Aanwijzingskader certificerende instelling CO-stelsel

Versie: 23 juni 2022

Betreft: Aanwijzingskader voor de aanwijzing van certificerende instellingen voor het afgeven van certificaten voor het uitvoeren van werkzaamheden aan gasverbrandingstoestellen, verbrandingsluchttoevoervoorzieningen en rookgasafvoervoorzieningen, van de Toelatingsorganisatie Kwaliteitsborging Bouw (TloKB)

Doel: Aanwijzing van certificerende instellingen voor het afgeven van certificaten op basis van aangewezen certificatieschema’s voor certificering van werkzaamheden aan gasverbrandingsinstallaties met als doel het voorkomen van incidenten waarbij koolmonoxide vrijkomt, op basis van toetsing aan het wettelijk kader

Regelgeving: Artikel 2, vierde lid en artikel 3 Woningwet en artikel 4.3, eerste lid, aanhef en onder a Omgevingswet

Inleiding en uitgangspunten

Voor de aanwijzing van certificerende instellingen binnen het stelsel van certificering van werkzaamheden aan gasverbrandingsinstallaties (hierna: “CO-stelsel”) maakt de Toelatingsorganisatie Kwaliteitsborging Bouw (TloKB) gebruik van het “Aanwijzingskader certificerende instelling voor het afgeven van certificaten voor het uitvoeren van werkzaamheden aan gasverbrandingsinstallaties” (Aanwijzingskader certificerende instelling CO-stelsel). Dit aanwijzingskader heeft de TloKB opgesteld op basis van op de nationale wet- en regelgeving, namelijk de Woningwet (Staatsblad 2019, 383), het Bouwbesluit 2012 “Introductie van een stelsel van certificering voor werkzaamheden aan gasverbrandingsinstallaties” (Staatsblad 2020, 348), de Regeling Bouwbesluit 2012 (Staatscourant 2020, 50199), de Wijzigingsregeling Bouwbesluit 2012 (Staatscourant 2020, 66974), het koninklijk besluit in verband met wijziging van het Bouwbesluit 2012 (Staatsblad 2020, 354) en het koninklijk besluit in verband met wijziging van het Bouwbesluit 2012 (Staatsblad 2021, 555).

Tijdens de toetsing van de aanwijzing van certificerende instelling gebruikt de TloKB het aangewezen certificatieschema.

Het aanwijzingskader bestaat uit vijf hoofstukken:

  • 1. Accreditatie, scope en structuur van de certificerende instelling

  • 2. Kwaliteitssysteem van de certificerende instelling

  • 3. Inrichting, uitvoering en afsluiting van de initiële certificatie

  • 4. Toezicht en handhaving door de certificerende instelling

  • 5. Informatieplicht en gegevensverstrekking aan de TloKB

Het aanwijzingskader vormt het uitgangspunt voor de toetsing en aanwijzing van de certificerende instelling binnen het CO-stelsel. Dit aanwijzingskader is uitgewerkt in criteria, toetsvragen en vormgegeven als een gestructureerde checklist. De checklist bestaat voor een deel uit volledigheidstoetsen en voor een deel uit inhoudelijke toetsen met in beide gevallen als uitkomst in welke mate de certificerende instelling voldoet aan het betreffende criterium.

Het oordeel kan de volgende uitkomsten hebben:

  • Voldoet niet (VN) = voldoet niet aan de relevante normen en verwachtingen;

  • Voldoet beperkt (VB) = voldoet in beperkte mate aan de relevante normen en verwachtingen;

  • Voldoet overwegend (VO) = voldoet overwegend maar niet volledig aan de relevante normen en verwachtingen;

  • Voldoet (V) = voldoet aan de relevante normen en verwachtingen.

Uit de toetsing volgt een eindoordeel dat bepaalt of de TloKB, namens de minister, een certificerende instelling aanwijst voor het afgeven van certificaten voor het uitvoeren van de werkzaamheden aan gasverbrandingsinstallatie binnen het CO-stelsel en opneemt in het Register gasverbrandingsinstallaties. De oordelen op de verschillende criteria bieden inzicht in de kwaliteit van de beschrijving van de certificerende instelling in relatie tot het voldoen aan de geldende wet- en regelgeving. Aanwijzing van de certificerende instelling vindt alleen plaats indien het eindoordeel (op alle criteria uit het aanwijzingskader) “voldoet” is. De TloKB weigert de aanwijzing van een certificerende instelling voor het afgeven van certificaten voor het uitvoeren van de werkzaamheden aan gasverbrandingsinstallatie, indien de certificerende instelling niet voldoet aan de bij of krachtens artikel 1.36 (Certificerende instelling)1 van het Bouwbesluit 2012 gestelde regels. Bij elk criterium staat de grondslag uit wet- en regelgeving vermeld.

Dit document kan in publicaties worden aangehaald met de titel: “Aanwijzingskader certificerende instelling CO-stelsel van 23 juni 2022”.

Afkortingen en begrippen

Bb:

Bouwbesluit 2012

Bbl:

Besluit bouwwerken leefomgeving

Bkl:

Besluit kwaliteit leefomgeving

Bal:

Besluit activiteiten leefomgeving

Ob:

Omgevingsbesluit

RB:

Regeling Bouwbesluit 2012

CI:

certificerende instelling

de minister:

de Minister van de Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, per 10 januari 2022 de Minister voor Volkshuisvestiging en Ruimtelijke Ordening

Overgangsperiode tot 1 januari 2023 (ingangsdatum verbodsbepaling)

In de overgangsperiode tot 1 januari 2023 volstaat bij de aanvraag voor de aanwijzing een bewijs van inbehandelingname van de aanvraag van de certificerende instelling om geaccrediteerd te worden voor de uitvoering van het aangewezen certificatieschema door de nationale accreditatie-instantie.

Indien de certificerende instelling in de overgangsperiode met de aanvraag voor de aanwijzing bewijs van accreditatie voor het aangewezen certificatieschema overhandigt zijn de criteria aangeduid met een asterisk niet van toepassing. De toetsing van deze aanwijzingscriteria komen tevens per ingangsdatum van de verbodsbepaling te vervallen. De aanvragen van de certificerende instellingen moeten dan voorzien zijn van accreditatie voor het aangewezen certificatieschema.

Huidige en toekomstige wetgeving

Op het moment van de introductie (1 oktober 2020) van het stelsel van certificering voor werkzaamheden aan gasverbrandingsinstallaties is het geldend wettelijk kader het Bouwbesluit 2012. Met de inwerkingtreding van de Omgevingswet, vervalt het Bouwbesluit 2012 en zijn de wettelijke eisen opgenomen in het Besluit bouwwerken leefomgeving (Bbl), Besluit kwaliteit leefomgeving (Bkl) en het Omgevingsbesluit (Ob). De hoofdtekst van het aanwijzingskader verwijst naar het Bouwbesluit 2012. Voetnoten verwijzen naar wet- en regelgeving zoals deze geldt bij inwerkingtreding van de Omgevingswet. Zodra de Omgevingswet en de onderliggende regelingen onherroepelijk zijn geworden, krijgt dit een uitwerking in een nieuwe versie van het aanwijzingskader.

De TloKB vraagt de certificerende instelling te anticiperen op de aanstaande wetgeving. Met het indienen van de aanvraag om aanwijzing zijn er de volgende mogelijkheden:

  • per eis op basis van het Bouwbesluit 2012 ook een verwijzing opnemen naar het toekomstige wettelijk kader (Bbl, Bkl en Ob), of

  • het opnemen van een kruisverwijzingstabel bij de aanvraag met zowel een verwijzing naar de eisen in het Bouwbesluit 2012 als naar de eisen in het toekomstige Bbl, Bkl en Ob, of

  • het indienen van een wijzigingsblad met verwijzingen naar de vanaf dat moment geldende wet- en regelgeving.

Wijziging van het Aanwijzingskader

De TloKB houdt stelseltoezicht dat als doel stelt de kwaliteit van werkzaamheden aan gasverbrandingsinstallaties te verbeteren. Bevindingen uit het toezicht kunnen aanleiding geven tot onder andere het aanpassen van dit aanwijzingskader. De TloKB communiceert eerst met certificerende instellingen over de bevindingen en aanpassingen van het aanwijzingskader voordat dit kader wijzigt. Hierbij geeft de TloKB aan wanneer het gewijzigde aanwijzingskader van kracht wordt en welke consequenties dit heeft voor de reeds aangewezen certificerende instellingen voor het afgeven van certificaten voor de uitvoering van de werkzaamheden aan gasverbrandingsinstallaties. Uitgangspunt voor het wijzigen van het aanwijzingskader is dat dit maximaal eenmaal per jaar plaatsvindt. Kritieke aanpassingen in het aanwijzingskader om het mogelijk onterecht afgeven van (proces)certificaten te vermijden geven aanleiding het aangepaste aanwijzingskader per direct van kracht te laten zijn.

