Advies Raad van State inzake Wijziging van de bijlage, bedoeld in artikel 2, eerste lid, van de Wet administratiefrechtelijke handhaving verkeersvoorschriften en het Besluit OM-afdoening in verband met onder meer de jaarlijkse indexering van de tarieven

Nader Rapport

15 december 2023

Nr. 5078291

Directie Wetgeving en Juridische Zaken,

Ministerie van Justitie en Veiligheid

Aan de Koning

Nader rapport Wijziging van de bijlage, bedoeld in artikel 2, eerste lid, van de Wet administratiefrechtelijke handhaving verkeersvoorschriften en het Besluit OM-afdoening in verband met onder meer de jaarlijkse indexering van de tarieven

Blijkens de mededeling van de Directeur van Uw kabinet van 17 oktober 2023, nr. 2023002417, machtigde Uwe Majesteit de Afdeling advisering van de Raad van State haar advies inzake het bovenvermelde ontwerp van een algemene maatregel van bestuur rechtstreeks aan mij te doen toekomen. Dit advies, gedateerd 15 november 2023, nr. W16.23.00312/II, bied ik U hierbij aan.

De tekst van het advies treft U hieronder cursief aan, voorzien van mijn reactie.

Bij Kabinetsmissive van 17 oktober 2023, no. 2023002417, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Justitie en Veiligheid, mede namens de Minister van Infrastructuur en Waterstaat, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het ontwerpbesluit tot wijziging van de bijlage, bedoeld in artikel 2, eerste lid, van de Wet administratiefrechtelijke handhaving verkeersvoorschriften en de bijlagen bij het Besluit OM-afdoening in verband met onder meer de jaarlijkse indexering van de tarieven, met nota van toelichting.

Het ontwerpbesluit strekt tot indexering en verhoging van de tarieven van verkeersboetes met 10%. Tevens worden de bijlagen bij het Besluit OM-afdoening op enkele (technische) punten gewijzigd.

De Afdeling advisering van de Raad van State maakt twee opmerkingen bij het voorstel. In de toelichting wordt ten onrechte niet ingegaan op de noodzaak en proportionaliteit van de voorgestelde tariefsverhoging van verkeersboetes. Daarnaast wijst de Afdeling advisering erop dat de disbalans met strafrechtelijke beboeting door het voorstel nog wordt vergroot.

In verband daarmee dient het ontwerpbesluit nader te worden overwogen.

1. Inhoud ontwerpbesluit

Met dit ontwerpbesluit worden de tarieven van verkeersboetes met 10% verhoogd. Die verhoging bevat de jaarlijkse indexering op basis van de consumentenprijsindex van 5,7%1 en een beleidsmatige verhoging van 4,3%. Volgens de toelichting heeft het kabinet al bij gelegenheid van de Voorjaarsnota 2023 besloten tot die extra verhoging. Ter motivering wordt dan ook naar de Voorjaarsnota 2023 verwezen.2 In die voorjaarsnota staat dat de beleidsmatige verhoging van de boetetarieven met 10% een van de belangrijkste onderdelen is van het maatregelenpakket voor de Rijksbrede dekkingsopgave. Een nadere toelichting op de tariefverhoging ontbreekt.

2. Noodzaak en proportionaliteit

De Afdeling heeft in haar beoordeling van de Voorjaarsnota 2023 opgemerkt dat in het licht van de forse dekkingsopgave aanvullende bezuinigingen zijn ‘gesprokkeld‘. Daarbij ontbreekt een toelichting voor de gemaakte keuzes.3 Daar waar wel een toelichting wordt gegeven, is die veelal technisch van aard. De Afdeling wees erop dat een toelichting voor de keuzes van belang is voor de doeltreffendheid en doelmatigheid van het voorgestelde beleid. Dat geldt ook voor de keuze om de boetetarieven te verhogen. Noch in de Voorjaarsnota 2023,4 noch in dit ontwerpbesluit wordt een toelichting gegeven op de doelmatigheid van die verhoging.

Uit de stukken valt slechts af te leiden dat aan de beleidsmatige verhoging van de tarieven een budgettaire reden ten grondslag ligt.5 Deze toelichting is niet valide. Het uitgangspunt is dat de hoogte van de boete in redelijke verhouding dient te staan tot de aard en ernst van de overtreding.6 Het doel van boetes is het sanctioneren van strafwaardig gedrag en het vergroten van de verkeersveiligheid. Het verhogen van de tarieven van verkeersboetes dient dan ook uitsluitend in relatie te staat tot dat doel. Uit de toelichting blijkt niet in hoeverre het voor het voorkomen of bestraffen van verkeersovertredingen noodzakelijk en proportioneel is om de boetetarieven te verhogen.

Door het ontbreken van een valide onderbouwing voor de tariefverhoging kan de evenredigheid van de boetes worden betwist. In 2018 onderkende het kabinet dat de bestuursrechter de rechtmatigheid en evenredigheid van bestuurlijke boetes steeds indringender is gaan toetsen en de boetes vaker is gaan matigen.7 Uit de jurisprudentie van het Europese Hof voor de Rechten van de Mens (EHRM) volgt weliswaar dat het recht op een eerlijk proces als bedoeld in artikel 6 van het Europees Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden (EVRM) een systeem van wettelijke vastgestelde bestraffende sancties niet uitsluit.8 Bestuur en rechter dienen in beginsel van de wettelijk gefixeerde boetehoogtes uit te gaan, mits de betreffende wettelijke bepalingen met inachtneming van het evenredigheidsbeginsel tot stand zijn gekomen. In de toelichting ontbreekt een motivering van de evenredigheid van de voorgestelde boetetarieven. Daardoor kan op grond van artikel 6 EVRM eerder de noodzaak ontstaan om van het boetestelsel af te wijken.

De Afdeling wijst erop dat het College van procureurs-generaal al bij de vorige indexering in 2022 heeft aangegeven dat de redelijke verhouding tussen de hoogte van het boetetarief en de ernst van het feit onder druk is komen te staan.9 De Afdeling merkt in aansluiting hierop op dat eerst de effecten van de verhoging van de boetes op de verkeersveiligheid in kaart moeten worden gebracht, alvorens wordt overgegaan tot een eventuele verhoging van die boetes. Een differentiatie naar type overtreding is daarbij van belang. Op 24 oktober 2023 heeft de Tweede Kamer hier in een aangenomen motie ook toe opgeroepen.10

De Afdeling adviseert om in de toelichting dragend te motiveren waarom het verhogen van de verkeersboetes noodzakelijk en proportioneel is in het licht van het voorkomen en bestraffen van verkeersovertredingen. Indien dat niet mogelijk is, dient van de voorgestelde verhoging te worden afgezien.

Het advies van de Afdeling is opgevolgd door in paragraaf 2 van de toelichting nader in te gaan op de noodzaak en proportionaliteit van deze aanvullende verhoging. De noodzaak is gelegen in de besluitvorming door het kabinet voor de Voorjaarsnota 2023 om de verkeersboetes met 10% te verhogen. Deze verhoging wordt doorgevoerd op de tarieven voor de verkeersovertredingen die zijn opgenomen in de bijlage bij de Wet administratiefrechtelijke handhaving verkeersvoorschriften (hierna: Wahv). Deze verhoging bestaat uit 5,7% vanwege de jaarlijkse indexering van de tarieven op basis van de ontwikkeling van de consumentenprijsindex ter compensatie van de geldontwaarding en uit een aanvullende verhoging van 4,3%. Met de Afdeling onderschrijft de regering het uitgangspunt dat de hoogte van een boete in redelijke verhouding dient te staan tot de aard en ernst van de overtreding. De regering is van oordeel dat de verhouding van de boetetarieven tot de aard en de ernst van de overtreding door de indexering van 5,7% juist ongewijzigd blijft. Voor wat betreft de aanvullende verhoging van 4,3% wordt opgemerkt dat de onderbouwing daarvoor enkel gelegen is in de financiële noodzaak om aan de Kabinetsbrede dekkingsopgave te voldoen en bezuinigingen op uitvoerende onderdelen zoals de politie of jeugdzorg af te wenden. Voorts moet worden opgemerkt dat het rapport ‘Boetestelsels in balans’ van het openbaar ministerie pas verscheen nadat de besluitvorming over de Voorjaarsnota 2023 al had plaatsgevonden. Over de opvolging van het rapport moet door het, naar verwachting nieuwe, kabinet een besluit worden genomen (zie ook de nadere toelichting verderop in dit nader rapport).

Ten aanzien van de effecten van verkeersboetes op de verkeersveiligheid deelt de regering het oordeel van de Afdeling dat er een belang is dat er een (positief) effect is van de verhoging van verkeersboetes op de verkeersveiligheid. Het algemene effect van de hoogtes van boetes op overtredingen is al vaker onderzocht.11 In algemene zin leiden hogere boetes tot lagere aantallen overtredingen, al is het effect beperkt. Ook de aangenomen motie van het lid Mutluer (Kamerstukken II, 2023-2024, 29 279, nr. 818), roept op om te onderzoeken in hoeverre in het verkeershandhavingsbeleid van de afgelopen vijf jaar de hoogte van het verkeersboetebedrag heeft bijgedragen aan de vergroting van de verkeersveiligheid, voorstellen te doen hoe verkeershandhaving het beste kan bijdragen aan de verkeersveiligheid, over de uitvoering waarvan ik de Kamer zal informeren. Wel moet hierbij vast worden opgemerkt dat de boetes de afgelopen vijf jaar niet beleidsmatig zijn verhoogd en enkel geïndexeerd conform de consumentenprijsindex en daarom in relatieve zin gelijk zijn gebleven. Bovendien is dit heel lastig te onderzoeken. De verkeersveiligheid is van vele factoren afhankelijk, waaronder bijvoorbeeld de drukte op wegen, pakkans, preventieve maatregelen en maatschappelijke ontwikkelingen, zoals meer of minder alcoholgebruik in het verkeer. De boetes voor overtredingen zijn daar slechts een klein onderdeel van. Een onderzoek dat specifiek kijkt naar dat onderdeel zal dus naar verwachting weinig bruikbare conclusies opleveren.

3. Disbalans administratieve en strafrechtelijke boetes

Over de jaren heen zijn verschillen ontstaan tussen de administratieve en strafrechtelijke sancties die kunnen worden opgelegd.12 Dit is onder meer het gevolg van de indexering voor 2023.13 De administratiefrechtelijke boetetarieven zijn toen met 8,6% geïndexeerd door het Ministerie van Justitie en Veiligheid, terwijl het College van procureurs-generaal de strafrechtelijke boetetarieven slechts met 3% heeft verhoogd.14 De administratieve verkeersboetes zijn daarnaast meerdere malen incidenteel verhoogd, welke verhogingen niet in het strafrechtelijke spoor zijn doorgevoerd.

De minister heeft het College van procureurs-generaal verzocht advies uit te brengen over de ontstane disbalans en de vraag hoe die kan worden hersteld. Hiertoe is het rapport ‘Boetestelsels in balans’ gepubliceerd. In dat rapport wijst het College van procureurs-generaal erop dat zich situaties kunnen voordoen dat de hoogste administratieve boetes hoger zijn dan de daaropvolgende strafrechtelijke boetetarieven.15 Die scheefgroei beperkt zich niet tot de verkeersdelicten, maar strekt zich ook uit tot de verhouding met commune misdrijven. Lichte verkeersovertredingen worden in veel gevallen al zwaarder bestraft dan commune misdrijven zoals eenvoudige mishandeling.16 Deze discrepanties hebben geleid tot de suggestie van het College van procureurs-generaal om in 2024 geen indexering toe te passen om een nog grotere scheefgroei tegen te gaan.17

Met het ontwerpbesluit wordt aan deze, en de andere mogelijke oplossingsrichtingen uit het rapport, geen gehoor gegeven. In de toelichting ontbreekt een verwijzing naar het rapport. Een motivering in hoeverre de voorgestelde verhoging van de verkeersboetes zich verhoudt tot de strafrechtelijke sancties voor verkeersovertredingen en overige commune delicten, ontbreekt eveneens.

De Afdeling merkt echter op dat die toelichting noodzakelijk is, om te voorkomen dat de bestuursrechtelijke en strafrechtelijke sanctiestelsels verder uit elkaar gaan lopen. De nu al aanwezige disbalans tussen beide stelsels wordt met het ontwerpbesluit vergroot. Dit ondanks dat het kabinet in 2018 heeft aangegeven te komen tot een betere wettelijke en beleidsmatige afstemming tussen de boetehoogtes in het bestuursrecht en het strafrecht.18 De ontstane disbalans heeft negatieve gevolgen voor het maatschappelijk draagvlak en zal naar verwachting leiden tot een verhoging van het aantal procedures.19

De Afdeling adviseert om in de toelichting dragend te motiveren dat de verhoogde boetetarieven zich tot de strafrechtelijke boetetarieven verhouden. Indien dat niet mogelijk is, adviseert zij ook om die reden van de voorgestelde verhoging af te zien.

Na de besluitvorming voor de Voorjaarsnota 2023 om de Wahv-boetes met in totaal met 10% te verhogen (zoals hierboven toegelicht: 5,7% inflatiecorrectie en een aanvullende verhoging van 4,3%), is het rapport ‘Boetestelsels in balans’ opgeleverd. Naar aanleiding van het advies van de Afdeling is een verwijzing naar dit rapport van het openbaar ministerie opgenomen in de toelichting op het ontwerpbesluit. Hierin is geconstateerd dat er sprake is van een disbalans tussen de sanctiestelsels. Het gaat hierbij enerzijds om een disbalans tussen de verkeersboetes die worden opgelegd op grond van de Wahv en de verkeersboetes waarvoor een OM-strafbeschikking wordt opgelegd en anderzijds om een disbalans in het feitgecodeerde stelsel als geheel en bij andere strafrechtelijke boetes buiten het verkeersdomein. Gelet op het kabinetsbesluit voor de Voorjaarsnota 2023 was er in dit traject geen ruimte om al rekening te houden met voornoemd rapport. Daarnaast is het zo dat de aanbevelingen voor het herstellen van de in het rapport geconstateerde disbalans een beleidsmatige, financiële en politieke component hebben. Zowel de beleidsmatige keuzes om de interne disbalans op te lossen door de boetes niet te indexeren en de externe disbalans door de incidentele verhogingen terug te draaien, hebben zeer grote financiële consequenties – gelet op de totale jaarlijkse boeteopbrengsten – van € 250 à 300 miljoen per jaar op basis van het in de begroting opgenomen aantal boetes. Gelet daarop zullen de verschillen tussen de sanctiestelsels, evenals de gedane aanbevelingen voor het herstel van de ontstane disbalans op dit vlak, in samenhang en met de nodige zorgvuldigheid moeten worden bekeken. Het is daarom binnen de termijn van de totstandkoming van dit besluit niet mogelijk om over de opvolging van de gedane aanbevelingen of over andere eventuele oplossingen voor deze problematiek een besluit te nemen.

De regering erkent aldus de opmerkingen van de Afdeling over het rapport van het openbaar ministerie, maar besluit desondanks, wegens het dreigende tekort op de Rijksbegroting, de verhoging van de Wahv-verkeersboetes met 10% door te zetten.

De Afdeling advisering van de Raad van State heeft een aantal bezwaren bij het ontwerpbesluit en adviseert dit besluit niet te nemen, tenzij het is aangepast.

De vice-president van de Raad van State,

Aanvullende wijzigingen

Van de gelegenheid is gebruik gemaakt om in het ontwerpbesluit en in de nota van toelichting enkele aanvullende wijzigingen van louter technische en redactionele aard aan te brengen met betrekking tot de in de (bij het besluit behorende) bijlagen opgenomen feiten. Ten aanzien van de bijlage bij de Wahv wordt in aanvulling daarop opgemerkt dat enkele tarieven zijn gewijzigd, ten gevolge van een uitgevoerde nacalculatie. De aanpassingen hebben te maken met de afrondingssystematiek van niet-afgeronde bedragen. De verschillen in de tarieven van voor de nacalculatie en van daarna zijn echter niet aanzienlijk, maar variëren van een verschil in enkele euro’s tot in een uitzonderlijk geval een verschil van maximaal 20 euro. Daarnaast is van de gelegenheid gebruik gemaakt om de inwerkingtredingsdatum van het besluit aan te passen van 1 januari 2024 naar 1 maart 2024.

Ik moge U hierbij, mede namens de Minister van Infrastructuur en Waterstaat, het gewijzigde ontwerpbesluit en de gewijzigde nota van toelichting doen toekomen en U verzoeken overeenkomstig dit ontwerp te besluiten.

De Minister van Justitie en Veiligheid, D. Yeşilgöz-Zegerius.

Advies Raad van State

No. W16.23.0031/II

’s-Gravenhage, 15 november 2023

Aan de Koning

Bij Kabinetsmissive van 17 oktober 2023, no. 2023002417, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Justitie en Veiligheid, mede namens de Minister van Infrastructuur en Waterstaat, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het ontwerpbesluit tot wijziging van de bijlage, bedoeld in artikel 2, eerste lid, van de Wet administratiefrechtelijke handhaving verkeersvoorschriften en de bijlagen bij het Besluit OM-afdoening in verband met onder meer de jaarlijkse indexering van de tarieven, met nota van toelichting.

Het ontwerpbesluit strekt tot indexering en verhoging van de tarieven van verkeersboetes met 10%. Tevens worden de bijlagen bij het Besluit OM-afdoening op enkele (technische) punten gewijzigd.

De Afdeling advisering van de Raad van State maakt twee opmerkingen bij het voorstel. In de toelichting wordt ten onrechte niet ingegaan op de noodzaak en proportionaliteit van de voorgestelde tariefsverhoging van verkeersboetes. Daarnaast wijst de Afdeling advisering erop dat de disbalans met strafrechtelijke beboeting door het voorstel nog wordt vergroot.

In verband daarmee dient het ontwerpbesluit nader te worden overwogen.

1. Inhoud ontwerpbesluit

Met dit ontwerpbesluit worden de tarieven van verkeersboetes met 10% verhoogd. Die verhoging bevat de jaarlijkse indexering op basis van de consumentenprijsindex van 5,7%1 en een beleidsmatige verhoging van 4,3%. Volgens de toelichting heeft het kabinet al bij gelegenheid van de Voorjaarsnota 2023 besloten tot die extra verhoging. Ter motivering wordt dan ook naar de Voorjaarsnota 2023 verwezen.2 In die voorjaarsnota staat dat de beleidsmatige verhoging van de boetetarieven met 10% een van de belangrijkste onderdelen is van het maatregelenpakket voor de Rijksbrede dekkingsopgave. Een nadere toelichting op de tariefverhoging ontbreekt.

2. Noodzaak en proportionaliteit

De Afdeling heeft in haar beoordeling van de Voorjaarsnota 2023 opgemerkt dat in het licht van de forse dekkingsopgave aanvullende bezuinigingen zijn ‘gesprokkeld‘. Daarbij ontbreekt een toelichting voor de gemaakte keuzes.3 Daar waar wel een toelichting wordt gegeven, is die veelal technisch van aard. De Afdeling wees erop dat een toelichting voor de keuzes van belang is voor de doeltreffendheid en doelmatigheid van het voorgestelde beleid. Dat geldt ook voor de keuze om de boetetarieven te verhogen. Noch in de Voorjaarsnota 2023,4 noch in dit ontwerpbesluit wordt een toelichting gegeven op de doelmatigheid van die verhoging.

Uit de stukken valt slechts af te leiden dat aan de beleidsmatige verhoging van de tarieven een budgettaire reden ten grondslag ligt.5 Deze toelichting is niet valide. Het uitgangspunt is dat de hoogte van de boete in redelijke verhouding dient te staan tot de aard en ernst van de overtreding.6 Het doel van boetes is het sanctioneren van strafwaardig gedrag en het vergroten van de verkeersveiligheid. Het verhogen van de tarieven van verkeersboetes dient dan ook uitsluitend in relatie te staat tot dat doel. Uit de toelichting blijkt niet in hoeverre het voor het voorkomen of bestraffen van verkeersovertredingen noodzakelijk en proportioneel is om de boetetarieven te verhogen.

Door het ontbreken van een valide onderbouwing voor de tariefverhoging kan de evenredigheid van de boetes worden betwist. In 2018 onderkende het kabinet dat de bestuursrechter de rechtmatigheid en evenredigheid van bestuurlijke boetes steeds indringender is gaan toetsen en de boetes vaker is gaan matigen.7 Uit de jurisprudentie van het Europese Hof voor de Rechten van de Mens (EHRM) volgt weliswaar dat het recht op een eerlijk proces als bedoeld in artikel 6 van het Europees Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden (EVRM) een systeem van wettelijke vastgestelde bestraffende sancties niet uitsluit.8 Bestuur en rechter dienen in beginsel van de wettelijk gefixeerde boetehoogtes uit te gaan, mits de betreffende wettelijke bepalingen met inachtneming van het evenredigheidsbeginsel tot stand zijn gekomen. In de toelichting ontbreekt een motivering van de evenredigheid van de voorgestelde boetetarieven. Daardoor kan op grond van artikel 6 EVRM eerder de noodzaak ontstaan om van het boetestelsel af te wijken.

De Afdeling wijst erop dat het College van procureurs-generaal al bij de vorige indexering in 2022 heeft aangegeven dat de redelijke verhouding tussen de hoogte van het boetetarief en de ernst van het feit onder druk is komen te staan.9 De Afdeling merkt in aansluiting hierop op dat eerst de effecten van de verhoging van de boetes op de verkeersveiligheid in kaart moeten worden gebracht, alvorens wordt overgegaan tot een eventuele verhoging van die boetes. Een differentiatie naar type overtreding is daarbij van belang. Op 24 oktober 2023 heeft de Tweede Kamer hier in een aangenomen motie ook toe opgeroepen.10

De Afdeling adviseert om in de toelichting dragend te motiveren waarom het verhogen van de verkeersboetes noodzakelijk en proportioneel is in het licht van het voorkomen en bestraffen van verkeersovertredingen. Indien dat niet mogelijk is, dient van de voorgestelde verhoging te worden afgezien.

3. Disbalans administratieve en strafrechtelijke boetes

Over de jaren heen zijn verschillen ontstaan tussen de administratieve en strafrechtelijke sancties die kunnen worden opgelegd.11 Dit is onder meer het gevolg van de indexering voor 2023.12 De administratiefrechtelijke boetetarieven zijn toen met 8,6% geïndexeerd door het Ministerie van Justitie en Veiligheid, terwijl het College van procureurs-generaal de strafrechtelijke boetetarieven slechts met 3% heeft verhoogd.13 De administratieve verkeersboetes zijn daarnaast meerdere malen incidenteel verhoogd, welke verhogingen niet in het strafrechtelijke spoor zijn doorgevoerd.

De minister heeft het College van procureurs-generaal verzocht advies uit te brengen over de ontstane disbalans en de vraag hoe die kan worden hersteld. Hiertoe is het rapport ‘Boetestelsels in balans’ gepubliceerd. In dat rapport wijst het College van procureurs-generaal erop dat zich situaties kunnen voordoen dat de hoogste administratieve boetes hoger zijn dan de daaropvolgende strafrechtelijke boetetarieven.14 Die scheefgroei beperkt zich niet tot de verkeersdelicten, maar strekt zich ook uit tot de verhouding met commune misdrijven. Lichte verkeersovertredingen worden in veel gevallen al zwaarder bestraft dan commune misdrijven zoals eenvoudige mishandeling.15 Deze discrepanties hebben geleid tot de suggestie van het College van procureurs-generaal om in 2024 geen indexering toe te passen om een nog grotere scheefgroei tegen te gaan.16

Met het ontwerpbesluit wordt aan deze, en de andere mogelijke oplossingsrichtingen uit het rapport, geen gehoor gegeven. In de toelichting ontbreekt een verwijzing naar het rapport. Een motivering in hoeverre de voorgestelde verhoging van de verkeersboetes zich verhoudt tot de strafrechtelijke sancties voor verkeersovertredingen en overige commune delicten, ontbreekt eveneens.

De Afdeling merkt echter op dat die toelichting noodzakelijk is, om te voorkomen dat de bestuursrechtelijke en strafrechtelijke sanctiestelsels verder uit elkaar gaan lopen. De nu al aanwezige disbalans tussen beide stelsels wordt met het ontwerpbesluit vergroot. Dit ondanks dat het kabinet in 2018 heeft aangegeven te komen tot een betere wettelijke en beleidsmatige afstemming tussen de boetehoogtes in het bestuursrecht en het strafrecht.17 De ontstane disbalans heeft negatieve gevolgen voor het maatschappelijk draagvlak en zal naar verwachting leiden tot een verhoging van het aantal procedures.18

De Afdeling adviseert om in de toelichting dragend te motiveren dat de verhoogde boetetarieven zich tot de strafrechtelijke boetetarieven verhouden. Indien dat niet mogelijk is, adviseert zij ook om die reden van de voorgestelde verhoging af te zien.

De Afdeling advisering van de Raad van State heeft een aantal bezwaren bij het ontwerpbesluit en adviseert dit besluit niet te nemen, tenzij het is aangepast.

De vice-president van de Raad van State, Th.C. de Graaf.

Tekst zoals toegezonden aan de Raad van State: Besluit tot wijziging van de bijlage, bedoeld in artikel 2, eerste lid, van de Wet administratiefrechtelijke handhaving verkeersvoorschriften en de bijlagen bij het Besluit OM-afdoening in verband met onder meer de jaarlijkse indexering van de tarieven

Wij Willem-Alexander, bij de gratie Gods, Koning der Nederlanden, Prins van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

Op de voordracht van Onze Minister Justitie en Veiligheid van 11 oktober 2023, directie Wetgeving en Juridische Zaken, nr. 4955227, gedaan mede namens Onze Minister van Infrastructuur en Waterstaat;

Gelet op artikel 2, vijfde lid, van de Wet administratiefrechtelijke handhaving verkeersvoorschriften en de artikelen 257b en 257ba van het Wetboek van Strafvordering;

De Afdeling advisering van de Raad van State gehoord (advies van ...... (datum en nummer));

Gezien het nader rapport van Onze Minister van Justitie en Veiligheid van (datum nader rapport), directie Wetgeving en Juridische Zaken, nr. (kenmerk nader rapport), uitgebracht mede namens Onze Minister van Infrastructuur en Waterstaat;

Hebben goedgevonden en verstaan:

ARTIKEL I

De bijlage, bedoeld in artikel 2, eerste lid, van de Wet administratiefrechtelijke handhaving verkeersvoorschriften, komt te luiden:

     

Feit

Overtreden artikel

Tarief in euro per feit en categorie

         

1

2

3

4

5

6

7

8

     

Afdeling A. Verkeer te land

                 
     

Categorie-indeling B:

                 
     

1 – Bestuurders van motorvoertuigen op meer dan twee wielen, en bestuurders van brommobielen voor zover het de bepalingen van het RVV 1990 betreft;

                 
     

2 – Bestuurders van motorvoertuigen op twee wielen;

                 
     

3 – Bromfietsers en snorfietsers;

                 
     

4 – Fietsers en bestuurders van gehandicaptenvoertuigen met of zonder motor;

                 
     

5 – Voetgangers;

                 
     

6 – Overige weggebruikers;

                 
     

7 – Gezagvoerders/schippers;

                 
     

8 – Een ieder.

                 
                         
     

NB 1 De categorieën 1 tot en met 4 gelden in voorkomend geval mede voor bestuurders van één van de op die categorieën betrekking hebbende voertuigen, indien daarmee een aanhangwagen wordt voortbewogen. Dit geldt eveneens voor geparkeerde aanhangwagens indien deze door een onder één van deze categorieën vallende bestuurders is geparkeerd.

                 
     

NB 2 Op basis van artikel 2a RVV 1990 zijn, tenzij anders bepaald, voor brommobielen en bestuurders en passagiers van brommobielen de regels betreffende motorvoertuigen van toepassing. Voor de feitcodes waar dit op van toepassing is moet in geval van een overtreding met een brommobiel of door een bestuurder van een brommobiel gepleegde overtreding in plaats van motorvoertuig brommobiel worden gelezen.

                 
     

Nummers K 006 – K 172: Wegenverkeerswet 1994 (WVW 1994); Reglement Rijbewijzen (RR)

                 

K

025

 

als bestuurder van een motorrijtuig rijden terwijl het kentekenbewijs niet behoorlijk leesbaar is

36 lid 3 sub d WVW 1994

60

60

60

         
     

het kenteken niet behoorlijk zichtbaar aanwezig hebben op of aan

40 lid 1 WVW 1994

               

K

030

a

– een motorrijtuig

 

180

180

120

       

180

K

030

b

– de aanhangwagen

 

180

180

120

       

180

K

035

 

het ongeldig verklaarde kentekenbewijs niet binnen de bepaalde termijn inleveren bij de Dienst Wegverkeer

52c lid 3 WVW 1994

             

300

     

voor een kentekenplichtig motorrijtuig met een toegestane maximummassa van 3.500 kg of minder

                 

K

045

a

– is geen keuringsbewijs afgegeven

72 lid 1 WVW 1994

180

           

180

K

045

b

– heeft het keuringsbewijs zijn geldigheid verloren

72 lid 2 sub b WVW 1994

180

           

180

     

voor een kentekenplichtig motorrijtuig of aanhangwagen met een toegestane maximummassa van meer dan 3.500 kg

                 

K

046

a

– is geen keuringsbewijs afgegeven

72 lid 1 WVW 1994

495

           

495

K

046

b

– heeft het keuringsbewijs zijn geldigheid verloren

72 lid 2 sub b WVW 1994

495

           

495

     

als bestuurder van een motorrijtuig rijden terwijl het rijbewijs

                 

K

060

a

– niet voldoet aan de gestelde eisen

107 lid 2 sub a WVW 1994

60

60

40

         

K

060

e

– zijn geldigheid heeft verloren door het verstrijken van de geldigheidsduur, waarbij de geldigheidsduur één jaar of minder is verstreken

107 lid 2 sub b WVW 1994

120

120

80

         

K

060

c

– niet behoorlijk leesbaar is

107 lid 2 sub c WVW 1994

120

120

80

         

K

060

h

als bestuurder van een bromfiets rijden, terwijl het rijbewijs ongeldig is verklaard voor een of meer categorieën, niet zijnde de categorie AM, en aan betrokkene geen nieuw rijbewijs voor de categorie AM is afgegeven

107 lid 2 sub b WVW 1994

   

80

         

K

065

cc

als houder van een rijbewijs B dat met het oog op deelname aan begeleid rijden was afgegeven, jonger dan 18 jaar een motorrijtuig waarvoor rijbewijs B is vereist besturen zonder dat een op de begeleiderspas vermelde begeleider op de zitplaats naast de bestuurder zat

111a lid 3 onder b en c WVW 1994

180

             
     

rijonderricht geven voor rijbewijs B terwijl het lesmotorrijtuig niet is voorzien van

                 

K

090

a

– een dubbele bediening c.q. een onderbreker

110b lid 1 sub a WVW 1994 jo. 8 sub a RR

             

360

K

090

b

– een binnen- en een buitenspiegel waarmee degene die rijonderricht geeft het achter en rechts naast hem gelegen weggedeelte kan overzien

110b lid 1 sub a WVW 1994 jo. 8 sub b RR

             

360

K

090

c

– een op de voorgeschreven wijze aangebrachte aanduiding

110b lid 1 sub a WVW 1994 jo. 8 sub b RR

             

120

K

090

aa

rijonderricht geven in het kader van de opleiding voor het praktijkexamen voor de rijbewijscategorie AM, tweewielige bromfiets, terwijl deze niet is voorzien van een op de voorgeschreven wijze aangebrachte aanduiding

110b lid 1 sub a WVW 1994 jo. 7a lid 1 RR

             

120

     

rijonderricht geven in het kader van de opleiding voor het praktijkexamen voor de rijbewijscategorie AM, drie- of vierwielige bromfiets, terwijl deze niet is voorzien van

                 

K

090

bb

– een dubbele bediening c.q. onderbreker

110b lid 1 sub a WVW 1994 jo. 7a lid 2 RR

             

360

K

090

cc

– een binnen- en buitenspiegel ten behoeve van de rij-instructeur

110b lid 1 sub a WVW 1994 jo. 7a lid 2 RR

             

360

K

090

dd

– een op de voorgeschreven wijze aangebrachte aanduiding

110b lid 1 sub a WVW 1994 jo. 7a lid 2 RR

             

120

K

145

a

als bestuurder handelen in strijd met één of meer aan een ontheffing, vergunning of vrijstelling verbonden voorschrift(en), niet betrekking hebbend op de begeleiding of vakbekwaamheid

150 lid 2 WVW 1994

180

180

120

70

       
     

als bestuurder van een motorrijtuig niet op eerste vordering behoorlijk ter inzage afgeven

                 

K

150

a

– het kentekenbewijs

160 lid 1 sub a WVW 1994

60

60

60

         

K

150

c

– het rijbewijs

160 lid 1 sub b WVW 1994

100

100

100

         

K

150

e

– de ontheffing

160 lid 1 sub d WVW 1994

60

             

K

150

f

– het ingevolge de richtlijn vakbekwaamheid bestuurders vereiste getuigschrift

160 lid 1 sub c WVW 1994

80

             

K

150

g

– een gehandicaptenparkeerkaart of een kaart ten behoeve van gehandicaptenvervoer

160 lid 1 sub e WVW 1994

180

180

120

70

       

K

150

h

– de begeleiderspas

160 lid 1 sub f WVW 1994

80

             

K

150

aa

als begeleider niet op eerste vordering behoorlijk ter inzage afgeven van het rijbewijs

160 lid 7 WVW 1994

             

80

K

155

a

niet meewerken aan het onderzoek van de psychomotorische functies en de oog- en spraakfuncties en/of de aanwijzingen die in dat kader worden gegeven niet opvolgen

160 lid 5 sub a WVW 1994

300

300

210

120

     

300

K

155

b

niet meewerken aan het voorlopig onderzoek van uitgeademde lucht en/of de aanwijzingen die in dat kader worden gegeven niet opvolgen

160 lid 5 sub b WVW 1994

300

300

210

120

     

300

K

155

c

niet meewerken aan het onderzoek van speeksel en/of de aanwijzingen die in dat kader worden gegeven niet opvolgen

160 lid 5 sub c WVW 1994

300

300

210

120

     

300

     

Feit

Overtreden artikel

Tarief in euro per feit en categorie

         

1

2

3

4

     

Nummers S 005, VA 004 – VV 101: Reglement verkeersregels en verkeerstekens 1990 (RVV 1990)

         
     

Categorie-indeling C: (maximumsnelheid)

         
     

1 – Motorvoertuigen (uitgezonderd categorie 2: vrachtauto’s, autobussen en motorvoertuigen met aanhangwagen);

         
     

2 – Vrachtauto’s, autobussen, als bedrijfsauto aangemerkte kampeerauto’s met een toegestane maximummassa van meer dan 3.500 kg en motorvoertuigen met aanhangwagen;

         
     

3 – Bromfietsen, brommobielen, snorfietsen en gehandicaptenvoertuigen met motor;

         
     

4 – Land- of bosbouwtrekkers en motorvoertuigen met beperkte snelheid.

         
     

Hoofdstuk 2. Verkeersregels

         
     

VIII. Maximumsnelheid

         
     

a. Algemeen

         
     

als bestuurder niet in staat zijn, zijn voertuig tot stilstand te brengen binnen de afstand waarover hij de weg kan overzien en waarover deze vrij is

19 RVV 1990

       

S

005

a

– bij snelheden tot en met 80 km/h

 

360

360

250

 
                 
     

Snelheidsoverschrijdingen

         
     

Noot

         
     

1. * = Recidiveregeling snelheid (zie Richtlijn voor strafvordering tarieven en feitomschrijvingen enz.); bij staandehouding wordt bij overschrijding vanaf 50 km/h of 30 km/h (cat. 3) het rijbewijs ingevorderd en dient het proces-verbaal met het proces-verbaal van invordering te worden ingezonden naar het Openbaar Ministerie.

         
                 
     

2. Indien bij een feitcode bij het tarief ‘OBM’ staat vermeld dan betreft dit de eis ter zitting voor de eerste overtreding. Naast deze boete dient een OBM ov conform de recidiveregeling snelheidsovertredingen te worden geëist.

         
                 
                 
     

b. Binnen de bebouwde kom

         
     

overschrijding van de maximumsnelheid binnen de bebouwde kom

20 sub a RVV 1990 (cat 1/2), 20 sub b en c RVV 1990 (cat 3), 22 sub c en d RVV 1990 (cat 3), 22a RVV 1990 (cat 4)

       

VA

004

 

– met 4 km/h

 

35

58

35

35

VA

005

 

– met 5 km/h

 

43

69

43

43

VA

006

 

– met 6 km/h

 

53

80

53

53

VA

007

 

– met 7 km/h

 

61

94

61

61

VA

008

 

– met 8 km/h

 

69

108

69

69

VA

009

 

– met 9 km/h

 

79

121

79

79

VA

010

 

– met 10 km/h

 

90

134

90

90

VA

011

 

– met 11 km/h

 

121

169

121

121

VA

012

 

– met 12 km/h

 

132

183

132

132

VA

013

 

– met 13 km/h

 

146

199

146

146

VA

014

 

– met 14 km/h

 

157

216

157

157

VA

015

 

– met 15 km/h

 

169

232

169

169

VA

016

 

– met 16 km/h

 

182

249

182

182

VA

017

 

– met 17 km/h

 

195

266

195

195

VA

018

 

– met 18 km/h

 

210

284

210

210

VA

019

 

– met 19 km/h

 

224

303

224

224

VA

020

 

– met 20 km/h

 

240

323

240

240

VA

021

 

– met 21 km/h

 

257

343

257

257

VA

022

 

– met 22 km/h

 

273

364

273

273

VA

023

 

– met 23 km/h

 

291

384

291

291

VA

024

 

– met 24 km/h

 

306

406

306

306

VA

025

 

– met 25 km/h

 

325

429

325

325

VA

026

 

– met 26 km/h

 

343

454

343

343

VA

027

 

– met 27 km/h

 

365

479

365

365

VA

028

 

– met 28 km/h

 

383

495

383

383

VA

029

 

– met 29 km/h

 

402

495

402

402

VA

030

 

– met 30 km/h

 

421

   

421

     

overschrijding van de maximumsnelheid binnen de bebouwde kom

62 jo. bord A1 (uitgezonderd [30 km/h]) RVV 1990

       

VB

004

 

– met 4 km/h

 

35

58

35

35

VB

005

 

– met 5 km/h

 

43

69

43

43

VB

006

 

– met 6 km/h

 

53

80

53

53

VB

007

 

– met 7 km/h

 

61

94

61

61

VB

008

 

– met 8 km/h

 

69

108

69

69

VB

009

 

– met 9 km/h

 

79

121

79

79

VB

010

 

– met 10 km/h

 

90

134

90

90

VB

011

 

– met 11 km/h

 

121

169

121

121

VB

012

 

– met 12 km/h

 

132

183

132

132

VB

013

 

– met 13 km/h

 

146

199

146

146

VB

014

 

– met 14 km/h

 

157

216

157

157

VB

015

 

– met 15 km/h

 

169

232

169

169

VB

016

 

– met 16 km/h

 

182

249

182

182

VB

017

 

– met 17 km/h

 

195

266

195

195

VB

018

 

– met 18 km/h

 

210

284

210

210

VB

019

 

– met 19 km/h

 

224

303

224

224

VB

020

 

– met 20 km/h

 

240

323

240

240

VB

021

 

– met 21 km/h

 

257

343

257

257

VB

022

 

– met 22 km/h

 

273

364

273

273

VB

023

 

– met 23 km/h

 

291

384

291

291

VB

024

 

– met 24 km/h

 

306

406

306

306

VB

025

 

– met 25 km/h

 

325

429

325

325

VB

026

 

– met 26 km/h

 

343

454

343

343

VB

027

 

– met 27 km/h

 

365

479

365

365

VB

028

 

– met 28 km/h

 

383

495

383

383

VB

029

 

– met 29 km/h

 

402

495

402

402

VB

030

 

– met 30 km/h

 

421

   

421

     

overschrijding van de maximumsnelheid binnen de bebouwde kom (bord A1 [30 km/h])

62 jo. bord A1 RVV 1990

       

VS

004

 

– met 4 km/h

 

58

130

58

58

VS

005

 

– met 5 km/h

 

69

146

69

69

VS

006

 

– met 6 km/h

 

80

164

80

80

VS

007

 

– met 7 km/h

 

94

183

94

94

VS

008

 

– met 8 km/h

 

108

201

108

108

VS

009

 

– met 9 km/h

 

121

220

121

121

VS

010

 

– met 10 km/h

 

134

238

134

134

VS

011

 

– met 11 km/h

 

169

282

169

169

VS

012

 

– met 12 km/h

 

183

302

183

183

VS

013

 

– met 13 km/h

 

199

324

199

199

VS

014

 

– met 14 km/h

 

216

345

216

216

VS

015

 

– met 15 km/h

 

232

366

232

232

VS

016

 

– met 16 km/h

 

249

390

249

249

VS

017

 

– met 17 km/h

 

266

412

266

266

VS

018

 

– met 18 km/h

 

284

438

284

284

VS

019

 

– met 19 km/h

 

303

462

303

303

VS

020

 

– met 20 km/h

 

323

488

323

323

VS

021

 

– met 21 km/h

 

343

495

343

343

VS

022

 

– met 22 km/h

 

364

495

364

364

VS

023

 

– met 23 km/h

 

384

 

384

384

VS

024

 

– met 24 km/h

 

406

 

406

406

VS

025

 

– met 25 km/h

 

429

 

429

429

VS

026

 

– met 26 km/h

 

454

 

454

454

VS

027

 

– met 27 km/h

 

479

 

479

479

VS

028

 

– met 28 km/h

 

495

 

495

495

VS

029

 

– met 29 km/h

 

495

 

495

495

     

overschrijding van de maximumsnelheid binnen een erf

45 RVV 1990

       

VV

004

 

– met 4 km/h

 

58

130

58

58

VV

005

 

– met 5 km/h

 

69

146

69

69

VV

006

 

– met 6 km/h

 

80

164

80

80

VV

007

 

– met 7 km/h

 

94

183

94

94

VV

008

 

– met 8 km/h

 

108

201

108

108

VV

009

 

– met 9 km/h

 

121

220

121

121

VV

010

 

– met 10 km/h

 

134

238

134

134

VV

011

 

– met 11 km/h

 

169

282

169

169

VV

012

 

– met 12 km/h

 

183

302

183

183

VV

013

 

– met 13 km/h

 

199

324

199

199

VV

014

 

– met 14 km/h

 

216

345

216

216

VV

015

 

– met 15 km/h

 

232

366

232

232

VV

016

 

– met 16 km/h

 

249

390

249

249

VV

017

 

– met 17 km/h

 

266

412

266

266

VV

018

 

– met 18 km/h

 

284

438

284

284

VV

019

 

– met 19 km/h

 

303

462

303

303

VV

020

 

– met 20 km/h

 

323

488

323

323

VV

021

 

– met 21 km/h

 

343

495

343

343

VV

022

 

– met 22 km/h

 

364

495

364

364

VV

023

 

– met 23 km/h

 

384

 

384

384

VV

024

 

– met 24 km/h

 

406

 

406

406

VV

025

 

– met 25 km/h

 

429

 

429

429

VV

026

 

– met 26 km/h

 

454

 

454

454

VV

027

 

– met 27 km/h

 

479

 

479

479

VV

028

 

– met 28 km/h

 

495

 

495

495

VV

029

 

– met 29 km/h

 

495

 

495

495

     

overschrijding van de maximumsnelheid binnen de bebouwde kom

62 jo. bord A3 RVV 1990

       

VC

004

 

– met 4 km/h

 

35

58

35

35

VC

005

 

– met 5 km/h

 

43

69

43

43

VC

006

 

– met 6 km/h

 

53

80

53

53

VC

007

 

– met 7 km/h

 

61

94

61

61

VC

008

 

– met 8 km/h

 

69

108

69

69

VC

009

 

– met 9 km/h

 

79

121

79

79

VC

010

 

– met 10 km/h

 

90

134

90

90

VC

011

 

– met 11 km/h

 

121

169

121

121

VC

012

 

– met 12 km/h

 

132

183

132

132

VC

013

 

– met 13 km/h

 

146

199

146

146

VC

014

 

– met 14 km/h

 

157

216

157

157

VC

015

 

– met 15 km/h

 

169

232

169

169

VC

016

 

– met 16 km/h

 

182

249

182

182

VC

017

 

– met 17 km/h

 

195

266

195

195

VC

018

 

– met 18 km/h

 

210

284

210

210

VC

019

 

– met 19 km/h

 

224

303

224

224

VC

020

 

– met 20 km/h

 

240

323

240

240

VC

021

 

– met 21 km/h

 

257

343

257

257

VC

022

 

– met 22 km/h

 

273

364

273

273

VC

023

 

– met 23 km/h

 

291

384

291

291

VC

024

 

– met 24 km/h

 

306

406

306

306

VC

025

 

– met 25 km/h

 

325

429

325

325

VC

026

 

– met 26 km/h

 

343

454

343

343

VC

027

 

– met 27 km/h

 

365

479

365

365

VC

028

 

– met 28 km/h

 

383

495

383

383

VC

029

 

– met 29 km/h

 

402

495

402

402

VC

030

 

– met 30 km/h

 

421

   

421

     

overschrijding van de maximumsnelheid binnen de bebouwde kom bij wegwerkzaamheden

62 jo. bord A1 RVV 1990

       

VD

004

 

– met 4 km/h

 

58

130

58

58

VD

005

 

– met 5 km/h

 

69

146

69

69

VD

006

 

– met 6 km/h

 

80

164

80

80

VD

007

 

– met 7 km/h

 

94

183

94

94

VD

008

 

– met 8 km/h

 

108

201

108

108

VD

009

 

– met 9 km/h

 

121

220

121

121

VD

010

 

– met 10 km/h

 

134

238

134

134

VD

011

 

– met 11 km/h

 

169

282

169

169

VD

012

 

– met 12 km/h

 

183

302

183

183

VD

013

 

– met 13 km/h

 

199

324

199

199

VD

014

 

– met 14 km/h

 

216

345

216

216

VD

015

 

– met 15 km/h

 

232

366

232

232

VD

016

 

– met 16 km/h

 

249

390

249

249

VD

017

 

– met 17 km/h

 

266

412

266

266

VD

018

 

– met 18 km/h

 

284

438

284

284

VD

019

 

– met 19 km/h

 

303

462

303

303

VD

020

 

– met 20 km/h

 

323

488

323

323

VD

021

 

– met 21 km/h

 

343

495

343

343

VD

022

 

– met 22 km/h

 

364

495

364

364

VD

023

 

– met 23 km/h

 

384

 

384

384

VD

024

 

– met 24 km/h

 

406

 

406

406

VD

025

 

– met 25 km/h

 

429

 

429

429

VD

026

 

– met 26 km/h

 

454

 

454

454

VD

027

 

– met 27 km/h

 

479

 

479

479

VD

028

 

– met 28 km/h

 

495

 

495

495

VD

029

 

– met 29 km/h

 

495

 

495

495

     

overschrijding van de maximumsnelheid binnen de bebouwde kom bij wegwerkzaamheden

62 jo. bord A3 RVV 1990

       

VE

004

 

– met 4 km/h

 

58

130

58

58

VE

005

 

– met 5 km/h

 

69

146

69

69

VE

006

 

– met 6 km/h

 

80

164

80

80

VE

007

 

– met 7 km/h

 

94

183

94

94

VE

008

 

– met 8 km/h

 

108

201

108

108

VE

009

 

– met 9 km/h

 

121

220

121

121

VE

010

 

– met 10 km/h

 

134

238

134

134

VE

011

 

– met 11 km/h

 

169

282

169

169

VE

012

 

– met 12 km/h

 

183

302

183

183

VE

013

 

– met 13 km/h

 

199

324

199

199

VE

014

 

– met 14 km/h

 

216

345

216

216

VE

015

 

– met 15 km/h

 

232

366

232

232

VE

016

 

– met 16 km/h

 

249

390

249

249

VE

017

 

– met 17 km/h

 

266

412

266

266

VE

018

 

– met 18 km/h

 

284

438

284

284

VE

019

 

– met 19 km/h

 

303

462

303

303

VE

020

 

– met 20 km/h

 

323

488

323

323

VE

021

 

– met 21 km/h

 

343

495

343

343

VE

022

 

– met 22 km/h

 

364

495

364

364

VE

023

 

– met 23 km/h

 

384

 

384

384

VE

024

 

– met 24 km/h

 

406

 

406

406

VE

025

 

– met 25 km/h

 

429

 

429

429

VE

026

 

– met 26 km/h

 

454

 

454

454

VE

027

 

– met 27 km/h

 

479

 

479

479

VE

028

 

– met 28 km/h

 

495

 

495

495

VE

029

 

– met 29 km/h

 

495

 

495

495

                 
     

c. (Auto)wegen buiten de bebouwde kom

         
     

overschrijding van de maximumsnelheid op (auto)wegen buiten de bebouwde kom

21 sub a RVV 1990 (cat 1), 22 sub a, b, e en f RVV 1990 (cat 2), 21 sub b en c RVV 1990 (cat 3), 22 sub c en d RVV 1990 (cat 3), 22a RVV 1990 (cat 4)

       

VF

004

 

– met 4 km/h

 

31

47

31

31

VF

005

 

– met 5 km/h

 

39

57

39

39

VF

006

 

– met 6 km/h

 

47

68

47

47

VF

007

 

– met 7 km/h

 

56

79

56

56

VF

008

 

– met 8 km/h

 

64

91

64

64

VF

009

 

– met 9 km/h

 

75

101

75

75

VF

010

 

– met 10 km/h

 

84

113

84

84

VF

011

 

– met 11 km/h

 

115

143

115

115

VF

012

 

– met 12 km/h

 

127

158

127

127

VF

013

 

– met 13 km/h

 

139

173

139

139

VF

014

 

– met 14 km/h

 

150

187

150

150

VF

015

 

– met 15 km/h

 

162

201

162

162

VF

016

 

– met 16 km/h

 

173

219

173

173

VF

017

 

– met 17 km/h

 

186

235

186

186

VF

018

 

– met 18 km/h

 

198

251

198

198

VF

019

 

– met 19 km/h

 

214

268

214

214

VF

020

 

– met 20 km/h

 

230

284

230

230

VF

021

 

– met 21 km/h

 

243

303

243

243

VF

022

 

– met 22 km/h

 

258

323

258

258

VF

023

 

– met 23 km/h

 

273

342

273

273

VF

024

 

– met 24 km/h

 

291

360

291

291

VF

025

 

– met 25 km/h

 

308

381

308

308

VF

026

 

– met 26 km/h

 

325

402

325

325

VF

027

 

– met 27 km/h

 

342

421

342

342

VF

028

 

– met 28 km/h

 

360

444

360

360

VF

029

 

– met 29 km/h

 

381

466

381

381

VF

030

 

– met 30 km/h

 

401

488

 

401

     

overschrijding van de maximumsnelheid op (auto)wegen buiten de bebouwde kom

62 jo. bord A1 RVV 1990

       

VG

004

 

– met 4 km/h

 

31

47

31

 

VG

005

 

– met 5 km/h

 

39

57

39

 

VG

006

 

– met 6 km/h

 

47

68

47

 

VG

007

 

– met 7 km/h

 

56

79

56

 

VG

008

 

– met 8 km/h

 

64

91

64

 

VG

009

 

– met 9 km/h

 

75

101

75

 

VG

010

 

– met 10 km/h

 

84

113

84

 

VG

011

 

– met 11 km/h

 

115

143

115

 

VG

012

 

– met 12 km/h

 

127

158

127

 

VG

013

 

– met 13 km/h

 

139

173

139

 

VG

014

 

– met 14 km/h

 

150

187

150

 

VG

015

 

– met 15 km/h

 

162

201

162

 

VG

016

 

– met 16 km/h

 

173

219

173

 

VG

017

 

– met 17 km/h

 

186

235

186

 

VG

018

 

– met 18 km/h

 

198

251

198

 

VG

019

 

– met 19 km/h

 

214

268

214

 

VG

020

 

– met 20 km/h

 

230

284

230

 

VG

021

 

– met 21 km/h

 

243

303

243

 

VG

022

 

– met 22 km/h

 

258

323

258

 

VG

023

 

– met 23 km/h

 

273

342

273

 

VG

024

 

– met 24 km/h

 

291

360

291

 

VG

025

 

– met 25 km/h

 

308

381

308

 

VG

026

 

– met 26 km/h

 

325

402

325

 

VG

027

 

– met 27 km/h

 

342

421

342

 

VG

028

 

– met 28 km/h

 

360

444

360

 

VG

029

 

– met 29 km/h

 

381

466

381

 

VG

030

 

– met 30 km/h

 

401

488

   
     

overschrijding van de maximumsnelheid op (auto)wegen buiten de bebouwde kom

62 jo. bord A3 RVV 1990

       

VH

004

 

– met 4 km/h

 

31

47

31

 

VH

005

 

– met 5 km/h

 

39

57

39

 

VH

006

 

– met 6 km/h

 

47

68

47

 

VH

007

 

– met 7 km/h

 

56

79

56

 

VH

008

 

– met 8 km/h

 

64

91

64

 

VH

009

 

– met 9 km/h

 

75

101

75

 

VH

010

 

– met 10 km/h

 

84

113

84

 

VH

011

 

– met 11 km/h

 

115

143

115

 

VH

012

 

– met 12 km/h

 

127

158

127

 

VH

013

 

– met 13 km/h

 

139

173

139

 

VH

014

 

– met 14 km/h

 

150

187

150

 

VH

015

 

– met 15 km/h

 

162

201

162

 

VH

016

 

– met 16 km/h

 

173

219

173

 

VH

017

 

– met 17 km/h

 

186

235

186

 

VH

018

 

– met 18 km/h

 

198

251

198

 

VH

019

 

– met 19 km/h

 

214

268

214

 

VH

020

 

– met 20 km/h

 

230

284

230

 

VH

021

 

– met 21 km/h

 

243

303

243

 

VH

022

 

– met 22 km/h

 

258

323

258

 

VH

023

 

– met 23 km/h

 

273

342

273

 

VH

024

 

– met 24 km/h

 

291

360

291

 

VH

025

 

– met 25 km/h

 

308

381

308

 

VH

026

 

– met 26 km/h

 

325

402

325

 

VH

027

 

– met 27 km/h

 

342

421

342

 

VH

028

 

– met 28 km/h

 

360

444

360

 

VH

029

 

– met 29 km/h

 

381

466

381

 

VH

030

 

– met 30 km/h

 

401

488

   
     

overschrijding van de maximumsnelheid op (auto)wegen buiten de bebouwde kom bij wegwerkzaamheden

62 jo. bord A1 RVV 1990, 22 sub a, e en f RVV 1990 (cat 2)

       

VI

004

 

– met 4 km/h

 

47

69

47

 

VI

005

 

– met 5 km/h

 

57

84

57

 

VI

006

 

– met 6 km/h

 

68

101

68

 

VI

007

 

– met 7 km/h

 

79

117

79

 

VI

008

 

– met 8 km/h

 

91

134

91

 

VI

009

 

– met 9 km/h

 

101

151

101

 

VI

010

 

– met 10 km/h

 

113

169

113

 

VI

011

 

– met 11 km/h

 

143

208

143

 

VI

012

 

– met 12 km/h

 

158

227

158

 

VI

013

 

– met 13 km/h

 

173

245

173

 

VI

014

 

– met 14 km/h

 

187

265

187

 

VI

015

 

– met 15 km/h

 

201

284

201

 

VI

016

 

– met 16 km/h

 

219

306

219

 

VI

017

 

– met 17 km/h

 

235

327

235

 

VI

018

 

– met 18 km/h

 

251

350

251

 

VI

019

 

– met 19 km/h

 

268

373

268

 

VI

020

 

– met 20 km/h

 

284

395

284

 

VI

021

 

– met 21 km/h

 

303

420

303

 

VI

022

 

– met 22 km/h

 

323

443

323

 

VI

023

 

– met 23 km/h

 

342

469

342

 

VI

024

 

– met 24 km/h

 

360

494

360

 

VI

025

 

– met 25 km/h

 

381

495

381

 

VI

026

 

– met 26 km/h

 

402

495

402

 

VI

027

 

– met 27 km/h

 

421

495

421

 

VI

028

 

– met 28 km/h

 

444

 

444

 

VI

029

 

– met 29 km/h

 

466

 

466

 

VI

030

 

– met 30 km/h

 

488

     
     

overschrijding van de maximumsnelheid op (auto)wegen buiten de bebouwde kom bij wegwerkzaamheden

62 jo. bord A3 RVV 1990, 22 sub a, e en f RVV 1990 (cat 2)

       

VK

004

 

– met 4 km/h

 

47

69

47

 

VK

005

 

– met 5 km/h

 

57

84

57

 

VK

006

 

– met 6 km/h

 

68

101

68

 

VK

007

 

– met 7 km/h

 

79

117

79

 

VK

008

 

– met 8 km/h

 

91

134

91

 

VK

009

 

– met 9 km/h

 

101

151

101

 

VK

010

 

– met 10 km/h

 

113

169

113

 

VK

011

 

– met 11 km/h

 

143

208

143

 

VK

012

 

– met 12 km/h

 

158

227

158

 

VK

013

 

– met 13 km/h

 

173

245

173

 

VK

014

 

– met 14 km/h

 

187

265

187

 

VK

015

 

– met 15 km/h

 

201

284

201

 

VK

016

 

– met 16 km/h

 

219

306

219

 

VK

017

 

– met 17 km/h

 

235

327

235

 

VK

018

 

– met 18 km/h

 

251

350

251

 

VK

019

 

– met 19 km/h

 

268

373

268

 

VK

020

 

– met 20 km/h

 

284

395

284

 

VK

021

 

– met 21 km/h

 

303

420

303

 

VK

022

 

– met 22 km/h

 

323

443

323

 

VK

023

 

– met 23 km/h

 

342

469

342

 

VK

024

 

– met 24 km/h

 

360

494

360

 

VK

025

 

– met 25 km/h

 

381

495

381

 

VK

026

 

– met 26 km/h

 

402

495

402

 

VK

027

 

– met 27 km/h

 

421

495

421

 

VK

028

 

– met 28 km/h

 

444

 

444

 

VK

029

 

– met 29 km/h

 

466

 

466

 

VK

030

 

– met 30 km/h

 

488

     
                 
