5 (2005) Nr. 18

A. TITEL

Benelux-verdrag inzake de intellectuele eigendom (merken en tekeningen of modellen);

(met Protocol)

's-Gravenhage, 25 februari 2005

B. TEKST

De Nederlandse en de Franse tekst van het Verdrag, met Protocol, zijn geplaatst in Trb. 2005, 96.

De Nederlandse en de Franse tekst van de Beschikking van 1 december 2006 tot wijziging van het Verdrag zijn geplaatst in Trb. 2007, 1.

De Nederlandse en de Franse tekst van het Protocol van 22 juli 2010 tot wijziging van het Verdrag zijn geplaatst in Trb. 2010, 236.

De Nederlandse en de Franse tekst van het Uitvoeringsreglement van 1 juni 2006 zijn geplaatst in Trb. 2006, 177.

De Nederlandse en de Franse tekst van het Protocol van 25 mei 2007 tot aanpassing van het Uitvoeringsreglement zijn geplaatst in Trb. 2009, 60.

De Nederlandse en de Franse tekst van het Protocol van 4 augustus 2009 tot aanpassing van het Uitvoeringsreglement zijn geplaatst in Trb. 2009, 122.

De Nederlandse en de Franse tekst van het Protocol van 25 juni 2010 tot aanpassing van het Uitvoeringsreglement zijn geplaatst in Trb. 2011, 212.

De Nederlandse en de Franse tekst van de Protocollen van 8 december 2011 tot aanpassing van het Uitvoeringsreglement zijn geplaatst in Trb. 2012, 17.

De Nederlandse en de Franse tekst van het Protocol van 22 juni 2012 houdende intrekking van het Protocol II van 8 december 2011 en aanpassing van het Uitvoeringsreglement, en de Nederlandse en de Franse tekst van het Protocol van 22 maart 2013 tot aanpassing van het Uitvoeringsreglement, zijn geplaatst in Trb. 2013, 77.

De Nederlandse en de Franse tekst van het Protocol van 21 mei 2014 tot wijziging van het Verdrag, zijn geplaatst in Trb. 2014, 119.


Op 16 december 2014 is te Brussel een Protocol houdende wijziging van het Benelux-verdrag inzake de intellectuele eigendom (merken en tekeningen of modellen) tot stand gekomen. De Nederlandse en de Franse tekst van het Protocol luiden als volgt:


Protocol houdende wijziging van het Benelux-verdrag inzake de intellectuele eigendom (merken en tekeningen of modellen), wat betreft de oppositie en de invoering van een administratieve procedure tot nietigverklaring of vervallenverklaring van merken

Het Koninkrijk België,

Het Groothertogdom Luxemburg,

Het Koninkrijk der Nederlanden,

Gelet op artikel 1.7, lid 2, van het Benelux-verdrag inzake de intellectuele eigendom (merken en tekeningen of modellen),

Gezien het op 21 mei 2014 te Brussel ondertekende Protocol houdende wijziging van het Benelux-verdrag inzake de intellectuele eigendom (merken en tekeningen of modellen),

Bezield door de wens het Benelux-verdrag inzake de intellectuele eigendom (merken en tekeningen of modellen) op een aantal punten te wijzigen,

Zijn de volgende bepalingen overeengekomen:

Artikel I

Het Benelux-verdrag inzake de intellectuele eigendom (merken en tekeningen of modellen) wordt als volgt gewijzigd:

A.

In artikel 2.14, lid 1, sub a, worden de woorden „overeenkomstig de bepalingen in artikel 2.3, sub a en b” vervangen door de woorden „overeenkomstig artikel 2.3”.

B.

Artikel 2.16, lid 2, komt te luiden als volgt:

„De oppositieprocedure wordt opgeschort:

  • a. wanneer het oudere merk:

    • i. nog niet is ingeschreven;

    • ii. onverwijld is ingeschreven overeenkomstig artikel 2.8, lid 2, en het voorwerp is van een weigeringsprocedure op absolute gronden of een oppositie;

    • iii. het voorwerp is van een vordering tot nietigverklaring of vervallenverklaring;

  • b. wanneer het betwiste merk:

    • i. het voorwerp is van een weigeringsprocedure op absolute gronden;

    • ii. onverwijld is ingeschreven overeenkomstig artikel 2.8, lid 2, en het voorwerp is van een gerechtelijke vordering tot nietigverklaring of vervallenverklaring;

  • c. op gezamenlijk verzoek van partijen;

  • d. indien de opschorting om andere redenen passend is.”

