaat-Generaal draagt ervoor zorg dat deze uitgaven naar behoren worden gestaafd.

2. Onvoorziene uitgaven

Indien in het lopende begrotingsjaar uitgaven noodzakelijk worden waarin in het begrotingsplan niet is voorzien, werkt het Secretariaat-Generaal in samenwerking met de Permanente Werkgroep een overzicht van deze uitgaven uit, dat tevens een motivering van deze uitgaven dient te bevatten. Dit overzicht wordt ter fine van goedkeuring aan Stuurgroep „SIS" voorgelegd.

Indien een goedkeuring van de uitgaven door Stuurgroep „SIS" wegens gebrek aan tijd niet mogelijk is, beslist de Permanente Werkgroep, dan wel, indien zulks niet mogelijk is, de Voorzitter daarvan. Binnen een behoorlijke termijn wordt Stuurgroep „SIS" een overzicht benevens motivering van de uitgaven en van de beslissing van de Permanente Werkgroep of van de Voorzitter daarvan voorgelegd.

Ingeval binnen Stuurgroep „SIS" geen overeenstemming kan worden bereikt, beslist de Centrale Groep.

Na goedkeuring van de uitgaven zendt het Secretariaat-Generaal de Overeenkomstsluitende Partijen en de Staten van de Samenwerkingsovereenkomst een oproep tot betaling als bedoeld in Titel II, onder punt 3), toe.

TITEL V

dechargeverlening

In het eerste kwartaal van elk begrotingsjaar stelt het Secretariaat-Generaal een document op dat voor de dechargeverlening voor het voorgaande begrotingsjaar vereist is.

Bedoeld document bevat de volgende informatie:

– een overzicht van de in het voorgaande jaar geëffectueerde uitgaven tegenover de begrote middelen;

– het bedrag van de gestorte bijdragen alsmede de desgevallend nog verschuldigde bijdragen;

– de bijzondere afrekening van de financiële lasten, van de uitgaven alsmede van de kosten welke ingevolge de wisselkoers ontstaan.

Bedoeld document wordt ter toetsing aan het Permanent Administratief Comité doorgeleid en in aansluiting daarop, nadat Stuurgroep „SIS" en de Centrale Groep dienaangaande een standpunt hebben bepaald, uiterlijk 1 juli van het op het desbetreffende begrotingsjaar volgende jaar ter fine van vaststelling daarvan aan het Uitvoerend Comité voorgelegd.

De vaststelling door het Uitvoerend Comité geldt als definitieve decharge van het Secretariaat-Generaal voor het desbetreffende begrotingsjaar.

TITEL VI

slotbepalingen

1. Toetreding van nieuwe Lidstaten

In geval van toetreding van een nieuwe Lidstaat worden vanaf het tijdstip van de toetreding de aandelen van de Overeenkomstsluitende Partijen en van de Staten van de Samenwerkingsovereenkomst voor het lopende begrotingsjaar met inachtneming van de bijdrage van de nieuwe Overeenkomstsluitende Partij opnieuw berekend, een en ander volgens de regeling opgenomen in Titel III.

– De nieuwe Overeenkomstsluitende Partij draagt met ingang van haar toetreding een aandeel van de kosten van de Management Unit voor het desbetreffende begrotingsjaar. Haar bijdrage wordt volgens de regeling opgenomen in Titel III berekend.

– Het extra bedrag wordt in overeenstemming met de herberekende aandelen aan de Overeenkomstsluitende Partijen en de Staten van de Samenwerkingsovereenkomst gerestitueerd.

2. Regeling in geval van koersschommelingen

De bijdragen van de Overeenkomstsluitende Partijen en van de Staten van de Samenwerkingsovereenkomst dienen in Belgische frank te worden voldaan.

De respectieve Overeenkomstsluitende Partijen en de respectieve Staten van de Samenwerkingsovereenkomst dragen de risico's en additionele kosten welke op grond van koersschommelingen bij de voldoening van hun bijdrage kunnen ontstaan.

3. Overgangsregeling

Het begrotingsplan voor het jaar 1998 wordt het Uitvoerend Comité in het eerste kwartaal van 1998 ter vaststelling voorgelegd.

De oproep tot betaling van het Secretariaat-Generaal dient ten laatste 30 dagen na deze vaststelling te worden toegezonden.

De verdere procedure richt zich naar de dienovereenkomstige bepalingen van de Financiële regeling.

Dit besluit treedt in werking nadat alle Staten die Partij zijn bij de Overeenkomst ter uitvoering van het Akkoord van Schengen hebben medegedeeld dat de door hun rechtsstelsel vereiste procedures, waardoor deze bepalingen op hun grondgebied rechtskracht hebben, zijn voltooid.

Dit besluit wordt voor de Staten van de Samenwerkingsovereenkomst van kracht, nadat het Uitvoerend Comité de aanvaarding van dit besluit door IJsland en door Noorwegen heeft geconstateerd en deze in zijn notulen heeft vastgelegd.

Wenen, 15 december 1997

De Voorzitter

K. SCHLÖGL


Besluit van het Uitvoerend Comité

Het Uitvoerend Comité,

Gelet op artikel 132 van de Overeenkomst ter Uitvoering van het Akkoord van Schengen,

Gelet op artikel 23, lid 4, van deze Overeenkomst,

Besluit:

Het in bijlage opgenomen document SCH/II-Read (97) 3, 7e herz. betreffende de leidraad voor bewijsmiddelen en indicaties in het kader van overname-overeenkomsten tussen Schengen-Staten wordt goedgekeurd. Aanbevolen wordt om bedoelde leidraad vanaf het tijdstip van vaststelling van dit besluit toe te passen.

Wenen, 15 december 1997

De Voorzitter

K. SCHLÖGL


Werkgroep II „Personenverkeer" Subgroep „Overname" Brussel, 15 oktober 1997 SCH/II-Read (97) 3, 7e herz. Vertaling: orig./PT+DE

Nota van het Oostenrijkse Voorzitterschap

Betreft: leidraad voor bewijsmiddelen en indicaties in het kader van overname-overeenkomsten tussen Schengen-Staten

Overwegende dat bij de toepassing van de overname-overeenkomsten in de praktijk moeilijkheden zijn ondervonden, inzonderheid wat betreft de bewijsmiddelen op basis waarvan het verblijf op, dan wel de doorreis door het grondgebied van de aangezochte Overeenkomstsluitende Partij van onregelmatig binnengekomen vreemdelingen kan worden vastgesteld,

wordt de volgende leidraad aangenomen, welke de Overeenkomstsluitende Partijen als richtsnoer kan dienen bij de toepassing van toekomstige overname-overeenkomsten, een en ander met inachtneming van het nationale recht:

1. Onder anderen de navolgende documenten gelden ter staving van het verblijf of de doorreis:

– een door de aangezochte Overeenkomstsluitende Partij in het reisdocument aangebrachte inreisstempel;

– een uitreisstempel van een aan een Overeenkomstsluitende Partij grenzende Staat, met inachtneming van de reisroute alsmede de datum van grensoverschrijding;

– een door de aangezochte Overeenkomstsluitende Partij in het valse of vervalste reisdocument aangebrachte inreisstempel;

– reisbiljetten op naam, aan de hand waarvan de binnenkomst formeel kan worden vastgesteld;

– vingerafdrukken;

– een geldige verblijfstitel;

– een door de aangezochte Overeenkomstsluitende Partij afgegeven geldig visum;

– een inschepings-/ontschepingsbewijs, waarop de datum van binnenkomst op het grondgebied van de aangezochte Overeenkomstsluitende Partij staat vermeld.