     

d. Autosnelwegen

         
     

overschrijding van de maximumsnelheid op autosnelwegen buiten de bebouwde kom

21 sub a RVV 1990 (cat 1), 22 sub a, b, e en f RVV 1990 (cat 2)

       

VL

004

 

– met 4 km/h

 

26

34

   

VL

005

 

– met 5 km/h

 

32

43

   

VL

006

 

– met 6 km/h

 

39

53

   

VL

007

 

– met 7 km/h

 

46

64

   

VL

008

 

– met 8 km/h

 

53

73

   

VL

009

 

– met 9 km/h

 

60

83

   

VL

010

 

– met 10 km/h

 

79

109

   

VL

011

 

– met 11 km/h

 

109

141

   

VL

012

 

– met 12 km/h

 

119

154

   

VL

013

 

– met 13 km/h

 

128

167

   

VL

014

 

– met 14 km/h

 

139

180

   

VL

015

 

– met 15 km/h

 

150

193

   

VL

016

 

– met 16 km/h

 

161

208

   

VL

017

 

– met 17 km/h

 

175

224

   

VL

018

 

– met 18 km/h

 

188

240

   

VL

019

 

– met 19 km/h

 

201

257

   

VL

020

 

– met 20 km/h

 

216

273

   

VL

021

 

– met 21 km/h

 

231

291

   

VL

022

 

– met 22 km/h

 

243

308

   

VL

023

 

– met 23 km/h

 

258

325

   

VL

024

 

– met 24 km/h

 

273

343

   

VL

025

 

– met 25 km/h

 

287

365

   

VL

026

 

– met 26 km/h

 

303

384

   

VL

027

 

– met 27 km/h

 

318

403

   

VL

028

 

– met 28 km/h

 

331

425

   

VL

029

 

– met 29 km/h

 

349

444

   

VL

030

 

– met 30 km/h

 

368

466

   

VL

031

a

– met 31 km/h

 

386

     

VL

032

a

– met 32 km/h

 

403

     

VL

033

a

– met 33 km/h

 

421

     

VL

034

a

– met 34 km/h

 

442

     

VL

035

a

– met 35 km/h

 

461

     

VL

036

a

– met 36 km/h

 

480

     

VL

037

a

– met 37 km/h

 

495

     

VL

038

a

– met 38 km/h

 

495

     

VL

039

a

– met 39 km/h

 

495

     
     

overschrijding van de maximumsnelheid op autosnelwegen buiten de bebouwde kom

62 jo. bord A1 RVV 1990

       

VM

004

 

– met 4 km/h

 

26

34

   

VM

005

 

– met 5 km/h

 

32

43

   

VM

006

 

– met 6 km/h

 

39

53

   

VM

007

 

– met 7 km/h

 

46

64

   

VM

008

 

– met 8 km/h

 

53

73

   

VM

009

 

– met 9 km/h

 

60

83

   

VM

010

 

– met 10 km/h

 

79

109

   

VM

011

 

– met 11 km/h

 

109

141

   

VM

012

 

– met 12 km/h

 

119

154

   

VM

013

 

– met 13 km/h

 

128

167

   

VM

014

 

– met 14 km/h

 

139

180

   

VM

015

 

– met 15 km/h

 

150

193

   

VM

016

 

– met 16 km/h

 

161

208

   

VM

017

 

– met 17 km/h

 

175

224

   

VM

018

 

– met 18 km/h

 

188

240

   

VM

019

 

– met 19 km/h

 

201

257

   

VM

020

 

– met 20 km/h

 

216

273

   

VM

021

 

– met 21 km/h

 

231

291

   

VM

022

 

– met 22 km/h

 

243

308

   

VM

023

 

– met 23 km/h

 

258

325

   

VM

024

 

– met 24 km/h

 

273

343

   

VM

025

 

– met 25 km/h

 

287

365

   

VM

026

 

– met 26 km/h

 

303

384

   

VM

027

 

– met 27 km/h

 

318

403

   

VM

028

 

– met 28 km/h

 

331

425

   

VM

029

 

– met 29 km/h

 

349

444

   

VM

030

 

– met 30 km/h

 

368

466

   

VM

031

a

– met 31 km/h

 

386

     

VM

032

a

– met 32 km/h

 

403

     

VM

033

a

– met 33 km/h

 

421

     

VM

034

a

– met 34 km/h

 

442

     

VM

035

a

– met 35 km/h

 

461

     

VM

036

a

– met 36 km/h

 

480

     

VM

037

a

– met 37 km/h

 

495

     

VM

038

a

– met 38 km/h

 

495

     

VM

039

a

– met 39 km/h

 

495

     
     

overschrijding van de maximumsnelheid op autosnelwegen buiten de bebouwde kom

62 jo. bord A3 RVV 1990

       

VN

004

 

– met 4 km/h

 

26

34

   

VN

005

 

– met 5 km/h

 

32

43

   

VN

006

 

– met 6 km/h

 

39

53

   

VN

007

 

– met 7 km/h

 

46

64

   

VN

008

 

– met 8 km/h

 

53

73

   

VN

009

 

– met 9 km/h

 

60

83

   

VN

010

 

– met 10 km/h

 

79

109

   

VN

011

 

– met 11 km/h

 

109

141

   

VN

012

 

– met 12 km/h

 

119

154

   

VN

013

 

– met 13 km/h

 

128

167

   

VN

014

 

– met 14 km/h

 

139

180

   

VN

015

 

– met 15 km/h

 

150

193

   

VN

016

 

– met 16 km/h

 

161

208

   

VN

017

 

– met 17 km/h

 

175

224

   

VN

018

 

– met 18 km/h

 

188

240

   

VN

019

 

– met 19 km/h

 

201

257

   

VN

020

 

– met 20 km/h

 

216

273

   

VN

021

 

– met 21 km/h

 

231

291

   

VN

022

 

– met 22 km/h

 

243

308

   

VN

023

 

– met 23 km/h

 

258

325

   

VN

024

 

– met 24 km/h

 

273

343

   

VN

025

 

– met 25 km/h

 

287

365

   

VN

026

 

– met 26 km/h

 

303

384

   

VN

027

 

– met 27 km/h

 

318

403

   

VN

028

 

– met 28 km/h

 

331

425

   

VN

029

 

– met 29 km/h

 

349

444

   

VN

030

 

– met 30 km/h

 

368

466

   

VN

031

a

– met 31 km/h

 

386

     

VN

032

a

– met 32 km/h

 

403

     

VN

033

a

– met 33 km/h

 

421

     

VN

034

a

– met 34 km/h

 

442

     

VN

035

a

– met 35 km/h

 

461

     

VN

036

a

– met 36 km/h

 

480

     

VN

037

a

– met 37 km/h

 

495

     

VN

038

a

– met 38 km/h

 

495

     

VN

039

a

– met 39 km/h

 

495

     
     

overschrijding van de maximumsnelheid op autosnelwegen buiten de bebouwde kom bij wegwerkzaamheden

62 jo. bord A1 RVV 1990, 22 sub a, e en f RVV 1990 (cat 2)

       

VO

004

 

– met 4 km/h

 

34

54

   

VO

005

 

– met 5 km/h

 

43

66

   

VO

006

 

– met 6 km/h

 

53

79

   

VO

007

 

– met 7 km/h

 

64

93

   

VO

008

 

– met 8 km/h

 

73

107

   

VO

009

 

– met 9 km/h

 

83

122

   

VO

010

 

– met 10 km/h

 

109

160

   

VO

011

 

– met 11 km/h

 

141

198

   

VO

012

 

– met 12 km/h

 

154

216

   

VO

013

 

– met 13 km/h

 

167

232

   

VO

014

 

– met 14 km/h

 

180

254

   

VO

015

 

– met 15 km/h

 

193

273

   

VO

016

 

– met 16 km/h

 

208

292

   

VO

017

 

– met 17 km/h

 

224

314

   

VO

018

 

– met 18 km/h

 

240

334

   

VO

019

 

– met 19 km/h

 

257

357

   

VO

020

 

– met 20 km/h

 

273

377

   

VO

021

 

– met 21 km/h

 

291

401

   

VO

022

 

– met 22 km/h

 

308

421

   

VO

023

 

– met 23 km/h

 

325

444

   

VO

024

 

– met 24 km/h

 

343

470

   

VO

025

 

– met 25 km/h

 

365

495

   

VO

026

 

– met 26 km/h

 

384

495

   

VO

027

 

– met 27 km/h

 

403

495

   

VO

028

 

– met 28 km/h

 

425

     

VO

029

 

– met 29 km/h

 

444

     

VO

030

 

– met 30 km/h

 

466

     
     

overschrijding van de maximumsnelheid op autosnelwegen buiten de bebouwde kom bij wegwerkzaamheden

62 jo. bord A3 RVV 1990, 22 sub a, e en f RVV 1990 (cat 2)

       

VP

004

 

– met 4 km/h

 

34

54

   

VP

005

 

– met 5 km/h

 

43

66

   

VP

006

 

– met 6 km/h

 

53

79

   

VP

007

 

– met 7 km/h

 

64

93

   

VP

008

 

– met 8 km/h

 

73

107

   

VP

009

 

– met 9 km/h

 

83

122

   

VP

010

 

– met 10 km/h

 

109

160

   

VP

011

 

– met 11 km/h

 

141

198

   

VP

012

 

– met 12 km/h

 

154

216

   

VP

013

 

– met 13 km/h

 

167

232

   

VP

014

 

– met 14 km/h

 

180

254

   

VP

015

 

– met 15 km/h

 

193

273

   

VP

016

 

– met 16 km/h

 

208

292

   

VP

017

 

– met 17 km/h

 

224

314

   

VP

018

 

– met 18 km/h

 

240

334

   

VP

019

 

– met 19 km/h

 

257

357

   

VP

020

 

– met 20 km/h

 

273

377

   

VP

021

 

– met 21 km/h

 

291

401

   

VP

022

 

– met 22 km/h

 

308

421

   

VP

023

 

– met 23 km/h

 

325

444

   

VP

024

 

– met 24 km/h

 

343

470

   

VP

025

 

– met 25 km/h

 

365

495

   

VP

026

 

– met 26 km/h

 

384

495

   

VP

027

 

– met 27 km/h

 

403

495

   

VP

028

 

– met 28 km/h

 

425

     

VP

029

 

– met 29 km/h

 

444

     

VP

030

 

– met 30 km/h

 

466

     
                 
     

Maatregel na ernstige verstoring olie-aanvoer

         
     

overschrijding van de door de Ministerie van Infrastructuur en Waterstaat vastgestelde maximumsnelheid op autosnelwegen bij ernstige verstoring van de olieaanvoer

86b jo. 86a RVV 1990

       

VR

004

 

– met 4 km/h

 

35

     

VR

005

 

– met 5 km/h

 

43

     

VR

006

 

– met 6 km/h

 

53

     

VR

007

 

– met 7 km/h

 

61

     

VR

008

 

– met 8 km/h

 

69

     

VR

009

 

– met 9 km/h

 

79

     

VR

010

 

– met 10 km/h

 

90

     

VR

011

 

– met 11 km/h

 

121

     

VR

012

 

– met 12 km/h

 

132

     

VR

013

 

– met 13 km/h

 

146

     

VR

014

 

– met 14 km/h

 

157

     

VR

015

 

– met 15 km/h

 

169

     

VR

016

 

– met 16 km/h

 

182

     

VR

017

 

– met 17 km/h

 

195

     

VR

018

 

– met 18 km/h

 

210

     

VR

019

 

– met 19 km/h

 

224

     

VR

020

 

– met 20 km/h

 

240

     

VR

021

 

– met 21 km/h

 

257

     

VR

022

 

– met 22 km/h

 

273

     

VR

023

 

– met 23 km/h

 

291

     

VR

024

 

– met 24 km/h

 

306

     

VR

025

 

– met 25 km/h

 

325

     

VR

026

 

– met 26 km/h

 

343

     

VR

027

 

– met 27 km/h

 

365

     

VR

028

 

– met 28 km/h

 

383

     

VR

029

 

– met 29 km/h

 

402

     

VR

030

 

– met 30 km/h

 

421

     
     

Feit

Overtreden artikel

Tarief in euro per feit en categorie

         

1

2

3

4

5

6

7

8

     

Nummers R 302 – R 631: Reglement verkeersregels en verkeerstekens 1990 (RVV 1990)

                 
     

Categorie-indeling B:

                 
     

1 – Bestuurders van motorvoertuigen op meer dan twee wielen en bestuurders van brommobielen voor zover het de bepalingen van het RVV 1990 betreft;

                 
     

2 – Bestuurders van motorvoertuigen op twee wielen;

                 
     

3 – Bromfietsers en snorfietsers;

                 
     

4 – Fietsers en bestuurders van gehandicaptenvoertuigen met of zonder motor;

                 
     

5 – Voetgangers;

                 
     

6 – Overige weggebruikers;

                 
     

7 – Gezagvoerders/schippers;

                 
     

8 – Een ieder.

                 
                         
     

NB 1 De categorieën 1 tot en met 4 gelden in voorkomend geval mede voor bestuurders van één van de op die categorieën betrekking hebbende voertuigen, indien daarmee een aanhangwagen wordt voortbewogen. Dit geldt eveneens voor geparkeerde aanhangwagens indien deze door een onder één van deze categorieën vallende bestuurders is geparkeerd.

                 
     

NB 2 Op basis van artikel 2a RVV 1990 zijn, tenzij anders bepaald, voor brommobielen en bestuurders en passagiers van brommobielen de regels betreffende motorvoertuigen van toepassing. Voor de feitcodes waar dit op van toepassing is moet in geval van een overtreding met een brommobiel of door een bestuurder van een brommobiel gepleegde overtreding in plaats van motorvoertuig brommobiel worden gelezen.

                 
     

Hoofdstuk 2. Verkeersregels

                 
     

I. Plaats op de weg

                 

R

301

 

als bestuurder van een motorvoertuig niet zoveel mogelijk rechts houden op een autoweg of autosnelweg

3 lid 1 RVV 1990

270

270

           

R

303

a

als bestuurder van een voertuig niet zoveel mogelijk rechts houden op een andere weg dan autoweg of autosnelweg

3 lid 1 RVV 1990

300

300

210

120

 

120

   

R

305

 

als voetganger niet het voetpad of trottoir gebruiken

4 lid 1 RVV 1990

       

50

     

R

306

 

als voetganger bij gebreke van een voetpad of trottoir niet het fietspad of het fiets/bromfietspad gebruiken

4 lid 2 RVV 1990

       

50

     

R

307

 

als voetganger bij gebreke van een voetpad, een trottoir en een fietspad of fiets/bromfietspad niet de berm of de uiterste zijde van de rijbaan gebruiken

4 lid 3 RVV 1990

       

50

     

R

324

 

als persoon die zich verplaatst met behulp van een voorwerp, niet zijnde een voertuig, niet het fietspad, het fiets/bromfietspad, het trottoir of het voetpad gebruiken

4 lid 4 RVV 1990

         

50

   

R

308

 

als (snor)fietser niet het verplichte fietspad of fiets/bromfietspad gebruiken

5 lid 1 RVV 1990

   

120

70

       

R

309

 

als (snor)fietser bij gebreke van een verplicht fietspad of fiets/bromfietspad niet de rijbaan gebruiken

5 lid 2 RVV 1990

   

120

70

       

R

312

b

als snorfietser met ingeschakelde verbrandingsmotor het onverplichte fietspad gebruiken

5 lid 3 RVV 1990

   

120

         

R

312

c

als bestuurder van een snorfiets niet de rijbaan gebruiken terwijl dit bij verkeersbesluit, bedoeld in artikel 15, eerste lid, van de wet, is bepaald en dit bij het verkeersteken dat het verplichte fietspad aangeeft met een onderbord is aangeduid

5 lid 8 RVV 1990

   

120

         

R

310

 

als bromfietser niet het fiets/bromfietspad gebruiken

6 lid 1 RVV 1990

   

120

         

R

311

 

als bromfietser niet de rijbaan gebruiken bij ontbreken van een fiets/bromfietspad (bord G12a)

6 lid 2 RVV 1990

   

120

         

R

311

a

als bestuurder van een bromfiets op meer dan twee wielen of een bromfiets met aanhangwagen, die met inbegrip van de lading breder is dan 0,75 m, niet de rijbaan gebruiken

6 lid 3 RVV 1990

   

120

         

R

313

 

als ruiter niet het ruiterpad gebruiken

8 lid 1 RVV 1990

         

70

   

R

314

 

als ruiter bij gebreke van een ruiterpad niet de berm of de rijbaan gebruiken

8 lid 2 RVV 1990

         

70

   
     

als bestuurder van een motorvoertuig niet de rijbaan gebruiken

10 lid 1 RVV 1990

               

R

315

a

– door te rijden over het trottoir, het voetpad, het fietspad, het fiets/bromfietspad of het ruiterpad

 

180

180

         

180

R

315

b

– door stil te staan op het trottoir, het voetpad, het fietspad, het fiets/bromfietspad of het ruiterpad

 

120

120

         

120

R

316

 

als bestuurder van een bespannen wagen niet de rijbaan gebruiken

10 lid 1 RVV 1990

         

70

   

R

317

 

als bestuurder van een onbespannen wagen niet de rijbaan gebruiken

10 lid 1 RVV 1990

         

70

   

R

319

 

als bestuurder van een motorvoertuig een met een doorgetrokken streep gemarkeerde fietsstrook gebruiken

10 lid 2 RVV 1990

180

180

           

R

323

 

als bromfietser een met een doorgetrokken streep gemarkeerde fietsstrook gebruiken

10 lid 2 RVV 1990

   

120

         
                         
     

II. Inhalen

                 

R

326

 

als bestuurder niet links inhalen

11 lid 1 RVV 1990

300

300

210

120

 

120

   
                         
     

IV. Oprijden van kruispunten

                 

R

331

 

als bestuurder een kruispunt blokkeren

14 RVV 1990

300

300

210

120

 

120

   
                         
     

V. Verlenen van voorrang

                 

R

336

 

als bestuurder op een kruispunt geen voorrang verlenen aan bestuurders van rechts

15 lid 1 RVV 1990

300

300

210

120

 

120

   

R

337

 

als bestuurder op een onverharde weg geen voorrang verlenen aan bestuurders op een verharde weg

15 lid 2 sub a RVV 1990

300

300

210

120

 

120

   

R

338

 

als bestuurder geen voorrang verlenen aan bestuurders van een tram

15 lid 2 sub b RVV 1990

300

300

210

120

 

120

   

R

340

a

als weggebruiker een overweg opgaan, terwijl men niet direct kan doorgaan en de overweg niet geheel vrij kan maken

15a lid 1 RVV 1990

300

300

210

120

 

120

   
                         
     

VI. Doorsnijden militaire kolonnes en uitvaartstoeten van motorvoertuigen

                 

R

341

 

als weggebruiker een militaire colonne doorsnijden

16 RVV 1990

120

120

80

45

35

45

   

R

342

 

als weggebruiker een uitvaartstoet van motorvoertuigen doorsnijden

16 RVV 1990

120

120

80

45

35

45

   
                         
     

VII. Afslaan

                 

R

346

 

als bestuurder afslaan zonder een teken met de richtingaanwijzer of met de arm te geven

17 lid 2 RVV 1990

120

120

80

45

 

45

   

R

347

a

als bestuurder bij het afslaan niet het verkeer voor laten gaan, dat hem op dezelfde weg tegemoet komt

18 lid 1 RVV 1990

300

300

210

120

 

120

   

R

347

b

als bestuurder bij het afslaan niet het verkeer voor laten gaan, dat zich naast dan wel links dicht achter hem bevindt

18 lid 1 RVV 1990

300

300

210

120

 

120

   

R

347

c

als bestuurder bij het afslaan niet het verkeer voor laten gaan, dat zich naast dan wel rechts dicht achter hem bevindt

18 lid 1 RVV 1990

300

300

210

120

 

120

   

R

348

 

als bestuurder links afslaan zonder tegemoetkomende bestuurders die op hetzelfde kruispunt rechts afslaan, voor te laten gaan

18 lid 2 RVV 1990

300

300

210

120

 

120

   
                         
     

Noot stilstaan en parkeren:

                 
     

In dit onderdeel zijn tevens enkele parkeerfeiten uit de plaatselijke verordeningen en de WVW 1994 opgenomen.

                 
                         
     

IX. Stilstaan

                 

R

395

 

een voertuig op een zodanige wijze laten staan waardoor op de weg gevaar wordt/kan worden veroorzaakt, dan wel het verkeer wordt/kan worden gehinderd

5 WVW 1994

180

180

120

70

 

70

   
     

als bestuurder een voertuig laten stilstaan

23 lid 1

               

R

396

a

– op een kruispunt

sub a RVV 1990

180

180

     

70

   

R

396

b

– op een fietsstrook

sub b RVV 1990

120

120

     

45

   

R

396

c

– op de rijbaan langs een fietsstrook

sub b RVV 1990

120

120

     

45

   

R

396

d

– op een oversteekplaats of binnen een afstand van vijf meter daarvan

sub c RVV 1990

120

120

     

45

   

R

396

e

– in een tunnel

sub d RVV 1990

120

120

     

45

   

R

396

f

– bij een bord bushalte ter hoogte van de geblokte markering

sub e RVV 1990

120

120

     

45

   

R

396

g

– bij een bord bushalte op een afstand van minder dan twaalf meter van dat bord terwijl de geblokte markering niet is aangebracht

sub e RVV 1990

120

120

     

45

   

R

396

h

– op de rijbaan langs een busstrook

sub f RVV 1990

120

120

     

45

   

R

396

i

– langs een gele doorgetrokken streep

62 jo. 23 lid 1 sub g RVV 1990

120

120

     

45

   

R

396

j

– op een overweg

23 lid 1 sub a RVV 1990

120

120

     

45

   
                         
     

X. Parkeren

                 
     

als bestuurder een voertuig parkeren

24 lid 1

               

R

397

a

– bij een kruispunt op een afstand van minder dan vijf meter daarvan

sub a RVV 1990

120

120

     

45

   

R

397

b

– voor een inrit of uitrit

sub b RVV 1990

120

120

     

45

   

R

397

c

– buiten de bebouwde kom op de rijbaan van een voorrangsweg

sub c RVV 1990

120

120

     

45

   

R

397

d

– op een parkeergelegenheid terwijl blijkens de aanduiding op of onder het bord, dat voertuig niet behoort tot de aangegeven categorie of groep voertuigen

sub d RVV 1990

120

120

     

45

   

R

397

e

– op een parkeergelegenheid, terwijl dat voertuig staat geparkeerd op een andere wijze dan op het bord of op het onderbord is aangegeven

sub d RVV 1990

120

120

     

45

   

R

397

ea

– op een parkeergelegenheid, terwijl dat voertuig staat geparkeerd met een ander doel dan op het bord of op het onderbord is aangegeven

sub d RVV 1990

120

120

     

45

   

R

397

f

– op een parkeergelegenheid, terwijl dat voertuig staat geparkeerd op dagen of uren waarop dit blijkens het onderbord is verboden

sub d RVV 1990

120

120

     

45

   

R

397

g

– langs een gele onderbroken streep

sub e RVV 1990

120

120

     

45

   

R

397

h

– op een gelegenheid bestemd voor onmiddellijk laden en lossen van goederen

sub f RVV 1990

120

120

     

45

   

R

397

i

– op een parkeerplaats voor vergunninghouders aangeduid door verkeersbord E9, zonder dat voor dat voertuig een vergunning tot parkeren op die plaats was verleend

sub g RVV 1990

120

120

     

45

   

R

397

j

– op een parkeergelegenheid aangeduid door één van de borden E4 tot en met E10, E12 of E13 van de bijlage I buiten de aangegeven parkeervakken

24 lid 4 RVV 1990

120

120

     

45

   

R

398

 

als bestuurder een voertuig dubbel parkeren

24 lid 3 RVV 1990

120

120

     

45

   
     

als bestuurder van een motorvoertuig op meer dan twee wielen parkeren op plaatsen die zijn voorzien van een blauwe streep, terwijl

                 

R

400

ae

– dat motorvoertuig niet is voorzien van een duidelijk zichtbare achter de voorruit geplaatste parkeerschijf

25 lid 2 RVV 1990

120

             

R

400

af

– dat motorvoertuig niet is voorzien van een parkeerschijf, waarop aan de getoonde zijde slechts één kalenderuren aanduidende cijferreeks staat die vanaf het begin van het parkeren in duidelijk leesbare cijfers tegen een contrasterende achtergrond in hele of halve uren het tijdstip weergeeft waarop met het parkeren is begonnen

25 lid 3 RVV 1990

120

             

R

400

ab

– de toegestane parkeerduur is verstreken

25 lid 4 RVV 1990

120

             

R

401

 

als bestuurder een voertuig parkeren in een parkeerschijfzone, anders dan op een parkeerplaats die als zodanig is aangeduid of aangegeven of die is voorzien van een blauwe streep

25 lid 1 RVV 1990

120

120

     

45

   

R

402

b

als bestuurder op een gehandicaptenparkeerplaats parkeren anders dan met een motorvoertuig op meer dan twee wielen waarin duidelijk zichtbaar is aangebracht een geldige gehandicaptenparkeerkaart

26 lid 1 RVV 1990

370

370

     

150

   

R

402

c

als bestuurder op een gehandicaptenparkeerplaats parkeren anders dan met een voertuig dat voor die gereserveerde gehandicaptenparkeerplaats bestemd is

26 lid 1 RVV 1990

490

490

     

190

   

R

402

d

als bestuurder op een gehandicaptenparkeerplaats parkeren anders dan dat het parkeren rechtstreeks verband houdt met het vervoer van een gehandicapte

26 lid 1 RVV 1990

370

370

 

150

 

150

   

R

403

a

als bestuurder een motorvoertuig op meer dan twee wielen parkeren bij een parkeermeter tijdens een aangegeven tijdvak, terwijl de parkeermeter niet in werking is gesteld of aangeeft dat de parkeerduur is verstreken

Pl.V

120

             

R

403

b

als bestuurder een motorvoertuig op meer dan twee wielen parkeren bij een parkeermeter tijdens een aangegeven tijdvak, terwijl aldaar reeds een motorvoertuig staat geparkeerd

Pl.V

120

             

R

405

 

als bestuurder een motorvoertuig op twee wielen, een bromfiets dan wel een fiets parkeren op een parkeervak behorende bij een parkeermeter

Pl.V

 

120

80

45

       

R

406

 

zonder ontheffing/vergunning een voertuig doen of laten staan in een park of plantsoen, op openbare beplantingen of groenstroken

Pl.V

120

120

     

45

   

R

406

a

een recreatiegebied gebruiken in strijd met de bepalingen geldend voor dat gebied door het parkeren of aanwezig hebben van een voertuig

Pl.V

120

120

     

45

   
     

als bestuurder een voertuig parkeren op een parkeerterrein waar dit slechts met gebruikmaking van een ter plaatse aangebrachte parkeerautomaat is toegestaan

Pl.V

               

R

409

a

– anders dan voorzien van een door de parkeerautomaat afgegeven parkeerkaart, aangebracht op de voorgeschreven wijze

 

120

120

     

45

   

R

409

b

– terwijl de op de parkeerkaart aangegeven parkeertijd is verstreken

 

120

120

     

45

   

R

409

c

– zonder de aangebrachte parkeerautomaat in werking te stellen

 

120

120

     

45

   

R

409

d

– terwijl de op de parkeerautomaat aangegeven parkeertijd is verstreken

 

120

120

     

45

   
     

een voertuig dat, met inbegrip van de lading

Pl.V

               

R

414

a

– langer is dan 6 m of hoger is dan 2,4 m zonder ontheffing/vergunning parkeren op een door het college of de burgemeester aangewezen plaats waar dit naar zijn oordeel schadelijk is voor het uiterlijk aanzien van de gemeente

 

120

       

45

   

R

414

b

– langer is dan 6 m, buiten de vastgestelde tijden, zonder ontheffing/vergunning parkeren op een door het college of de burgemeester aangewezen weg, waar dit parkeren buitensporig is met het oog op de verdeling van de beschikbare parkeerruimte

 

120

       

45

   

R

414

c

– langer is dan 6 m of hoger is dan 2,4 m zodanig parkeren bij een voor bewoning of ander dagelijks gebruik bestemd gebouw dat daardoor het uitzicht van bewoners of gebruikers vanuit dat gebouw op hinderlijke wijze wordt belemmerd of op andere wijze hinder/overlast wordt aangedaan

 

120

       

45

   

R

493

 

zonder ontheffing/vergunning een geparkeerd voertuig op een door het college of de burgemeester aangewezen weg, waar dit niet is toegestaan, met het kennelijke doel te koop aanbieden of te verhandelen

Pl.V

240

240

     

240

   

R

494

 

een defect voertuig langer dan de vastgestelde termijn op een weg parkeren

Pl.V

120

120

     

120

   

R

495

 

zonder ontheffing/vergunning een kampeerwagen, caravan, magazijnwagen, keetwagen, aanhangwagen of ander dergelijk voertuig op een door het college of de burgemeester aangewezen weg waar dit niet is toegestaan, langer dan de vastgestelde termijn te plaatsen of hebben

Pl.V

120

120

     

120

   

R

496

 

zonder ontheffing/vergunning een voertuig dat is voorzien van een aanduiding van handelsreclame op een weg parkeren met als doel handelsreclame te maken

Pl.V

240

240

     

240

   

R

592

a

als bestuurder van een voertuig parkeren op een parkeerplaats voor vergunninghouders in strijd met de aan de parkeervergunning verbonden voorwaarden

Pl.V

120

120

     

45

   
                         
     

XI. Het plaatsen van fietsen en bromfietsen

                 

R

412

b

een bromfiets plaatsen anders dan op het trottoir, voetpad, in de berm of door het bevoegde gezag aangewezen plaatsen

27 RVV 1990

   

80

         
                         
     

XII. Signalen

                 

R

418

 

als bestuurder van een motorvoertuig geen geel of groen zwaai-, flits- of knipperlicht voeren bij werkzaamheden en omstandigheden, waarbij dit, ingevolge artikel 6 van de Regeling optische en geluidssignalen, verplicht is indien de kans bestaat dat dit motorvoertuig niet tijdig wordt opgemerkt

30 lid 1 RVV 1990

120

120

           

R

419

 

signalen geven in andere gevallen of op andere wijze dan is toegestaan

31 RVV 1990

180

180

120

70

 

70

 

180

                         
     

XIII. Gebruik van lichten tijdens het rijden

                 
     

als bestuurder van een motorvoertuig, bromfiets, snorfiets, een gehandicaptenvoertuig dat is uitgerust met een verbrandingsmotor, of een gehandicaptenvoertuig dat is uitgerust met een elektromotor en voorzien van een gesloten carrosserie, geen dim- of grootlicht voeren

32 lid 1 RVV 1990

               

R

421

a

– bij nacht, binnen de bebouwde kom

 

120

120

80

45

       

R

421

b

– bij nacht, buiten de bebouwde kom

 

180

180

120

70

       

R

421

c

– bij dag, indien het zicht ernstig wordt belemmerd

 

180

180

120

70

       

R

425

 

als bestuurder van een motorvoertuig, bromfietser, snorfietser of als bestuurder van een gehandicaptenvoertuig groot licht voeren bij dag, bij het tegenkomen van een andere weggebruiker, dan wel bij het op korte afstand volgen van een ander voertuig

32 lid 2 RVV 1990

180

180

120

70

       
     

als bestuurder van een motorvoertuig, bromfietser, snorfietser of als bestuurder van een gehandicaptenvoertuig rijden terwijl niet gelijktijdig met het groot licht, het dimlicht, het stadslicht of het mistlicht, het achterlicht brandt

32 lid 3 RVV 1990

               

R

426

a

– bij nacht, binnen de bebouwde kom

 

120

120

80

45

       

R

426

b

– bij nacht, buiten de bebouwde kom

 

180

180

120

70

       

R

426

c

– bij dag, indien het zicht ernstig wordt belemmerd

 

180

180

120

70

       
     

als bestuurder rijden terwijl niet gelijktijdig met het groot licht, het dimlicht, het stadslicht of het mistlicht, de verlichting van de achterkentekenplaat brandt

                 

R

428

a

– van een motorvoertuig

32 lid 3 RVV 1990

60

60

           

R

428

b

– van een motorvoertuig met aanhangwagen

33 RVV 1990

60

60

           
     

als bestuurder van een motorvoertuig met aanhangwagen geen achterlicht voeren

33 RVV 1990

               

R

431

d

– bij nacht, binnen de bebouwde kom

 

120

120

           

R

431

e

– bij nacht, buiten de bebouwde kom

 

180

180

           

R

431

f

– bij dag, indien het zicht ernstig wordt belemmerd

 

180

180

           
     

als bestuurder van een motorvoertuig met aanhangwagen niet in de Regeling voertuigen voorgeschreven stadslicht voeren

33 RVV 1990

               

R

432

d

– bij nacht, binnen de bebouwde kom

 

120

120

           

R

432

e

– bij nacht, buiten de bebouwde kom

 

180

180

           

R

432

f

– bij dag, indien het zicht ernstig wordt belemmerd

 

180

180

           

R

434

 

als bestuurder van een motorvoertuig of een gehandicaptenvoertuig anders dan bij mist, sneeuwval of regen, die het zicht ernstig belemmert mistlicht(en) aan de voorzijde voeren

34 lid 1 RVV 1990

120

120

80

45

       

R

436

 

als bestuurder van een motorvoertuig of een gehandicaptenvoertuig mistachterlicht voeren, indien het zicht door mist of sneeuwval niet beperkt is tot een afstand van minder dan 50 meter

34 lid 2 RVV 1990

180

180

120

70

       
     

bij nacht of bij dag, indien het zicht ernstig wordt belemmerd geen voor- en achterlicht voeren

                 

R

438

i

– als bestuurder van een wagen

35b lid 1 RVV 1990

         

45

   

R

438

j

– als bestuurder van een gehandicaptenvoertuig zonder motor, gebruikmakend van de rijbaan of het fiets-/bromfietspad

35b lid 2 RVV 1990

     

45

       
     

als fietser bij nacht of dag, indien het zicht ernstig wordt belemmerd

                 

R

438

k

– geen voortdurend voor tegemoetkomende weggebruikers zichtba(a)r(e) wit(te)- of ge(e)l(e) licht(en) aan de voorzijde voeren en/of voortdurend voor van achteren naderende weggebruikers zichtbaar rood licht aan de achterzijde voeren

35 en 35a RVV 1990

     

70

       

R

438

l

– verblindend wit of geel licht aan de voorzijde voeren

35a lid 1 RVV 1990

     

70

       

R

438

m

– knipperende verlichting voeren

35a lid 2 RVV 1990

     

70

       
     

als bestuurder van een snorfiets, zijnde een bromfiets als bedoeld in artikel 1, lid 1, onderdeel e, subonderdeel d, van de wet bij nacht of dag, indien het zicht ernstig wordt belemmerd

                 

R

438

n

– geen voortdurend voor tegemoetkomende weggebruikers zichtba(a)r(e) wit(te)- of ge(e)l(e) licht(en) aan de voorzijde voeren en/of voortdurend voor van achteren naderende weggebruikers zichtbaar rood licht aan de achterzijde voeren

35c jo. 35 en 35a RVV 1990

   

80

         

R

438

o

– verblindend wit of geel licht aan de voorzijde voeren

35c jo. 35a lid 1 RVV 1990

   

80

         

R

438

p

– knipperende verlichting voeren

35c jo. 35a lid 2 RVV 1990

   

80

         
     

bij nacht of bij dag, indien het zicht ernstig wordt belemmerd niet een lantaarn meevoeren die naar voren wit of geel licht en naar achteren rood licht straalt

36 RVV 1990

               

R

445

c

– als ruiter

           

45

   

R

445

d

– als geleider van rij-, trekdieren of vee

           

45

   
                         
     

XIV. Gebruik van lichten tijdens het stilstaan

                 
     

bij nacht of bij dag, indien het zicht ernstig wordt belemmerd buiten de bebouwde kom op de rijbaan en op langs autosnelwegen en autowegen gelegen parkeerstroken, parkeerhavens, vluchtstroken en vluchthavens geen stadslicht en achterlicht voeren

                 

R

451

c

– als bestuurder van een stilstaand motorvoertuig

38 RVV 1990

180

             

R

451

d

– op een stilstaande aanhangwagen

39 RVV 1990

             

180

R

453

 

bij nacht of bij dag, indien het zicht ernstig wordt belemmerd op de rijbaan buiten de bebouwde kom geen voor- en achterlicht voeren op een stilstaande wagen

40 RVV 1990

             

70

                         
     

XV. Bijzondere lichten

                 

R

458

 

als bestuurder van een motorvoertuig tegelijk met enig ander licht aan de voorzijde dagrijlicht voeren

41 lid 1 RVV 1990

180

180

           
     

als bestuurder van een motorvoertuig aan de voorzijde naast het dimlicht of het mistlicht andere verlichting voeren dan bochtlicht, hoeklicht, richtlicht, manoeuvreerlichten voor zover niet sneller wordt gereden dan 10 km/h, markeringslichten of staaklichten

41 lid 2 RVV 1990

               

R

456

a

– bij nacht

 

180

180

           

R

456

b

– bij dag, indien het zicht ernstig wordt belemmerd

 

180

180

           

R

459

 

als bestuurder een verlicht transparant voeren vanuit een ander voertuig of op andere wijze dan genoemd

41a lid 5 RVV 1990

180

180

120

70

 

70

 

180

                         
     

XVI. Autosnelwegen en autowegen

                 
     

a. Autosnelwegen

                 

R

461

a

anders dan als bestuurder van een motorvoertuig waarmee sneller mag en kan worden gereden dan 60 kilometer per uur, een autosnelweg gebruiken

42 lid 1 RVV 1990

     

190

140

190

 

490

     

behoudens in noodgevallen als weggebruiker op een autosnelweg

43 lid 3 RVV 1990

               

R

465

b

– gebruik maken van de berm

 

180

180

           

R

465

c

– op de vluchtstrook of vluchthaven stilstaan

 

300

300

           

R

466

 

als bestuurder van een samenstel van voertuigen dat langer is dan 7 meter, op een autosnelweg met drie of meer rijstroken in dezelfde richting een andere dan de twee meest rechts gelegen rijstroken gebruiken

43 lid 4 RVV 1990

300

             

R

467

 

als bestuurder van een vrachtauto, op een autosnelweg met drie of meer rijstroken in dezelfde richting een andere dan de twee meest rechts gelegen rijstroken gebruiken

43 lid 4 RVV 1990

300

             
                         
     

b. Autowegen

                 

R

468

a

anders dan als bestuurder van een motorvoertuig waarmee sneller mag en kan worden gereden dan 50 kilometer per uur, een autoweg gebruiken

42 lid 2 RVV 1990

     

190

140

190

 

490

     

behoudens in noodgevallen als weggebruiker op een autoweg

43 lid 3 RVV 1990

               

R

472

b

– gebruik maken van de berm

 

180

180

           

R

472

c

– op de vluchtstrook of vluchthaven stilstaan

 

300

300

           
                         
     

XVII. Erven

                 

R

475

a

als bestuurder van een fiets de maximumsnelheid binnen een erf overschrijden tot en met 10 km/h

45 RVV 1990

     

45

       

R

475

b

als bestuurder van een fiets de maximumsnelheid binnen een erf overschrijden met meer dan 10 km/h

45 RVV 1990

     

65

       

R

478

 

als bestuurder een motorvoertuig binnen een erf parkeren anders dan op parkeerplaatsen die als zodanig zijn aangeduid of aangegeven

46 RVV 1990

120

120

           
                         
     

XXI. Loslopend vee

                 

R

491

 

rij-, trekdieren of vee zonder toezicht op de weg los laten lopen

51 lid 1 RVV 1990

             

180

                         
     

XXII. In- en uitstappende passagiers

                 

R

492

 

als bestuurder een tram of autobus voorbij rijden aan de zijde waar passagiers in- en uitstappen zonder hen daartoe de gelegenheid te geven

52 RVV 1990

300

300

210

120

 

120

   
                         
     

XXIII. Slepen

                 

R

501

 

als bestuurder van een motorvoertuig een ander motorvoertuig slepen, terwijl de onderlinge afstand meer dan vijf meter bedraagt

53 RVV 1990

120

120

           
                         
     

XXIV. Bijzondere manoeuvres

                 

R

505

 

als bestuurder wegrijden zonder het overige verkeer voor te laten gaan

54 RVV 1990

300

300

210

120

 

120

   

R

506

 

als bestuurder achteruitrijden zonder het overige verkeer voor te laten gaan

54 RVV 1990

300

300

210

120

 

120

   

R

507

 

als bestuurder uit een uitrit de weg oprijden zonder het overige verkeer voor te laten gaan

54 RVV 1990

300

300

210

120

 

120

   

R

508

 

als bestuurder vanaf een weg een inrit oprijden zonder het overige verkeer voor te laten gaan

54 RVV 1990

300

300

210

120

 

120

   

R

509

 

als bestuurder keren zonder het overige verkeer voor te laten gaan

54 RVV 1990

300

300

210

120

 

120

   

R

510

 

als bestuurder van de invoegstrook de doorgaande rijbaan oprijden zonder het overige verkeer voor te laten gaan

54 RVV 1990

300

300

210

120

 

120

   

R

511

 

als bestuurder van de doorgaande rijbaan de uitrijstrook oprijden zonder het overige verkeer voor te laten gaan

54 RVV 1990

300

300

210

120

 

120

   

R

512

 

als bestuurder van rijstrook wisselen zonder het overige verkeer voor te laten gaan

54 RVV 1990

300

300

210

120

 

120

   

R

513

 

als bestuurder van een motorvoertuig of als bromfietser bij het wegrijden geen teken met de richtingaanwijzer of arm geven

55 RVV 1990

120

120

80

         

R

514

 

als bestuurder van een motorvoertuig of als bromfietser bij het inhalen van een ander voertuig geen teken met de richtingaanwijzer of arm geven

55 RVV 1990

120

120

80

         

R

515

 

als bestuurder van een motorvoertuig of als bromfietser bij het oprijden van de doorgaande rijbaan geen teken met de richtingaanwijzer of arm geven

55 RVV 1990

120

120

80

         

R

516

 

als bestuurder van een motorvoertuig of als bromfietser bij het verlaten van de doorgaande rijbaan geen teken met de richtingaanwijzer of arm geven

55 RVV 1990

120

120

80

         

R

517

 

als bestuurder van een motorvoertuig of als bromfietser bij het wisselen van rijstrook geen teken met de richtingaanwijzer of arm geven

55 RVV 1990

120

120

80

         

R

518

 

als bestuurder van een motorvoertuig of als bromfietser bij een andere belangrijke zijdelingse verplaatsing geen teken met de richtingaanwijzer of arm geven

55 RVV 1990

120

120

80

         

R

519

 

als bestuurder binnen de bebouwde kom geen gelegenheid geven aan een autobus weg te rijden van een halte wanneer de bestuurder van die autobus door het geven van een teken met zijn richtingaanwijzer zijn voornemen daartoe kenbaar maakt

56 lid 1 RVV 1990

180

180

120

70

 

70

   
                         
     

XXV. Onnodig geluid

                 

R

522

 

als bestuurder van een motorvoertuig, als bromfietser of snorfietser onnodig geluid veroorzaken met dat voertuig

57 RVV 1990

300

300

210

         
                         
     

XXVI. Gevarendriehoek

                 

R

526

 

het niet plaatsen van een gevarendriehoek in de voorgeschreven gevallen, op de voorgeschreven wijze bij een stilstaand motorvoertuig op meer dan twee wielen en aanhangwagens, zijnde een obstakel, terwijl geen knipperend waarschuwingslicht wordt gevoerd

58 RVV 1990

180

           

180

                         
     

XXVIa. Zitplaatsen

                 

R

530

a

tijdens deelname aan het verkeer als bestuurder of passagier niet op de voor hem/haar bestemde zitplaats zitten en/of als bestuurder (een) passagier(s) vervoeren terwijl deze/die niet op de voor hem/hen bestemde zitplaats zit(ten)

58a lid 1 en lid 4 RVV 1990

180

180

120

70

     

180

R

530

b

als bromfietser of fietser een passagier jonger dan acht jaar vervoeren anders dan op een doelmatige en veilige voorziening met voldoende steun voor rug, handen en voeten

58a lid 3 en 4 RVV 1990

   

120

70

       
                         
     

XXVII. Autogordels en kinderbeveiligingssystemen

                 

R

533

 

als bestuurder of passagier van een personenauto, bedrijfsauto, een driewielig motorvoertuig met gesloten carrosserie of een brommobiel geen gebruik maken van de voor hen beschikbare autogordel

59 lid 1 RVV 1990

180

180

         

180

     

als bestuurder van een personenauto, bedrijfsauto, een driewielig motorvoertuig met gesloten carrosserie of een brommobiel

                 

R

535

f

– (een) passagier(s) jonger dan 12 jaar en korter dan 1.35 meter vervoeren, zonder dat gebruik wordt gemaakt van een voor hem/hen geschikt en goedgekeurd kinderbeveiligingssysteem

59 lid 8 jo. 59 lid 1 RVV 1990

270

             

R

535

k

– (een) passagier(s) jonger dan 12 jaar en met een lengte van 1.35 meter of meer vervoeren, zonder dat gebruik wordt gemaakt van een voor hem/hen beschikbare autogordel

59 lid 8 jo. 59 lid 1 RVV 1990

270

             

R

535

g

– op de voorste zitplaats (een) passagier(s) in de leeftijd van 3 tot 18 jaar en korter dan 1.35 meter vervoeren, zonder dat een autogordel of goedgekeurd kinderbeveiligingssysteem beschikbaar is

59 lid 2 RVV 1990

270

             

R

535

h

– (een) passagier(s) jonger dan 3 jaar vervoeren, terwijl geen autogordel of kinderbeveiligingssysteem beschikbaar is

59 lid 2 RVV 1990

270

             

R

535

i

– terwijl de zitplaatsen voor passagiers zijn voorzien van autogordels, meer passagiers vervoeren dan er autogordels aanwezig zijn

59 lid 1 RVV 1990

270

             

R

535

j

– (een) passagier(s) jonger dan 18 jaar in een naar achteren gericht kinderzitje op een passagierszitplaats vervoeren, terwijl de voorairbag van die zitplaats niet is uitgeschakeld

59 lid 3 RVV 1990

270

             

R

535

m

– in een taxi op een van de voorste zitplaatsen (een) passagier(s) vervoeren jonger dan 18 jaar en met een lengte van minder dan 1.35 meter, terwijl geen kinderbeveiligingssysteem aanwezig is

59 lid 5 RVV 1990

270

             

R

535

mo

– (een) passagier(s) jonger dan 12 jaar vervoeren terwijl de autogordel, de veiligheidsgordel of het kinderbeveiligingssysteem in een personenauto, bedrijfsauto, een driewielig motorvoertuig met gesloten carrosserie of een brommobiel wordt gebruikt op een wijze die de beschermende werking ervan negatief beïnvloedt of kan beïnvloeden

59 lid 7 RVV 1990

270

             

R

535

e

als bestuurder van een personenauto, bedrijfsauto, een driewielig motorvoertuig met gesloten carrosserie of een brommobiel een passagier vervoeren die gebruik maakt van een rolstoel, terwijl de rolstoel niet is vastgezet op een wijze die de stabiliteit van de rolstoel en de veiligheid van de rolstoelgebruiker waarborgt

59 lid 8 jo. 59 lid 4 RVV 1990

300

             

R

535

oa

de autogordel of de veiligheidsgordel in een personenauto, bedrijfsauto, een driewielig motorvoertuig met gesloten carrosserie of een brommobiel gebruiken op een wijze die de beschermende werking ervan negatief beïnvloedt of kan beïnvloeden

59 lid 8 jo. 59 lid 7 RVV 1990

180

           

180

R

535

ob

het kinderbeveiligingssysteem in een personenauto, bedrijfsauto, een driewielig motorvoertuig met gesloten carrosserie of een brommobiel gebruiken op een wijze die de beschermende werking ervan negatief beïnvloedt of kan beïnvloeden

59 lid 8 jo. 59 lid 7 RVV 1990

270

           

270

R

535

s

als bestuurder van een personenauto, bedrijfsauto, een driewielig motorvoertuig met gesloten carrosserie of een brommobiel een passagier vervoeren die gebruik maakt van een rolstoel, zonder dat gebruik wordt gemaakt van de (beschikbare) veiligheidsgordel die deel uitmaakt van het voertuig of die deel uit maakt van het systeem waarmee de rolstoel aan de vloer van het voertuig is bevestigd of van een door de Minister van IenW aangewezen constructie

59 lid 8 jo. 59 lid 4 RVV 1990

180

             
                         
     

XXVIIa. Autobus

                 

R

535

p

als bestuurder van een aan het verkeer deelnemende autobus of passagier geen gebruik maken van de autogordel of het kinderbeveiligingssysteem waarmee de autobus is uitgerust

59a lid 1 RVV 1990

180

           

180

     

als bestuurder van een aan het verkeer deelnemende autobus

                 

R

535

q

– (een) passagier(s) van 3 jaar of ouder, maar jonger dan 12 jaar en korter dan 1.35 m vervoeren, zonder dat gebruik wordt gemaakt van een voor hem/hen geschikt en goedgekeurd kinderbeveiligingssysteem of bij gebrek daaraan, de autogordel, terwijl de passagier(s) zich op de zitplaats bevind(t)(en)

59a lid 4 jo. 59a lid 1 RVV 1990

180

             

R

535

r

– (een) passagier(s) van 3 jaar of ouder maar jonger dan 12 jaar en met een lengte van 1.35 m of meer vervoeren, zonder dat gebruik wordt gemaakt van een voor hem/hen beschikbare autogordel, terwijl de passagier(s) zich op de zitplaats bevind(t)(en)

59a lid 4 jo. 59a lid 1 RVV 1990

180

             
                         
     

XXVIII. Helmen

                 

R

536

a

als bestuurder of passagier van een bromfiets, snorfiets of brommobiel zonder gesloten carrosserie geen goedpassende helm dragen, die middels een sluiting op deugdelijke wijze is bevestigd en die is voorzien van een goedkeuringsmerk

60 lid 1 RVV 1990

   

100

       

100

R

536

c

als bestuurder of passagier van een motorfiets dan wel driewielig motorvoertuig zonder gesloten carrosserie geen goedpassende helm dragen, die middels een sluiting op deugdelijke wijze is bevestigd en is voorzien van een goedkeuringsmerk

60 lid 1 RVV 1990

180

180

         

180

R

537

 

als bestuurder van een motorfiets, bromfiets, snorfiets of brommobiel dan wel driewielig motorvoertuig zonder gesloten carrosserie een passagier beneden de twaalf jaren vervoeren, die geen goedpassende helm draagt, die middels een sluiting op deugdelijke wijze is bevestigd en die is voorzien van een goedkeuringsmerk

60 lid 3 RVV 1990

180

180

120

         
                         
     

XXX. Gebruik van mobiele telecommunicatieapparatuur

                 

R

545

 

als bestuurder van een voertuig tijdens het rijden een mobiel elektronisch apparaat dat gebruikt kan worden voor communicatie of informatieverwerking vasthouden

61a RVV 1990

420

420

290

160

     

420

                         
     

XXXI. Vervoer van personen in of op aanhangwagens en in laadruimten

                 
     

personen vervoeren

61b lid 1 RVV 1990

               

R

539

a

– in de gesloten laadruimte van een motorvoertuig of bromfiets

 

180

             

R

539

b

– in de open laadruimte van een motorvoertuig of bromfiets, dan wel in of op een aanhangwagen achter een motorvoertuig of bromfiets

 

300

300

210

         
                         
     

Hoofdstuk 3. Verkeerstekens

                 
     

II. Verkeersborden

                 

R

548

 

als bestuurder in strijd met bord B6 geen voorrang verlenen aan bestuurders op de kruisende weg

62 jo. bord B6 RVV 1990

300

300

210

120

 

120

   

R

544

a

als bestuurder van een fiets de maximumsnelheid (bord A1) overschrijden tot en met 10 km/h

62 jo bord A1 RVV 1990

     

45

       

R

544

b

als bestuurder van een fiets de maximumsnelheid (bord A1) overschrijden met meer dan 10 km/h

62 jo bord A1 RVV 1990

     

65

       
     

als bestuurder in strijd met bord B7

62 jo. bord B7 RVV 1990

               

R

549

a

– niet stoppen

 

180

180

120

70

 

70

   

R

549

b

– geen voorrang verlenen aan bestuurders op de kruisende weg

 

300

300

210

120

 

120

   

R

549

c

– niet stoppen en geen voorrang verlenen aan bestuurders op de kruisende weg

 

300

300

210

120

 

120

   

R

550

a

als bestuurder in strijd met bord C1 (gesloten in beide richtingen voor voertuigen, ruiters en geleiders van rij-, trekdieren of vee) een weg gebruiken

62 jo. bord C1 RVV 1990

120

120

80

45

 

45

   
     

een weg gebruiken in strijd met bord C2 (eenrichtingsweg, in deze richting gesloten voor voertuigen, ruiters en geleiders van rij-, trekdieren of vee)

62 jo. bord C2 RVV 1990

               

R

551

b

– als bestuurder op een andere weg dan autoweg of autosnelweg

 

180

180

120

70

 

70

   
     

als bestuurder een weg gebruiken in strijd met bord

                 

R

552

a

– C3 (eenrichtingsweg)

62 jo. bord C3 RVV 1990

180

180

120

70

 

70

   

R

552

b

– C4 (eenrichtingsweg)

62 jo. bord C4 RVV 1990

180

180

120

70

 

70

   

R

553

b

als bestuurder van een motorvoertuig op meer dan twee wielen in strijd met bord C6 (geslotenverklaring voor motorvoertuigen op meer dan twee wielen) een weg gebruiken

62 jo. bord C6 RVV 1990

120

             

R

553

d

als bestuurder van een motorvoertuig op meer dan twee wielen een weg gebruiken in strijd met bord C6 (geslotenverklaring voor motorvoertuigen op meer dan twee wielen), waarbij gebied is aangeduid als milieuzone

62 jo. bord C6 RVV 1990

120

             

R

554

a

als bestuurder van een vrachtauto een weg gebruiken in strijd met bord C7 (geslotenverklaring voor vrachtauto’s) (alle wegen behalve milieuzones)

62 jo. bord C7 RVV 1990

120

             

R

554

c

als bestuurder van een vrachtauto een weg gebruiken in strijd met bord C7 (geslotenverklaring voor vrachtauto’s), waarbij gebied is aangeduid als milieuzone

62 jo. bord C7 RVV 1990

300

             

R

554

d

als bestuurder van een autobus een weg gebruiken in strijd met bord C7a (geslotenverklaring voor autobussen)

62 jo. bord C7a RVV 1990

120

             

R

554

e

als bestuurder van een autobus of vrachtauto een weg gebruiken in strijd met bord C7b (geslotenverklaring voor autobussen en vrachtauto’s)

62 jo. bord C7b RVV 1990

120

             

R

571

g

als bestuurder van een vrachtauto een weg gebruiken in strijd met bord C22a (geslotenverklaring voor personen- en bedrijfsauto’s, vrachtauto’s of bussen met een dieselmotor vanwege milieuzone)

62 jo. bord C22a RVV 1990

300

             

R

571

h

als bestuurder van een personenauto, bedrijfsauto of bus een weg gebruiken in strijd met bord C22a (geslotenverklaring voor personen- en bedrijfsauto’s, vrachtauto’s of bussen met een dieselmotor vanwege milieuzone)

62 jo. bord C22a RVV 1990

120

             

R

555

 

als bestuurder van landbouw- of bosbouwtrekker, motorrijtuig met beperkte snelheid of mobiele machine een weg gebruiken in strijd met bord C8 (geslotenverklaring voor landbouw- en bosbouwtrekkers, motorrijtuigen met beperkte snelheid en mobiele machines)

62 jo. bord C8 RVV 1990

120

             

R

556

 

als ruiter, geleider van rij-, trekdieren of vee, bestuurder van een wagen, een landbouw- of bosbouwtrekker, motorrijtuig met beperkte snelheid, mobiele machine, een brommobiel, een fiets, een bromfiets of een gehandicaptenvoertuig in strijd met bord C9 een weg gebruiken (geslotenverklaring)

62 jo. bord C9 RVV 1990

120

 

80

45

 

45

   

R

557

 

als bestuurder van een motorvoertuig met aanhangwagen een weg gebruiken in strijd met bord C10 (geslotenverklaring voor motorvoertuig met aanhangwagen)

62 jo. bord C10 RVV 1990

120

120

           

R

558

 

als bestuurder van een motorfiets een weg gebruiken in strijd met bord C11 (geslotenverklaring motorfiets)

62 jo. bord C11 RVV 1990

 

120

           

R

559

 

als bestuurder van een motorvoertuig een weg gebruiken in strijd met bord C12 (geslotenverklaring voor alle motorvoertuigen)

62 jo. bord C12 RVV 1990

120

120

           

R

560

 

als bestuurder van een bromfiets, snorfiets of gehandicaptenvoertuig met motor een weg gebruiken in strijd met bord C13 (geslotenverklaring voor bromfiets, snorfiets of gehandicaptenvoertuig met motor)

62 jo. bord C13 RVV 1990

   

80

45

       

R

560

c

als bestuurder van een bromfiets of snorfiets een weg gebruiken in strijd met bord C13 (geslotenverklaring voor bromfiets, snorfiets of gehandicaptenvoertuig, met in werking zijnde motor) waarbij gebied is aangeduid als milieuzone

62 jo. bord C13 RVV 1990

   

80

         

R

561

 

als bestuurder van een fiets of gehandicaptenvoertuig zonder motor een weg gebruiken in strijd met bord C14 (geslotenverklaring voor fiets of gehandicaptenvoertuig zonder motor) (categorie 3 betreft alleen snorfiets met uitgeschakelde motor)

62 jo. bord C14 RVV 1990

   

45

45

       

R

562

 

als bestuurder van een fiets, een bromfiets of gehandicaptenvoertuig een weg gebruiken in strijd met bord C15 (geslotenverklaring voor fiets, bromfiets of gehandicaptenvoertuig)

62 jo. bord C15 RVV 1990

   

80

45

       

R

563

 

als voetganger een weg gebruiken in strijd met bord C16 (geslotenverklaring voor voetgangers)

62 jo. bord C16 RVV 1990

       

35

     