C.

Het kopje van artikel 2.27 komt te luiden: „Inroepen van het verval bij de rechter”.

D.

Het kopje van artikel 2.28 komt te luiden: „Inroepen van de nietigheid bij de rechter”.

E.

Er wordt in titel II een nieuw hoofdstuk 6bis toegevoegd, luidend als volgt:

„HOOFDSTUK 6bis. PROCEDURE TOT NIETIGVERKLARING OF VERVALLENVERKLARING BIJ HET BUREAU
Artikel 2.30bis. Instellen van de vordering
  • 1. Een vordering tot nietigverklaring of vervallenverklaring van de inschrijving van een merk kan bij het Bureau worden ingediend:

    • a. door iedere belanghebbende:

      • i. op basis van de in artikel 2.28, lid 1, sub a, b, c, d en e genoemde gronden. Wanneer de vordering is gebaseerd op de sub b, c en d genoemde gronden, kan het Bureau oordelen dat het merk na inschrijving door gebruik onderscheidend vermogen heeft verkregen.

      • ii. op basis van de in artikel 2.26, lid 2, genoemde gronden, binnen de grenzen van artikel 2.27, lid 2.

    • b. door de deposant of houder van een ouder merk tegen een merk dat:

      • i. in rangorde na het zijne komt, overeenkomstig artikel 2.3, binnen de grenzen van de artikelen 2.27, lid 4, en 2.29, of

      • ii. verwarring kan stichten met zijn algemeen bekend merk in de zin van artikel 6bis van het Verdrag van Parijs, binnen de grenzen van artikel 2.28, lid 3, sub b.

  • 2. De op lid 1, sub b, van dit artikel gebaseerde vordering kan tevens worden ingediend door de licentiehouder, indien hij daartoe van de merkhouder toestemming heeft verkregen. Zij kan op een of meer oudere merken berusten.

  • 3. De vordering tot nietigverklaring of vervallenverklaring wordt pas geacht te zijn ingesteld, nadat de verschuldigde rechten zijn betaald.

Artikel 2.30ter. Verloop van de procedure
  • 1. Het Bureau behandelt de vordering tot nietigverklaring of vervallenverklaring binnen een redelijke termijn overeenkomstig de bepalingen vastgelegd in het uitvoeringsreglement en met inachtneming van het beginsel van hoor en wederhoor.

  • 2. De procedure wordt opgeschort:

    • a. wanneer de vordering is gebaseerd op artikel 2.30bis, lid 1, sub b, en het oudere merk:

      • i. nog niet is ingeschreven;

      • ii. onverwijld is ingeschreven overeenkomstig artikel 2.8, lid 2, en het voorwerp is van een weigeringsprocedure op absolute gronden of een oppositie;

      • iii. het voorwerp is van een vordering tot nietigverklaring of vervallenverklaring;

    • b. wanneer het betwiste merk:

      • i. nog niet is ingeschreven;

      • ii. onverwijld is ingeschreven overeenkomstig artikel 2.8, lid 2, en het voorwerp is van een weigeringsprocedure op absolute gronden of een oppositie;

      • iii. het voorwerp is van een gerechtelijke vordering tot nietigverklaring of vervallenverklaring;

    • c. op gezamenlijk verzoek van partijen;

    • d. indien de opschorting om andere redenen passend is.

  • 3. De procedure wordt afgesloten:

    • a. wanneer verweerder niet reageert op de ingestelde vordering. In dit geval wordt hij geacht afstand te hebben gedaan van zijn rechten op de inschrijving en wordt deze doorgehaald;

    • b. wanneer aan de vordering de grondslag is ontvallen hetzij omdat zij is ingetrokken, hetzij omdat de inschrijving waartegen de vordering is ingesteld is vervallen;

    • c. wanneer de vordering is gebaseerd op artikel 2.30bis, lid 1, sub b, en:

      • i de indiener niet langer de hoedanigheid heeft om op te kunnen treden, of

      • ii. het oudere merk niet meer geldig is, of

      • iii. de indiener binnen de gestelde termijn geen stukken heeft overgelegd waaruit blijkt dat het recht op zijn merk niet ingevolge het ontbreken van normaal gebruik van het merk, zonder geldige reden, in de zin van dit verdrag dan wel in voorkomend geval van de Gemeenschapsmerkenverordening, vervallen kan worden verklaard.

