TOELICHTING
1. Inleiding
Met onderhavige wijzigingsregeling wordt de reikwijdte ingeperkt van de vrijstelling
voor het opzettelijk vangen van zieke of gewonde gewone zeehonden en grijze zeehonden
(artikel I). De wijzigingen worden hierna toegelicht in paragraaf 2 van de toelichting.
In paragraaf 3 van de toelichting worden de gevolgen voor de regeldruk toegelicht.
2. Zeehondenopvang
2.1 Wetenschappelijke Adviescommissie Zeehondenopvang
In de brief aan de Tweede Kamer van 8 maart 2016 heeft de Staatssecretaris van Economische
Zaken aangegeven dat advies wordt gevraagd over de opvang van zeehonden1. In genoemde brief staat dat het advies zal gaan over alle aspecten van de uitvoering
van de opvang van zeehonden, waarbij het kader wordt gevormd door de internationale
afspraken en de geldende wet- en regelgeving.
Bij besluit van de Staatssecretaris van Economische Zaken van 9 augustus 2017 is de
Wetenschappelijke Adviescommissie Zeehondenopvang (WAZ) ingesteld2. Deze commissie had tot taak de minister te adviseren op basis van onderzoeksresultaten
en inbreng van nationale en internationale wetenschappers over de opvang van zeehonden
in het Nederlandse Waddengebied en in de overige kustwateren.
Op 28 februari 2018 heeft de WAZ haar advies uitgebracht3. De WAZ concludeert dat de opvang van zeehonden vanuit het oogpunt van de populatie
niet noodzakelijk is en vanuit dit perspectief moet worden ontraden in situaties waarin
opvang negatieve effecten heeft op de populatie wilde zeehonden. De WAZ adviseert
alleen tot opvang over te gaan als een gewone of grijze zeehond in problemen komt
door direct menselijk handelen of in situaties waar opvang geen negatieve effecten
heeft op het welzijn van de zeehond zelf of andere zeehonden in de wilde populatie.
Het advies van de WAZ is in overeenstemming met de geldende wet- en regelgeving inzake
de bescherming van in het wild levende dieren. In het algemeen geldt ten aanzien van
in het wild levende dieren het ‘handen af principe’. Dit principe gaat uit van zo
min mogelijke verstoring door menselijke bemoeienis. Met het verlenen van zorg aan
in het wild levende zeehonden, die hulpbehoevend zijn ten gevolge van menselijke bemoeienis,
wordt invulling gegeven aan de zorgplicht4.
In de brief aan de Tweede Kamer van 9 juli 2018 heeft de Minister van Landbouw, Natuur
en Voedselkwaliteit aangegeven de conclusies van het WAZ advies te onderschrijven5. Tevens geeft de minister in haar brief aan dat het voorstel van de WAZ om in de
toekomst anders te gaan kijken naar de werkwijze en de opvang op een andere wijze
te organiseren haar aanspreekt.
2.2 Zeehondenakkoord
In overleg tussen het Rijk, de kustprovincies en de overige stakeholders die betrokken
zijn bij de opvang van zeehonden is het advies van de WAZ en de reactie van de Minister
van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit daarop nader uitgewerkt in het Zeehondenakkoord6. In het Zeehondenakkoord hebben partijen afspraken gemaakt waarbij partijen elk een
eigen rol en verantwoordelijkheid hebben ten aanzien van de zeehondenzorg van in het
wild levende zeehonden en het opvangen van zeehonden. Het Zeehondenakkoord gaat over
levende zeehonden (met name de gewone en de grijze zeehond) en incidenteel over de
overige vijf soorten zeezoogdieren die voorkomen in de Nederlandse kustwateren (bruinvis,
gewone dolfijn, tuimelaar, witflankdolfijn en de witsnuitdolfijn).