R

564

 

als bestuurder van een voertuig of samenstel van voertuigen een weg gebruiken in strijd met bord C17 (geslotenverklaring voor voertuigen en samenstellen van voertuigen die, met inbegrip van de lading, langer zijn dan op het bord C17 is aangegeven)

62 jo. bord C17 RVV 1990

180

       

70

   

R

565

 

als bestuurder van een voertuig een weg gebruiken in strijd met bord C18 (geslotenverklaring voor voertuigen die, met inbegrip van de lading, breder zijn dan op het bord C18 is aangegeven)

62 jo. bord C18 RVV 1990

180

       

70

   

R

566

 

als bestuurder van een voertuig een weg gebruiken in strijd met bord C19 (geslotenverklaring voor voertuigen die, met inbegrip van de lading, hoger zijn dan op het bord C19 is aangegeven)

62 jo. bord C19 RVV 1990

180

       

70

   
     

als bestuurder van een voertuig een weg gebruiken in strijd met bord C20 (geslotenverklaring voor voertuigen waarvan de aslast hoger is dan op het bord C20 is aangegeven) met een overschrijding van

62 jo. bord C20 RVV 1990

               

R

567

a

– tot en met 10%

 

180

       

70

   

R

567

b

– meer dan 10% tot en met 20%

 

270

       

100

   

R

567

c

– meer dan 20% tot en met 30%

 

400

       

160

   
     

als bestuurder van een voertuig een weg gebruiken in strijd met bord C21 (geslotenverklaring voor voertuigen en samenstellen van voertuigen waarvan de totaalmassa of de som van de aslasten hoger is dan op het bord C21 is aangegeven) met een overschrijding van

62 jo. bord C21 RVV 1990

               

R

568

a

– tot en met 10%

 

180

       

70

   

R

568

b

– meer dan 10% tot en met 20%

 

270

       

100

   

R

568

c

– meer dan 20% tot en met 30%

 

400

       

160

   
     

als bestuurder van een samenstel van voertuigen een weg gebruiken in strijd met bord C21 (geslotenverklaring voor voertuigen en samenstellen van voertuigen waarvan de totaalmassa of de som van de aslasten hoger is dan op het bord C21 is aangegeven) met een overschrijding van

62 jo. bord C21 RVV 1990

               

R

569

a

– tot en met 10%

 

180

       

70

   

R

569

b

– meer dan 10% tot en met 20%

 

270

       

100

   

R

569

c

– meer dan 20% tot en met 30%

 

400

       

160

   

R

574

 

als bestuurder rijden in strijd met de door bord D1 aangegeven rijrichting (rotonde; verplichte rijrichting)

62 jo. bord D1 RVV 1990

120

120

80

45

 

45

   

R

575

 

als bestuurder rijden in strijd met bord D2 aan de andere zijde dan het bord aangeeft (gebod voor alle bestuurders het bord D2 voorbij te gaan aan de zijde die de pijl aangeeft)

62 jo. bord D2 RVV 1990

120

120

80

45

 

45

   

R

576

 

als bestuurder in strijd met bord D4 een andere rijrichting volgen dan op het bord is aangegeven (gebod tot het volgen van de rijrichting die op het bord D4 is aangegeven)

62 jo. bord D4 RVV 1990

120

120

80

45

 

45

   

R

577

 

als bestuurder in strijd met bord D5 een andere rijrichting volgen dan op het bord is aangegeven (gebod tot het volgen van de rijrichting die op het bord D5 is aangegeven)

62 jo. bord D5 RVV 1990

120

120

80

45

 

45

   

R

578

 

als bestuurder in strijd met bord D6 een andere rijrichting volgen dan op het bord is aangegeven (gebod tot het volgen van één van de rijrichtingen die op het bord D6 zijn aangegeven)

62 jo. bord D6 RVV 1990

120

120

80

45

 

45

   

R

579

 

als bestuurder in strijd met bord D7 een andere rijrichting volgen dan op het bord is aangegeven (gebod tot het volgen van één van de rijrichtingen die op het bord D7 zijn aangegeven)

62 jo. bord D7 RVV 1990

120

120

80

45

 

45

   

R

584

 

als bestuurder een voertuig parkeren in strijd met (zone) bord E1 (parkeerverbod(szone))

62 jo. bord E1 RVV 1990

120

120

     

45

 

120

R

585

 

als bestuurder een voertuig laten stilstaan in strijd met bord E2 (verbod stilstaan)

62 jo. bord E2 RVV 1990

120

120

     

45

   

R

587

b

een bromfiets plaatsen in strijd met bord E3 (verbod (brom)fietsen te plaatsen)

62 jo. bord E3 RVV 1990

   

80

         

R

593

 

als bestuurder van een motorvoertuig in strijd met bord F1 een motorvoertuig inhalen (verbod voor motorvoertuigen om elkaar onderling in te halen)

62 jo. bord F1 RVV 1990

300

300

           

R

594

 

als bestuurder van een vrachtauto in strijd met bord F3 een motorvoertuig inhalen (verbod voor vrachtauto’s om motorvoertuigen in te halen)

62 jo. bord F3 RVV 1990

300

             

R

595

 

als bestuurder in strijd met bord F5 doorgaan bij nadering van verkeer uit tegengestelde richting (verbod voor bestuurders door te gaan bij nadering van verkeer uit tegengestelde richting)

62 jo. bord F5 RVV 1990

180

180

120

70

 

70

   

R

596

 

als bestuurder in strijd met bord F7 keren

62 jo. bord F7 RVV 1990

180

180

120

70

 

70

   

R

598

 

als bestuurder van een landbouw- of bosbouwtrekker, motorrijtuig met beperkte snelheid of mobiele machine in strijd met bord F11 geen gebruik maken van de voor dat motorvoertuig verplichte passeerbaan of passeerstrook

62 jo. bord F11 RVV 1990

120

             

R

599

a

als bestuurder van een motorvoertuig, niet zijnde een lijnbus, in strijd met bord F13 gebruik maken van een uitsluitend voor lijnbussen bestemde rijbaan of rijstrook

62 jo. bord F13 RVV 1990

120

120

80

45

       

R

599

b

als bestuurder van een motorvoertuig in strijd met bord F15 gebruik maken van een uitsluitend voor trams bestemde rijbaan of rijstrook

62 jo. bord F15 RVV 1990

120

120

80

45

       

R

599

c

als bestuurder van een motorvoertuig, niet zijnde een lijnbus, in strijd met bord F17 gebruik maken van een uitsluitend voor lijnbussen en trams bestemde rijbaan of rijstrook

62 jo. bord F17 RVV 1990

120

120

80

45

       

R

599

d

als bestuurder van een motorvoertuig, niet zijnde een vrachtauto of lijnbus, in strijd met bord F19 gebruik maken van een uitsluitend voor vrachtauto’s en lijnbussen bestemde rijbaan of rijstrook

62 jo. bord F19 RVV 1990

120

120

80

45

       

R

599

e

als bestuurder van een motorvoertuig, niet zijnde een vrachtauto, in strijd met bord F21 gebruik maken van een uitsluitend voor vrachtauto’s bestemde rijbaan of rijstrook

62 jo. bord F21 RVV 1990

120

120

80

45

       
                         
     

III. Verkeerslichten

                 

R

601

 

als bestuurder niet doorgaan bij groen licht bij een driekleurig verkeerslicht

62 jo. 68 lid 1 sub a RVV 1990

180

180

           

R

602

 

als weggebruiker niet stoppen voor rood licht bij een driekleurig verkeerslicht

62 jo. 68 lid 1 sub c RVV 1990

300

300

210

120

90

120

   

R

603

 

als fietser, bromfietser of bestuurder van een gehandicaptenvoertuig bij geel of rood licht bij een driekleurig verkeerslicht rechts afslaan zonder het overige verkeer ter plaatse voor te laten gaan

62 jo. 68 lid 6 RVV 1990

   

210

120

       

R

604

 

als weggebruiker niet stoppen voor rood licht bij tweekleurig verkeerslicht

62 jo. 69 lid 1 sub b RVV 1990

300

300

210

120

90

120

   

R

605

 

als fietser, bromfietser of bestuurder van een gehandicaptenvoertuig bij geel of rood licht bij een tweekleurig verkeerslicht rechts afslaan zonder het overige verkeer ter plaatse voor te laten gaan

62 jo. 69 lid 2 ivm 68 lid 6 RVV 1990

   

210

120

       

R

606

 

als bestuurder van een tram, lijnbus of ander voertuig niet stoppen voor rood tram-/buslicht

62 jo. 70 lid 1 sub c ivm 70 lid 3, 4 RVV 1990

300

300

210

       

300

R

607

 

als bestuurder van een tram niet stoppen voor rood licht bij driekleurig verkeerslicht

62 jo. 68 lid 1 sub c RVV 1990

             

300

R

608

 

als weggebruiker niet stoppen voor rood knipperlicht bij overweglichten

62 jo. 71 sub b RVV 1990

300

300

210

120

90

120

   

R

609

 

als weggebruiker niet stoppen voor rood (knipper)licht bij bruglichten

62 jo. 72 RVV 1990

300

300

210

120

90

120

   

R

611

 

als bestuurder van een ander voertuig dan een lijnbus of een autobus een door een verlichte afbeelding van ‘BUS’ gemarkeerde rijstrook gebruiken

62 jo. 73 sub d RVV 1990

180

180

120

70

 

70

   

R

611

a

als bestuurder van een ander voertuig dan een lijnbus een door een verlichte afbeelding van ‘LIJNBUS’ gemarkeerde rijstrook gebruiken

62 jo. 73 sub e RVV 1990

180

180

120

70

 

70

   

R

612

 

als voetganger of bestuurder van een gehandicaptenvoertuig beginnen over te steken bij rood voetgangerslicht

62 jo. 74 lid 1 sub c RVV 1990

     

120

90

     

R

613

 

als voetganger of bestuurder van een gehandicaptenvoertuig bij het oversteken het overige verkeer ter plaatse niet voor laten gaan, indien het rode licht is vervangen door een geel knipperlicht als bedoeld in artikel 75 van het RVV 1990

62 jo. 74 lid 2 RVV 1990

     

120

90

     

R

614

 

als weggebruiker niet stoppen voor rood licht bij toeritdosering

62 jo. 68 lid 1 sub c c.q. 69 lid 1 sub b RVV 1990

120

120

           
                         
     

IV. Verkeerstekens op het wegdek

                 

R

617

a

als bestuurder de zich niet langs de rand van de rijbaanverharding bevindende doorgetrokken streep overschrijden met verkeer in een richting

62 jo. 76 lid 1 RVV 1990

180

180

120

70

 

70

   

R

617

b

als bestuurder de zich niet langs de rand van de rijbaanverharding bevindende doorgetrokken streep overschrijden met verkeer in beide richtingen

62 jo. 76 lid 1 RVV 1990

300

300

210

120

 

120

   

R

617

c

als bestuurder zich links bevinden van een tussen rijstroken of paden aangebrachte doorgetrokken streep met verkeer in beide richtingen

62 jo. 76 lid 1 RVV 1990

300

300

210

120

 

120

   

R

618

 

als bestuurder een verdrijvingsvlak gebruiken

62 jo. 77 RVV 1990

300

300

210

120

 

120

   

R

618

a

als bestuurder een puntstuk gebruiken

62 jo. 77 RVV 1990

300

300

210

120

 

120

   

R

619

 

als bestuurder van een motorvoertuig of als bromfietser die de rijbaan volgt op een kruispunt niet de richting volgen die de voorsorteerstrook waarop zij zich bevinden aangeeft

62 jo. 78 lid 1 RVV 1990

300

300

210

         

R

619

a

als bestuurder die een doorgaande rijbaan verlaat en daartoe een uitrijstrook volgt ter hoogte van de daarin aangebrachte pijlen niet de richting volgen die de uitrijstrook aangeeft

62 jo. 78 lid 2 RVV 1990

300

300

210

         

R

620

 

als bestuurder niet stoppen voor stopstreep daar waar dit op grond van het RVV 1990 verplicht is

62 jo. 79 RVV 1990

120

120

80

45

 

45

   

R

621

 

als bestuurder in strijd met op het wegdek aangebrachte haaientanden geen voorrang verlenen aan bestuurders op de kruisende weg

62 jo. 80 RVV 1990

300

300

210

120

 

120

   

R

622

 

als weggebruiker, anders dan als bestuurder van een lijnbus, autobus of tram, gebruik maken van een busbaan of -strook aangeduid met ‘BUS’

62 jo. 81 RVV 1990

180

180

120

70

50

70

   

R

622

a

als weggebruiker, anders dan als bestuurder van een lijnbus of tram, gebruik maken van een busbaan of -strook aangeduid met: ‘LIJNBUS’

62 jo. 81 RVV 1990

180

180

120

70

50

70

   
                         
     

Nummers R 701 – R 706: Besluit administratieve bepalingen inzake het wegverkeer (BABW)

                 

R

701

 

zonder daartoe krachtens het Besluit bevoegd te zijn verkeerstekens op, langs of boven de wegen aanbrengen, doen aanbrengen, aangebracht houden, verwijderen, dan wel de zichtbaarheid daarvan wegnemen

1a BABW

             

180

R

702

 

voorwerpen, inrichting of borden, van welke aard ook, die het verkeer in verwarring zouden kunnen brengen op, langs of boven de wegen aanbrengen, doen aanbrengen of aangebracht houden

2 BABW

             

180

R

703

 

niet zo spoedig mogelijk op de juiste wijze inleveren van ongeldige gehandicaptenparkeerkaart

54 jo. 53 BABW

             

120

R

704

 

als verkeersregelaar niet op eerste vordering tonen van de krachtens de wet vereiste aanstellingspas

58a BABW

             

120

R

705

 

als verkeersregelaar, niet zijnde een weginspecteur in dienst van Rijkswaterstaat, een aanwijzing als bedoeld in artikel 82, 1e lid van het RVV 1990 vanaf een motorrijtuig, of als verkeersregelaar niet zijnde een transportbegeleider of een weginspecteur in dienst van Rijkswaterstaat, vanuit een motorrijtuig geven

58a BABW

             

120

R

706

 

als transportbegeleider of weginspecteur in dienst van Rijkswaterstaat vanuit een motorrijtuig een aanwijzing als bedoeld in artikel 82, 1e lid van het RVV 1990 op een weg onder beheer van het Rijk of op een kruispunt gelegen op andere weg geven

58a BABW

             

120

                         
     

Nummers K 405 – K 540: Kentekenreglement (Kr)

                 

K

405

 

de kentekenplaat voldoet niet aan de gestelde eisen

5 lid 1 en 3 Kr

             

180

                         
     

Wijziging van de tenaamstelling: overdracht tussen particulieren

                 

K

420

 

als nieuwe eigenaar/houder niet binnen één week de Dienst Wegverkeer op de voorgeschreven wijze om tenaamstelling verzoeken

26 lid 2, 58b lid 2 en 58l lid 2 Kr

             

450

                         
     

Wijziging van de tenaamstelling: overlijden van een kentekenhouder

                 

K

485

 

als eigenaar/houder na overlijden van degene die in het kentekenregister als tenaamgestelde staat geregistreerd niet binnen vijf weken op de voorgeschreven wijze bij de Dienst Wegverkeer een verzoek indienen om het voertuig op zijn naam te registreren

29 lid 1, 58f lid 1 en 58p lid 1 Kr

             

450

                         
     

Aanvraag nieuw deel I (A)

                 
     

Kentekencard vanaf 1 januari 2014

                 

K

526

 

niet onverwijld bij de Dienst Wegverkeer de gewijzigde gegevens melden indien het voertuig niet meer overeenstemt met de gegevens in het kentekenregister

34 lid 1 Kr

             

120

                         
     

Kentekenbewijzen afgegeven voor 1 januari 2014

                 

K

527

 

niet onverwijld bij de Dienst Wegverkeer de gewijzigde gegevens melden indien het voertuig niet meer overeenstemt met de gegevens op het afgegeven deel I

58h lid 1 en 58s lid 1 Kr

             

120

                         
     

Handelaarskenteken(bewijs)

                 

K

535

 

als kentekenhouder het handelaarskenteken niet op de voorgeschreven wijze gebruiken

44 Kr

             

450

K

540

 

het ongeldig verklaarde handelaarskentekenbewijs niet onverwijld inleveren

45 lid 2 Kr

             

450

                         
     

Nummers A 901 – A 934: Wet aansprakelijkheidsverzekering motorrijtuigen (WAM) en Besluit bewijs van verzekering niet-kentekenplichtige motorrijtuigen (BVM)

                 
                         
     

Gekentekende motorrijtuigen, niet zijnde bromfietsen of gehandicaptenvoertuigen

                 

A

915

 

als bezitter, als houder of als degene op wiens naam een motorrijtuig in het kentekenregister is ingeschreven, voor een motorrijtuig, niet zijnde een bromfiets, dat in het kentekenregister is ingeschreven en tenaamgesteld, niet de vereiste verzekering sluiten en in stand houden

30 lid 2 WAM

             

490

                         
     

Bromfietsen

                 

A

902

 

als bezitter, als houder of als degene op wiens naam een motorrijtuig in het kentekenregister is ingeschreven, voor een motorrijtuig, zijnde een bromfiets, dat in het kentekenregister is ingeschreven en tenaamgesteld niet de vereiste verzekering sluiten en in stand houden

30 lid 2 WAM

             

450

     

Nummers N 010 – P 602: Besluit voertuigen (BV) en Regeling voertuigen (RV)

       
     

Categorie-indeling A: (Besluit en Regeling voertuigen)

     

2 – personenauto’s;

     

3 – bedrijfsauto’s;

     

3a – bussen;

     

4 – motorfietsen;

     

5 – driewielige motorrijtuigen;

     

6 – bromfietsen;

     

7 – motorrijtuigen met beperkte snelheid;

     

7a – mobiele machine;

     

8 – land- of bosbouwtrekkers;

     

9 – fietsen en gehandicaptenvoertuigen zonder motor (o.g.v. art. 5.1.4 RV m.u.v. afmetingen genoemd in 5.9.6 RV);

     

10 – gehandicaptenvoertuigen voorzien van een gesloten carrosserie, gehandicaptenvoertuigen die zijn uitgerust met een verbrandingsmotor, die niet zijn voorzien van een gesloten carrosserie en t.a.v. de afmetingen genoemd in 5.10.6 RV de gehandicaptenvoertuigen zonder motor;

     

11 – gehandicaptenvoertuigen, uitgerust met een elektromotor en niet voorzien van een gesloten carrosserie;

     

12 – aanhangwagens van de voertuigcategorie O met een toegestane maximummassa van meer dan 750 kg;

     

13 – aanhangwagens van de voertuigcategorie O met een toegestane maximummassa van niet meer dan 750 kg;

     

14 – landbouw- en/of bosbouwaanhangwagens en verwisselbare getrokken uitrustingsstukken;

     

15 – motorfietsaanhangwagens (15a) of bromfietsaanhangwagens (15b);

     

16 – fietsaanhangwagens;

     

17 – wagens.

     

Noot Regeling voertuigen (RV):

     

– De feiten met betrekking tot de RV zijn in 17 categorieën onderverdeeld en deze categorieën zijn genummerd van 2 t/m 17. Deze categorie-indeling komt overeen met de indeling van de RV.

     

– Bij categorie 15 kan het trekkende voertuig verschillend zijn (motor of bromfiets). Voor deze voertuigen gelden verschillende tarieven. Achter de categorie-aanduiding moet daarom voor de motorfiets een A en voor de bromfiets een B worden vermeld.

     

categorie: 15a - motorfiets

     

categorie: 15b – bromfiets

     

– Bij de in deze afdeling vermelde overtredingen is het niet toegestaan om uitsluitend een kenteken te vermelden op het mini proces-verbaal. De NAW-gegevens van de verdachte moeten eveneens worden vermeld. De verdachte dient daarom staande te worden gehouden.

     

– Op de kennisgeving/aankondiging moet een nadere toelichting op het feit worden vermeld, omdat de bepalingen van de RV in algemene feitomschrijvingen zijn weergegeven.

     

– Voor feiten gebaseerd op de RV geldt dat deze feiten niet op kenteken kunnen worden geconstateerd. (Dit volgt uit de voor de eerste feitcode geplaatste koptekst, geldend voor de gehele Regeling voertuigen: ‘Als bestuurder rijden (terwijl)...’).

     

– De feiten die betrekking hebben op de massa of de last onder wiel of as gelden uitsluitend voor particulieren. Indien sprake is van beroepsmatig vervoer is de Wet op de economische delicten van toepassing. Zie hiervoor de feitcodeserie E 850 t/m E 858.

     

– Een aanhangwagen van de voertuigcategorie O met een toegestane maximummassa van meer dan 750 kg moet voldoen aan de in de in afdeling 12 opgenomen eisen. Dit houdt in dat als dit soort aanhangwagens door land- of bosbouwtrekkers e.d. worden voortbewogen deze toch moeten voldoen aan de voor categorie 12 geldende eisen. Dit geldt eveneens voor categorie 13 en 14 aanhangwagens, die aan de eisen van de respectievelijk categorie 13 en 14 moeten voldoen, maar dit is vanwege het ontbreken van een kenteken lastig dan wel niet vast te stellen en derhalve afhankelijk van de verklaring van de betrokkene.

– Een verwisselbaar getrokken uitrustingsstuk valt onder categorie 14 en moet aan de daarvoor geldende eisen voldoen. In afwijking hiervan moet een verwisselbaar getrokken uitrustingsstuk dat niet om een verticale as kan draaien ten opzichte van het trekkende voertuig voldoen aan het bepaalde in afdeling 18.

     

Feit

Overtreden artikel

Tarief in euro per feit en categorie

         

2

3

3a

4

5

6

7

7a

8

9

10

11

12

13

14

15

16

17

     

Regeling voertuigen

                                     
                                             
     

Als bestuurder van een voertuig rijden (terwijl):

                                     
     

0 – Algemeen

                                     

N

010

a

het niet in overeenstemming is met de gegevens op de kentekencard, het kentekenbewijs of met de in het kentekenregister vermelde gegevens

5.*.1 RV

300

300

300

300

300

210

 

300

300

     

300

         

N

010

b

het voertuigidentificatienummer niet is ingeslagen of goed leesbaar is

5.*.1 RV

300

300

300

300

300

210

300

300

300

 

120

 

300

 

300

     

N

010

c

het niet is voorzien van de juiste kentekenpla(a)t(en) of de kentekenpla(a)t(en) niet voorzien is/zijn van het goedkeuringsmerk, dan wel niet deugdelijk aan de voor- en/of achterzijde is/zijn bevestigd

5.*.1 RV

180

180

180

180

180

120

 

180

180

     

180

         

N

010

d

het kenteken niet goed leesbaar is of de kentekenpla(a)t(en) is/zijn afgeschermd

5.*.1 RV

180

180

180

180

180

120

 

180

180

     

180

         

N

010

e

het voertuig niet is voorzien van een goed leesbare constructiepla(a)t(en), waarvan de gegevens in overeenstemming zijn met het kentekenregister (cat 3, 3a en 12 in gebruik na 31-12-1997; cat 8 in gebruik na 30-06-2009)

5.*.1 RV

 

120

120

         

120

     

120

         
                                             
     

1 – Algemene bouwwijze van het voertuig

                                     

N

020

b

het wiel niet zodanig is bevestigd dat het uitsluitend draaibaar is om de eigen as

5.15.2 lid 2 RV

                             

180/120

   

N

030

a

het chassis dan wel de mee- of zelfdragende carrosserie breuken en of scheuren vertoont

5.*.3 RV

300

300

300

 

300

210

300

300

300

     

300

300

300

300/210

 

120

N

030

b

het chassis dan wel de mee- of zelfdragende carrosserie zodanig bevestigd, vervormd of door corrosie is aangetast dat de stijfheid en de sterkte in gevaar worden gebracht

5.*.3 RV

300

300

300

 

300

210

300

300

300

     

300

300

300

300/210

 

120

     

het frame of de zelfdragende constructie alsmede de voor- en achtervork

5.*.3 RV

                                   

N

030

c

– breuken en of scheuren vertoont

       

300

 

210

                       

N

030

d

– is doorgeroest

       

300

 

210

                       

N

030

e

– zodanig is vervormd dat stijfheid en sterkte in gevaar worden gebracht dan wel het weggedrag van het voertuig nadelig wordt beïnvloed

       

300

 

210

                       

N

030

f

de onderdelen van het frame of de zelfdragende constructie niet deugdelijk zijn bevestigd

5.*.3 RV

     

300

300

210

       

120

120

           

N

030

g

het frame met voor- en achtervork breuken en of scheuren vertoont, is doorgeroest of is vervormd

5.*.3 lid 2 RV

       

300

210

       

120

120

           
     

het frame

5.9.3 RV

                                   

N

030

h

– breuken en of scheuren vertoont

                   

70

               

N

030

i

– is doorgeroest

                   

70

               

N

030

j

– is vervormd

                   

70

               

N

040

a

de bovenbouw ondeugdelijk op het onderstel is bevestigd

5.*.4 RV

180

180

180

 

180

120

180

180

180

 

70

 

180

180

180

180/120

 

70

N

040

b

de ondersteuning van de laadvloer/laadruimte niet deugdelijk is

5.*.4 RV

 

180

180

     

180

180

       

180

180

180

180/120

 

70

N

040

c

de gekoppelde zijspanwagen niet deugdelijk is bevestigd

5.*.4 RV

     

180

 

120

                       

N

050

 

de accu en, indien aanwezig, de bedrading niet deugdelijk is (zijn) bevestigd en niet goed is (zijn) geïsoleerd

5.*.5 RV

                       

180

180

180

     
                                             
     

2 – Afmetingen en massa’s

                                     
     

Lengte

                                     

N

060

a

het langer is dan 12 m (cat 5 ingebruikname voor 01-11-1997; cat 12 geldt niet voor opleggers)

5.*.6 RV

180

180

   

180

 

180

180

180

     

180

180

180

     

N

060

aa

de bus met 2 assen langer is dan 13,50 m

5.3a.6 lid 2 RV

   

180

                             

N

060

ac

de bus met meer dan 2 assen langer is dan 15 m

5.3a.6 lid 2 RV

   

180

                             

N

060

d

het rijdende werktuig langer is dan 20 m

5.3.6 lid 2 RV

 

180

                               

N

061

e

bij de na 31-12-1997 in gebruik genomen oplegger, niet zijnde een kermis- of circusvoertuig, de horizontaal gemeten afstand tussen het hart van de koppelingspen en enig deel aan de voorzijde van de oplegger meer dan 2,04 m bedraagt en de horizontaal gemeten afstand tussen het hart van de koppelingspen en de achterzijde van de oplegger meer dan 12 m bedraagt

5.12.6 lid 3 RV

                       

180

         

N

061

g

de horizontaal gemeten afstand tussen het hart van de koppelingspen en de achterzijde van de oplegger van het kermis- of circusvoertuig meer bedraagt dan 17,50 m

5.12.6 lid 5 RV

                       

180

         
                                             
     

Breedte

                                     

N

060

b

het breder is dan 2,55 m (cat 5 ingebruikname voor 01-11-1997; cat 3 en 12 gelden niet voor geconditioneerde voertuigen en voor cat 3 en 12 voertuigen met een tmm > 10 ton en ingebruikname voor 01-02-1999)

5.*.6 RV

180

180

180

 

180

             

180

180

       

N

060

g

het breder is dan 2,60 m (cat 3 en 12 geconditioneerd voertuig en voertuigen met een tmm > 10 ton en ingebruikname voor 01-02-1999; cat 17 bespannen wagen)

5.*.6 RV

 

180

                   

180

       

70

N

060

p

het gehandicaptenvoertuig breder is dan 1,10 m (geldt ook voor gehandicaptenvoertuig zonder motor)

5.*.6 RV

                   

70

70

           

N

060

r

de fiets breder is dan 0,75 m

5.9.6 lid 1 RV

                 

70

               

N

060

s

het breder is dan 1,50 m (cat 9 > 2 wielen of zijspan; cat 17 onbespannen wagen)

5.*.6 RV

                 

70

             

70

N

060

u

het breder is dan 2 m (cat 5 ingebruikname na 31-10-1997; cat 6 op meer dan 2 wielen; cat 15b achter bromfiets op meer dan 2 wielen)

5.*.6 RV

     

180

180

120

                 

180/120

   

N

060

w

het breder is dan 1 m (cat 6 betreft tweewielige bromfiets; cat 15b achter bromfiets op meer dan twee wielen)

5.*.6 RV

         

120

                 

-/120

70

 
     

het voertuig breder is dan 3 m (cat 3 rijdend werktuig)

5.*.6 RV

                                   

N

060

ha

– van 0,01 m t/m 0,25 m

   

180

       

180

180

180

         

180

     

N

060

hb

– van meer dan 0,25 m t/m 0,50 m

   

270

       

270

270

270

         

270

     

N

060

hc

– van meer dan 0,50 m t/m 0,75 m

   

400

       

400

400

400

         

400

     
                                             
     

Hoogte

                                     

N

060

q

het gehandicaptenvoertuig hoger is dan 2 m (geldt ook voor gehandicaptenvoertuig zonder motor)

5.*.6 RV

                   

70

70

           
                                             
     

Massa

                                     
     

de toegestane asdruk, massa of som van de aslasten (cat 5 ingebruikname na 01-02-1999) wordt overschreden met

5.*.7 RV

                                   

N

070

a

– meer dan 10%

 

360

360

360

 

360

     

360

     

360

         
     

van het rijdende werktuig de toegestane maximumlast van enig(e) as of asstel wordt overschreden met

5.3.7 lid 1 RV

                                   

N

072

a

– 10 tot 15%

   

360

                               
     

van het rijdende werktuig de toegestane maximummassa of som van de aslasten wordt overschreden met

5.3.7 lid 2 RV

                                   

N

073

a

– 5 tot 10%

   

360

                               
                                             
     

3 – Motor

                                     
     

de bromfiets de op de kentekencard of het kentekenbewijs of in het kentekenregister vermelde maximumconstructiesnelheid van niet meer dan 25 km/h, vermeerderd met 4 km/h, (dan wel de aangewezen bromfiets de in artikel 20b van de wet vermelde maximumconstructiesnelheid van 25 km/h) overschrijdt met

5.6.8 lid 2 RV

                                   

N

086

a

– t/m 10 km/h

           

80

                       

N

086

b

– meer dan 10 en t/m 15 km/h

           

160

                       
     

de bromfiets de op de kentekencard of het kentekenbewijs of in het kentekenregister vermelde maximumconstructiesnelheid van 25 tot en met 45 km/h, vermeerderd met 5 km/h overschrijdt met

5.6.8 lid 1 RV

                                   

N

083

a

– t/m 10 km/h

           

80

                       

N

083

b

– meer dan 10 en t/m 15 km/h

           

160

                       
     

het voertuig de in artikel 1.1. van de Regeling voertuigen vermelde maximumconstructiesnelheid vermeerderd met 5 km/h overschrijdt

5.*.8 lid 1 RV

                                   

N

085

a

– t/m 10 km/h

             

120

120

120

 

45

45

           

N

085

b

– meer dan 10 en t/m 15 km/h

             

180

180

180

 

70

70

           

N

090

a

het brandstofsysteem niet veilig is of deugdelijk is bevestigd

5.*.9 lid 1 RV

300

300

300

300

   

300

300

300

     

300

300

300

     

N

090

b

het brandstofsysteem of de elektrische aandrijving niet veilig is of deugdelijk is bevestigd

5.*.9 lid 1 RV

       

300

210

       

120

             

N

090

c

het brandstofsysteem lekkage vertoont

5.*.9 lid 2 RV

300

300

300

300

300

210

300

300

300

 

120

 

300

300

300

     

N

090

d

het brandstofreservoir niet deugdelijk is afgesloten

5.*.9 lid 3 RV

300

300

300

300

300

210

300

300

300

 

120

 

300

300

300

     

N

090

h

de elektrische aandrijving niet veilig is of deugdelijk is bevestigd

5.11.9 lid 1 RV

                     

45

           

N

100

 

de LPG-installatie niet voldoet aan de eisen

5.*.10 RV

300

300

300

300

300

                         

N

101

 

de CNG- of LNG- installatie niet voldoet aan de eisen (LNG niet geregeld voor cat 4)

5.*.10a RV

300

300

300

300

300

                         

N

102

 

de waterstofinstallatie niet voldoet aan de eisen

5.*.10b RV

300

300

300

 

300

                         

N

110

a

het niet is voorzien van een over de gehele lengte gasdichte uitlaat

5.*.11 lid 1 RV

360

360

360

360

360

250

360

360

360

 

140

             

N

110

b

het uitlaatsysteem niet deugdelijk is bevestigd

5.*.11 lid 2 RV

180

180

180

180

180

120

180

180

180

 

70

             

N

110

e

het uitlaatsysteem niet behoorlijk geluiddempend is

5.*.11 RV

           

360

360

360

 

140

             

N

111

 

(een) onderde(e)l(en) van het na 31-12-2017 in gebruik genomen voertuig, niet zijnde onderdelen van het brandstofsysteem, het remsysteem, de stuurbekrachtiging of het veersysteem, overmatige lekkage van vloeistof, niet zijnde water, verto(o)n(t)(en)

5.*.11a RV

300

300

300

 

300

             

300

         
                                             
     

Meting geluidsniveau

                                     
     

Noot

                                     
     

Indien geen waarde (op het kentekenbewijs of) in het kentekenregister is vermeld dan moeten onderstaande waarden worden gehanteerd:

                                     
                                             
     

Bromfiets

                                     
     

Constructiesnelheid maximum toegestane waarde

                                     
     

Max 25 km/h 90 dB(A)

                                     
     

> 25 km/h 97 dB(A)

                                     
                                             
     

Motorfiets

                                     
     

Cylinderinhoud t/m maximum toegestane waarde

                                     
     

80 cm3 91 dB(A)

                                     
     

125 cm3 92 dB(A)

                                     
     

350 cm3 95 dB(A)

                                     
     

500 cm3 97 dB(A)

                                     
     

750 cm3 100 dB(A)

                                     
     

1.000 cm3 103 dB(A)

                                     
     

>1.000 cm3 106 dB(A)

                                     
                                             
     

Personen-/bedrijfsauto/bus/driewielig motorrijtuig

                                     
     

benzinemotor max 3.500 kg bij 3.500 toeren max 95 dB(A)

                                     
     

dieselmotor max 3.500 kg bij 2000 toeren max 95 dB(A)

                                     
     

> 3.500 kg bij 1.500 toeren max 95 dB(A)

                                     
                                             
     

het (op het kentekenbewijs of) in het kentekenregister vermelde geluidsniveau, vermeerderd met 2 dB(A), wordt overschreden

5.*.11 RV

                                   

N

110

n

– tot 4 dB(A)

 

360

360

360

360

360

250

                       
     

het toegestane geluidsniveau van het voertuig, waarvoor geen waarde (op het kentekenbewijs of) in het kentekenregister is vermeld, wordt overschreden

5.*.11 RV

                                   

N

110

p

– tot 4 dB(A)

 

360

360

360

360

360

250

                       

N

120

a

de accu of tractiebatterij niet deugdelijk is bevestigd

5.*.12 lid 1 RV

180

180

180

180

180

120

180

180

180

 

70

70

           

N

120

b

de bedrading niet deugdelijk is bevestigd/goed is geïsoleerd

5.*.12 RV

180

180

180

180

180

120

180

180

180

 

70

70

           

N

120

c

het gehandicaptenvoertuig, dat is uitgerust met een elektrische aandrijving, niet is voorzien van een beveiliging tegen overbelasting, die door middel van een binnen bereik bevindende schakelaar de stroomvoorziening herstelt

5.*.12 lid 3 RV

                   

45

45

           

N

120

d

de onderdelen van de elektrische aandrijflijn van het elektrisch aangedreven of hybride elektrische voertuig niet aan de gestelde eisen voldoet

5.*12a RV

180

180

180

180

180

120

                       

N

130

a

de motorsteunen niet deugdelijk zijn bevestigd/in ernstige mate zijn beschadigd

5.*.13 RV

180

180

180

 

180

 

180

180

   

70

             

N

130

b

de rubbers van de motorsteunen zijn doorgescheurd/de vulkanisatie is losgeraakt

5.*.13 RV

180

180

180

 

180

120

180

180

   

70

             

N

130

c

de motor niet deugdelijk is bevestigd

5.*.13 RV

     

180

 

120

                       
                                             
     

4 – Krachtoverbrenging

                                     

N

150

a

het na 30-06-1967 in gebruik genomen voertuig niet is voorzien van een goed werkende, ook bij nacht, afleesbare snelheidsmeter

5.*.15 RV

120

120

120

                             

N

150

e

het na 26-11-1975 in gebruik genomen voertuig niet is voorzien van een goed werkende, ook bij nacht afleesbare snelheidsmeter

5.*.15 RV

     

120

120

                         

N

150

f

de na 31-12-2006 in gebruik genomen bromfiets niet is voorzien van een goed werkende, ook bij nacht afleesbare snelheidsmeter

5.6.15 RV

         

80

                       

N

160

a

(de onderdelen van) de aandrijving of transmissie niet deugdelijk bevestigd is (zijn)

5.*.16 RV

180

180

180

180

180

120

180

180

180

 

70

             

N

170

a

de krachtoverbrenging niet op eenvoudige wijze kan worden onderbroken

5.10.17 RV

                   

45

             

N

170

b

de snelheid niet regelbaar is

5.11.17 RV

                     

70

           
                                             
     

5 – Assen

                                     

N

180

 

de as(sen) niet deugdelijk (bevestigd) is (zijn)

5.*.18 RV

300

300

300

300

300

210

300

300

300

 

120

120

300

300

300

300/210

   

N

190

 

de fuseeonderdelen en overige draaipunten niet deugdelijk (bevestigd) zijn

5.*.19 RV

300

300

300

 

300

210

       

120

 

300

 

300

     

N

200

 

de wiellagers niet deugdelijk zijn

5.*.20 RV

180

180

180

 

180

120

       

70

70

180

180

       

N

210

 

de wielbasis te veel afwijkt

5.*.21 RV

120

120

120

120

120

             

120

         

N

220

 

de afstanden tussen de fuseedraaipunten en het chassis of de carrosserie te veel verschillen

5.*.22 RV

120

120

120

                             

N

230

 

de spoorbreedte te groot is

5.*.23 RV

120

120

120

                             

N

240

a

de wielen/de velgen niet deugdelijk (bevestigd) zijn

5.*.24 RV

                     

120

 

300

 

300/210

 

120

N

240

b

de wielen/de velgen/de wielnaven/stabilisatoren niet deugdelijk (bevestigd) zijn

5.*.24-26 RV

 

300

300

     

300

300

300

                 

N

240

c

de wielen, alsmede de onderdelen niet deugdelijk (bevestigd) zijn

5.*.24 RV

     

300

 

210

                       

N

240

d

de wielen/de velgen/stabilisatoren niet deugdelijk (bevestigd) zijn

5.*.24 en 26 RV

300

     

300

         

120

 

300

 

300

     
                                             
     

6 – Ophanging

                                     
     

de wielen niet voorzien zijn van luchtbanden

5.*.27 RV

                                   

N

270

a

– 1 band

 

180

180

180

180

180

120

                       

N

270

b

– 2 banden

 

270

270

270

270

270

180

                       

N

270

c

– 3 banden

 

400

400

400

400

400

280

                       
     

een band/de banden beschadigd is/zijn, waarbij het karkas zichtbaar is of de band/banden uitstulpingen vertoont/vertonen

5.*.27 RV

                                   

N

270

e

– 1 band

 

180

   

180

180

120

180

180

180

 

70

70

 

180

180

180/120

   

N

270

f

– 2 banden

 

270

   

270

270

180

270

270

270

 

100

100

 

270

270

270/180

   

N

270

g

– 3 banden

 

400

   

400

400

280

400

400

400

 

160

160

 

400

400

     
     

het loopvlak uitstekende metalen elementen bevat, per (band) beschadiging

5.*.27 RV

                                   

N

270

i

– 1 band

 

180

180

180

180

180

120

180

180

180

 

70

70

180

180

180

     

N

270

j

– 2 banden

 

270

270

270

270

270

180

270

270

270

 

100

100

270

270

270

     

N

270

k

– 3 banden

 

400

400

400

400

400

280

400

400

400

 

160

160

400

400

400

     
     

de band(en) is/zijn beschadigd waarbij het karkas zichtbaar is, de band(en) uitstulpingen vertoont/vertonen of de daarop vermelde load-index kleiner is dan toegestaan

5.*.27 RV

                                   

N

270

m

– 1 band

   

180

180

                 

180

         

N

270

n

– 2 banden

   

270

270

                 

270

         

N

270

o

– 3 banden

   

400

400

                 

400

         
     

de profilering van een band/de banden niet voldoet aan de gestelde eisen of is/zijn nageprofileerd (naprofilering geldt niet voor cat 3, 3a en 12 i.g.v. opschrift regroovable; cat 2, 3(a), 5, 8, 12, 13 en 14 min. 1,6 mm; cat 4 min 1,0 mm; cat 6, 10 en 11 profilering moet aanwezig zijn over de gehele omtrek en breedte)

5.*.27 RV

                                   

N

270

r

– 1 band

 

180

180

180

180

180

120

   

180

 

70

70

180

180

180

     

N

270

s

– 2 banden

 

270

270

270

270

270

180

   

270

 

100

100

270

270

270

     

N

270

t

– 3 banden

 

400

400

400

400

400

280

   

400

 

160

160

400

400

400

     

N

270

v

de op de band aangegeven draairichting niet overeenkomt met de draairichting van het wiel in voorwaartse rijrichting

5.*.27 RV

180

180

180

180

180

120

   

180

 

70

70

180

180

 

180/120

   

N

270

w

de banden op één as niet dezelfde maataanduiding hebben (geldt niet voor nood- of reservewiel)

5.*.27 RV

180

180

180

 

180

120

       

70

70

180

180

 

180/120

   
     

de aanhangwagen is voorzien van banden waarvan het loopvlak bestaat uit metaal of een materiaal dat voor wat betreft hardheid en vervormbaarheid dezelfde eigenschappen heeft

5.*.27 RV

                                   

N

271

e

– 1 band

                         

180

180

180

     

N

271

f

– 2 banden

                         

270

270

270

     

N

271

g

– 3 banden

                         

400

400

400

     

N

271

m

de wielen zijn voorzien van metalen banden met uitstekende delen (geldt niet voor landbouwwerktuigen met een massa van maximaal 750 kg)

5.17.27 RV

                                 

70

N

280

 

het veersysteem, (indien vereist of aanwezig) de onderdelen daarvan of de schokdemper (indien vereist) niet deugdelijk (bevestigd) is/zijn of niet goed werken

5.*.28 RV

180

180

180

180

180

120

180

180

180

 

70

70

180

180

180

     
                                             
     

7 – Stuurinrichting

                                     

N

290

 

deze niet is voorzien van een deugdelijke stuurinrichting

5.*.29 RV

300

300

300

300

300

210

300

300

300

120

120

120

           

N

291

 

de overbrenging van de gestuurde wielen niet goed reageert of niet deugdelijk is (bevestigd)

5.*.29 RV

                       

300

 

300

     

N

292

 

de draaikransen niet deugdelijk zijn (bevestigd)

5.*.30 RV

                       

300

 

300

     
                                             
     

8 – Reminrichting

                                     

N

310

a

(de onderdelen van) de reminrichting niet deugdelijk is/zijn (bevestigd) dan wel niet aan de eisen voldoet/voldoen

5.*.31 RV

300

300

300

300

300

210

300

300

300

 

120

120

300

300

300

     

N

320

aa

in het hydraulisch remsysteem onvoldoende remvloeistof aanwezig is

5.*.32 en 5.*.31 RV

300

300

300

 

300

210

       

120

120

           

N

320

a

het remsysteem van het na 30-06-1967 in gebruik genomen voertuig niet is voorzien van een deugdelijke waarschuwingsinrichting

5.3.33 RV

120

120

120

                             

N

340

 

de veerrem van het na 30-09-1975 in gebruik genomen voertuig niet is voorzien van een deugdelijke waarschuwingsinrichting

5.*.34 RV

 

120

120

                             

N

350

a

het drukluchtremsysteem niet is voorzien van een goed functionerend meerkringsbeveiligingsventiel bij na 30-09-1975 in gebruik genomen voertuigen

5.*.35 lid 1 RV

 

300

300

                             

N

350

b

het drukluchtremsysteem niet is voorzien van drukmeetpunten

5.*.35 lid 1 RV

 

120

120

                 

120

         

N

350

c

de drukluchtremkrachtregelaars niet goed functioneren

5.*.35 lid 2 RV

 

300

300

                 

300

         

N

350

d

het na 30-09-1981 in gebruik genomen voertuig met drukluchtremkrachtregelaars niet is voorzien van de vereiste plaat

5.*.35 lid 3 RV

 

120

120

                 

120

         

N

350

e

de drukluchtremkrachtregelaars van het na 30-09-1981 in gebruik genomen voertuig niet aanwezig zijn, dan wel niet zijn afgesteld zoals op de plaat staat vermeld

5.*.35 lid 3 RV

 

300

300

                 

300

         

N

360

 

de slag van de drukluchtremcylinders onjuist is afgesteld

5.*.36 RV

 

300

300

         

300

     

300

         

N

370

a

het één- of tweeleidingremsysteem niet de juiste aansluitdruk heeft

5.*.37 RV

 

300

300

         

300

                 

N

370

b

het na 31-12-1997 in gebruik genomen voertuig is voorzien van een éénleidingremsysteem ten behoeve van een aanhangwagen

5.*.37 RV

 

300

300

                             

N

370

c

het na 31-12-1997 in gebruik genomen voertuig is voorzien van een afzonderlijke inrichting voor de bediening van de remmen van de aanhangwagen

5.*.37 RV

 

300

300

                             

N

380

m

de bedrijfsrem niet op alle wielen remt (uitgezonderd driewielige motorrijtuigen met een massa van minder dan 400 kg in gebruik genomen voor 01-04-1990), dan wel het voertuig op een (nagenoeg) droge weg uitbreekt ten gevolge van een verschil in remwerking tussen de wielen van elke as, of ten gevolge van overberemming van de achteras

5.*.38 RV

300

300

300

 

300

         

120

 

300

         

N

380

n

niet wordt voldaan aan de vereiste remvertraging

5.*.38 RV

         

210

300

300

   

120

             

N

380

p

het niet is voorzien van (een) goed werkende rem(men)

5.*.38 RV

                 

70

 

70

           
     

niet wordt voldaan aan de vereiste remvertraging (cat. 12 toegestane maximummassa minder dan 3.500 kg); de vermindering bedraagt

5.*.38 RV

                                   

N

381

a

– 0 t/m 0,5 m/s2

 

300

   

300

300

             

300

         

N

381

b

– 0,51 t/m 1,0 m/s2

 

450

   

450

450

             

450

         
     

niet wordt voldaan aan de vereiste remvertraging (cat. 12 toegestane maximummassa 3.500 kg of meer); de vermindering bedraagt

5.*.38 RV

                                   

N

381

f

– 0 t/m 0,5 m/s2

   

490

490

     

490

490

490

     

490

         

N

390

a

de parkeerrem niet aan de eisen voldoet

5.*.39 RV

120

120

120

 

120

 

120

120

120

                 

N

390

b

van de (brom)fiets op meer dan twee wielen zonder afzonderlijke vastzetinrichting één van de remmen niet kan worden vastgezet

5.*.39 RV

         

80

     

45

               

N

390

e

de vastzetinrichting of de veerrem niet aan de eisen voldoet

5.12.39 RV

                       

120

         

N

400

c

de reminrichting van de aanhangwagen (niet zijnde een middenasaanhangwagen en aanhangwagen met een stijve dissel met een toegestane maximummassa van ten hoogste 1.500 kg) niet automatisch in werking treedt bij het verbreken van de verbinding, dan wel niet automatisch in de bedrijfstoestand komt bij het koppelen met het trekkende voertuig

5.12.40 RV

                       

300

         

N

400

d

niet is voorzien van een goed functionerende losbreekreminrichting (indien aanwezig)

5.*.40 RV

                       

180

 

180

     
                                             
     

9 – Carrosserie

                                     

N

410

a

de deuren en de laadbakkleppen (cat 3(a)) niet goed sluiten of de deuren die direct toegang geven tot de personenruimte niet op normale wijze vanaf de binnenzijde en/of vanaf de buitenzijde kunnen worden geopend

5.*.41 RV

180

180

180

 

180

120

   

180

 

70

             

N

410

b

het slot of de scharnieren van de motorkap of het kofferdeksel aan de voorzijde geen goede sluiting waarborgen

5.*.41 RV

180

180

   

180

120

       

70

             

N

410

c

de bevestiging van de scharnieren ernstig zijn gecorrodeerd

5.*.41 RV

180

180

180

 

180

120

       

70

             

N

410

d

de windschermen en stroomlijnkappen de bediening belemmeren

5.*.41 RV

     

180

 

120

                       

N

410

e

de windschermen, stroomlijnkappen en inrichtingen om ladingen mee te vervoeren niet deugdelijk zijn bevestigd

5.*.41 RV

     

180

 

120

                       

N

410

f

de gesloten cabines niet zijn voorzien van tenminste twee deuren dan wel één deur en één nooduitgang

5.*.41 RV

               

180

                 

N

410

g

de nooduitgang niet voldoet aan de vereiste afmetingen

5.*.41 RV

               

180

                 

N

410

h

het slot of de scharnieren van de deuren of laadbakkleppen geen goede sluiting waarborgen

5.*.41 RV

                       

180

180

180

180/120

   

N

410

j

de deur(en) of uitgang(en) of hoofddoorgang(en) of noodra(a)m(en) of noodluik(en) van de bus niet voldoen (voldoet) aan de eisen of de vereiste opschriften niet zijn aangebracht

5.3a.41 RV

   

180

                             
     

de voorruit, de naast de bestuurderszitplaats aanwezige zijruiten dan wel het windscherm (indien vereist) en bij afwezigheid van een rechterbuitenspiegel de achterruit

                                     

N

420

a

– is beschadigd of verkleurd

5.*.42 RV

300

300

300

 

300

210

300

300

300

 

120

             

N

420

b

– is voorzien van onnodige voorwerpen die het uitzicht van de bestuurder belemmeren

5.*.42 RV

180

180

180

 

180

 

180

180

180

 

70

             

N

420

c

de ruiten niet voldoen aan de eisen

5.*.42 lid 1 RV

                   

45

             

N

420

d

de lichtdoorlatendheid van de voorruit en/of de naast de bestuurderszitplaats aanwezige zijruiten minder dan 55% bedraagt

5.*.42 lid 3 RV

300

300

300

 

300

210

                       

N

430

a

het voertuig niet is voorzien van een goed werkende ruitenwisserinstallatie (cat 5 in gebruik na 27-11-1975; cat 6 in gebruik na 31-12-2006)

5.*.43 RV

180

180

180

 

180

120

180

180

180

 

70

             

N

430

d

het voertuig niet is voorzien van een goed werkende ruitensproeierinstallatie voor de voorruit die de bestuurder voldoende uitzicht geeft (cat 2 in gebruik na 30-09-1971; cat 3 na 31-12-1997; cat 3a na 30-06-1985; cat 5 na 31-12-1994; cat 6 na 31-12-2006)

5.*.43 RV

180

180

180

 

180

120

       

70

             

N

440

a

het voertuig niet is voorzien van een goed werkende installatie ter ontdooiing en ontwaseming van de voorruit (cat 2 in gebruik na 30-09-1971; cat 3 na 31-12-1997, cat 3a na 30-06-1985, cat 5 voorruit en gesloten carrosserie na 31-12-1994 tot 17-06-2003 vanaf 17-06-2003 indien voorruit)

5.*.44 RV

180

180

180

 

180

         

70

             

N

450

a

het voertuig niet is voorzien van de noodzakelijke spiegels en/of cameramonitor-systeem die/dat aan de eisen voldoen/voldoet (cat. 6 voertuig in gebruik na 31-12-2006) (vooruitkijkspiegel / camera-monitorsysteem en breedtespiegel betreft bedrijfsauto met frontstuur in gebruik na 25-01-2008, tmm > 7.500 kg) (cat. 8 rechterspiegel/camerasysteem in gebruik na 31-12-2018)

5.*.45 RV

180

180

180

   

120

180

180

180

 

70

             

N

450

b

het na 26-11-1975 doch voor 17-06-2003 in gebruik genomen voertuig niet is voorzien van een linkerbuitenspiegel die aan de eisen voldoet

5.4.45 RV

     

180

                           

N

450

c

het na 31-12-1996 doch voor 17-06-2003 in gebruik genomen voertuig dat 100 km/h of sneller kan, niet is voorzien van een rechterbuitenspiegel die aan de eisen voldoet

5.4.45 RV

     

180

                           

N

450

g

het na 16-06-2003 in gebruik genomen voertuig niet is voorzien van een linker- en een rechterbuitenspiegel

5.4.45 lid 1 RV

     

180

                           

N

450

d

het na 26-11-1975 in gebruik genomen voertuig waarvan de ledige massa meer bedraagt dan 400 kg en waarbij de bestuurder een zodanige plaats inneemt dat hij vanaf zijn zitplaats het achter hem gelegen weggedeelte niet kan overzien niet is voorzien van een linkerbuitenspiegel

5.5.45 RV

       

180

                         

N

450

e

het na 17-06-2003 in gebruik genomen voertuig met een gesloten carrosserie waarvan de ledige massa meer bedraagt dan 400 kg en waarbij de bestuurder een zodanige plaats inneemt dat hij vanaf zijn zitplaats het achter hem gelegen weggedeelte niet kan overzien niet is voorzien van een binnenspiegel

5.5.45 RV

       

180

                         

N

450

f

het voertuig niet is voorzien van een rechterbuitenspiegel terwijl met de binnenspiegel het achter het voertuig gelegen weggedeelte niet voldoende kan worden overzien

5.5.45 RV

       

180

                         

N

460

a

de zitplaatsen (of rugleuningen) niet deugdelijk bevestigd zijn

5.*.46 RV

     

180

 

120

         

70

           

N

460

aa

de na 31-12-2014 in gebruik genomen personenauto dan wel de na 21-01-2014 in gebruik genomen bedrijfsauto met een toegestane maximummassa van niet meer dan 3.500 kg of bus van klasse III of B is voorzien van zijdelings gerichte zitplaatsen

5.*.46 RV

180

180

180

                             

N

460

c

de zitplaatsen, rugleuningen of de verstelinrichtingen niet deugdelijk (bevestigd) zijn

5.*.46 RV

180

180

180

 

180

 

180

180

180

 

70

             

N

460

d

de voetsteunen niet deugdelijk zijn bevestigd

5.*.46 RV

     

180

 

120

                       

N

460

g

de trappers niet deugdelijk zijn bevestigd of niet zijn voorzien van een stroef oppervlak

5.9.46 RV

                 

70

               

N

470

a

de/een naar voren gerichte zitplaats(en) van de na 31-12-1989 in gebruik genomen personenauto niet voorzien is van (een) gordel(s) of de/een naar achteren gerichte zitplaats(en) van na 30-09-2000 in gebruik genomen personenauto niet voorzien is van (een) gordel(s)

5.2.47 RV

180

                                 

N

470

b

de/een gordel(s) voor de voorzitplaats(en) die aan een portier gren(st)(zen) van de na 01-01-1971 en voor 01-01-1990 in gebruik genomen personenauto niet aanwezig is/zijn

5.2.47 RV

180

                                 

N

470

c

de/een gordel(s) niet deugdelijk is/zijn (bevestigd) (geldt voor cat 7, 8 en 10 indien aanwezig)

5.*.47 RV

180

180

180

 

180

120

180

180

180

 

70

             

N

470

d

de/een gordel(s) voor de/een naar voren gerichte zitplaats(en) van de T-100 bus of na 31-12-1997 in gebruik genomen andere bus of bedrijfsauto niet aanwezig is/zijn

5.*.47 lid 1 RV

 

180

180

                             

N

470

h

de/een naar voren en/of naar achteren gerichte zitplaats(en) van de na 30-09-2002 in gebruik genomen bus met een toegestane maximummassa van niet meer dan 3.500 kg of van de na 30-09-2000 in gebruik genomen bus met een toegestane maximummassa van meer dan 3.500 kg niet voorzien is/zijn van (een) gordel(s)

5.3a.47 lid 2 RV

   

180

                             

N

470

g

de/een naar voren gerichte zitplaats(en) van het na 31-12-1989 in gebruik genomen driewielig motorrijtuig met gesloten carrosserie niet voorzien is/zijn van (een) gordel(s) of de/een naar achteren gerichte zitplaats(en) van het na 16-06-2003 in gebruik genomen driewielig motorrijtuig met gesloten carrosserie niet voorzien zijn van (een) gordel(s)

5.5.47 RV

       

180

                         

N

470

i

de/een naar voren gerichte zitplaats(en) van de bromfiets op meer dan twee wielen met een gesloten carrosserie en een ledige massa van meer dan 250 kg, in gebruik genomen na 31-12-2006, niet is/zijn voorzien van (een) gordel(s)

5.6.47 lid 1 RV

         

120

                       

N

470

j

het na 01-09-2008 in gebruik genomen en voor het vervoer van één of meer passagiers in een rolstoel ingericht voertuig niet voldoet aan de gestelde eisen

5.*.47a RV

180

180

                               

N

470

k

de ligplaats(en) niet voldoe(t)(n) aan de gestelde eisen

5.2.47a jo. 5.2.79 en 5.3a.48 RV

180

 

180

                             

N

480

a

het voertuig scherpe delen heeft die in geval van botsing het gevaar voor lichamelijk letsel voor andere weggebruikers aanzienlijk kunnen vergroten

5.*.48 RV

300

300

300

300

300

210

300

300

300

120

120

120

300

300

300

300/210

 

120

N

480

b

het voertuig niet afgeschermde uitstekende delen heeft die in geval van botsing het gevaar voor lichamelijk letsel voor andere weggebruikers aanzienlijk kunnen vergroten

5.*.48 RV

300

300

300

 

300

 

300

300

300

 

120

 

300

300

300

300/210

 

120

N

480

h

het voertuig aan de voorzijde (een) voorziening(en) heeft die in geval van botsing de kans op lichamelijk letsel voor andere weggebruikers aanzienlijk kan/kunnen vergroten

5.*.48 RV

300

300

                               

N

480

c

de wielen niet goed afgeschermd zijn, aanlopen of te ver buiten de afscherming uitsteken

5.*.48 RV

300

300

300

300

300

         

120

 

300

300

 

300/210

   

N

480

e

gevaar bestaat voor het losraken van enig deel van de buitenzijde

5.*.48 RV

180

180

180

180

180

120

180

180

180

 

70

 

180

180

180

180/120

   

N

480

f

de wielen/banden aanlopen

5.*.48 RV

         

120

               

180

     

N

480

g

het voertuig niet is voorzien van de vereiste zijdelingse afscherming

5.*.48 RV

 

490

490

                 

490

         

N

490

 

het na 30-06-1967 in gebruik genomen voertuig niet is voorzien van een stootbalk (cat 3 en 12) of beschermingsinrichting (cat 3a) tegen klemrijden die aan de vereisten voldoet (afstand stootbalk/beschermingsinrichting wegdek: in gebruik voor 01-01-1998 70 cm, daarna 55 cm; afstand achterzijde voertuig tot stootbalk: tot 01-01-2005 60 cm, daarna cat 3, 3a en 12: 45 cm)

5.*.49 RV

 

490

490

                 

490

         

N

500

 

de aanhangwagen aan de achterzijde niet is voorzien van een mogelijkheid tot bevestiging van een kentekenplaat

5.*.50 RV

                         

120

 

120/80

   

N

501

 

de frontbeschermingsinrichting van het na 31-12-2008 in gebruik genomen voertuig met een toegestane maximummassa van niet meer dan 3.500 kg niet is goedgekeurd voor het voertuig waarop deze is aangebracht en/of niet voorzien is van het voorgeschreven EG-typegoedkeuringsmerk

5.*.50 RV

300

300

                               
                                             
     

10 – Verlichting

                                     
     

Noot

                                     
     

1.Bij het ontbreken of niet branden van dim-/kop-/achterlicht of kentekenplaatverlichting moeten de bepalingen uit het RVV 1990 worden toegepast;

                                     
     

2. Bij de feitcodes zijn alle data vermeld van verlichting die na 1 januari 1980 verplicht is geworden;

                                     
     

3. Er is geen sprake van verlichting in de zin van de Regeling voertuigen als de armatuur niet is aangesloten en niet is voorzien van een lampje.