2. Onder anderen de navolgende indicaties gelden voor het aannemelijk maken van het verblijf of de doorreis:

– verklaringen van ambtenaren;

– uitspraken van andere personen;

– verklaringen van de over te dragen persoon;

– een door de aangezochte Overeenkomstsluitende Partij afgegeven verblijfstitel waarvan de geldigheidsduur is verstreken, ongeacht van welke soort;

– een visum waarvan de geldigheidsduur is verstreken, afgegeven door de aangezochte Overeenkomstsluitende Partij;

– documenten op naam, afgegeven op het grondgebied van de aangezochte Overeenkomstsluitende Partij;

– reisbiljetten;

– hotelrekeningen;

– bewijzen die toegang verlenen tot openbare of particuliere instellingen van de Overeenkomstsluitende Partijen;

– afspraakkaarten voor bezoek aan arts, tandarts, etc.;

– gegevens waaruit blijkt dat de over te dragen persoon gebruik heeft gemaakt van de diensten van een mensensmokkelaar of een reisbureau.

3. Voor zover de Schengen-Partnerstaten de onder punt 1 genoemde bewijsmiddelen bij de sluiting van toekomstige overname-overeenkomsten in aanmerking nemen, leveren deze het volle bewijs van het verblijf of de doorreis. In beginsel wordt geen verder onderzoek verricht. Tegenbewijzen zijn toelaatbaar (bv. valse of vervalste documenten).

4. Voor zover de Schengen-Partnerstaten de onder punt 2 genoemde indicaties bij de sluiting van toekomstige overname-overeenkomsten in aanmerking nemen, wordt daardoor het verblijf of de doorreis aannemelijk gemaakt. Bedoelde indicaties zijn door een tegenstrijdig element in beginsel weerlegbaar.


Besluit van het Uitvoerend Comité

Het Uitvoerend Comité,

Gelet op artikel 132 van de Overeenkomst ter Uitvoering van het Akkoord van Schengen,

Gelet op de artikelen 9 en 17 van deze Overeenkomst,

Met inachtneming van zijn op 7 oktober 1997 vastgesteld besluit met kenmerk SCH/Com-ex (97) 21,

Besluit:

Hoofdstuk V, punt 2.4, van de Gemeenschappelijke Visuminstructie wordt door de onderstaande tekst vervangen:

Weigering tot behandeling of afwijzing

Indien het verzoek tot afgifte van een eenvormig visum niet door de diplomatieke of consulaire post in behandeling wordt genomen of wordt afgewezen, gelden voor de procedure en de mogelijke rechtsmiddelen de nationale rechtsbepalingen van de desbetreffende Overeenkomstsluitende Partij.

Ingeval een visum wordt afgewezen en in de nationale rechtsbepalingen in de motivering van deze weigering is voorzien, moet deze op basis van de onderstaande formulering geschieden:

„Ingevolge artikel 15 juncto artikel 5 van de Overeenkomst ter uitvoering van het Akkoord van Schengen van 19 juni 1990 is uw visumaanvraag afgewezen, daar u niet voldoet aan de in artikel 5, lid 1, onder a, c, d, e gestelde voorwaarden (desbetreffende letter aankruisen), waarin wordt bepaald dat ......... (tekst van de desbetreffende voorwaarde of voorwaarden)."

Deze tekst kan in voorkomend geval worden aangevuld met meer gedetailleerde informatie, dan wel andere informatie bevatten, wanneer het nationale recht in een dergelijke verplichting voorziet.

Indien een diplomatieke of consulaire post die als vertegenwoordiger van een andere Partnerstaat optreedt, zich ertoe genoodzaakt ziet om niet tot behandeling van een visumaanvraag over te gaan, wordt dit de aanvrager medegedeeld en wordt deze tevens ervan in kennis gesteld dat hij zich kan wenden tot de diplomatieke of consulaire post van de Staat die verantwoordelijk is voor de behandeling van de aanvraag.

Wenen, 15 december 1997

De Voorzitter,

K. SCHLÖGL

Besluit van het Uitvoerend Comité

Het Uitvoerend Comité,

Gelet op artikel 132 van de Overeenkomst ter Uitvoering van het Akkoord van Schengen,

Gelet op artikel 6 van deze Overeenkomst,

Besluit:

In aanmerking genomen de zeer sterke stijging van de immigratie van vreemdelingen, in het bijzonder van Irakese en andere onderdanen naar het grondgebied van de Schengen-Staten, is het – in het kader van de in de Europese Unie geformuleerde en nog ter discussie staande aanbevelingen – zaak, op basis van een gemeenschappelijk plan ook de buitengrenscontrole te verscherpen en met het oog daarop concrete ondersteunende maatregelen te treffen.

In overeenstemming met de afbakening der bevoegdheden kan in het kader van Schengen de aandacht vooral op de „pull-factoren" van deze illegale-migratiebeweging worden gericht, zonder dat daarbij wordt voorbijgezien dat ook andere gremia zich over de oorzaken van dit fenomeen in de herkomst- en doorreisregio's dienen te buigen.

Met inachtnerning van de in het kader van de Europese Unie op andere domeinen geformuleerde aanbevelingen en met nadruk wijzende op de noodzaak, ook in het kader van de implementering van de Overeenkomst van Dublin gepaste stappen te ondernemen, stelt het Uitvoerend Comité de Schengen-Staten de volgende maatregelen met betrekking tot de buitengrenscontrole voor, waarvan de omzetting onverwijld dient aan te vangen:

♦ versterking van de inreiscontroles aan de buitengrenzen, door de inzet van additionele personele en moderne technische middelen;

♦ beveiliging van de niet-openbare zones op de luchthavens met betrekking tot extra-Schengen-vluchten en transferpassagiers; parallelle maatregelen in de havens met internationaal verkeer;

♦ wederzijdse steun bij de opleiding en bijscholing van het met de controle op de luchthavens en in de havens belaste personeel en van het personeel der luchtvaartmaatschappijen, bij voorbeeld door middel van bilaterale uitwisselingsprogramma's, uitbouw van het gebruik en van het onderling beschikbaar stellen van moderne technische apparatuur, alsmede versterking van de ingezette personele middelen;

♦ controle der veerboten reeds bij de inscheping en bij de afvaart;

♦ uitvoering en bevordering van de harmonisatie van sancties tegen en afspraken met vervoerders die illegaal binnengekomen personen hebben vervoerd;

♦ uitvoering van voorafgaande controles op nader te definiëren risico-opstapplaatsen;

♦ uitwisseling van informatie omtrent smokkelroutes en -methodes, intensifiëring van de praktische samenwerking tussen politiediensten en grensbewakingsautoriteiten, intensifiëring van de samenwerking tussen deze autoriteiten en uit Schengen-Staten afkomstige contactambtenaren die in derde Staten werkzaam zijn, wederzijdse detachering, in onderlinge overeenstemming van ambtenaren van de Schengen-Staten ter waarneming van de doeltreffendheid van maatregelen ter bestrijding van illegale immigratie;

♦ met inachtneming van het nationale recht, afname van vingerafdrukken van iedere illegaal binnengekomen vreemdeling wiens identiteit niet eenduidig op grond van geldige documenten vaststaat, alsmede bewaring ter fine van informatieverstrekking aan de autoriteiten van andere Schengen-Staten, waarbij de beginselen van de binnen de Europese Unie overeengekomen wettelijke bepalingen inzake bescherming van persoonsgegevens dienen te worden in acht genomen;

♦ met inachtneming van het nationale recht, verhinderen dat illegaal binnengekomen vreemdelingen wier identiteit niet eenduidig vaststaat, onderduiken, tot volledige duidelijkheid over hun identiteit bestaat, dan wel tot uitvaardiging en uitvoering van de vereiste maatregelen door de vreemdelingenpolitie;

♦ onverwijlde verwijdering van de illegaal op het grondgebied van de Schengen-Staten binnengekomen vreemdelingen, voor zover geen blijfrecht bestaat;

♦ ondersteuning van onderhandelingen over een overname-overeenkomst tussen de Schengen-Partnerstaten enerzijds en Turkije, Tsjechië, Slovakije, Hongarije en Slovenië anderzijds;

♦ verbetering van de praktische samenwerking tussen de Schengen-Staten bij de toepassing van de Overeenkomst van Dublin.