Overzicht van wijzigingen

Deze versie van het aanwijzingskader vervangt de versie 1.0 van 21 april 2022.

De verbinding tussen wet- en regelgeving en de criteria COI-5.02, COI-5.03, COI-5.04 en COI-5.05 is aangepast, zodat de criteria corresponderen met de juiste voorschriften.

1. Accreditatie, scope en structuur van de certificerende instelling

De aanvraag om aanwijzing van een certificerende instelling is onderhevig aan een aantal voorwaarden met betrekking tot de organisatie van de certificerende instelling. De certificerende instelling heeft een belangrijke rol bij het waarborgen van de kwaliteit van de werkzaamheden aan gasverbrandingsinstallaties en dient onafhankelijk, onpartijdig en deskundig te zijn bij het uitvoeren van haar werkzaamheden. Eén van de belangrijkste voorwaarden is dat de certificerende instelling geaccrediteerd dient te zijn om in aanmerking te kunnen komen voor aanwijzing. Daarnaast dient de certificerende instelling aan te kunnen tonen dat ze juridisch, financieel en organisatorisch onafhankelijk is van de door haar beoordeelde organisaties, processen, diensten of producten binnen het werkveld van gasverbrandingsinstallaties. De accreditatie/het bewijs3 van de certificerende instelling moet in overeenstemming zijn met de aanvraag om aanwijzing en de scope (reikwijdte en het toepassingsgebied) van het aangewezen certificatieschema.

Indien de certificerende instelling in de overgangsperiode met de aanvraag voor de aanwijzing bewijs van accreditatie voor het aangewezen certificatieschema overhandigt of per ingangsdatum van de verbodsbepaling zijn de criteria aangeduid met een asterisk niet van toepassing. Met betrekking tot hoofdstuk 1 vervallen de criteria COI-1.02, COI-1.03 en COI-1.05.

Wet- en regelgeving

Criteria

Toetsvragen

Bb artikel 1.36 (Certificerende instellingen)1

2. Onze Minister wijst een instelling slechts aan als deze beschikt over accreditatie volgens NEN-EN-ISO/IEC 17065.

3. Met accreditatie als bedoeld in het tweede lid, wordt gelijkgesteld accreditatie, afgegeven door een daartoe bevoegde onafhankelijke instelling in een andere lidstaat van de Europese Unie dan wel in een staat, niet zijnde een lidstaat van de Europese Unie, die partij is bij een daartoe strekkend of mede daartoe strekkend verdrag dat Nederland bindt, op basis van onderzoekingen of documenten die een beschermingsniveau bieden dat ten minste gelijkwaardig is aan het beschermingsniveau dat met de toetsing aan de eisen in het tweede lid wordt geboden.

COI-1.01 Accreditatie certificerende instelling

De certificerende instelling is in bezit van accreditatie volgens EN-ISO/IEC 17065 accreditatienorm door de nationale accreditatie-instantie, die voldoet aan artikel 2, eerste lid van de Wet aanwijzing nationale accreditatie-instantie of een gelijkgestelde accreditatie afgegeven door een accreditatie-instantie van een ander land.

□ Toont de certificerende instelling aan dat ze een geldige accreditatieverklaring voor EN-ISO/IEC 17065 norm bezit?

□ Indien de certificerende instelling nog niet in bezit is van de accreditatieverklaring, toont de certificerende instelling middels een bewijs van de nationale accreditatie-instantie aan dat de accreditatieaanvraag voor het aangewezen certificatieschema in behandeling is genomen?2

□ Toont de certificerende instelling aan dat de scope van accreditatie de werkzaamheden overeenkomstig de reikwijdte en toepassingsgebied van het certificatieschema omvat?

□ Is de accreditatie-instantie lid van International Accreditation Forum (IAF) voor de EN-ISO/IEC 17065?

Bb artikel 1.36 (Certificerende instellingen)3

4. Bij de aanvraag tot aanwijzing als certificerende instelling toont de aanvrager aan dat deze:

a. rechtspersoonlijkheid heeft.

COI-1.02 Bezit rechtspersoonlijkheid*

De certificerende instelling heeft een rechtspersoonlijkheid en toont deze aan.

□ Toont de certificerende instelling aan dat ze een bestaande rechtspersoonlijkheid heeft zoals bedoeld in Boek 2 van het Burgerlijk wetboek?

Bb artikel 1.36 (Certificerende instellingen)4

4. Bij de aanvraag tot aanwijzing als certificerende instelling toont de aanvrager aan dat deze:

b. onafhankelijk is van de door haar beoordeelde organisaties, processen, diensten of producten.

COI-1.03 Onafhankelijkheid certificerende instelling*

De certificerende instelling:

A. toont aan dat ze juridisch, financieel en organisatorisch onafhankelijk is van de door haar te beoordelen organisaties, processen, diensten of producten binnen het te certificeren werkveld van gasverbrandingsinstallaties.

B. verklaart dat ze juridisch, financieel en organisatorisch onafhankelijk is van de door haar te beoordelen organisaties, processen, diensten of producten.

□ Toont de certificerende instelling aan dat ze juridisch, financieel en organisatorisch onafhankelijk is van de door haar beoordeelde organisaties, processen, diensten of producten?

□ Toont de certificerende instelling aan dat ze de onafhankelijkheid voortdurend borgt in de organisatie?

□ Verklaart de certificerende instelling dat ze juridisch, financieel en organisatorisch onafhankelijk is van de door haar te beoordelen organisaties, processen, diensten of producten?

Bb Artikel 1.35 (Werkzaamheden aan verbrandingstoestellen, verbrandingsluchttoevoervoorzieningen en rookgasafvoervoorzieningen)5

2. De in het eerste lid bedoelde werkzaamheden zijn:

a. het installeren van gasverbrandingstoestellen, verbrandingsluchttoevoervoorzieningen of rookgasafvoervoorzieningen;

b. het repareren van gasverbrandingstoestellen, verbrandingsluchttoevoervoorzieningen of rookgasafvoervoorzieningen;

c. het onderhouden van gasverbrandingstoestellen, verbrandingsluchttoevoervoorzieningen of rookgasafvoervoorzieningen; of

d. het in bedrijf stellen en het vrijgeven voor gebruik van een gasverbrandingstoestel na werkzaamheden als bedoeld in de onderdelen a tot en met c.

COI-1.04 Reikwijdte en toepassingsgebied van de certificering

De certificerende instelling:

A. maakt inzichtelijk dat de reikwijdte van haar werkzaamheden overeenkomt met het aangewezen certificatieschema en zich beperkt tot:

1) het installeren van gasverbrandingstoestellen, verbrandingsluchttoevoervoorzieningen of rookgasafvoervoorzieningen;

2) het repareren van gasverbrandingstoestellen, verbrandingsluchttoevoervoorzieningen of rookgasafvoervoorzieningen;

3) het onderhouden van gasverbrandingstoestellen, verbrandingsluchttoevoervoorzieningen of rookgasafvoervoorzieningen; of

4) het in bedrijf stellen en het vrijgeven voor gebruik van een gasverbrandingstoestel na werkzaamheden als bedoeld in de onderdelen bovenstaande drie onderdelen; of

5) de beperkte werkzaamheden aan rookgasafvoervoorzieningen of verbrandingsluchttoevoervoorzieningen dan volstaat het controleren van rookgasafvoervoorzieningen of de verbrandingsluchttoevoervoorzieningen en de aansluiting daarvan op de andere onderdelen van de gasverbrandingsinstallatie.

B. maakt inzichtelijk dat het toepassingsgebied overeenkomt met het aangewezen certificatieschema.

□ Toont de certificerende instelling aan voor welke werkzaamheden de certificering geldt en overeenkomstig is met de reikwijdte van het aangewezen certificatieschema?

□ Toont de certificerende instelling aan voor welk type gasverbrandingsinstallatie de certificering geldt en is deze overeenkomstig het toepassingsgebied van het aangewezen certificatieschema?

Bb artikel 1.37 (Aanwijzing certificatieschema’s)6

3. In het geval dat een certificatieschema slechts betrekking heeft op werkzaamheden aan rookgasafvoervoorzieningen of verbrandingsluchttoevoervoorzieningen zijn de eisen genoemd in het tweede lid, onderdelen d en e niet van toepassing en kan het schema, in afwijking van het tweede lid, onderdeel c, de eis bevatten dat alleen de rookgasafvoervoorzieningen of de verbrandingsluchttoevoervoorzieningen en de aansluiting daarvan op de andere onderdelen van de gasverbrandingsinstallatie worden gecontroleerd.

RB artikel 1.15

Een aanwijzing als certificerende instelling heeft betrekking op de in het certificatieschema waarvoor de certificerende instelling geaccrediteerd is opgenomen werkzaamheden.

RB artikel 1.16

Een certificatieschema vermeldt in ieder geval:

a. voor welk type of welke typen gasverbrandingsinstallaties het schema is bedoeld.