                                     
     

het niet is voorzien van (een) goed werkend(e)

                                     

N

514

a

– richtingaanwijzers (cat 4 na 31-12-1996 met zijspan na 31-10-1997; cat 6 = 3 of 4 wielig en gesloten carrosserie)

5.*.51-63 RV

120

120

120

120

120

80

120

120

120

 

45

 

120

120

120

120/-

   

N

514

b

– waarschuwingsknipperlichten (cat 2, 3(a) na 31-12-1997; cat 5 na 31-12-1996; cat 10 na 01-01-2005)

5.*.51-63 RV

120

120

120

     

120

120

120

 

45

             

N

514

c

– zijrichtingaanwijzer(s) (cat. 2 na 31-12-1997; cat. 3(a) langer dan 6 m of na 31-12-1997; cat. 7 langer dan 6 m)

5.*.51-63 RV

120

120

120

     

120

120

                   

N

514

d

– remlichten (cat. 6: 3 of 4 wielig en 2 wielig voertuig in gebruik na 31-12-2006 en vermogen meer dan 0,5 kW en max. snelheid meer dan 25 km/h)

5.*.51-63 RV

180

180

180

180

180

120

180

180

180

   

70

180

180

180

180/-

   

N

514

f

– rode retroreflectoren

5.*.51-63 RV

120

120

120

120

120

80

120

120

120

45

45

45

120

120

120

120/80

45

45

N

514

g

– mistachterlicht(en) (cat. 2, 3(a) en 12 na 31-12-1997; cat. 13 voor zover het trekkende voertuig is voorzien van een mistachterlicht)

5.*.51-63 RV

120

120

120

                 

120

120

       

N

514

h

– achteruitrijlicht(en) (cat 2, 3(a) in gebruik na 31-12-1997; cat 12 in gebruik na 31-12-2012)

5.*.51-63 RV

60

60

60

                 

60

         

N

514

i

– markeringslichten (voor- en achterzijde) (cat. 2, 3(a) en 12 breder dan 2.60 m of na 31-12-1997 breder dan 2.10 m; cat. 13 en 14 breder dan 2.10 m)

5.*.51-63 RV

120

120

120

                 

120

120

120

     

N

514

j

– zijmarkeringslichten (cat. 2, 3(a) en 12 na 31-12-1997 en langer dan 6 m; cat. 13 langer dan 6 m)

5.*.51-63 RV

120

120

120

                 

120

120

       

N

514

k

– 3e remlicht (na 30-09-2001)

5.*.51-63 RV

120

                                 

N

514

l

– witte retroreflectoren (cat. 9: 3 wielig breder dan 75 cm; cat. 12 na 31-12-1997)

5.*.51-63 RV

                 

45

   

120

120

120

     

N

514

m

– zijretroreflectoren (cat. 2 na 31-12-1997 en langer dan 6 m; cat. 3(a) en 7 langer dan 6 m; cat. 6: 2-wielig na 31-12-2006)

5.*.51-63 RV

120

120

120

   

80

120

120

       

120

120

120

120/80

   

N

514

o

– trapreflectie (cat 6 alleen indien vaste trappers bij 3 of 4 wielig)

5.*.51-63 RV

         

80

     

45

               

N

514

p

– wielreflectie

5.*.51-63 RV

                 

45

           

45

 

N

514

r

– lijnmarkering aan de achterzijde bij een na 31-12-2012 in gebruik genomen voertuig dat breder is dan 2,10 m en langer is dan 6 m en waarbij de som van de toegestane aslasten meer bedraagt dan 3.500 kg

5.12.51 RV

                       

120

         

N

514

s

– lijnmarkering aan de zijkant bij een na 31-12-2012 in gebruik genomen voertuig dat langer is dan 6 m en waarbij de som van de toegestane aslasten meer bedraagt dan 3.500 kg

5.12.51 RV

                       

120

         

N

515

 

de verlichting/retroreflecterende voorzieningen niet de vereiste kleur hebben (cat 9 alleen retroreflectie)

5.*.51-59 RV

180

180

180

180

180

120

180

180

180

70

70

70

180

180

180

180/120

70

70

N

517

 

de verlichting of retroreflectoren niet op de juiste plaats zijn bevestigd (cat 9 alleen retroreflectie)

5.*.51-61 RV

120

120

120

120

120

80

120

120

120

45

45

45

120

120

120

120/80

45

45

N

518

 

de verlichte transparant(en) voldoet (voldoen) niet aan de eisen (niet afzonderlijk geschakeld/breder/langer dan voertuig)

5.*.55 RV

120

120

 

120

120

                         

N

519

 

het voertuig aan de achterzijde niet is voorzien van één rode retroreflector in de vorm van een afgeknotte driehoek die voorzien is van een goedkeuringsmerk

5.*.51 RV

           

120

120

120

         

120

   

45

N

550

 

de glazen van de verlichtingsarmaturen of de retroreflectoren niet aan de gestelde eisen voldoen (cat 9, 11, 16 en 17 alleen eisen rode retroreflectie)

5.*.55 RV

120

120

120

120

120

80

120

120

120

45

45

45

120

120

120

120/80

45

45

N

551

 

de verlichtingsarmaturen of onderdelen daarvan niet deugdelijk zijn bevestigd (geldt ook voor niet verplichte verlichting)

5.*.55 RV

120

120

120

120

120

80

120

120

120

 

45

 

120

120

120

120/80

   

N

552

 

de lichten of retroreflectoren voor meer dan 25% zijn afgeschermd (cat 9, 11, 16 en 17 alleen afscherming rode retroreflectie)

5.*.55 RV

120

120

120

120

120

80

120

120

120

45

45

45

120

120

120

120/80

45

45

N

559

 

de mistvoorlichten niet goed zijn afgesteld conform het bepaalde in de artikelen 114a en 114b van de bijlage VIII van de RV

5.*.59b RV

120

120

120

 

120

                         

N

560

 

de dimlichten niet aan de eisen voldoen

5.*.51 jo. 5.*.56 RV (cat. 6: 5.6.51, 5.6.53 en 5.6.55 RV)

120

120

120

120

120

80

120

120

120

 

45

             

N

620

 

het niet is voorzien van een controlelampje of schakelaar met herkenbare stand (cat 4) voor ingeschakeld(e) mistachterlicht(en)

5.*.62 RV

60

60

60

60

60

 

60

60

60

 

20

             

N

640

 

het is voorzien van niet toegestane verblindende/ knipperende verlichting

5.*.64 RV

180

180

180

180

180

120

180

180

180

   

70

180

180

180

180/120

70

70

N

650

 

het is voorzien van meer lichten of retroreflecterende voorzieningen dan is toegestaan (cat 9 uitsluitend retroreflectie)

5.*.65 RV

180

180

180

180

180

120

180

180

180

70

70

70

180

180

180

180/120

70

70

N

651

 

in het voertuig aanwezige lichten of objecten licht uitstralen naar de buitenzijde van het voertuig (cat. 3a niet van toepassing op binnenverlichting passagiersruimte bus)

5.*.65 RV

180

180

180

180

180

120

180

180

180

                 
                                             
     

11 – Verbinding tussen trekkend voertuig en aanhangwagen

                                     

N

660

a

de koppeling niet deugdelijk is (bevestigd) of niet voldoet aan de daaraan gestelde eisen

5.*.66-70 RV

300

300

300

300

300

210

300

300

300

                 

N

660

b

de (hulp)koppeling, trekdriehoek, trekboom of onderdelen daarvan niet aanwezig is/zijn, deugdelijk is/zijn (bevestigd) of niet voldoet/voldoen aan de daaraan gestelde eisen

5.*.66-70 RV

                       

300

300

300

     

N

660

c

de (middenas)aanhangwagen, die is voorzien van een losbreekreminrichting, tevens is voorzien van een hulpkoppeling

5.*.66 RV

                       

120

120

120

     

N

660

d

de koppeling, dissel, of onderdelen daarvan niet deugdelijk is/zijn (bevestigd) of niet voldoet/voldoen aan de daaraan gestelde eisen

5.15.66-70 RV

                             

300/210

   
                                             
     

12 – Diversen

                                     

N

710

a

het niet is voorzien van een goed werkende geluidssignaalinrichting

5.*.71 RV

120

120

120

120

120

 

120

120

120

                 

N

710

b

het niet is voorzien van een goed werkende bel of hoorn met vaste toonhoogte

5.*.71 RV

         

80

       

45

45

           

N

710

c

het niet is voorzien van een goed werkende bel

5.9.71 RV

                 

45

               

N

711

 

de inrichting van een taxi niet in overeenstemming met het goedkeuringsdocument

5.2.74 RV

300

                                 
                                             
     

Gebruikseisen voertuigen

                                     
                                             
     

Als bestuurder van een (motor)voertuig of samenstel van (motor)voertuigen rijden (terwijl):

                                     
                                             
     

0 – Algemeen

                                     
                                             

P

001

 

een verwisselbaar gedragen uitrustingsstuk wordt gebruikt terwijl dit niet is toegestaan (cat. 3 uitsluitend toegestaan voor wegwerkzaamheden of gladheidsbestrijding)

5.18.0 RV

180

180

   

180

                         

P

010

a

meer dan één aanhangwagen wordt voortbewogen

5.18.1 lid 1 RV

300

 

300

300

300

210

                       

P

010

b

met de gelede bus een aanhangwagen wordt voortbewogen

5.18.1 lid 2 RV

   

300

                             

P

010

c

met het gehandicaptenvoertuig een aanhangwagen wordt voortbewogen

5.18.1 lid 2 RV

                   

70

70

           

P

010

d

met de motorfiets met onberemde zijspanwagen een aanhangwagen wordt voortbewogen

5.18.1 lid 2 RV

     

300

                           

P

010

e

het samenstel van motorvoertuig en aanhangwagen meer dan twee draaipunten heeft

5.18.1 lid 5 RV

300

300

300

300

300

210

300

300

300

                 

P

010

f

met een motorvoertuig, niet zijnde een land- of bosbouwtrekker of motorrijtuig met beperkte snelheid een land- of bosbouwaanhangwagen of verwisselbaar getrokken uitrustingsstuk wordt voortbewogen

5.18.1 lid 3 RV

300

 

300

 

300

                         

P

020

a

met het motorvoertuig meer dan één motorvoertuig wordt gesleept

5.18.2 lid 1 RV

300

300

300

300

300

210

300

300

300

                 

P

020

b

met het motorvoertuig een tweewielig motorvoertuig of samenstel van voertuigen wordt gesleept

5.18.2 lid 6 RV

300

300

300

300

300

210

300

300

300

                 

P

020

c

met het tweewielig motorvoertuig, de gelede bus of het samenstel van voertuigen, een motorvoertuig wordt gesleept

5.18.2 lid 7 RV

300

300

300

300

300

210

300

300

300

                 

P

020

da

een voertuig voorzien van een drukluchtsysteem niet met behulp van een sleepstang wordt gesleept

5.18.2 lid 2 RV

 

300

300

     

300

300

300

                 

P

020

e

het drukluchtsysteem van het gesleepte voertuig niet is aangesloten op het drukluchtsysteem van het trekkend voertuig

5.18.2 lid 3 RV

300

300

                               

P

020

f

met een dolly of afsleepas waarop zich een motorvoertuig bevindt, terwijl de reminrichting van de dolly of afsleepas ontbreekt

5.18.2 lid 4 RV

300

300

       

300

300

300

                 

P

020

g

een afsleepas wordt gebruikt zonder dat zich daarop een motorvoertuig bevindt

5.18.2 lid 5 RV

300

300

       

300

300

300

                 

P

030

 

hij wordt gehinderd door passagiers, lading of op andere wijze

5.18.3 RV

300

300

300

300

300

210

300

300

300

120

120

120

300

300

300

300/210

120

120

P

031

 

in dat voertuig, waarin vervoer van een passagier in rolstoel plaatsvindt losse voorwerpen, die het risico op letsel bij een noodstop, aanrijding of botsing kunnen verhogen, aanwezig zijn

5.18.3 lid 2 RV

300

300

300

 

300

210

       

120

             

P

041

a

de bestuurder niet voldoende zicht door de voorruit en/of de voorste zijruiten naar voren en opzij heeft

5.18.4 aanhef en onder a RV

300

300

300

300

300

210

300

300

300

 

120

             

P

041

b

de bestuurder met behulp van de voor dat voertuig of samenstel van voertuigen voorgeschreven spiegels of camera-monitorsysteem niet voldoende zicht heeft op het naast en/of achter hem gelegen weggedeelte

5.18.4 aanhef en onder b RV

180

180

180

180

180

120

180

180

180

 

70

             

P

041

c

de bestuurder niet voldoende zicht door de voorruit en de voorste zijruiten naar voren en opzij heeft en met behulp van de voor dat voertuig of samenstel van voertuigen voorgeschreven spiegels of camera-monitorsysteem niet voldoende zicht heeft op het naast en achter hem gelegen weggedeelte

5.18.4 RV

490

490

490

490

490

340

490

490

490

 

190

             

P

050

 

het niet is voorzien van de vereiste buitenspiegels, indien het zicht door lading achter het voertuig of door een achter het voertuig gekoppelde aanhangwagen is beperkt

5.18.5 lid 2 RV

300

300

300

300

300

210

300

300

300

120

120

             

P

051

 

de spiegels of gezichtsveldverbeterende voorzieningen niet zodanig zijn geplaatst dat de bestuurder in normale rijhouding de vereiste gezichtsvelden kan overzien

5.18.5 lid 1 RV

 

300

                               

P

060

a

voertuiggebonden lading, zoals voertuiguitrustingsstukken, voertuiggereedschappen of stuwagemiddelen niet zodanig is bevestigd dat deze niet van het voertuig kan vallen

5.18.6 lid 3 RV

490

490

490

490

490

340

490

490

490

190

190

190

490

490

490

490/340

190

190

P

061

 

de losse lading die naar haar aard niet op of aan het voertuig bevestigd kan worden niet deugdelijk is afgedekt terwijl gevaar of hinder is ontstaan of kan ontstaan als gevolg van afvallende of wegwaaiende lading

5.18.6 lid 2 RV

490

490

490

490

490

340

490

490

490

190

190

190

490

490

490

490/340

190

190

P

062

 

verwisselbare gedragen uitrustingsstukken, afneembare bovenbouwen, gestandaardiseerde laadstructuren of meeneemheftrucks niet deugdelijk bevestigd zijn met geschikte vastzetsystemen, zekeringssystemen of stuwagemiddelen

5.18.6 lid 4 RV

 

490

   

490

 

490

490

       

490

490

490

     

P

063

 

vastzetsystemen, zekeringssystemen, stuwagemiddelen of onderdelen hiervan niet goed functioneren dan wel niet geschikt zijn voor het doel waarvoor ze worden gebruikt

5.18.6 lid 5 RV

250

250

250

250

250

170

250

250

250

100

100

100

250

250

250

250/170

100

100

     

Bij het vervoer van goederen aan de voor- of achterzijde van het voertuig

5.18.7 lid 1 RV

                                   

P

070

a

– de goederen niet deugdelijk zijn bevestigd op, in of aan een deugdelijke lastdrager

 

180

180

180

 

180

                         

P

070

b

– de lastdrager niet deugdelijk is bevestigd

 

180

180

180

 

180

                         

P

070

c

– de lastdrager inclusief lading meer dan 0,20 m buiten de zijkanten uitsteekt

 

180

180

180

 

180

                         

P

070

d

– meer specifieke goederen worden vervoerd dan waarvoor de lastdrager is geconstrueerd

 

180

180

180

 

180

                         

P

070

e

– de lastdrager aan de achterzijde niet op de voorgeschreven wijze is voorzien van twee rode achterlichten, twee rode remlichten, twee niet driehoekige rode retroreflectoren en twee ambergele richtingaanwijzers aangezien de verlichting en retroreflectoren van het voertuig worden afgeschermd

 

180

180

180

 

180

                         

P

070

f

– de lastdrager niet is voorzien van een goed leesbare, van een goedkeuringsmerk voorziene en niet afgeschermde kentekenplaat met het kenteken van het voertuig waarop de lastdrager is aangebracht aangezien de op het voertuig aangebrachte kentekenplaat wordt afgeschermd

 

180

180

180

 

180

                         

P

070

g

– de koppelingsdruk van de op de trekhaak bevestigde lastdrager meer bedraagt dan voorgeschreven of meer bedraagt dan 75 kg

 

120

120

120

 

120

                         

P

070

h

– de lastdrager het wegdek kan raken

 

120

120

120

 

120

                         

P

070

i

– de achtergebleven bevestigingsdelen van de lastdrager de bewegingsvrijheid van een aangekoppelde aanhangwagen beperken

 

120

120

120

 

120

                         
     

Bij het vervoer van goederen op het dak

5.18.7 lid 2 RV

                                   

P

070

j

– de goederen niet deugdelijk zijn bevestigd op, in of aan een deugdelijke lastdrager

 

180

180

   

180

                         

P

070

k

– de lastdrager niet deugdelijk is bevestigd

 

180

180

   

180

                         

P

070

l

– de maximale daklast wordt overschreden

 

180

180

   

180

                         

P

070

m

– meer specifieke goederen worden vervoerd dan waarvoor de lastdrager is geconstrueerd

 

180

180

   

180

                         
     

bij het vervoer van glas, plaatmateriaal of soortgelijke goederen aan één of beide zijkanten van een bedrijfsauto of aanhangwagen met een toegestane maximummassa van niet meer dan 3.500 kg

5.18.7 lid 3 RV

                                   

P

071

a

– de lading niet deugdelijk is bevestigd op, in of aan een deugdelijke lastdrager

   

180

                   

180

180

       

P

071

b

– de lastdrager niet deugdelijk is bevestigd

   

180

                   

180

180

       

P

071

c

– de lastdrager met inbegrip van de lading meer dan 0,35 m buiten de zijkanten van het voertuig uitsteekt en/of de totale breedte van het voertuig inclusief de lastdrager en de lading meer bedraagt dan 2,75 m

   

180

                   

180

180

       

P

071

d

– de lading meer dan 1 m achter het voertuig uitsteekt

   

180

                   

180

180

       

P

071

e

– de lastdrager die in de breedte meer dan 0,10 m buiten de zijkant van het voertuig uitsteekt aan de voor- en/of achterzijde niet is voorzien van een markering die aan de gestelde eisen voldoet

   

180

                   

180

180

       

P

080

 

de lading van het voertuig scherpe delen heeft (geldt niet voor lading of delen hoger dan 2 m boven wegdek)

5.18.8 RV

300

300

300

300

300

210

300

300

300

120

120

120

300

300

300

300/210

120

120

P

081

 

het verwisselbare uitrustingsstuk scherpe delen heeft (geldt niet voor delen hoger dan 2 m boven wegdek)

5.18.8 lid 1 RV

 

300

       

300

300

300

                 

P

082

 

het verwisselbare uitrustingsstuk niet afgeschermde uitstekende delen heeft die in geval van botsing het gevaar voor lichamelijk letsel voor andere weggebruikers aanzienlijk kunnen vergroten

5.18.8 lid 2 RV

 

300

       

300

300

300

                 

P

083

 

een deel van de buitenzijde van het verwisselbare uitrustingsstuk zodanig is bevestigd, beschadigd, versleten of door corrosie aangetast dat gevaar bestaat voor losraken

5.18.8 lid 3 RV

 

300

       

300

300

300

                 

P

090

 

de opgeklapte opklapbare delen aan de buitenzijde van het voertuig niet deugdelijk zijn vergrendeld

5.18.9 RV

300

300

300

300

300

210

300

300

300

120

120

120

300

300

300

300/210

120

120

P

091

 

het niet voor gebruik op de weg noodzakelijke opklapbare deel of delen van het verwisselbare uitrustingsstuk tijdens het transport niet deugdelijk in opgeklapte toestand is/zijn vergrendeld

5.18.9 lid 2 RV

 

300

       

300

300

300

                 

P

100

a

de aanhangwagen, met een toegestane maximummassa van niet meer dan 750 kg, niet is voorzien van het kenteken van het trekkend motorvoertuig

5.18.10 lid 1 RV

                         

180

 

180/120

   

P

100

b

de aanhangwagen, met een toegestane maximummassa van niet meer dan 750 kg, niet is voorzien van een deugdelijk bevestigde, goed leesbare, niet afgeschermde en van een goedkeuringsmerk voorziene, kentekenplaat

5.18.10 lid 4 en lid 5 RV

                         

180

 

180/120

   

P

100

c

de aanhangwagen, met een toegestane maximummassa van meer dan 750 kg, afkomstig uit een land waar voor deze aanhangwagens geen afzonderlijk kenteken is opgegeven, niet is voorzien van het kenteken van het trekkend motorvoertuig

5.18.10 lid 1 RV

                       

180

         

P

100

d

de aanhangwagen met een toegestane maximummassa van meer dan 750 kg, afkomstig uit een land waar voor deze aanhangwagens geen afzonderlijk kenteken is opgegeven, niet is voorzien van een deugdelijk bevestigde, goed leesbare, niet afgeschermde en van een goedkeuringsmerk voorziene, kentekenplaat gelijk aan trekkend voertuig

5.18.10 lid 4 – 5 RV

                       

180

         
                                             
     

1 – Afmetingen en massa’s

                                     
     

Noot afmetingen:

                                     
     

Als bij ondeelbare lading meer dan één afmeting wordt overschreden, dan wordt uitsluitend proces-verbaal opgemaakt terzake de afmeting die het meest wordt overschreden.

                                     
     

De overige overschrijdingen worden als bevinding eveneens in het proces-verbaal vermeld.

                                     
     

Lengte samenstel (onbeladen), c.q. indien geen sprake is van uitstekende lading

                                     
     

Noot:

                                     
     

Lengte opleggertrekker met oplegger max. 16,50 m; bedrijfsauto/bus met aanhangwagen max. 18,75 m; personenauto/driewielig motorvoertuig met aanhangwagen max. 18 m; samenstel kermis-/circusvoertuigen max. 24 m; rijdend werktuig met aanhangwagen max. 20 m; land- bosbouwtrekker/motorrijtuig beperkte snelheid met één of meer aanhangwagens en/of verwisselbare getrokken machines max. 18,75 m; land- bosbouwtrekker/motorrijtuig beperkte snelheid met één of meer aanhangwagens en/of verwisselbare gedragen uitrustingsstukken machines max.18,75 m; indien het een verwisselbaar getrokken uitrustingsstuk betreft dat niet om een verticale as kan draaien ten opzichte van het trekkende voertuig lengte samenstel max. 12 m.

                                     
     

de maximum toegestane lengte van het samenstel van voertuigen wordt overschreden, met een overschrijding

5.18.11 en 5.18.20 RV

                                   

P

111

a

– t/m 0,25 m

 

360

360

360

 

360

 

360

360

360

                 

P

111

f

het uitschuifbare voertuig, waarvan de uitgeschoven delen niet zijn voorzien van zijdelingse afscherming als bedoeld in artikel 5.12.48, 5e lid, in onbeladen toestand niet geheel is ingeschoven

5.18.11 lid 11 RV

                       

300

         
                                             
     

Lengte deelbaar; uitstekende lading voorzijde

                                     

P

120

aa

de lading voor het voertuig uitsteekt (geldt niet voor kermis- en circusvoertuigen)

5.18.12 en 5.18.21 RV

180

180

   

180

 

180

180

180

     

180

180

       
                                             
     

Lengte deelbaar; uitstekende lading achterzijde

                                     
     

de lading meer dan 1 m achter het voertuig en/of meer dan 5 m achter de achterste as van het voertuig uitsteekt en/of de vereiste stootbalk, voor het na 01-01-1996 in gebruik genomen voertuig, meer dan 0,60 m van de uiterste achterzijde is aangebracht, terwijl de afstand van de lading tot het wegdek meer bedraagt dan 0,55 m (categorie 12 bedrijfsmatig gebruik), een overschrijding

5.18.12 RV

                                   

P

121

a

– t/m 0,25 m

   

360

                   

360

         

P

121

g

het zicht op de verlichting, de retroreflectoren, de richtingaanwijzers of voor zover van toepassing de kentekenplaat aan de achterzijde van het voertuig wordt belemmerd door uitstekende lading

5.18.12, 5.18.13 en 5.18.21 RV

180

180

   

180

 

180

180

180

     

180

180

180

     

P

121

h

de lading uitsluitend op de laadvloerverlenging rust

5.18.12 lid 5 en 5.18.21 lid 3 RV

 

360

       

360

360

360

     

360

 

360

     

P

121

n

de stootbalk breder is of meer dan 0,20 m smaller is dan a. het voertuig op de plaats waar de stootbalk is aangebracht of; b. de breedte van de breedste achteras met inbegrip van de wielen

5.18.12 lid 5 RV

 

360

                   

360

         

P

121

o

de stootbalk en/of de bevestiging daarvan is/zijn zodanig vervormd of zodanig breuken en/of scheuren vertoont, dan wel zodanig door corrosie is aangetast, dat hierdoor functieverlies optreedt

5.18.12 lid 5 RV

 

360

                   

360

         
     

de uitsteek van de afneembare bovenbouw of gestandaardiseerde laadstructuur achter het hart van de achterste as meer dan 0,5 maal de lengte van het voertuig bedraagt en/of meer dan 5 m bedraagt of bij een oplegger de uitsteek van de afneembare bovenbouw of gestandaardiseerde laadstructuur achter het hart van de achterste as meer bedraagt dan 0,5 maal de afstand van hart koppeling tot de achterzijde en/of meer dan 5 m bedraagt

5.18.12 lid 7 RV

                                   

P

123

a

– t/m 0,25 m

   

360

                   

360

         
     

de lengte van het voertuig met inbegrip van één of meer verwisselbare gedragen uitrustingsstukken meer bedraagt dan de maximum toegestane lengte van het voertuig, een overschrijding

5.18.12a RV

                                   

P

124

a

– t/m 0,75 m

   

180

                               

P

124

b

– van meer dan 0,75 m

   

270

                               
     

bij het voertuig dat is voorzien van één of meer verwisselbare gedragen uitrustingsstukken

5.18.12a RV

                                   

P

124

c

– de/het verwisselbare gedragen uitrustingsstuk(ken) niet zoveel mogelijk is/zijn ingeschoven, ingetrokken, in- of opgeklapt en/of deugdelijk vergrendeld

   

300

                               

P

124

d

– lading rust op een verwisselbaar gedragen uitrustingsstuk welke niet is gerelateerd aan de functie van het verwisselbare uitrustingsstuk

   

180

                               

P

124

e

– het zicht op de verlichting, de retroreflectoren of de richtingaanwijzers door een verwisselbaar gedragen uitrustingsstuk wordt belemmerd

   

180

                               

P

124

f

– het verwisselbaar gedragen uitrustingsstuk dat voor of achter het voertuig meer dan 1 m uitsteekt niet is voorzien van een markering die aan de gestelde eisen voldoet

   

180

                               

P

124

g

– het verwisselbare gedragen uitrustingsstuk dat voor of achter het voertuig meer dan 1 m uitsteekt, aan de zijkant niet is voorzien van een zijmarkeringslicht of een ambergele retroreflector of ambergele opvallende markering, die is aangebracht op een afstand van niet meer dan 1 m van de uiterste voor- of achterzijde

   

180

                               
     

de lading meer dan 1 m achter het voertuig en/of meer dan 5 m achter het hart van de achterste as van het voertuig uitsteekt en/of de vereiste stootbalk, voor het na 01-01-1996 in gebruik genomen voertuig, meer dan 0,60 m van de uiterste achterzijde is aangebracht, terwijl de afstand van de lading tot het wegdek meer bedraagt dan 0,55 m (stootbalk uitsluitend cat 12, particulier gebruik), een overschrijding

5.18.12 en 5.18.21 RV

                                   

P

121

j

– t/m 0,75 m

 

180

     

180

 

180

180

180

     

180

180

180

     

P

121

k

– van meer dan 0,75 m

 

270

     

270

 

270

270

270

     

270

270

270

     
     

de aan de achterzijde van het voertuig bevestigde meeneemheftruck meer dan 1,20 m achter het voertuig uitsteekt of indien een verklaring is afgegeven dat de aslasten en de last onder de koppeling van het voertuig bij belading met uitsluitend de meeneemheftruck voldoen aan de wettelijke eisen meer dan 1,50 m achter het voertuig uitsteekt

5.18.12 lid 6 RV

                                   

P

121

l

– t/m 0,25 m

   

360

                   

360

         
     

de lading van een samenstel van bedrijfsauto en aanhangwagen, niet zijnde een oplegger, dat is ingericht voor het vervoer van voertuigen

5.18.13 lid 2 RV

                                   

P

130

f

– meer dan 2 m achter de aanhangwagen en/of meer dan 5 m achter het hart van de achterste as van de aanhangwagen uitsteekt

                         

300

         

P

130

g

– meer dan 0,50 m voor de voorzijde van de bedrijfsauto uitsteekt

   

180

                               

P

130

h

– die meer dan 1 m achter het voertuig uitsteekt, aan de achterzijde niet is voorzien van een markering die voldoet aan de eisen

   

180

                               
     

het samenstel van bedrijfsauto en aanhangwagen, niet zijnde een oplegger, met inbegrip van de lading dat is ingericht voor het vervoer van voertuigen, langer is dan 20,75 m, een overschrijding

5.18.13 lid 2 RV

                                   

P

130

i

– t/m 0,25 m

   

360

                   

360

         
     

de lengte van het voertuig met inbegrip van één of meer verwisselbare gedragen uitrustingsstukken meer bedraagt dan de maximum toegestane lengte van het voertuig, een overschrijding

5.18.21a RV

                                   

P

211

a

– t/m 0,75 m

             

180

180

180

                 

P

211

b

– van meer dan 0,75 m

             

300

300

300

                 
     

bij het voertuig dat is voorzien van één of meer verwisselbare gedragen uitrustingsstukken

5.18.21a RV

                                   

P

211

c

– de/het verwisselbare uitrustingsstuk(ken) niet zoveel mogelijk is/zijn ingeschoven, ingetrokken, in- of opgeklapt en/of deugdelijk vergrendeld

             

300

300

300

                 

P

211

d

– lading rust op een verwisselbaar uitrustingsstuk die niet is gerelateerd aan de functie van het verwisselbare uitrustingsstuk

             

180

180

180

                 

P

211

e

– het zicht op de verlichting, de retroreflectoren of de richtingaanwijzers aan de achterzijde door een verwisselbaar uitrustingsstuk wordt belemmerd

             

180

180

180

                 

P

211

f

– het verwisselbaar uitrustingsstuk dat voor of achter meer dan 1 m het voertuig uitsteekt niet is voorzien van een markering die aan de gestelde eisen voldoet

             

180

180

180

                 

P

211

g

– de voertuigdelen en/of (het) verwisselbare gedragen uitrustingsstuk(ken) meer dan 3,50 m voor het hart van het stuurwiel uitste(ekt)(ken)

             

300

300

300

                 
                                             
     

Lengte; ondeelbare lading

                                     
     

de in lengte ondeelbare lading aan de voorzijde van een bedrijfsauto met een toegestane maximummassa van meer dan 3.500 kg, niet zijnde een kermis- of circusvoertuig, meer dan 4,30 m voor het hart van de voorste as uitsteekt, een overschrijding

5.18.13 RV

                                   

P

130

n

– t/m 0,25 m

   

360

                               
     

de in lengte ondeelbare lading van het voertuig of samenstel van voertuigen, niet zijnde een samenstel van kermis- of circusvoertuigen

5.18.13 RV

                                   

P

130

c

– voor de voorzijde van de aanhangwagen, niet zijnde een oplegger, uitsteekt

                         

180

180

       

P

130

d

– die meer dan 1 m voor of achter het voertuig uitsteekt aan de voor- of achterzijde niet is voorzien van een markering die aan de eisen voldoet

   

180

                   

180

180

       
     

de met in lengte ondeelbare lading beladen opleggertrekker en oplegger, met inbegrip van de lading, langer is dan 22 m, een overschrijding:

5.18.13 RV

                                   

P

130

ea

– t/m 0,25 m

   

360

                               
     

de uitsteek van de in lengte ondeelbare lading achter het hart van de achterste as meer dan 0,5 maal de lengte van een bedrijfsauto met een toegestane maximummassa van meer dan 3.500 kg of een aanhangwagen en/of meer dan van 5 m bedraagt of bij een oplegger de uitsteek van de lading achter het hart van de achterste as meer bedraagt dan 0,5 maal de afstand van hart koppeling tot de achterzijde en/of meer dan 5 m bedraagt (categorie 12 en 13 bedrijfsmatig gebruik), een overschrijding

5.18.13 RV

                                   

P

131

a

– t/m 0,25 m

   

360

                   

360

360

       

P

131

f

de uitsteek van de in lengte ondeelbare lading achter het hart van de achterste as meer dan 0,5 maal de lengte van een aanhangwagen en/of meer dan 5 m bedraagt of bij een oplegger de uitsteek van de lading achter het hart van de achterste as meer bedraagt dan 0,5 maal de afstand van hart koppeling tot de achterzijde en/of meer dan 5 m (categorie 12 en 13 particulier gebruik)

5.18.13 RV

                       

180

180

       

P

131

i

de in lengte ondeelbare lading bij een personenauto, een bedrijfsauto met een toegestane maximummassa van niet meer dan 3.500 kg of een driewielig motorrijtuig aan de voor- en/of achterzijde van het voertuig meer dan 1 m uitsteekt

5.18.13 RV

180

180

   

180

                         
     

de in lengte ondeelbare lading van het voertuig of samenstel van voertuigen

5.18.21 RV

                                   

P

210

e

– meer dan 3,50 m voor het hart van het stuurwiel van het voertuig uitsteekt

             

180

180

180

         

180

     

P

210

f

– meer dan 1 m voor en/of achter het voertuig uitsteekt, terwijl de voor- en/of achterzijde niet is voorzien van de vereiste markering

             

180

180

180

         

180

     

P

210

g

– meer dan 5 m achter het hart van de achterste as van het voertuig uitsteekt

             

180

180

180

         

180

     
                                             
     

Afstand achteras trekkend voertuig / achterzijde voertuig

                                     

P

190

c

de afstand van de achteras van het trekkende voertuig tot de achterzijde van de aanhangwagen, met inbegrip van de lading, meer bedraagt dan 2,50 m

5.18.19, 5.18.27 RV

                             

180/120

   
                                             
     

Breedte; lading

                                     
     

Noot: De feitcodeserie P 141 geldt voor de categorieën 7, 8 en 14 voor alle lading. Bij deze categorieën wordt geen onderscheid gemaakt tussen deelbare en ondeelbare lading. Voor de overige categorieën betreft het uitsluitend deelbare lading.

                                     

P

140

d

de lading of het verwisselbare gedragen uitrustingsstuk die meer dan 0,10 m buiten de zijkant van het voertuig uitsteekt, niet is voorzien van de vereiste markering (geldt niet voor lading op driewielige motorrijtuigen of voor lading op personenauto’s)

5.18.14 lid 3 en 5.18.22 lid 2 RV

 

180

   

180

 

180

180

180

     

180

180

180

     

P

140

e

de lading meer dan 0,20 m buiten de zijkant(en) van het voertuig uitsteekt (cat. 5; cat. 4 motor op 2 wielen)

5.18.14 en 5.18.19 RV

180

   

180

180

                         
     

het voertuig met inbegrip van de (deelbare) lading of verwisselbaar gedragen uitrustingsstuk de maximum toegestane breedte overschrijdt, een overschrijding

5.18.14 lid 1 en 5.18.22 RV

                                   

P

141

a

– t/m 0,20 m

 

360

360

360

 

360

 

360

360

360

     

360

360

360

     

P

260

a

de bromfiets op twee wielen met inbegrip van de lading breder is dan 1 m

5.18.26 lid 1 RV

         

120

                       

P

260

b

het voertuig met inbegrip van de lading breder is dan 2 m (cat. 6 bromfiets > 2 wielen)

5.18.26 lid 2 en 5.18.19 lid 2 RV

         

120

                 

180/-

   

P

270

a

de aangekoppelde aanhangwagen met inbegrip van de lading breder is dan 1 m

5.18.27 en 5.18.29 RV

                             

-/120

70

 

P

280

a

de fiets op twee wielen met inbegrip van de lading breder is dan 0,75 m

5.18.28 lid 1 RV

                 

70

               

P

280

b

de fiets op meer dan twee wielen of voorzien van een zijspanwagen met inbegrip van de lading breder is dan 1,50 m

5.18.28 lid 2 RV

                 

70

               
     

het voertuig met inbegrip van de lading

                                     

P

300

a

– breder is dan 1,10 m

5.18.30 lid 1 RV

                   

70

70

           

P

300

b

– breder is dan 1,50 m

5.18.30 lid 2 RV

                                 

70

P

300

c

– in bespannen toestand breder is dan 2,60 m of indien de lading bestaat uit losse veldgewassen breder is dan 3,50 m

5.18.30 lid 3 RV

                                 

100

                                             
     

Hoogte

                                     

P

270

b

de aangekoppelde aanhangwagen met inbegrip van de lading hoger is dan 1 m

5.18.19 en 5.18.27 RV

                             

180/120

   
     

het voertuig met inbegrip van de lading

                                     

P

300

d

– hoger is dan 2 m

5.18.30 lid 4 RV

                   

45

45

           

P

300

e

– hoger is dan 4 m

5.18.30 lid 5 RV

                                 

140

                                             
     

Massa

                                     
     

Noot

                                     
     

De onderstaande feiten, die betrekking hebben op de massa of de last onder wiel of as zijn niet van toepassing indien sprake is van beroepsmatig vervoer met een vrachtauto, in de zin van de Wet wegvervoer goederen, met een laadvermogen van meer dan 500 kg. Hierop zijn de feitcodeseries E 850 t/m E 858 van toepassing.

                                     
                                             
     

de op de kentekencard of het kentekenbewijs of in het kentekenregister vermelde toegestane maximummassa (van het samenstel) wordt overschreden, een overschrijding met

5.18.17a, b en c alle lid 1 RV

                                   

P

171

a

– meer dan 10% t/m 25%

   

180

180

 

180

             

180

         

P

171

b

– meer dan 25% t/m 50%

   

270

270

 

270

             

270

         

P

171

c

– meer dan 50% t/m 75%

   

400

400

 

400

             

400

         
     

geen toegestane maximummassa op de kentekencard, het kentekenbewijs of in het kentekenregister is vermeld dan wel de bedrijfsauto of bus niet in Nederland is geregistreerd en de massa of de som van de aslasten meer bedraagt dan: a. 50.000 kg of bij een rijdend werktuig 60.000 kg; b. de technisch toegestane maximummassa; c. vijfmaal de toegestane maximumlast onder de aangedreven as(sen); d. de uitkomst van de som: het vermogen van de motor in kW, gedeeld door 0,00368 kW/kg, een overschrijding met

5.18.17a en b beide lid 2 en 3 RV

                                   

P

171

e

– meer dan 10% t/m 25%

   

180

180

                             

P

171

f

– meer dan 25% t/m 50%

   

270

270

                             

P

171

g

– meer dan 50% t/m 75%

   

400

400

                             
     

de som van de aslasten van de middenasaanhangwagen of oplegger in combinatie met een positieve last onder de koppeling van het voertuig in beladen toestand meer bedraagt dan de toegestane maximummassa, een overschrijding met

5.18.17c lid 1 RV

                                   

P

171

j

– meer dan 10% t/m 25%

                         

180

         

P

171

k

– meer dan 25% t/m 50%

                         

270

         

P

171

l

– meer dan 50% t/m 75%

                         

400

         
     

op de kentekencard of het kentekenbewijs van de middenasaanhangwagen of in het kentekenregister geen toegestane maximummassa is vermeld dan wel de middenasaanhangwagen niet in Nederland is geregistreerd en de massa of de som van de aslasten in combinatie met een positieve last onder de koppeling in beladen toestand meer bedraagt dan 20.000 kg of meer bedraagt dan 24.000 kg bij een middenasaanhangwagen die voorzien is van gasvering of als gelijkwaardig aangemerkte vering en is voorzien van drie assen, een overschrijding met

5.18.17c lid 2 RV

                                   

P

171

n

– meer dan 10% t/m 25%

                         

180

         

P

171

o

– meer dan 25% t/m 50%

                         

270

         

P

171

p

– meer dan 50% t/m 75%

                         

400

         
     

de massa niet op de voorgeschreven wijze kan worden vastgesteld en de massa meer bedraagt dan 750 kg, een overschrijding met

5.18.17c lid 3 RV

                                   

P

171

s

– meer dan 10% t/m 25%

                           

180

       

P

171

t

– meer dan 25% t/m 50%

                           

270

       

P

171

v

– meer dan 50% t/m 75%

                           

400

       
     

de op het kentekenbewijs of de in het kentekenregister vermelde toegestane maximumlast van enige as of asstel wordt overschreden, een overschrijding met

5.18.17d en e beide lid 1 RV

                                   

P

172

a

– meer dan 10% t/m 25%

   

180

180

                 

180

         

P

172

b

– meer dan 25% t/m 50%

   

270

270

                 

270

         

P

172

c

– meer dan 50% t/m 75%

   

400

400

                 

400

         
     

geen waarde op de kentekencard, het kentekenbewijs van de bedrijfsauto, bus of dolly of in het kentekenregister is vermeld dan wel het voertuig niet in Nederland is geregistreerd en de getrokken massa of de som van de aslasten van de aanhangwagen of het samenstel van dolly en oplegger meer bedraagt dan in één van de in artikel 5.18.17g lid 2 RV voor dat voertuig van toepassing zijnde waarden, een overschrijding met

5.18.17d en e beide lid 2 RV

                                   

P

172

e

– meer dan 10% t/m 25%

   

180

180

                 

180

         

P

172

f

– meer dan 25% t/m 50%

   

270

270

                 

270

         

P

172

g

– meer dan 50% t/m 75%

   

400

400

                 

400

         
     

het voertuig zodanig is beladen dat de op de kentekencard, in het Nederlandse kentekenbewijs of de in het kentekenregister van de aanhangwagen vermelde toegestane maximumlast onder de koppeling wordt overschreden, een overschrijding met

5.18.17f lid 1 RV

                                   

P

172

j

– meer dan 10% t/m 25%

                         

180

         

P

172

k

– meer dan 25% t/m 50%

                         

270

         

P

172

l

– meer dan 50% t/m 75%

                         

400

         
     

de op de kentekencard, het kentekenbewijs van de bedrijfsauto, bus of dolly of de in het kentekenregister vermelde toegestane maximum te trekken massa van de aanhangwagen of het samenstel van dolly en oplegger wordt overschreden of de som van de aslasten meer bedraagt dan de vermelde toegestane maximum te trekken massa, een overschrijding met

5.18.17g lid 1 RV

                                   

P

172

n

– meer dan 10% t/m 25%

   

180

180

                 

180

         

P

172

o

– meer dan 25% t/m 50%

   

270

270

                 

270

         

P

172

p

– meer dan 50% t/m 75%

   

400

400

                 

400

         
     

de getrokken massa of de som van de aslasten van de aanhangwagen of het samenstel van dolly en oplegger van het niet in Nederland geregistreerde voertuig meer bedraagt dan in één van de in artikel 5.18.17g lid 2 RV voor dat voertuig van toepassing zijnde waarden, een overschrijding met

5.18.17g lid 2 RV

                                   

P

173

a

– meer dan 10% t/m 25%

   

180

180

                 

180

         

P

173

b

– meer dan 25% t/m 50%

   

270

270

                 

270

         

P

173

c

– meer dan 50% t/m 75%

   

400

400

                 

400

         
     

de toegestane maximumlast van enige as, de last onder de koppeling, de toegestane maximummassa of de som van de aslasten meer bedraagt dan de toegestane maximummassa, een overschrijding met

5.18.17h lid 1 RV

                                   

P

173

e

– meer dan 10% t/m 25%

 

180

                                 

P

173

f

– meer dan 25% t/m 50%

 

270

                                 

P

173

g

– meer dan 50% t/m 75%

 

400

                                 

P

174

 

meer passagiers worden vervoerd dan op de kentekencard, het kentekenbewijs of in het kentekenregister, dan wel op de plaat als bedoeld in art. 5.3a.1 RV is vermeld of indien dit niet is vermeld het aantal passagiers meer bedraagt dan de toegestane maximummassa verminderd met de massa in rijklare toestand gedeeld door 68 kg

5.18.17h lid 2 RV

   

490

                             
     

de totale massa of de som van de aslasten van de aanhangwagen meer bedraagt dan de maximummassa die volgt uit het op de koppeling van het trekkend voertuig (toegestane massa max. 3.500 kg) aangebrachte identificatiekenmerk of goedkeuringsmerk, of indien zo’n merk niet aanwezig is, de massa meer bedraagt dan 750 kg en meer dan de ledige massa van het trekkend motorvoertuig en meer dan de massa in rijklare toestand van het trekkend motorrijtuig, een overschrijding met

5.18.18 RV

                                   

P

180

e

– meer dan 10% t/m 25%

                         

180

180

       

P

180

f

– meer dan 25% t/m 50%

                         

270

270

       

P

180

g

– meer dan 50% t/m 75%

                         

400

400

       

P

181

a

de last onder de bestuurde as(sen) van een motorvoertuig (in beladen toestand) minder bedraagt dan 1/5 deel van de massa van het voertuig in beladen toestand

5.18.24 RV

300

300

300

 

300

 

300

300

300

                 

P

181

b

de last onder de bestuurde as(sen) van een gelede bus minder bedraagt dan 1/5 deel van de massa van het voorste deel van het motorrijtuig in beladen toestand

5.18.18 lid 2 RV

   

300

                             

P

181

c

de last onder de gestuurde as(sen), niet zijnde zelfsturende assen, van autonome aanhangwagens in beladen toestand (of samenstellen van dolly en oplegger in beladen toestand), minder bedraagt dan 1/5 deel van de massa van de aanhangwagen in beladen toestand (of het samenstel van dolly en oplegger in beladen toestand)

5.18.18 en 5.18.24 RV

                       

300

300

300

     

P

181

d

de last onder de koppeling van opleggers in beladen toestand minder bedraagt dan 1/5 deel van de massa van de oplegger in beladen toestand

5.18.18 lid 4 RV

                       

300

         

P

190

b

de totale massa van de aanhangwagen meer bedraagt dan de helft van de ledige massa van het trekkende voertuig

5.18.19, 5.18.27 RV

                             

180/120

   
     

de totale massa van a. de aanhangwagen met een bedrijfsrem of; b. de som van de aslasten van de autonome aanhangwagen met een bedrijfsrem of; c. de som van de aslasten of de aslast in combinatie met een positieve koppelingsdruk van de middenasaanhangwagen met een bedrijfsrem; achter een personenauto meer bedraagt dan de laagste van in artikel 5.18.18a, lid 1 RV vermelde waarden dan wel de massa meer bedraagt dan 3.500 kg, een overschrijding met

5.18.18a lid 1 RV

                                   

P

185

a

– meer dan 10% t/m 25%

                         

180

180

       

P

185

b

– meer dan 25% t/m 50%

                         

270

270

       

P

185

c

– meer dan 50% t/m 75%

                         

400

400

       
     

de totale massa van a. de aanhangwagen zonder een bedrijfsrem of; b. de som van de aslasten van de autonome aanhangwagen zonder een bedrijfsrem of; c. de som van de aslasten of de aslast in combinatie met een positieve koppelingsdruk van de middenasaanhangwagen zonder een bedrijfsrem; achter een personenauto meer bedraagt dan de laagste van in artikel 5.18.18a, lid 2 RV vermelde waarden dan wel meer bedraagt dan 750 kg, een overschrijding met

5.18.18a lid 2 RV

                                   

P

186

a

– meer dan 10% t/m 25%

                         

180

180

       

P

186

b

– meer dan 25% t/m 50%

                         

270

270

       

P

186

c

– meer dan 50% t/m 75%

                         

400

400

       
     

de op de constructieplaat vermelde technisch toegestane maximummassa van het voertuig wordt overschreden of de som van de aslasten van het voertuig in beladen toestand meer bedraagt dan de vermelde technisch toegestane maximummassa van het voertuig of het draagvermogen van de gemonteerde banden wordt overschreden (particulier gebruik), een overschrijding met

5.18.25 lid 1 en 5.18.25b lid 1 en 2 RV

                                   

P

250

aa

– meer dan 10% t/m 25%

             

180

180

180

         

180

     

P

250

ab

– meer dan 25% t/m 50%

             

270

270

270

         

270

     

P

250

ac

– meer dan 50% t/m 75%

             

400

400

400

         

400

     
     

de toegestane maximummassa of de som van de aslasten van het voertuig of samenstel in beladen toestand meer bedraagt dan: a. 50.000 kg; b. de technisch toegestane maximummassa van het voertuig of samenstel; c. 18.000 kg voor een twee-assige land- of bosbouwtrekker, of; d. 24.000 kg voor een drie-assige land- of bosbouwtrekker; (particulier gebruik), een overschrijding met

5.18.25 lid 2 en 3, 5.18.25a RV

                                   

P

251

aa

– meer dan 10% t/m 25%

             

180

180

180

                 

P

251

ab

– meer dan 25% t/m 50%

             

270

270

270

                 

P

251

ac

– meer dan 50% t/m 75%

             

400

400

400

                 
     

bij de middenasaanhangwagen of oplegger de som van de aslasten van het voertuig in beladen toestand vermeerderd met de last onder de koppeling van het voertuig in beladen toestand, meer bedraagt dan de technisch toegestane maximummassa en/of het draagvermogen van de gemonteerde banden (particulier gebruik), een overschrijding met

5.18.25b lid 2 RV

                                   

P

252

aa

– meer dan 10% t/m 25%

                             

180

     

P

252

ab

– meer dan 25% t/m 50%

                             

270

     

P

252

ac

– meer dan 50% t/m 75%

                             

400

     
     

de toegestane maximummassa niet op de voorgeschreven wijze kan worden vastgesteld en de daardoor voor deze aanhangwagen of verwisselbaar getrokken uitrustingsstuk geldende toegestane maximum wiellast van 5.000 kg wordt overschreden, een overschrijding met

5.18.25b lid 3 RV

                                   

P

253

aa

– meer dan 10% t/m 25%

                             

180

     

P

253

ab

– meer dan 25% t/m 50%

                             

270

     

P

253

ac

– meer dan 50% t/m 75%

                             

400

     
     

de (op de constructieplaat vermelde) technische toegestane maximumlast onder de as of het asstel wordt overschreden (of het draagvermogen van de gemonteerde banden) wordt overschreden (particulier gebruik), een overschrijding met

5.18.25c lid 1, 5.18.25d lid 1 en 2 RV

                                   

P

254

aa

– meer dan 10% t/m 25%

             

180

180

180

         

180

     

P

254

ab

– meer dan 25% t/m 50%

             

270

270

270

         

270

     

P

254

ac

– meer dan 50% t/m 75%

             

400

400

400

         

400

     
     

de toegestane maximumlast onder de as meer bedraagt dan: a. 10.000 kg voor een niet-aangedreven as of 11.500 kg voor een aangedreven as of; b. de toegestane maximumlast onder de as van een motorrijtuig met beperkte snelheid meer bedraagt dan 12.000 kg of; c. de toegestane maximumlast van de landbouw- of bosbouwaanhangwagens of het verwisselbare getrokken uitrustingsstuk onder een pendelas meer bedraagt dan 13.000 kg of de last onder één of beide assen meer bedraagt dan 6.500 kg; (particulier gebruik), een overschrijding met

5.18.25c lid 2, 3 en 4 RV

                                   

P

255

aa

– meer dan 10% t/m 25%

             

180

180

180

         

180

     

P

255

ab

– meer dan 25% t/m 50%

             

270

270

270

         

270

     

P

255

ac

– meer dan 50% t/m 75%

             

400

400

400

         

400

     
     

de som van de aslasten van de aangekoppelde middenasaanhangwagen met een toegestane maximummassa van meer dan 12.000 kg meer bedraagt dan 1,5 maal de som van aslasten van het trekkend motorvoertuig, een overschrijding met

5.18.31 RV

                                   

P

310

a

– meer dan 10% t/m 25%

                         

300

         

P

310

b

– meer dan 25% t/m 50%

                         

450

         

P

310

e

de koppelingsdruk van de middenasaanhangwagen met een massa van niet meer dan 750 kg meer bedraagt dan 50 kg dan wel niet neerwaarts is gericht

5.18.31 RV

                         

180

       

P

310

f

de koppelingsdruk van de middenasaanhangwagen met een toegestane massa van meer dan 750 kg of de aanhangwagen met stijve dissel minder bedraagt dan 1% van de toegestane maximummassa van dat voertuig (de koppelingsdruk behoeft niet meer dan 50 kg te bedragen)

5.18.31 RV

                       

180

         
                                             
     

2 – Ophanging

                                     

P

320

 

de banden op één as niet dezelfde maataanduiding hebben vanwege het gebruik van een nood- of reservewiel en de rijsnelheid en het rijgedrag niet zijn aangepast aan de door de fabrikant voor dat nood- of reservewiel vastgestelde voorschriften

5.18.32 RV

300

300

300

 

300

                         

P

321

 

de banden van het motorvoertuig voorzien zijn van sneeuwkettingen die bestaan uit metalen elementen

5.18.32a RV

300

300

300

 

300

                         
                                             
     

3 – Reminrichting

                                     

P

330

a

de aanhangwagen, niet is voorzien van een reminrichting, terwijl de totale massa hoger is dan de helft van de massa in rijklare toestand van het trekkend voertuig

5.18.33 RV

                         

300

       

P

340

a

de aanwezige reminrichting van de aanhangwagen niet in werking treedt bij het bedienen van de bedrijfsrem van het trekkend voertuig

5.18.34 lid 1 RV

                       

300

300

300

     

P

340

b

de losbreekreminrichting niet op de vereiste wijze met een vast deel van het trekkend voertuig of inrichting aan de trekhaak is verbonden

5.18.34 lid 2 RV

                       

120

120

120

     

P

340

c

zonder dat de aanhangwagen en het trekkend voertuig, terwijl deze zijn uitgerust met een ABS- of EBS-systeem, via de ISO 7638 stekkers met elkaar zijn verbonden

5.18.34 lid 3 RV

 

300

                   

300

         

P

340

d

het samenstel van voertuigen bestaande uit een bedrijfsauto en dolly met oplegger niet alle zijn voorzien van een EBS-remsysteem

5.18.34 lid 4 RV

 

300

                   

300

         

P

340

e

de dolly van een samenstel van voertuigen bestaande uit een bedrijfsauto en dolly met oplegger is voorzien van een voertuigstabiliteitssysteem maar beschikt niet tevens over een voorziening die de remmen van de getrokken oplegger automatisch activeert zodra het voertuigstabiliteitssysteem van de dolly ingrijpt

5.18.34 lid 5 RV

 

300

                   

300

         
     

niet wordt voldaan aan de minimale remvertraging van de bedrijfsrem van het samenstel, de vermindering bedraagt

5.18.35 lid 1 RV

                                   

P

350

a

– 0 t/m 0,5 m/s2

 

300

   

300

300

                         

P

350

b

– 0,51 t/m 1,0 m/s2

 

450

   

450

450

                         
     

niet wordt voldaan aan de minimale remvertraging van de bedrijfsrem van het samenstel, de vermindering bedraagt

5.18.35 lid 1 RV

                                   

P

350

f

– 0 t/m 0,5 m/s2

   

490

490

                             
     

de remvertraging van het samenstel niet voldoet aan die van het trekkend voertuig, de vermindering bedraagt

5.18.35 lid 2 RV

                                   

P

351

a

– 0 t/m 0,5 m/s2

             

300

300

300

                 

P

351

b

– 0,51 t/m 1,0 m/s2

             

450

450

450

                 

P

352

 

het dubbel uitgevoerde rempedaal niet is gekoppeld

5.18.35a RV

           

180

180

180

                 

P

360

 

de parkeerrem het samenstel op een helling van 10% niet in stilstand kan houden

5.18.36 RV

120

120

120

 

120

 

120

120

120

                 
                                             
     

4 – Verlichting, lichtsignalen en retroreflecterende voorzieningen

                                     

P

370

 

een aanhangwagen wordt voortbewogen zonder dat iedere zijkant van het trekkend voertuig is voorzien van een zijrichtingaanwijzer

5.18.37 RV

120

120

120

 

120

                         

P

380

 

de verlichtingsinstallatie van de aanhangwagen niet zodanig functioneert, dat de functies van de verlichting en de lichtsignalen overeenkomen met die van het trekkend voertuig

5.18.38 lid 1 RV

                       

180

180

180

180/120

70

 

P

382

 

de verlichtingsinstallatie van het verwisselbare gedragen uitrustingsstuk of de lastdrager niet zodanig functioneert dat de functies van verlichting en lichtsignalen op het verwisselbare gedragen uitrustingsstuk of de lastdrager overeenstemmen met die van het voertuig

5.18.38 lid 2 RV

180

180

   

180

             

180

180

180

     
                                             
     

5 – Verbinding tussen voertuigen

                                     

P

540

 

de aanhangwagen of het verwisselbare getrokken uitrustingsstuk niet middels een deugdelijke koppeling zodanig met het trekkend voertuig is verbonden dat zijdelings uitwijken van de aanhangwagen of het verwisselbare getrokken uitrustingsstuk zoveel mogelijk wordt voorkomen

5.18.54 lid 1 RV

                       

300

300

300

300/210

120

 

P

541

 

de aanhangwagen of het verwisselbare getrokken uitrustingsstuk niet middels een enkele, passende en geschikte koppeling die niet kan lostrillen geborgd is

5.18.54 lid 1 RV

                       

300

300

300

300/210

120

 

P

550

 

het bewegen van de aanhangwagen ten opzichte van het trekkend voertuig in een uiterste stand tot 90 graden wordt begrensd door delen van de reminrichting, de elektrische installatie, de koppeling of, indien aanwezig, de hulpkoppeling of besturingsonderdelen

5.18.55 RV

                       

120

120

       

P

560

a

het trekoog of de kogelkoppeling van de gekoppelde aanhangwagen niet nagenoeg horizontaal ligt op een horizontaal wegdek

5.18.56 lid 1 RV

                       

180

180

       

P

560

c

geen hoekverdraaiing van de opleggerschotel naar boven en naar beneden mogelijk is indien het samenstel van opleggertrekker en oplegger of het samenstel van dolly en oplegger zich op een horizontaal wegdek bevindt

5.18.56 lid 3 RV

 

120

                               

P

570

 

de hulpkoppeling niet op de vereiste wijze met een vast deel van het trekkend voertuig of inrichting aan de trekinrichting is verbonden

5.18.57 RV

                       

120

120

       

P

590

 

de gekoppelde aanhangwagen niet goed is verbonden

5.18.59 RV

                               

70

 
                                             
     

6 – Diversen

                                     

P

600

 

de drie- of meerwielige bromfiets met carrosserie aan de achterzijde niet voorzien is van het vereiste ronde bord of vlak met de aanduiding 45

5.18.60 lid 1 RV

         

80

                       

P

601

 

de afsleepas niet voldoet aan de in artikel 5.18.62, lid 1 en 2, gestelde eisen

5.18.62 lid 1 en 2 RV

                       

300

         

P

602

 

aan de achterzijde van het door de afsleepas gesleepte voertuig geen lichtbalk is geplaatst die is aangesloten op de verlichting van het trekkende voertuig met ten minste twee rode achterlichten, twee rode remlichten, twee rode retroreflectoren en twee ambergele richtingaanwijzers

5.18.62 lid 3 RV

                       

180

         

ARTIKEL II

Het Besluit OM-afdoening wordt als volgt gewijzigd:

A

Bijlage I, bedoeld in artikel 3.3 van het Besluit OM-afdoening, komt te luiden:

     

Feit

Overtreden artikel

Tarief categorie(ën)

           
     

Afdeling A. Verkeer te land

   
     

Categorie-indeling B:

   
     

1 – Bestuurders van motorvoertuigen op meer dan twee wielen, en bestuurders van brommobielen voor zover het de bepalingen van het RVV 1990 betreft;

   
     

2 – Bestuurders van motorvoertuigen op twee wielen;

   
     

3 – Bromfietsers en snorfietsers;

   
     

4 – Fietsers en bestuurders van gehandicaptenvoertuigen met of zonder motor;

   
     

5 – Voetgangers;

   
     

6 – Overige weggebruikers;

   
     

7 – Gezagvoerders/schippers;

   
     

8 – Een ieder.