Gelet op de noodzaak, de uitvoering van deze maatregelen te sturen en deze verder te ontwikkelen, wordt het Voorzitterschap verzocht, een task force in te stellen, welke ten minste uit vertegenwoordigers van de zes als voornaamst betrokken Staten dient te bestaan Deze task force dient regelmatig bijeen te komen en tijdens de eerstvolgende bijeenkomst van het Uitvoerend Comité verslag uit te brengen.

De omzetting van dit besluit dient in aanvulling op het actieplan van de EU plaats te vinden. De vereiste overeenstemming dient op het niveau van het K.4-Comité/de Centrale Groep te worden bereikt.

Wenen,15 december 1997

De Voorzitter,

K. SCHLÖGL

Voorts heeft het Uitvoerend Comité nog een besluit genomen op 28 januari 1998 inzake de op basis van een gemeenschappelijk plan verscherping van de buitengrenscontrole en met het oog daarop treffen van concrete ondersteunende maatregelen, waarvan de Nederlandse tekst hierna is afgedrukt:

Besluit van het Uitvoerend Comité

Het Uitvoerend Comité,

Gelet op artikel 132 van de Overeenkomst ter uitvoering van het Akkoord van Schengen.

Gelet op artikel 6 van deze Overeenkomst,

Besluit:

In aanmerking genomen de stijging van de immigratie van vreemdelingen, in het bijzonder van Irakese en andere onderdanen, naar het grondgebied van de Schengen-Staten, is het – in het kader van de in de Europese Unie geformuleerde en nog ter discussie staande aanbevelingen – zaak, op basis van een gemeenschappelijk plan ook de buiten- grenscontrole te verscherpen en met het oog daarop concrete ondersteunende maatregelen te treffen.

In overeenstemming met de afbakening der bevoegdheden kan in het kader van Schengen de aandacht vooral op de `pull-factoren' van deze onregelmatige-migratiebeweging worden gericht, zonder dat daarbij wordt voorbijgezien dat ook andere gremia zich over de oorzaken van dit fenomeen in de herkomst- en doorreisregio's dienen te buigen.

Met inachtneming van de in het kader van de Europese Unie op andere domeinen geformuleerde aanbevelingen en met nadruk wijzende op de noodzaak, ook in het kader van de implementering van de Overeenkomst van Dublin gepaste stappen te ondernemen, stelt het Uitvoerend Comité de Schengen-Staten de volgende maatregelen met betrekking tot de buitengrenscontrole voor, waarvan de omzetting onverwijld dient aan te vangen:

♦ versterking van de inreiscontroles aan de buitengrenzen, door de inzet van additionele personele en moderne technische middelen;

♦ beveiliging van de niet-openbare zones op de luchthavens met betrekking tot extra-Schengen-vluchten en transferpassagiers; parallelle maatregelen in de havens met internationaal verkeer;

♦ wederzijdse steun bij de opleiding en bijscholing van het met de controle op de luchthavens en in de havens belaste personeel en van het personeel der luchtvaartmaatschappijen, bij voorbeeld door middel van bilaterale uitwisselingsprogramma's; uitbouw van het gebruik en van het onderling beschikbaar stellen van moderne technische apparatuur, alsmede versterking van de ingezette personele middelen;

♦ controle der veerboten reeds bij de inscheping en bij de afvaart;

♦ uitvoering en bevordering van de harmonisatie van sancties tegen en afspraken met vervoerders die illegaal binnengekomen personen hebben vervoerd;

♦ uitvoering van voorafgaande controles op nader te definiëren risico-opstapplaatsen;

♦ uitwisseling van informatie omtrent smokkelroutes en -methodes, intensifiëring van de praktische samenwerking tussen politiediensten en grensbewakingsautoriteiten, intensifiëring van de samenwerking tussen deze autoriteiten en uit Schengen-Staten afkomstige contactambtenaren die in derde Staten werkzaam zijn; wederzijdse detachering, in onderlinge overeenstemming, van ambtenaren van de Schengen-Staten ter waarneming van de doeltreffendheid van maatregelen ter bestrijding van illegale immigratie;

♦ met inachtneming van het nationale recht afname van vingerafdrukken van iedere illegaal binnengekomen vreemdeling wiens identiteit niet eenduidig op grond van geldige documenten vaststaat, alsmede bewaring ter fine van informatieverstrekking aan de autoriteiten van andere Schengen-Staten, waarbij de beginselen van de binnen de Europese Unie overeengekomen wettelijke bepalingen inzake bescherming van persoonsgegevens dienen te worden in acht genomen;

♦ met inachtneming van het nationale recht, verhinderen dat illegaal binnengekomen vreemdelingen wier identiteit niet eenduidig vaststaat, onderduiken, tot volledige duidelijkheid over hun identiteit bestaat, dan wel tot uitvaardiging en uitvoering van de vereiste maatregelen door de vreemdelingenpolitie;

♦ onverwijlde verwijdering van de illegaal op het grondgebied van de Schengen-Staten binnengekomen vreemdelingen, voor zover geen blijfrecht bestaat;

♦ ondersteuning van onderhandelingen over een overname-overeenkomst tussen de Schengen-Partnerstaten enerzijds en Turkije, Tsjechië, Slovakije, Hongarije en Slovenië anderzijds;

♦ verbetering van de praktische samenwerking tussen de Schengen-Staten bij de toepassing van de Overeenkomst van Dublin.

De uitvoering van deze maatregelen zal geschieden.

– met inachtneming van de soevereiniteit van elk der Staten;

– overeenkomstig de wetgeving van de Overeenkomstsluitende Partijen, dit wil zeggen, indien zulks op grond van de nationale wetgeving is toegestaan;

– onverminderd de in de bestaande bilaterale overeenkomsten opgenomen bepalingen;

– overeenkomstig het bepaalde in de Schengen-Uitvoeringsovereenkomst, meer bepaald in de artikelen 134 en 142 daarvan, inzonderheid wat de Overeenkomst van Dublin betreft.

Gelet op de noodzaak, de uitvoering van deze maatregelen te sturen en deze verder te ontwikkelen, wordt het Voorzitterschap verzocht, een task force in te stellen, welke ten minste uit vertegenwoordigers van de zes als voornaamste betrokken Staten dient te bestaan. Deze task force dient regelmatig bijeen te komen en tijdens de eerstvolgende bijeenkomst van het Uitvoerend Comité verslag uit te brengen.

De omzetting van dit besluit dient in aanvulling op het actieplan van de EU plaats te vinden. De vereiste overeenstemming dient op het niveau van het K.4-Comité/de Centrale Groep te worden bereikt.

Brussel, 28 januari 1998

De Voorzitter,

J. VANDE LANOTTE


Voorts heeft het Uitvoerend Comité nog een aantal besluiten genomen op 21 april 1998. De Nederlandse tekst van de volgende besluiten is hierna afgedrukt:

– inzake de mandaatverlening aan de Centrale Groep een firma te kiezen voor in het kader van het SIS 1+-project nodige vernieuwings- en uitbreidingswerkzaamheden van het C.SIS;

– inzake de goedkeuring van het door Frankrijk overgelegde beheerrapport inzake de uitvoering van de installatie- en werkingsbegroting van het C.SIS te Straatsburg voor 1996;

– inzake de validatie van de in de installatiebegroting van het C.SIS opgenomen nieuwe uitgaven;

– inzake de vaststelling inzake de begroting voor de C.SIS-installatiekosten voor 1998;

– inzake de vaststelling inzake de voorbegroting voor het Sirene-netwerk fase II;

– inzake de vaststelling van de begroting inzake de uitgaven van de Management Unit voor 1998;

– inzake de vaststelling inzake de voorbegroting voor de Helpdesk;

– inzake de toevoeging van een begrotingslijn aan de begroting van het Schengen-secretariaat ter dekking van de uitgaven van de Gemeenschappelijke Controle-autoriteit;

– inzake de goedkeuring van het document SCH/II-Read (97) 5, 5e herz. betreffende de samenwerking tussen de Overeenkomstsluitende Partijen bij de verwijdering van vreemdelingen door de lucht;

– inzake de verbindingen voor het vernieuwde C.SIS;

– inzake de periodieke uitwisseling van statistische gegevens over visa voor kort verblijf, transitvisa en transitvisa voor luchthavens;

– inzake de wijziging van de bijlagen 1 en 5 bij de Gemeenschappelijke Visuminstructie en dientengevolge, de bijlagen 5 en 14b bij het Gemeenschappelijk Handboek;

– inzake de machtiging aan het Secretariaat-Generaal van de Benelux Economische Unie om namens de Schengen-Staten met de Firma JDC een contract te sluiten, alsmede inzake de kosten voor de voorbereiding van cursussen, alsmede de kosten voor deelneming daaraan door de leden van de Management Unit en het C.SIS-team en de kosten voor deelneming door nationale technici.