Bb artikel 1.36 (Certificerende instellingen)7

4. Bij de aanvraag tot aanwijzing als certificerende instelling toont de aanvrager aan dat deze:

e. verzekerd is tegen wettelijke aansprakelijkheid voor risico’s die voortvloeien uit de uitoefening van haar taken.

COI-1.05 Verzekering certificerende instelling*

De certificerende instelling toont aan dat ze verzekerd is tegen wettelijke aansprakelijkheid voor risico’s die voortvloeien uit de uitoefening van haar taken.

□ Toont de certificerende instelling aan dat ze een voorziening heeft getroffen (bijvoorbeeld verzekering of reserves) om de wettelijke aansprakelijkheid voor risico’s af te dekken die voortvloeien uit de uitoefening van haar taken?

X Noot
1

Na de inwerkingtreding van de Omgevingswet zijn de volgende voorschriften van toepassing: Bkl 3.36, Ob 10.26a

X Noot
2

Dit geldt enkel tot aan het einde van de overgangsperiode (1 januari 2023)

X Noot
3

Na de inwerkingtreding van de Omgevingswet is het volgende voorschrift van toepassing: Bkl 3.36, Ob 10.26a

X Noot
4

Na de inwerkingtreding van de Omgevingswet is het volgende voorschrift van toepassing: Bkl 3.36, Ob 10.26a

X Noot
5

Na de inwerkingtreding van de Omgevingswet is het volgende voorschrift van toepassing: Bbl 6.45

X Noot
6

Na de inwerkingtreding van de Omgevingswet zijn de volgende voorschriften van toepassing: Bkl 3.37, Ob 10.26a

X Noot
7

Na de inwerkingtreding van de Omgevingswet is het volgende voorschrift van toepassing: Bkl 3.36, Ob 10.26a

2. Kwaliteitssysteem van de certificerende instelling

Voor de aanwijzing tot certificerende instelling zijn er tevens eisen aan haar kwaliteitssysteem. De vastlegging van de deskundigheid, vakbekwaamheid en vaststelling van de bekwaamheid van de CI-personen vormen belangrijke elementen van het kwaliteitssysteem. Invulling aan deze eisen zal duidelijk gedocumenteerd en aantoonbaar moeten zijn. Dit hoofdstuk bevat tevens eisen met betrekking tot het kwaliteitssysteem van de certificerende instelling waarbij de eisen voortkomend uit het aangewezen certificatieschema in het bestaande kwaliteitssysteem opgenomen dienen te worden. De certificerende instelling registreert gegevens over de certificaathouders en de van de certificaathouders ontvangen meldingen (het in bedrijf stellen van een gasverbrandingsinstallatie en een (bijna-)ongeval).

Daarnaast zal de CI inzicht moeten verkrijgen in de afgemelde werkzaamheden door certificaathouders ten behoeve van steekproeven in het kader van het toezicht door de CI. Bij het verstrekken van certificaten en de daarmee verband houdende handelingen dient de certificerende instelling rekening te houden met alle bepalingen die gelden voor bestuursorganen en zal zich moeten houden aan de Algemene wet bestuursrecht en de daarin opgenomen algemene beginselen van behoorlijk bestuur, de Wet open overheid2 en de Archiefwet.

Indien de certificerende instelling in de overgangsperiode met de aanvraag voor de aanwijzing bewijs van accreditatie voor het aangewezen certificatieschema overhandigt of per ingangsdatum van de verbodsbepaling zijn de criteria aangeduid met een asterisk niet van toepassing. Met betrekking tot hoofdstuk 2 vervallen de criteria COI-2.01 onderdeel A en B, COI-2.02, COI-2.03, COI-2.04, COI-2.05, COI-2.06, COI-2.07, COI-2.08 en COI-2.09.

Wet- en regelgeving

Criteria

Toetsvragen

Bb artikel 1.36 (Certificerende instellingen)1

4. Bij de aanvraag tot aanwijzing als certificerende instelling toont de aanvrager aan dat deze:

d. beschikt over een adequate administratie waarin de gegevens die betrekking hebben op de uitvoering van haar taken, op een systematische wijze zijn vastgelegd;

COI-2.01 Kwaliteitssysteem van de certificerende instelling(A* en B*)

De certificerende instelling toont aan dat:

A. ze een kwaliteitssysteem heeft waarin de gegevens die betrekking hebben op de uitvoering van haar taken, op een systematische wijze worden vastgelegd.

B. het kwaliteitssysteem ten minste betrekking heeft op:

1) organisatie (context, doelstellingen, informatieverstrekking),

2) ondersteuning (middelen, bekwaamheid en toerusting),

3) uitvoering (operationele planning, certificering),

4) evaluatie van prestaties (klachten, bezwaar, verbetering).

C. ze in staat is om op basis van de Wet open overheid9, verzoeken te beoordelen en af te handelen.

D. de onder haar berustende archiefbescheiden op basis van de Archiefwet in goede, geordende en toegankelijke staat te brengen en te bewaren, alsmede zorg te dragen voor de vernietiging van de daarvoor in aanmerking komende archiefbescheiden.

□ Toont de certificerende instelling aan dat ze een kwaliteitssysteem heeft waarin de gegevens die betrekking hebben op de uitvoering van haar taken, op een systematische wijze worden vastgelegd?

□ Toont de certificerende instelling aan dat ze de wijze voor het onderhouden, bijhouden en verbeteren van haar kwaliteitssysteem vastgelegd heeft?

□ Toont de certificerende instelling aan dat haar kwaliteitssysteem de volgende aspecten bevat:

□ organisatie (context, doelstellingen,

□ informatieverstrekking)

□ ondersteuning (middelen, bekwaamheid en toerusting),

□ uitvoering (operationele planning, certificering),

□ evaluatie van prestaties (klachten, bezwaar, verbetering).

□ Toont de certificerende instelling aan dat ze in staat is om een verzoek op basis van Wet open overheid9 te beoordelen en af te handelen?

□ Toont de certificerende instelling aan dat ze in staat is om de archiefbescheiden op basis van de Archiefwet in goede, geordende en toegankelijke staat te brengen en te bewaren, alsmede zorg te dragen voor de vernietiging van de daarvoor in aanmerking komende archiefbescheiden?

Bb artikel 1.36 (Certificerende instellingen)2

4. Bij de aanvraag tot aanwijzing als certificerende instelling toont de aanvrager aan dat deze:

c. beschikt over voldoende kennis, deskundigheid en toerusting om de uitvoering van de taken naar behoren te vervullen;

COI-2.02 Eisen aan kennis, deskundigheid en toerusting van personen van de certificerende instelling*

De certificerende instelling toont aan dat ze beschikt over eisen met betrekking tot:

1) de voldoende kennis;

2) de deskundigheid;

3) de toerusting;

4) de bevoegdheden van de personen;

om de uitvoering van de taken naar behoren te vervullen.(zie COI-2.03 en COI-2.04).

□ Toont de certificerende instelling aan dat ze eisen voor het kennisniveau en de ervaring van de personen vastgesteld heeft om de uitvoering van taken naar behoren te vervullen?

□ Toont de certificerende instelling aan dat ze eisen voor de toerusting van de personen vastgesteld heeft om de uitvoering van taken naar behoren te vervullen?

□ Toont de certificerende instelling aan dat ze de bevoegdheden van de personen vastgelegd heeft om de uitvoering van taken naar behoren te vervullen?

□ Toont de certificerende instelling aan dat ze een procedure voor het monitoren van prestaties en het bijscholen van de personen vastgesteld heeft om de uitvoering van taken naar behoren te vervullen?

Bb artikel 1.36 (Certificerende instellingen)3

4. Bij de aanvraag tot aanwijzing als certificerende instelling toont de aanvrager aan dat deze:

c. beschikt over voldoende kennis, deskundigheid en toerusting om de uitvoering van de taken naar behoren te vervullen;

COI-2.03 Kennis van het certificatieschema en de bevoegdheid van personen*

De certificerende instelling toont aan op welke wijze ze bepaalt dat de bevoegde personen beschikken over voldoende kennis van de eisen van het aangewezen certificatieschema.

□ Toont de certificerende instelling aan hoe ze bepaalt dat de bevoegde persoon over de kennis van het aangewezen certificatieschema beschikt?

□ Toont de certificerende instelling aan hoe ze bepaalt dat de bevoegde persoon voor de implementatie en het beheer van het aangewezen certificatieschema over de vereiste kennis beschikt?

Bb artikel 1.36 (Certificerende instellingen)4

4. Bij de aanvraag tot aanwijzing als certificerende instelling toont de aanvrager aan dat deze:

c. beschikt over voldoende kennis, deskundigheid en toerusting om de uitvoering van de taken naar behoren te vervullen;

COI-2.04 Kennis en de bevoegdheid van de beroepsgroep*

De certificerende instelling toont aan op welke wijze ze bepaalt dat de bevoegde personen over beschikken over voldoende kennis, ervaring en toerusting met betrekking tot de beroepsgroep.