   
           
     

NB 1 De categorieën 1 tot en met 4 gelden in voorkomend geval mede voor bestuurders van één van de op die categorieën betrekking hebbende voertuigen, indien daarmee een aanhangwagen wordt voortbewogen. Dit geldt eveneens voor geparkeerde aanhangwagens indien deze door een onder één van deze categorieën vallende bestuurders is geparkeerd.

   
     

NB 2 Op basis van artikel 2a RVV 1990 zijn, tenzij anders bepaald, voor brommobielen en bestuurders en passagiers van brommobielen de regels betreffende motorvoertuigen van toepassing. Voor de feitcodes waar dit op van toepassing is moet in geval van een overtreding met een brommobiel of door een bestuurder van een brommobiel gepleegde overtreding in plaats van motorvoertuig brommobiel worden gelezen.

   
     

Nummers K 006 – K 172: Wegenverkeerswet 1994 (WVW 1994); Reglement Rijbewijzen (RR)

   
     

als bestuurder van een motorrijtuig rijden terwijl het rijbewijs

   

K

060

i

als bestuurder van een motorrijtuig rijden terwijl het rijbewijs zijn geldigheid heeft verloren door aangifte van vermissing (of diefstal)

107 lid 2 sub b WVW 1994

1/2/3

K

060

j

als bestuurder van een motorrijtuig rijden terwijl het rijbewijs zijn geldigheid heeft verloren doordat het niet binnen drie maanden na het besluit tot afgifte is uitgereikt

107 lid 2 sub b WVW 1994

1/2/3

K

071

 

als bestuurder optreden zonder te beschikken over een ingevolge de richtlijn vakbekwaamheid vereist geldig getuigschrift

151c WVW 1994

1

           
     

Noot K 072 a/cd

   
     

De vermelde tarieven bij deze feitcodes dienen gehalveerd en op hele euro’s naar boven te worden afgerond

   
     

als bestuurder beneden de 16 jaar een motorrijtuig besturen, zijnde

110 WVW 1994 jo.

 

K

072

b

– een gehandicaptenvoertuig, niet zijnde een gehandicaptenvoertuig uitgerust met een elektromotor dat niet sneller kan rijden dan 10 km/h

5 lid 3 RR

4

K

160

b

als bestuurder van een voertuig die, in het kader van beroepsgoederenvervoer of personenvervoer, in overtreding wordt bevonden van een bij of krachtens de WVW 1994 vastgesteld voorschrift, betreffende het vervoer van lading of personen, de gegeven bevelen niet opvolgen

160 lid 6 WVW 1994

1

           
     

Snelheidsoverschrijdingen

   
     

Noot

   
     

1. * = Recidiveregeling snelheid (zie Richtlijn voor strafvordering tarieven en feitomschrijvingen enz.); bij staandehouding wordt bij overschrijding vanaf 50 km/h of 30 km/h (cat. 3) het rijbewijs ingevorderd en dient het proces-verbaal met het proces-verbaal van invordering te worden ingezonden naar het Openbaar Ministerie.

   
           
     

2. Indien bij een feitcode bij het tarief ‘OBM’ staat vermeld dan betreft dit de eis ter zitting voor de eerste overtreding. Naast deze boete dient een OBM ov conform de recidiveregeling snelheidsovertredingen te worden geëist.

   
           
     

b. Binnen de bebouwde kom

   
     

overschrijding van de maximumsnelheid binnen de bebouwde kom

20 sub a RVV 1990 (cat 1/2), 20 sub b en c RVV 1990 (cat 3), 22 sub c en d RVV 1990 (cat 3), 22a RVV 1990 (cat 4)

 

VA

030

b

– met 30 km/h

 

2

     

overschrijding van de maximumsnelheid binnen de bebouwde kom

62 jo. bord A1 (uitgezonderd [30 km/h]) RVV 1990

 

VB

030

b

– met 30 km/h

 

2

     

overschrijding van de maximumsnelheid binnen de bebouwde kom (bord A1 [30 km/h])

62 jo. bord A1 RVV 1990

 

VS

023

a

– met 23 km/h

 

2

VS

024

a

– met 24 km/h

 

2

VS

025

a

– met 25 km/h

 

2

VS

026

a

– met 26 km/h

 

2

VS

027

a

– met 27 km/h

 

2

VS

028

a

– met 28 km/h

 

2

VS

029

a

– met 29 km/h

 

2

VS

030

 

– met 30 km/h

 

1/2/4

     

overschrijding van de maximumsnelheid binnen een erf

45 RVV 1990

 

VV

023

a

– met 23 km/h

 

2

VV

024

a

– met 24 km/h

 

2

VV

025

a

– met 25 km/h

 

2

VV

026

a

– met 26 km/h

 

2

VV

027

a

– met 27 km/h

 

2

VV

028

a

– met 28 km/h

 

2

VV

029

a

– met 29 km/h

 

2

VV

030

 

– met 30 km/h

 

1/2/4

     

overschrijding van de maximumsnelheid binnen de bebouwde kom

62 jo. bord A3 RVV 1990

 

VC

030

b

– met 30 km/h

 

2

     

overschrijding van de maximumsnelheid binnen de bebouwde kom bij wegwerkzaamheden

62 jo. bord A1 RVV 1990

 

VD

023

a

– met 23 km/h

 

2

VD

024

a

– met 24 km/h

 

2

VD

025

a

– met 25 km/h

 

2

VD

026

a

– met 26 km/h

 

2

VD

027

a

– met 27 km/h

 

2

VD

028

a

– met 28 km/h

 

2

VD

029

a

– met 29 km/h

 

2

VD

030

 

– met 30 km/h

 

1/2/4

     

overschrijding van de maximumsnelheid binnen de bebouwde kom bij wegwerkzaamheden

62 jo. bord A3 RVV 1990

 

VE

023

a

– met 23 km/h

 

2

VE

024

a

– met 24 km/h

 

2

VE

025

a

– met 25 km/h

 

2

VE

026

a

– met 26 km/h

 

2

VE

027

a

– met 27 km/h

 

2

VE

028

a

– met 28 km/h

 

2

VE

029

a

– met 29 km/h

 

2

VE

030

 

– met 30 km/h

 

1/2/4

           
     

c. (Auto)wegen buiten de bebouwde kom

   
     

overschrijding van de maximumsnelheid op (auto)wegen buiten de bebouwde kom bij wegwerkzaamheden

62 jo. bord A1 RVV 1990, 22 sub a, e en f RVV 1990 (cat 2)

 

VI

028

a

– met 28 km/h

 

2

VI

029

a

– met 29 km/h

 

2

VI

030

b

– met 30 km/h

 

2

     

overschrijding van de maximumsnelheid op (auto)wegen buiten de bebouwde kom bij wegwerkzaamheden

62 jo. bord A3 RVV 1990, 22 sub a, e en f RVV 1990 (cat 2)

 

VK

028

a

– met 28 km/h

 

2

VK

029

a

– met 29 km/h

 

2

VK

030

b

– met 30 km/h

 

2

           
     

d. Autosnelwegen

   
     

overschrijding van de maximumsnelheid op autosnelwegen buiten de bebouwde kom

21 sub a RVV 1990 (cat 1), 22 sub a, b, e en f RVV 1990 (cat 2)

 

VL

040

a

– met 40 km/h

 

1

     

overschrijding van de maximumsnelheid op autosnelwegen buiten de bebouwde kom

62 jo. bord A1 RVV 1990

 

VM

040

a

– met 40 km/h

 

1

     

overschrijding van de maximumsnelheid op autosnelwegen buiten de bebouwde kom

62 jo. bord A3 RVV 1990

 

VN

040

a

– met 40 km/h

 

1

     

overschrijding van de maximumsnelheid op autosnelwegen buiten de bebouwde kom bij wegwerkzaamheden

62 jo. bord A1 RVV 1990, 22 sub a, e en f RVV 1990 (cat 2)

 

VO

028

a

– met 28 km/h

 

2

VO

029

a

– met 29 km/h

 

2

VO

030

a

– met 30 km/h

 

2

     

overschrijding van de maximumsnelheid op autosnelwegen buiten de bebouwde kom bij wegwerkzaamheden

62 jo. bord A3 RVV 1990, 22 sub a, e en f RVV 1990 (cat 2)

 

VP

028

a

– met 28 km/h

 

2

VP

029

a

– met 29 km/h

 

2

VP

030

a

– met 30 km/h

 

2

           
     

Nummers R 302 – R 631: Reglement verkeersregels en verkeerstekens 1990 (RVV 1990)

   
     

Categorie-indeling B:

   
     

1 – Bestuurders van motorvoertuigen op meer dan twee wielen en bestuurders van brommobielen voor zover het de bepalingen van het RVV 1990 betreft;

   
     

2 – Bestuurders van motorvoertuigen op twee wielen;

   
     

3 – Bromfietsers en snorfietsers;

   
     

4 – Fietsers en bestuurders van gehandicaptenvoertuigen met of zonder motor;

   
     

5 – Voetgangers;

   
     

6 – Overige weggebruikers;

   
     

7 – Gezagvoerders/schippers;

   
     

8 – Een ieder.

   
           
     

NB 1 De categorieën 1 tot en met 4 gelden in voorkomend geval mede voor bestuurders van één van de op die categorieën betrekking hebbende voertuigen, indien daarmee een aanhangwagen wordt voortbewogen. Dit geldt eveneens voor geparkeerde aanhangwagens indien deze door een onder één van deze categorieën vallende bestuurders is geparkeerd.

   
     

NB 2 Op basis van artikel 2a RVV 1990 zijn, tenzij anders bepaald, voor brommobielen en bestuurders en passagiers van brommobielen de regels betreffende motorvoertuigen van toepassing. Voor de feitcodes waar dit op van toepassing is moet in geval van een overtreding met een brommobiel of door een bestuurder van een brommobiel gepleegde overtreding in plaats van motorvoertuig brommobiel worden gelezen.

   
     

Hoofdstuk 2. Verkeersregels

   
     

XI. Het plaatsen van fietsen en bromfietsen

   

R

412

a

een fiets plaatsen anders dan op het trottoir, voetpad, in de berm of door het bevoegde gezag aangewezen plaatsen

27 RVV 1990

4

           
     

Hoofdstuk 3. Verkeerstekens

   
     

II. Verkeersborden

   

R

587

a

een fiets plaatsen in strijd met bord E3 (verbod (brom)fietsen te plaatsen)

62 jo. bord E3 RVV 1990

4

           
     

Nummers K 805 – K 810: Wet rijonderricht motorrijtuigen 1993 (WRM 1993)

   

K

810

a

rijonderricht geven terwijl het certificaat niet geldig is voor het rijonderricht dat wordt gegeven

7 lid 3 onder a WRM 1993

8

           
     

Nummers N 010 – P 602: Besluit voertuigen (BV) en Regeling voertuigen (RV)

   
     

Categorie-indeling A: (Besluit en Regeling voertuigen)

   
     

2 – personenauto’s;

   
     

3 – bedrijfsauto’s;

   
     

3a – bussen;

   
     

4 – motorfietsen;

   
     

5 – driewielige motorrijtuigen;

   
     

6 – bromfietsen;

   
     

7 – motorrijtuigen met beperkte snelheid;

   
     

7a – mobiele machine;

   
     

8 – land- of bosbouwtrekkers;

   
     

9 – fietsen en gehandicaptenvoertuigen zonder motor (o.g.v. art. 5.1.4 RV m.u.v. afmetingen genoemd in 5.9.6 RV);

   
     

10 – gehandicaptenvoertuigen voorzien van een gesloten carrosserie, gehandicaptenvoertuigen die zijn uitgerust met een verbrandingsmotor, die niet zijn voorzien van een gesloten carrosserie en t.a.v. de afmetingen genoemd in 5.10.6 RV de gehandicaptenvoertuigen zonder motor;

   
     

11 – gehandicaptenvoertuigen, uitgerust met een elektromotor en niet voorzien van een gesloten carrosserie;

   
     

12 – aanhangwagens van de voertuigcategorie O met een toegestane maximummassa van meer dan 750 kg;

   
     

13 – aanhangwagens van de voertuigcategorie O met een toegestane maximummassa van niet meer dan 750 kg;

   
     

14 – landbouw- en/of bosbouwaanhangwagens en verwisselbare getrokken uitrustingsstukken;

   
     

15 – motorfietsaanhangwagens (15a) of bromfietsaanhangwagens (15b);

   
     

16 – fietsaanhangwagens;

   
     

17 – wagens.

   
     

Noot Regeling voertuigen (RV):

   
     

– De feiten met betrekking tot de RV zijn in 17 categorieën onderverdeeld en deze categorieën zijn genummerd van 2 t/m 17. Deze categorie-indeling komt overeen met de indeling van de RV.

   
     

– Bij categorie 15 kan het trekkende voertuig verschillend zijn (motor of bromfiets). Voor deze voertuigen gelden verschillende tarieven. Achter de categorie-aanduiding moet daarom voor de motorfiets een A en voor de bromfiets een B worden vermeld.

   
     

categorie: 15a – motorfiets

   
     

categorie: 15b – bromfiets

   
     

– Bij de in deze afdeling vermelde overtredingen is het niet toegestaan om uitsluitend een kenteken te vermelden op het mini proces-verbaal. De NAW-gegevens van de verdachte moeten eveneens worden vermeld. De verdachte dient daarom staande te worden gehouden.

   
     

– Op de kennisgeving/aankondiging moet een nadere toelichting op het feit worden vermeld, omdat de bepalingen van de RV in algemene feitomschrijvingen zijn weergegeven.

   
     

– Voor feiten gebaseerd op de RV geldt dat deze feiten niet op kenteken kunnen worden geconstateerd. (Dit volgt uit de voor de eerste feitcode geplaatste koptekst, geldend voor de gehele Regeling voertuigen: ‘Als bestuurder rijden (terwijl)...’).

   
     

– De feiten die betrekking hebben op de massa of de last onder wiel of as gelden uitsluitend voor particulieren. Indien sprake is van beroepsmatig vervoer is de Wet op de economische delicten van toepassing. Zie hiervoor de feitcodeserie E 850 t/m E 858.

   
     

– Een aanhangwagen van de voertuigcategorie O met een toegestane maximummassa van meer dan 750 kg moet voldoen aan de in de in afdeling 12 opgenomen eisen. Dit houdt in dat als dit soort aanhangwagens door land- of bosbouwtrekkers e.d. worden voortbewogen deze toch moeten voldoen aan de voor categorie 12 geldende eisen. Dit geldt eveneens voor categorie 13 en 14 aanhangwagens, die aan de eisen van de respectievelijk categorie 13 en 14 moeten voldoen, maar dit is vanwege het ontbreken van een kenteken lastig dan wel niet vast te stellen en derhalve afhankelijk van de verklaring van de betrokkene.

   
     

– Een verwisselbaar getrokken uitrustingsstuk valt onder categorie 14 en moet aan de daarvoor geldende eisen voldoen. In afwijking hiervan moet een verwisselbaar getrokken uitrustingsstuk dat niet om een verticale as kan draaien ten opzichte van het trekkende voertuig voldoen aan het bepaalde in afdeling 18.

   
     

Regeling voertuigen

   
           
     

Als bestuurder van een voertuig rijden (terwijl):

   
     

2 – Afmetingen en massa’s

   
     

Breedte

   
     

het voertuig breder is dan 3 m (cat 3 rijdend werktuig)

5.*.6 RV

 

N

060

hd

– van meer dan 0,75 m

 

03/07/07a/08/14

           
     

Hoogte

   
     

het voertuig hoger is dan 4 m (cat 5 in gebruik voor 01-11-1997) een overschrijding

5.*.6 RV

 

N

062

a

– van 0,01 m t/m 0,10 m

 

02/03/03a/05/07/07a/08/12/13/14/17

N

062

b

– van meer dan 0,10 m t/m 0,20 m

 

02/03/03a/05/07/07a/08/12/13/14/17

N

062

c

– van meer dan 0,20 m

 

02/03/03a/05/07/07a/08/12/13/14/17

           
     

Massa

   
     

de toegestane asdruk, massa of som van de aslasten (cat 5 ingebruikname na 01-02-1999) wordt overschreden met

5.*.7 RV

 

N

070

b

– meer dan 25%

 

02/03/03a/05/08/12

N

070

c

– meer dan 50%

 

02/03/03a/05/08/12

N

070

d

– meer dan 75%

 

02/03/03a/05/08/12

     

van het rijdende werktuig de toegestane maximumlast van enig(e) as of asstel wordt overschreden met

5.3.7 lid 1 RV

 

N

072

b

– 15 tot 20%

 

03

N

072

c

– 20 tot 25%

 

03

     

van het rijdende werktuig de toegestane maximummassa of som van de aslasten wordt overschreden met

5.3.7 lid 2 RV

 

N

073

b

– 10 tot 15%

 

03

N

073

c

– 15 tot 20%

 

03

           
     

3 – Motor

   
     

Meting geluidsniveau

   
     

Noot

   
     

Indien geen waarde (op het kentekenbewijs of) in het kentekenregister is vermeld dan moeten onderstaande waarden worden gehanteerd:

   
           
     

Bromfiets

   
     

Constructiesnelheid maximum toegestane waarde

   
     

Max 25 km/h 90 dB(A)

   
     

> 25 km/h 97 dB(A)

   
           
     

Motorfiets

   
     

Cylinderinhoud t/m maximum toegestane waarde

   
     

80 cm3 91 dB(A)

   
     

125 cm3 92 dB(A)

   
     

350 cm3 95 dB(A)

   
     

500 cm3 97 dB(A)

   
     

750 cm3 100 dB(A)

   
     

1.000 cm3 103 dB(A)

   
     

>1.000 cm3 106 dB(A)

   
           
     

Personen-/bedrijfsauto/bus/driewielig motorrijtuig

   
     

benzinemotor max 3.500 kg bij 3.500 toeren max 95 dB(A)

   
     

dieselmotor max 3.500 kg bij 2000 toeren max 95 dB(A)

   
     

> 3.500 kg bij 1.500 toeren max 95 dB(A)

   
           
     

het (op het kentekenbewijs of) in het kentekenregister vermelde geluidsniveau, vermeerderd met 2 dB(A), wordt overschreden

5.*.11 RV

 

N

110

o

– vanaf 4 dB(A)

 

02/03/03a/04/05/06

     

het toegestane geluidsniveau van het voertuig, waarvoor geen waarde (op het kentekenbewijs of) in het kentekenregister is vermeld, wordt overschreden

5.*.11 RV

 

N

110

q

– vanaf 4 dB(A)

 

02/03/03a/04/05/06

           
     

4 – Krachtoverbrenging

   

N

150

d

dan wel als eigenaar of houder doen of laten rijden terwijl de snelheidsbegrenzer wegens een defect niet aan de eisen voldoet (bedrijfsauto bestemd voor het vervoer van goederen niet meer dan 90 km/h en een bus maximaal 100 km/h)

5.*.15 lid 3 en 4 RV

03/03a

           
     

6 – Ophanging

   
     

de wielen niet voorzien zijn van luchtbanden

5.*.27 RV

 

N

270

d

– 4 banden

 

02/03/03a/06

     

een band/de banden beschadigd is/zijn, waarbij het karkas zichtbaar is of de band/banden uitstulpingen vertoont/vertonen

5.*.27 RV

 

N

270

h

– 4 banden

 

02/06/07/07a/08/10/11/13/14

     

het loopvlak uitstekende metalen elementen bevat, per (band) beschadiging

5.*.27 RV

 

N

270

l

– 4 banden

 

02/03/03a/06/07/07a/08/10/11/12/13/14

     

de band(en) is/zijn beschadigd waarbij het karkas zichtbaar is, de band(en) uitstulpingen vertoont/vertonen of de daarop vermelde load-index kleiner is dan toegestaan

5.*.27 RV

 

N

270

p

– 4 banden

 

03/03a/12

     

de profilering van een band/de banden niet voldoet aan de gestelde eisen of is/zijn nageprofileerd (naprofilering geldt niet voor cat 3, 3a en 12 i.g.v. opschrift regroovable; cat 2, 3(a), 5, 8, 12, 13 en 14 min. 1,6 mm; cat 4 min 1,0 mm; cat 6, 10 en 11 profilering moet aanwezig zijn over de gehele omtrek en breedte)

5.*.27 RV

 

N

270

u

– 4 banden

 

02/03/03a/06/08/10/11/12/13/14

     

de aanhangwagen is voorzien van banden waarvan het loopvlak bestaat uit metaal of een materiaal dat voor wat betreft hardheid en vervormbaarheid dezelfde eigenschappen heeft

5.*.27 RV

 

N

271

h

– 4 banden

 

12/13/14

           
     

8 – Reminrichting

   
     

niet wordt voldaan aan de vereiste remvertraging (cat. 12 toegestane maximummassa minder dan 3.500 kg); de vermindering bedraagt

5.*.38 RV

 

N

381

c

– 1,01 t/m 1,5 m/s2

 

02/04/05/12

N

381

d

– 1,51 t/m 2,0 m/s2

 

02/04/05/12

N

381

e

– meer dan 2,0 m/s2

 

02/04/05/12

     

niet wordt voldaan aan de vereiste remvertraging (cat. 12 toegestane maximummassa 3.500 kg of meer); de vermindering bedraagt

5.*.38 RV

 

N

381

g

– 0,51 t/m 1,0 m/s2

 

03/03a/07/07a/08/12

N

381

h

– 1,01 t/m 1,5 m/s2

 

03/03a/07/07a/08/12

N

381

i

– 1,51 t/m 2,0 m/s2

 

03/03a/07/07a/08/12

N

381

j

– meer dan 2,0 m/s2

 

03/03a/07/07a/08/12

           
     

Gebruikseisen voertuigen

   
           
     

Als bestuurder van een (motor)voertuig of samenstel van (motor)voertuigen rijden (terwijl):

   
           
     

0 – Algemeen

   
           

P

010

aa

met de bedrijfsauto meer dan één aanhangwagen wordt voortbewogen (samenstel van dolly met oplegger toegestaan)

5.18.1 lid 1 RV

03

           
     

1 – Afmetingen en massa’s

   
     

Noot afmetingen:

   
     

Als bij ondeelbare lading meer dan één afmeting wordt overschreden, dan wordt uitsluitend proces-verbaal opgemaakt terzake de afmeting die het meest wordt overschreden.

   
     

De overige overschrijdingen worden als bevinding eveneens in het proces-verbaal vermeld.

   
     

Lengte samenstel (onbeladen), c.q. indien geen sprake is van uitstekende lading

   
     

Noot:

   
     

Lengte opleggertrekker met oplegger max. 16,50 m; bedrijfsauto/bus met aanhangwagen max. 18,75 m; personenauto/driewielig motorvoertuig met aanhangwagen max. 18 m; samenstel kermis-/circusvoertuigen max. 24 m; rijdend werktuig met aanhangwagen max. 20 m; land- bosbouwtrekker/motorrijtuig beperkte snelheid met één of meer aanhangwagens en/of verwisselbare getrokken machines max. 18,75 m; land- bosbouwtrekker/motorrijtuig beperkte snelheid met één of meer aanhangwagens en/of verwisselbare gedragen uitrustingsstukken machines max.18,75 m; indien het een verwisselbaar getrokken uitrustingsstuk betreft dat niet om een verticale as kan draaien ten opzichte van het trekkende voertuig lengte samenstel max. 12 m.

   
     

de maximum toegestane lengte van het samenstel van voertuigen wordt overschreden, met een overschrijding

5.18.11 en 5.18.20 RV

 

P

111

b

– van meer dan 0,25 m en t/m 0,50 m

 

02/03/03a/05/07/07a/08

P

111

c

– van meer dan 0,50 m en t/m 0,75 m

 

02/03/03a/05/07/07a/08

P

111

d

– van meer dan 0,75 m en t/m 1,00 m

 

02/03/03a/05/07/07a/08

P

111

e

– van meer dan 1,00 m

 

02/03/03a/05/07/07a/08

           
     

Lengte deelbaar; uitstekende lading achterzijde

   
     

de lading meer dan 1 m achter het voertuig en/of meer dan 5 m achter de achterste as van het voertuig uitsteekt en/of de vereiste stootbalk, voor het na 01-01-1996 in gebruik genomen voertuig, meer dan 0,60 m van de uiterste achterzijde is aangebracht, terwijl de afstand van de lading tot het wegdek meer bedraagt dan 0,55 m (categorie 12 bedrijfsmatig gebruik), een overschrijding

5.18.12 RV

 

P

121

b

– van meer dan 0,25 m en t/m 0,50 m

 

03/12

P

121

c

– van meer dan 0,50 m en t/m 0,75 m

 

03/12

P

121

d

– van meer dan 0,75 m en t/m 1,00 m

 

03/12

P

121

e

– van meer dan 1,00 m

 

03/12

     

de uitsteek van de afneembare bovenbouw of gestandaardiseerde laadstructuur achter het hart van de achterste as meer dan 0,5 maal de lengte van het voertuig bedraagt en/of meer dan 5 m bedraagt of bij een oplegger de uitsteek van de afneembare bovenbouw of gestandaardiseerde laadstructuur achter het hart van de achterste as meer bedraagt dan 0,5 maal de afstand van hart koppeling tot de achterzijde en/of meer dan 5 m bedraagt

5.18.12 lid 7 RV

 

P

123

b

– van meer dan 0,25 m en t/m 0,50 m

 

03/12

P

123

c

– van meer dan 0,50 m en t/m 0,75 m

 

03/12

P

123

d

– van meer dan 0,75 m en t/m 1,00 m

 

03/12

P

123

e

– van meer dan 1,00 m

 

03/12

     

de aan de achterzijde van het voertuig bevestigde meeneemheftruck meer dan 1,20 m achter het voertuig uitsteekt of indien een verklaring is afgegeven dat de aslasten en de last onder de koppeling van het voertuig bij belading met uitsluitend de meeneemheftruck voldoen aan de wettelijke eisen meer dan 1,50 m achter het voertuig uitsteekt

5.18.12 lid 6 RV

 

P

121

m

– van meer dan 0,25 m

 

03/12

     

het samenstel van bedrijfsauto en aanhangwagen, niet zijnde een oplegger, met inbegrip van de lading dat is ingericht voor het vervoer van voertuigen, langer is dan 20,75 m, een overschrijding

5.18.13 lid 2 RV

 

P

130

j

– van meer dan 0,25 m en t/m 0,50 m

 

03/12

P

130

k

– van meer dan 0,50 m en t/m 0,75 m

 

03/12

P

130

l

– van meer dan 0,75 m en t/m 1,00 m

 

03/12

P

130

m

– van meer dan 1,00 m

 

03/12

           
     

Lengte; ondeelbare lading

   
     

de in lengte ondeelbare lading aan de voorzijde van een bedrijfsauto met een toegestane maximummassa van meer dan 3.500 kg, niet zijnde een kermis- of circusvoertuig, meer dan 4,30 m voor het hart van de voorste as uitsteekt, een overschrijding

5.18.13 RV

 

P

130

o

– van meer dan 0,25 m t/m 0,50 m

 

03

P

130

p

– van meer dan 0,50 m t/m 0,75 m

 

03

P

130

q

– van meer dan 0,75 m t/m 1,00 m

 

03

P

130

r

– van meer dan 1,00 m

 

03

     

de met in lengte ondeelbare lading beladen opleggertrekker en oplegger, met inbegrip van de lading, langer is dan 22 m, een overschrijding:

5.18.13 RV

 

P

130

eb

– van meer dan 0,25 m t/m 0,50 m

 

03

P

130

ec

– van meer dan 0,50 m t/m 0,75 m

 

03

P

130

ed

– van meer dan 0,75 m t/m 1,00 m

 

03

P

130

ee

– van meer dan 1,00 m

 

03

     

de uitsteek van de in lengte ondeelbare lading achter het hart van de achterste as meer dan 0,5 maal de lengte van een bedrijfsauto met een toegestane maximummassa van meer dan 3.500 kg of een aanhangwagen en/of meer dan van 5 m bedraagt of bij een oplegger de uitsteek van de lading achter het hart van de achterste as meer bedraagt dan 0,5 maal de afstand van hart koppeling tot de achterzijde en/of meer dan 5 m bedraagt (categorie 12 en 13 bedrijfsmatig gebruik), een overschrijding

5.18.13 RV

 

P

131

b

– van meer dan 0,25 m en t/m 0,50 m

 

03/12/13

P

131

c

– van meer dan 0,50 m en t/m 0,75 m

 

03/12/13

P

131

d

– van meer dan 0,75 m en t/m 1,00 m

 

03/12/13

P

131

e

– van meer dan 1,00 m

 

03/12/13

           
     

Breedte; lading

   
     

Noot: De feitcodeserie P 141 geldt voor de categorieën 7, 8 en 14 voor alle lading. Bij deze categorieën wordt geen onderscheid gemaakt tussen deelbare en ondeelbare lading. Voor de overige categorieën betreft het uitsluitend deelbare lading.

   
     

het voertuig met inbegrip van de (deelbare) lading of verwisselbaar gedragen uitrustingsstuk de maximum toegestane breedte overschrijdt, een overschrijding

5.18.14 lid 1 en 5.18.22 RV

 

P

141

b

– van meer dan 0,20 m en t/m 0,45 m

 

02/03/03a/05/07/07a/08/12/13/14

P

141

c

– van meer dan 0,45 m en t/m 0,70 m

 

02/03/03a/05/07/07a/08/12/13/14

P

141

d

– van meer dan 0,70 m

 

02/03/03a/05/07/07a/08/12/13/14

           
     

Breedte; ondeelbare lading

   
     

het voertuig met inbegrip van de ondeelbare lading de maximum toegestane breedte overschrijdt, een overschrijding

5.18.14 lid 2 RV

 

P

142

a

– t/m 0,25 m

 

03/12/13

P

142

b

– van meer dan 0,25 m en t/m 0,50 m

 

03/12/13

P

142

c

– van meer dan 0,50 m

 

03/12/13

           
     

Hoogte

   
     

het voertuig en/of daardoor voortbewogen aanhangwagen(s) met inbegrip van de lading en voor zover het land- of bosbouwtrekkers of motorrijtuigen met beperkte snelheid betreft, tevens met inbegrip van één of meer verwisselbare gedragen uitrustingsstukken, hoger is dan 4 m, een overschrijding

5.18.15 en 5.18.23 RV

 

P

150

a

– t/m 0,10 m

 

02/03/05/07/07a/08/12/13/14

P

150

b

– van meer dan 0,10 m en t/m 0,20 m

 

02/03/05/07/07a/08/12/13/14

P

150

c

– van meer dan 0,20 m

 

02/03/05/07/07a/08/12/13/14

           
     

Massa

   
     

Noot

   
     

De onderstaande feiten, die betrekking hebben op de massa of de last onder wiel of as zijn niet van toepassing indien sprake is van beroepsmatig vervoer met een vrachtauto, in de zin van de Wet wegvervoer goederen, met een laadvermogen van meer dan 500 kg. Hierop zijn de feitcodeseries E 850 t/m E 858 van toepassing.

   
           
     

de op de kentekencard of het kentekenbewijs of in het kentekenregister vermelde toegestane maximummassa (van het samenstel) wordt overschreden, een overschrijding met

5.18.17a, b en c alle lid 1 RV

 

P

171

d

– meer dan 75%

 

03/03a/05/12

     

geen toegestane maximummassa op de kentekencard, het kentekenbewijs of in het kentekenregister is vermeld dan wel de bedrijfsauto of bus niet in Nederland is geregistreerd en de massa of de som van de aslasten meer bedraagt dan: a. 50.000 kg of bij een rijdend werktuig 60.000 kg; b. de technisch toegestane maximummassa; c. vijfmaal de toegestane maximumlast onder de aangedreven as(sen); d. de uitkomst van de som: het vermogen van de motor in kW, gedeeld door 0,00368 kW/kg, een overschrijding met

5.18.17a en b beide lid 2 en 3 RV

 

P

171

h

– meer dan 75%

 

03/03a

     

de som van de aslasten van de middenasaanhangwagen of oplegger in combinatie met een positieve last onder de koppeling van het voertuig in beladen toestand meer bedraagt dan de toegestane maximummassa, een overschrijding met

5.18.17c lid 1 RV

 

P

171

m

– meer dan 75%

 

12

     

op de kentekencard of het kentekenbewijs van de middenasaanhangwagen of in het kentekenregister geen toegestane maximummassa is vermeld dan wel de middenasaanhangwagen niet in Nederland is geregistreerd en de massa of de som van de aslasten in combinatie met een positieve last onder de koppeling in beladen toestand meer bedraagt dan 20.000 kg of meer bedraagt dan 24.000 kg bij een middenasaanhangwagen die voorzien is van gasvering of als gelijkwaardig aangemerkte vering en is voorzien van drie assen, een overschrijding met

5.18.17c lid 2 RV

 

P

171

r

– meer dan 75%

 

12

     

de massa niet op de voorgeschreven wijze kan worden vastgesteld en de massa meer bedraagt dan 750 kg, een overschrijding met

5.18.17c lid 3 RV

 

P

171

w

– meer dan 75%

 

13

     

de op het kentekenbewijs of de in het kentekenregister vermelde toegestane maximumlast van enige as of asstel wordt overschreden, een overschrijding met

5.18.17d en e beide lid 1 RV

 

P

172

d

– meer dan 75%

 

03/03a/12

     

geen waarde op de kentekencard, het kentekenbewijs van de bedrijfsauto, bus of dolly of in het kentekenregister is vermeld dan wel het voertuig niet in Nederland is geregistreerd en de getrokken massa of de som van de aslasten van de aanhangwagen of het samenstel van dolly en oplegger meer bedraagt dan in één van de in artikel 5.18.17g lid 2 RV voor dat voertuig van toepassing zijnde waarden, een overschrijding met

5.18.17d en e beide lid 2 RV

 

P

172

h

– meer dan 75%

 

03/03a/12

     

het voertuig zodanig is beladen dat de op de kentekencard, in het Nederlandse kentekenbewijs of de in het kentekenregister van de aanhangwagen vermelde toegestane maximumlast onder de koppeling wordt overschreden, een overschrijding met

5.18.17f lid 1 RV

 

P

172

m

– meer dan 75%

 

12

     

de op de kentekencard, het kentekenbewijs van de bedrijfsauto, bus of dolly of de in het kentekenregister vermelde toegestane maximum te trekken massa van de aanhangwagen of het samenstel van dolly en oplegger wordt overschreden of de som van de aslasten meer bedraagt dan de vermelde toegestane maximum te trekken massa, een overschrijding met

5.18.17g lid 1 RV

 

P

172

r

– meer dan 75%

 

03/03a/12

     

de getrokken massa of de som van de aslasten van de aanhangwagen of het samenstel van dolly en oplegger van het niet in Nederland geregistreerde voertuig meer bedraagt dan in één van de in artikel 5.18.17g lid 2 RV voor dat voertuig van toepassing zijnde waarden, een overschrijding met

5.18.17g lid 2 RV

 

P

173

d

– meer dan 75%

 

03/03a/12

     

de toegestane maximumlast van enige as, de last onder de koppeling, de toegestane maximummassa of de som van de aslasten meer bedraagt dan de toegestane maximummassa, een overschrijding met

5.18.17h lid 1 RV

 

P

173

h

– meer dan 75%

 

02

     

de totale massa of de som van de aslasten van de aanhangwagen meer bedraagt dan de maximummassa die volgt uit het op de koppeling van het trekkend voertuig (toegestane massa max. 3.500 kg) aangebrachte identificatiekenmerk of goedkeuringsmerk, of indien zo’n merk niet aanwezig is, de massa meer bedraagt dan 750 kg en meer dan de ledige massa van het trekkend motorvoertuig en meer dan de massa in rijklare toestand van het trekkend motorrijtuig, een overschrijding met

5.18.18 RV

 

P

180

h

– meer dan 75%

 

12/13

P

182

 

een aanhangwagen voortbewegen terwijl in het kentekenregister, op de kentekencard of het kentekenbewijs geen maximum te trekken massa aanhangwagen is vermeld (cat. 12 alleen dolly)

5.18.18a lid 4 en 5.18.17g lid 3 RV

02/03/03a/12

     

de totale massa van a. de aanhangwagen met een bedrijfsrem of; b. de som van de aslasten van de autonome aanhangwagen met een bedrijfsrem of; c. de som van de aslasten of de aslast in combinatie met een positieve koppelingsdruk van de middenasaanhangwagen met een bedrijfsrem; achter een personenauto meer bedraagt dan de laagste van in artikel 5.18.18a, lid 1 RV vermelde waarden dan wel de massa meer bedraagt dan 3.500 kg, een overschrijding met

5.18.18a lid 1 RV

 

P

185

d

– meer dan 75%

 

12/13

     

de totale massa van a. de aanhangwagen zonder een bedrijfsrem of; b. de som van de aslasten van de autonome aanhangwagen zonder een bedrijfsrem of; c. de som van de aslasten of de aslast in combinatie met een positieve koppelingsdruk van de middenasaanhangwagen zonder een bedrijfsrem; achter een personenauto meer bedraagt dan de laagste van in artikel 5.18.18a, lid 2 RV vermelde waarden dan wel meer bedraagt dan 750 kg, een overschrijding met

5.18.18a lid 2 RV

 

P

186

d

– meer dan 75%

 

12/13

     

de op de constructieplaat vermelde technisch toegestane maximummassa van het voertuig wordt overschreden of de som van de aslasten van het voertuig in beladen toestand meer bedraagt dan de vermelde technisch toegestane maximummassa van het voertuig of het draagvermogen van de gemonteerde banden wordt overschreden (particulier gebruik), een overschrijding met

5.18.25 lid 1 en 5.18.25b lid 1 en 2 RV

 

P

250

ad

– meer dan 75%

 

07/07a/08/14

     

de toegestane maximummassa of de som van de aslasten van het voertuig of samenstel in beladen toestand meer bedraagt dan: a. 50.000 kg; b. de technisch toegestane maximummassa van het voertuig of samenstel; c. 18.000 kg voor een twee-assige land- of bosbouwtrekker, of; d. 24.000 kg voor een drie-assige land- of bosbouwtrekker; (particulier gebruik), een overschrijding met

5.18.25 lid 2 en 3, 5.18.25a RV

 

P

251

ad

– meer dan 75%

 

07/07a/08

     

bij de middenasaanhangwagen of oplegger de som van de aslasten van het voertuig in beladen toestand vermeerderd met de last onder de koppeling van het voertuig in beladen toestand, meer bedraagt dan de technisch toegestane maximummassa en/of het draagvermogen van de gemonteerde banden (particulier gebruik), een overschrijding met

5.18.25b lid 2 RV

 

P

252

ad

– meer dan 75%

 

14

     

de toegestane maximummassa niet op de voorgeschreven wijze kan worden vastgesteld en de daardoor voor deze aanhangwagen of verwisselbaar getrokken uitrustingsstuk geldende toegestane maximum wiellast van 5.000 kg wordt overschreden, een overschrijding met

5.18.25b lid 3 RV

 

P

253

ad

– meer dan 75%

 

14

     

de (op de constructieplaat vermelde) technische toegestane maximumlast onder de as of het asstel wordt overschreden (of het draagvermogen van de gemonteerde banden) wordt overschreden (particulier gebruik), een overschrijding met

5.18.25c lid 1, 5.18.25d lid 1 en 2 RV

 

P

254

ad

– meer dan 75%

 

07/07a/08/14

     

de toegestane maximumlast onder de as meer bedraagt dan: a. 10.000 kg voor een niet-aangedreven as of 11.500 kg voor een aangedreven as of; b. de toegestane maximumlast onder de as van een motorrijtuig met beperkte snelheid meer bedraagt dan 12.000 kg of; c. de toegestane maximumlast van de landbouw- of bosbouwaanhangwagens of het verwisselbare getrokken uitrustingsstuk onder een pendelas meer bedraagt dan 13.000 kg of de last onder één of beide assen meer bedraagt dan 6.500 kg; (particulier gebruik), een overschrijding met

5.18.25c lid 2, 3 en 4 RV

 

P

255

ad

– meer dan 75%

 

07/07a/08/14

     

de som van de aslasten van de aangekoppelde middenasaanhangwagen met een toegestane maximummassa van meer dan 12.000 kg meer bedraagt dan 1,5 maal de som van aslasten van het trekkend motorvoertuig, een overschrijding met

5.18.31 RV

 

P

310

c

– meer dan 50% t/m 75%

 

12

P

310

d

– meer dan 75%

 

12

           
     

3 – Reminrichting

   
     

niet wordt voldaan aan de minimale remvertraging van de bedrijfsrem van het samenstel, de vermindering bedraagt

5.18.35 lid 1 RV

 

P

350

c

– 1,01 t/m 1,5 m/s2

 

02/04/05

P

350

d

– 1,51 t/m 2,0 m/s2

 

02/04/05

P

350

e

– meer dan 2,0 m/s2

 

02/04/05

     

niet wordt voldaan aan de minimale remvertraging van de bedrijfsrem van het samenstel, de vermindering bedraagt

5.18.35 lid 1 RV

 

P

350

g

– 0,51 t/m 1,0 m/s2

 

03/03a

P

350

h

– 1,01 t/m 1,5 m/s2

 

03/03a

P

350

i

– 1,51 t/m 2,0 m/s2

 

03/03a

P

350

j

– meer dan 2,0 m/s2

 

03/03a

     

de remvertraging van het samenstel niet voldoet aan die van het trekkend voertuig, de vermindering bedraagt

5.18.35 lid 2 RV

 

P

351

c

– 1,01 t/m 1,5 m/s2

 

07/07a/08

P

351

d

– 1,51 t/m 2,0 m/s2

 

07/07a/08

P

351

e

– meer dan 2,0 m/s2

 

07/07a/08

           
     

Afdeling B. Verkeer te water

   
     

Categorie-indeling E (scheepvaartwetgeving)

   
     

1 – Gezagvoerder/schipper;

   
     

2 – Bestuurder;

   
     

3 – Bemanningslid;

   
     

4 – Waterskiër;

   
     

5 – Werkgever;

   
     

6 – Exploitant;

   
     

7 – Eigenaar of houder;

   
     

8 – Een ieder.

   
           
     

NB Categorie bemanningslid of een ieder geldt in voorkomend geval mede voor een bemanningslid of ieder ander persoon die tijdelijk zelfstandig koers en snelheid schip bepaalt (1.03 lid 3 BPR/RPR)

   
     

Nummers W 500 – W 530; W 065 – W 182:

   
     

Binnenvaartpolitiereglement (BPR), Besluit administratieve bepalingen scheepvaartverkeer (BABS), Scheepvaartreglement Eemsmonding (SRE), Plaatselijk geldende verordeningen (Pl.V)

   
     

Snelle motorboten

   
     

als schipper van een snelle motorboot aan de scheepvaart deelnemen zonder dat, dan wel als eigenaar of houder er niet mede zorg voor hebben gedragen dat

   

W

500

a

– de snelle motorboot is geregistreerd

8.01 lid 1 jo. 8.04 cq 1.02 lid 2 BPR

1/7

W

500

b

– de snelle motorboot ten name van de huidige eigenaar is geregistreerd

8.01 lid 1 jo. 8.04 cq 1.02 lid 2 BPR

1/7

W

500

c

– het registratiebewijs aan boord van de snelle motorboot is

8.01 lid 2 jo. 8.04 cq 1.02 lid 2 BPR

1/7

W

500

d

– de snelle motorboot is voorzien van het registratieteken

8.02 lid 1 jo. 8.04 cq 1.02 lid 2 BPR

1/7

W

500

e

– het registratieteken op de voorgeschreven wijze op de snelle motorboot is aangebracht

8.02 lid 1 jo. 8.04 cq 1.02 lid 2 BPR

1/7

W

500

f

– de snelle motorboot is voorzien van het in verband met de constructie voorgeschreven registratieteken van 100 x 60 x 15 mm

8.02 lid 2 jo. 8.04 cq 1.02 lid 2 BPR

1/7

W

500

g

– de snelle motorboot op de juiste wijze is voorzien van het in verband met de constructie voorgeschreven registratieteken van 100 x 60 x 15 mm

8.02 lid 2 jo. 8.04 cq 1.02 lid 2 BPR

1/7

W

500

h

– bij de snelle motorboot de afgewerkte gassen door een behoorlijk geluiddempende voorziening worden afgevoerd

8.03 aanhef en onder b jo. 8.04 cq 1.02 lid 2 BPR

1/7

W

500

i

– de snelle motorboot is voorzien van een technische inrichting waardoor bij het onderbreken van de besturing de middelen tot voortbeweging onmiddellijk tot stilstand of nagenoeg tot stilstand komen (dodemansknop)

8.03 aanhef en onder d jo. 8.04 cq 1.02 lid 2 BPR

1/7

W

500

j

– aan boord van de snelle motorboot een deugdelijk brandblusapparaat is

8.03 aanhef en onder f jo. 8.04 cq 1.02 lid 2 BPR

1/7

     

als schipper van een snelle motorboot aan de scheepvaart deelnemen zonder dat, dan wel als eigenaar of houder er niet mede zorg voor hebben gedragen dat een reddingsvest onder handbereik is voor ieder der opvarenden aan boord van de snelle motorboot

8.03 aanhef en onder e jo. 1.02 lid 2 en 8.04 BPR

 

W

501

a

– één ontbreekt

 

1/7

W

501

b

– twee ontbreken

 

1/7

W

501

c

– drie ontbreken

 

1/7

W

501

d

– vier ontbreken

 

1/7

W

501

e

– vijf of meer ontbreken

 

1/7

W

514

 

als bestuurder van een snelle motorboot, die qua constructie niet veilig staande kan worden bestuurd, tijdens het varen niet zijn gezeten op de voor hem bestemde zitplaats

8.05 lid 1 aanhef en onder a jo. 8.05 lid 4 BPR

2

W

516

 

als bestuurder van een snelle motorboot deze, niet vanaf een gesloten binnenbesturing, staande besturen zonder een reddingsvest te dragen

8.05 lid 5 BPR

2

W

518

 

als bestuurder van een snelle motorboot varen zonder gebruik te maken van de dodemansknop

8.05 lid 1 aanhef en onder b jo. 8.03 onder d BPR

2

W

528

 

waterskiën, doen waterskiën of op soortgelijke wijze van de vaarweg gebruik maken, waar c.q. wanneer dat verboden is

8.06 lid 2 jo. 1.02 lid 2 BPR

1/2/4/8

W

529

a

als bestuurder van een snelle motorboot zich zodanig gedragen dat hinder of gevaar voor andere gebruikers van het vaarwater wordt veroorzaakt

8.05 lid 1 aanhef en onder c BPR

2

W

529

b

als waterskiër of persoon die op soortgelijke wijze van de vaarweg gebruik maakt, zich zodanig gedragen, dat gevaar of hinder voor andere gebruikers van de vaarweg kan worden veroorzaakt

8.06 lid 4 BPR

4/8

W

530

 

als bestuurder van een snelle motorboot één of meer waterskiërs of personen, die op soortgelijke wijze van de vaarweg gebruik maken, voortbewegen zonder zich bij te laten staan door een medeopvarende van tenminste 15 jaar oud als uitkijk

8.06 lid 3 BPR

2

           
     

Snelheidsovertredingen

   
     

als schipper van een snelle motorboot sneller varen dan 20 km/h, waar dat verboden is, met een overschrijding

8.06 lid 1 BPR

 

W

065

a

– tot 6 km/h

 

1

W

065

b

– van 6 tot 15 km/h

 

1

W

065

c

– van 15 tot 25 km/h

 

1

     

als schipper van een klein schip sneller varen dan toegestaan, met een overschrijding

5.01 BPR ivm verkeersteken B6 of bekendmaking 13 BABS

 

W

075

a

– tot 6 km/h

 

1

W

075

b

– van 6 tot 15 km/h

 

1

W

075

c

– van 15 tot 25 km/h

 

1

           
     

Overige

   

W

150

 

als schipper van een in art. 1.09 lid 1 aanhef en onder b BPR bedoeld schip varen terwijl het sturen niet wordt verricht door een daartoe bekwaam en tenminste 16 jaar oud persoon

1.09 lid 1 aanhef en onder b BPR

1

W

152

 

als schipper van een snelle motorboot varen terwijl het sturen niet wordt verricht door een daartoe bekwaam en tenminste 18 jaar oud persoon

1.09 lid 1 aanhef en onder a BPR

1

W

156

 

als gezagvoerder of schipper geen bijgewerkt exemplaar van het Binnenvaartpolitiereglement aan boord aanwezig hebben

1.11 lid 1 BPR

1

     

bij het meren of verhalen gebruik maken van

   

W

158

a

– verkeerstekens

1.13 lid 1 jo. 1.02 lid 2 en/of 5 onder b BPR

1/8

W

158

b

– andere voorwerpen dan die daarvoor bestemd zijn

7.04 lid 3 jo. 1.02 lid 2 en/of 5 onder b BPR

1/8

W

160

a

varen met een zeilplank op een voor de doorgaande vaart bestemd gedeelte van een in de bijlage 16 van het BPR opgenomen vaarweg

9.05 lid 1 BPR

1/8

W

160

b

varen met een door een vlieger voortbewogen plank of klein schip

9.05 lid 2 BPR

1/8

W

162

 

als schipper van een zeilplank, daarmee varen in een gedeelte van de vaarweg waar dit verboden is

Pl.V

1

     

als schipper deelnemen aan de scheepvaart terwijl de voorgeschreven kentekens niet zijn aangebracht, te weten op een

   

W

164

a

– groot schip

2.01 lid 1 jo. 1.02 lid 2 en/of 5 onder a BPR

1/6

W

164

b

– klein schip

2.02 lid 1 jo. 1.02 lid 2 en/of 5 onder a BPR

1/6

     

als schipper deelnemen aan de scheepvaart terwijl de voorgeschreven kentekens niet op de voorgeschreven wijze zijn aangebracht, te weten op een

   

W

166

a

– groot schip

2.01 lid 1 jo. 1.02 lid 2 en/of 5 onder a BPR

1/6

W

166

b

– klein schip

2.02 lid 1 jo. 1.02 lid 2 en/of 5 onder a BPR

1/6

W

170

 

als schipper varen in strijd met een duidelijk zichtbaar geplaatst en voor hem geldend verbodsteken als bedoeld onder A.1 van de bijlage 7 van het BPR

6.08 aanhef en onder a BPR

1

W

180

 

als persoon die zwemt dan wel die op andere wijze watersport zonder schip bedrijft niet voldoende afstand houden van een varend schip, varend drijvend voorwerp of drijvend werktuig in bedrijf

8.08 lid 1 BPR

8

W

181

a

zwemmen, watersport zonder schip of onderwatersport bedrijven bij een wachtplaats, of in de onmiddellijke nabijheid van een brug, een sluis of een stuw

8.08 lid 2 aanhef en onder a BPR

8

W

181

b

zwemmen, watersport zonder schip of onderwatersport bedrijven in een gedeelte van de vaarweg bestemd voor doorgaande scheepvaart

8.08 lid 2 aanhef en onder b BPR

8

W

181

c

zwemmen, watersport zonder schip of onderwatersport bedrijven in de route van een veerpont

8.08 lid 2 aanhef en onder c BPR

8

W

181

d

zwemmen, watersport zonder schip of onderwatersport bedrijven in een haven of nabij de ingang daarvan

8.08 lid 2 aanhef en onder d BPR

8

W

181

e

zwemmen, watersport zonder schip of onderwatersport bedrijven in de nabijheid van een meergelegenheid

8.08 lid 2 aanhef en onder e BPR

8

W

181

f

zwemmen, watersport zonder schip of onderwatersport bedrijven in gebied dat is aangewezen voor snelvaren of waterskiën

8.08 lid 2 aanhef en onder f BPR

8

W

181

g

zwemmen, watersport zonder schip of onderwatersport bedrijven in een door een bevoegde autoriteit aangewezen verboden gebied

8.08 lid 2 aanhef en onder g BPR

8

W

182

a

in het vaarwater van de Eemsmonding waterskiën of varen met waterscooter

22 lid 1 SRE

1/8

W

182

b

in de Eemsmonding varen met zeilplank in het vaarwater of buiten het vaarwater op de door de bevoegde autoriteit vastgestelde wateroppervlakken

22 lid 3 SRE

1/8

W

182

c

’s nachts, bij beperkt zicht of gedurende de door de bevoegde autoriteit vastgestelde tijd waterskiën of varen met waterscooter of zeilplank op de vrijgegeven wateroppervlakken van de Eemsmonding

22 lid 4 SRE

1/8

           
     

Varen zonder verlichting

   
     

als schipper van een klein motorschip tijdens de nacht varen terwijl op het schip:

   

W

715

a

– één van de verplichte lichten niet wordt gevoerd

3.13 lid 1 onder a en/of b en/of jo lid 2 en/of jo lid 3 BPR

1

W

715

b

– twee van de verplichte lichten niet worden gevoerd

3.13 lid 1 onder a en/of b en/of jo lid 2 en/of jo lid 3 BPR

1

W

715

c

– drie van de verplichte lichten niet worden gevoerd

3.13 lid 1 onder a en/of b en/of jo lid 2 en/of jo lid 3 BPR

1

W

715

d

– vier van de verplichte lichten niet worden gevoerd

3.13 lid 1 onder a en/of b en/of jo lid 2 en/of jo lid 3 BPR

1

     

als schipper van een klein motorschip tijdens de nacht varen terwijl op het schip:

   

W

716

a

– één licht niet op de juiste wijze wordt gevoerd

3.13 lid 1 onder a en/of b en/of jo lid 2 en/of jo lid 3 BPR

1

W

716

b

– twee lichten niet op de juiste wijze worden gevoerd

3.13 lid 1 onder a en/of b en/of jo lid 2 en/of jo lid 3 BPR

1

W

716

c

– drie lichten niet op de juiste wijze worden gevoerd

3.13 lid 1 onder a en/of b en/of jo lid 2 en/of jo lid 3 BPR

1

W

716

d

– vier lichten niet op de juiste wijze worden gevoerd

3.13 lid 1 onder a en/of b en/of jo lid 2 en/of jo lid 3 BPR

1

     

als schipper van een klein zeilschip tijdens de nacht varen terwijl op het schip:

   

W

717

a

– één van de verplichte lichten niet wordt gevoerd

3.13 lid 5 BPR

1

W

717

b

– twee van de verplichte lichten niet worden gevoerd

3.13 lid 5 BPR

1

W

717

c

– drie van de verplichte lichten niet worden gevoerd

3.13 lid 5 BPR

1

     

als schipper van een klein zeilschip tijdens de nacht varen terwijl op het schip:

   