    In deze gevallen wordt een deel van de betaalde rechten gerestitueerd.

  • 4. Nadat het onderzoek van de vordering tot nietigverklaring of vervallenverklaring is beëindigd, neemt het Bureau zo spoedig mogelijk een beslissing. Indien de vordering gegrond bevonden wordt, haalt het Bureau de inschrijving geheel of gedeeltelijk door. In het tegengestelde geval wordt de vordering afgewezen. Van de beslissing geeft het Bureau onverwijld schriftelijk kennis aan partijen, onder vermelding van het in artikel 1.15bis genoemde rechtsmiddel tegen die beslissing. De beslissing van het Bureau wordt eerst definitief nadat ze niet meer vatbaar is voor enig rechtsmiddel. Het Bureau is geen partij bij een beroep tegen zijn beslissing.

  • 5. De in het ongelijk gestelde partij wordt in de kosten verwezen. Deze worden vastgesteld conform het bepaalde in het uitvoeringsreglement. De kosten zijn niet verschuldigd indien de vordering gedeeltelijk toegewezen wordt. De beslissing van het Bureau tot vaststelling van de kosten vormt executoriale titel; de gedwongen tenuitvoerlegging geschiedt volgens de bepalingen die van kracht zijn in de staat van executie.

Artikel 2.30quater. Vordering tot nietigverklaring of vervallenverklaring van internationale depots
  • 1. Tegen een internationaal depot waarvan is verzocht de bescherming uit te strekken tot het Benelux-gebied kan een vordering tot nietigverklaring of vervallenverklaring worden ingesteld bij het Bureau. De artikelen 2.30bis en 2.30ter zijn van overeenkomstige toepassing.

  • 2. Het Bureau geeft onverwijld schriftelijk kennis aan het Internationaal Bureau van de ingediende vordering, onder vermelding van het bepaalde in de artikelen 2.30bis en 2.30ter, evenals de daarop betrekking hebbende bepalingen uit het uitvoeringsreglement.”

F.

Artikel 4.5, lid 1, komt te luiden als volgt: „Onverminderd het bepaalde in de artikelen 2.14 en 2.30bis, is alleen de rechter bevoegd uitspraak te doen in gedingen, welke op dit verdrag zijn gegrond.”

Artikel II

Ter uitvoering van het Verdrag betreffende de instelling en het statuut van een Benelux-Gerechtshof worden de bepalingen van dit Protocol als gemeenschappelijke rechtsregels aangewezen voor de toepassing van genoemd verdrag.

Artikel III

  • 1. De Regering van het Koninkrijk België is depositaris van dit Protocol. De depositaris doet een voor eensluidend verklaard afschrift van dit Protocol aan elke Hoge Verdragsluitende Partij toekomen.

  • 2. Dit Protocol wordt bekrachtigd, aanvaard of goedgekeurd door de Hoge Verdragsluitende Partijen.

  • 3. De Hoge Verdragsluitende Partijen leggen hun akte van bekrachtiging, aanvaarding of goedkeuring neer bij de depositaris.

  • 4. De depositaris brengt de Hoge Verdragsluitende Partijen op de hoogte van de neerlegging van de akten van bekrachtiging, aanvaarding of goedkeuring.

  • 5. Dit Protocol treedt in werking op de eerste dag van de derde maand volgend op de datum van neerlegging van de derde akte van bekrachtiging, aanvaarding of goedkeuring en ten vroegste op datum waarop het Protocol houdende wijziging van het Benelux-verdrag inzake de intellectuele eigendom (merken en tekeningen of modellen), ondertekend te Brussel op 21 mei 2014, in werking is getreden.

  • 6. De depositaris stelt de Hoge Verdragsluitende Partijen op de hoogte van de datum van inwerkingtreding van dit Protocol.

Artikel IV

Artikel 2.14, lid 1, sub a, zoals dit luidde voor de inwerkingtreding van het onderhavige Protocol, blijft van toepassing op opposities die voor deze inwerkingtreding zijn ingediend.

TEN BLIJKE WAARVAN, de ondergetekenden, daartoe behoorlijk gemachtigd, dit Protocol hebben ondertekend.

GEDAAN te Brussel, op 16 december 2014, in één exemplaar, in de Nederlandse en in de Franse taal, zijnde beide teksten gelijkelijk authentiek.