□ Toont de certificerende instelling aan hoe ze bepaalt dat de bevoegde personen over kennis en ervaring beschikken met betrekking tot de beroepsgroep?

□ Toont de certificerende instelling aan dat ze beschikt over de vereiste toerusting voor de bevoegde personen om de taken naar behoren te vervullen?

Bb artikel 1.37 (Aanwijzing certificatieschema’s)5

4. Om in aanmerking te komen voor aanwijzing bevat een certificatieschema tevens eisen over het toezicht door de certificerende instelling op het handelen overeenkomstig de in het tweede lid bedoelde eisen. Het certificatieschema bevat daartoe in ieder geval eisen over:

a. de wijze waarop certificerende instellingen gegevens over en van certificaathouders verwerken;

COI-2.05 Gegevensverwerking*

De certificerende instelling toont aan op welke wijze binnen haar kwaliteitssysteem de gegevens over en van de certificaathouders verwerkt worden overeenkomstig de eisen in het aangewezen certificatieschema. De informatie betreft tenminste de in de criteria COI-2.06 en COI-2.07 beschreven gegevens.

□ Toont de certificerende instelling aan dat ze binnen haar kwaliteitssysteem de wijze vastgelegd heeft waarop ze de gegevens over en van de certificaathouders overeenkomstig het aangewezen certificatieschema verwerkt?

Bb artikel 1.37 (Aanwijzing certificatieschema’s)6

2. Een certificatieschema kan worden aangewezen als het certificatie-schema door de nationale accreditatie-instantie, bedoeld in artikel 2, eerste lid, van de Wet aanwijzing nationale accreditatie-instantie is geëvalueerd, het gericht is op het voorkomen van het vrijkomen van koolmonoxide en het in ieder geval eisen bevat over:

e. het melden van de inbedrijfstelling van gasverbrandingsinstallaties door de certificaathouder aan de certificerende instelling na afronding van werkzaamheden.

COI-2.06 Registratie inbedrijfstelling*

De certificerende instelling toont aan:

A. overeenkomstig het aangewezen certificatieschema de wijze waarop binnen haar kwaliteitssysteem een melding van inbedrijfstelling van een gasverbrandingsinstallatie door een certificaathouder wordt geregistreerd.

B. dat de registratie van de melding van inbedrijfstelling minimaal de voorgeschreven informatie uit het aangewezen certificatieschema bevat.

□ Toont de certificerende instelling aan dat ze binnen haar kwaliteitssysteem de wijze vastgelegd waarop ze een uitgevoerde inbedrijfstelling van een gasverbrandingsinstallatie door certificaathouder registreert en is deze overeenkomstig het aangewezen certificatieschema?

□ Toont de certificerende instelling aan welke informatie over de ontvangen meldingen van het in bedrijf stellen van gasverbrandingsinstallaties zij registreert en is deze overeenkomstig het aangewezen certificatieschema?

Bb artikel 1.38 (Meldplicht van (bijna-)ongevallen)7

Indien een certificaathouder bij het uitvoeren van zijn werkzaamheden constateert dat een gasverbrandingsinstallatie een hogere concentratie koolmonoxide produceert dan een bij ministeriële regeling vastgestelde concentratie en dat deze vrijkomt in een ruimte waar zich personen in kunnen bevinden, meldt hij dit terstond aan de bewoner of gebruiker en eigenaar van het gebouw, het bevoegd gezag en de certificerende instelling.

COI-2.07 Registratie (bijna-)ongeval melding*

De certificerende instelling toont aan:

A. overeenkomstig het aangewezen certificatieschema de wijze waarop binnen haar kwaliteitssysteem een (bijna-) ongevalmelding door een certificaathouder wordt geregistreerd.

B. dat de registratie van de (bijna-)ongevalmelding minimaal de gemeten concentratie koolmonoxide en een beschrijving van de ruimte waarin de concentratie is gemeten, bevat.

□ Toont de certificerende instelling aan dat ze binnen haar kwaliteitssysteem de wijze waarop ze de registratie van een (bijna-)ongeval melding van de certificaathouder registreert en is deze overeenkomstig het aangewezen certificatieschema?

□ Toont de certificerende instelling aan binnen haar kwaliteitssysteem dat de registratie van een (bijna-)ongeval melding de metingen betreft waarbij concentratie koolmonoxide van 20 ppm en hoger is gemeten?

□ Toont de certificerende instelling aan dat de registratie van een (bijna-)ongeval melding minimaal de volgende gegevens bevat:

□ de gemeten concentratie koolmonoxide en

□ een beschrijving van de ruimte waarin de concentratie is gemeten?

RB artikel 1.20

De concentratie koolmonoxide, bedoeld in artikel 1.38 van het besluit, bedraagt 20 ppm.

RB artikel 1.21

3. Over iedere melding als bedoeld in artikel 1.38 van het besluit wordt ten minste de volgende informatie verstrekt:

a. de gemeten concentratie koolmonoxide;

b. een beschrijving van de ruimte waarin de concentratie is gemeten.

Bb artikel 1.37 (Aanwijzing certificatieschema’s)8

4. Om in aanmerking te komen voor aanwijzing bevat een certificatieschema tevens eisen over het toezicht door de certificerende instelling op het handelen overeenkomstig de in het tweede lid bedoelde eisen. Het certificatieschema bevat daartoe in ieder geval eisen over:

d. de wijze waarop wordt omgegaan met niet-naleving van de eisen door certificaathouders; en

e. de gevallen waarin een aanvraag voor een certificaat wordt afgewezen of een certificaat wordt geschorst of ingetrokken, waaronder het geval waarin de aanvrager van het certificaat respectievelijk certificaathouder in surseance van betaling verkeert of failliet is verklaard.

COI-2.08 Conformiteitseis*

De certificerende instelling toont aan dat binnen haar kwaliteitssysteem de conformiteitseisen uit het aangewezen certificatieschema zijn toegepast en omvatten:

A. de definitie van niet-kritieke en kritieke afwijkingen van een vastgestelde situatie bij de certificaathouder die niet in overeenstemming is met de vereisten in het aangewezen certificatieschema.

B. de werkwijze bij het vaststellen van een niet-kritieke afwijking;

C. de werkwijze bij het vaststellen van een kritieke afwijking;

D. tenminste de situaties waarin in ieder geval sprake is van een kritieke afwijking (en een CO-gevaarlijke situatie voor de gebruiker/eigenaar).

□ Toont de certificerende instelling aan binnen haar kwaliteitssysteem dat de definitie van niet-kritieke en kritieke afwijkingen overeenkomstig het aangewezen certificatieschema is vastgelegd?

□ Toont de certificerende instelling aan binnen haar kwaliteitssysteem dat de werkwijze omtrent het vaststellen van een niet-kritieke afwijking bij de certificaathouder overeenkomstig het aangewezen certificatieschema is vastgelegd?

□ Toont de certificerende instelling aan binnen haar kwaliteitssysteem dat de werkwijze omtrent een vastgestelde situatie die niet in overeenstemming is met de vereisten in het aangewezen certificatieschema, een kritieke afwijking, bij de certificaathouder overeenkomstig het aangewezen certificatieschema is vastgelegd?

□ Toont de certificerende instelling aan binnen haar kwaliteitssysteem dat tenminste de volgende situaties die leiden tot een kritieke afwijking zijn vastgelegd?

□ Zijn tenminste de volgende situaties beschreven:

□ Het in bedrijf stellen van een CO-onveilige installatie?

□ Het in bedrijf (laten) stellen van een installatie door een onvoldoende gekwalificeerd persoon?

□ Het niet voldoen aan de voorwaarden voor opheffing van een gegeven waarschuwing en/of schorsing binnen de daarvoor geldende termijn?

□ Het niet voldoen aan de eisen ten aanzien van de competenties van de personen die installaties in bedrijf stellen?

Bb artikel 1.36 (Certificerende instellingen)9

4. Bij de aanvraag tot aanwijzing als certificerende instelling toont de aanvrager aan dat deze:

f. beschikt over een adequate klachtenregeling;

COI-2.09 Klachtenregeling*

De certificerende instelling toont aan:

A. op welke wijze een partij een klacht kan indienen;

B. op welke wijze een klacht adequaat wordt behandeld en afgehandeld.

□ Toont de certificerende instelling aan te beschikken over een klachtenprocedure?

□ Toont de certificerende instelling aan dat de klachtenprocedure ten minste bevat:

□ de wijze van vastlegging van de klacht?

□ de wijze van communicatie met de klacht naar de klagerklager?

□ een evaluatie van de klacht, zodat mitigerende maatregelen genomen kunnen worden, om herhaling van de klacht te voorkomen?

□ de wijze van afhandeling van de klacht?

Bb artikel 1.36 (Certificerende instellingen)10

4. Bij de aanvraag tot aanwijzing als certificerende instelling toont de aanvrager aan dat deze:

g. in staat is te beslissen op bezwaarschriften;

COI-2.10 Bezwaar

De certificerende instelling toont aan:

A. dat een belanghebbende bezwaar kan maken tegen een door de certificerende instelling genomen besluit;

B. op welke wijze bezwaar wordt behandeld en afgehandeld.

□ Toont de certificerende instelling aan te beschikken over een bezwaarprocedure?