W

718

a

– één licht niet op de juiste wijze wordt gevoerd

3.13 lid 5 BPR

1

W

718

b

– twee lichten niet op de juiste wijze worden gevoerd

3.13 lid 5 BPR

1

W

718

c

– drie lichten niet op de juiste wijze worden gevoerd

3.13 lid 5 BPR

1

W

719

 

als schipper van een klein door spierkracht voortbewogen schip tijdens de nacht varen terwijl op het schip een wit rondom schijnend licht niet wordt gevoerd

3.13 lid 6 BPR

1

W

720

 

als schipper van een klein door spierkracht voortbewogen schip tijdens de nacht varen terwijl de verlichting niet op de juiste wijze wordt gevoerd

3.13 lid 6 BPR

1

W

721

 

als schipper van een klein schip dat onder zeil vaart en tegelijkertijd zijn mechanische middelen tot voortbeweging gebruikt overdag varen terwijl zwarte kegel ontbreekt

3.13 lid 7 BPR

1

W

722

 

als schipper van een klein schip dat onder zeil vaart en tegelijkertijd zijn mechanische middelen tot voortbeweging gebruikt overdag varen terwijl de zwarte kegel niet op de juiste wijze wordt gevoerd

3.13 lid 7 BPR

1

           
     

Nummers W 300 – W 310: Binnenvaartwet (BVW), Rijnvaartpolitiereglement 1995 (RPR), Binnenvaartpolitiereglement (BPR)

   

W

300

c

als schipper van een schip op binnenwateren varen zonder in het bezit te zijn van een geldig klein vaarbewijs I

25 lid 4 BVW

1

W

300

d

als schipper van een schip op binnenwateren varen zonder in het bezit te zijn van het benodigde klein vaarbewijs II, terwijl deze wel in het bezit is van een klein vaarbewijs I

25 lid 4 BVW

1

W

300

e

als schipper van een schip op binnenwateren varen zonder in het bezit te zijn van een geldig klein vaarbewijs II

25 lid 4 BVW

1

     

niet op eerste vordering de vereiste bescheiden en documenten overleggen

1.10 lid 4 RPR/BPR

 

W

310

a

– één document

 

1/3/8

W

310

b

– twee documenten

 

1/3/8

W

310

c

– drie documenten

 

1/3/8

W

310

d

– vier documenten

 

1/3/8

W

310

e

– vijf documenten

 

1/3/8

           
     

Nummers W 601 – W 619; W 701 – W 711: Binnenvaartpolitiereglement (BPR), Besluit administratieve bepalingen scheepvaartverkeer (BABS), Rijnvaartpolitiereglement 1995 (RPR), Scheepvaartreglement voor het kanaal van Gent naar Terneuzen (SRKGT), Scheepsvaartreglement Gemeenschappelijke Maas (SRGM), Scheepvaartreglement Westerschelde 1990 (SRW), Scheepvaartreglement Eemsmonding (SRE)

   
           
     

Verkeerstekens. Bijlage 7 BPR

   
     

A. Verbodstekens

   

W

601

a

met een schip in- of uit- of doorvaren waar dat verboden is (verkeersteken A.1)

5.01 BPR/RPR/SRGM en 51 SRKGT alle jo. verkeersteken A.1 cq bekendmaking 13 BABS

1/3/8

W

601

b

met een schip varen waar dat verboden is (verkeersteken A.1a) (uitgezonderd klein schip, zonder motor)

5.01 BPR/RPR/SRGM en 51 SRKGT alle jo. verkeersteken A.1a cq bekendmaking 13 BABS

1/3/8

W

602

a

met een groot schip het verbod voorbijlopen negeren (verkeersteken A.2)

5.01 BPR/RPR/SRGM en 51 SRKGT alle jo. verkeersteken A.2 cq bekendmaking 13 BABS

1/3/8

W

602

b

met een klein schip het verbod voorbijlopen negeren (verkeersteken A.2)

5.01 BPR/RPR/SRGM en 51 SRKGT alle jo. verkeersteken A.2 cq bekendmaking 13 BABS

1/3/8

W

603

 

met een samenstel het verbod voorbijlopen voor samenstellen onderling negeren (verkeersteken A.3) (nvt als één van beide een duwstel is dat kleiner is dan 110 x 12 m)

5.01 BPR/RPR/SRGM en 51 SRKGT alle jo. verkeersteken A.3 cq bekendmaking 13 BABS

1/3/8

W

604

a

met een groot schip het verbod ontmoeten en voorbijlopen bij engte negeren (verkeersteken A.4)

5.01 BPR/RPR/SRGM en 51 SRKGT alle jo. verkeersteken A.4 cq bekendmaking 13 BABS

1/3/8

W

604

b

met een klein schip het verbod ontmoeten en voorbijlopen bij engte negeren (verkeersteken A.4)

5.01 BPR/RPR/SRGM en 51 SRKGT alle jo. verkeersteken A.4 cq bekendmaking 13 BABS

1/3/8

W

605

a

met een schip het verbod ligplaats te nemen (ankeren en meren) aan de zijde van de vaarweg waar bord is geplaatst negeren (verkeersteken A.5)

5.01 BPR/RPR/SRGM en 51 SRKGT alle jo. verkeersteken A.5 cq bekendmaking 13 BABS

1/3/8

W

605

b

met een schip het verbod ligplaats te nemen (ankeren en meren) binnen de in meters aangegeven breedte te rekenen vanaf het bord negeren (verkeersteken A.5.1)

5.01 BPR/RPR/SRGM en 51 SRKGT alle jo. verkeersteken A.5.1 cq bekendmaking 13 BABS

1/3/8

W

606

 

met een schip het verbod te ankeren negeren of negeren van het verbod ankers, kabels en kettingen laten slepen aan de zijde van de vaarweg waar het bord is geplaatst (verkeersteken A.6)

5.01 BPR/RPR/SRGM en 51 SRKGT alle jo. verkeersteken A.6 cq bekendmaking 13 BABS

1/3/8

W

607

 

met een schip het verbod te meren negeren aan de zijde van de vaarweg waar het bord is geplaatst (verkeersteken A.7)

5.01 BPR/RPR/SRGM en 51 SRKGT alle jo. verkeersteken A.7 cq bekendmaking 13 BABS

1/3/8

W

608

 

met een schip het verbod te keren negeren (verkeersteken A.8)

5.01 BPR/RPR/SRGM en 51 SRKGT alle jo. verkeersteken A.8 cq bekendmaking 13 BABS

1/3/8

W

609

 

met een schip het verbod hinderlijke waterbeweging te veroorzaken negeren (verkeersteken A.9)

5.01 BPR/RPR/SRGM en 51 SRKGT alle jo. verkeersteken A.9 cq bekendmaking 13 BABS

1/3/8

W

610

 

met een schip het verbod buiten de aangegeven begrenzing te varen negeren (verkeersteken A.10)

5.01 BPR/RPR/SRGM en 51 SRKGT alle jo. verkeersteken A.10 cq bekendmaking 13 BABS

1/3/8

W

611

a

met een schip het verbod in-, uit- of doorvaren negeren (wordt aanstonds toegestaan) (verkeersteken A.11)

5.01 BPR/RPR en 51 SRKGT alle jo. verkeersteken A.11 cq bekendmaking 13 BABS

1/3/8

W

611

b

met een schip het verbod doorvaren negeren, terwijl stilhouden redelijkerwijs mogelijk was (verkeersteken A.11.1)

5.01 BPR/RPR en 51 SRKGT alle jo. verkeersteken A.11.1 cq bekendmaking 13 BABS

1/3/8

W

612

 

met een motorschip het verbod voor motorschepen negeren (verkeersteken A.12)

5.01 BPR/RPR/SRGM en 51 SRKGT alle jo. verkeersteken A.12 cq bekendmaking 13 BABS

1/3/8

W

613

 

met een klein schip het verbod voor kleine schepen negeren (verkeersteken A.13)

5.01 BPR/RPR/SRGM en 51 SRKGT alle jo. verkeersteken A.13 cq bekendmaking 13 BABS

1/3/8

W

614

 

met een schip het verbod te waterskiën negeren (verkeersteken A.14)

5.01 BPR/RPR/SRGM en 51 SRKGT alle jo. verkeersteken A.14 cq bekendmaking 13 BABS

1/3/8

W

615

 

met een zeilschip het verbod voor zeilschepen negeren (verkeersteken A.15)

5.01 BPR/RPR/SRGM en 51 SRKGT alle jo. verkeersteken A.15 cq bekendmaking 13 BABS

1/3/8

W

616

 

met een door spierkracht voortbewogen schip het verbod voor door spierkracht voortbewogen schepen negeren (verkeersteken A.16)

5.01 BPR/RPR/SRGM en 51 SRKGT alle jo. verkeersteken A.16 cq bekendmaking 13 BABS

1/3/8

W

617

 

met een zeilplank het verbod voor zeilplanken negeren (verkeersteken A.17)

5.01 BPR/RPR/SRGM en 51 SRKGT alle jo. verkeersteken A.17 cq bekendmaking 13 BABS

1/3/8

W

618

 

met een snelle motorboot het verbod einde van het vaarweggedeelte waar door snelle motorboten zonder beperking van de snelheid mag worden gevaren negeren (verkeersteken A.18)

5.01 BPR/RPR/SRGM beide jo. verkeersteken A.18 cq bekendmaking 13 BABS

1/3/8

W

619

 

met een waterscooter het verbod voor waterscooters negeren (verkeersteken A.20)

5.01 BPR/RPR beide jo. verkeersteken A.20 cq bekendmaking 13 BABS

1/8

           
     

B. Gebodstekens en -regels

   

W

701

a

met een schip de verplichting te varen in de richting aangegeven door de pijl negeren (verkeersteken B.1a)

6.12/5.01 BPR/RPR, 51 SRKGT, 5.01 SRGM alle jo. verkeersteken B.1a cq bekendmaking 13 BABS

1/3/8

W

701

b

met een schip de verplichting te varen in de richting aangegeven door de pijl negeren (verkeersteken B.1b)

6.12/5.01 BPR/RPR, 51 SRKGT, 5.01 SRGM alle jo. verkeersteken B.1b cq bekendmaking 13 BABS

1/3/8

W

702

a

met een groot schip de verplichting zich naar de bakboordszijde van het vaarwater te begeven negeren (verkeersteken B.2a)

6.12/5.01 BPR/RPR, 51 SRKGT, 5.01 SRGM alle jo. verkeersteken B.2a cq bekendmaking 13 BABS

1/3/8

W

702

b

met een groot schip de verplichting zich naar de stuurboordszijde van het vaarwater te begeven negeren (verkeersteken B.2b)

6.12/5.01 BPR/RPR, 51 SRKGT, 5.01 SRGM alle jo. verkeersteken B.2b cq bekendmaking 13 BABS

1/3/8

W

702

c

met een klein schip de verplichting zich naar de bakboordszijde van het vaarwater te begeven negeren (verkeersteken B.2a)

6.12/5.01 BPR/RPR, 51 SRKGT, 5.01 SRGM alle jo. verkeersteken B.2a cq bekendmaking 13 BABS

1/3/8

W

702

d

met een klein schip de verplichting zich naar de stuurboordszijde van het vaarwater te begeven negeren (verkeersteken B.2b)

6.12/5.01 BPR/RPR, 51 SRKGT, 5.01 SRGM alle jo. verkeersteken B.2b cq bekendmaking 13 BABS

1/3/8

W

703

a

met een groot schip de verplichting de bakboordszijde van het vaarwater te houden negeren (verkeersteken B.3a)

6.12/5.01 BPR/RPR, 51 SRKGT, 5.01 SRGM alle jo. verkeersteken B.3a cq bekendmaking 13 BABS

1/3/8

W

703

b

met een groot schip de verplichting de stuurboordszijde van het vaarwater te houden negeren (verkeersteken B.3b)

6.12/5.01 BPR/RPR, 51 SRKGT, 5.01 SRGM alle jo. verkeersteken B.3b cq bekendmaking 13 BABS

1/3/8

W

703

c

met een klein schip de verplichting de bakboordszijde van het vaarwater te houden negeren (verkeersteken B.3a)

6.12/5.01 BPR/RPR, 51 SRKGT, 5.01 SRGM alle jo. verkeersteken B.3a cq bekendmaking 13 BABS

1/3/8

W

703

d

met een klein schip de verplichting de stuurboordszijde van het vaarwater te houden negeren (verkeersteken B.3b)

6.12/5.01 BPR/RPR, 51 SRKGT, 5.01 SRGM alle jo. verkeersteken B.3b cq bekendmaking 13 BABS

1/3/8

W

703

e

met een schip bij slecht zicht niet zo veel mogelijk aan de stuurboordszijde van het vaarwater varen

6.30 lid 2 BPR, 9.11 RPR, 6.30 lid 6 SRGM

1/3/8

W

703

f

met een klein schip niet zoveel mogelijk aan stuurboordszijde van het vaarwater varen op een aangegeven vaarweg van bijlage 15 onder a BPR

9.04 lid 2 jo. bijlage 15 onder a BPR

1/3/8

W

703

i

met een schip dat in het kanaal van Gent naar Terneuzen vaart en de richting ervan volgt, niet zo dicht als veilig en uitvoerbaar is, de oever van het kanaal aan stuurboordszijde houden

9 lid 1 SRKGT

1

W

703

k

met een schip dat in een vaargeul vaart en de richting ervan volgt niet, zo dicht als veilig en uitvoerbaar is, de rand van de vaargeul aan stuurboordszijde houden (Westerschelde)

9 lid 1 SRW

1

W

703

l

met een schip met een lengte van 12 m of meer dat stroomopwaarts van het Oude Hoofd van Walsoorden buiten de vaargeul vaart en de richting ervan volgt niet, zo dicht als veilig en uitvoerbaar is, stuurboordswal houden

9 lid 2 SRW

1

W

703

m

zich met een schip met een lengte van minder dan 12 m, niet uit de hoofdvaargeul verwijderd houden, terwijl dit veilig en uitvoerbaar is (stroomopwaarts van het Oude Hoofd van Walsoorden of in de Sardijngeul en het Oostgat tussen de parallel van het licht ‘Noorderhoofd’ en de parallel van het licht ‘Leugenaar’)

9 lid 3 SRW

1

W

703

o

met een schip in het vaarwater van de Eemsmonding niet zoveel mogelijk aan de rechterzijde varen

15 lid 1 SRE

1

W

704

a

met een groot schip de verplichting het vaarwater over te steken naar bakboord negeren (verkeersteken B.4a)

6.12 BPR/RPR, 51 SRKGT, 5.01 SRGM jo. verkeersteken B.4a cq bekendmaking 13 BABS

1/3/8

W

704

b

met een groot schip de verplichting het vaarwater over te steken naar stuurboord negeren (verkeersteken B.4b)

6.12 BPR/RPR, 51 SRKGT, 5.01 SRGM jo. verkeersteken B.4b cq bekendmaking 13 BABS

1/3/8

W

704

c

met een klein schip de verplichting het vaarwater over te steken naar bakboord negeren (verkeersteken B.4a)

6.12 BPR/RPR, 51 SRKGT, 5.01 SRGM jo. verkeersteken B.4a cq bekendmaking 13 BABS

1/3/8

W

704

d

met een klein schip de verplichting het vaarwater over te steken naar stuurboord negeren (verkeersteken B.4b)

6.12 BPR/RPR, 51 SRKGT, 5.01 SRGM jo. verkeersteken B.4b cq bekendmaking 13 BABS

1/3/8

W

705

 

met een schip de verplichting vóór het bord stil te houden onder bepaalde omstandigheden negeren (verkeersteken B.5)

5.01 BPR/RPR, 51 SRKGT, 5.01 SRGM jo. verkeersteken B.5 cq bekendmaking 13 BABS

1/3/8

     

met een groot schip geen gevolg geven aan de verplichting om de vaarsnelheid te beperken zoals is aangegeven door middel van verkeersteken B.6 (in km/h); overschrijding

5.01 BPR/RPR, 51 SRKGT, 5.01 SRGM jo. verkeersteken B.6

 

W

706

a

– tot 2 km/h

 

1/3/8

W

706

b

– van 2 tot 3 km/h

 

1/3/8

W

706

c

– van 3 tot 4 km/h

 

1/3/8

W

706

d

– van 4 tot 5 km/h

 

1/3/8

W

706

e

– met meer dan 5 km/h

 

1/3/8

     

met een groot schip geen gevolg geven aan de verplichting de vaarsnelheid te beperken zoals is aangegeven (in km/h); overschrijding

5.01 BPR/RPR, 51 SRKGT, 5.01 SRGM alle ivm bekendmaking 13 BABS

 

W

706

g

– tot 2 km/h

 

1/3/8

W

706

h

– van 2 tot 3 km/h

 

1/3/8

W

706

i

– van 3 tot 4 km/h

 

1/3/8

W

706

k

– van 4 tot 5 km/h

 

1/3/8

W

706

l

– met meer dan 5 km/h

 

1/3/8

W

707

 

met een schip de verplichting een geluidssein te geven negeren (verkeersteken B.7)

5.01 BPR/RPR, 51 SRKGT, 5.01 SRGM jo. verkeersteken B.7 cq bekendmaking 13 BABS

1/3/8

W

708

 

met een schip de verplichting bijzonder op te letten negeren (verkeersteken B.8)

5.01 BPR/RPR, 51 SRKGT, 5.01 SRGM jo. verkeersteken B.8 cq bekendmaking 13 BABS

1/3/8

W

709

a

met een schip in strijd met verkeersteken B.9a het hoofdvaarwater opvaren of oversteken, waardoor schepen op het hoofdvaarwater worden genoodzaakt hun koers of snelheid te wijzigen

5.01 BPR/RPR, 51 SRKGT beide jo. verkeersteken B.9a cq bekendmaking 13 BABS

1/3/8

W

709

b

met een schip in strijd met verkeersteken B.9b het hoofdvaarwater opvaren of oversteken, waardoor schepen op het hoofdvaarwater worden genoodzaakt hun koers of snelheid te wijzigen

5.01 BPR/RPR, 51 SRKGT beide jo. verkeersteken B.9b cq bekendmaking 13 BABS

1/3/8

W

709

c

met een schip in strijd met verkeersteken B.9a het hoofdvaarwater opvaren of oversteken, waardoor schepen op het hoofdvaarwater worden genoodzaakt hun koers of snelheid te wijzigen (NB 6.02 RPR: geldt niet voor grote schepen t.o.v. kleine schepen of slepen en gekoppelde samenstellen die uit kleine schepen bestaan)

6.16/5.01 RPR jo. verkeersteken B.9a

1/3/8

W

709

d

met een schip in strijd met verkeersteken B.9b het hoofdvaarwater opvaren of oversteken, waardoor schepen op het hoofdvaarwater worden genoodzaakt hun koers of snelheid te wijzigen (NB 6.02 RPR: geldt niet voor grote schepen t.o.v. kleine schepen of slepen en gekoppelde samenstellen die uit kleine schepen bestaan)

6.16/5.01 RPR jo. verkeersteken B.9b

1/3/8

W

711

 

met een schip de verplichting gebruik te maken van marifoon overeenkomstig de daartoe bij algemene regeling vastgestelde voorschriften negeren (verkeersteken B.11(a/b))

5.01 BPR/RPR, 51 SRKGT alle jo. verkeersteken B.11(a/b) cq bekendmaking 13 BABS

1/3/8

           
     

Afdeling C. Milieu

   
     

Categorie-indeling B:

   
     

1 – Bestuurders van motorvoertuigen op meer dan twee wielen, en bestuurders van brommobielen voor zover het de bepalingen van het RVV 1990 betreft;

   
     

2 – Bestuurders van motorvoertuigen op twee wielen;

   
     

3 – Bromfietsers en snorfietsers;

   
     

4 – Fietsers en bestuurders van gehandicaptenvoertuigen met of zonder motor;

   
     

5 – Voetgangers;

   
     

6 – Overige weggebruikers;

   
     

7 – Gezagvoerders/schippers;

   
     

8 – Een ieder.

   
           
     

NB De categorieën 1 tot en met 4 gelden in voorkomend geval mede voor bestuurders van één van de op die categorieën betrekking hebbende voertuigen, indien daarmee een aanhangwagen wordt voortbewogen

   
     

Nummers H 001 – H 107: Wet Milieubeheer (Wm), Wet Bodembescherming (WBB), Waterwet (Ww), de Model-Algemene plaatselijke verordening of Modelafvalstoffenverordening (Pl.V)

   
     

Afvalstoffen

   
     

Aanbieden van huishoudelijke afvalstoffen

   

H

001

 

huishoudelijke afvalstoffen inzamelen anders dan als daartoe aangewezen of verplicht zijnde inzameldienst, persoon of instantie

PL.V jo. 10.23 lid 1 Wm / Omgevingsplan jo. 2.4 Ow jo. 4.1 Ow

8

H

002

 

huishoudelijke afvalstoffen ter inzameling aanbieden, terwijl men geen gebruiker van het perceel is

PL.V jo. 10.23 lid 1 Wm / Omgevingsplan jo. 2.4 Ow jo. 4.1 Ow

8

H

003

a

huishoudelijke afvalstoffen aanbieden aan een ander dan de aangewezen inzameldienst of andere inzamelaar

PL.V jo. 10.23 lid 1 Wm / Omgevingsplan jo. 2.4 Ow jo. 4.1 Ow

8

H

004

 

huishoudelijke afvalstoffen anders aanbieden dan via het aangewezen of verstrekte inzamelmiddel

PL.V jo. 10.23 lid 1 Wm / Omgevingsplan jo. 2.4 Ow jo. 4.1 Ow

8

H

005

 

andere categorieën huishoudelijke afvalstoffen via inzamelmiddel aanbieden, dan waarvoor het is bestemd

PL.V jo. 10.23 lid 1 Wm / Omgevingsplan jo. 2.4 Ow jo. 4.1 Ow

8

H

006

a

huishoudelijke afvalstoffen die afzonderlijk worden ingezameld, niet afzonderlijk ter inzameling aanbieden

PL.V jo. 10.23 lid 1 Wm / Omgevingsplan jo. 2.4 Ow jo. 4.1 Ow

8

H

008

 

via een inzamelvoorziening voor een groep percelen of op wijkniveau andere categorieën huishoudelijke afvalstoffen aanbieden, dan de categorie waarvoor de inzamelvoorziening bestemd is

PL.V jo. 10.23 lid 1 Wm / Omgevingsplan jo. 2.4 Ow jo. 4.1 Ow

8

H

009

 

huishoudelijke afvalstoffen niet op de voorgeschreven wijze via een inzamelvoorziening voor groep percelen of op wijkniveau aanbieden

PL.V jo. 10.23 lid 1 Wm / Omgevingsplan jo. 2.4 Ow jo. 4.1 Ow

8

H

010

 

via een aangewezen plaats voor het aanbieden van bepaalde categorieën huishoudelijke afvalstoffen op lokaal of regionaal niveau andere categorieën huishoudelijke afvalstoffen aanbieden, dan de categorie waarvoor die aangewezen plaats bestemd is

PL.V jo. 10.23 lid 1 Wm / Omgevingsplan jo. 2.4 Ow jo. 4.1 Ow

8

H

011

 

huishoudelijke afvalstoffen niet op de voorgeschreven wijze via brengdepot op lokaal of regionaal niveau aanbieden

PL.V jo. 10.23 lid 1 Wm / Omgevingsplan jo. 2.4 Ow jo. 4.1 Ow

8

H

012

 

categorieën huishoudelijke afvalstoffen, die zonder inzamelmiddel moeten worden aangeboden, niet op de voorgeschreven wijze ter inzameling aanbieden

PL.V jo. 10.23 lid 1 Wm / Omgevingsplan jo. 2.4 Ow jo. 4.1 Ow

8

H

013

 

huishoudelijke afvalstoffen op andere dan de vastgestelde dagen en tijden ter inzameling aanbieden

PL.V jo. 10.23 lid 1 Wm / Omgevingsplan jo. 2.4 Ow jo. 4.1 Ow

8

H

027

 

een inzamelmiddel na afloop van de daartoe vastgestelde tijden buiten een perceel laten staan

PL.V jo. 10.23 lid 1 Wm / Omgevingsplan jo. 2.4 Ow jo. 4.1 Ow

8

           
     

Aanbieden van bedrijfsafvalstoffen

   

H

014

a

bedrijfsafvalstoffen aanbieden aan de inzameldienst

PL.V jo. 10.23 lid 1 Wm / Omgevingsplan jo. 2.4 Ow jo. 4.1 Ow

8

H

015

a

aangewezen categorieën bedrijfsafvalstoffen niet op de voorgeschreven wijze ter inzameling aanbieden

PL.V jo. 10.23 lid 1 Wm / Omgevingsplan jo. 2.4 Ow jo. 4.1 Ow

8

           
     

Doorzoeken van afvalstoffen

   

H

016

 

afvalstoffen of inzamelmiddelen die ter inzameling gereed staan doorzoeken en verspreiden

PL.V jo. 10.23 lid 1 Wm / Omgevingsplan jo. 2.4 Ow jo. 4.1 Ow

8

           
     

Handelingen verrichten waardoor zwerfafval kan ontstaan (door een particulier)

   

H

017

 

andere afvalstoffen dan straatafval achterlaten in daartoe van gemeentewege of anderszins geplaatste of voorgeschreven bakken, manden of soortgelijke voorwerpen

PL.V jo. 10.23 lid 1 Wm / Omgevingsplan jo. 2.4 Ow jo. 4.1 Ow

8

H

020

 

afvalstoffen, stoffen of voorwerpen laden, lossen, vervoeren of andere werkzaamheden verrichten, zodanig dat de weg wordt verontreinigd of het milieu nadelig kan worden beïnvloed

PL.V jo. 10.23 lid 1 Wm / Omgevingsplan jo. 2.4 Ow jo. 4.1 Ow

8

H

022

 

huishoudelijke afvalstoffen van beperkte omvang en gewicht die zijn ontstaan buiten een perceel, achterlaten in de openbare ruimte anders dan in daartoe bestemde afvalbakken of andere middelen ter inzameling van deze afvalstoffen

PL.V jo. 10.23 lid 1 Wm / Omgevingsplan jo. 2.4 Ow jo. 4.1 Ow

8

           
     

Voorkomen zwerfafval – bedrijfsmatig

   
     

als houder of beheerder van een inrichting waar eet- of drinkwaren worden verkocht die ter plaatse kunnen worden genuttigd, niet voldoen aan de verplichting om

PL.V jo. 10.23 lid 1 Wm / Omgevingsplan jo. 2.4 Ow jo. 4.1 Ow

 

H

023

a

– in of nabij die inrichting ten behoeve van het publiek op een duidelijk zichtbare plaats een afvalbak, afvalmand of soortgelijk voorwerp aanwezig te hebben

 

8

H

023

b

– ervoor zorg te dragen dat de nabij een inrichting aanwezige afvalbak, afvalmand of soortgelijk voorwerp tijdig wordt geledigd

 

8

H

023

c

– ervoor zorg te dragen dat dagelijks uiterlijk een uur na sluiting van de inrichting maar in ieder geval op eerste aanzegging van een daartoe bevoegde ambtenaar, het in de nabijheid van de inrichting achtergebleven afval, kennelijk uit of van die inrichting afkomstig, wordt opgeruimd

 

8

H

024

 

als degene die in de openbare ruimte reclamebiljetten of ander promotiemateriaal onder het publiek verspreidt, niet voldoen aan de verplichting deze/dat of de verpakking daarvan terstond op te (laten) ruimen indien deze/dat in de omgeving van de plaats van uitreiking dan wel op een andere voor het publiek toegankelijke plaats, door het publiek word(t)(en) weggeworpen

PL.V jo. 10.23 lid 1 Wm / Omgevingsplan jo. 2.4 Ow jo. 4.1 Ow

8

           
     

Afvalstoffen storten of op/in bodem brengen (buiten een inrichting)

   

H

025

 

als particulier zich van een afvalstof ontdoen door deze buiten een inrichting te storten, op of in de bodem te brengen of te verbranden

10.2 Wm

8

           
     

Afvalstoffen verbranden op bedekte bodem (buiten een inrichting)

   

H

101

 

als particulier verbranden van afval waardoor de bodem kan worden verontreinigd of aangetast, zonder maatregelen te nemen die verontreiniging of aantasting voorkomen, beperken of ongedaan maken

13 WBB en 10.2 Wm

8

           
     

Afval in oppervlaktewateren door particulier (in niet kwetsbaar gebied)

   

H

098

 

als particulier een stof in een oppervlaktewaterlichaam brengen

6.2 lid 1 Ww

8

           
     

Opslaan van afvalstoffen buiten een inrichting

   

H

019

 

afvalstoffen op een voor het publiek zichtbare plaats in de open lucht en buiten een inrichting in de zin van de Wet Milieubeheer opslaan of opgeslagen hebben

PL.V jo. 10.23 lid 1 Wm / Omgevingsplan jo. 2.4 Ow jo. 4.1 Ow

8

           
     

Wrakken

   

H

107

 

een voertuig dat rijtechnisch in onvoldoende staat van onderhoud en in een kennelijk verwaarloosde toestand verkeert op de weg parkeren

Pl.V

8

           
     

Handelingen verrichten met betrekking tot een voertuig waardoor de bodem kan worden verontreinigd

   

H

100

 

als particulier handelingen verrichten, met betrekking tot een voertuig, waardoor de bodem wordt/kan worden verontreinigd of aangetast zonder maatregelen te nemen die verontreiniging of aantasting te voorkomen, te beperken of ongedaan te maken

13 WBB

8

           
     

Nummers H 631 – H 670: Visserijwet 1963 (ViW) jo. 1a onder 3 WED, Besluit houden van dieren (BHVD), Wet Dieren (WD), Reglement voor de Binnenvisserij 1985 (RB), Reglement minimummaten en gesloten tijden 1985 (RMGT) en Uitvoeringsregeling visserij (Uv)

   
           
     

Noot De op de visserijwetgeving betrekking hebbende feitcodes zijn uitsluitend van toepassing op door particulieren gepleegde overtredingen. Indien sprake is van beroepsmatig handelen dan moet proces-verbaal worden opgemaakt

   
     

Kustvisserij

   
     

Documenten

   

H

631

a

de kustvisserij uitoefenen zonder schriftelijke toestemming van de rechthebbende op het visrecht van dat water, met meer dan twee hengels of de peur

7 lid 1 ViW

8

     

de kustvisserij uitoefenen of plegen uit te oefenen en niet op eerste vordering van een opsporingsambtenaar ter inzage afgeven

55 lid 1 sub b ViW

 

H

633

a

– de schriftelijke toestemming (meer dan twee hengels)

 

8

H

633

b

– de schriftelijke toestemming (bij overige toegestane vistuigen)

 

8

           
     

Binnenvisserij

   
     

Documenten

   
     

de binnenvisserij uitoefenen zonder schriftelijke toestemming van de rechthebbende op het visrecht van dat water, met

21 lid 1 ViW

 

H

645

a

– één of twee hengels

 

8

H

645

b

– één peur

 

8

H

645

c

– meer dan twee hengels

 

8

     

de binnenvisserij uitoefenen of plegen uit te oefenen en niet op eerste vordering van een opsporingsambtenaar ter inzage afgeven

55 lid 1 sub b ViW

 

H

647

b

– een schriftelijke toestemming

 

8

H

647

c

– de huurovereenkomsten en andere bescheiden

 

8

           
     

Vistuigen

   
     

vissen met een toegestaan vistuig dat niet aan de vereiste voorwaarden voldoet, bij

4 RB

 

H

650

a

– 1 of 2 toegestane vistuigen

 

8

           
     

Gesloten tijden (visserij)

   
     

vissen in de periode van 1 april tot en met 31 mei met

   

H

652

a

– een hengel geaasd met in die periode verboden aas

6 lid 1 a RB

8

H

652

b

– een staand net

6 lid 1 e RB

8

H

654

 

vissen tijdens de door de Minister van Economische Zaken vastgestelde periode, in een door hem aangewezen water

6 lid 3 RB

8

H

656

 

vissen tussen twee uur na zonsondergang en één uur voor zonsopgang

7 RB

8

           
     

Stuw/vispassage

   

H

660

 

vissen in de Neder-Rijn, de Maas, de Lek of de Overijsselsche Vecht binnen een afstand van 75 m stroomafwaarts van een stuw, in een bij een stuw aangebrachte vispassage of binnen een straal van 25 m voor de bovenmond van deze vispassage

28c Uv

8

           
     

Voorhanden hebben

   
     

een vistuig voorhanden hebben op of in de nabijheid van enig binnenwater

10 lid 1 RB

 

H

662

a

– terwijl het gebruik van dat vistuig in het betrokken water of op dat moment verboden is

 

8

H

662

b

– te weten één of twee hengel(s), terwijl men niet bevoegd of gerechtigd is in dat water te vissen

 

8

H

662

c

– te weten één peur of meer dan twee hengels, terwijl men niet bevoegd of gerechtigd is in dat water te vissen

 

8

H

662

d

– te weten een ander toegestaan vistuig, terwijl men niet bevoegd of gerechtigd is in dat water te vissen

 

8

           
     

Levend aas

   

H

664

a

bij het vissen in kust- of binnenwater levende vis, amfibieën, reptielen, vogels of zoogdieren als aas gebruiken

1.18 BHVD jo. 2.3 lid 4 onderdeel a WD

8

           
     

Nummers H 200 – H 205: Wetboek van Strafrecht (WvSr), Plaatselijke verordeningen (Pl.V)

   
     

Geluidhinder

   

H

200

 

rumoer of burengerucht verwekken waardoor de nachtrust kan worden verstoord

431 WvSr

8

H

205

 

zonder ontheffing/vergunning als particulier buiten een inrichting toestellen of geluidsapparaten in werking hebben of handelingen verrichten, waardoor voor een omwonende of voor de omgeving geluidhinder wordt veroorzaakt

Pl.V

8

           
     

Nummers H 270 – H 320: Plaatselijke verordeningen (Pl.V)

   
     

Roken / vuur stoken

   
     

in/op bossen, heide, veengronden, duingebieden dan wel binnen een afstand van dertig meter daarvan

Pl.V

 

H

315

a

– roken gedurende een door het college of de burgemeester aangewezen periode

 

8

H

315

b

– in de openlucht brandende dan wel smeulende voorwerpen wegwerpen/laten vallen of liggen

 

8

H

320

 

in de openlucht vuur aanleggen, stoken of hebben

Pl.V

8

           
     

Afdeling D. Wetboek van Strafrecht

   
     

Categorie-indeling B:

   
     

1 – Bestuurders van motorvoertuigen op meer dan twee wielen, en bestuurders van brommobielen voor zover het de bepalingen van het RVV 1990 betreft;

   
     

2 – Bestuurders van motorvoertuigen op twee wielen;

   
     

3 – Bromfietsers en snorfietsers;

   
     

4 – Fietsers en bestuurders van gehandicaptenvoertuigen met of zonder motor;

   
     

5 – Voetgangers;

   
     

6 – Overige weggebruikers;

   
     

7 – Gezagvoerders/schippers;

   
     

8 – Een ieder.

   
           
     

NB De categorieën 1 tot en met 4 gelden in voorkomend geval mede voor bestuurders van één van de op die categorieën betrekking hebbende voertuigen, indien daarmee een aanhangwagen wordt voortbewogen

   
     

Nummers D 505 – D 537: Boek 3 Wetboek van Strafrecht (WvSr)

   
           

D

530

 

zich in kennelijke staat van dronkenschap op de openbare weg bevinden

453 WvSr

8

D

517

 

niet voldoen aan de verplichting om een identiteitsbewijs ter inzage aan te bieden, die is opgelegd bij een van de in artikel 447e WvSr genoemde wetten

447e WvSr

8

     

zonder daartoe gerechtigd te zijn zich bevinden

460 WvSr

 

D

535

i

– op grond die bezaaid, bepoot of beplant is, of ter bezaaiing, bepoting of beplanting is gereedgemaakt

 

8

D

535

j

– gedurende de maanden mei tot en met oktober op enig wei- of hooiland

 

8

     

zonder daartoe gerechtigd te zijn zich bevinden

461 WvSr

 

D

537

 

– op eens anders grond, waarvan de toegang hem op voor hem blijkbare wijze verboden is

 

8

D

537

b

– op eens anders grond waarvan de toegang aan hem verboden is wegens enige handeling in strijd met de toegangsvoorwaarden

 

8

D

537

c

– op eens anders grond, te weten een militair terrein, waarvan de toegang aan hem verboden is wegens enige handeling in strijd met de toegangsvoorwaarden

 

8

           
     

Afdeling E. Bijzondere wetten

   
     

Categorie-indeling B:

   
     

1 – Bestuurders van motorvoertuigen op meer dan twee wielen, en bestuurders van brommobielen voor zover het de bepalingen van het RVV 1990 betreft;

   
     

2 – Bestuurders van motorvoertuigen op twee wielen;

   
     

3 – Bromfietsers en snorfietsers;

   
     

4 – Fietsers en bestuurders van gehandicaptenvoertuigen met of zonder motor;

   
     

5 – Voetgangers;

   
     

6 – Overige weggebruikers;

   
     

7 – Gezagvoerders/schippers;

   
     

8 – Een ieder.

   
           
     

NB De categorieën 1 tot en met 4 gelden in voorkomend geval mede voor bestuurders van één van de op die categorieën betrekking hebbende voertuigen, indien daarmee een aanhangwagen wordt voortbewogen

   
     

Nummers E 100 – E 176: Wet personenvervoer 2000 (Wp 2000), Besluit personenvervoer 2000 (Bp 2000), Regeling maximumtarief en bekendmaking tarieven taxivervoer (RMBTT), Regeling periodieke controle taxameters (RPCT), Regeling gebruik boordcomputer en boordcomputerkaarten (RGBB), Spoorwegwet (Spww) en Wet Lokaalspoor (WL)

   
           
     

Vervoerder/bestuurder

   
           
     

Noot

   
     

1. Categorie 8 betreft bij deze feitcodeserie de vervoerder;

   
     

2. Indien de verdachte onder een andere categorie valt dan bij de betreffende feitcode is aangegeven en deze is normadressaat volgens de Wp 2000 dan moet proces-verbaal worden opgemaakt.

   

E

105

b

met een bus of auto meer personen vervoeren dan wel deze bus of auto voor ander vervoer gebruiken dan blijkens het kentekenregister is toegestaan

77 lid 2 Bp 2000

1

E

105

d

openbaar vervoer met een bus of besloten busvervoer verrichten terwijl in het kentekenregister de vermelding ontbreekt dat het voertuig is goedgekeurd als bus

76 lid 1 Bp 2000

8

E

105

e

taxivervoer of openbaar vervoer met een auto verrichten terwijl in het kentekenregister de vermelding ontbreekt dat het voertuig is goedgekeurd als taxi

76 lid 1 Bp 2000

8

E

106

b

geen eensluidend gewaarmerkt afschrift van de communautaire vergunning aanwezig hebben in bus of auto waarmee openbaar vervoer of besloten busvervoer wordt verricht

7 lid 2 Wp 2000

8

E

109

a

als bestuurder taxivervoer aanbieden of verrichten op aangewezen wegen of gedeelten daarvan, zonder geldige door het college afgegeven vergunning als bedoeld in artikel 82a of 82b Wp 2000

82a of 82b Wp 2000 jo. Pl.V

1

E

109

b

als vervoerder taxivervoer aanbieden of (laten) verrichten op aangewezen wegen of gedeelten daarvan, zonder geldige door het college afgegeven vergunning als bedoeld in artikel 82a of 82b Wp 2000

82a of 82b Wp 2000 jo. Pl.V

8

E

110

a

een bestuurder met besturen van een bus belasten die niet in het bezit is van een niet ouder dan vijf jaar zijnde geneeskundige verklaring waaruit blijkt dat hij geen lichamelijke of geestelijke afwijkingen heeft welke hem zouden beletten een bus naar behoren te besturen en dat hij beschikt over voldoende gehoor- en gezichtsvermogen

74 lid 1 Bp 2000

8

E

111

a

als bestuurder van een bus geen geneeskundige verklaring bij zich hebben

74 lid 3 Bp 2000

1

E

113

a

als bestuurder van een auto waarmee taxivervoer wordt verricht niet in het bezit zijn van een geldige, behoorlijk leesbare chauffeurskaart of chauffeurskaart onder beperkingen

81 lid 5 Bp 2000

1

E

113

aa

een bestuurder belasten met het besturen van een auto, waarmee taxivervoer wordt verricht, zonder dat die bestuurder in het bezit is van een geldige, behoorlijk leesbare chauffeurskaart of chauffeurskaart onder beperkingen

81 lid 3 en 4 Bp 2000

8

E

113

ab

als bestuurder van een auto waarmee taxivervoer wordt verricht de aan hem door Onze Minister verstrekte chauffeurskaart of chauffeurskaart onder beperkingen niet gebruiken ten behoeve van een deugdelijke registratie van de gegevens, bedoeld in artikel 79, derde tot en met vijfde lid, Bp 2000

81 lid 5 Bp 2000

1

E

114

 

als vervoerder taxivervoer aanbieden, terwijl het tarief, bedoeld in artikel 1, eerste of vijfde lid RMBTT niet zowel in de auto waarmee taxivervoer wordt verricht als aan de buitenzijde voor de consument duidelijk leesbaar wordt getoond

80 Wp 2000 jo. 2 lid 1 RMBTT

8

E

114

a

als vervoerder taxivervoer aanbieden, terwijl de informatie, bedoeld in artikel 2, tweede lid RMBTT, niet zowel in de auto waarmee taxivervoer wordt verricht als aan de buitenzijde voor de consument duidelijk leesbaar wordt getoond

80 Wp 2000 jo. 2 lid 2 RMBTT

8

E

114

b

als vervoerder taxivervoer aanbieden, terwijl de consument niet na afloop van het verrichte taxivervoer een automatisch gegenereerd schriftelijk ritbewijs, bedoeld in art. 1c RMBTT, is aangeboden

80 Wp 2000 jo. 1c RMBTT

8

E

115

 

als vervoerder in een auto waarmee taxivervoer wordt verricht, geen taxameter aanwezig hebben die zichtbaar voor de reiziger de vervoerprijs overeenkomstig de kenbaar gemaakte tarieven aangeeft

78 lid 1 Bp 2000

8

E

116

 

als vervoerder er geen zorg voor dragen dat de taxameter voldoet aan de regels die bij en krachtens de Metrologiewet zijn gesteld

78 lid 2 Bp 2000

8

E

117

 

taxivervoer verrichten zonder de in de auto aanwezige taxameter te gebruiken

78 lid 3 Bp 2000

1

     

als vervoerder taxivervoer verrichten terwijl de ingebouwde taxameter niet binnen een termijn van één jaar is gekeurd, waarbij de keuringsdatum

1 lid 1 RPCT jo. 78 lid 4 Bp 2000

 

E

118

a

– niet meer dan één maand is verstreken

 

8

E

118

b

– meer dan één maand is verstreken

 

8

E

171

 

als vervoerder er geen zorg voor dragen dat in een auto waarmee taxivervoer wordt verricht de boordcomputer een activeringskeuring en/of, voor zover bepaald bij ministeriële regeling, een periodiek onderzoek heeft ondergaan

79 lid 2 Bp 2000

8

E

172

a

als vervoerder die taxivervoer verricht de boordcomputer ondeugdelijk maken of doen maken, vernietigen of doen vernietigen, dan wel toelaten dat de boordcomputer ondeugdelijk wordt gemaakt of vernietigd

80 lid 8 onder a Bp 2000

8

E

172

b

als bestuurder van een auto waarmee taxivervoer wordt verricht de boordcomputer ondeugdelijk maken of doen maken, vernietigen of doen vernietigen, dan wel toelaten dat de boordcomputer ondeugdelijk wordt gemaakt of vernietigd

80 lid 9 jo. 80 lid 8 onder a Bp 2000

1

E

172

c

als vervoerder die taxivervoer verricht in de auto waarmee taxivervoer wordt verricht een voorziening aanwezig hebben die kennelijk bedoeld is om voor, het in het Bp 2000 omschreven, misbruik aan te wenden

80 lid 8 onder b Bp 2000

8

E

172

d

als bestuurder van een auto waarmee taxivervoer wordt verricht een voorziening aanwezig hebben die kennelijk bedoeld is om voor, het in het Bp 2000 omschreven, misbruik aan te wenden

80 lid 9 jo. 80 lid 8 onder b Bp 2000

1

E

173

a

als houder van een boordcomputerkaart de boordcomputerkaart, dan wel de daarbij behorende pincode en pukcode, aan een daartoe niet bevoegde derde overdragen

4 RGBB aanhef en onder a jo. 83 lid 8 Bp 2000

8

E

173

b

als houder van een boordcomputerkaart de buitenkant van de boordcomputerkaart, dan wel de elektronische gegevens die ten tijde van de afgifte van de kaart door de Minister reeds op de kaart zijn opgeslagen aanpassen of wijzigen

4 RGBB aanhef en onder b jo. 83 lid 8 Bp 2000

8

E

173

c

als houder van een boordcomputerkaart de elektronische gegevens op de kaart voorzien van een onjuiste aantekening

4 RGBB aanhef en onder c jo. 83 lid 8 Bp 2000

8

E

174

a

als bestuurder bij aanvang van de werkzaamheden aan boord van een auto waarmee taxivervoer wordt verricht niet zijn kaart en/of pincode in de boordcomputer invoeren

16 RGBB lid 1 jo. 80 lid 1 Bp 2000

1

E

174

b

als bestuurder bij de aanvang van taxivervoer niet het werkingsniveau taxivervoer en/of de aanvang van de rit invoeren

16 RGBB lid 3 jo. 80 lid 1 Bp 2000

1

           
     

Gebruikers van voorzieningen en middelen van openbaar vervoer

   

E

100

a

zonder geldig vervoersbewijs gebruik maken van het openbaar vervoer

70 Wp 2000 jo. 101 Wp 2000

8

E

101

b

zonder geldig vervoersbewijs gebruik maken van (een) tot het openbaar vervoer behorende voorziening(en) waarvan de vervoerder duidelijk kenbaar heeft gemaakt dat daarvoor een geldig vervoersbewijs vereist is

70 Wp 2000 jo. 101 Wp 2000

8

     

de orde, rust, veiligheid of een goede bedrijfsgang verstoren door het verhinderen of belemmeren van

72 Wp 2000 jo. 52 lid 1a Bp 2000

 

E

120

a

– de bediening en het gebruik van voorzieningen

 

8

E

120

b

– de bediening en het gebruik van een vervoermiddel

 

8

E

120

c

– de taakuitoefening van het personeel van de vervoerder

 

8

     

de orde, rust, veiligheid of een goede bedrijfsgang verstoren door voorzieningen te gebruiken

72 Wp 2000 jo. 52 lid 1b Bp 2000

 

E

121

a

– op een tijdstip waarop deze niet voor gebruik beschikbaar zijn

 

8

E

121

b

– op een andere dan de daarvoor bestemde wijze

 

8

E

121

c

de orde, rust, veiligheid of een goede bedrijfsgang verstoren door misbruik te maken van voorzieningen

72 Wp 2000 jo. 52 lid 1b Bp 2000

8

     

de orde, rust, veiligheid of een goede bedrijfsgang verstoren door een vervoermiddel te gebruiken

72 Wp 2000 jo. 52 lid 1b Bp 2000

 

E

122

a

– op een tijdstip waarop deze niet voor gebruik beschikbaar is

 

8

E

122

b

– op een andere dan de daarvoor bestemde wijze

 

8

E

123

 

de orde, rust, veiligheid of een goede bedrijfsgang verstoren door stoffen of voorwerpen uit een vervoermiddel te werpen

72 Wp 2000 jo. 52 lid 1c Bp 2000

8

     

de orde, rust, veiligheid of een goede bedrijfsgang verstoren door zich

72 Wp 2000 jo. 52 lid 1d Bp 2000

 

E

124

a

– in kennelijke staat van dronkenschap te bevinden

 

8

E

124

b

– onder kennelijke invloed van verdovende middelen te bevinden

 

8

E

125

a

de orde, rust, veiligheid of een goede bedrijfsgang verstoren door te roken in, een gedeelte van, een vervoermiddel, waarvan de vervoerder heeft aangegeven dat dit niet is toegestaan

72 Wp 2000 jo. 52 lid 1i Bp 2000

8

E

125

b

de orde, rust, veiligheid of een goede bedrijfsgang verstoren door te roken in, een gedeelte van, een station, waarvan de vervoerder heeft aangegeven dat dit niet is toegestaan

72 Wp 2000 jo. 52 lid 1i Bp 2000

8

E

126

 

de orde, rust, veiligheid of een goede bedrijfsgang verstoren door zich te bevinden op, een gedeelte van, een station of halte op een tijdstip dat deze gesloten dan wel niet toegankelijk is

72 Wp 2000 jo. 52 lid 1j Bp 2000

8

E

127

 

de orde, rust, veiligheid of een goede bedrijfsgang verstoren door zich op een station of halte te begeven langs een andere dan de daarvoor bestemde weg

72 Wp 2000 jo. 52 lid 1k Bp 2000

8

E

128

 

niet opvolgen van de aanwijzingen betreffende de orde, rust, veiligheid of een goede bedrijfsgang, die door of vanwege de vervoerder duidelijk kenbaar zijn gemaakt

73 Wp 2000

8

     

de orde, rust, veiligheid of een goede bedrijfsgang verstoren door

72 Wp 2000 jo. 52,

 

E

129

a

– zodanig geluid voort te brengen dat anderen daarvan hinder ondervinden

lid 1e Bp 2000

8

E

129

b

– het uitoefenen van een beroep, bedrijf of het aanbieden van diensten

lid 1f Bp 2000

8

E

129

c

– het tentoonstellen van voorwerpen, maken van reclame of propaganda

lid 1g Bp 2000

8

E

129

d

– het verspreiden van drukwerken (uitsluitend handelsreclame)

lid 1g Bp 2000

8

E

129

f

– hinder, gevaar, verontreiniging of beschadiging te veroorzaken of te kunnen veroorzaken door dieren, stoffen of voorwerpen in een vervoermiddel mee te nemen

lid 1h Bp 2000

8

E

129

ff

– het doen van de natuurlijke behoefte buiten een daarvoor bestemde inrichting of plaats

lid 1l Bp 2000

8

E

129

g

– het op andere wijze veroorzaken of kunnen veroorzaken van hinder, gevaar, verontreiniging of beschadiging

lid 1l Bp 2000

8

           
     

Hoofdspoor

   

E

149

 

zich op of langs gedeelten van een hoofdspoorweg, met uitzondering van een perron, die niet zijn gelegen in een gelijkvloerse kruising met een weg of in een voor het openbaar verkeer openstaande weg, bevinden of daarop of daarlangs dieren drijven of laten lopen

22 lid 1 onderdeel c Spww

8

           
     

Lokaalspoor

   

E

162

e

zich bevinden op of langs een voor personen afgesloten lokale spoorweg of een gedeelte daarvan of daarop of daarlangs dieren drijven of laten lopen

15 lid 1 onder c WL

8

           
     

Nummer E 320: Wet administratiefrechtelijke handhaving verkeersvoorschriften (WAHV)

   

E

320

a

niet voldoen aan vordering van toezichthouder, niet zijnde de vordering ter inzage aanbieden van een identiteitsbewijs

34 lid 1, onderdeel a WAHV

8

E

320

b

onjuiste gegevens opgeven, na vordering van toezichthouder

34 lid 1, onderdeel b WAHV

8

E

320

c

niet voldoen aan de vordering van Onze Minister het rijbewijs op een bepaalde tijd en aangewezen plaats in te leveren

34 lid 1, onderdeel c WAHV

8

           
     

Nummers E 801 – E 837: Vreemdelingenwet 2000 (VrW 2000), Schengengrenscode (SGC) en Vreemdelingenbesluit 2000 (VB 2000)

   

E

801

 

als vreemdeling die Nederland in- of uitreist zich niet begeven langs een doorlaatpost, binnen de tijd dat deze is opengesteld, en zich niet aldaar vervoegen bij een ambtenaar, belast met de grensbewaking

108 lid 1 VrW 2000 jo 5 lid 1 SGC

8

E

803

 

zich op of nabij een plaats bevinden, waar een grensdoorlaatpost is gevestigd, zonder zich te houden aan de aldaar door de ambtenaren, belast met de grensbewaking, in het belang van de uitoefening van hun taak gegeven aanwijzingen

4.6 VB 2000

8

E

808

 

als gezagvoerder van een zeeschip niet tijdig van het voorgenomen vertrek van zijn schip uit Nederland kennis geven aan het hoofd van de grensdoorlaatpost

4.13 lid 1 VB 2000

8

     

als vreemdeling niet op vordering van de korpschef, namens de Minister van Justitie en Veiligheid, binnen de in de vordering aangegeven tijd

   

E

817

a

– de gevraagde gegevens verstrekken waarover hij redelijkerwijs kan beschikken

4.38 lid 1 VB 2000

8

E

817

b

– de gevraagde gegevens in persoon verstrekken

4.38 lid 2 VB 2000

8

     

als vreemdeling, die geen rechtmatig verblijf heeft als bedoeld in artikel 8 van de Vreemdelingenwet 2000, niet onmiddellijk van zijn aanwezigheid mededeling doen aan de korpschef van de gemeente waar hij verblijft

4.39 VB 2000 jo. 108 VrW 2000

 

E

822

a

– gedurende een illegaal verblijf van 1 tot 15 dagen

 

8

E

822

b

– gedurende een illegaal verblijf van 15 dagen tot 3 maanden

 

8

E

822

c

– gedurende een illegaal verblijf van 3 tot 6 maanden

 

8

E

822

d

– gedurende een illegaal verblijf van 6 maanden tot 1 jaar

 

8

E

822

e

– gedurende een illegaal verblijf van 1 jaar tot 2 jaar

 

8

E

822

f

– gedurende een illegaal verblijf van 2 jaar of langer

 

8

     

als vreemdeling in Nederland verblijven, terwijl hij weet of ernstige reden heeft te vermoeden dat tegen hem een inreisverbod is uitgevaardigd (anders dan met toepassing van artikel 66a, zevende lid, VrW 2000)

108 lid 1 en 6 jo. 66a VrW 2000

 

E

824

a

– voor een periode van 1 tot 15 dagen

 

8

E

824

b

– voor een periode van 15 dagen tot 3 maanden

 

8

E

824

c

– voor een periode van 3 maanden tot 6 maanden

 

8

E

824

d

– voor een periode van 6 maanden tot 1 jaar

 

8

E

824

e

– voor een periode van 1 jaar tot 2 jaar

 

8

E

824

f

– voor een periode van 2 jaar of langer

 

8

E

824

g

– periode onbekend

 

8

E

827

 

als vreemdeling te zijner identificatie op vordering van een ambtenaar, belast met de grensbewaking of met het toezicht op vreemdelingen, niet een goedgelijkende pasfoto ter beschikking stellen of vingerafdrukken van zich laten nemen indien daartoe in het belang van het toezicht op vreemdelingen gegronde reden bestaat

4.45 VB 2000

8

E

832

 

als vreemdeling die houder is van een visum of een document voor grensoverschrijding waarin door de daartoe bevoegde autoriteit een aantekening is gesteld omtrent aanmelding bij een vreemdelingendienst in Nederland, zich niet binnen drie dagen na binnenkomst in Nederland in persoon aanmelden bij de korpschef

4.49 VB 2000

8

     

niet voldoen aan de verplichting tot wekelijkse aanmelding bij de korpschef, behoudens door deze verleende ontheffing

   

E

836

a

– als vreemdeling die geen rechtmatig verblijf heeft, in afwachting van de feitelijke mogelijkheid tot vertrek of uitzetting

4.51 lid 1 sub a VB 2000

8

E

836

b

– als vreemdeling die rechtmatig verblijf heeft als bedoeld in artikel 8, onder f, g of h van de Vreemdelingenwet 2000

4.51 lid 1 sub b VB 2000

8

           
     

Nummer E 209 – 211: Alcoholwet

   

E

211

 

als persoon onder de 18 jaar op voor het publiek toegankelijke plaatsen alcoholhoudende drank aanwezig of voor consumptie gereed hebben, anders dan op plaatsen waar bedrijfsmatig of anders dan om niet alcoholhoudende drank voor gebruik elders dan ter plaatse wordt verstrekt

45 Alcoholwet

8

           
     

Afdeling F. Overige overtredingen

   
     

Categorie-indeling B:

   
     

1 – Bestuurders van motorvoertuigen op meer dan twee wielen, en bestuurders van brommobielen voor zover het de bepalingen van het RVV 1990 betreft;

   
     

2 – Bestuurders van motorvoertuigen op twee wielen;

   
     

3 – Bromfietsers en snorfietsers;

   
     

4 – Fietsers en bestuurders van gehandicaptenvoertuigen met of zonder motor;

   
     

5 – Voetgangers;

   
     

6 – Overige weggebruikers;

   
     

7 – Gezagvoerders/schippers;

   
     

8 – Een ieder.

   
           
     

NB De categorieën 1 tot en met 4 gelden in voorkomend geval mede voor bestuurders van één van de op die categorieën betrekking hebbende voertuigen, indien daarmee een aanhangwagen wordt voortbewogen

   
           
     

Voor alle feiten uit deze afdeling geldt dat hiervoor uitsluitend kan worden geverbaliseerd indien en voor zover in de betreffende lokale verordening een daartoe strekkende verbods- en strafbepaling zijn opgenomen.