Voor het Koninkrijk België, D. REYNDERS

Voor het Groothertogdom Luxemburg, J. ASSELBORN

Voor het Koninkrijk der Nederlanden, A.G. KOENDERS



Protocole portant modification de la Convention Benelux en matière de propriété intellectuelle (marques et dessins ou modèles), en ce qui concerne l’opposition et l’instauration d’une procédure administrative de nullité ou de déchéance des marques

Le Royaume de Belgique,

Le Grand-Duché de Luxembourg,

Le Royaume des Pays-Bas,

Vu l’article 1.7, alinéa 2, de la Convention Benelux en matière de propriété intellectuelle (marques et dessins ou modèles),

Vu le Protocole portant modification de la Convention Benelux en matière de propriété intellectuelle (marques et dessins ou modèles), signé à Bruxelles le 21 mai 2014,

Animés du désir de modifier la Convention Benelux en matière de propriété intellectuelle (marques et dessins ou modèles) sur quelques points,

Sont convenus des dispositions suivantes :

Article I

La Convention Benelux en matière de propriété intellectuelle (marques et dessins ou modèles) est modifiée comme suit :

A.

A l’article 2.14, alinéa 1er, sous a),les mots « conformément aux dispositions de l'article 2.3, sous a et b » sont remplacés par les mots « conformément à l'article 2.3 ».

B.

L’article 2.16, alinéa 2, est remplacé par ce qui suit :

  • « 2. La procédure d’opposition est suspendue:

    • a) lorsque la marque antérieure:

      • i) n’a pas encore été enregistrée;

      • ii) a été enregistrée sans délai conformément à l’article 2.8, alinéa 2, et est l’objet d’une procédure de refus pour motifs absolus ou d’une opposition;

      • iii) est l’objet d’une action en nullité ou en déchéance;

    • b) lorsque la marque contestée:

      • i) est l’objet d’une procédure de refus pour motifs absolus;

      • ii) a été enregistrée sans délai conformément à l’article 2.8, alinéa 2, et est l’objet d'une action judiciaire en nullité ou en déchéance;

    • c) sur demande conjointe des parties;

    • d) lorsque d’autres circonstances justifient une telle suspension. »

C.

L’intitulé de l’article 2.27 est remplacé par ce qui suit : « Invocation de l’extinction du droit devant les tribunaux ».

D.

L’intitulé de l’article 2.28 est remplacé par ce qui suit : « Invocation de la nullité devant les tribunaux ».

E.

Au titre II, un nouveau chapitre 6bis est inséré, libellé comme suit :

« CHAPITRE 6bis PROCEDURE DE NULLITE OU DE DECHEANCE AUPRES DE L’OFFICE
Article 2.30bis Introduction de la demande
  • 1. Une demande en nullité ou en déchéance de l’enregistrement d’une marque peut être présentée auprès de l’Office:

    • a) par tout intéressé:

      • i) sur la base des motifs visés à l’article 2.28, alinéa 1er, sous a, b, c, d et e. Lorsque la demande est basée sur les motifs visés sous b, c et d, l’Office peut décider que la marque a acquis après l’enregistrement un caractère distinctif en raison de l'usage qui en a été fait.

      • ii) sur la base des motifs visés à l’article 2.26, alinéa 2, dans les limites fixées à l’article 2.27, alinéa 2.

    • b) par le déposant ou le titulaire d’une marque antérieure contre une marque qui:

      • i) prend rang après la sienne, conformément aux dispositions de l’article 2.3, dans les limites fixées aux articles 2.27, alinéa 4, et 2.29, ou

      • ii) est susceptible de créer une confusion avec sa marque notoirement connue au sens de l’article 6bis de la Convention de Paris, dans les limites fixées à l’article 2.28, alinéa 3, sous b.

  • 2. La demande basée sur l’alinéa 1er, sous b, peut également être présentée par le licencié, s’il y est autorisé par le titulaire. Elle peut être fondée sur une ou plusieurs marques.

  • 3. La demande en nullité ou en déchéance n’est réputée avoir été formée qu’après le paiement des taxes dues.

Article 2.30ter Déroulement de la procédure
  • 1. L'Office traite la demande en nullité ou en déchéance dans un délai raisonnable conformément aux dispositions fixées au règlement d’exécution et respecte le principe du contradictoire.