In het bijzonder hebben partijen bij het Zeehondenakkoord afgesproken dat het maken
van een eerste analyse over het al dan niet opvangen, observeren en verplaatsen van
gestrande zeehonden slechts mag worden uitgevoerd door personen die als professional
in dienst zijn van, of als opdrachtnemer of als vrijwilliger actief zijn voor zeehondenopvangcentra7. Deze zogenoemde ‘zeehondenwachters’ vervullen een adviserende rol bij de beslissing
van een zeehondencentrum waaraan zij verbonden zijn over het verplaatsen, observeren
of opvangen van gestrande zeehonden. De verantwoordelijkheid voor het verplaatsen,
observeren of opvangen ligt bij de aan het opvangcentrum verbonden dierenarts of vakbekwame
dierverzorger. Partijen hebben afgesproken dat zeehondenwachters voor het opvangen,
verplaatsen of observeren van gestrande zeehonden altijd contact opnemen met het betreffende
opvangcentrum.
In het Zeehondenakkoord is afgesproken dat de zeehondencentra een geschikte opleiding
voor zeehondenwachters (laten) ontwikkelen8.
In het Zeehondenakkoord is bepaald dat de zeehondenwachters bij het verrichten van
hun werkzaamheden handelen volgens het Handelingskader zeehondenopvang9. Het Handelingskader zeehondenopvang is een kader voor de handelwijzen van de zeehondenopvangcentra
en de zeehondenwachters, dat als richtsnoer dient voor het omgaan met gestrande levende
zeehonden. Partijen bij het Zeehondenakkoord hebben afgesproken het Handelingskader
zeehondenopvang als uitgangspunt te nemen bij strandingen van levende zeehonden.
2.3 Inhoud wijzigingsregeling
Gewone zeehonden (Phoca vitulina ssp. vitulina) en grijze zeehonden (Halichoerus grypus
ssp. atlantica) staan op de lijst van bijlage V bij de Habitatrichtlijn10 van strikt beschermde soorten die in een goede staat van instandhouding moeten blijven
staan, ze staan op Appendix II bij de Bern-conventie11, en de gewone zeehond staat op Appendix II bij de Bonn-conventie12. Nederland is partij bij de Overeenkomst inzake de bescherming van zeehonden in de
Waddenzee13, ter uitvoering van de Bonn-conventie.
Het is verboden in het wild levende grijze en gewone zeehonden opzettelijk te doden
of te vangen of de vaste voortplantingsplaatsen of rustplaatsen van zeehonden opzettelijk
te beschadigen of te vernielen14. De Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit is bevoegd voor het verlenen
van ontheffingen en vrijstellingen voor het vangen van zieke of gewonde dieren van
beschermde mariene soorten en voor wetenschappelijk onderzoek naar deze soorten, om
aan te sluiten bij de verantwoordelijkheid van het Rijk voor het beheer van mariene
wateren en de rol van het Rijk in het beheer van de Waddenzee15.
Het onder zich hebben en vervoeren van dieren van deze soorten is niet verboden in
de Wet natuurbescherming.
In de Regeling natuurbescherming is een vrijstelling opgenomen om zieke of gewonde
gewone en grijze zeehonden te vangen, mits de zeehonden binnen 12 uur worden overgedragen
aan één van de volgende opvangcentra: A Seal te Stellendam, Stichting Ecomare op Texel,
Zeehondencentrum Pieterburen te Pieterburen, Stichting Zeehondenopvang Eemsdelta te
Termunterzijl en Zeehondenopvang Terschelling op Terschelling16.
Met onderhavige regeling wordt de reikwijdte van de vrijstelling voor het opzettelijk
vangen van zieke of gewonde gewone zeehonden en grijze zeehonden, als bedoeld in artikel
3.22a van de Regeling natuurbescherming, zodanig ingeperkt dat alleen aan zeehondenwachters
die aantoonbaar beschikken over kennis van gewone en grijze zeehonden en hun leefomgeving,
het beheer van de gewone en grijze zeehond, de belangrijkste wettelijke voorschriften
op het terrein van de natuurbescherming en dierenwelzijn, het gedrag van gewone en
grijze zeehonden bij ziekte of verwonding, en aantoonbaar beschikken over bekwaamheid
in de omgang met de gewone en grijze zeehond, vrijstelling wordt verleend om zieke
of gewonde gewone en grijze zeehonden te vangen. Aan de vrijstelling is het voorschrift
verbonden dat de zeehonden binnen 12 uur aan één van de zeehondenopvangcentra: A Seal
te Stellendam, Stichting Ecomare op Texel, Zeehondencentrum Pieterburen te Pieterburen,
Stichting Zeehondenopvang Eemsdelta te Termunterzijl en Zeehondenopvang Terschelling
op Terschelling, worden overgedragen, indien de opvangcentra bij de beslissing over
het vangen, met het oog op het vervoeren van de zeehond het Handelingskader zeehondenopvang
volgen, en overeenkomstig de Wet dieren17 gerechtigd zijn om de zeehond op te vangen.