   
     

Nummers F 050 – F 400: Plaatselijk geldende verordeningen (Pl.V)

   
           
     

Verspreiden van gedrukte stukken

   

F

111

 

zonder vergunning/ontheffing op door het college of de burgemeester aangewezen openbare plaatsen gedrukte of geschreven stukken dan wel afbeeldingen onder publiek verspreiden dan wel openlijk aanbieden

Pl.V

8

           
     

Vertoningen e.d. op de weg

   

F

095

 

zonder vergunning/ontheffing op een openbare plaats als dienstverlener optreden of zijn diensten als zodanig aanbieden

Pl.V

8

F

100

 

zonder vergunning/ontheffing als straatartiest, straatfotograaf, tekenaar, filmoperateur of gids ten behoeve van publiek optreden op door het college of de burgemeester aangewezen openbare plaatsen, waar dit niet is toegestaan

Pl.V

8

           
     

Bruikbaarheid en aanzien van de weg

   
     

de weg of een weggedeelte anders gebruiken dan overeenkomstig de publieke functie daarvan, waardoor

Pl.V

 

F

102

a

– aan de weg schade wordt toegebracht of kan worden toegebracht

 

8

F

102

b

– de bruikbaarheid van de weg wordt belemmerd of kan worden belemmerd

 

8

F

102

c

– het beheer of onderhoud van de weg wordt belemmerd of kan worden belemmerd

 

8

F

101

 

zonder vergunning/ontheffing of anders dan de daarin gestelde voorwaarden de weg of een weggedeelte gebruiken anders dan overeenkomstig de publieke functie daarvan (bijv. terrasverbod, reclameborden)

Pl.V

8

           
     

Winkelwagentjes

   

F

136

 

zich met een winkelwagentje op of aan de weg bevinden op meer dan de toegestane afstand van het bedrijf dat het winkelwagentje ter beschikking heeft gesteld

Pl.V

8

           
     

Toezicht op openbare inrichtingen

   
     

als houder van een openbare inrichting na sluitingstijd zonder ontheffing/vergunning

Pl.V

 

F

105

a

– die inrichting voor bezoekers geopend hebben

 

8

F

105

b

– in die inrichting bezoekers laten verblijven

 

8

     

zich als bezoeker in een openbare inrichting bevinden

Pl.V

 

F

106

a

– na sluitingstijd

 

8

F

106

b

– gedurende de tijd dat de inrichting gesloten dient te zijn

 

8

           
     

Plakken en kladden

   

F

110

a

een openbare plaats of dat gedeelte van een onroerende zaak dat vanaf die plaats zichtbaar is bekrassen of bekladden

Pl.V

8

F

110

b

op een openbare plaats of dat gedeelte van een onroerende zaak dat vanaf die plaats zichtbaar is zonder schriftelijke toestemming van de rechthebbende een aanplakbiljet of ander geschrift, afbeelding of aanduiding dan wel met enigerlei stof enige afbeelding, letter, cijfer of teken aanplakken of op andere wijze aanbrengen

Pl.V

8

F

110

c

aanplakborden gebruiken voor het aanbrengen van handelsreclame

Pl.V

8

F

110

d

als houder van een schriftelijke toestemming niet voldoen aan de verplichting om op eerste vordering van een opsporingsambtenaar de schriftelijke toestemming van de rechthebbende op een openbare plaats/dat gedeelte van een onroerende zaak ter inzage af te geven

Pl.V

8

F

115

 

op de weg of openbaar water enig aanplakbiljet, aanplakdoek, kalk, teer, kleur- of verfstof of verfgereedschap vervoeren of bij zich hebben

Pl.V

8

           
     

Hinderlijk gedrag

   

F

120

a

op een openbare plaats klimmen of zich bevinden op een beeld, monument, overkapping, constructie, openbare toiletgelegenheid, voertuig, hek, heining of andere afsluiting, verkeersmeubilair of daarvoor niet bestemd straatmeubilair

Pl.V

8

F

120

b

op een openbare plaats zich ophouden op een wijze die voor andere gebruikers of omwonenden onnodig overlast of hinder veroorzaakt

Pl.V

8

F

125

a

zonder redelijk doel zich in een portiek of poort ophouden of in, op of tegen een raamkozijn of een drempel van een gebouw zitten of liggen

Pl.V

8

F

125

b

zonder redelijk doel zich anders dan als bewoner of gebruiker van flatgebouwen, appartementsgebouwen en soortgelijke meergezinshuizen of van publiek toegankelijke gebouwen bevinden in een voor gemeenschappelijk gebruik bestemde ruimte van dat gebouw

Pl.V

8

     

(in of op) een portaal, telefooncel, wachtlokaal voor openbaar vervoer, parkeergarage, rijwielstalling of een andere voor het publiek toegankelijke ruimte

Pl.V

 

F

130

a

– zich zonder redelijk doel en op een voor anderen hinderlijke wijze ophouden

 

8

F

130

b

– verontreinigen

 

8

F

130

c

– voor een ander doel gebruiken dan waarvoor die ruimte bestemd is

 

8

           
     

Verboden drankgebruik

   

F

121

a

als persoon die de leeftijd van 18 jaar heeft bereikt op een openbare plaats die deel uitmaakt van een door het college of de burgemeester aangewezen gebied alcoholhoudende drank gebruiken

Pl.V

8

F

121

b

als persoon die de leeftijd van 18 jaar heeft bereikt op een openbare plaats die deel uitmaakt van een door het college of de burgemeester aangewezen gebied aangebroken flessen, blikjes e.d. met alcoholhoudende drank bij zich hebben

Pl.V

8

           
     

(Brom)fietsen

   

F

135

 

op uren en/of plaatsen die door het college of de burgemeester zijn aangewezen zich met een fiets of bromfiets bevinden op een door het college of de burgemeester aangewezen terrein waar een markt, kermis, uitvoering, bijeenkomst of plechtigheid wordt gehouden, welke publiek trekt en kenbaar is aan de bezoekers van dit terrein

Pl.V

8

           
     

Honden

   
     

als eigenaar of houder van een hond, deze laten verblijven of laten lopen op

Pl.V

 

F

145

a

– een openbare plaats gelegen binnen de bebouwde kom zonder dat de hond is aangelijnd

 

8

F

145

b

– een voor het publiek toegankelijke en kennelijk als zodanig ingerichte kinderspeelplaats, zandbak, speelweide of op een andere door het college of de burgemeester aangewezen plaats

 

8

F

145

c

– een weg zonder dat de hond is voorzien van een halsband of een ander identificatiemerk dat de eigenaar of houder van de hond duidelijk doet kennen

 

8

F

145

d

– een weg zonder een deugdelijk middel dat is bestemd voor het verwijderen van uitwerpselen bij zich te dragen en/of dit middel niet op eerste vordering tonen aan de met het toezicht belaste ambtenaar

 

8

F

145

e

– een door het college of de burgemeester aangewezen plaats buiten de bebouwde kom zonder dat de hond is aangelijnd

 

8

F

145

f

als degene die zich met een hond op een openbare plaats begeeft, niet voldoen aan de verplichting ervoor te zorgen dat de uitwerpselen van die hond onmiddellijk worden verwijderd van die openbare plaats

 

8

     

als eigenaar of houder van een hond deze laten verblijven of laten lopen op een openbare plaats of op een terrein van een ander

Pl.V

 

F

150

a

– terwijl na aanzegging van de burgemeester deze hond niet kort is aangelijnd

 

8

F

150

b

– terwijl na aanzegging van de burgemeester deze hond niet kort is aangelijnd en gemuilkorfd

 

8

F

150

c

– zonder dat deze hond is voorzien van een afleesbare microchip met uniek identificatienummer dat in verband met het gedrag van de hond is verstrekt

 

8

           
     

Vee / dieren

   

F

151

a

als degene die buiten een inrichting de zorg heeft voor een dier, niet voorkomen dat dit dier voor de omgeving (geluid)hinder veroorzaakt

Pl.V

8

F

155

a

als rechthebbende op herkauwende dieren, eenhoevige dieren of varkens die zich bevinden in een weiland of op een terrein dat niet van de weg is afgescheiden door een deugdelijke veekering, niet voldoen aan de verplichting om zodanige maatregelen te treffen dat dit vee die weg niet kan bereiken

Pl.V

8

           
     

Vuurwerk

   

F

400

a

consumentenvuurwerk gebruiken op een door het college of de burgemeester in het belang van het voorkomen van gevaar, schade of overlast aangewezen plaats waar dit gebruik verboden is

Pl.V

8

F

400

b

op een openbare plaats consumentenvuurwerk gebruiken terwijl dat gevaar, schade of overlast kan veroorzaken

Pl.V

8

           
     

Natuurlijke behoefte

   

F

185

 

binnen de bebouwde kom op een openbare plaats zijn natuurlijke behoefte doen buiten daarvoor bestemde plaatsen

Pl.V

8

           
     

Slaapplaats

   

F

114

a

zonder ontheffing/vergunning buiten een daartoe bestemd kampeerterrein kampeermiddelen plaatsen of geplaatst houden ten behoeve van recreatief nachtverblijf

Pl.V

8

F

114

b

de weg als slaapplaats gebruiken

Pl.V

8

           
     

Vaartuigen / zwemmen

   

F

235

 

met of voor een vaartuig een ligplaats innemen, hebben of beschikbaar stellen op een door het college of de burgemeester aangewezen gedeelte van een openbaar water waar dit niet is toegestaan

Pl.V

7/8

F

240

 

als bader of zwemmer in openbaar water zich zodanig gedragen dat het scheepvaartverkeer daarvan hinder of gevaar kan ondervinden

Pl.V

8

F

245

 

zich zonder redelijk doel aan een vaartuig in openbaar water vasthouden, daarop klimmen of zich daarop of daarin begeven of bevinden

Pl.V

8

           
     

Parken, natuur- en recreatiegebieden

   

F

250

 

zonder ontheffing/vergunning rijden of zich bevinden met een motorvoertuig/(brom)fiets of een paard binnen een voor publiek toegankelijk natuurgebied, park, plantsoen of voor recreatief gebruik beschikbare terreinen

Pl.V

1/2/3/4/6

F

251

 

zonder daartoe bevoegd te zijn zich bevinden buiten wegen of paden, die liggen in/op bij de gemeente in onderhoud zijnde parken, wandelplaatsen, plantsoenen, groenstroken of grasperken

Pl.V

8

F

252

 

zonder ontheffing/vergunning met een voertuig rijden door een park/plantsoen of op van gemeentewege aangelegde beplanting of groenstrook

Pl.V

1/2/3/4/6

F

212

b

een recreatiegebied gebruiken in strijd met de bepalingen geldend voor dat gebied anders dan tot doel van dagrecreatie

Pl.V

8

F

212

g

een recreatiegebied gebruiken in strijd met de bepalingen geldend voor dat gebied door zich als eigenaar of houder van een hond zich met die hond in een vastgestelde periode te bevinden buiten een aangewezen gebied, waar het verblijf van de hond is toegestaan

Pl.V

8

B

Bijlage II, bedoeld in artikel 4.3 van het Besluit OM-afdoening, komt te luiden:

     

Feit

Overtreden artikel

Tarief categorie(ën)

           
     

Categorie-indeling F:

   
     

1– Natuurlijk persoon;

   
     

2– Rechtspersoon.

   
     

Bestuurlijke strafbeschikking milieu

   
     

Nummers BO 001 – B002: Besluit activiteiten leefomgeving – Afvalstoffen

   

BO

001

 

het op of in de bodem brengen van bedrijfsafvalstoffen of gevaarlijke afvalstoffen zonder benodigde omgevingsvergunning: 1-5 m3

3.40c Bal

1/2

BO

002

 

het op of in de bodem brengen van bedrijfsafvalstoffen of gevaarlijke afvalstoffen zonder benodigde omgevingsvergunning: 5-10m3

3.40c Bal

1/2

           
     

Nummers B010 – B023: Wet Milieubeheer – Afvalstoffen

   

BO

010

 

het storten, anderszins op of in de bodem te brengen of verbranden van niet-afgegeven of niet-ingezamelde huishoudelijke afvalstoffen: 1-5 m3

10.2 Wm

1/2

BO

011

 

het storten, anderszins op of in de bodem brengen of verbranden van niet-afgegeven of niet-ingezamelde huishoudelijke afvalstoffen: 5-10 m3

10.2 Wm

 

BO

012

 

zich door afgifte aan een ander hebben ontdaan van bedrijfsafvalstoffen; max. 10 m3

10.37 lid 1 Wm

1/2

BO

013

 

niet registreren van één of meer gegevens als bedoeld in artikel 10.38 lid 1 Wet milieubeheer bij afgifte van bedrijfsafvalstoffen of gevaarlijke afvalstoffen

10.38 lid 1 Wm

1/2

BO

014

 

geen melding maken met betrekking tot afgifte van bedrijfsafvalstoffen of gevaarlijke afvalstoffen aan het bevoegd gezag

10.38 lid 3 Wm

1/2

BO

015

 

niet verstrekken van een begeleidingsbrief, welke ten minste de gegevens bevat die zijn genoemd in art. 10.39 lid 1 onder a en 10.38 lid 1 van de Wet milieubeheer bij afgifte van bedrijfsafvalstoffen of gevaarlijke stoffen aan een persoon als bedoeld in art. 10.37 lid 2 onder a tot en met e Wet milieubeheer

10.39 lid 2 Wm

1/2

BO

016

 

niet melden van afgifte van bedrijfsafvalstoffen aan het bevoegd gezag door een persoon als bedoeld in art. 10.37 lid 2 onder a of b van de Wet milieubeheer

10.40 lid 1 Wm

 

BO

017

 

in ontvangst nemen van bedrijfsafvalstoffen door een persoon als bedoeld in art. 10.37, lid 2, onder a of b Wet milieubeheer zonder dat daarbij een omschrijving en een begeleidingsbrief als bedoeld in art. 10.39 lid 1 onder a en b Wet milieubeheer worden verstrekt

10.37 jo 10.39 Wm

1/2

BO

018

 

tijdens het vervoer van bedrijfsafvalstoffen geen begeleidingsbrief als bedoeld in art. 10.39 Wet milieubeheer aanwezig hebben, zolang degene die afvalstoffen onder zich heeft

10.44 lid 1 Wm

1/2

BO

019

 

bedrijfsafvalstoffen inzamelen zonder vermelding op een lijst van inzamelaars

10.45 lid 1 onder a Wm

1/2

BO

020

 

zich niet houden aan de voorschriften bij de inzamelvergunning

18.18 Wm jo 10.49 lid 2 Wm

1/2

BO

021

 

zonder vermelding als vervoerder op de lijst van vervoerders bedrijfsafvalstoffen of gevaarlijke afvalstoffen voor anderen tegen vergoeding vervoeren

10.55 lid 1 onder a Wm

1/2

BO

022

 

zonder vermelding als handelaar op de lijst van handelaars bedrijfsafvalstoffen of gevaarlijke afvalstoffen verhandelen

10.55 lid 1 onder b Wm

1/2

BO

023

 

zonder vermelding als bemiddelaar op de lijst van bemiddelaars ten behoeve van anderen bemiddelen bij het beheer van bedrijfsafvalstoffen of gevaarlijke afvalstoffen

10.55 lid 1 onder c Wm

1/2

           
     

Nummers BO 025 – BO 027: Besluit activiteiten leefomgeving – Bouwstoffen

   

BO

025

 

aanbrengen van bouwstoffen terwijl een milieuverklaring bodemkwaliteit die betrekking heeft op de toe te passen bouwstoffen, niet beschikbaar is

4.1259 Bal

1/2

BO

026

 

vervaardigen en/of invoeren en/of voor toepassing in Nederland en/of voor handelsdoeleinden voor de Nederlandse markt voorhanden hebben en/of vervoeren en/of aan een ander ter beschikking stellen en/of toepassen van bouwstoffen terwijl niet: uit een milieuverklaring blijkt dat de kwaliteit van de bouwstoffen voldoet aan de daarvoor geldende kwaliteitseisen

33 lid 1 onder a Bbk jo. 4.1259 lid 1 onder a Bal

1/2

BO

027

 

vervaardigen en/of invoeren en/of voor toepassing in Nederland en/of voor handelsdoeleinden voor de Nederlandse markt voorhanden hebben en/of vervoeren en/of aan een ander ter beschikking stellen en/of toepassen van bouwstoffen terwijl niet: een afleverbon bij de desbetreffende partij voorhanden is die de vereiste gegevens over de herkomst bevat

33 lid 1 onder b Bbk jo 4.1259 lid 1 onder b Bal

1/2

           
     

Nummer B030 – B033: Besluit Bodemkwaliteit – Bouwstoffen

   

BO

030

 

vervaardigen en/of invoeren en/of voor toepassing in Nederland en/of voor handelsdoeleinden voor de Nederlandse markt voorhanden hebben en/of vervoeren en/of aan een ander ter beschikking stellen en/of toepassen van bouwstoffen terwijl niet: de samenstellings- en emissiewaarden van de bouwstof zijn bepaald aan de hand van parameters die in bijlage 1 Bbk zijn vermeld en bij regeling van Onze Minister zijn aangewezen, overeenkomstig de bij ministeriële regeling gestelde methoden door of onder toezicht van een persoon of instelling die daartoe beschikt over een erkenning

32 lid 4 sub c en f Bbk

1/2

BO

031

 

vervaardigen en/of invoeren en/of voor toepassing in Nederland en/of voor handelsdoeleinden voor de Nederlandse markt voorhanden hebben en/of vervoeren en/of aan een ander ter beschikking stellen en/of toepassen van bouwstoffen terwijl niet: uit een milieuhygiënische verklaring blijkt dat wordt voldaan aan het bepaalde in onderdeel a en b

28 lid 1 onder c Bbk

1/2

BO

032

 

vervaardigen en/of invoeren en/of voor toepassing in Nederland en/of voor handelsdoeleinden voor de Nederlandse markt voorhanden hebben en/of vervoeren en/of aan een ander ter beschikking stellen en/of toepassen van bouwstoffen terwijl niet: een afleveringsbon bij de desbetreffende partij aanwezig is die de bij ministeriële regeling vastgestelde gegevens bevat

28 lid 1 onder d Bbk

1/2

BO

033

 

door degene die voornemens is een IBC-bouwstof toe te passen als bedoeld in artikel 30, dat voornemen niet ten minste vier weken voor het toepassen aan Onze Minister melden

32 lid 2 Bbk

1/2

           
     

Nummers B035 – 038: Besluit activiteiten leefomgeving – Baggerspecie

   

BO

035

 

toepassen van grond of baggerspecie in het kader van functionele toepassingen als bedoeld in artikel 4.1269, tweede lid, a tot en met e en g, en derde lid, onder a en c, op de landbodem zonder te beschikken over een milieuverklaring bodemkwaliteit, bedoeld in artikel 29, vierde Bbk

4.1272 Bal

1/2

BO

036

 

op of in de bodem toepassen van grond en/of baggerspecie, zonder dat ten minste een week voor het begin daarvan melding te maken aan het bevoegd gezag melden: tot en met 250 m3

4.1266 lid 1 Bal

1/2

BO

037

 

niet ten minste een week voor het begin van het op of in de bodem toepassen van grond en/of baggerspecie het bevoegd gezag verstrekken van de gegevens en bescheiden, bedoeld in artikel 4.1267, eerste lid, Bal: tot en met 250 m3

4.1267 lid 1 Bal

1/2

BO

038

 

op of in de bodem toepassen van grond en/of baggerspecie, zonder dat ten minste een week voor het begin daarvan melding te maken aan het bevoegd gezag melden: meer dan 250 m3

4.1266 lid 1 Bal

1/2

           
     

Nummers B040 – B047: Besluit bodemkwaliteit – Baggerspecie

   

BO

040

 

een werkzaamheid uitvoeren in strijd met het daarvoor geldende normdocument

18 lid 1 Bbk

1/2

BO

041

 

uitvoeren van een werkzaamheid zonder daartoe verleende erkenning

15 lid 1 Bbk

1/2

BO

042

 

gebruiken of aan een ander ter beschikking stellen van een resultaat van een werkzaamheid wetend of vermoedend dat dit resultaat, gelet op het doel waarvoor dit wordt gebruikt, geen betrouwbaar beeld verschaft van de eigenschappen, aard, hoedanigheid of samenstelling van de bodem, grond, baggerspecie of bouwstof

16 Bbk

1/2

BO

043

 

door degene die voornemens is grond en/of baggerspecie toe te passen, niet overeenkomstig de bij ministeriele regeling bepaalde methoden door een persoon of instelling die daartoe beschikt over een erkenning, de kwaliteit van de grond of baggerspecie laten vaststellen

38 lid 1 Bbk

1/2

BO

044

 

geen milieuhygiënische verklaring aanwezig hebben bij een partij grond en/of baggerspecie

38 lid 2 Bbk

1/2

BO

045

 

de kwaliteit van de bodem waarop of waarin de grond en/of baggerspecie wordt toegepast, niet laten vaststellen overeenkomstig de bij regeling van onze ministers bepaalde methoden door een persoon of instelling die daartoe beschikt over een erkenning

40 lid 1 jo 9 lid 1 Bbk

1/2

BO

046

 

door degene die voornemens is grond en/of baggerspecie toe te passen, dat voornemen niet ten minste vijf werkdagen van tevoren aan Onze Minister melden tot en met 250 m3

42 jo 35 Bbk

1/2

BO

047

 

door degene die voornemens is grond en/of baggerspecie toe te passen, dat voornemen niet ten minste vijf werkdagen van tevoren aan Onze Minister melden meer dan 250 m3

42 jo 35 Bbk

1/2

           
     

Nummers BO 050 – BO 051: Besluit activiteiten leefomgeving – Oppervlaktelichaam

   

BO

050

 

op- of overslaan van goederen in de buitenlucht zonder dat maatregelen zijn genomen om zoveel mogelijk te voorkomen dat deze goederen in een oppervlaktewaterlichaam geraken

2.11 Bal

1/2

BO

051

 

het niet onverwijld informeren van het bevoegd gezag over een ongewoon voorval als bedoeld in artikel 2.21 van het Besluit activiteiten leefomgeving voor zover het betreft een door een activiteit veroorzaakte verontreiniging of aantasting van de bodem of oever van een oppervlaktewaterlichaam

2.21 Bal

1/2

           
     

Nummers BO 055 – BO 058: Besluit activiteiten leefomgeving en Waterschapverordening – Lozen

   

BO

055

 

bij het lozen op een oppervlaktewaterlichaam ten gevolge van reinigen of conserveren van bouwwerken niet of onvoldoende treffen van maatregelen om het in dat oppervlaktewaterlichaam lozen van stoffen te voorkomen dan wel zoveel mogelijk te beperken

6.23 en 7.22 Bal en 2.24 Wv

 

BO

056

 

niet in een werkinstructie beschrijven van de maatregelen die worden getroffen om het lozen in een oppervlaktelichaam ten gevolge van het bouwen, renoveren of slopen van bouwwerken te voorkomen

6.24, aanhef en onder a, en 7.23, aanhef en onder a, Bal en 2.25, aanhef en onder a, Wv

 

BO

057

 

bij ontgravingen of baggerwerkzaamheden in een oppervlaktewaterlichaam waarbij met kwaliteitsklasse van de te baggeren of ontgraven waterbodem ‘sterk verontreinigd’, bedoeld in artikel 29, derde lid, onder a, van het Besluit bodemkwaliteit de werkzaamheden niet uitvoeren overeenkomstig een werkinstructie, waarin maatregelen zijn beschreven waarmee het lozen zo veel als redelijkerwijs mogelijk wordt beperkt

2.39 Wv

1/2

BO

058

 

lozen op een oppervlaktewaterlichaam van grondwater bij ontwatering terwijl het gehalte onopgeloste stoffen in enig steekmonster meer dan 50 milligram per liter bedraagt

2.12 lid 2 Wv

1/2

           
     

Nummers BO 060– BO 061: Besluit activiteiten leefomgeving – Lozen afvalwater

   

BO

060

 

bij het lozen van huishoudelijk afvalwater op een oppervlaktewaterlichaam in beheer bij het Rijk niet voldoen aan de emissiegrenswaarden

6.43, lid 2, en 7.52, lid 2 Bal

1/2

BO

061

 

bij het lozen van huishoudelijk afvalwater in de Noordzee niet voldoen aan de emissiegrenswaarden

7.48 en 7.52 lid 2 Bal

1/2

           
     

Nummer B0 065: Besluit activiteiten leefomgeving en Waterschapsverordening – Lozen afvalwater

   

BO

065

 

huishoudelijk afvalwater niet voorafgaand aan het lozen in een oppervlaktewaterlichaam door een zuiveringsvoorziening geleiden

6.43, 7.53 Bal en 2.18 Wv

1/2

           
     

Nummer B0 066: Besluit activiteiten leefomgeving – Opslagtank

   

BO

066

 

bij bovengrondse opslagtank niet ten minste eenmaal per jaar laten beoordelen en goedkeuren van de kathodische bescherming van ondergrondse leidingen van staal door een geaccrediteerde inspectie-instantie

4.934 Bal

1/2

     

een bovengrondse opslagtank, en de daarop aangesloten leidingen voor het opslaan van gasolie, diesel of huisbrandolie met een vlampunt van 55 °C of hoger, vloeistoffen van ADR-klasse 5.1, ADR-klasse 8, verpakkingsgroep II of III, of ADR-klasse 9, die het aquatisch milieu verontreinigen, oliën of vetten die niet van ADR-klasse 3 zijn of pekel:

   

BO

070

 

niet geïnstalleerd door een gecertificeerde onderneming

4.929 Bal

1/2

BO

071

 

is niet gerepareerd door een gecertificeerde onderneming

4.929 Bal

1/2

BO

072

 

is niet onderhouden door een gecertificeerde onderneming

4.929 Bal

1/2

BO

073

 

is niet beoordeeld door een gecertificeerde onderneming

4.938 Bal

1/2

BO

074

 

is niet goedgekeurd door een gecertificeerde onderneming

4.938 Bal

1/2

BO

075

 

ondergrondse leiding niet beoordeeld en goedgekeurd door een inspectie-instantie met een erkenning voor AS SIKB

4.938, lid 3 Bal

1/2

BO

076

 

ondergrondse leidingen met vloeibare gevaarlijke stoffen van ADR klasse 3 geïnstalleerd, onderhouden en gerepareerd door een erkende onderneming.

4.917 lid 3 Bal

1/2

           
     

Nummers B0 080 – B0 086: Besluit activiteiten leefomgeving en Waterregeling – Vergunning beperkingengebiedactiviteit

   

BO

080

 

zonder daartoe strekkende vergunning van Onze Minister als bedoeld in artikel 5.1 van de Omgevingswet een beperkingengebiedactiviteit verrichten met betrekking tot een oppervlaktewaterlichaam in beheer bij het Rijk dat geen kanaal is verrichten

6.17 Bal

1/2

BO

081

 

zonder daartoe strekkende vergunning van Onze Minister als bedoeld in artikel 5.1 van de Omgevingswet een beperkingengebiedactiviteit met betrekking tot een waterkering in beheer bij het Rijk verrichten

6.18 Bal

1/2

BO

082

 

niet ten minste vier weken voor het begin ervan een beperkingengebiedactiviteit met betrekking tot een waterstaatswerk in beheer bij het Rijk, die niet als vergunningplichtig is aangewezen in artikel 6.17 of 6.18 van het Besluit activiteiten leefomgeving, melden aan de minister van Infrastructuur en Waterstaat

6.19 lid 1 Bal

1/2

BO

083

 

niet ten minste vier weken voor het begin ervan een beperkingengebiedactiviteit met betrekking tot een waterstaatswerk in beheer bij het Rijk, die niet als vergunningplichtig is aangewezen in artikel 6.29 of 6.30 van het Besluit activiteiten leefomgeving, melden aan de minister van Infrastructuur en Waterstaat

6.31 lid 1 Bal

1/2

BO

084

 

niet ten minste vier weken voor het begin ervan een beperkingengebiedactiviteit met betrekking tot een oppervlaktewaterlichaam in beheer bij het Rijk, die niet als vergunningplichtig is aangewezen in artikel 6.58 van het Besluit activiteiten leefomgeving, melden aan de minister van Infrastructuur en Waterstaat

6.60 lid 1 Bal

1/2

BO

085

 

niet voldoen aan de verplichting dat de debietmeet- en/of bemonsteringsvoorzieningen: in goede staat verkeren

7.6 Wtr

1/2

BO

086

 

niet voldoen aan de verplichting dat de debietmeet- en/of bemonsteringsvoorzieningen: overeenkomstig de voorschriften van de leverancier zijn geïnstalleerd en/of onderhouden

7.6 Wtr

1/2

           
     

Nummers B0 089 – B0 100: Besluit activiteiten leefomgeving – Badinrichtingen en zwemgelegenheden

   

BO

089

 

in badwaterbassins waarin het water wordt gedesinfecteerd niet dagelijks op elementair chloor, gebonden chloor, zuurgraad en doorzicht meten als bedoeld in artikel 15.20 eerste lid Bal

15.20 lid 1 Bal

 

BO

090

 

in zwemvijvers niet dagelijks meten op doorzicht, zuurgraad en zuurstofverzadiging als bedoeld in artikel 15.38, eerste lid, Bal

15.38 lid 1 Bal

1/2

BO

091

 

in overige badwaterbassins niet dagelijks meten op doorzicht als bedoeld in artikel 15.57, eerste lid Bal

15.57 lid 1 Bal

1/2

BO

092

 

het niet ten minste zo vaak laten meten van het water in zwemvijvers als bedoeld in artikel 15.39 tweede tot en met vierde lid van het Bal door een laboratorium met een accreditatie volgens NEN-EN-ISO/IEC 17025

15.39 lid 2, 3 en 4 Bal

1/2

BO

093

 

het in een beheersplan voor een badwaterbassin ontbreken van maatregelen, locaties, meetmomenten en wijze van totstandkoming als bedoeld in artikel 15.64, tweede lid, Bal

15.64 lid 2 Bal

1/2

BO

094

 

het ontbreken van maatregelen als bedoeld in artikel 2b, vierde lid, onder c, van het Besluit hygiëne en veiligheid badinrichtingen en zwemgelegenheden zoals dat op grond van artikel 15.67, tweede lid, Bal tot 1 januari 2024 kan blijven gelden

15.67 lid 2 Bal

1/2

BO

095

 

het niet uitvoeren van de in het beheersplan opgenomen maatregelen als bedoeld in artikel 15.64, tweede lid, onder a, Bal

15.64 lid 3 Bal

1/2

BO

096

 

het niet voldoen aan de in het beheersplan opgenomen maatregelen als bedoeld in artikel 2b, vierde lid, onder c, Besluit hygiëne en veiligheid badinrichtingen en zwemgelegenheden zoals dat op grond van artikel 15.67, tweede lid, Bal tot 1 januari 2023 kan blijven gelden

15.67 lid 2 Bal

1/2

BO

097

 

het niet ten minste vier weken voor het begin van het gelegenheid bieden tot zwemmen of baden in een badwaterbassin waarin het water wordt gedesinfecteerd melden aan het bevoegd gezag dat die activiteit verricht zal gaan worden

15.13 Bal

1/2

BO

098

 

het niet ten minste vier weken voor het begin van het gelegenheid bieden tot zwemmen of baden in een zwemvijver melden aan het bevoegd gezag dat die activiteit verricht zal gaan worden

15.31 Bal

1/2

BO

099

 

het niet ten minste vier weken voor het begin van het gelegenheid bieden tot zwemmen of baden melden aan het bevoegd gezag dat het water in het badwaterbassin voor eenmalig gebruik, niet zijnde een zwemvijver, niet wordt gedesinfecteerd en niet na elke gebruiker wordt geleegd

15.47 Bal

1/2

BO

100

 

het niet ten minste vier weken voor het begin van het gelegenheid bieden tot zwemmen of baden melden aan het bevoegd gezag dat het water in het (overig) badwaterbassin, niet zijnde een zwemvijver niet wordt gedesinfecteerd en niet na elke gebruiker wordt geleegd

15.50 Bal

1/2

           
     

Nummers B0 101 – B0 106: Besluit activiteiten leefomgeving – Mest

   

BO

101

 

opslaan van vaste mest, champost of dikke fractie anders dan pluimveemest op een aaneengesloten bodemvoorziening waarbij de vloeistoffen die vrijkomen niet of niet volledig worden opgevangen

4.838 lid 1, aanhef en onder a, Bal

1/2

BO

102

 

opslaan van vaste mest, champost of dikke fractie anders dan pluimveemest op een niet aaneengesloten bodemvoorziening of een onvoldoende dikke absorberende laag

4.838 lid 1 Bal

1/2

BO

103

 

opslaan van vaste mest, champost of dikke fractie op een voldoende dikke absorberende laag: meer dan zes maanden op één plek of niet of onvoldoende tegen inregenen beschermd

4.838 lid 1, aanhef en onder b, en lid 2, aanhef en onder c, Bal

1/2

BO

104

 

opslaan van gedroogde pluimveemest: buiten een gebouw of buiten een afgedekte container of op een onvoldoende dikke absorberende laag

4.838 lid 2 Bal

1/2

BO

105

 

opslaan van gedroogde pluimveemest in een gebouw: zonder of onvoldoende bescherming tegen weersinvloeden, zonder aaneengesloten bodemvoorziening of onvoldoende ventilatie om condensvorming te voorkomen

4.838 lid 2 aanhef en onder a Bal

1/2

BO

106

 

opslaan van gedroogde pluimveemest in een afgedekte container zonder dat de pluimveemest elke twee weken wordt afgevoerd

4.838, lid 2, aanhef en onder b. Bal

1/2

           
     

Nummers B0 110 – B0 117: Besluit activiteiten leefomgeving – Gewasbescherming

   

BO

110

 

lozen van condenswater waarin gewasbeschermingsmiddelen of biociden zijn toegepast en in de kas geen sprake is van alleen biologische productiemethoden

4.791t Bal

1/2

BO

111

 

niet overleggen van de rapportage van het voorgaande kalenderjaar zoals bedoeld in artikel 4.791fa of 4.791o Bal

4.791fa en 4.791o Bal

1/2

BO

112

 

bij gebruik gewasbeschermingsmiddelen toepassen van een techniek die niet voldoet aan de driftreductie van 75% bedoeld in artikel 4.723c Bal

4.723c lid 1 Bal

1/2

BO

113

 

niet in acht nemen van een teeltvrije zone langs een oppervlaktewaterlichaam bij gebruik gewasbeschermingsmiddelen

4.723d lid 1 Bal

1/2

BO

114

 

op braakliggend terrein gewasbeschermingsmiddelen gebruiken binnen een afstand van 50 centimeter vanaf de insteek van een oppervlaktewaterlichaam

4.723h Bal

1/2

BO

115

 

binnen een teeltvrije zone meststoffen gebruiken terwijl niet voldaan wordt aan de artikelen 4.723j, tweede en derde lid Bal

4.723ji Bal

1/2

BO

116

 

op braakliggend terrein meststoffen gebruiken binnen een afstand van 50 centimeter vanaf de insteek van een oppervlaktewaterlichaam

4.723j Bal

1/2

BO

117

 

lozen van afvalwater, afkomstig van het spoelen van gewassen in een vuilwaterriool terwijl het gehalte aan onopgeloste stoffen in enig steekmonster meer bedraagt dan 300 milligram per liter

4.748 Bal

1/2

           
     

Nummers B0 120 – BO 125: Besluit activiteiten leefomgeving – Kuilvoer

   

BO

120

 

kuilvoer of vaste bijvoedermiddelen die niet in plastic folie zijn verpakt niet opslaan op een elementenvoorziening waarbij de vloeistoffen die vrijkomen worden opgevangen

4.844 Bal

1/2

BO

121

 

lozen van afvalwater afkomstig van de bodembeschermende voorziening voor opslag van kuilvoer of vaste bijvoedermiddelen op of in de bodem of op een oppervlaktewaterlichaam dat in contact is geweest met het kuilvoer of vaste bijvoedermiddelen

4.846 aanhef en onder a Bal

1/2

BO

122

 

lozen van afvalwater afkomstig van de bodembeschermende voorziening voor opslag van kuilvoer of vaste bijvoedermiddelen op of in de bodem of op een oppervlaktewaterlichaam dat is vermengd met uit het kuilvoer of vaste bijvoedermiddelen vloeiende vloeistoffen

4.846 aanhef en onder b Bal

1/2

BO

123

 

opslaan van gebruikt substraatmateriaal op een niet aaneengesloten bodemvoorziening

4.851 Bal

1/2

BO

124

 

lozen van afvalwater afkomstig van de bodembeschermende voorziening voor de opslag van gebruikt substraatmateriaal op of in de bodem of op een oppervlaktewaterlichaam dat in contact is geweest met het gebruikt substraatmateriaal

4.853 aanhef en onder a Bal

1/2

BO

125

 

lozen van afvalwater afkomstig van de bodembeschermende voorziening voor de opslag van gebruikt substraatmateriaal op of in de bodem of op een oppervlaktewaterlichaam dat is vermengd met uit het gebruikt substraatmateriaal vloeiende vloeistoffen

4.853 aanhef en onder b Bal

1/2

           
     

Nummers B0 130 – BO 132: Besluit activiteiten leefomgeving – Houtopstanden

   

BO

130

 

vellen van een houtopstand, met uitzondering van periodiek vellen van griend en/of hakhout, zonder voorafgaande melding aan het bevoegd gezag (max. 1 hectare)

11.126 Bal

1/2

BO

131

 

als rechthebbende van grond, waarop een houtopstand, met uitzondering van periodiek vellen van griend en/of hakhout, is geveld of op andere wijze tenietgegaan, niet voldoen aan verplichting binnen een tijdvak van drie jaren na de velling of het tenietgaan van de houtopstand te herbeplanten op bosbouwkundig verantwoorde wijze (max. 1 hectare)

11.128 lid 1 Bal

1/2

BO

132

 

als rechthebbende van grond, waarop een houtopstand, met uitzondering van periodiek vellen van griend en/of hakhout, is geveld of op andere wijze tenietgedaan, niet voldoen aan verplichting beplanting die niet is aangeslagen binnen drie jaren te vervangen (max. 1 hectare)

11.128 lid 2 Bal

1/2

           
     

Nummers B0 135 – B0 136: Besluit activiteiten leefomgeving – Ongediertebestrijding

   

BO

135

 

niet voorkomen dat een of meer dieren, zijnde muizen en/of ratten, onnodig lijden door deze dieren te vangen en/of doden met lijm en/of te vangen met vangkooien (max. 3 dieren)

11.72 lid 1, onder e en f Bal

1/2

BO

136

 

niet voorkomen dat een of meer dieren, zijnde muizen en/of ratten, onnodig lijden door deze dieren te vangen en/of doden met lijm en/of te vangen met vangkooien (meer dan 3 dieren)

11.72 lid 1, onder e en f Bal

1/2

           
     

Nummers B0 140 – B0 143: Besluit activiteiten leefomgeving – Invoeren binnen of buiten het Nederlands grondgebied

   

BO

140

 

CITES bijlage A product van plant of dier, Medicijn, maximaal 3 stuks, binnen of buiten het grondgebied van Nederland brengen of onder zich hebben: opzettelijk

11.93 lid 1 Bal

2

BO

141

 

CITES bijlage A, product van plant of dier, souvenir/gebruiksvoorwerp, maximaal 3 stuks, binnen of buiten het grondgebied van Nederland brengen of onder zich hebben: opzettelijk

11.93 lid 1 Bal

2

BO

142

 

CITES bijlage B/C product van plant of dier, Medicijn, geringe hoeveelheid, maximaal 3 stuks, binnen of buiten het grondgebied van Nederland brengen of onder zich hebben: opzettelijk

11.93 lid 1 Bal

2

BO

143

 

CITES bijlage B/C, product van plant of dier, souvenir/gebruiksvoorwerp, maximaal 3 stuks, binnen of buiten het grondgebied van Nederland brengen of onder zich hebben: opzettelijk

11.93 lid 1 Bal

2

           
     

Nummers B0 145 – BO 158: Besluit activiteiten leefomgeving – Vuurwerk

   

BO

145

 

andere werkzaamheden in de (buffer)bewaarplaats verrichten dan volgens artikel 4.1045, lid 1, Bal is toegestaan: locatie voor het opslaan t/m 10.000 kg

4.1045 lid 1 Bal

1/2

BO

146

 

andere werkzaamheden in de (buffer)bewaarplaats verrichten dan volgens artikel 4.1045, lid 1, Bal is toegestaan: locatie voor het opslaan vanaf 10.000 kg

4.1045 lid 1 Bal

2

BO

147

 

de deur van de (buffer)bewaarplaats niet gesloten houden anders dan ten tijde van het inbrengen of uitbrengen van vuurwerk of pyrotechnische artikelen voor theatergebruik: locatie voor het opslaan t/m 10.000 kg

4.1036, lid 2, onderdeel f, onder 4 Bal

1/2

BO

148

 

de deur van de (buffer)bewaarplaats niet gesloten houden anders dan ten tijde van het inbrengen of uitbrengen van vuurwerk of pyrotechnische artikelen voor theatergebruik: locatie voor het opslaan van meer dan 10.000 kg

4.1036, lid 2, onderdeel f, onder 4 Bal

2

BO

149

 

in de (buffer)bewaarplaats geen gangpad van ten minste 75 cm breed hebben: locatie voor het opslaan t/m 10.000 kg

4.1045 lid 2, onderdeel b Bal

1/2

BO

150

 

in de (buffer)bewaarplaats geen gangpad van ten minste 75 cm breed hebben: locatie voor het opslaan van meer dan 10.000 kg

4.1045 lid 2, onderdeel b Bal

2

BO

151

 

buiten de openingstijden in een ruimte voor verkoop aan particulieren, anders dan ten hoogste 200 kg vuurwerk van categorie F1 of fop- en schertsvuurwerk aanwezig hebben: locatie voor het opslaan t/m 10.000 kg

4.1046, lid 2, Bal

1/2

BO

152

 

buiten de openingstijden in een ruimte voor verkoop aan particulieren, anders dan ten hoogste 200 kg vuurwerk van categorie F1 of fop- en schertsvuurwerk aanwezig hebben: locatie voor het opslaan van meer dan 10.000 kg

4.1046, lid 2, Bal

2

BO

153

 

het niet voldoen aan de constructie-eisen terwijl vuurwerk aanwezig is: inrichtingen t/m 10.000 kg

4.1036 Bal

1/2

BO

154

 

het niet voldoen aan de voorschriften m.b.t. brandveiligheidsinstallatie terwijl vuurwerk aanwezig is: locatie voor het opslaan t/m 10.000 kg

4.1047 Bal

1/2

BO

155

 

het niet voldoen aan de voorschriften m.b.t. brandveiligheidsinstallatie terwijl vuurwerk aanwezig is: locatie voor het opslaan van meer dan 10.000 kg

4.1047 Bal

2

BO

156

 

in een (buffer)bewaarplaats bestemd voor vuurwerk of pyrotechnische artikelen voor theatergebruik andere goederen opslaan: locatie voor het opslaan t/m 10.000 kg

4.1045, lid 1, Bal

1/2

BO

157

 

in een (buffer)bewaarplaats bestemd voor vuurwerk of pyrotechnische artikelen voor theatergebruik andere goederen opslaan: locatie voor het opslaan van meer dan 10.000 kg

4.1045, lid 1, Bal

2

BO

158

 

als degene die vuurwerk of pyrotechnische artikelen voor theatergebruik opslaat het niet onverwijld toegankelijk hebben van de gegevens over de ADR-klasse van het vuurwerk of de pyrotechnische artikelen voor theatergebruik

4.1034 lid 2 onderdeel a Bal

2

           
     

Nummers B0 160 – BO 164: Vuurwerkbesluit – Vuurwerk

   

BO

160

 

in strijd met artikel 1.2.5 Vuurwerkbesluit het laten staan en het laten liggen van een vervoermiddel waarin of waarop zich vuurwerk of pyrotechnische artikelen voor theatergebruik bevinden

1.2.5 lid 1 onder a. Vwb

1/2

BO

161

 

per levering meer dan 25 kg consumentenvuurwerk aan een particulier ter beschikking stellen binnen de vastgestelde data genoemd in artikel 2.3.2 lid 2 van het Vuurwerkbesluit

2.3.3 Vwb

1/2

BO

162

 

in strijd met artikel 1.2.5 Vuurwerkbesluit niet ononderbroken een vervoermiddel met vuurwerk of pyrotechnische artikelen voor theatergebruik beladen en/of daaruit lossen

1.2.5 lid 1 onder b Vwb

1/2

BO

163

 

anders dan de situatie als bedoeld in art. 2.3.6 Vwb en zonder daartoe verleende vergunning vuurwerk of pyrotechnische artikelen voor theatergebruik tot ontbranding brengen, ten behoeve daarvan opbouwen, installeren, bewerken, dan wel na ontbranding verwijderen

3B.1 lid 1 Vwb

1/2

BO

164

 

het in de handel brengen van vuurwerk of pyrotechnische artikelen voor theatergebruik zonder dat hier overeenkomstig artikel 1A.4.2 een EU conformiteitsverklaring is opgesteld

1A.2.1 lid 4 Vwb

2

           
     

Nummers B0 170 – B0 172: Besluit activiteiten leefomgeving – Milieubelastende activiteit

   

BO

170

 

niet onverwijld informeren van het bevoegd gezag over een ongewoon voorval op een locatie waar een milieubelastende activiteit wordt verricht, niet zijnde een locatie waarop een Seveso-inrichting wordt geëxploiteerd

2.21 Bal

1/2

BO

171

 

niet (tijdig) verstrekken van voorgeschreven gegevens en bescheiden met betrekking tot een ongewoon voorval aan het bevoegd gezag op een locatie waar een milieubelastende activiteit wordt verricht, niet zijnde een locatie waarop een Seveso-inrichting wordt geëxploiteerd

2.22 Bal

1/2

BO

172

 

niet in een gesloten ruimte proefdraaien van verbrandingsmotoren op het terrein waarop een milieubelastende activiteit wordt verricht

4.368 Bal

1/2

           
     

Nummers B0 180 – B0 197: Besluit activiteiten leefomgeving – Overig

   

BO

180

 

niet aanwezig hebben van een werkinstructie over de procedures van acceptatie en controle van ontvangen afvalstoffen, in verband met doelmatig beheer van deze afvalstoffen

4.620 Bal

1/2

BO

181

 

niet onverwijld opheffen van afwijkingen geconstateerd tijdens de uitvoering van de in artikel 4.519, derde lid, Besluit activiteiten leefomgeving bedoelde controle van een fase II-benzinedampterugwinningssysteem

2.11 lid 1 onder a Bal jo 4.519 Bal

1/2

BO

182

 

koelinstallatie met kooldioxide of koolwaterstoffen niet zodanig ontworpen, geïnstalleerd, beheerd en onderhouden dat deze op een veilige wijze kan functioneren, snel en veilig uit bedrijf kan worden genomen en onveilige situaties voorkomt

4.435 Bal

1/2

BO

183

 

niet in een gesloten ruimte mechanisch bewerken van steen, voor zover het een activiteit betreft die is aangewezen in hoofdstuk 3 van het Besluit activiteiten leefomgeving

4.313 lid 1 Bal

1/2

BO

184

 

de binnen de begrenzing van de activiteit aanwezige als bodembeschermende voorziening toegepaste vloeistofdichte bodemvoorziening niet (tijdig) laten beoordelen door een instelling die beschikt over een erkenning

5.19 Bal

1/2

BO

185

 

een aanwezige ondergrondse opslagtank niet tijdig keuren/herkeuren

4.997 lid 2 Bal

1/2

BO

186

 

het wassen van gemotoriseerde voertuigen boven een niet vloeistofdichte bodemvoorziening

4.557 lid 1 Bal

1/2

BO

187

 

niet ten minste eenmaal per jaar controleren van een fase II-benzinedampterugwinningssysteem door een onafhankelijke inspectie-instelling

4.519 lid 3 Bal

1/2

BO

188

 

niet ten minste eenmaal per drie jaar controleren van een fase II-benzinedampterugwinningssysteem door een onafhankelijke inspectie-instelling bij aanwezigheid automatisch bewakingssysteem

4.519 lid 4 Bal

1/2

BO

189

 

een ondergrondse opslagtank van staal waarin vloeibare brandstof wordt opgeslagen niet jaarlijks controleren op de aanwezigheid van water en bezinksel

4.974 lid 1 en 4.993 lid 1 Bal

1/2

BO

190

 

een ondergrondse opslagtank waarin vloeibare brandstof wordt opgeslagen en die is voorzien van een volledige inwendige coating overeenkomstig de aangewezen BRL en is aangebracht door een gecertificeerde onderneming niet ten minste eenmaal per drie jaar controleren op de aanwezigheid van water en bezinksel

4.974 lid 2 en 4.993 lid 2 Bal

1/2

BO

191

 

bovengrondse tank is niet geïnstalleerd, onderhouden of gerepareerd door gecertificeerde onderneming met een certificaat voor BRL SIKB 7800, verstrekt door een certificatie-instantie met een accreditatie volgens NEN-EN ISO/IEC 17065 voor die BRL

4.917 en 4.929 Bal

1/2

BO

192

 

kas waarin assimilatiebelichting wordt toegepast met een verlichtingssterkte van minder dan 15.000 lux is aan de bovenzijde niet voorzien van een lichtscherminstallatie waardoor de lichtvermindering tijdens de donkerteperiode niet ten minste 98% en/of tijdens de nanacht niet ten minste 74% is: 17.500 vierkante meter of minder teeltoppervlakte

4.790, lid 2, aanhef en onder a, Bal

1/2

BO

193

 

kas waarin assimilatiebelichting wordt toegepast met een verlichtingssterkte van minder dan 15.000 lux is aan de bovenzijde niet voorzien van een lichtscherminstallatie waardoor de lichtvermindering tijdens de donkerteperiode niet ten minste 98% en/of tijdens de nanacht niet ten minste 74% is: meer dan 17.500 vierkante meter teeltoppervlakte

4.790, lid 2, aanhef en onder a, Bal

1/2

BO

194

 

kas waarin assimilatiebelichting wordt toegepast met een verlichtingssterkte van 15.000 lux of meer is tijdens zonsondergang tot zonsopgang niet voorzien van een lichtscherminstallatie waardoor de lichtvermindering ten minste 98% is: 17.500 vierkante meter of minder teeltoppervlakte

4.790, lid 1, aanhef en onder a, Bal

2

BO

195

 

kas waarin assimilatiebelichting wordt toegepast met een verlichtingssterkte van 15.000 lux of meer is tijdens zonsondergang tot zonsopgang niet voorzien van een lichtscherminstallatie waardoor de lichtmindering ten minste 98% is: meer dan 17.500 vierkante meter teeltoppervlakte

4.790, lid 1, aanhef en onder a, Bal

2

BO

196

 

kas waarin assimilatiebelichting wordt toegepast met een verlichtingssterkte van 15.000 lux of meer waarbij de gevel tijdens zonsondergang tot zonsopgang op een afstand van 10 meter of meer, minder dan 95% is afgeschermd tegen het licht of de gebruikte lampen zichtbaar zijn: meer dan 50 meter gevel niet in orde

4.790, lid 1, aanhef en onder b, Bal

1/2

BO

197

 

aanwezig hebben van meer dan 4 autowrakken of andere voertuigwrakken of meer dan 4 wrakken van tweewielige motorvoertuigen op een locatie voor onderhoud en/of reparatie van motorvoertuigen

4.365 lid 1 Bal

1/2

           
     

Nummers B0 200 – B0 201: Omgevingswet – Bedrijfsafvalstoffen

   

BO

200

 

zonder benodigde omgevingsvergunning verbranden van bedrijfsafvalstoffen of gevaarlijke afvalstoffen anders dan in een ippc-installatie als bedoeld in categorie 5.2 van bijlage I bij de richtlijn industriële emissies: < 5 m3

3.40e Bal jo. art. 5.1 lid 2 OW

1/2

BO

201

 

zonder benodigde omgevingsvergunning verbranden van bedrijfsafvalstoffen of gevaarlijke afvalstoffen anders dan in een ippc-installatie als bedoeld in categorie 5.2 van bijlage I bij de richtlijn industriële emissies: 5 – 10 m3

3.40e Bal jo. art. 5.1 lid 2 OW

1/2

           
     

Nummers BO 205– B0 206 en BO 210 – BO 212: Omgevingswet – Lozingsactiviteit

   

BO

205

 

zonder omgevingsvergunning een lozingsactiviteit op een oppervlaktewaterlichaam verrichten

5.1, lid 2, onder c, onder 1, Ow en 5.3 Ow

1/2

BO

206

 

verrichten van een lozingsactiviteit op een oppervlaktewaterlichaam in strijd met de aan een omgevingsvergunning als bedoeld in de artikelen 5.1 en 5.3 Omgevingswet verbonden vergunningvoorschriften: 1 t/m 10% overschrijding van de emissiegrenswaarde voor een stof, anders dan een gevaarlijke (afval)stof

5.5, lid 1, onder e, onder 1, lid 3 en 5.3 Ow

1/2

BO

210

 

verrichten van een lozingsactiviteit op een oppervlaktewaterlichaam in strijd met de aan een omgevingsvergunning als bedoeld in de artikelen 5.1 en 5.3 Omgevingswet verbonden vergunningvoorschriften: 11 t/m 20% overschrijding van de emissiegrenswaarde voor een stof, anders dan een gevaarlijke (afval)stof

5.5, lid 1, onder e, onder 1, lid 3 en 5.3 Ow

1/2

BO

211

 

verrichten van een lozingsactiviteit op een oppervlaktewaterlichaam in strijd met de aan een omgevingsvergunning als bedoeld in de artikelen 5.1 en 5.3 Omgevingswet verbonden vergunningvoorschriften: 21 t/m 30% overschrijding van de emissiegrenswaarde voor een stof, anders dan een gevaarlijke (afval)stof

5.5, lid 1, onder e, onder 1, lid 3 en 5.3 Ow

1/2

BO

212

 

verrichten van een lozingsactiviteit op een oppervlaktewaterlichaam in strijd met de aan een omgevingsvergunning als bedoeld in de artikelen 5.1 en 5.3 Omgevingswet verbonden vergunningvoorschriften: 31 t/m 40% overschrijding van de emissiegrenswaarde voor een stof, anders dan een gevaarlijke (afval)stof

5.5, lid 1, onder e, onder 1, lid 3 en 5.3 Ow

1/2

BO

213

 

verrichten van een lozingsactiviteit op een oppervlaktewaterlichaam in strijd met de aan een omgevingsvergunning als bedoeld in de artikelen 5.1 en 5.3 Omgevingswet verbonden vergunningvoorschriften 41 t/m 50% overschrijding van de emissiegrenswaarde voor een stof, anders dan een gevaarlijke (afval)stof

5.5, lid 1, onder e, onder 1, lid 3 en 5.3 Ow

1/2

           
     

Nummer BO 215: Omgevingswet – Waterontrekkingsactiviteit

   

BO

215

 

zonder omgevingsvergunning van Gedeputeerde Staten een wateronttrekkingsactiviteit verrichten, inhoudende het onttrekken van grondwater door een daarvoor bestemde voorziening of het in de bodem brengen van water, ter aanvulling van het grondwater, in samenhang met het onttrekken van grondwater door een daarvoor bestemde voorziening (max. 50 m3 /u)

5.1, lid 2, onder d, Ow

1/2

           
     

Nummers B0 220 – B0 221: Omgevingswet – Waterstaatswerk

   

BO

220

 

met een voertuig betreden van een waterstaatswerk in beheer bij het Rijk, in strijd met een toegangsverbod: met motorvoertuig

2.40 Ow

1/2

BO

221

 

met een voertuig betreden van een waterstaatswerk in beheer bij het Rijk, in strijd met een toegangsverbod: zonder motorvoertuig

2.40 Ow

1/2

     

handelen in strijd met een vergunning als bedoeld in artikel 5.3 Omgevingswet verbonden vergunningvoorschriften:

   

BO

224

 

als onderhoudsplichtige niet voldoen aan de onderhoudsplicht ten aanzien van de waterkering (gewoon onderhoud)

2.2 Model Keur

1/2

BO

225

 

als onderhoudsplichtige niet voldoen aan de onderhoudsplicht ten aanzien van de waterkering (buitengewoon onderhoud)

2.3 lid 1 Model Keur

1/2

BO

226

 

buitengewoon onderhoud uitvoeren in het gesloten seizoen

2.3 lid 2 Model Keur

1/2

BO

227

 

als onderhoudsplichtige niet voldoen aan de verplichting om een ondersteunend kunstwerk of werk dat in, op, aan of boven waterkeringen of de beschermingszone zijn aangebracht en mede een waterkerende functie hebben, waterkerend te houden

2.4 lid 1 Model Keur

1/2

BO

228

 

als onderhoudsplichtige de middelen bestemd tot afsluiting van kunstwerken niet in goede staat onderhouden, dan wel de goede werking ervan te tonen

2.4 lid 2 Model Keur

1/2

BO

229

 

als onderhoudsplichtige niet voldoen aan de verwijderplicht uit oppervlaktewaterlichamen van voor het functioneren van het oppervlaktewaterlichaam schadelijke begroeiingen en van afval

2.5 lid 1 Model Keur

1/2

BO

230

 

als onderhoudsplichtige niet voldoen aan de verplichting tot het herstellen van beschadigingen aan oevers en tot het onderhouden van begroeiingen, dienstig aan de waterhuishoudkundige functies van het oppervlaktewaterlichaam

2.5 lid 2 Model Keur

1/2

BO

231

 

als onderhoudsplichtige niet voldoen aan de verplichting tot het instandhouden van een oppervlaktewaterlichaam overeenkomstig het in de legger bepaalde omtrent ligging, vorm, afmeting en constructie (buitengewoon onderhoud)

2.6 Model Keur

1/2

BO

232

 

als eigenaar of gebruiker van grond, die gebruikt wordt voor het houden van dieren en dat is gelegen op of nabij een waterstaatswerk niet voldoen aan de verplichting om, na eerste aanschrijving hiertoe door het bestuur, voor eigen rekening op of langs deze grond een voldoende kerende afrastering aan te brengen

2.8 Model Keur

1/2

BO

233

 

als onderhoudsplichtige van een in een waterkering voorkomende coupure of sluis er geen zorg voor dragen dat deze, na eerste aanzegging door of namens het bestuur, terstond wordt gesloten

2.9 Model Keur

1/2

BO

234

 

als eigenaar of onderhoudsplichtige van een stuw niet voldoen aan de verplichting deze op een bepaald stuwpeil te stellen en in stand te houden

2.10 Model Keur

1/2

           
     

Nummers B0 240 – B0 258 Omgevingswet en Besluit activiteiten leefomgeving – Handelen in strijd met een vergunning

   

BO

240

 

handelen in strijd met de aan een omgevingsvergunning als bedoeld in de artikelen 5.1 en 5.3 Omgevingswet verbonden vergunningvoorschriften: niet melden van een calamiteit met relatief beperkte gevolgen voor het oppervlaktewaterlichaam

5.5, lid, 1, onder e, lid 4 en 5.3 Ow

1/2

BO

241

 

handelen in strijd met de aan een omgevingsvergunning als bedoeld in de artikelen 5.1 en 5.3 Omgevingswet verbonden vergunningvoorschriften: niet voldoen aan administratieve verplichtingen

5.5, lid, 1, onder e, lid 4 en 5.3 Ow

1/2

BO

242

 

handelen in strijd met de aan een omgevingsvergunning als bedoeld in de artikelen 5.1 en 5.3 Omgevingswet verbonden vergunningsvoorschriften: niet treffen van voorgeschreven voorzieningen