  • 2. La procédure est suspendue:

    • a) lorsque la demande est basée sur l’article 2.30bis, alinéa 1er, sous b, et que la marque antérieure:

      • i) n’a pas encore été enregistrée;

      • ii) a été enregistrée sans délai conformément à l’article 2.8, alinéa 2, et est l’objet d’une procédure de refus pour motifs absolus ou d’une opposition;

      • iii) est l’objet d’une action en nullité ou en déchéance;

    • b) lorsque la marque contestée:

      • i) n’a pas encore été enregistrée;

      • ii) a été enregistrée sans délai conformément à l’article 2.8, alinéa 2, et est l’objet d’une procédure de refus pour motifs absolus ou d’une opposition;

      • iii) est l’objet d’une action judiciaire en nullité ou en déchéance;

    • c) sur demande conjointe des parties;

    • d) lorsque d’autres circonstances justifient une telle suspension.

  • 3. La procédure est clôturée:

    • a) lorsque le défendeur ne réagit pas à la demande introduite. Dans ce cas, il est censé avoir renoncé à ses droits sur l’enregistrement et ce dernier est radié;

    • b) lorsque la demande est devenue sans objet, soit parce qu’elle est retirée, soit parce que l’enregistrement faisant l’objet de la demande est devenu sans effet;

    • c) lorsque la demande est basée sur l’article 2.30bis, alinéa 1er, sous b, et que:

      • i) le demandeur a perdu qualité pour agir, ou que

      • ii) la marque antérieure n’est plus valable, ou que

      • iii) le demandeur n’a fourni dans le délai imparti aucune pièce propre à établir que la droit sur sa marque ne peut pas être déclaré éteint suite à l’absence, sans juste motif, d’un usage normal de la marque au sens de la présente convention ou, le cas échéant, du Règlement sur la marque communautaire.

    Dans ces cas, une partie des taxes payées est restituée.

  • 4. Après avoir terminé l’examen de la demande en nullité ou en déchéance, l'Office statue dans les meilleurs délais. Lorsque la demande est reconnue justifiée, l'Office radie l’enregistrement en tout ou en partie. Dans le cas contraire, la demande est rejetée. L’Office informe les parties sans délai et par écrit, en mentionnant la voie de recours contre cette décision, visée à l’article 1.15bis. La décision de l’Office ne devient définitive que lorsqu’elle n'est plus susceptible de recours. L’Office n’est pas partie à un recours contre sa décision.

  • 5. Les dépens sont à charge de la partie succombante. Ils sont fixés conformément aux dispositions du règlement d'exécution. Les dépens ne sont pas dus en cas de succès partiel de la demande. La décision de l’Office concernant les dépens forme titre exécutoire. Son exécution forcée est régie par les règles en vigueur dans l'Etat sur le territoire duquel elle a lieu.

Article 2.30quater Demande en nullité ou en déchéance de dépôts internationaux
  • 1. Une demande en nullité ou en déchéance peut être formée auprès de l’Office contre un dépôt international dont l’extension de la protection au territoire Benelux a été demandée. Les articles 2.30bis et 2.30ter sont applicables.

  • 2. L’Office informe sans délai et par écrit le Bureau international de la demande introduite, tout en mentionnant les dispositions des articles 2.30bis et 2.30ter, ainsi que les dispositions y relatives du règlement d’exécution. »

F.

L’article 4.5, alinéa 1er, est remplacé par ce qui suit : « Sans préjudice des dispositions des articles 2.14 et 2.30bis, les tribunaux sont seuls compétents pour statuer sur les actions ayant leur base dans la présente convention. »

Article II

En exécution du Traité relatif à l’institution et au statut d’une Cour de Justice Benelux, les dispositions du présent Protocole sont désignées comme règles juridiques communes pour l’application dudit Traité.

Article III

  • 1. Le Gouvernement du Royaume de Belgique est le dépositaire du présent Protocole, dont il fournit une copie certifiée conforme à chaque Haute Partie Contractante.

  • 2. Le présent Protocole est ratifié, accepté ou approuvé par les Hautes Parties Contractantes.

  • 3. Les Hautes Parties Contractantes déposent leur instrument de ratification, d’acceptation ou d’approbation auprès du dépositaire.

  • 4. Le dépositaire informe les Hautes Parties Contractantes du dépôt des instruments de ratification, d’acceptation ou d’approbation.