De inperking van de reikwijdte van de vrijstelling, als bedoeld in artikel 3.22a van
de Regeling natuurbescherming, is in lijn met de afspraken die zijn gemaakt in het
Zeehondenakkoord. Het Handelingskader zeehondenopvang, opgenomen in bijlage 5a bij
deze regeling, is tevens opgenomen in artikel 11 van het Zeehondenakkoord. In het
Zeehondenakkoord hebben partijen afgesproken dat het Handelingskader zeehondenopvang
in het Zeehondenakkoord komt te vervallen zodra de wijziging van de vrijstelling,
als bedoeld in artikel 3.22a van de Regeling natuurbescherming, in lijn met de afspraken
in het Zeehondenakkoord in werking treedt18.
2.4 Decentralisatie
Met de provincies is afgesproken dat de bevoegdheid voor het verlenen van ontheffingen
en vrijstellingen voor het opvangen van beschermde marine soorten, waaronder zieke
of gewonde gewone en grijze zeehonden, gedecentraliseerd zal worden van het Rijk naar
de provincies. Dit in het licht van de verantwoordelijkheid die gedeputeerde staten
en provinciale staten op grond van de Wet natuurbescherming al hebben voor het verlenen
van ontheffingen en vrijstellingen voor het vangen en onder zich hebben van gewonde
of zieke vogels en dieren van beschermde soorten. Dat gaat dus ook gelden voor de
gewone en grijze zeehond. Bij de decentralisatie van deze taak zullen de internationale
verplichtingen en voorschriften inzake de bescherming van diersoorten als voorzien
in de Bonn-conventie en de Overeenkomst inzake de bescherming van zeehonden in de
Waddenzee bepalend zijn.
3. Administratieve lasten en inwerkingtreding
Onderhavige wijzigingsregeling heeft beperkte gevolgen voor de regeldruk van partijen.
De partijen hebben de nieuwe werkwijze die voortvloeit uit het WAZ-advies vastgelegd
in een Zeehondenakkoord. Het doel van het Zeehondenakkoord, in het licht van het WAZ-advies,
is een eenduidige en zorgvuldige manier van opvang van zeehonden in Nederland te realiseren
waarbij zowel het belang van de populatie als van het individuele dier centraal staat.
Daarbij werken partijen, ieder vanuit hun eigen rol en verantwoordelijkheden, met
elkaar samen. Partijen spannen zich in om op basis van het Handelingskader zeehondenopvang
(Bijlage 5b (nieuw), behorende bij artikel 3.22a, vijfde lid, van de Regeling natuurbescherming)
te komen tot een vermindering van de opvang van jonge (0–12 maanden) grijze en gewone
zeehonden tot maximaal 5% van de aanwas (per jaar en per soort) met als referentiejaar
2018. De opleiding voor zeehondenwachters die de zeehondencentra (laten) ontwikkelen
zal naar schatting 150 euro per deelnemer bedragen. De opleiding zal naar verwachting
aan 120 tot 160 mensen worden gegeven.
De wijzigingsregeling treedt in werking met ingang van 1 oktober 2020. Met de inwerkingtreding
van deze regeling wordt aangesloten bij de systematiek van de vaste verandermomenten,
inhoudende dat ministeriele regelingen met ingang van 1 januari, 1 april, 1 juli of
1 oktober in werking treden.
De Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit,
C.J. Schouten