□ Bevat de bezwaarprocedure ten minste:

□ de wijze van vastlegging van het bezwaar?

□ de wijze van communicatie met betrekking tot het bezwaar naar de indiener?

□ de wijze van evalueren om maatregelen te treffen zodat het bezwaar zich niet herhaalt?

X Noot
1

Na de inwerkingtreding van de Omgevingswet is de volgende voorschrift van toepassing: Bkl 3.36, Ob 10.26a

X Noot
2

Na de inwerkingtreding van de Omgevingswet is de volgende voorschrift van toepassing: Bkl 3.36, Ob 10.26a

X Noot
3

Na de inwerkingtreding van de Omgevingswet is de volgende voorschrift van toepassing: Bkl 3.36, Ob 10.26a

X Noot
4

Na de inwerkingtreding van de Omgevingswet is de volgende voorschrift van toepassing: Bkl 3.36, Ob 10.26a

X Noot
5

Na de inwerkingtreding van de Omgevingswet zijn de volgende voorschriften van toepassing: Bkl 3.37, Ob 10.26a

X Noot
6

Na de inwerkingtreding van de Omgevingswet zijn de volgende voorschriften van toepassing: Bkl 3.37, Ob 10.26a

X Noot
7

Na de inwerkingtreding van de Omgevingswet is de volgende voorschrift van toepassing: Bbl 6.46

X Noot
8

Na de inwerkingtreding van de Omgevingswet zijn de volgende voorschriften van toepassing: Bkl 3.37, Ob 10.26a

X Noot
9

Na de inwerkingtreding van de Omgevingswet is de volgende voorschrift van toepassing: Bkl 3.36, Ob 10.26a

X Noot
10

Na de inwerkingtreding van de Omgevingswet is de volgende voorschrift van toepassing: Bkl 3.36, Ob 10.26a

3. Inrichting, uitvoering en afsluiting van de initiële certificatie

De certificerende instelling dient haar certificatieproces ingericht te hebben overeenkomstig de certificatie-eisen en de eisen in het aangewezen certificatieschema. Op basis van een aangewezen certificatieschema kan een aangewezen certificerende instelling een (proces) certificaat afgeven. Bijzondere aandacht bij de aanwijzing geldt voor de eisen aan het (proces) certificaat en de controle op het gebruik van beeldmerk ‘CO-VRIJ’ en legitimatie.

Aan een afgegeven (proces) certificaatkunnen belanghebbenden een gerechtvaardigd vertrouwen ontlenen dat de werkzaamheden worden uitgevoerd door een installateur die in staat is de werkzaamheden op een veilige en kwalitatief goede manier uit te voeren, zodat het gevaar op koolmonoxideongevallen zoveel mogelijk wordt beperkt.

Indien de certificerende instelling in de overgangsperiode met de aanvraag voor de aanwijzing bewijs van accreditatie voor het aangewezen certificatieschema overhandigt of per ingangsdatum van de verbodsbepaling zijn de criteria aangeduid met een asterisk niet van toepassing. Met betrekking tot hoofdstuk 3 vervallen alle criteria van dit hoofdstuk.

Wet- en regelgeving

Criteria

Toetsvragen

Bb Artikel 1.35 (Werkzaamheden aan verbrandingstoestellen, verbrandingsluchttoevoervoorzieningen en rookgasafvoervoorzieningen)1

1. Het is verboden werkzaamheden uit te voeren of te laten uitvoeren aan een gebouwgebonden verbrandingstoestel, werkzaam op gas bestaande uit koolstofverbindingen, en bijbehorende voorzieningen voor de toevoer van verbrandingslucht en de afvoer van rookgas, zonder dat voor die werkzaamheden wordt beschikt over een certificaat, afgegeven door een instelling die door Onze Minister is aangewezen, waarmee kenbaar wordt gemaakt dat gedurende een bepaalde periode een gerechtvaardigd vertrouwen bestaat dat de hierin genoemde natuurlijk personen of rechtspersonen de werkzaamheden uitvoeren volgens kwaliteitseisen die zijn opgenomen in een door Onze Minister aangewezen certificatieschema.

COI-3.01 Inrichting en uitvoering initiële certificatie*

De certificerende instelling toont aan dat ze overeenkomstig het aangewezen certificatieschema:

A. hiervan gebruik wilt maken;

B. informatie verzamelt van de aanvrager van het certificaat voorafgaand aan het certificatieproces. De informatie bevat ten minste de reikwijdte en het toepassingsgebied van het aangewezen certificatieschema;

C. de wijze van toetsen op het voldoen aan de certificatievereisten toepast. De toetsprocedure bevat minimaal de volgende aspecten:

1) het bepalen van de representativiteit van het initieel onderzoek (voorafgaand aan het verkrijgen van het certificaat);

2) een toets op het correct gebruik van het beeldmerk ‘CO-VRIJ’ overeenkomstig het ‘Reglement voor het beeldmerk voor werkzaamheden aan gasverbrandingsinstallaties’;

3) een toets op het correct gebruik van de legitimatie;

4) het afwijzen in het geval dat de aanvrager van het certificaat in surseance van betaling verkeert of failliet is verklaard.

□ Toont de certificerende instelling aan dat ze het certificatieproces uitvoert gebruikmakend van een geldig en aangewezen certificatieschema?

□ Toont de certificerende instelling aan dat ze bij de aanvraag voorafgaand aan het certificatieproces informatie opvraagt bij de aanvrager van het certificaat?

□ Toont de certificerende instelling aan dat ze de reikwijdte en het toepassingsgebied waarvoor de aanvrager van het certificaat werkzaamheden wil gaan uitvoeren vastlegt?

□ Toont de certificerende instelling aan dat ze de wijze uit het aangewezen certificatieschema toepast voor het afgeven van het (proces)certificaat en met minimaal een toets op de volgende onderdelen:

□ de hoofd- en ondersteunende activiteiten binnen de organisatie van de certificaathouder ten behoeve de gecertificeerde werkzaamheden;

□ zowel de inzet van bijvoorbeeld ondersteunende personen, lager gekwalificeerde personen (waaronder ook leerling-monteurs) naast de kernactiviteiten en de inzet van de vakbekwame personen?

□ Toont de certificerende instelling aan dat de representativiteit van het initieel onderzoek is bepaald volgens de wijze uit het aangewezen certificatieschema en bevat deze wijze minimaal de volgende onderdelen:

□ bepaling van de omvang van het onderzoek, beschrijving van de bureauaudit en de wijze van steekproefcontrole;

□ een gestratificeerd onderzoek gericht op de te certificeren werkzaamheden en typen gasverbrandingsinstallaties;

□ betrekking van alle bij de te certificeren werkzaamheden in te zetten personen?

□ Toont de certificerende instelling aan dat het initieel onderzoek een toets op het gebruik van beeldmerk ‘CO-VRIJ’ en het ‘Reglement voor het beeldmerk voor gasverbrandingsinstallaties’ bevat?

□ Toont de certificerende instelling aan dat ze een aanvraag om certificatie afwijst indien de aanvrager in surseance van betaling of faillissement verkeert?

Bb artikel 1.37 (Aanwijzing certificatieschema’s)2

4. Om in aanmerking te komen voor aanwijzing bevat een certificatieschema tevens eisen over het toezicht door de certificerende instelling op het handelen overeenkomstig de in het tweede lid bedoelde eisen. Het certificatieschema bevat daartoe in ieder geval eisen over:

a. de wijze waarop certificerende instelling gegevens over en van certificaathouders verwerken;

b. de wijze, frequentie en omvang van de steekproefcontroles op de werkzaamheden als bedoeld in artikel 1.35, eerste lid, door de certificerende instelling;

c. de wijze, frequentie en omvang van audits bij de certificaathouder door de certificerende instelling ten behoeve van de toetsing van het administratieve kwaliteitssysteem;

d. de wijze waarop wordt omgegaan met niet-naleving van de eisen door certificaathouders; en

e. de gevallen waarin een aanvraag voor een certificaat wordt afgewezen of een certificaat wordt geschorst of ingetrokken, waaronder het geval waarin de aanvrager van het certificaat respectievelijk certificaathouder in surseance van betaling verkeert of failliet is verklaard.

Bb artikel 1.41 (Beeldmerk)3

1. Certificaathouders voeren een door Onze Minister bij ministeriële regeling vastgesteld beeldmerk.

2. Bij ministeriële regeling worden nadere regels gesteld over het gebruik van het beeldmerk.

RB Artikel 1.23

1. Het beeldmerk, bedoeld in artikel 1.41, eerste lid, van het besluit is het beeldmerk opgenomen in bijlage IIa.

2. Certificaathouders voeren het beeldmerk op alle uitingen die betrekking hebben op de werkzaamheden aan gasverbrandingsinstallaties en bij het zich legitimeren bij klanten.