Besluit van het Uitvoerend Comité

Het Uitvoerend Comité,

gelet op artikel 132 van de Overeenkomst ter uitvoering van het Akkoord van Schengen,

gelet op artikel 92, lid 3, van deze Overeenkomst,

gelet op het besluit van het Uitvoerend Comité inzake de vernieuwing en uitbreiding van het C.SIS (document SCH/Com-ex (97) 24),

gelet op het spoedeisende karakter van de vernieuwing van het SIS en teneinde vertraging bij de aanbestedingsprocedure en totstandbrenging van het CSIS 1 + te vermijden,

Besluit:

de Centrale Groep een mandaat te verlenen om de keuze te valideren van de firma (of van het consortium) waaraan in het kader van het SIS 1 + -project de vernieuwings- en uitbreidingswerkzaamheden van het C.SIS zullen worden toevertrouwd.

Brussel, 21 april 1998

De Voorzitter

J. VANDE LANOTTE


Besluit van het Uitvoerend Comité

Het Uitvoerend Comité,

gelet op artikel 132 van de Overeenkomst ter uitvoering van het Akkoord van Schengen,

gelet op de artikelen 92 en 119 van deze Overeenkomst,

Besluit:

Overeenkomstig het financieel reglement betreffende de installatie- en exploitatiekosten van het Schengen-C.SIS (document SCH/Com-ex (93) 16, 2e herz. van 15 december 1997), hecht het Uitvoerend Comité zijn goedkeuring aan het door Frankrijk overgelegde beheerrapport inzake de uitvoering van de installatie- en exploitatiebegroting van het C.SIS te Straatsburg voor 1996 (doc. SCH/OR.SIS (97) 165, herz.). Deze goedkeuring geldt als dechargeverlening.

Brussel, 21 april 1998

De Voorzitter

J. VANDE LANOTTE


Besluit van het Uitvoerend Comité

Het Uitvoerend Comité,

gelet op artikel 132 van de Overeenkomst ter uitvoering van het Akkoord van Schengen,

gelet op de artikelen 92 en 119 van deze Overeenkomst,

neemt kennis van document SCH/OR.SIS (98) 10 herz., stelt het vast en

Besluit:

De in de installatiebegroting van het C.SIS opgenomen nieuwe uitgaven worden gevalideerd; de aan elk der Lidstaten toekomende delen zijn derhalve invorderbaar, volgens de procedure beschreven in Titel II, onder punt 2, van het Financieel reglement betreffende de installatie- en exploitatiekosten van het Schengen-C.SIS (document SCH/Com-ex (93) 16, 2e herz. van 15 december 19971.

Brussel, 21 april 1998

De Voorzitter

J. VANDE LANOTTE

Besluit van het Uitvoerend Comité

Het Uitvoerend Comité,

gelet op artikel 132 van de Overeenkomst ter uitvoering van het Akkoord van Schengen,

gelet op de artikelen 92 en 119 van deze Overeenkomst,

gelet op het financieel reglement betreffende de installatie- en exploitatiekosten van het Schengen-C.SIS (document SCH/Com-ex (93) 16, 2e herz. van 15 december 1997),

Besluit:

1. De begroting inzake de C.SIS-installatiekosten wordt voor 1998 op een bedrag van 18 760 000 FRF vastgesteld.

2. De bijdragen van de Partijen worden berekend op grond van de in artikel 119 van de Overeenkomst ter uitvoering van het Akkoord van Schengen bedoelde verdeelsleutel, alsmede in overeenstemming met het besluit van het Uitvoerend Comité van 7 oktober 1997 (document SCH/Com-ex (97) 18).

Brussel, 21 april 1998

De Voorzitter

J. VANDE LANOTTE


Besluit van het Uitvoerend Comité

Het Uitvoerend Comité,

gelet op artikel 132 van de Overeenkomst ter uitvoering van het Akkoord van Schengen,

gelet op artikel 119 van deze Overeenkomst,

gelet op de financiële regeling inzake de installatie en de werking van het Sirenenetwerk fase II, goedgekeurd door de Centrale Groep op 23 februari 1998 (document SCH/C (95) 122, 5e herz.),

Besluit:

1. De voorbegroting 1998 voor het Sirene-netwerk fase II wordt op een bedrag van 45 513 327 BEF vastgesteld.

2. De bijdragen van de Partijen worden berekend op grond van de in artikel 119 van de Overeenkomst ter uitvoering van het Akkoord van Schengen bedoelde verdeelsleutel, alsmede in overeenstemming met het besluit van het Uitvoerend Comité van 7 oktober 1997 (document SCH/Com-ex (97) 18).

Brussel, 21 april 1998

De Voorzitter

J. VANDE LANOTTE


Besluit van het Uitvoerend Comité

Het Uitvoerend Comité,

gelet op artikel 132 van de Overeenkomst ter uitvoering van het Akkoord van Schengen,

gelet op de financiële regeling voor de Management Unit(document SCH/Com-ex (97) 38 herz.),

Besluit:

1. De begroting inzake de uitgaven van de Management Unitwordt voor 1998 op een bedrag van 21 115 000 BEF vastgesteld.

2. De bijdragen van de Partijen worden op grond van de in document SCH/Com-ex (97) 23 bedoelde verdeelsleutel berekend.

Brussel, 21 april 1998

De Voorzitter

J. VANDE LANOTTE

Besluit van het Uitvoerend Comité

Het Uitvoerend Comité,

gelet op artikel 132 van de Overeenkomst ter uitvoering van het Akkoord van Schengen,

gelet op artikel 119 van deze Overeenkomst,

Besluit:

1. De voorbegroting 1998 voor de HelpDesk wordt op een bedrag van 2 050 000 BEF vastgesteld.

2. De bijdragen van de Partijen worden berekend op grond van de in artikel 119 van de Overeenkomst ter uitvoering van het Akkoord van Schengen bedoelde verdeelsleutel, alsmede in overeenstemming met het besluit van het Uitvoerend Comité van 7 oktober 1997 (document SCH/Com-ex (97) 18).

3. Dit besluit geldt als mandaat voor de Benelux Economische Unie om als contractspartij over te gaan tot de oproep tot betaling van de bijdragen door de Partijen.

Brussel, 21 april 1998

De Voorzitter

J. VANDE LANOTTE

Besluit van het Uitvoerend Comité

Het Uitvoerend Comité,

Gelet op artikel 132 van de Overeenkomst ter uitvoering van het Akkoord van Schengen,

Gelet op artikel 115 van deze Overeenkomst,

Besluit:

Ter dekking van de uitgaven van de Gemeenschappelijke Controle-autoriteit wordt aan de begroting van het Schengen-secretariaat een begrotingslijn toegevoegd (confer nota SCH/Aut-contr/Budget (98) 1 herz.).

Het bedrag van de begroting voor 1998 bedraagt 3.239.250 BEF.

Overwegende dat in de begroting van het Secretariaat-Generaal reeds in een bedrag van 1.000.000 BEF is voorzien, bedraagt de bijdrage van de Partnerstaten 2.239.250 BEF.