  • 5. Le présent Protocole entre en vigueur le premier jour du troisième mois qui suit la date du dépôt du troisième instrument de ratification, d’acceptation ou d’approbation et au plus tôt à la date de l’entrée en vigueur du Protocole portant modification de la Convention Benelux en matière de propriété intellectuelle (marques et dessins ou modèles), signé à Bruxelles le 21 mai 2014.

  • 6. Le dépositaire informe les Hautes Parties Contractantes de la date d’entrée en vigueur du présent Protocole.

Article IV

L’article 2.14, alinéa 1er, sous a, tel que libellé avant l’entrée en vigueur du présent Protocole reste applicable aux oppositions introduites avant cette entrée en vigueur.

EN FAIT DE QUOI, les soussignés, dûment autorisés à cet effet, ont signé le présent Protocole.

FAIT à Bruxelles, le 16 décembre 2014, en un exemplaire, en langues française et néerlandaise, les deux textes faisant également foi.

Pour le Royaume de Belgique, D. REYNDERS

Pour le Grand-Duché de Luxembourg, J. ASSELBORN

Pour le Royaume des Pays-Bas, A.G. KOENDERS


D. PARLEMENT

Zie Trb. 2006, 177, Trb. 2013, 135 en Trb. 2014, 119.


Het Protocol van 16 december 2014 behoeft ingevolge artikel 91 van de Grondwet de goedkeuring van de Staten-Generaal, alvorens het Koninkrijk aan het Protocol kan worden gebonden.

E. PARTIJGEGEVENS

Verdrag

Zie Trb. 2005, 96 en, laatstelijk, Trb. 2006, 177.

Protocol van 22 juli 2010

Zie Trb. 2010, 236 en, laatstelijk, Trb. 2013, 135.

Protocol van 21 mei 2014

Zie Trb. 2014, 119.

Protocol van 16 december 2014

Goedkeuring is voorzien in artikel III, tweede lid, van het Protocol.

Partij

Ondertekening

Ratificatie

Type*

In werking

Opzegging

Buiten werking

België

16-12-14

         

Luxemburg

16-12-14

         

Nederlanden, het Koninkrijk der

16-12-14

         

– Nederland:

           

 – in Europa

           

 – Bonaire

           

 – Sint Eustatius

           

 – Saba

           

– Aruba

           

– Curaçao

           

– Sint Maarten

           

* O=Ondertekening zonder voorbehoud of vereiste van ratificatie, R=Bekrachtiging, aanvaarding, goedkeuring of kennisgeving, T=Toetreding, VG=Voortgezette gebondenheid, NB=Niet bekend

F. VOORLOPIGE TOEPASSING

Zie Trb. 2005, 96.

G. INWERKINGTREDING

Zie Trb. 2006, 177, Trb. 2007, 26, Trb. 2009, 60, Trb. 2009, 75, Trb. 2009, 198, Trb. 2011, 268, Trb. 2012, 130, Trb. 2013, 135, Trb. 2013, 194 en Trb. 2014, 119.


De bepalingen van het Protocol van 16 december 2014 zullen ingevolge artikel III, vijfde lid, van het Protocol in werking treden op de eerste dag van de derde maand volgend op de datum van neerlegging van de derde akte van bekrachtiging, aanvaarding of goedkeuring en ten vroegste op de datum waarop het in Trb. 2014, 119 opgenomen Protocol houdende wijziging van het Benelux-verdrag inzake de intellectuele eigendom (merken en tekeningen of modellen) van 21 mei 2014 in werking is getreden.

J. VERWIJZINGEN

Zie Trb. 2005, 96, Trb. 2006, 177, Trb. 2007, 1, Trb. 2009, 60, Trb. 2010, 236, Trb. 2011, 212, Trb. 2012, 130, Trb. 2013, 77, Trb. 2013, 135 en Trb. 2014, 119.

Titel

:

Overeenkomst betreffende de Europese Economische Ruimte;

Oporto, 2 mei 1992

Laatste Trb.

:

Trb. 2014, 149

     

Titel

:

Protocol tot wijziging van het Verdrag van 31 maart 1965 betreffende de instelling en het statuut van een Benelux-Gerechtshof;

Luxemburg, 15 oktober 2012

Laatste Trb.

:

Trb. 2014, 110

Uitgegeven de zevenentwintigste januari 2015.

De Minister van Buitenlandse Zaken, A.G. KOENDERS

Naar boven