3. Het is verboden het beeldmerk te gebruiken wanneer niet wordt beschikt over een certificaat als bedoeld in artikel 1.35, eerste lid, van het besluit.

Bb Artikel 1.35 (Werkzaamheden aan verbrandingstoestellen, verbrandingsluchttoevoervoorzieningen en rookgasafvoervoorzieningen)4

1. Het is verboden werkzaamheden uit te voeren of te laten uitvoeren aan een gebouwgebonden verbrandingstoestel, werkzaam op gas bestaande uit koolstofverbindingen, en bijbehorende voorzieningen voor de toevoer van verbrandingslucht en de afvoer van rookgas, zonder dat voor die werkzaamheden wordt beschikt over een certificaat, afgegeven door een instelling die door Onze Minister is aangewezen, waarmee kenbaar wordt gemaakt dat gedurende een bepaalde periode een gerechtvaardigd vertrouwen bestaat dat de hierin genoemde natuurlijk personen of rechtspersonen de werkzaamheden uitvoeren volgens kwaliteitseisen die zijn opgenomen in een door Onze Minister aangewezen certificatieschema.

COI-3.02 Afsluiting initiële certificatie*

De certificerende instelling toont aan dat:

A. ze alleen een (proces)certificaat afgeeft bij gerechtvaardigd vertrouwen dat het handelen van de aanvrager voldoet dan wel zal voldoen aan de kwaliteitseisen die zijn opgenomen in het aangewezen certificatieschema (met betrekking tot administratie5 en de uitvoering6 van de werkzaamheden aan gasverbrandingsinstallaties),.

B. ze voorafgaand aan de certificatiebeslissing een review uitvoert. Een bevoegd persoon die niet betrokken is geweest bij desbetreffende certificatieonderzoek voert de review uit.

□ Toont de certificerende instelling aan dat alleen in het geval er een gerechtvaardigd vertrouwen is in het handelen van de aanvrager overeenkomstig de kwaliteitseisen die zijn opgenomen in het aangewezen certificatieschema (met betrekking tot administratie22 en de uitvoering23 van de werkzaamheden aan gasverbrandingsinstallaties) leidt tot afgifte van het (proces)certificaat?

□ Toont de certificerende instelling aan dat het certificatieproces de voorwaarde een review uit te voeren voorafgaand aan de certificatiebeslissing bevat?

□ Toont de certificerende instelling aan dat het certificatieproces de voorwaarde bevat dat een bevoegd persoon die niet betrokken is bij het certificatieonderzoek de review uitvoert?

Bb artikel 1.36 (Certificerende instellingen)7

2. Onze Minister wijst een instelling slechts aan als deze beschikt over accreditatie volgens NEN-EN-ISO/IEC 17065.

Bb Artikel 1.35 (Werkzaamheden aan verbrandingstoestellen, verbrandingsluchttoevoervoorzieningen en rookgasafvoervoorzieningen)8

1. Het is verboden werkzaamheden uit te voeren of te laten uitvoeren aan een gebouwgebonden verbrandingstoestel, werkzaam op gas bestaande uit koolstofverbindingen, en bijbehorende voorzieningen voor de toevoer van verbrandingslucht en de afvoer van rookgas, zonder dat voor die werkzaamheden wordt beschikt over een certificaat, afgegeven door een instelling die door Onze Minister is aangewezen, waarmee kenbaar wordt gemaakt dat gedurende een bepaalde periode een gerechtvaardigd vertrouwen bestaat dat de hierin genoemde natuurlijk personen of rechtspersonen de werkzaamheden uitvoeren volgens kwaliteitseisen die zijn opgenomen in een door Onze Minister aangewezen certificatieschema.

COI-3.03 Gegevens (proces)certificaat*

De certificerende instelling toont aan dat het (proces)certificaat ten minste de gegevens bevat zoals voorgeschreven in het aangewezen certificatieschema.

□ Toont de certificerende instelling aan dat de vereiste gegevens zoals voorgeschreven in het aangewezen certificatieschema zijn verwerkt in het (proces)certificaat?

□ Toont de certificerende instelling aan dat het (proces) certificaat minimaal de volgende gegevens bevat:

□ nummer en naam van het aangewezen certificatieschema;

□ datum en versie van het aangewezen certificatieschema;

□ aanduiding van het vervangen certificaat met naam en nummer;

□ datum uitgifte en geldigheidsduur certificaat;

□ datum eerste uitgifte van het certificaat;

□ beeldmerk ‘CO-VRIJ’;

□ naam van de certificaathouder; organisatie; dan wel rechtspersoon;

(LET OP: indien er meerdere vestigingen/franchises zijn, is eenduidig identificeerbaar en traceerbaar wie gecertificeerd is?)

□ reikwijdte van de gecertificeerde werkzaamheden;

□ type gasverbrandingsinstallaties;

□ een uniek certificaatnummer;

□ koppeling met de regelgeving;

□ verwijzing naar het Register gasverbrandingsinstallaties van de TloKB?

□ Toont de certificerende instelling aan dat ze geen andere logo’s dan die van de certificerende instelling, de nationale accreditatie-instantie, het bedrijfslogo van de certificaathouder (facultatief) en het gedeponeerde beeldmerk ‘CO-VRIJ’ op het (proces)certificaat vermeldt? (tenzij hiervoor door de TloKB schriftelijk toestemming is gegeven).

X Noot
1

Na de inwerkingtreding van de Omgevingswet is de volgende voorschrift van toepassing: Bbl 6.45

X Noot
2

Na de inwerkingtreding van de Omgevingswet zijn de volgende voorschriften van toepassing: Bkl 3.37, Ob 10.26a

X Noot
3

Na de inwerkingtreding van de Omgevingswet is de volgende voorschrift van toepassing: Bbl 6.47

X Noot
4

Na de inwerkingtreding van de Omgevingswet is de volgende voorschrift van toepassing: Bbl 6.45

X Noot
5

Aanwijzingskader CO-certificatieschema’s, hoofdstuk 2 “Administratie van de certificaathouder”

X Noot
6

Aanwijzingskader CO-certificatieschema’s, hoofdstuk 3 “Inrichting en proces van de uitvoering van de gecertificeerde werkzaamheden aan de gasverbrandingsinstallaties”

X Noot
7

Na de inwerkingtreding van de Omgevingswet zijn de volgende voorschriften van toepassing: Bkl 3.36, Ob 10.26a

X Noot
8

Na de inwerkingtreding van de Omgevingswet is de volgende voorschrift van toepassing: Bbl 6.45

4. Toezicht en handhaving door de certificerende instelling

Certificatie is structureel en periodiek van aard. Op gezette tijden zal de certificerende instelling vaststellen of wordt voldaan aan de voorwaarden van certificatie. Tijdens de geldigheidsduur van het certificaat zal de certificerende instelling regelmatig onderzoeken of de certificaathouder nog steeds voldoet aan de wettelijke eisen van het CO-stelsel. De wijze van toezicht voert de certificerende instelling uit op basis van een aangewezen certificatieschema door middel van bureau-audits en steekproeven op de uitgevoerde werkzaamheden van het gecertificeerde bedrijf. Van de certificerende instelling wordt verwacht dat bij vaststellen van afwijking(en) bij de certificaathouder er sanctionerend wordt opgetreden.

Indien de certificerende instelling in de overgangsperiode met de aanvraag voor de aanwijzing bewijs van accreditatie voor het aangewezen certificatieschema overhandigt of per ingangsdatum van de verbodsbepaling zijn de criteria aangeduid met een asterisk niet van toepassing. Met betrekking tot hoofdstuk 4 vervallen alle criteria van dit hoofdstuk.

Wet- en regelgeving

Criteria

Toetsvragen

Bb artikel 1.37 (Aanwijzing certificatieschema’s)1

4. Om in aanmerking te komen voor aanwijzing bevat een certificatieschema tevens eisen over het toezicht door de certificerende instelling op het handelen overeenkomstig de in het tweede lid bedoelde eisen. Het certificatieschema bevat daartoe in ieder geval eisen over:

b. de wijze, frequentie en omvang van de steekproefcontroles op de werkzaamheden als bedoeld in artikel 1.35, eerste lid, door de certificerende instelling;

c. de wijze, frequentie en omvang van audits bij de certificaathouder door de certificerende instelling ten behoeve van de toetsing van het administratieve kwaliteitssysteem;

COI-4.01 Toezicht*

De certificerende instelling toont overeenkomstig het aangewezen certificatieschema aan de wijze waarop ze toezicht houdt op haar certificaathouders. Het toezicht omvat minimaal het volgende aspecten:

A. het bepalen van de representativiteit van periodiek onderzoek en hercertificatie-onderzoek (voor het behouden en vernieuwen van het certificaat).