De bijdrage van elk der Partnerstaten wordt overeenkomstig de als bijlage opgenomen verdeelsleutel vastgesteld.

Brussel, 21 april 1998

De Voorzitter,

J. VANDE LANOTTE


Begroting GCA 1998

Voorstel voor de verdeling der bijdragen 1998.

Ontwerp-begroting: 3.239.250 BEF

minus bijdrage geboekt op de

algemene Schengen-begroting - 1.000.000 BEF

netto 2.239.250 BEF

  %
DE223.7019,990
GR223.7019,990
ES223.7019,990
FR223.7019,990
IT223.7019,990
AT223.7019,990
PT223.701 
subtotaal1.565.90869,930
   
BE108.4924,845
NL108.4924,845
LU6.7180,300
subtotaal223.7019,990
   
DK111.8514,995
NO111.8514,995
Fl111.8514,995
SV111.8514,995
subtotaal447.40219,980
   
IS2.2390,100
   
TOTAAL2.239.250100,000

Besluit van het Uitvoerend Comité

Het Uitvoerend Comité,

Gelet op artikel 132 van de Overeenkomst ter uitvoering van het Akkoord van Schengen,

Gelet op artikel 23 van deze Overeenkomst,

Besluit:

Het in bijlage opgenomen document SCH/II-Read (97) 5, 5e herz. betreffende de samenwerking tussen de Overeenkomstsluitende Partijen bij de verwijdering van vreemdelingen door de lucht wordt goedgekeurd. Bedoelde beginselen vinden vanaf het tijdstip van vaststelling van dit besluit toepassing.

Brussel, 21 april 1998

De Voorzitter,

J. VANDE LANOTTE


Werkgroep II „Personenverkeer" Subgroep „Overname" Brussel, 5 december 1997 SCH/II-Read (97) 5, 5e herz. Vertaling: orig./PT+DE

Nota van het Oostenrijkse Voorzitterschap

Betreft: samenwerking tussen de Overeenkomstsluitende Partijen bij de verwijdering van vreemdelingen door de lucht

Overwegende dat het noodzakelijk is de consensuele wil tot samenwerking tussen de Overeenkomstsluitende Partijen ter vergemakkelijking van de uitvoering van tot verwijdering uit de Schengen-ruimte strekkende maatregelen op doelmatige wijze vorm te geven,

In overweging nemende dat het bestaan van een gemeenschappelijke territoriale ruimte van vrij personenverkeer een aansporing dient te vormen opdat de met de grenscontroles en de met de toepassing van de vreemdelingenwetgeving belaste ambtenaren telkens wanneer daartoe noodzaak bestaat, met elkaar samenwerken,

Gelet op de door de Overeenkomstsluitende Partijen ondervonden moeilijkheden met betrekking tot de verwijdering van vreemdelingen die een doorreis over het grondgebied van de overige Overeenkomstsluitende Partijen verrichten,

Rekening houdende met de Aanbeveling van de Raad van de Europese Unie van 30 november 1992, betreffende de aanneming van een standaard-reisdocument voor de doorreis voor verwijdering, wordt voorgesteld dat de Overeenkomstsluitende Partijen één enkel document voor het verzoek om vergemakkelijking van doorreis voor de verwijdering van de vreemdeling gebruiken, in overeenstemming met het als bijlage opgenomen model.

Verzoek om vergemakkelijking van doorreis voor de verwijdering

Wat de parameters voor het gebruik van het bij dezen ter goedkeuring voorgestelde formulier betreft, zij zouden in hoofdzaak door de volgende beginselen en doelstellingen worden gekenmerkt:

– het verzoek om vergemakkelijking van doorreis dient de autoriteiten van de doorreisstaat zo spoedig mogelijk, in beginsel evenwel ten minste twee dagen op voorhand, ter hand te worden gesteld, behoudens in dienovereenkomstig gemotiveerde dringende gevallen;

– het formulier dient alle essentiële elementen te bevatten betreffende de uit de „Schengen-ruimte" te verwijderen perso(o)n(en), met name de identiteit, de eindbestemming, het gebezigde document, de vluchtgegevens, alsmede de identificatie van de begeleidende ambtenaren en de vermelding van datum/uur/vlucht van aankomst op de luchthaven van de aangezochte Overeenkomstsluitende Partij;

– alle op de hierboven genoemde wijze aangezochte Partijen zeggen toe, de informatie met betrekking tot de geaccepteerde doorreis door te geleiden aan de verantwoordelijken voor de grensposten waar de doorreis zal plaatsvinden, opdat deze doorreis op doelmatige wijze kan worden vergemakkelijkt;

– het vergemakkelijken van de doorreis omvat – naast andere voorzorgsmaatregelen – telkens wanneer dit voor de goede uitvoering van de tot verwijdering strekkende maatregel onontbeerlijk is, de begeleiding vanaf de aankomst door een vertegenwoordiger van de grensbewakingsautoriteiten van de aangezochte Staat, het gebruik van alle nodige voorzieningen van deze Staat alsook eventuele contacten met andere vertegenwoordigers van de luchthaven, ten einde deze doelstelling te verwezenlijken;

– het verzoek kan worden geweigerd, meer bepaald indien de voorgenomen termijn van de doorreis de op grond van de desbetreffende nationale wetgeving van de aangezochte Staat toegestane termijn overschrijdt;

– de Overeenkomstsluitende Partijen zeggen toe informatie te verstrekken over de respectieve bevoegde diensten en contactpersonen bij wie de betreffende verzoeken moeten worden ingediend.

Bijlage

VERZOEK OM VERGEMAKKELIJKING VAN DOORREIS VOOR DE VERWIJDERING DOOR DE LUCHT

Verzoekende dienst Fax: Tel. nr.: Ambtenaar Datum Handtekening/signature: Aangezochte dienst Fax: Tel. nr.:

VERWIJDERING MET DOORREIS

I. Naam Voornaam Nationaliteit/Geboorte- plaats en -datum Reisdocument/nr. soort/Geldigheidsduur II. Escorte ja/neen Naam/n: .............................. III. Traject/Datum/Doorreis via/Bestemming op op op op met vlucht met vlucht met vlucht met vlucht datum: datum: datum: datum: Beslissing van de aangezochte dienst Ja/neen (Naam/handtekening/datum) IV. Opmerkingen:

Besluit van het Uitvoerend Comité

Het Uitvoerend Comité,

Gelet op artikel 132 van de Overeenkomst ter uitvoering van het Akkoord van Schengen,

Gelet op artikel 92, lid 3, van deze Overeenkomst,

Gelet op het besluit van het Uitvoerend Comité betreffende de vernieuwing en de uitbreiding van het C.SIS (SCH/Com-ex (97) 24),

Gelet op de adviezen van de technische werkgroepen, zoals goedgekeurd door de Centrale Groep tijdens de op 30 maart 1998 gehouden vergadering,

Besluit:

Het vernieuwde C.SIS wordt voorzien van 18 verbindingen, zijnde 15 verbindingen voor de ondertekenende Staten en 3 technische-reserveverbindingen.