5.5, lid 1, onder e, lid 4 en 5.5, lid 4 Ow

1/2

     

handelen in strijd met een vergunning als bedoeld in artikel 5.3 Omgevingswet verbonden vergunningvoorschriften:

5.3 Ow

 

BO

243

 

– niet melden van een calamiteit met relatief beperkte gevolgen voor het watersysteem

 

1/2

BO

244

 

– niet voldoen aan administratieve verplichtingen

 

1/2

BO

245

 

– niet treffen van voorgeschreven voorzieningen

 

1/2

BO

246

 

– het overschrijden van het toegestane debiet: 1 – 25% overschrijding

 

1/2

BO

247

 

– het overschrijden van het toegestane debiet: 26 – 50% overschrijding

 

1/2

BO

248

 

– het overschrijden van het toegestane debiet: 51 – 100% overschrijding

 

1/2

     

handelen in strijd met de aan een vergunning als bedoeld in artikel 16.4 Besluit activiteiten leefomgeving verbonden vergunningvoorschriften:

16.4 Bal

 

BO

255

 

– niet voldoen aan de administratieve verplichtingen

 

1/2

BO

256

 

– meer grondwater onttrekken als in de vergunning is opgenomen

 

1/2

BO

257

 

– met betrekking tot onttrekkingen van grondwater voor menselijke consumptie verbonden voorschriften: niet nemen van maatregelen wanneer de trend statisch significant stijgend is

 

1/2

BO

258

 

– met betrekking tot onttrekkingen van grondwater voor menselijke consumptie verbonden voorschriften: niet melden van afwijkingen in de kwaliteit van het grondwater waarbij 75% van de in Bijlage A van het Drinkwaterbesluit opgenomen maximum waarde wordt overschreden

 

1/2

           
     

Nummer B0 260: Besluit Bouwwerken leefomgeving -Asbest

   
           

BO

260

 

verwijderde asbest en asbesthoudende producten niet binnen twee weken na de verwijderingshandeling afvoeren naar een bedrijf als bedoeld in paragraaf 3.5.6 van het Besluit activiteiten leefomgeving

7.21 sub e Bbl

1/2

           
     

Nummer B0 261: Asbestverwijderingsbesluit – Asbest

   

BO

261

 

verwijderde asbest of asbesthoudende producten niet binnen 2 weken na het vrijkomen hiervan, afvoeren naar een voor het afgeven van grove huishoudelijke afvalstoffen ingerichte locatie als bedoeld in artikel 3.170, eerste lid van het Besluit activiteiten leefomgeving

7 sub g Avb

1/2

           
     

Nummers B0 262 – B0 266: Productenbesluit Asbest

   

BO

262

 

het invoeren van asbest of asbesthoudende producten

4 PbA

1/2

BO

263

 

het voor handen hebben van asbest of asbesthoudende producten

4 PbA

1/2

BO

264

 

het aan een ander beschikbaar stellen van asbest of asbesthoudende producten

4 PbA

1/2

BO

265

 

het toepassen van asbest of asbesthoudende producten

4 PbA

1/2

BO

266

 

het bewerken van asbest of asbesthoudende producten

4 PbA

1/2

           
     

Nummer B0 270: Besluit Bouwwerken leefomgeving -Bouw en sloopafval

   
           

BO

270

 

door degene die bouw- en sloopafval bewerkt met een mobiele puinbreker niet ten minste twee werkdagen voor het begin van in werking hebben van een mobiele puinbreker dat melden aan het bevoegd gezag

7.35 Bbl

1/2

           
     

Nummers B0 271 – B0 280: Wet Milieubeheer, Europese Verordening Overbrenging Afvalstoffen en Regeling EG-verordening overbrenging van afvalstoffen – Overbrengen afvalstoffen

   

BO

271

 

overbrengen van afvalstoffen zonder de betrokken bevoegde autoriteiten zo spoedig mogelijk op de hoogte te brengen van een – wegens onvoorziene omstandigheden benodigde – routewijziging bij een algemene kennisgeving

10.60 lid 5 onder a Wm i.v.m. 13 lid 2 EVOA

1/2

BO

272

 

overbrengen van afvalstoffen terwijl het vervoersdocument niet volledig of onjuist is ingevuld of niet is ondertekend door de kennisgever

10.60 lid 5 onder a Wm i.v.m. 16 onder a EVOA

1/2

BO

273

 

overbrengen van afvalstoffen waarbij het transport van afvalstoffen op een andere dan de opgegeven transportdatum plaatsvindt

10.60 lid 5 onder a Wm i.v.m. 16 onder b EVOA

1/2

BO

274

 

overbrengen van afvalstoffen waarbij het vervoer niet vergezeld gaat van de juiste documenten (vervoersdocument, de afschriften van het kennisgevingsdocument met de schriftelijke toestemmingen en de voorwaarden die door de betrokken bevoegde autoriteiten respectievelijk zijn verleend en gesteld)

10.60 lid 5 onder a Wm i.v.m. 16 onder c, tweede volzin EVOA

1/2

BO

275

 

niet gedurende ten minste 5 jaar door de kennisgever en/of de ontvanger en/of de inrichting die de afvalstoffen heeft ontvangen, bewaren van aan of door de bevoegde autoriteiten verzonden documenten inzake de overbrenging van afvalstoffen

10.56 Wm i.v.m. 5 Regeling EG-verordening overbrengen afvalstoffen

1/2

BO

276

 

niet gedurende drie jaar door de kennisgever, de ontvanger, de inrichting die de afvalstoffen heeft ontvangen, bewaren van aan of door de bevoegde autoriteiten verzonden documenten inzake de kennisgeving van een transport

10.60 lid 7 onder a Wm ivm art. 20 lid 1 EVOA

1/2

BO

277

 

niet gedurende drie jaar bewaren van de uit hoofde van artikel 18 lid 1 EVOA verstrekte informatie door de opdrachtgever, de ontvanger en de inrichting die de afvalstoffen ontvangst

10.60 lid 7 onder a Wm ivm art. 20 lid 2 EVOA

1/2

BO

278

 

overbrengen van groene lijst afvalstoffen voor nuttige toepassing met onvolledige bijlage VII informatie

10.60 lid 2 Wm ivm 2 lid 35 sub g onder iii EVOA

1/2

BO

279

 

overbrengen van groene lijst afvalstoffen voor nuttige toepassing zonder bijlage VII informatie

10.60 lid 2 Wm ivm 2 lid 35 sub g onder iii EVOA

1/2

BO

280

 

het niet voorhanden hebben van een juridisch bindend contract bij aanvang van de overbrenging

10.60 lid 5 sub a Wm ivm 18 lid 2 EVOA

1/2

           
     

Algemene regels

   

BO

285

 

terwijl dit bij of krachtens de Keur door het bestuur verplicht is gesteld: niet (tijdig) melden van de werkzaamheden als genoemd in de algemene regels

3 lid 1 algemene regels jo. 3.9 lid 2 Model Keur

1/2

           
     

Nummers B0 290– B0 296: Model Keur – Algemene regels grondwater

   
           

BO

290

 

bij het onttrekken van grondwater in het kader van een bouwputbemaling, sleufbemaling, proefbronnering of grondsanering niet plaatsen van een peilbuis of meetput om de stijghoogte te bepalen indien spanningsbemaling wordt toegepast

2 lid 2 algemene regels bouwputbemaling, sleufbemaling, proefbronnering of grondsanering jo. 3.6 lid 1 Model Keur

1/2

BO

291

 

bij het onttrekken van grondwater in het kader van een bouwputbemaling, sleufbemaling, proefbronnering of grondsanering niet verwijderen of dichten van voorzieningen voor grondwateronttrekking na definitieve beëindiging van de onttrekking zodat geen uitwisseling van grondwater tussen de verschillende watervoerende pakketten plaatsvindt

2 lid 4 algemene regels bouwputbemaling, sleufbemaling, proefbronnering of grondsanering jo. 3.6 lid 1 Model Keur

1/2

BO

292

 

bij het onttrekken van grondwater in het kader van een bouwputbemaling, sleufbemaling, proefbronnering of grondsanering niet uiterlijk 24 uur voor aanvang van de onttrekking een startmelding doen

2 lid 9 algemene regels bouwputbemaling, sleufbemaling, proefbronnering of grondsanering jo. 3.6 lid 1 Model Keur

1/2

BO

293

 

bij het onttrekken van grondwater in het kader van een bouwputbemaling, sleufbemaling, proefbronnering of grondsanering niet uiterlijk 24 uur na beëindiging van de onttrekking een afmelding doen

2 lid 10 algemene regels bouwputbemaling, sleufbemaling, proefbronnering of grondsanering jo. 3.6 lid 1 Model Keur

1/2

BO

294

 

bij het onttrekken van grondwater in het kader van een grondwaterverontreiniging niet verwijderen of dichten van voorzieningen voor grondwateronttrekking na definitieve beëindiging van de onttrekking zodat geen uitwisseling van grondwater tussen de verschillende watervoerende pakketten plaatsvindt

2 lid 3 algemene regels grondwaterverontreiniging jo. 3.6 lid 1 Model Keur

1/2

BO

295

 

bij het onttrekken van grondwater in het kader van een grondwaterverontreiniging niet uiterlijk 24 uur voor aanvang van de onttrekking een startmelding doen

2 lid 7 algemene regels grondwaterverontreiniging jo. 3.6 lid 1 Model Keur

1/2

BO

296

 

bij het onttrekken van grondwater in het kader van een grondwaterverontreiniging niet uiterlijk 24 uur na beëindiging van de onttrekking een afmelding doen

2 lid 8 algemene regels grondwaterverontreiniging jo. 3.6 lid 1 Model Keur

1/2

     

zonder watervergunning van het bestuur gebruik maken van een waterkering door, anders dan in overeenstemming met de waterhuishoudkundige functie(s) daarop, daarin, daarboven, daarover of daaronder:

3.2 lid 1 Model Keur

 

BO

300

 

– handelingen te verrichten

 

1/2

BO

301

 

– werken te behouden

 

1/2

BO

302

 

– vaste substanties of voorwerpen te laten staan of liggen

 

1/2

     

zonder watervergunning van het bestuur gebruik maken van een waterkering door, anders dan in overeenstemming met de waterhuishoudkundige functie(s) daarop, daarin, daarboven, daarover of daaronder:

3.2 lid 1 Model Keur

 

BO

303

 

– handelingen te verrichten

 

1/2

BO

304

 

– werken te behouden

 

1/2

BO

305

 

– vaste substanties of voorwerpen te laten staan of liggen

 

1/2

           
     

Nummers B0 310 – B0 315: Model Keur – Waterkwantiteit

   

BO

310

 

bij het aanleggen of verwijderen van een steiger, vlonder of overhangend bouwwerk, de afmetingen van het oppervlaktewaterlichaam, zoals vastgelegd in de legger, wijzigen

2 sub a algemene regels steigers, vlonders en overhangende bouwwerken jo. 3.2 lid 1 Model Keur

1/2

BO

311

 

bij het aanleggen of verwijderen van een steiger, vlonder of overhangend bouwwerk, niet gebruiken van deugdelijk en niet uitlogend materiaal

2 sub e algemene regels steigers, vlonders en overhangende bouwwerken jo. 3.2 lid 1 Model Keur

1/2

BO

312

 

niet voorafgaand aan of gelijktijdig met het dempen van het bestaande oppervlaktewaterlichaam een nieuw oppervlaktewaterlichaam met eenzelfde oppervlakte als het gedempte oppervlaktewaterlichaam in hetzelfde peilgebied graven en aansluiten op het watersysteem

2 algemene regels dempen jo. 3.2 lid 1 Model Keur

1/2

BO

313

 

terwijl dit bij of krachtens de Keur door het bestuur verplicht is gesteld: niet (tijdig) melden van het dempen van een oppervlaktewaterlichaam tot 50 m2

3 lid 1 algemene regels dempen jo. 3.9 lid 2 Model Keur

1/2

BO

314

 

terwijl dit bij of krachtens de Keur door het bestuur verplicht is gesteld: niet (tijdig) melden van het dempen van een oppervlaktewaterlichaam 50 – 150 m2

3 lid 1 algemene regels dempen jo. 3.9 lid 2 Model Keur

1/2

BO

315

 

terwijl dit bij of krachtens de Keur door het bestuur verplicht is gesteld: niet (tijdig) melden van het dempen van een oppervlaktewaterlichaam meer dan 150 m2

3 lid 1 algemene regels dempen jo. 3.9 lid 2 Model Keur

1/2

     

zonder watervergunning van het bestuur gebruik maken van een beschermingszone behorende bij een waterkering door, anders dan in overeenstemming met de waterhuishoudkundige functie(s) daarin, daarop, daarboven, daarover of daaronder:

3.2 lid 1 Model Keur

 

BO

320

 

– handelingen te verrichten

 

1/2

BO

321

 

– werken te behouden

 

1/2

BO

322

 

– vaste substanties of voorwerpen te laten staan of liggen

 

1/2

BO

323

 

– met een voertuig zich buiten verharde wegen of paden te bevinden

   
     

zonder watervergunning van het bestuur gebruik maken van een beschermingszone behorende bij een oppervlaktewaterlichaam door, anders dan in overeenstemming met de waterhuishoudkundige functie(s) daarin, daarop, daarboven, daarover of daaronder:

3.2 lid 1 Model Keur

 

BO

324

 

– handelingen te verrichten

 

1/2

BO

325

 

– werken te behouden

 

1/2

BO

326

 

– vaste substanties of voorwerpen te laten staan of liggen

 

1/2

BO

327

 

– een brandplaats aan te leggen of stoffen te verbranden

 

1/2

BO

328

 

zonder watervergunning van het bestuur in het profiel van vrije ruimte werken te plaatsen, te wijzigen of te behouden

3.2 lid 2 Model Keur

1/2

BO

329

 

zonder watervergunning van het bestuur binnen 400 meter van een windwatermolen werken en opgaande beplanting aan te brengen of te hebben

3.2 lid 3 Model Keur

1/2

BO

330

 

zonder watervergunning van het bestuur in meanderzones: bouwwerken te plaatsen, te hebben of te wijzigen

3.2 lid 6 sub a Model Keur

1/2

BO

331

 

zonder watervergunning van het bestuur in meanderzones: leidingen of kabels te leggen, te hebben, te herstellen, te wijzigen, te vernieuwen of op te ruimen

3.2 lid 6 sub b Model Keur

1/2

BO

332

 

zonder watervergunning van het bestuur in meanderzones: bovengrondse infrastructuur aan te leggen, te hebben, te wijzigen of te vernieuwen

3.2 lid 6 sub c Model Keur

1/2

BO

333

 

zonder watervergunning van het bestuur in inundatiegebieden: ophogingen te maken of te verwijderen

3.2 lid 7 sub a Model Keur

1/2

BO

334

 

zonder watervergunning van het bestuur in inundatiegebieden: werken of beplantingen aan te brengen die waterstuwing of stroomgeleiding teweeg brengen

3.2 lid 7 sub b Model Keur

1/2

BO

335

 

zonder watervergunning van het bestuur neerslag door nieuw verhard oppervlak versneld tot afvoer laten komen

3.3 Model Keur

1/2

BO

336

 

in geval van grote schaarste of overvloed aan water, aanmerkelijke verslechtering van de kwaliteit daarvan of bij het in ongerede raken van een waterstaatswerk, dan wel indien zodanige omstandigheid dreigt te ontstaan, zonodig in afwijking van verleende watervergunningen of geldende peilbesluiten, wanneer dit door het bestuur verboden is: water afvoeren naar of aanvoeren uit oppervlaktewaterlichamen

3.7 lid 1 sub a Model Keur

1/2

BO

337

 

in geval van grote schaarste of overvloed aan water, aanmerkelijke verslechtering van de kwaliteit daarvan of bij het in ongerede raken van een waterstaatswerk, dan wel indien zodanige omstandigheid dreigt te ontstaan, zonodig in afwijking van verleende watervergunningen of geldende peilbesluiten, wanneer dit door het bestuur verboden is: water brengen in of onttrekken aan oppervlaktewaterlichamen

3.7 lid 1 sub b Model Keur

1/2

BO

338

 

in geval van grote schaarste of overvloed aan water, aanmerkelijke verslechtering van de kwaliteit daarvan of bij het in ongerede raken van een waterstaatswerk, dan wel indien zodanige omstandigheid dreigt te ontstaan, zonodig in afwijking van verleende watervergunningen of geldende peilbesluiten, wanneer dit door het bestuur verboden is: grondwater onttrekken of water infiltreren

3.7 lid 1 sub c Model Keur

1/2

BO

339

 

zonder watervergunning van het bestuur water brengen in of onttrekken aan een oppervlaktewaterlichaam

3.4 Model Keur

1/2

BO

340

 

zonder watervergunning van het bestuur gronden ontwateren met drainagemiddelen

3.5 Model Keur

1/2

BO

341

 

zonder watervergunning van het bestuur grondwater onttrekken of water in de bodem infiltreren

3.6 lid 1 Model Keur

1/2

BO

342

 

door degene die handelingen verricht en inbreuk maakt op door het waterschap in het kader van zijn beheer uitgevoerde maatregelen in het watersysteem, niet zo spoedig mogelijk melding maken van die inbreuk en de maatregelen die hij voornemens is te treffen of reeds heeft getroffen

3.8 lid 2 Model Keur

1/2

BO

343

 

zonder watervergunning van het bestuur: in een oppervlaktewatersysteem vis uitzetten

3.11 Model Keur

1/2

BO

344

 

zonder watervergunning van het bestuur: vaste vistuigen plaatsen

3.11 Model Keur

1/2

     

handelen in strijd met een vergunning als bedoeld in artikel 6.13 Waterwet verbonden vergunningvoorschriften:

3.6 lid 1 Model Keur

 

BO

350

 

het niet mogen beregenen van grasland in de periode van 1 april tot 1 juni

 

1/2

BO

351

 

het niet mogen beregenen van grasland in de periode van 1 juni tot 1 augustus tussen 11.00 uur en 17.00 uur

 

1/2

           
     

Nummer B0 352: Model Keur – Beweiding

   

BO

352

 

beweiden van de waterkering anders dan in de aangegeven periode

2 algemene regels beweiden jo. 3.2 lid 1 Model Keur

1/2

           
     

Nummer BO 353: Model Keur – Afrastering

   

BO

353

 

het niet hebben van een voldoende veekerende afrastering conform de voorschriften zoals genoemd in artikel 2 van de algemene regels voor waterkeringen, onderdeel beweiden

2 algemene regels beweiden jo. 3.2 lid 1 Model Keur

1/2

           
     

Nummer BO 360: Wet op de economische delicten – Het niet voldoen aan een vordering

   

BO

360

 

opzettelijk niet hebben voldaan aan een vordering, krachtens enig voorschrift van de Wet op de economische delicten, gedaan door een opsporingsambtenaar

26 Wed

1/2

           
     

Nummers BO 361 – BO 362: Aanvullingswet bodem Omgevingswet en Wet Bodembescherming – Bodemverontreiniging

   

BO

361

 

door degene die op en/of in de bodem handelingen verricht met betrekking tot niet gevaarlijk afval, terwijl hij of zij wist of redelijkerwijs had kunnen vermoeden dat door die handelingen de bodem kan worden verontreinigd en/of aangetast, niet nemen van alle maatregelen die redelijkerwijs van hem/haar kunnen worden gevergd, teneinde die verontreiniging en/of aantasting te voorkomen, dan wel te beperken en/of verminderen: 0 t/m 5 m3

3.2a Aanvullingswet bodem Omgevingswet jo. 13 WBB

1/2

BO

362

 

door degene die op en/of in de bodem handelingen verricht met betrekking tot niet gevaarlijk afval, terwijl hij of zij wist of redelijkerwijs had kunnen vermoeden dat door die handelingen de bodem kan worden verontreinigd en/of aangetast, niet nemen van alle maatregelen die redelijkerwijs van hem/haar kunnen worden gevergd, teneinde die verontreiniging en/of aantasting te voorkomen, dan wel te beperken en/of verminderen: 6 t/m 10 m3

3.2a Aanvullingswet bodem Omgevingswet jo. 13 WBB

1/2

           
     

Nummers BO 364 – BO 373: Wet Bodembescherming, Provinciale Omgevingsverordening, Besluit activiteiten leefomgeving, Besluit Uniforme Saneringen, Regeling Uniforme Saneringen – Bodemverontreiniging (sanering)

   

BO

364

 

door degene die de bodem heeft gesaneerd, niet binnen vier weken na het beëindigen van de sanering een evaluatieverslag volgens BRL SIKB 6000 indienen bij het bevoegd gezag of in dat verslag niet de vereiste gegevens verstrekken

4.1246 Bal

1/2

BO

365

 

niet melden van (voorschriften opgenomen in de beschikking, provinciale of gemeentelijke verordening): wijzigingen op het saneringsplan

39 lid 4 WBB

1/2

BO

366

 

zonder milieukundige begeleiding uitvoeren van de sanering

39a WBB/Provinciale omgevingsverordening

1/2

BO

367

 

niet tenminste 4 weken voor het begin van de activiteit het melden bij het bevoegd gezag van het voornemen de bodem te saneren

4.1235 jo. 4.1236 Bal

1/2

BO

368

 

door degene die de bodem saneert of degene die de sanering feitelijk uitvoert, niet afdoende afsluiten en/of omgeven van de saneringslocatie en/of depots met een hekwerk

2 lid 2 BUS (jo 2.2 lid 3 RUS)

1/2

BO

369

 

door degene die de bodem saneert of degene die de sanering feitelijk uitvoert, niet (tijdig) melden van wijzigingen o.b.v. het Besluit uniforme saneringen en de daarbij behorende Regeling uniforme saneringen

10 lid 1 en 2 bus en art. 1.4 lid 1 en 2 RUS

1/2

BO

370

 

door degene die de bodem saneert, of degene die de sanering feitelijk uitvoert, niet melden van de datum waarop de einddiepte van de ontgraving zal worden bereikt uiterlijk één werkdag voorafgaande aan het bereiken van dat punt aan het bevoegd gezag gemeld m.b.t. kleinschalige mobiele verontreinigingen

2 lid 2 BUS (jo 3.2.6 RUS)

1/2

BO

371

 

het laten uitvoeren van de sanering door een persoon of instelling zonder erkenning op grond van het Besluit bodemkwaliteit

2 lid 2 BUS jo 2.2 lid 1 RUS

1/2

BO

372

 

zonder een erkende onderneming het graven laten uitvoeren

4.1232 Bal

1/2

BO

373

 

zonder een erkende onderneming uitvoeren van de activiteit

4.1244 Bal

1/2

           
     

Nummers B0 375 – BO 379: Besluit detectie radioactief besmet schroot – Radioactief besmet schroot

   

BO

375

 

een inrichting drijven en niet onverwijld de ioniserende straling van het schroot dat binnen de inrichting wordt gebracht meten: meetapparatuur wel aanwezig

3 Besluit detectie radioactief besmet schroot

1/2

BO

376

 

een inrichting drijven zonder een register van de metingen, bedoeld in artikel 3 Besluit detectie radioactief besmet schroot, bij te houden

5 Besluit detectie radioactief besmet schroot jo 3 Besluit detectie radioactief besmet schroot

1/2

BO

377

 

metingen als bedoeld in artikel 3 Besluit detectie radioactief besmet schroot niet door deskundige laten verrichten

6 jo 3 Besluit detectie radioactief besmet schroot

2

BO

378

 

de registratie van de gegevens als bedoeld in artikel 5 Besluit detectie radioactief besmet schroot niet door deskundige laten verrichten

6 jo 5 Besluit detectie radioactief besmet schroot

2

BO

379

 

het niet stellen van financiële zekerheid ter dekking van de kosten die voortvloeien uit verwijderen van radioactief besmet schroot

7/8/9 Besluit detectie radioactief besmet schroot

2

           
     

Nummers BO 385 – BO 388: Besluit stralingsbescherming en Besluit basisveiligheidsnormen stralingsbescherming – Stralingsbescherming

   

BO

385

 

het niet stellen van financiële zekerheid ter dekking van de kosten die voortvloeien uit het afvoeren van afgedankte hoogactieve bron

20d Besluit stralingsbescherming

2

BO

386

 

voor het verwerven van een hoogactieve bron niet aan de Autoriteit Nucleaire Veiligheid en Stralingsbescherming verstrekken van: informatie over volume van de bron en bronhouder en vaste afscherming

4.17 Besluit basisveiligheidsnormen stralingsbescherming

1/2

BO

387

 

voor het verwerven van een hoogactieve bron niet aan de Autoriteit Nucleaire Veiligheid en Stralingsbescherming verstrekken van: schriftelijk bewijs dat financiële zekerheid is gesteld

4.17 Besluit basisveiligheidsnormen stralingsbescherming

1/2

BO

388

 

als ondernemer die handelingen als bedoeld in artikel 4.2 van het Besluit basisveiligheidsnormen stralingsbescherming verricht geen administratie bij houden van die handelingen

4.2 Besluit basisveiligheidsnormen stralingsbescherming

1/2

           
     

Nummers BO 390 – BO 395: Wet Milieubeheer en Regeling afgedankte elektrische en elektronische apparatuur – Elektronica

   

BO

390

 

als producent van elektrische/elektronische apparatuur de door hem geproduceerde elektrische/elektronische apparatuur niet voorzien van: een symbool zoals opgenomen is in bijlage IV bij Richtlijn nr. 2002/96/EG (afvalcontainer met kruis)

9.5.2. lid 1 en lid 3 sub a Wm jo. 15 lid 1 Regeling afgedankte elektrische en elektronische apparatuur

1/2

BO

391

 

als producent van elektrische/elektronische apparatuur de door hem geproduceerde elektrische/elektronische apparatuur niet voorzien van: een aanduiding waaruit blijkt dat het apparaat na 13 augustus 2005 op de markt is gebracht

9.5.2. lid 1 en lid 3 sub a Wm jo. 16 lid 4 Regeling afgedankte elektrische en elektronische apparatuur

1/2

BO

392

 

als distributeur bij het ter beschikking stellen van een nieuw product, een soortgelijk na gebruik vrijgekomen product – zijnde afgedankte elektrische en elektronische apparatuur – van particuliere huishoudens, dat hem wordt aangeboden niet ten minste om niet innemen

9.5.2. lid 1 Wm jo. 4 lid 1Regeling afgedankte elektrische en elektronische apparatuur

1/2

BO

393

 

als producent van elektrische en/of elektronische apparatuur zich niet melden bij het register

9.5.2 lid 1 Wm jo. 19 lid 1 Regeling afgedankte elektrische en elektronische apparatuur

1/2

BO

394

 

als producent en/of zijn gemachtigde niet de in deel A van bijlage X bij de Richtlijn nr. 2012/19/EU genoemde informatie verstrekken bij de registratie en/of niet actueel houden van de informatie

9.5.2. lid 1 Wm jo. 19 lid 2 Regeling afgedankte elektrische en elektronische apparatuur

1/2

BO

395

 

als producent en/of zijn gemachtigde niet de in deel B van bijlage X bij de Richtlijn nr. 2012/19/EU genoemde informatie voor 1 mei over het voorafgaande kalenderjaar verstrekken aan het register

9.5.2. lid 1 Wm jo. 19 lid 3 Regeling afgedankte elektrische en elektronische apparatuur

1/2

           
     

Nummers BO 396 – BO 398: Wet Explosieven voor civiel gebruik – Explosieven

   

BO

396

 

als houder van een vergunning of een bewijs van toestemming voor de overbrenging van explosieven, niet deze explosieven tot aan de plaats waar de overbrenging eindigt en/of bij het verlaten van het grondgebied van Nederland, doen vergezellen van deze vergunning of dit bewijs van toestemming

14 Wecg

1/2

BO

397

 

als degene voor wie de explosieven bestemd zijn en/of als onderneming uit de sector explosieven niet op verzoek van de autoriteit, die daarom verzoekt als bedoeld in artikel 16 Wet explosieven civiel gebruik, de gegevens die hem ter beschikking staan, zenden aan deze bevoegde autoriteit

16 Wecg

1/2

BO

398

 

geen registratie bijhouden die voldoet aan hetgeen in artikel 21 Wet explosieven voor civiel gebruik is gesteld

21 Wecg

1/2

           
     

Nummers BO 400 – BO 402: Verordening (EU) nr. 517/2014, Besluit gefluoreerde broeikasgassen en ozonlaagafbrekende stoffen, Verordening (EG) 1005/2009 en Besluit gefluoreerde broeikasgassen en ozonlaagafbrekende stoffen – Broeikassen/Ozonlaag

   

BO

400

 

het verrichten van installatie, onderhoud of service, reparatie of buitendienststelling van of aan apparatuur die gefluoreerde broeikasgassen of ozonlaagafbrekende stoffen bevat door een onderneming die daarvoor niet is gecertificeerd

10 lid 6 Verordening (EU) nr. 517/2014 jo. 6 lid 2 Besluit gefluoreerde broeikasgassen en ozonlaagafbrekende stoffen, respectievelijk 22 lid 1 Verordening (EG) 1005/2009 jo. 9 lid 2 Besluit gefluoreerde broeikasgassen en ozonlaagafbrekende stoffen

1/2

BO

401

 

het verrichten van installatie, onderhoud of service, reparatie, buitendienststelling, lekkagecontrole of terugwinning van of aan apparatuur die gefluoreerde broeikasgassen of ozonlaagafbrekende stoffen bevat door een natuurlijk persoon die daarvoor niet is gecertificeerd

8 lid 3, 10 lid 1 en lid 2 Verordening (EU) nr. 517/2014 jo. 6 lid 1 Besluit gefluoreerde broeikasgassen en ozonlaagafbrekende stoffen, respectievelijk 22 lid 1 en lid 5, 23 lid 2 Verordening (EG) 1005/2009 jo. 9 lid 1 en lid 2 Besluit gefluoreerde broeikasgassen en ozonlaagafbrekende stoffen

1/2

BO

402

 

het met betrekking tot apparatuur die broeikasgassen of ozonlaagafbrekende stoffen bevat niet voorhanden hebben van een register waarin de in artikel 6 lid 1 van Verordening (EU) 517/2014 jo. 4 lid 4 Besluit gefluoreerde broeikasgassen en ozonlaagafbrekende stoffen en/of artikel 23 van de Verordening (EU) 1005/2009 jo. 8 lid 3 Besluit gefluoreerde Broeikasgassen en ozonlaagafbrekende stoffen, genoemde informatie is opgenomen

6 lid 1 Verordening (EU) 517/2014 jo. 4 lid 4 en 8 Besluit gefluoreerde broeikasgassen en ozonlaagafbrekende stoffen

1/2

           
     

Nummers BO 405– BO 433: Scheepsafvalstoffenbesluit – Scheepsafvalstoffen

   

BO

405

 

als schipper er geen zorg voor dragen dat bilgewater en overige olie- en vethoudende scheepsafvalstoffen aan boord in de bijlage van de machinekamer, onderscheidenlijk gescheiden in de daarvoor bestemde verzamelreservoirs, worden verzameld en bewaard

11 SAB

1/2

BO

406

 

als schipper voor de opslag van afgewerkte olie los aan dek staande verzamelreservoirs gebruiken

12 lid 2 SAB

1/2

BO

407

 

als schipper er niet zorg voor dragen dat een geldig olie-afgifteboekje aan boord aanwezig is

14 lid 1 SAB

1/2

BO

408

 

als schipper, na verkrijging van een nieuw olie-afgifteboekje, niet het voorgaande olie-afgifteboekje ten minste zes maanden na de datum van de laatste daarin opgenomen vermelding van een afgifte aan boord bewaren

14 lid 4 SAB

1/2

BO

409

 

als drijver van een overslaginrichting met betrekking tot het laden en lossen van een schip, niet voldoen aan de bepalingen ten aanzien van: het schip bij het laden vrij van overslagresten of het verwijderen van overslagresten na het laden

33 jo 41 SAB

2

BO

410

 

als drijver van een overslaginrichting met betrekking tot het laden en lossen van een schip, niet voldoen aan de bepalingen ten aanzien van: aansluitend aan het lossen van droge lading van of uit het laadruim van een schip de in het laadruim achtergebleven restlading en/of verpakkings-en stuwingsmateriaal verwijderen en zoveel mogelijk toevoegen aan geloste lading

33 jo 42 SAB

2

BO

411

 

als drijver van een overslaginrichting met betrekking tot het laden en lossen van een schip, niet voldoen aan de bepalingen ten aanzien van: aansluitend aan het lossen van vloeibare lading uit een ladingtank van een schip met behulp van een leiding, aangesloten op het nalenssysteem van het schip, de restlading uit de ladingtank verwijderen, zodanig dat de losstandaard nagelensde ladingtank wordt bereikt

33 jo 43 SAB

2

BO

412

 

als drijver van een overslaginrichting met betrekking tot het laden en lossen van een schip, niet voldoen aan de bepalingen ten aanzien van: bij het lossen uit een laadruim of een ladingtank van een schip het laadruim of die ladingtank wassen en het afvalwater met ladingrestanten innemen

33 jo 45 SAB

2

BO

413

 

als drijver van een overslaginrichting met betrekking tot het laden en lossen van een schip, niet voldoen aan de bepalingen ten aanzien van: voorleggen van de losverklaring in drievoud aan de schipper dan wel, als het schip niet onder gezag van de schipper staat, aan de exploitant van het schip

33 jo 53, vierde lid SAB

2

BO

414

 

als drijver van een overslaginrichting met betrekking tot het laden en lossen van een schip, niet voldoen aan de bepalingen ten aanzien van: het bewaren van het ingevolge artikel 54 SAB ontvangen exemplaar van de losverklaring in de bedrijfsadministratie

33 SAB

2

BO

415

 

de schipper draagt er geen zorg voor dat de losverklaringen, ontvangen overeenkomstig artikel 53 SAB, het transport begeleiden

56 SAB

1/2

BO

416

 

als schipper met het schip na het laden de laadplaats verlaten zonder zich ervan te vergewissen dat de overslagresten zijn verwijderd

55 lid 1 SAB

1/2

BO

417

 

als schipper met het schip na het lossen de losplaats verlaten zonder zich ervan te vergewissen dat: de overslagresten zijn verwijderd

55 lid 2, onderdeel a SAB

1/2

BO

418

 

als schipper met het schip na het lossen de losplaats verlaten zonder zich ervan te vergewissen dat: alle geloste laadruimen zijn nagelost en/of ladingtanks nagelensd

55 lid 2, onderdeel a SAB

1/2

BO

419

 

als schipper met het schip na het lossen de losplaats verlaten zonder zich ervan te vergewissen dat: voldaan is aan de wasverplichting indien die van toepassing is dan wel hem daartoe volgens de bepalingen uit artikel 47 SAB een voorziening is toegewezen

55, lid 2, onderdeel a SAB

1/2

BO

420

 

als schipper met het schip na het lossen de losplaats verlaten zonder zich ervan te vergewissen dat: het afvalwater dat ladingresten bevat, is ingenomen, dan wel hem daartoe een ontvangstvoorziening is toegewezen, in een geval als bedoeld in artikel 45 SAB

55, lid 2, onderdeel a SAB

1/2

BO

421

 

als schipper met het schip na het lossen de losplaats verlaten zonder te voldoen aan de bepalingen ten aanzien van de losverklaring uit artikel 54 SAB

55, lid 2, onderdeel b SAB

1/2

BO

422

 

door de schipper niet onverwijld waarschuwen van de dichtstbijzijnde bevoegde autoriteit, terwijl vanaf een schip scheepsafvalstoffen dan wel delen van de lading in een oppervlaktewaterlichaam zijn geraakt of dreigen te geraken

6 SAB

1/2

BO

423

 

aan boord van een schip verbranden van scheepsafvalstoffen

7 SAB

1/2

BO

424

 

reinigingsmiddelen die olie of vet oplossen dan wel emulgerend zijn in de bilge van de machinekamer dan wel in het bilgewater doen geraken

13 lid 1 SAB

1/2

BO

425

 

door degene die een inrichting voor het inzamelen van scheepsafvalstoffen drijft niet of niet juist invullen of ondertekenen van het olie-afgifteboekje

17 SAB

2

BO

426

 

door de schipper niet of niet juist invullen of ondertekenen van het olie-afgifteboekje

18 SAB

1/2

BO

427

 

als degene die feitelijk lost, met betrekking tot het lossen van een schip, niet bewaren in de bedrijfsadministratie van het ingevolge artikel 54, tweede lid, terug ontvangen exemplaar van de losverklaring

57 SAB

2

BO

428

 

als schipper, bij het afgeven van afvalwater dat ladingrestanten bevat aan een ontvangstvoorziening, niet in tweevoud de door hem ondertekende losverklaring voorleggen aan degene die de ontvangstvoorziening drijft of een door deze aangewezen persoon

66 SAB

1/2

BO

429

 

door degene die een inrichting voor het inzamelen van scheepsafvalstoffen drijft, na ondertekening niet terugbezorgen van een exemplaar van de ondertekende losverklaring aan de schipper

68 lid 1 SAB

1/2

BO

430

 

als schipper niet gedurende zes maanden aan boord bewaren van de terugontvangen ondertekende losverklaring

68, lid 3, SAB

1/2

BO

431

 

als exploitant van het schip niet bewaren in de bedrijfsadministratie van de terugontvangen ondertekende losverklaring

68, lid 4, SAB

1/2

BO

432

 

als schipper er geen zorg voor dragen dat huisvuil, slops, zuiveringsslib en klein gevaarlijk afval aan boord naar categorie gescheiden worden gehouden en gescheiden worden aangeboden bij een ontvangstvoorziening

73, lid 1 SAB

1/2

BO

433

 

als exploitant van een passagiersschip, dat is uitgerust met een boordzuiveringsinstallatie voor afvalwater, niet aanbieden van het zuiveringsslib van die installatie bij een ontvangstvoorziening

74 SAB

1/2

           
     

Nummer BO 445: Drinkwaterbesluit – Legionella

   

BO

445

 

legionella-risicoanalyse, bedoeld in het eerste of tweede lid van artikel 37 Drinkwaterbesluit, laten uitvoeren door een niet daarvoor op basis van BRL 6010 gecertificeerd bedrijf, indien opgesteld na 1 juli 2011

37 lid 3 Dwb

1/2

ARTIKEL III

Artikel I heeft geen gevolgen voor gedragingen die hebben plaatsgevonden voor het tijdstip van inwerkingtreding van dit besluit.

ARTIKEL IV

Dit besluit treedt in werking met ingang van 1 januari 2024.

Lasten en bevelen dat dit besluit met de daarbij behorende nota van toelichting in het Staatsblad zal worden geplaatst.

De Minister van Justitie en Veiligheid,

De Minister van Infrastructuur en Waterstaat,

NOTA VAN TOELICHTING

Algemeen

1. Inleiding

Dit besluit regelt allereerst de indexering en de verhoging van de tarieven in de bijlage van de Wet administratiefrechtelijke handhaving verkeersvoorschriften (hierna: Wahv). Bij gelegenheid van de Voorjaarsnota 2023 (Kamerstukken II 2022/23, 36 350, nr. 1, p. 75) heeft het kabinet besloten deze tarieven met 10% te verhogen. Dit percentage omvat de jaarlijkse indexering van boetetarieven uit de Wahv, die op basis van de ontwikkeling van de consumentenprijsindex (hierna: CPI) in de periode tussen juni 2022 en juni 2023 (bron: Centraal Bureau voor Statistiek, prijsindex «alle bestedingen»). Deze indexering is 5,7% en corrigeert de geldontwaarding als gevolg van de ontwikkeling van de CPI in die periode. De verhoging van de boetetarieven met 10%, inclusief indexering, levert een bijdrage aan de rijksbrede dekkingsopgave, zoals nader toegelicht in de eerder aangehaalde Voorjaarsnota 2023.

De bijlage van de Wahv bevat de gedragingen waarvoor op grond van die wet een administratieve sanctie kan worden opgelegd. Op grond van artikel 2, vijfde lid, Wahv kan deze bijlage bij algemene maatregel van bestuur worden gewijzigd. De bijlage bepaalt voor iedere gedraging de te betalen geldsom. Naast de aanpassing van de tarieven, zijn er enkele technische aanpassingen in de bijlage van de Wahv gedaan. Deze wijzigingen zijn met name het gevolg van gewijzigde wet- en regelgeving.

Met dit besluit worden daarnaast de bijlagen bij het Besluit OM-afdoening op enkele (technische) punten gewijzigd. Ook deze wijzigingen zijn met name het gevolg van gewijzigde wet- en regelgeving. Bijlage I van het Besluit OM-afdoening noemt de feiten waarvoor opsporingsambtenaren op grond van artikel 257b van het Wetboek van Strafvordering (hierna: Sv) een strafbeschikking kunnen uitvaardigen. Bijlage II van het Besluit OM-afdoening noemt de feiten waarvoor lichamen of personen met een publieke taak belast (het bevoegde gezag) op grond van artikel 257ba Sv een bestuurlijke strafbeschikking kunnen uitvaardigen. De tarieven die horen bij de in het Besluit OM-afdoening genoemde feiten zijn opgenomen in de beleidsregels van het openbaar ministerie. De indexering van die tarieven is dan ook niet opgenomen in dit besluit. Voor de strafbeschikkingen heeft de indexering met 5,7% plaatsgevonden in de beleidsregels van het openbaar ministerie.

Omwille van de leesbaarheid zijn de genoemde bijlagen opnieuw vastgesteld.

2. Indexering en verhoging van de tarieven

Ieder jaar worden de bovengenoemde tarieven in de bijlage bij de Wahv aangepast aan de ontwikkeling van de CPI ter compensatie van de geldontwaarding. Deze periodieke aanpassing bewerkstelligt dat de strafmaat in relatieve zin niet minder wordt door de Wahv-tarieven in dezelfde mate te laten stijgen als de prijzen van goederen en diensten.

Naast deze aanpassing aan de geldontwaarding, is een aanvullende verhoging van 4,3% doorgevoerd. Dit komt gezamenlijk neer op een verhoging van de Wahv-tarieven met 10%. Deze verhoging is toegepast op de niet-afgeronde bedragen die de voorgaande aanpassingen van de tarieven hebben opgeleverd. Dit betekent bijvoorbeeld dat de onderhavige verhoging kan zijn toegepast op een bedrag van € 103,20 (willekeurig gekozen) en niet op het afgeronde bedrag dat in de laatst gepubliceerde bijlage is opgenomen (in het voorbeeld € 100,–). Specifiek voor de gedragingen die zien op overschrijding van de maximumsnelheid wordt – op grond van de uitvoering die is gegeven aan de motie Oplaat c.s. om de boetes progressief te laten stijgen per te snel gereden kilometer per uur (Stb. 2005, 555) – het tarief naar beneden afgerond op een veelvoud van € 1,–.

Alle overige sancties van de onder de Wahv vallende verkeersovertredingen berusten op een uniform beoordelingskader van het openbaar ministerie. Dit zogeheten tarievenhuis vormt een beoordelingskader voor alle tarieven van feiten die zijn opgenomen in de bijlage van de Wahv en bijlage I van het Besluit OM-afdoening. De hoogte van deze sancties wordt afgerond op een veelvoud van € 5,– bij bedragen tot € 100,– en op een veelvoud van € 10,– bij bedragen vanaf € 100,–.

Op grond van artikel 2, derde lid, van de Wahv, kunnen geldboetes die overeenkomstig die wet worden opgelegd niet hoger zijn dan het bedrag van een geldboete van de eerste categorie als bedoeld in artikel 23, vierde lid, van het Wetboek van Strafrecht (hierna: Sr). Een van de uitgangspunten van het feitgecodeerde stelsel is dat de verkeersboetes, die voor handhaving via de Wahv in aanmerking komen (bijvoorbeeld vanwege de ethische neutraliteit), via de Wahv worden opgelegd indien de eerste geldboetecategorie niet overschreden wordt. Verkeersboetes die hoger zijn dan dat maximum worden met toepassing van het strafrecht opgelegd, doorgaans door middel van een politiestrafbeschikking op grond van het Besluit OM-afdoening. Per 1 januari 2024 is de tweejaarlijkse indexering van de maximumbedragen voor de verschillende boetecategorieën van artikel 23, vierde lid, Sr, doorgevoerd (Stb. 2023, PM). Als gevolg hiervan, bedraagt het maximum van de eerste boetecategorie per die datum € 515,–.

3. Overige wijzigingen

Daarnaast zijn in de bijlage van de Wahv en de bijlagen bij het Besluit OM-afdoening enkele technische wijzigingen doorgevoerd. Deze wijzigingen vloeien met name voort uit gewijzigde wet- en regelgeving. Deze wijzigingen worden apart toegelicht in het artikelsgewijze deel van deze nota van toelichting. Opgemerkt wordt dat bij de veranderingen in de Bijlage I en II bij het Besluit OM-afdoening is uitgegaan van de bijlage I en II zoals deze gelden na de inwerkingtreding van het Besluit van PM tot wijziging van de bijlagen bij het Besluit OM-afdoening in verband met de wijziging van enkele grondslagen van overtredingen ten gevolge van de inwerkingtreding van de Omgevingswet (Stb. 2023, PM). In de nota van toelichting bij het Invoeringsbesluit Omgevingswet is deze wijziging al aangekondigd (Stb. 2020, 400, p. 1862).

4. Financiële gevolgen

De verhoging van de tarieven in de bijlagen van de Wahv met 10% zorgen voor een stijging van de ontvangsten Boeten en Transacties op de begroting van het ministerie van Justitie en Veiligheid met circa € 43 miljoen in 2024, oplopend naar circa € 59 miljoen vanaf 2028. Deze bedragen zijn gebaseerd op het geraamde aantal boetes in de begroting van het ministerie van Justitie en Veiligheid 2023 en zoals door het Prognosemodel Justitiële keten (PMJ) zijn geraamd. Hierbij is tevens rekening gehouden met de uitbreiding van het aantal digitale flitspalen en focusflitsers en de vervanging van het huidige aantal trajectcontrolesystemen.

De bedragen zijn exclusief de indexering van de strafbeschikkingen zoals opgenomen in de beleidsregels van het OM.

Artikelsgewijze toelichting

Artikel I

Hierboven is de verhoging van de tarieven in de bijlage van de Wahv toegelicht. Daarnaast zijn in deze bijlage enkele technische wijzigingen doorgevoerd. In onderstaande tabel wordt per nieuwe of inhoudelijk gewijzigde feitcode een toelichting gegeven.

Bijlage, bedoeld in artikel 2, eerste lid, Wahv

Feitcode

Toelichting

K150aa

Naar aanleiding van een vernummering in de onderliggende wetgeving is de artikelverwijzing aangepast (Stb. 2021, 197).

N010b, N030a t/m N030f, N086a, N086b, N090b, N090c, N110a, N110b, N110p, N120a, N120b, N130b, N130c, N160a, N170b, N180, N200, N240c, N270a t/m N270c, N270i t/m N270k, N290, N310a, N380n, N480a, N480f, N514a, N514f, N515, N640, N650, N660a, N710b

In hoofdstuk 5, afdeling 6 van de Regeling Voertuigen is paragraaf 13 vervallen. In verband hiermee zijn de artikelverwijzingen van deze feitcodes geactualiseerd.

N711

Overtreding van artikel 5.2.74 van de Regeling voertuigen (de inrichting van een taxi moet overeenstemmen met het goedkeuringsdocument) betreft een ethisch-neutrale gedraging die naar zijn aard met toepassing van de Wahv kan worden gesanctioneerd. Om dit mogelijk te maken, is deze feitcode opengesteld.

P010e

Op 1 januari 2024 is een wijziging van artikel 5.18.1 van de Regeling voertuigen in werking getreden waarmee het vierde lid (oud) is vernummerd tot het vijfde lid (Stcrt. 2023, PM). De verwijzing in feitcode P010e is in lijn daarmee aangepast.

Artikel II

In onderstaande tabel wordt een toelichting gegeven per nieuwe of gewijzigde feitcode uit het Besluit OM-afdoening.

Bijlage I Besluit OM-afdoening

Feitcode

Toelichting

E170

Deze feitcode is geschrapt omdat het corresponderende feit voortaan met een OM-strafbeschikking en niet langer met een politiestrafbeschikking wordt gesanctioneerd.

E801

Naar aanleiding van een vernummering in de onderliggende wetgeving is de artikelverwijzing aangepast.

H010

De feitomschrijving van deze feitcode is aangepast naar een algemenere omschrijving. De term ‘brengdepot’ is daartoe vervangen door ‘een aangewezen plaats voor het aanbieden van bepaalde categorieën huishoudelijke afvalstoffen’.

N110q, N270d, N270l

In hoofdstuk 5, afdeling 6 van de Regeling voertuigen vervalt paragraaf 13. In verband met deze vervallen paragraaf zijn de artikelverwijzingen van deze feitcodes geactualiseerd.

Zoals gebruikelijk is bij gelegenheid van dit jaarlijkse indexeringsbesluit ook Bijlage II van het Besluit OM-afdoening opnieuw vastgesteld. In die bijlage zijn geen wijzigingen doorgevoerd.

[De wijzigingen waarmee de feitcodes uit bijlage II worden aangepast aan de Omgevingswet zijn opgenomen in een apart wijzigingsbesluit, dat parallel aan onderhavig indexeringsbesluit in procedure wordt gebracht. Indien er vóór 1 januari 2024 nog andere, zuiver technische wijzigingen in die bijlage moeten worden doorgevoerd (dat wil zeggen: wijzigingen die niet voortvloeien uit de Omgevingswet) dan worden deze – zoals jaarlijks gebruikelijk – opgenomen in onderhavig indexeringsbesluit. Het gaat dan bijvoorbeeld om verwijzingen in feitcodes naar andere onderliggende regelgeving die per 1 januari 2024 wordt gewijzigd.]

Artikel III

De gewijzigde feitcodes en tarieven in de bijlage van de Wahv gelden enkel voor gedragingen die plaatsvinden na inwerkingtreding van dit besluit. Voor de strafrechtelijke bepalingen van dit besluit geldt het legaliteitsbeginsel van artikel 1 van het Wetboek van Strafrecht.

Artikel IV

Inwerkingtreding van dit besluit is voorzien per 1 januari 2024.

De Minister van Justitie en Veiligheid,


X Noot
1

Op basis van de CBS consumentenprijsindex ‘alle bestedingen’.

X Noot
2

Kamerstukken II 2022-2023, 36 350, nr. 1, p. 75 (Voorjaarsnota 2023).

X Noot
3

Afdeling advisering Raad van State, Voorjaarsrapportage begrotingstoezicht 2023, p. 34–35.

X Noot
4

In de Voorjaarsnota is slechts vermeld dat ‘het beleidsmatig verhogen van boetetarieven met 10%’ behoort tot ‘de belangrijkste onderdelen van het maatregelpakket’ (p. 75).

X Noot
5

Zie de nota van toelichting, maar ook onder meer Kamerstukken II 2022–2023, 29 398, nr. 1076 (Brief van de minister van Justitie en Veiligheid inz. maatregelen verkeersveiligheid).

X Noot
6

Zie ook de adviezen van de Afdeling advisering van de Raad van State van 2 december 2011, W03.11.0482/II en 8 november 2010, W03.10.0481/II.

X Noot
7

Stcrt. 2018, 31269, Nader rapport bestuurlijke boetestelsels, p. 21.

X Noot
8

Vgl. EHRM 23 september 1998, Malige tegen Frankrijk, ECLI:CE:ECHR:1998:0923JUD002781295, 2 juli 2002, Göktan tegen Frankrijk, ECLI:CE:ECHR:2002:0702JUD003340296, en 7 juni 2012, Segame tegen Frankrijk, ECLI:CE:ECHR:2012:0607JUD000483706. Naar deze Straatsburgse jurispudentie wordt verwezen door onder meer het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, zie de uitspraak van 13 augustus 2020, ECLI:NL:GHARL:2020:6428 en de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State zie onder meer de uitspraken van 7 september 2022, ECLI:NL:RVS:2022:2634 en 2 december 2020, ECLI:NL:RVS:2020:2851.

X Noot
9

Parket CVOM, Boetestelsels in balans, 24 mei 2023, p. 22 onder verwijzing naar een brief van het College van procureurs-generaal aan het Ministerie van Justitie en Veiligheid d.d. 23 juni 2022, onderwerp ‘Indexering tarieven per 1 januari 2023’.

X Noot
10

Motie van het lid Mutluer over onderzoek naar de invloed van de hoogte van het verkeersboetebedrag op de verkeersveiligheid d.d. 18 oktober 2023 (29 279, nr. 818).

X Noot
11

Progressief boetestelsel en verkeersveiligheid, SWOV, Den Haag, 2017, pag. 20–21

X Noot
12

In 2015 constateerde de Afdeling advisering dit ook in haar analyse van enige verschillen in rechtsbescherming en rechtspositie van de justitiabele in het strafrecht en in het bestuursrecht ( Stcrt. 2015, 30280 , p. 9).

X Noot
13

Parket CVOM, Boetestelsels in balans, 24 mei 2023, p. 31.

X Noot
14

Parket CVOM, Boetestelsels in balans, 24 mei 2023, p. 5.

X Noot
15

In een beslisnota van het Ministerie van Justitie en Veiligheid van 28 juni 2023 (kenmerk 4746936) wordt het volgende voorbeeld gegeven: ‘Concreet houdt dit bijvoorbeeld in dat de boete voor 30 km/u te hard rijden binnen de bebouwde kom (Wahv, wordt met 10% verhoging € 421), hoger wordt dan voor 31 km/u te hard rijden, indien het openbaar ministerie niet met 10% verhoogt (strafbeschikking, is op dit moment € 419).’

X Noot
16

Parket CVOM, Boetestelsels in balans, 24 mei 2023, p. 36. In het rapport wordt het volgende voorbeeld aangehaald: ‘[...] de verhouding tussen enerzijds eenvoudige mishandeling (droge klap) à € 400 en anderzijds de Mulderboetes voor het parkeren op een gereserveerde gehandicaptenparkeerplaats (R402c) à € 440 of voor snelheidsovertredingen, oplopend tot € 450.’

X Noot
17

Parket CVOM, Boetestelsels in balans, 24 mei 2023, p. 42-43.

X Noot
18

Stcrt. 2018, 31269, Nader rapport bestuurlijke boetestelsels.

X Noot
19

Brief van het College van procureurs-generaal aan het Ministerie van Justitie en Veiligheid d.d. 23 juni 2022, onderwerp ‘Indexering tarieven per 1 januari 2023’.

X Noot
1

Op basis van de CBS consumentenprijsindex ‘alle bestedingen’.

X Noot
2

Kamerstukken II 2022-2023, 36 350, nr. 1, p. 75 (Voorjaarsnota 2023).

X Noot
3

Afdeling advisering Raad van State, Voorjaarsrapportage begrotingstoezicht 2023, p. 34-35.

X Noot
4

In de Voorjaarsnota is slechts vermeld dat ‘het beleidsmatig verhogen van boetetarieven met 10%’ behoort tot ‘de belangrijkste onderdelen van het maatregelpakket’ (p. 75).

X Noot
5

Zie de nota van toelichting, maar ook onder meer Kamerstukken II 2022-2023, 29398, nr. 1076 (Brief van de minister van Justitie en Veiligheid inz. maatregelen verkeersveiligheid).

X Noot
6

Zie ook de adviezen van de Afdeling advisering van de Raad van State van 2 december 2011, W03.11.0482/II en 8 november 2010, W03.10.0481/II.

X Noot
7

Stcrt. 2018, 31269, Nader rapport bestuurlijke boetestelsels, p. 21.

X Noot
8

Vgl. EHRM 23 september 1998, Malige tegen Frankrijk, ECLI:CE:ECHR:1998:0923JUD002781295, 2 juli 2002, Göktan tegen Frankrijk, ECLI:CE:ECHR:2002:0702JUD003340296, en 7 juni 2012, Segame tegen Frankrijk, ECLI:CE:ECHR:2012:0607JUD000483706. Naar deze Straatsburgse jurispudentie wordt verwezen door onder meer het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, zie de uitspraak van 13 augustus 2020, ECLI:NL:GHARL:2020:6428 en de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State zie onder meer de uitspraken van 7 september 2022, ECLI:NL:RVS:2022:2634 en 2 december 2020, ECLI:NL:RVS:2020:2851.

X Noot
9

Parket CVOM, Boetestelsels in balans, 24 mei 2023, p. 22 onder verwijzing naar een brief van het College van procureurs-generaal aan het Ministerie van Justitie en Veiligheid d.d. 23 juni 2022, onderwerp ‘Indexering tarieven per 1 januari 2023’.

X Noot
10

Motie van het lid Mutluer over onderzoek naar de invloed van de hoogte van het verkeersboetebedrag op de verkeersveiligheid d.d. 18 oktober 2023 (29 279-818).

X Noot
11

In 2015 constateerde de Afdeling advisering dit ook in haar analyse van enige verschillen in rechtsbescherming en rechtspositie van de justitiabele in het strafrecht en in het bestuursrecht (Stcrt. 2015, 30280, p. 9).

X Noot
12

Parket CVOM, Boetestelsels in balans, 24 mei 2023, p. 31.

X Noot
13

Parket CVOM, Boetestelsels in balans, 24 mei 2023, p. 5.

X Noot
14

In een beslisnota van het Ministerie van Justitie en Veiligheid van 28 juni 2023 (kenmerk 4746936) wordt het volgende voorbeeld gegeven: ‘Concreet houdt dit bijvoorbeeld in dat de boete voor 30 km/u te hard rijden binnen de bebouwde kom (Wahv, wordt met 10% verhoging € 421), hoger wordt dan voor 31 km/u te hard rijden, indien het openbaar ministerie niet met 10% verhoogt (strafbeschikking, is op dit moment € 419).’

X Noot
15

Parket CVOM, Boetestelsels in balans, 24 mei 2023, p. 36. In het rapport wordt het volgende voorbeeld aangehaald: ‘[…] de verhouding tussen enerzijds eenvoudige mishandeling (droge klap) à € 400 en anderzijds de Mulderboetes voor het parkeren op een gereserveerde gehandicaptenparkeerplaats (R402c) à € 440 of voor snelheidsovertredingen, oplopend tot € 450.’

X Noot
16

Parket CVOM, Boetestelsels in balans, 24 mei 2023, p. 42-43.

X Noot
17

Stcrt. 2018, 31269, Nader rapport bestuurlijke boetestelsels.

X Noot
18

Brief van het College van procureurs-generaal aan het Ministerie van Justitie en Veiligheid d.d. 23 juni 2022, onderwerp ‘Indexering tarieven per 1 januari 2023’.

Naar boven