B. de wijze, frequentie, en omvang van de steekproefcontroles op de werkzaamheden.

C. de wijze, frequentie en omvang van audits bij de certificaathouder ten behoeve van de toetsing van het kwaliteitssysteem.

D. de wijze van het controleren op het gebruik van het beeldmerk ‘CO-VRIJ’ overeenkomstig het ‘Reglement voor het beeldmerk voor werkzaamheden aan gasverbrandingsinstallaties’.

E. de wijze van het controleren op het gebruik van legitimatie en het legitimeren door de certificaathouder.

□ Toont de certificerende instelling aan dat ze de wijze uit het aangewezen certificatieschema toepast voor het houden van toezicht op de certificaathouder en op minimaal de volgende onderdelen:

□ de hoofd- en ondersteunende activiteiten binnen de organisatie van de certificaathouder ten behoeve de gecertificeerde werkzaamheden;

□ zowel de inzet van bijvoorbeeld ondersteunende personen, lager gekwalificeerde personen (waaronder ook leerling-monteurs) naast de kernactiviteiten en de inzet van de vakbekwame personen?

□ Toont de certificerende instelling aan dat de representativiteit van een periodiek onderzoek en hercertificatie-onderzoek is bepaald volgens de wijze uit het aangewezen certificatieschema, zodat de certificerende instelling een gerechtvaardigd vertrouwen in de uitvoering van de gecertificeerde werkzaamheden kan uitspreken, en bevat deze wijze minimaal de volgende onderdelen:

□ de omvang van het onderzoek, de beschrijving van de bureauaudit en de wijze van steekproefcontrole;

□ de frequentie van de bureauaudits en de steekproefcontroles, op basis van de onderzoeksresultaten uit het verleden

□ een gestratificeerd onderzoek dat is gericht op de gecertificeerde werkzaamheden en typen gasverbrandingsinstallaties?

□ alle bij de gecertificeerde werkzaamheden in te zetten personen?

□ Toont de certificerende instelling aan dat de beschrijving van het toezicht een toets bevat of de certificaathouder in alle uitingen met betrekking tot de gecertificeerde werkzaamheden het door de minister vastgestelde beeldmerk ‘CO-VRIJ’ toepast?

□ Toont de certificerende instelling aan dat ze het ‘Reglement voor het beeldmerk voor gasverbrandingsinstallaties’ gebruikt bij haar beoordelingen van de certificaathouder?

□ Toont de certificerende instelling aan dat de beschrijving van het toezicht een toets bevat op de legitimatie en het legitimeren door de certificaathouder?

RB artikel 1.23

2. Certificaathouders voeren het beeldmerk op alle uitingen die betrekking hebben op de werkzaamheden aan gasverbrandingsinstallaties en bij het zich legitimeren bij klanten.

3. Het is verboden het beeldmerk te gebruiken wanneer niet wordt beschikt over een certificaat als bedoeld in artikel 1.35, eerste lid, van het besluit.

Bb artikel 1.37 (Aanwijzing certificatieschema’s)2

4. Om in aanmerking te komen voor aanwijzing bevat een certificatieschema tevens eisen over het toezicht door de certificerende instelling op het handelen overeenkomstig de in het tweede lid bedoelde eisen. Het certificatieschema bevat daartoe in ieder geval eisen over:

d. de wijze waarop wordt omgegaan met niet-naleving van de eisen door certificaathouders; en

e. de gevallen waarin een aanvraag voor een certificaat wordt afgewezen of een certificaat wordt geschorst of ingetrokken, waaronder het geval waarin de aanvrager van het certificaat respectievelijk certificaathouder in surseance van betaling verkeert of failliet is verklaard.

COI-4.02 Handhaving*

De certificerende instelling toont overeenkomstig het aangewezen certificatieschema aan de wijze waarop ze handelt:

A. bij het onjuist toepassen van het certificatieschema door de certificaathouder.

B. bij de gevallen waarin een certificaat wordt geschorst of ingetrokken.

C. in de gevallen dat de certificaathouder in surseance van betaling verkeert of failliet is verklaard.

□ Toont de certificerende instelling aan dat de wijze van handelen jegens de certificaathouder overeenkomstig is met de eisen uit het aangewezen certificatieschema en dat deze wijze de volgende situaties omvat:

□ het niet voldoen aan de kwaliteitseisen die van toepassing zijn op de gecertificeerde werkzaamheden van de certificaathouder?

□ het niet naleven van het eigen kwaliteitssysteem van de certificaathouder?

□ het niet voldoen aan de (overige) eisen die het certificatieschema aan de certificaathouder stelt?

□ het beoordelen van het corrigeren en afhandelen van de kritieke en niet-kritieke afwijkingen door de certificaathouder en binnen welke termijnen?

□ de gevallen voor het schorsen of het intrekken van een certificaat?

□ de gevallen waarin de certificaathouder in surseance van betaling verkeert of failliet is verklaard?

X Noot
1

Na de inwerkingtreding van de Omgevingswet zijn de volgende voorschriften van toepassing: Bkl 3.37, Ob 10.26a

X Noot
2

Na de inwerkingtreding van de Omgevingswet zijn de volgende voorschriften van toepassing: Bkl 3.37, Ob 10.26a

5. Informatieplicht en gegevensverstrekking aan de TloKB

Met de uitvoering van het certificatieschema wordt tal van informatie verzameld door de certificerende instelling en de certificaathouder. Informatie over certificaathouders is van belang voor het voeren van het openbare register voor gasverbrandingsinstallaties. In dit register kunnen particulieren, bedrijven en overheden snel en eenvoudig vaststellen welke bedrijven beschikken over een geldig certificaat om werkzaamheden aan gasverbrandingsinstallaties uit te voeren. Daarnaast is de certificerende instelling verplicht om jaarlijks verslag uit te brengen over de door haar uitgevoerde werkzaamheden in het kader van het CO-stelsel.

Indien de certificerende instelling in de overgangsperiode met de aanvraag voor de aanwijzing bewijs van accreditatie voor het aangewezen certificatieschema overhandigt of per ingangsdatum van de verbodsbepaling zijn de criteria aangeduid met een asterisk niet van toepassing. Met betrekking tot hoofdstuk 5 vervallen de criteria COI-5.02 en COI-5.04.

Wet- en regelgeving

Criteria

Toetsvragen

Bb artikel 1.36 (Certificerende instelling)1

6. Onze Minister kan een aanwijzing van een certificerende instelling intrekken of schorsen indien de instelling:

b. in surseance van betaling verkeert of failliet is verklaard

COI-5.01 Solvabiliteit certificerende instelling

De certificerende instelling toont aan dat ze onverwijld, doch uiterlijk binnen twee werkdagen, de minister informeert over haar door de rechtbank uitgesproken surseance van betaling of faillissement.

□ Toont de certificerende instelling aan dat ze onverwijld, doch uiterlijk binnen twee werkdagen de TloKB informeert als ze in surseance van betaling verkeert of failliet is verklaard?

Bb artikel 1.39 (Informatieverstrekking)2

1. De certificerende instelling informeert Onze Minister onverwijld over zijn door de rechtbank uitgesproken faillissement of surseance van betaling.

Bb artikel 1.39 (Informatieverstrekking)3

2. De certificerende instelling verstrekt gegevens met betrekking tot certificaathouders aan Onze Minister ten behoeve van het register, bedoeld in artikel 1.40.

6. Bij ministeriële regeling kunnen nadere regels worden gesteld over de uitwisseling van informatie tussen certificerende instellingen onderling en met Onze Minister.

COI-5.02 Gegevensverstrekking over certificaathouders*

De certificerende instelling toont aan dat ze de actuele gegevens over de certificaathouders, zoals vastgelegd in de ministeriële regeling, verstrekt aan de minister binnen de volgende termijnen:

A. vijf werkdagen in het geval van afgifte van een (proces)certificaat;

B. twee werkdagen in het geval van het schorsen of intrekken van een (proces)certificaat.

□ Toont de certificerende instelling aan dat de actuele gegevens van de certificaathouders minimaal uit het volgende bestaan:

□ KvK-nummer;

□ de gecertificeerde werkzaamheden en de typen gasverbrandingsinstallaties waaraan werkzaamheden worden verricht;

□ het certificatieschema waarvoor het certificaat is verleend;

□ de datum waarop een certificaat is verleend, geschorst of ingetrokken;

□ de geldigheidsduur van het certificaat;

□ in het geval van schorsing, de termijn van de schorsing?

□ Toont de certificerende instelling aan dat ze de actuele gegevens met betrekking tot de certificaathouders binnen de volgende termijnen verstrekt aan de TloKB:

□ vijf werkdagen in het geval van afgifte van een (proces) certificaat;

□ twee werkdagen in het geval van het schorsen of intrekken van een (proces)certificaat?

Bb artikel 1.40 (Openbaar register)4

1. Onze Minister draagt zorg voor een openbaar register van aangewezen certificerende instellingen, certificatieschema’s en de door de certificerende instelling verstrekte gegevens over certificaathouders.