Brussel, 21 april 1998

De Voorzitter,

J. VANDE LANOTTE


Besluit van het Uitvoerend Comité

Het Uitvoerend Comité,

Gelet op artikel 9 van de Overeenkomst ter uitvoering van het Akkoord van Schengen,

Gelet op artikel 16 van deze Overeenkomst,

Overwegende dat de onderscheidene diplomatieke en consulaire posten door het op lokaal niveau uitwisselen van statistische gegevens inzake afgegeven en formeel geweigerde visa inzicht kunnen krijgen in de globale ontwikkeling van de visumaanvragen binnen hun ressort, alsmede van eventuele verschuivingen van visumaanvragen van de ene post van een Schengen-Staat naar de andere post van een Schengen-Staat,

Overwegende dat op basis van het aldus verkregen inzicht in het kader van de consulaire samenwerking ter plaatse kan worden nagegaan hoe de geconstateerde ontwikkelingen – vooral wat betreft „visumshopping" – te verklaren zijn, en dat daaruit praktische conclusies kunnen worden getrokken en eventueel aanbevelingen aan de respectieve nationale autoriteiten kunnen worden gedaan,

Rekening houdend met de zware administratieve belasting welke voor de diplomatieke en consulaire posten bestaat door de verplichting om maandelijks statistische gegevens inzake afgifte en formele weigeringen van visa voor kort verblijf uit te wisselen, zoals in nota SCH/II (98) 50, 2e herz. van Werkgroep II aan de Centrale Groep wordt verzocht,

Overwegende dat afgifte van een VTBG slechts in uitzonderlijke omstandigheden kan plaatsvinden, dient het maandelijks uitwisselen van statistieken inzake afgifte van VTBG's op plaatselijk niveau te worden voortgezet.

Besluit:

1. De periodieke uitwisseling van statistische gegevens over afgegeven en formeel geweigerde visa voor kort verblijf, transitvisa en transitvisa voor luchthavens geschiedt op kwartaalbasis.

2. Onverminderd de verplichtingen voortvloeiend uit artikel 16 van de Overeenkomst zoals deze in bijlage 14 van de GVI zijn vervat en op grond waarvan de Schengen-Staten de gegevens over de afgifte van een VTBb binnen 72 uur dienen mede te delen, worden de diplomatieke en consulaire [posten] met nadruk gewezen op de verplichting (SCH/Com-ex decl. 4) om maandelijks hun statistische gegevens betreffende de in de voorgaande maand afgegeven VTBb's uit te wisselen en deze gegevens aan hun respectieve centrale autoriteiten door te geven.

3. Hoofdstuk VIII van de GVI zal dienovereenkomstig worden aangevuld.

Brussel, 21 april 1998

De Voorzitter,

J. VANDE LANOTTE

Besluit van het Uitvoerend Comité

Het Uitvoerend Comité,

Gelet op artikel 132 van de Overeenkomst ter uitvoering van het Akkoord van Schengen,

Gelet op de artikelen 9 en 17 van deze Overeenkomst,

Besluit:

De bijlagen 1 en 5 bij de Gemeenschappelijke Visuminstructie (SCH/II-Visa (93) 11, 7e herz.) en, dientengevolge, de bijlagen 5 en 14b bij het Gemeenschappelijk Handboek (SCH/Gem-Handb (91) 10, 18e herz.) worden gewijzigd. De nieuwe versies zijn als bijlage1 bij dit besluit opgenomen.

Brussel, 21 april 1998

De Voorzitter,

J. VANDE LANOTTE

Besluit van het Uitvoerend Comité

Het Uitvoerend Comité,

Gelet op artikel 132 van de Overeenkomst ter uitvoering van het Akkoord van Schengen,

Gelet op het financieel reglement zoals vastgesteld op 14 december 1993,

Besluit:

1. Het Secretariaat-Generaal van de Benelux Economisch Unie wordt gemachtigd om namens de Schengen-Staten met de firma JDC een contract af te sluiten, op basis waarvan deze firma specifiek op de Schengen-omgeving afgestemde cursussen met betrekking tot het X.400-protocol zal verzorgen.

2. De kosten voor de voorbereiding van de cursussen alsmede de kosten voor deelneming daaraan door de leden van de Management Unit en het C.SIS-team zullen ten laste van de werkingsbegroting van het C.SIS worden gebracht en zullen volgens de voor deze begroting geldende regels worden omgeslagen.

3. De kosten voor deelneming van nationale technici worden door de betrokken Staten gedragen.

4. Dit besluit geldt als mandaat voor het Secretariaat om de Staten te verzoeken hun bijdragen te voldoen, conform de bovenvermelde modaliteiten.

5. De Overeenkomstsluitende Partijen verbinden zich ertoe het volledige bedrag van hun bijdragen bij een eerste daartoe door het Secretariaat gedaan verzoek zo snel mogelijk te voldoen.

Brussel, 21 april 1998

De Voorzitter,

J. VANDE LANOTTE


Voorts heeft het Uitvoerend Comité nog een aantal besluiten genomen op 23 juni 1998. De Nederlandse tekst van de volgende besluiten is hierna afgedrukt:

– inzake een aanvullende begroting met betrekking tot de al eerder vastgestelde C.SIS-werkingsbegroting;

– inzake de vervanging van het tweede alinea van het op 14 december 1993 door het Uitvoerend Comité (SCH/Com-ex (93) 22 herz.) vastgestelde besluit;

– inzake de te nemen maatregelen ten aanzien van Staten die problemen opleveren op het gebied van afgifte van documenten op grond waarvan de verwijdering uit de Schengenruimte mogelijk wordt;

– inzake de toepassing door Frankrijk van de voorschriften en controles waarin de Overeenkomst ter uitvoering van Schengen voorziet met betrekking tot het Prinsdom Monaco;

– inzake de harmonisatie van de visumafgiftepraktijk van de Schengen-Partnerstaten;

– inzake de gedeeltelijke harmonisatie van de visumvrijstellings-overeenkomsten van de Schengen-Partnerstaten;

– inzake het Schengen-voorzitterschap van Duitsland;

– inzake het jaarrapport (SCH/C (98) 60 herz. 4) inzake de werking van de Overeenkomst ter uitvoering van het Akkoord van Schengen;

– inzake de afspraken, procedures en regelingen die in het kader van het SIS op organisatorisch, operationeel en technisch niveau, alsook op het gebied van de gegevensbescherming zijn aangenomen.

Besluit van het Uitvoerend Comité

Het Uitvoerend Comité.

Gelet op artikel 132 van de Overeenkomst ter uitvoering van het Akkoord van Schengen,

Gelet op de artikelen 92 en 119 van deze Overeenkomst,

Gelet op het financieel reglement betreffende de installatie- en exploitatiekosten van het Schengen-C.SIS (document SCH/Com-ex (93) 16, 2e herz. van 15 december 1997),

Besluit:

Een aanvullende begroting ten opzichte van de eerder vastgestelde C.SIS-installatiebegroting is noodzakelijk voor de totstandbrenging van de eerste fase van de vernieuwing van het C.SIS.

Deze aanvullende begroting wordt vastgesteld op 29.500.000 FF.

De totale C.SIS-installatiebegroting voor 1998 wordt vastgesteld op 48.260.000 FF.

De bijdragen van de Overeenkomstsluitende Partijen worden berekend volgens de verdeelsleutel van artikel 119 van de Overeenkomst ter uitvoering van het Akkoord van Schengen, alsmede in overeenstemming met het besluit van het Uitvoerend Comité van 7 oktober 1997 (doc. SCH/Com-ex (97) 18).

Oostende, 23 juni 1998

De Voorzitter,

L. TOBBACK

Besluit van het Uitvoerend Comité

Het Uitvoerend Comité,

Gelet op artikel 132 van de Overeenkomst ter uitvoering van het Akkoord van Schengen,

Besluit:

De tweede alinea van het op 14 december 1993 door het Uitvoerend Comité vastgestelde besluit (SCH/Com-ex (93) 22 herz.) wordt door de volgende alinea vervangen:

„De volgende documenten dienen vertrouwelijk te blijven: de bijlagen 5, 9 en 10 van de Gemeenschappelijke Visuminstructie, het Gemeenschappelijk Handboek, het SIRENE-Handboek, alsmede de drie documenten bedoeld in het besluit inzake verdovende middelen: versterking van de controles aan de buitengrenzen (SCH/Stup (92) 45, laatste versie); gecontroleerde aflevering (SCH/Stup (92) 46, laatste versie); maatregelen ter bestrijding van illegale uitvoer van verdovende middelen (SCH/Stup (92) 72, laatste versie)."