2. Bij ministeriële regeling worden nadere regels gesteld met betrekking tot de gegevens die in het register worden opgenomen.

RB artikel 1.22

1. In het register, bedoeld in artikel 1.40, eerste lid, van het besluit, worden de volgende gegevens met betrekking tot certificaathouders opgenomen:

a. het nummer waarmee de certificaathouder geregistreerd is bij de Kamer van Koophandel;

b. een beschrijving van de werkzaamheden die door de certificaathouder mogen worden uitgevoerd;

c. het schema waarvoor het certificaat is verleend;

d. de datum waarop een certificaat is verleend, geschorst of ingetrokken, de geldigheidsduur van het certificaat en, in het geval van schorsing, de termijn van de schorsing.

Bb artikel 1.39 (Informatieverstrekking)5

3. De certificerende instelling verstrekt desgevraagd kosteloos aan Onze Minister de voor de uitoefening van zijn taken benodigde inlichtingen.

COI-5.03 Medewerking informatieverzoeken

De certificerende instelling toont aan dat:

A. ze medewerking verleent aan informatieverzoeken van de minister en de gevraagde informatie kosteloos verstrekt.

B. ze de bovenwettelijke eisen in het aangewezen certificatieschema monitort en analyseert en het verslag verstrekt aan de minister.

C. ze de eindrapportages van de bij haar uitgevoerde accreditatiebeoordelingen door de nationale accreditatie-instantie op het werkveld CO-stelsel verstrekt aan de minister.

□ Toont de certificerende instelling aan dat ze medewerking verleent aan de informatieverzoeken van de TloKB en de gevraagde informatie kosteloos verstrekt?

□ Toont de certificerende instelling aan dat ze tevens aan de volgende informatieverzoeken voldoet:

□ monitoring en analyse van de bovenwettelijke eisen zoals gesteld in het aangewezen certificatieschema;

□ eindrapportages van de uitgevoerde accreditatiebeoordelingen (op kantoor en bijwoningen) door de nationale accreditatie-instantie.

RB artikel 1.15

Een aanwijzing als certificerende instelling heeft betrekking op de in het certificatieschema waarvoor de certificerende instelling geaccrediteerd is opgenomen werkzaamheden.

RB artikel 1.16

Een certificatieschema vermeldt in ieder geval:

welke van de in het schema opgenomen eisen voor certificaathouders voorgeschreven zijn door paragraaf 1.8 van het besluit en deze paragraaf.

Bb artikel 1.41 (Beeldmerk)6

1. Certificaathouders voeren een door Onze Minister bij ministeriële regeling vastgesteld beeldmerk.

COI-5.04 Melding onrechtmatig gebruik beeldmerk*

De certificerende instelling toont aan dat in het geval ze bemerkt dat er sprake is van onrechtmatig gebruik van het beeldmerk ‘CO-VRIJ’, de minister en voor deze de TloKB hiervan melding ontvangt.

□ Toont de certificerende instelling aan dat bij het bemerken van onrechtmatig gebruik van het beeldmerk ‘CO-VRIJ’ ze de TloKB hierover informeert?

RB artikel 1.23

1. Het beeldmerk, bedoeld in artikel 1.41, eerste lid, van het besluit is het beeldmerk opgenomen in bijlage IIa.

3. Het is verboden het beeldmerk te gebruiken wanneer niet wordt beschikt over een certificaat als bedoeld in artikel 1.35, eerste lid, van het besluit.

Bb artikel 1.36 (Certificerende instelling)7

4. Bij de aanvraag tot aanwijzing als certificerende instelling toont de aanvrager aan dat deze:

h. in staat is te voldoen aan rapportage- en informatieverplichtingen op grond van dit besluit.

COI-5.05 Informatie in het jaarverslag

De certificerende instelling toont aan dat:

A. ze jaarlijks een verslag opstelt met de volgende onderwerpen:

1) de uitgevoerde werkzaamheden;

2) de (bijna-)ongeval meldingen in het afgelopen kalenderjaar;

3) de minimale onderwerpen zoals voorgeschreven in de Regeling Bouwbesluit 2012, artikel 1.21, lid 2.

B. ze het jaarlijks verslag aan de minister en voor deze de TloKB voor 1 maart van het opvolgende jaar verzendt.

 Toont de certificerende instelling aan dat ze de volgende informatie jaarlijks over het afgelopen jaar aan de TloKB verstrekt:

 de uitgevoerde werkzaamheden;

 de rechtmatigheid van die werkzaamheden;

 de doeltreffendheid van die werkzaamheden;

 de (bijna-)ongeval meldingen?

 Toont de certificerende instelling aan dat ze vastlegt welke informatie het jaarverslag behandelt?

 Toont de certificerende instelling aan dat het jaarverslag minimaal de volgende onderwerpen bevat:

 een overzicht van de controles die de certificerende instelling heeft uitgevoerd, inclusief de resultaten van elke controle;

 de door de certificerende instelling afgegeven, ingetrokken en geschorste certificaten;

 wijzigingen in de voor de instelling relevante accreditaties, reglementen en procedures;

 knelpunten die zich in de uitvoeringspraktijk hebben voorgedaan;

 de hoeveelheid en aard van de door de certificerende instelling ontvangen klachten en de wijze van afhandeling daarvan;

 ingediende bezwaren op beslissingen van de certificerende instelling over al dan niet verleende certificaten en de ingestelde beroepen tegen de beslissingen op bezwaar, alsmede de wijze van afhandeling daarvan?

 Toont de certificerende instelling aan dat ze het voorgeschreven jaarlijks verslag voor 1 maart van het opvolgende jaar aanlevert bij de TloKB?

Bb artikel 1.38 (Meldplicht van (bijna-)ongevallen)8

Indien een certificaathouder bij het uitvoeren van zijn werkzaamheden constateert dat een gasverbrandingsinstallatie een hogere concentratie koolmonoxide produceert dan een bij ministeriële regeling vastgestelde concentratie en dat deze vrijkomt in een ruimte waar zich personen in kunnen bevinden, meldt hij dit terstond aan de bewoner of gebruiker en eigenaar van het gebouw, het bevoegd gezag en de certificerende instelling.

Bb artikel 1.39 (Informatieverstrekking)9

4. De certificerende instelling zendt Onze Minister jaarlijks een verslag van de uitgevoerde werkzaamheden, de rechtmatigheid en doeltreffendheid van die werkzaamheden in het afgelopen kalenderjaar en meldingen als bedoeld in artikel 1.38. Bij ministeriële regeling kunnen nadere regels worden gesteld met betrekking tot dit verslag.

RB artikel 1.21

1. De certificerende instelling zendt het verslag, bedoeld in artikel 1.39, vierde lid, van het besluit, jaarlijks voor 1 maart aan de minister.

2. In het verslag worden ten minste de volgende onderwerpen behandeld:

a. een overzicht van de controles die de certificerende instelling heeft uitgevoerd, inclusief de resultaten van elke controle;

b. de door de instelling afgegeven, ingetrokken en geschorste certificaten;

c. wijzigingen in de voor de instelling relevante accreditaties, reglementen en procedures;

d. knelpunten die zich in de uitvoeringspraktijk hebben voorgedaan;

e. de hoeveelheid en aard van de door de certificerende instelling ontvangen klachten en de wijze van afhandeling daarvan;

f. ingediende bezwaren op beslissingen van de certificerende instelling over al dan niet verleende certificaten en de ingestelde beroepen tegen de beslissingen op bezwaar, alsmede de wijze van afhandeling daarvan.

X Noot
1

Na de inwerkingtreding van de Omgevingswet is de volgende voorschrift van toepassing: Ob 10.26a

X Noot
2

Na de inwerkingtreding van de Omgevingswet is de volgende voorschrift van toepassing: Ob 10.14b

X Noot
3

Na de inwerkingtreding van de Omgevingswet is de volgende voorschrift van toepassing: Ob 10.14b

X Noot
4

Na de inwerkingtreding van de Omgevingswet is de volgende voorschrift van toepassing: Ob 10.14a

X Noot
5

Na de inwerkingtreding van de Omgevingswet is de volgende voorschrift van toepassing: Ob 10.14b

X Noot
6

Na de inwerkingtreding van de Omgevingswet is de volgende voorschrift van toepassing: Bbl 6.47

X Noot
7

Na de inwerkingtreding van de Omgevingswet zijn de volgende voorschriften van toepassing: Bkl 3.36, Ob 10.26a

X Noot
8

Na de inwerkingtreding van de Omgevingswet is de volgende voorschrift van toepassing: Bbl 6.46

X Noot
9

Na de inwerkingtreding van de Omgevingswet is de volgende voorschrift van toepassing: Ob 10.14b


X Noot
1

Na de inwerkingtreding van de Omgevingswet zijn de volgende voorschriften van toepassing: Bkl 3.36, Ob 10.26a

X Noot
2

De Wet open overheid (Woo) is de opvolger van de Wet openbaarheid van bestuur (Wob)

Naar boven