Oostende, 23 juni 1998

De Voorzitter, L. TOBBACK


Besluit van het Uitvoerend Comité

Het Uitvoerend Comité,

Gelet op artikel 132 van de Overeenkomst ter uitvoering van het Akkoord van Schengen,

Gelet op artikel 23 van deze Overeenkomst,

Besluit:

De te nemen maatregelen ten aanzien van Staten die problemen opleveren op het gebied van afgifte van documenten op grond waarvan verwijdering uit de Schengen-ruimte mogelijk wordt, worden volgens de in het bijgaande document omschreven procedure aangenomen.

Oostende, 23 juni 1998

De Voorzitter,

L. TOBBACK


Werkgroep II „Personenverkeer" Subgroep „Overname" Brussel, 29 mei 1998 SCH/II-Read (98) 2, 2e herz. Vertaling: orig./FR

Betreft: te nemen maatregelen ten aanzien van Staten die problemen opleveren op het gebied van afgifte van documenten op grond waarvan verwijdering uit de Schengen-ruimte mogelijk wordt

Het Belgische Voorzitterschap heeft herhaaldelijk (Uitvoerend Comité van 15 december 1997 te Wenen, Centrale Groep van 14 januari 1998 te Brugge en van 23 februari 1998 te Luxemburg) het voornemen geuit, de aan de overname van illegale vreemdelingen gelieerde problemen op te lossen.

Het gaat meer bepaald om teruggeleidingen welke worden bemoeilijkt door het gebrek aan medewerking vanwege buitenlandse consulaten in de Schengenhoofdsteden bij de afgifte van doorlaatbewijzen. Momenteel worden op nationaal niveau eerste aanzetten tot een oplossing overwogen, doch een Schengen-aanpak van de problematiek zou tot doelmatigere oplossingen kunnen leiden.

Een van de voorstellen van het Belgische Voorzitterschap bestaat erin, de volgende maatregelen te treffen. Indien een Schengen-Staat constateert dat hij met ernstige moeilijkheden wordt geconfronteerd ter zake van het bekomen van doorlaatbewijzen met het oog op de teruggeleiding van onregelmatig verblijvende vreemdelingen, brengt hij zijn ambassadeur in de betrokken Staat van dit probleem op de hoogte en mandateert hij hem om – in samenwerking met zijn Schengen-ambtgenoten – ter plekke te treffen maatregelen uit te werken.

in een eerste stadium zouden de ambassadeurs van de Schengen-Staten kunnen overwegen, contact op te nemen met de plaatselijke autoriteiten om hen bewust te maken van het probleem van overname van hun onderdanen en ad-hoc oplossingen uit te werken. Het voordeel van een ter plekke ondernomen actie bestaat erin dat de nationale autoriteiten van de Staat in kwestie soms méér dan hun consulaire ambtenaren in de Schengen-hoofdsteden geneigd zijn, over de overname van hun onderdanen te onderhandelen.

Subgroep „Overname" zal op de hoogte worden gesteld van de ondernomen „plaatselijke acties". Vervolgens zal de Centrale Groep het Uitvoerend Comité informeren over deze acties en de resultaten daarvan.

Indien deze contacten zonder resultaat blijven, dienen andere – wellicht meer dwingende – middelen (zoals het visumafgiftebeleid) te worden gevonden om de plaatselijke autoriteiten van deze problematiek bewust te maken. Deze maatregelen zouden in Subgroep „Visa" worden bestudeerd.

Het blijft de respectieve Schengen-Staten vrijstaan, de eventueel voorgestelde retorsiemaatregelen al dan niet toe te passen.


Besluit van het Uitvoerend Comité

Het Uitvoerend Comité,

Overwegende dat het vrije verkeer tussen Frankrijk en Monaco is ingesteld vóór de inwerkingtreding van de Overeenkomst ter uitvoering van het Akkoord van Schengen,

Overwegende dat de partijen bij de Overeenkomst ter uitvoering van het Akkoord van Schengen deze regeling inzake vrij verkeer niet ter discussie hebben gesteld,

Overwegende dat de Franse autoriteiten op basis van de Nabuurschapovereenkomst tussen Frankrijk en Monaco van 18 mei 1963 zoals herzien en aangevuld bij de Frans-Monegaskische briefwisseling van 15 december 1997, bij de uitoefening van de controles met betrekking tot binnenkomst, verblijf en vestiging van vreemdelingen in het Prinsdom Monaco toepassing geven aan de voorschriften en controles waarin de Overeenkomst ter uitvoering van het Akkoord van Schengen voorziet,

– besluit de Monegaskische verblijfstitels op te nemen in het gedeelte van bijlage IV van de Gemeenschappelijke Visuminstructie dat voor de Franse autoriteiten is bestemd;

– besluit in bijlage 1 van het Gemeenschappelijk Handboek Monaco-Héliport en Monaco-Port de la Condamine toe te voegen aan de aangewezen grensdoorlaatposten voor het overschrijden van de buitengrenzen;

– besluit de Monegaskische verblijfstitels op te nemen in het gedeelte dat in bijlage Xl van het Gemeenschappelijk Handboek voor de Franse autoriteiten is bestemd;

– besluit dat de afgifte of de verlenging van een Monegaskische verblijfstitel niet tot gevolg heeft, een Overeenkomstsluitende Partij ertoe te verplichten, over te gaan tot intrekking van een signalering ter fine van weigering van toegang in het SIS.

Oostende, 23 juni 1998

De Voorzitter,

L. TOBBACK


Besluit van het Uitvoerend Comité

Het Uitvoerend Comité,

Gelet op artikel 9 van de Overeenkomst ter uitvoering van het Akkoord van Schengen,

Gelet op artikel 17 van deze Overeenkomst,

Overwegende dat het in het belang van alle Schengen-Partnerstaten is om in het kader van hun gemeenschappelijk beleid inzake personenverkeer in onderling overleg hun visumafgiftepraktijk te harmoniseren, teneinde te voorkomen dat een zelfde persoon meervoudige of opeenvolgende visumaanvragen indient,

Verlangend om de consulaire samenwerking te versterken ten behoeve van de bestrijding van illegale immigratie en clandestiene netwerken,

Zich baserend op Hoofdstuk VIII van de Gemeenschappelijke Visuminstructie, dat betrekking heeft op de consulaire samenwerking,

Overwegende dat door wederzijdse kennisgeving tussen de Schengen-Partnerstaten van het feit dat bij een van hen een visum is aangevraagd, kan worden voorkomen dat meervoudige of opeenvolgende visumaanvragen worden ingediend,

Overwegende dat door identificatie van visumaanvragen middels een stempel kan worden voorkomen dat een zelfde persoon meervoudige of opeenvolgende visumaanvragen indient,

Overwegende dat de algemene invoering van de praktijk om een stempel aan te brengen voor elke visumaanvraag die in enig land wordt ingediend, ertoe bijdraagt dat de eventuele terughoudendheid welke door een onderling afwijkende praktijk zou kunnen bestaan, wordt verminderd,

Besluit:

1. Het stempel wordt aangebracht in het paspoort van alle visumaanvragers. Voor diplomatieke en dienstpaspoorten wordt het besluit om al dan niet een stempel aan te brengen, overgelaten aan de ter zake bevoegde diplomatieke of consulaire post waar de aanvraag is ingediend.

2. Het stempel bevat een derde ruimte voor de vermelding van de code van het type visum dat is aangevraagd.

3. Het stempel kan worden aangebracht wanneer een visum voor verblijf van langere duur wordt aangevraagd.

4. Het stempel wordt aangebracht wanneer een Staat als vertegenwoordiger van een andere Schengen-Staat optreedt. In dat geval wordt in de derde ruimte van het stempel, die bestemd is voor de code van het type aangevraagd visum, tevens aangegeven dat de Staat als vertegenwoordiger optreedt.

5. In uitzonderlijke gevallen waarin aanbrenging van het stempel onmogelijk blijkt, doet de diplomatieke of consulaire post die het voorzitterschap vervult, na daarover op plaatselijk niveau consulair overleg te hebben gepleegd, daarvan mededeling aan de ter zake bevoegde Schengen-werkgroep en verzoekt hij deze om goedkeuring van alternatieve maatregelen, zoals de uitwisseling van fotokopieën van paspoorten of van lijsten van afgewezen visumaanvragen met vermelding van de grond voor afwijzing.

6. Op grond van hetgeen voorafgaat, wordt Hoofdstuk VIII, punt 2, van de Gemeenschappelijke Visuminstructie als volgt gewijzigd:

„Door onderlinge informatie-uitwisseling en identificatie van visumaanvragen door middel van een stempel of door andere maatregelen dient te worden voorkomen dat een zelfde persoon, hetzij tijdens de toetsing van een aanvraag hetzij na afwijzing van een aanvraag, bij een zelfde post dan wel bij verschillende posten meerdere gelijktijdige of opeenvolgende visumaanvragen indient.

Onverminderd de onderlinge raadpleging en informatie-uitwisseling waartoe de posten kunnen overgaan, brengt de post die een visumaanvraag ontvangt, in het paspoort van iedere visumaanvrager een stempel aan met de vermelding:

„Visum aangevraagd op ... te ...". In de ruimte na „op" worden zes cijfers ingevuld (twee voor de dag, twee voor de maand en twee voor het jaar); in de tweede ruimte wordt de diplomatieke of consulaire post vermeld: in de derde ruimte wordt aangegeven welk type visum is aangevraagd.

Voor diplomatieke en dienstpaspoorten wordt het besluit om al dan niet een stempel aan te brengen, overgelaten aan de ter zake bevoegde diplomatieke of consulaire post waar de aanvraag is ingediend.

Het stempel kan worden aangebracht wanneer een visum voor verblijf van langere duur wordt aangevraagd.

ln het geval van een in vertegenwoordiging afgegeven visum wordt in de derde ruimte van het stempel, na de vermelding van de code van het type aangevraagd visum, een „R" met de code van de vertegenwoordigde Staat aangebracht.

Indien tot afgifte van het visum wordt overgegaan, wordt de sticker – voor zover mogelijk – op het identificatiestempel aangebracht.

In uitzonderlijke gevallen waarin aanbrenging van het stempel onmogelijk blijkt, stelt de diplomatieke of consulaire post die het voorzitterschap vervult, de ter zake bevoegde Schengen-werkgroep daarvan in kennis en verzoekt hij deze om goedkeuring van alternatieve maatregelen, zoals de uitwisseling van fotokopieën van het paspoort of van lijsten van afgewezen visumaanvragen met vermelding van de grond voor afwijzing.

Op initiatief van het Voorzitterschap stellen de hoofden van de diplomatieke en consulaire posten op plaatselijk niveau complementaire preventieve maatregelen vast, indien dergelijke maatregelen nodig blijken te zijn."

Oostende, 23 juni 1998

De Voorzitter,

L. TOBBACK


Besluit van het Uitvoerend Comité

Het Uitvoerend Comité,

Gelet op artikel 132 van de Overeenkomst ter uitvoering van het Akkoord van Schengen,

Gelet op artikel 20 van deze Overeenkomst,

Overwegend dat het in het belang van alle Schengen-Partnerstaten is om in het kader van hun gemeenschappelijk beleid inzake personenverkeer de visumvrijstellingsovereenkomsten gedeeltelijk te harmoniseren,

Verlangend om in de visumvrijstellingsovereenkomsten die in de toekomst met derde Staten worden gesloten een aantal bepalingen gemeenschappelijk voor de Schengen-Staten op te nemen, voor zover geen multilaterale overeenkomst is overwogen,

Besluit:

Navolgende bepalingen op te nemen in de voornoemde visumvrijstellingsovereenkomsten:

ARTIKEL X 1 Visumvrijstelling voor onderdanen van de derde Staat voor verblijven van ten hoogste drie maanden binnen een periode van zes maanden Schengen-clausule

Onderdanen (van de derde Staat) die (een geldig reisdocument (geldige reisdocumenten) waarop deze overeenkomst betrekking heeft,) meevoeren, kunnen zonder visum het grondgebied van de andere Overeenkomstsluitende Partij binnenkomen voor verblijven van ten hoogste drie maanden binnen een periode van zes maanden te rekenen vanaf de datum van de eerste binnenkomst op het grondgebied van één van de Staten die de Overeenkomst van 19 juni 1990 ter uitvoering van het Akkoord van Schengen van 14 juni 1985 betreffende de geleidelijke afschaffing van de controles aan de gemeenschappelijke grenzen in werking hebben gesteld.

ARTIKEL X 2 Visumvrijstelling voor eigen onderdanen

(Eigen) onderdanen die (een geldig reisdocument (geldige reisdocumenten) waarnaar in de overeenkomst wordt verwezen,) meevoeren, kunnen zonder visum het grondgebied van de andere Overeenkomstsluitende Partij binnenkomen voor verblijven van ten hoogste drie maanden binnen een periode van zes maanden.

Oostende, 23 juni 1998

De Voorzitter,

L. TOBBACK


Besluit van het Uitvoerend Comité

Het Uitvoerend Comité,

Gelet op artikel 132 van de Overeenkomst ter uitvoering van het Akkoord van Schengen,

Gelet op het op 14 december 1993 vastgestelde Reglement van Orde van het Uitvoerend Comité (document SCH/Com-ex (93) 1, 2e herz.), waarin de regeling inzake de volgorde van de Schengen-voorzitterschappen is vastgelegd,

Besluit:

Duitsland zal het Schengen-voorzitterschap van 1 januari 1999 tot 30 juni 1999 vervullen.

Oostende, 23 juni 1998

De Voorzitter,

L. TOBBACK


Nota van het Uitvoerend Comité

Betreft: jaarrapport inzake de werking van de Overeenkomst ter uitvoering van het Akkoord van Schengen

Het Uitvoerend Comité, op 23 juni 1998 te Oostende bijeen, neemt kennis van bijgaand jaarrapport (SCH/C (98) 60 herz. 41 inzake de in het kader van het Schengen-overleg tussen 1 januari 1997 en 31 december 1997 geboekte voortgang. Het wordt als een openbaar document aangemerkt.

Het rapport wordt door het Voorzitterschap van het Uitvoerend Comité aan de Voorzitter van de Raad van de Europese Unie, de Voorzitter van het Europees Parlement en de Voorzitter van de Gemeenschappelijke Controle-autoriteit doorgeleid.

Oostende, 23 juni 1998

De Voorzitter,

L. TOBBACK


Besluit van het Uitvoerend Comité

Het Uitvoerend Comité,

Gelet op artikel 132 van de Overeenkomst ter uitvoering van het Akkoord van Schengen,

Gelet op de artikelen 92 en 93 van deze Overeenkomst,

Bevestigt dat in het kader van de werking van het SIS op organisatorisch, operationeel en technisch niveau alsook op het gebied van de gegevensbescherming afspraken, procedures en regelingen zijn aangenomen, en beveelt aan dat deze na de inwerkingtreding van het Verdrag van Amsterdam worden behouden.

Oostende, 23 juni 1998

De Voorzitter,

L. TOBBACK


Uitgegeven de achttiende november 1998

De Minister van Buitenlandse Zaken,

J. J. VAN AARTSEN


XNoot
1

Niet afgedrukt.

XNoot
1

Niet afgedrukt.

XNoot
1

Niet afgedrukt.

XNoot
1

Niet afgedrukt.

XNoot
1

Vertrouwelijk; niet afgedrukt.

XNoot
1

Niet afgedrukt.

XNoot
1

In die Schengen-Staten waar één enkele centrale instantie om grondwettelijke redenen voor informatie-uitwisseling ten aanzien van preventie niet bevoegd is, zal een regeling getroffen worden die zoveel mogelijk aansluit bij de Schengen Uitvoeringsovereenkomst.

XNoot
1

Niet afgedrukt.

XNoot
1

Niet afgedrukt.

Naar boven